abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_86446700
Sorry, ik had de vorige volgespamd ;) ...
vraag verder!

Vorige deel:
[bèta wiskunde] huiswerk-en-vragentopic

Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde.

Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld!

Links:

Opmaak:
http://betahw.mine.nu/index.php: site van GlowMouse om formules te kunnen gebruiken in je posts (op basis van Latexcode wordt een plaatje gegenereerd dat je vervolgens via het aangegeven linkje kunt opnemen).
Een uitleg over LaTeX-code kun je hier vinden

Wiskundig inhoudelijk:
http://integrals.wolfram.com/index.jsp: site van Wolfram, makers van Mathematica, om online symbolische integratie uit te voeren.
http://mathworld.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg korte wiki-achtige artikelen over wiskundige concepten en onderwerpen, incl. search.
http://functions.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg identiteiten, gerangschikt per soort functie.
http://scholar.google.com/: Google scholar, zoek naar trefwoorden specifiek in (wetenschappelijke) artikelen. Vaak worden er meerdere versies van hetzelfde artikel gevonden, waarvan één of meer van de website van een journaal en (dus) niet vrij toegankelijk, maar vaak ook een versie die wel vrij van de website van de auteur te halen is.

OP
Finally, someone let me out of my cage
pi_86449424
quote:
Een klein raadsel dat ik ergens op een forum vond een tijd geleden.
Er is een gelijkbenige driehoek met op de hoekpunten, met de klok mee, de punten A B en C.
A beweegt richting B, B richting C en C richting A.
De benen hebben lengte 5, en de punten bewegen allemaal met snelheid 2.
Hoe lang duurt het voordat de punten allemaal op het middelpunt liggen?

Geen flauw idee hoe je dit kan oplossen, als iemand het leuk vindt of weet hoe dit moet hoor ik graag iets, laat anders maar zitten, want het heeft geen enkele prioriteit.
Je bedoelt ongetwijfeld een gelijkzijdige driehoek. Je vraag is zo niet te beantwoorden omdat je bij de snelheid geen eenheid van tijd opgeeft. Maar aangenomen dat je 2 eenheden per seconde bedoelt kom ik zelf uit op 5/3 seconde.
pi_86453872
haha, ja ik bedoelde inderdaad een gelijkzijdige driehoek en per seconde. Hoe heb je die berekening dan ongeveer gemaakt?
Finally, someone let me out of my cage
pi_86468979
quote:
Op woensdag 15 september 2010 11:07 schreef minibeer het volgende:
haha, ja ik bedoelde inderdaad een gelijkzijdige driehoek en per seconde. Hoe heb je die berekening dan ongeveer gemaakt?
Op grond van symmetrie overwegingen is het duidelijk dat driehoek ABC gelijkzijdig blijft en dat ook het centrum (zwaartepunt) van de driehoek zich niet verplaatst. Bij een gelijkzijdige driehoek is het centrum (zwaartepunt) tevens het middelpunt O van de omgeschreven cirkel. Duiden we de straal van de omgeschreven cirkel aan met r, dan geldt dus OA = OB = OC = r.

Voor een willekeurige driehoek ABC laat de straal van de omgeschreven cirkel zich berekenen met de uitgebreide sinusregel:

(1) a : sin α = b : sin β = c : sin γ = 2r

Voor een gelijkzijdige driehoek ABC is α = β = γ = 60° en aangezien sin 60° = ½∙√3 vinden we dus voor een gelijkzijdige driehoek met zijden a = b = c = 5 dat 2r = 5/(½∙√3) en dus r = 5/√3 = (5/3)∙√3.

Het vraagstuk is nu herleid tot de vraag hoe de straal r van de omgeschreven cirkel van driehoek ABC afhangt van de tijd t. Immers, als we r uit kunnen drukken als functie van t, dan kunnen we ook bepalen voor welke waarde van t geldt dat r = 0, en op welk tijdstip de drie hoekpunten A,B en C dus samenvallen met O.

Aangezien OA = OB = OC = r kunnen we volstaan met te kijken naar de afstand r van punt A tot het middelpunt O van de omgeschreven cirkel van driehoek ABC.

We beschouwen nu een zeer klein tijdsinterval [t, t + ∆t] waarin driehoek ABC overgaat in driehoek A'B'C'. We denken ons hierbij ∆t zó klein, dat de verplaatsing van punt A naar punt A' zeer klein is ten opzichte van de lengte van de zijde AB van de driehoek ABC op tijdstip t. Aangezien punt A zich beweegt naar punt B en ook de afstand van punt B' tot B zeer klein is ten opzichte van de lengte van de zijde AB, volgt dat de baan van A naar A' dan bij benadering een recht lijnstuk is dat bovendien vrijwel langs zijde AB ligt.

Duiden we de straal van de omgeschreven cirkel op tijdstip t aan met r en op tijdstip t + ∆t met r + ∆r (waarbij is te bedenken dat het increment ∆r ook negatief kan zijn) dan hebben we dus:

(2) OA = r en OA' = r + ∆r

Om nu een verband te vinden tussen het increment ∆r en daarbij behorende increment van het tijdsinterval ∆t beschouwen we driehoek OAA'. Volgens de cosinusregel geldt:

(3) (OA')2 = (OA)2 + (AA')2 - 2∙OA∙AA'∙cos ∠OAA'

Nu zagen we al dat de baan van A naar A' nagenoeg samenvalt met het lijnstuk AA'. Gegeven is verder dat punt A zich met een snelheid van 2 eenheden per tijdseenheid (seconde) beweegt in de richting van B, zodat voor de lengte van lijnstuk AA' in goede benadering geldt:

