Nijushi no hitimi (1954 – Keisuke Kinoshita)
Twenty-four Eyes (zoals de film in het westen bekend is) wordt, door zowel de gewone kijker als de critici, gezien als een hoogtepunt in de geschiedenis van de Japanse film. De film heeft in 1954 de Kinema Junpo prijs voor beste film gewonnen (gewonnen van Kurosawa’s Seven Samourai) en een Golden Globe voor beste niet Engelstalige film. Dan is het toch vreemd, om te zien dat deze tranentrekker zo enorm onbekend is in het westen.
We beginnen de film met een korte introductie van het Eiland (Shodoshima), en haar bewoners. We zien een lerares afscheid nemen van haar klas. En we zien de nieuwe lerares (Mevrouw Oishi) arriveren. Maar ze past niet echt in het traditionele plaatje. Ze komt aan op een fiets, en ze draagt een pak. Er wordt schande gesproken over haar door de bewoners van het kleine dorpje. Maar met haar vooruitstrevende methoden weet ze toch het hart van de kinderen te winnen.
Na een aantal maanden is ze nog steeds niet helemaal geaccepteerd door haar omgeving, een mannelijke collega is zelfs een beetje bang voor de ‘onafhankelijke’ vrouw. Tijdens een ochtend op het strand gebeurt er een ongeluk met de lerares. Ze valt in een kuil en blesseert zich zodanig dat ze bijna een jaar geen les mag geven. De kinderen komen bij haar op bezoek, maar hebben zich toch een beetje verkeken op de afstand van hun dorpje naar het huis van de lerares. Maar ondanks hun tranen zijn ze toch vastberaden om door te gaan. Gelukkig komen ze onderweg Oishi tegen. Ze rennen op haar af alsof het hun moeder is die terugkomt van een lange reis. Vervolgens neemt ze kinderen met de bus mee naar haar woning, om daar te kinderen te verzorgen en ze wat te eten te geven. En zo wint ze ook de harten van de ouders. Maar na een tijdje komt er toch slecht nieuws. Door haar blessure kan ze niet werken in het dorpje, en wordt ze overgeplaatst naar een andere school. Het afscheid volgt, maar het zal niet lang duren voordat ze haar 24 ogen weer tegenkomt.
Het eerste deel van de film is erg ‘vrolijk’. En tijdens het kijken moest ik vaak terugdenken aan mijn eigen jeugd. Het uittesten van de nieuwe leraar, met de hele klas op ziekenbezoek om maar eens wat te noemen. Ook visueel is de film zeer interessant, dat komt niet alleen door de prachtige compositie. Maar ook door de effectieve montage. Het is erg sterk gevonden hoe bijvoorbeeld de kinderen geïntroduceerd worden. We zien telkens een naam, en dan een kort shot van het jongetje/meisje die daar op reageert. Dit laat weer eens zien hoe Oishi haar leerlingen ziet. Niet als één groot geheel dat klaargestoomd wordt om hun plichten voor het land te vervullen. Maar als twaalf verschillende personen met elk hun eigen ambities.
Dan maakt de film een sprong van vijf jaar. De kleur van de zee, en de grootsheid van de bergen veranderen niet, maar de dag van morgen is nu. Zo komen we aan in het tweede, heel wat grimmigere, stuk van de film. De leerlingen zitten inmiddels in hun 6e schooljaar, en hebben eindelijk hun weerzien met Oishi. De werelden zijn alleen veranderd. Iedere leerling heeft zijn of haar eigen problemen, en ook, de nu getrouwde Oishi, heeft het niet altijd even gemakkelijk. Zo worden haar methoden wederom afgekeurd. Omdat ze niet denkt aan het grote goed. De jongens moeten krijgers worden, ze moeten goede dingen over het land horen. In plaats daarvan legt ze de situatie uit aan haar klas, waardoor ze het risico loopt als communist gezien te worden. Ze wordt verboden dit nog te doen, en zo verliest ze haar plezier in het lesgeven. Ze wil haar kinderen beschermen, en niet de dood insturen door leugens te verspreiden.
Het is mooi te zien hoe de kinderen ontwikkeld zijn in de vijf jaar. Iedereen is goed uitgediept en de problemen van de kinderen zijn eigenlijk tijdloos, en dus nog steeds herkenbaar. In het eerste deel van de film zijn de kinderen al in aanraking gekomen met afscheid (Oishi die heel toepasselijk wegdrijft op een boot, terwijl ze toegezongen wordt door haar leerlingen en collega’s). Maar nu komen ze toch op een heel andere manier in aanraking met het afscheid: de dood. Matsu-Chan, wiens moeder overlijdt door de geboorte van een baby. Met als gevolg dat Matsu van school moet om voor haar vader te zorgen. En als de baby overlijdt, wordt het alsmaar slechter voor haar. Haar vader raakt aan de drank, en Matsu wordt van haar vader gescheiden om elders te gaan werken als bediende. Het is pijnlijk te zien hoe dit Oishi persoonlijk raakt, telkens die lege stoel in de klas, en ze is één van haar kinderen kwijt. Hartverscheurend is ook de confrontatie die later plaatsvindt op een schoolreisje. En zo komen er nog een aantal kinderen voorbij (ik zal het mezelf en jullie besparen er allemaal op in te gaan).
Dan wordt er nog twee keer in de tijd gesprongen. En ik ga direct naar de tweede sprong. We komen een jaar na de oorlog aan. Iedereen is ouder geworden. Oishi’s man is omgekomen in de oorlog, net als het merendeel van haar mannelijke leerlingen. Ze moet alleen voor de kinderen zorgen, maar heeft besloten toch weer op school te gaan werken. Op deze school krijgt ze weer een eerste klas. Het zijn bijna allemaal afstammelingen van haar vroegere kinderen. En zo wordt ze weer herinnerd aan haar oude klas, en hoe het met de leerlingen is afgelopen. Uiteindelijk komt er weer een reünie. Het merendeel van de vrouwen is aanwezig, en ook de enige overgebleven man, blind door een ongeluk in de oorlog, is gekomen. Mooi is het eerbetoon van de nu volwassen leerlingen aan hun leraar. Een nieuwe fiets, om weer bij school te komen. Maar nog mooier is hoe de herinnering aan vroeger in het geheugen gegrift is: de blinde man weet nog precies hoe de foto van het eerste afscheid eruit ziet.
Al met al is
Twenty-Four Eyes dus een prachtig anti-oorlog drama en een zeer indrukwekkende tour door de een boeiende periode in de Japanse geschiedenis. En een geweldige introductie met het werk van Kinoshita Alles is met zo veel bewondering en respect in beeld gebracht. De film doet hier en daar zelfs nog aan het Italiaanse neo-realisme denken. Zeker als je later terugziet dat een groot deel van de cast niet eens acteurs/actrices zijn. Ook goed gevonden zijn de constante verwijzingen naar vroeger in de film. Dat je even weg wil van de ellende, en door een subtiele hint gelijk terugdenkt aan de jeugd. Zo is er bijvoorbeeld de toespraak van de Keizer door de radio. De keizer, de man waar een leerling vroeger van dacht dat hij in een kastje zat. En zo zijn er nog talloze dingetjes waardoor Kinoshita keer op keer de gevoelige snaar weet te raken. Ik kan niets anders doen dan deze film aanraden, hoewel hij bij sommige mensen vast in de categorie “kijken naar het groeien van gras” en “kijken naar het drogen van de verf” zal vallen.