(4) AA' ≈ 2∙∆t

Verder zagen we al dat AA' nagenoeg langs AB ligt, zodat ook geldt:

(5) ∠OAA' ≈ ∠OAB = 30°

En dus ook:

(6) cos ∠OAA' ≈ cos 30° = ½∙√3

Op grond van (2), (4) en (6) volgt nu uit (3) dat geldt:

(7) (r + ∆r)2 ≈ r2 + (2∙∆t)2 - 2∙r∙2∙∆t∙½∙√3

Uitwerken geeft:

(8) r2 + 2∙r∙∆r + (∆r)2 ≈ r2 + 4∙(∆t)2 - 2∙r∙√3∙∆t

En van beide leden r2 aftrekken geeft:

(9) 2∙r∙∆r + (∆r)2 ≈ 4∙(∆t)2 - 2∙r∙√3∙∆t

Nu is ∆t zeer klein, wat tot gevolg heeft dat (∆t)2 weer zeer klein is ten opzichte van ∆t en daarmee verwaarloosbaar ten opzichte van ∆t. En omdat ∆t zeer klein is, is ook ∆r zeer klein, waarmee ook (∆r)2 verwaarloosbaar is ten opzichte van ∆r. Aldus volgt uit (9) dat ook geldt:

(10) 2∙r∙∆r ≈ - 2∙r∙√3∙∆t

Deling van beide leden van (10) door 2r geeft dan:

(11) ∆r ≈ - √3∙∆t

En dus:

(12) ∆r/∆t ≈ -√3

Deze benadering wordt beter naarmate ∆t tot 0 nadert, zodat we kunnen concluderen dat geldt:

(13) lim ∆t → 0 (∆r/∆t) = -√3

Oftewel:

(14) dr/dt = -√3

De straal r van de omgeschreven cirkel van driehoek ABC neemt dus lineair af met de tijd, en wel met √3 eenheden per eenheid van tijd (seconde). En daar, zoals we hebben gezien, op tijdstip t = 0 geldt r = (5/3)∙√3 volgt dus dat r = 0 op tijdstip t = ((5/3)∙√3)/√3 = 5/3 seconde. Daarmee is het vraagstuk opgelost.

We kunnen r als volgt als functie van t schrijven:

(15) r = (5/3 - t)∙√3

Hiermee kunnen we bepalen wanneer de lengten van de zijden van driehoek ABC een bepaalde waarde bereiken door eerst aan de hand van (1) de straal van de omgeschreven cirkel te bepalen. Voor een gelijkzijdige driehoek met zijden van lengte 1 bijvoorbeeld geldt r = (1/3)∙√3 en dus t = 4/3 seconde.
  woensdag 15 september 2010 @ 18:48:14 #5
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86469684
Dit probleem is net wat anders dan Achilles en de schildpad, en daarom ook lastiger om te begrijpen. Je redenering loopt nu juist voor 0 <= t < 5/3. Op grond van het resultaat kan r(t) niet kloppen voor t > 5/3. Waarom zou r(5/3) = 0 gedefinieerd zijn? Het is wel duidelijk dat het midden willekeurig dicht benaderd wordt.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86470721
quote:
Op woensdag 15 september 2010 18:48 schreef GlowMouse het volgende:
Dit probleem is net wat anders dan Achilles en de schildpad, en daarom ook lastiger om te begrijpen. Je redenering loopt nu juist voor 0 <= t < 5/3. Op grond van het resultaat kan r(t) niet kloppen voor t > 5/3. Waarom zou r(5/3) = 0 gedefinieerd zijn? Het is wel duidelijk dat het midden willekeurig dicht benaderd wordt.
Ik zie je probleem natuurlijk wel, ik heb slechts aangetoond dat geldt dr/dt = -√3 op het open interval (0, 5/3). Maar uit het feit dat r(t) niet is gedefinieerd voor t > 5/3 en (dus) ook niet differentieerbaar is voor t = 5/3 volgt niet dat r(5/3) zelf niet gedefinieerd zou zijn.
pi_86471672
Als je r(t) = 0 definieert voor t >= 5/3, dan heb je een continue functie, de unieke die aan het gestelde probleem voldoet.
pi_86492045
quote:
Op woensdag 15 september 2010 18:22 schreef Riparius het volgende:

[..]

pff, respect hoor, ff kijken wat ik ervan begrijp :')
Finally, someone let me out of my cage
pi_86493905
Ken je complexe getallen, minibeer? Daarmee kan het namelijk een stuk simpeler.
pi_86496287
quote:
Op donderdag 16 september 2010 11:33 schreef minibeer het volgende:

[..]

pff, respect hoor, ff kijken wat ik ervan begrijp :')
De baan die elk van de hoekpunten van de driehoek aflegt is een logaritmische spiraal. Eén van de eigenschappen daarvan is dat er oneindig veel omwentelingen nodig zijn om de pool (het centrum O) te bereiken, terwijl de totale lengte van de curve vanaf ieder punt op de curve tot aan de pool niettemin eindig is. Dat is denk ik een beetje de paradox waarmee GlowMouse worstelt.
pi_86496966
quote:
Op donderdag 16 september 2010 12:26 schreef thabit het volgende:
Ken je complexe getallen, minibeer? Daarmee kan het namelijk een stuk simpeler.
:Y
Finally, someone let me out of my cage
pi_86497563
quote:
Op donderdag 16 september 2010 13:43 schreef Riparius het volgende:

[..]

De baan die elk van de hoekpunten van de driehoek aflegt is een logaritmische spiraal. Eén van de eigenschappen daarvan is dat er oneindig veel omwentelingen nodig zijn om de pool (het centrum O) te bereiken, terwijl de totale lengte van de curve vanaf ieder punt op de curve tot aan de pool niettemin eindig is. Dat is denk ik een beetje de paradox waarmee GlowMouse worstelt.
Volgens Riparius neemt de radius van de cirkel waarop de hoekpunten liggen af met sqrt(3) eenheden per seconde. Dit is geen logaritmische spiraal, en dat vond Glowmouse raar als ik het allemaal goed begrijp.

En even over de redenatie van Riparius: mag dat wel, delta t en delta r als 'klein' beschouwen, en dan delta r kwadraat en delta t kwadraat verwaarlozen? Volgens mij mag je alleen een infinitesimaal (ofzo) maken van delta t en delta r, waardoor je die dus als het ware als 0 beschouwt.
Finally, someone let me out of my cage
pi_86497870
quote:
Op donderdag 16 september 2010 14:19 schreef minibeer het volgende:

[..]

Volgens Riparius neemt de radius van de cirkel waarop de hoekpunten liggen af met sqrt(3) eenheden per seconde. Dit is geen logaritmische spiraal, en dat vond Glowmouse raar als ik het allemaal goed begrijp.
Je haalt wat dingen door elkaar, namelijk de lineaire afname in de tijd van de straal van de omgeschreven cirkel van de driehoek en de baan die elk van de hoekpunten van de driehoek beschrijft.
quote:
En even over de redenatie van Riparius: mag dat wel, delta t en delta r als 'klein' beschouwen, en dan delta r kwadraat en delta t kwadraat verwaarlozen? Volgens mij mag je alleen een infinitesimaal (ofzo) maken van delta t en delta r, waardoor je die dus als het ware als 0 beschouwt.
Wat ik doe mag inderdaad, maar als je liever een afleiding hebt zonder verwaarlozing van hogere-orde termen dan kan dat ook. Ik heb echter gekozen voor een elementaire aanpak die direct aansluit bij het vraagstuk en ben bij mijn uitwerking niet ingegaan op het feit dat de hoekpunten van de driehoek elk een logaritmische spiraal doorlopen.
pi_86498393
Goed, we stellen het middelpunt van de driehoek op 0. Dan komen A, B, en C overeen met complexe getallen. Als
A = z,
dan zit B 120 graden gedraaid tenopzichte van A en is dus
B = zeta_3 * z (zeta_3 = e^(2*pi*i/3)).
A wil naar B toe bewegen dus gaat in de richting
B - A = zeta_3 * z - z = (zeta_3 - 1) * z.

Als we ons even niks van de snelheid aantrekken (het gaat uiteindelijk alleen om de lengte van het pad), dan kan de beweging worden beschreven als
z'(t) = (zeta_3 -1) * z
en dus
z(t) = e^((zeta_3 - 1) * t) * z(0), waarbij z(0) het beginpunt is, dus z(0 )is bijvoorbeeld 5 / wortel(3). De lengte van het pad is dan de integraal van ||z'(t)||dt over t van 0 naar oneindig. Probeer dat nu zelf maar eens uit te werken. ;).
pi_86505665
quote:
Op donderdag 16 september 2010 14:27 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je haalt wat dingen door elkaar, namelijk de lineaire afname in de tijd van de straal van de omgeschreven cirkel van de driehoek en de baan die elk van de hoekpunten van de driehoek beschrijft.
[..]

Wat ik doe mag inderdaad, maar als je liever een afleiding hebt zonder verwaarlozing van hogere-orde termen dan kan dat ook. Ik heb echter gekozen voor een elementaire aanpak die direct aansluit bij het vraagstuk en ben bij mijn uitwerking niet ingegaan op het feit dat de hoekpunten van de driehoek elk een logaritmische spiraal doorlopen.
Mmm. Maar als de straal linear afneemt in de tijd, zou er wel een tijdstip zijn waarop de straal 0 is. En dat zou weer niet moeten kunnen toch? Een logaritmische spiraal belandt toch uiteindelijk ook niet precies op het middelpunt?

Wat ik me afvroeg was of je oplossing wel exact was. Je verwaarloost immers wel enkele termen...

Sowieso heb ik hier niet zoveel verstand van, dus het is niet bedoeld om jou oplossing te ontkrachten ofzo, ik snap alleen niet alles...
Finally, someone let me out of my cage
pi_86506151
quote:
Op donderdag 16 september 2010 17:55 schreef minibeer het volgende:

[..]

Mmm. Maar als de straal linear afneemt in de tijd, zou er wel een tijdstip zijn waarop de straal 0 is. En dat zou weer niet moeten kunnen toch? Een logaritmische spiraal belandt toch uiteindelijk ook niet precies op het middelpunt?
Dat is precies de paradox waar ik hierboven op doelde. Het lineair afnemen in de tijd van de afstand van A tot het centrum O en het niet bereiken van punt O in een eindig aantal omwentelingen rond O sluiten elkaar niet uit. De totale baanlengte die punt A aflegt op weg naar O is wel degelijk eindig, namelijk 10/3, zodat het bij een constante baansnelheid van 2 eenheden per seconde dus 5/3 seconde duurt om O te bereiken.
quote:
Wat ik me afvroeg was of je oplossing wel exact was. Je verwaarloost immers wel enkele termen...
Ja, mijn oplossing is exact omdat ik beredeneer dat exact geldt dr/dt = -√3.
quote:
Sowieso heb ik hier niet zoveel verstand van, dus het is niet bedoeld om jou oplossing te ontkrachten ofzo, ik snap alleen niet alles...
Vertel maar wat je niet snapt. Je kunt natuurlijk ook beginnen met de oplossing van Thabit uit te werken, dan zul je zien dat het antwoord exact hetzelfde is. Thabit gebruikt alleen een andere insteek. Hij berekent niet de afstand van punt A tot het centrum O in functie van de tijd maar berekent de totale baanlengte die punt A aflegt op weg naar O. En aangezien deze baanlengte eindig is kun je dan de tijd die punt A nodig heeft om O te bereiken berekenen door de baanlengte te delen door de vaste baansnelheid van 2 lengte-eenheden per seconde.
pi_86512862
(Latex doet het niet op dit forum?)

Ik heb een simpele vraag waar ik niet uitkom.

Zij E een subset van X.


Bewijs dat:

E is open <=> doorsnede E met de rand van E is leeg


rand van E is gedefinieerd als doorsnede van de afsluiting van E en de afsluiting van X\E

Ik zie het conceptueel wel, alleen het formele bewijs ontbreekt.
pi_86514793
=>: Zij E open en zij P een punt in de doorsnede van E met z'n rand. Dan zit P in E en in de afsluiting van X-E. Echter, omdat E open is, is X-E gesloten, dus gelijk aan z'n afsluiding. Dus P zit in E en in X-E. Dat kan niet.

<=: Als E niet open is, is er een punt P in E zdd geen enkele open omgeving van P in E bevat is. Dus elke open omgeving van P bevat een punt van X-E. Dit betekent dat P in de afsluiting van X-E zit en dus ook in de rand van E.
pi_86523209
Duidelijk. Merci!
  vrijdag 17 september 2010 @ 01:02:39 #20
68638 Zwansen
He is so good it is scary...
pi_86523504
quote:
Op woensdag 15 september 2010 11:07 schreef minibeer het volgende:
haha, ja ik bedoelde inderdaad een gelijkzijdige driehoek en per seconde. Hoe heb je die berekening dan ongeveer gemaakt?
WTF. Ben ik achterlijk als ik niet eens snap wat je precies bedoelt?

Ik zie wel in dat de driehoek verandert (hij wordt kleiner en draait met de klok mee en wordt dan weer groter toch?), maar wanneer komt elk punt dan bij elkaar in het middelpunt? :? Ik denk dat ik er geen goede voorstelling van maak.

pi_86523949
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 01:02 schreef Zwansen het volgende:

[..]

WTF. Ben ik achterlijk als ik niet eens snap wat je precies bedoelt?

Ik zie wel in dat de driehoek verandert (hij wordt kleiner en draait met de klok mee en wordt dan weer groter toch?),

Nee, dat is niet zo. Ik heb het hierboven allemaal al uitgelegd, dus als het vraagstuk je interesseert neem dan tenminste de moeite om ook de reacties op de vraag van minibeer door te lezen.
  vrijdag 17 september 2010 @ 11:08:09 #22
68638 Zwansen
He is so good it is scary...
pi_86529299
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 01:40 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee, dat is niet zo. Ik heb het hierboven allemaal al uitgelegd, dus als het vraagstuk je interesseert neem dan tenminste de moeite om ook de reacties op de vraag van minibeer door te lezen.
Uhm, dat heb ik natuurlijk gedaan voordat ik die post plaatste. :{ Anders ga ik het ook niet vragen.
pi_86529433
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 11:08 schreef Zwansen het volgende:

[..]

Uhm, dat heb ik natuurlijk gedaan voordat ik die post plaatste. :{ Anders ga ik het ook niet vragen.
Als je het zou proberen te begrijpen, denk je dan niet dat je gerichte vragen hebt?
Dus niet 'ik snap het niet, kun je nog eens een compleet ander verhaal ophangen', maar 'ik snap dit niet' of 'hoe kom je van dit naar dat?', etc.

Riparius geeft een verhaal waar hij duidelijk van stap naar stap gaat, met overal een korte uitleg. En dan kom jij met 'Ik snap er niks van, kun je het nog eens uitleggen'.
  vrijdag 17 september 2010 @ 12:04:50 #24
68638 Zwansen
He is so good it is scary...
pi_86531413
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 11:11 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Als je het zou proberen te begrijpen, denk je dan niet dat je gerichte vragen hebt?
Dus niet 'ik snap het niet, kun je nog eens een compleet ander verhaal ophangen', maar 'ik snap dit niet' of 'hoe kom je van dit naar dat?', etc.

Riparius geeft een verhaal waar hij duidelijk van stap naar stap gaat, met overal een korte uitleg. En dan kom jij met 'Ik snap er niks van, kun je het nog eens uitleggen'.
Ik was vrij duidelijk dacht ik. :+

Ik snap de probleemstelling zelf niet. Dat heb ik proberen weer te geven met dat plaatje. Hoe kunnen de punten ooit in een middelpunt samenkomen als het een gelijkzijdige driehoek is en ze allen even snel gaan?

Voor mijn gevoel wordt de driehoek kleiner tot aan de helft van de zijde en daarna weer groter. Als A in punt B is, B in C, etc. dan is de driehoek weer in zijn oorspronkelijk staat (alleen dan gedraaid natuurlijk). En daarna begint deze cyclus weer opnieuw. Ik zie dus niet in hoe de driehoek steeds kleiner wordt en de punten dus dichter op elkaar.

[ Bericht 5% gewijzigd door Zwansen op 17-09-2010 12:19:08 ]
  vrijdag 17 september 2010 @ 13:09:33 #25
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86533626
Punt B beweegt, en A gaat altijd naar de actuele positie van B.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  vrijdag 17 september 2010 @ 13:46:55 #26
68638 Zwansen
He is so good it is scary...
pi_86535141
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 13:09 schreef GlowMouse het volgende:
Punt B beweegt, en A gaat altijd naar de actuele positie van B.
Oh, wacht. Nu snap ik het. Dat ik daar zelf niet op kwam. :@ :')

Thnx ^O^
pi_86536731
Ik ben erachter gekomen dat het probleem eigenlijk veel simpeler is dan de vraagstelling doet vermoeden. Door symmetrie beweegt a altijd naar een punt dat ten opzichte van de oorsprong zestig graden verschoven is:


In het geval dat deze hoek 90 graden zou zijn, zou de beweging van A een cirkel zijn, en zou de straal niet veranderen.

Het lijkt me dat je dit met infinitesimalen zou kunnen uitrekenen, maar zowel de vraag als de bewering die ik net deed, kan ik niet met een of andere berekening aantonen :')
Finally, someone let me out of my cage
  vrijdag 17 september 2010 @ 14:38:03 #28
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86537076
Het is wel duidelijk dat de straal steeds kleiner wordt, maar met jouw redenering zit je hier nog mee:
quote:
Op dinsdag 14 september 2010 20:02 schreef GlowMouse het volgende:

[..]


Nooit. Als A het middelpunt bereikt, is dat omdat op dat moment B aan de andere kant van het middelpunt ligt. Vanwege symmetrie komt dat nooit voor.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86541486
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 14:28 schreef minibeer het volgende:
Ik ben erachter gekomen dat het probleem eigenlijk veel simpeler is dan de vraagstelling doet vermoeden. Door symmetrie beweegt a altijd naar een punt dat ten opzichte van de oorsprong zestig graden verschoven is:
[ afbeelding ]

In het geval dat deze hoek 90 graden zou zijn, zou de beweging van A een cirkel zijn, en zou de straal niet veranderen.

Het lijkt me dat je dit met infinitesimalen zou kunnen uitrekenen, maar zowel de vraag als de bewering die ik net deed, kan ik niet met een of andere berekening aantonen :')
Je observatie is niet helemaal juist geformuleerd, punt A beweegt zich in een richting die een hoek van 30° maakt met OA aangezien ∠OAB = 30°. En aangezien een raaklijn aan een cirkel loodrecht staat op de straal naar het raakpunt, beweegt punt A zich steeds in een richting die een (naar binnen gerichte) hoek maakt van 60° met de baan van een cirkel door A met middelpunt O. Dat is kenmerkend voor een logaritmische spiraal, die om deze reden ook wel een equiangulaire spiraal wordt genoemd.

Het is heel eenvoudig om hiermee via infinitesimalen een betrekking te vinden tussen de hoek waarover punt A op een gegeven moment is geroteerd vanaf het beginpunt en de daarbij behorende straal.

Laten we weer even een klein tijdsinterval [t, t + ∆t] beschouwen waarin punt A zich verplaatst naar punt A'. Laten we tevens de hoek waarover A is geroteerd om O vanaf het startpunt aanduiden met φ en de hoek waarover A' is geroteerd om O met φ + ∆φ, zodat ∠AOA' = ∆φ. Ik zal hierbij steeds aannemen dat φ in radialen is uitgedrukt. Noem verder de afstand van O tot A weer r en de afstand van O tot A' weer r + ∆r.

Nu hebben we gezien dat OA' < OA, zodat punt A' binnen de cirkel ligt met straal OA = r. Verleng nu OA' zodat het verlengde van OA' de cirkel met middelpunt O en straal r snijdt in een punt P. Je kunt nu gemakkelijk inzien dat driehoek AA'P bij benadering een rechte driehoek is met een rechte hoek in P. Ook kun je zien dat vanwege de richting waarin punt A beweegt geldt dat:

(1) ∠PAA' ≈ 60°.

Voor de zijde A'P van driehoek AA'P geldt A'P = OP - OA' = OA - OA' = r - (r + ∆r), dus:

(2) A'P = -∆r

De lengte AA' van de hypotenusa van de (nagenoeg) rechthoekige driehoek AA'P hadden we al eerder bekeken, dit lijnstuk is nagenoeg de baan van punt A naar punt A' in het tijdsinterval [t, t + ∆t], zodat:

(3) AA' ≈ 2∙∆t

Nu is in een rechthoekige driehoek de sinus van een scherpe hoek gelijk aan de verhouding tussen de overstaande zijde en de schuine zijde, zodat we hebben:

(4) A'P/AA' ≈ sin ∠PAA'

En op grond van (1), (2) en (3) hebben we dus:

(5) -∆r/(2∙∆t) ≈ sin 60° = ½∙√3

En dus vinden we weer:

(6) ∆r/∆t ≈ -√3

Deze benadering wordt beter naarmate ∆t tot nul nadert, dus hebben we:

(7) dr/dt = -√3

Dit is exact wat we eerder vonden, alleen heb ik nu geen hogere-orde termen verwaarloosd, waarmee ik aan je bezwaar tegemoet ben gekomen.

We kunnen nu ook een betrekking afleiden tussen de hoek φ waarover A is geroteerd om O vanaf het startpunt en de daarbij behorende afstand r van A tot O, zodat we een vergelijking in poolcoördinaten kunnen opstellen van de baan die punt A beschrijft.

Voor zijde AP van driehoek AA'P geldt dat deze vrijwel gelijk is aan de lengte r∙∆φ van de cirkelboog AP, dus:

(8) AP ≈ r∙∆φ

Verder is in een rechthoekige driehoek de tangens van een scherpe hoek gelijk aan de verhouding tussen de overstaande en de aanliggende rechthoekszijde, zodat we hebben:

(9) A'P/AP ≈ tan ∠PAA'

Op grond van (1), (2) en (8) hebben we dus:

(10) -∆r/(r∙∆φ) ≈ tan 60° = √3

En dus:

(11) ∆r/(r∙∆φ) ≈ -√3

Deze benadering wordt weer beter naarmate ∆t en daarmee ook ∆φ tot nul nadert, zodat we hebben:

(12) dr/dφ = -√3∙r

Dit is een differentiaalvergelijking waarmee we r als functie van φ kunnen bepalen. Aangezien de exponentiële functie zichzelf als afgeleide heeft zal het duidelijk zijn dat uit (12) volgt dat we hebben:

(13) r = C∙e-√3∙φ

De waarde van de constante C kunnen we bepalen door φ = 0 te nemen. Als we het startpunt van punt A op tijdstip t = 0 als referentiepunt nemen voor de rotatie van A om O dan moet dus gelden r = (5/3)∙√3 voor φ = 0 zodat C = (5/3)∙√3 en krijgen we dus:

(14) r = (5/3)∙√3∙e-√3∙φ

Dit is de vergelijking in poolcoördinaten van de baan die punt A beschrijft, waarbij je echter moet bedenken dat φ hier - in tegenstelling met wat gebruikelijk is - de rotatie (in radialen) met de wijzers van de klok mee aangeeft, omdat je in je probleem de hoekpunten van je driehoek met de wijzers van de klok mee laat bewegen. Maar dat is verder niet wezenlijk voor je vraagstuk.

Nu zul je misschien zeggen: aha, de waarde van die e-macht kan nooit nul worden, en 'dus' kan punt A nooit het centrum O bereiken, maar zo eenvoudig ligt dat niet. De totale lengte van de baan vanaf het startpunt van A tot aan O is wel degelijk eindig, namelijk 10/3, dus als je een vaste baansnelheid van 2 lengte-eenheden per seconde aanneemt dan zal A ook in een eindige tijd, namelijk 5/3 seconde, het centrum O bereiken. Fysisch kan dat niet omdat de hoeksnelheid dφ/dt = 1/r onbeperkt toeneemt naarmate r afneemt, maar wiskundig is het geen probleem.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 17-09-2010 18:42:51 ]
pi_86563105
quote:
Op vrijdag 17 september 2010 14:28 schreef minibeer het volgende:
Ik ben erachter gekomen dat het probleem eigenlijk veel simpeler is dan de vraagstelling doet vermoeden.
Ik neem aan dat je er inmiddels ook achter bent dat er veel meer wiskunde aan vast zit dan je vermoedde. Maar als je het echt simpel wil doe het dan als volgt. Ontbind de snelheidsvector v in punt A in een radiale component vr en een angulaire component va. Aangezien A naar B beweegt met een snelheid van 2 eenheden per seconde en ∠OAB = 30° hebben we dan:

| vr | = |v|∙cos 30° = 2∙½√3 = √3 en | va | = |v|∙sin 30° = 2∙½ = 1.

Nu zie je meteen dat de afstand van A tot O lineair afneemt met de tijd en dat het 5/3 seconde duurt om O te bereiken aangezien r = (5/3)∙√3 voor t = 0. Makkelijker kan ik het echt niet maken.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 18-09-2010 07:38:01 ]
pi_86566870
Ik heb een vraag, voor de duidelijkheid even een paint erbij:



Ik heb een bepaalde vorm, de rode lijnen, de hoekige voorkant moet worden afgerond met een cirkel met straal r, die kies ik. De eisen zijn dat hij zowel onder als boven vloeiend overloopt, de afgeleide van de cirkel moet hetzelfde zijn als die van de rode lijnen. Ik moet het middelpunt van de cirkel vinden.

Voor de onderkant is dit makkelijk, het betekent dat de het midden van de cirkel begint op een hoogte gelijk aan de straal. De afgeleide van de cirkel is dy/dx = - (x-a)/(y-b) en die van de rode lijn is 0.1778106*x^-0.5355. Die moeten dus gelijk zijn op het punt waar ze samen komen aan de linkerkant.

Hoe doe ik dit? Ben nu al weer een tijdje zelf bezig, maar het lukt maar niet. Ik moet het in een programmaatje in Matlab verwerken, waarbij ik r kan variëren, uiteindelijk moet ik een optimale r vinden. Wie helpt?
  zaterdag 18 september 2010 @ 12:24:02 #32
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86566941
wat is het (x,y)-coordinaat van het hoekpunt?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86567044
quote:
Op zaterdag 18 september 2010 12:24 schreef GlowMouse het volgende:
wat is het (x,y)-coordinaat van het hoekpunt?
Dat is de oorsprong, 0,0 dus.
  zaterdag 18 september 2010 @ 12:32:45 #34
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86567178
Laat (a,r) het middelpunt van de cirkel met straal r. De formule voor de cirkel is (x-a)² + (y-r)² = r.
We zijn geïnteresseerd in de bovenste helft van de cirkel; de formule daarvoor is y = r + sqrt(r - (x-a)²). Er geldt dy/dx = (a-x) / sqrt(r-(x-a)²).
Nu moet je dus uitzoeken wanneer ze raken. Daarvoor moeten ze een punt gemeenschappelijk hebben en tevens dezelfde afgeleide hebben.
r + sqrt(r - (x-a)² = 0.3828 x^0.0.4645
(a-x) / sqrt(r-(x-a)²) = 0.1778106*x^-0.5355.
Twee vergelijkingen, twee onbekenden, succes :P
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86568279
Thanks, ik had een iets ingewikkeldere manier gedaan om 2 vlg en 2 var te krijgen. Het blijkt dat ik gewoon een verkeerde functie in matlab heb gepakt, die kan geen nonlineaire dingen oplossen. Heb je daar toevallig verstand van? :P

Edit: Ik dacht dat die solve functie het wel zou kunnen in matlab, maar die doet het niet. 'warning explicit solution could not be found' Wat kan ik het beste hiervoor gebruiken? fsolve? die is wel ingewikkelder en trager volgens mij.

Edit2: Die fsolver doet het ook niet. Optimization terminated: no further progress can be made.
Ik snap het niet. ;(

[ Bericht 21% gewijzigd door Schuifpui op 18-09-2010 13:47:53 ]
pi_86569374
Ik vraag me af of het eigenlijk ook wel een goede manier is. Je hebt natuurlijk maar één echt variable, die cirkel kan naar links en rechts schuiven en moet aan twee boundary conditions voldoen, hem raken en gelijke afgeleides hebben.
pi_86569380
quote:
Op zaterdag 18 september 2010 07:26 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik neem aan dat je er inmiddels ook achter bent dat er veel meer wiskunde aan vast zit dan je vermoedde. Maar als je het echt simpel wil doe het dan als volgt. Ontbind de snelheidsvector v in punt A in een radiale component vr en een angulaire component va. Aangezien A naar B beweegt met een snelheid van 2 eenheden per seconde en ∠OAB = 30° hebben we dan:

| vr | = |v|∙cos 30° = 2∙½√3 = √3 en | va | = |v|∙sin 30° = 2∙½ = 1.

Nu zie je meteen dat de afstand van A tot O lineair afneemt met de tijd en dat het 5/3 seconde duurt om O te bereiken aangezien r = (5/3)∙√3 voor t = 0. Makkelijker kan ik het echt niet maken.
Ik verwachtte wel dat er zoveel wiskunde aan vast zou zitten ;). Daarom zei ik ook dat je er vooral niet aan moest beginnen als je het niet boeiend vindt.
Ik had inderdaad deze manier ook al overwogen, maar ik wist niet of je dat zo mag aantonen (aangezien het mij niet lukte om aan te tonen dat een punt dat alleen een angulaire component heeft dezelfde straal heeft, onafhankelijk van het tijdstip dat beken wordt).
Bedankt voor de hulp in ieder geval!
(ook riparius en thabit!)
Finally, someone let me out of my cage
pi_86574569
quote:
Op zaterdag 18 september 2010 13:54 schreef minibeer het volgende:

[..]

Ik verwachtte wel dat er zoveel wiskunde aan vast zou zitten ;). Daarom zei ik ook dat je er vooral niet aan moest beginnen als je het niet boeiend vindt.
Boeiend is je vraagstuk niet echt omdat het meteen duidelijk was dat de punten van je driehoek een equiangulaire spiraal beschrijven, en de eigenschappen daarvan zijn al eeuwen bekend, maar ik vind het wel leuk om zoiets te analyseren.
quote:
Ik had inderdaad deze manier ook al overwogen, maar ik wist niet of je dat zo mag aantonen (aangezien het mij niet lukte om aan te tonen dat een punt dat alleen een angulaire component heeft dezelfde straal heeft, onafhankelijk van het tijdstip dat bekeken wordt).
Als punt A zou bewegen in een richting loodrecht op OA, dan zou |vr| = 0 zijn aangezien cos 90° = 0. Dan kan echter de afstand van A tot O niet veranderen, zodat punt A een cirkelbaan beschrijft, waarbij de angulaire snelheid |va| gelijk is aan de baansnelheid.

Ik kwam op het idee om de snelheidsvector te ontbinden in een radiale en een angulaire component nadat ik langs analytische weg had afgeleid dat dφ/dt = 1/r. De implicatie daarvan is namelijk dat de angulaire snelheid |va| constant is en wel 1 eenheid per seconde. En aangezien uit dr/dt = -√3 volgt dat ook |vr| constant is moet |v| constant zijn en hebben we volgens Pythagoras |v| = √(3 + 1) = 2, en dat klopt als een bus.
quote:
Bedankt voor de hulp in ieder geval!
(ook riparius en thabit!)
Graag gedaan. Mocht je nog belang stellen in een berekening van de baanlengte via poolcoördinaten of via een parametervoorstelling van de curve in het complexe vlak, laat dat dan maar even weten, de kladjes met de uitwerkingen liggen hier nu toch.
pi_86582344
Edit

[ Bericht 97% gewijzigd door Hanneke12345 op 18-09-2010 21:25:20 ]
pi_86606589
quote:
Op zaterdag 18 september 2010 17:25 schreef Riparius het volgende:
Boeiend is je vraagstuk niet echt omdat het meteen duidelijk was dat de punten van je driehoek een equiangulaire spiraal beschrijven, en de eigenschappen daarvan zijn al eeuwen bekend, maar ik vind het wel leuk om zoiets te analyseren.
Het was ook meer omdat ik zelf niet goed snapte hoe je dit moest oplossen, niet dat het een nieuw terrein voor de wiskunde is ofzo ;).

quote:
[b]Op zaterdag 18 september 2010 17:25
Ik kwam op het idee om de snelheidsvector te ontbinden in een radiale en een angulaire component nadat ik langs analytische weg had afgeleid dat dφ/dt = 1/r.
Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe je dit gedaan hebt, het lukt me nog steeds niet iets zinnigs te berekenen aan dit geval/de logaritmische spiraal... (ik hoef geen pagina's vol berekeningen te zien hoor, ik vraag me gewoon de manier af waarop je dat hebt gedaan)
hartelijk dank iig :D
Finally, someone let me out of my cage
pi_86608136
quote:
Op zondag 19 september 2010 17:38 schreef minibeer het volgende:

[..]

Het was ook meer omdat ik zelf niet goed snapte hoe je dit moest oplossen, niet dat het een nieuw terrein voor de wiskunde is ofzo ;).
[..]
Dat begrijp ik, daarom heb ik ook de moeite genomen om het eens uitvoerig op te schrijven zodat je er zelf verder mee kunt. Maar dat blijkt dus nog steeds moeilijk ...

quote:
Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe je dit gedaan hebt, het lukt me nog steeds niet iets zinnigs te berekenen aan dit geval/de logaritmische spiraal... (ik hoef geen pagina's vol berekeningen te zien hoor, ik vraag me gewoon de manier af waarop je dat hebt gedaan)
hartelijk dank iig :D
Kijk nog even naar de driehoek AA'P in mijn post hierboven waar ik de vergelijking in poolcoördinaten van je curve afleid. We hadden al gekeken naar de sinus en de tangens van ∠PAA', maar we kunnen ook nog kijken naar de cosinus van deze hoek. In een rechthoekige driehoek is de cosinus van een scherpe hoek gelijk aan de verhouding tussen de aanliggende rechthoekszijde en de schuine zijde, dus hebben we:

(1) AP/AA' ≈ cos ∠PAA'

Nu is zoals we al hebben gezien AP ≈ r∙∆φ, AA' ≈ 2∙∆t en ∠PAA' ≈ 60°, terwijl cos 60° = ½. Dus krijgen we:

(2) r∙∆φ/(2∙∆t) ≈ 1/2

En dus:

(3) ∆φ/∆t ≈ 1/r

Deze benadering wordt weer beter naarmate ∆t tot nul nadert, zodat we dus vinden:

(4) dφ/dt = 1/r

Je kunt dit resultaat ook nog op een andere manier krijgen. Volgens de kettingregel geldt namelijk:

(5) dr/dt = (dr/dφ)∙(dφ/dt)

Maar nu had ik al afgeleid dat dr/dt = -√3 en dr/dφ = -√3∙r. Invullen in (5) geeft -√3 = -√3∙r∙dφ/dt en dus inderdaad dφ/dt = 1/r, waarmee we (4) weer hebben gevonden.
pi_86617173
quote:
Op zaterdag 18 september 2010 12:21 schreef Schuifpui het volgende:
Ik heb een vraag, voor de duidelijkheid even een paint erbij:

[ afbeelding ]

Ik heb een bepaalde vorm, de rode lijnen, de hoekige voorkant moet worden afgerond met een cirkel met straal r, die kies ik. De eisen zijn dat hij zowel onder als boven vloeiend overloopt, de afgeleide van de cirkel moet hetzelfde zijn als die van de rode lijnen. Ik moet het middelpunt van de cirkel vinden.

Voor de onderkant is dit makkelijk, het betekent dat de het midden van de cirkel begint op een hoogte gelijk aan de straal. De afgeleide van de cirkel is dy/dx = - (x-a)/(y-b) en die van de rode lijn is 0.1778106*x^-0.5355. Die moeten dus gelijk zijn op het punt waar ze samen komen aan de linkerkant.

Hoe doe ik dit? Ben nu al weer een tijdje zelf bezig, maar het lukt maar niet. Ik moet het in een programmaatje in Matlab verwerken, waarbij ik r kan variëren, uiteindelijk moet ik een optimale r vinden. Wie helpt?
Ik vraag me toch af of je wel precies genoeg weet wat je nu eigenlijk wil. Je spreekt over het vinden van een optimale waarde van r, maar dan moet je ook exact kunnen definiëren wat je in dit verband onder optimaal verstaat. Ik kan betrekkingen afleiden die, uitgaande van een willekeurig punt (x0; f(x0)) op de curve, de coördinaten leveren van het middelpunt van de cirkel die zowel raakt aan de curve als aan de horizontale as uitgedrukt in x0 (resp. f(x0) en f'(x0)), maar dat is precies het omgekeerde van wat je kennelijk wil. Uit de betrekking tussen x0 en r laat x0 zich alleen numeriek bepalen voor een gegeven r, maar dan nog zie ik niet wat je daarmee denkt te bereiken c.q. wat je onder het optimaliseren van r verstaat.
pi_86647018


Dus ze willen dat ik die functie uitbeeld in vectoren, maar wtf bedoelen ze met like eq.(24), hoe moet ik het dan neerzetten? Snap geen hol van wat ze nu precies willen.

Dit snap ik overigens ook niet;


Eerst heeft u2 nog de waarde 1 en daarna 1/2 sqrt(2)? Waarom?
pi_86647168
Ze willen dat je de vergelijking y = x + 1 uitdrukt als een inproduct v.u = d, met v = (x, y), u een eenheidsvector en d een getal.
pi_86647584
Ik ben hier echt noob in, ik heb dus als vector v (1,2) en als vector u (1,0) kan dit kloppen?
pi_86649793
Ik heb de volgende vectoren: p1, p2, v1 en v2.
Dan is L1 := {p1+xv1| x in R}
En L2 :+ {p2 + yv2 | y in R}

Nu moeten we de kleinste afstand tussen die twee lijnen bepalen, dwz het minimum van ||q1-q2|| waar q1 in L1 en q2 in L2.
Als tip krijg ik : Het minimum word bereikt als de verbindingsvector q1-q2 loodrecht op beide lijnen staat.

Nu heb ik het volgende gedaan:
||L1|| en ||L2|| bepaald, daarna L1-L2 gedaan en dan ||L1-L2|| bepaald.
Vervolgens heb ik de kwadraten daarvan aan elkaar gelijkgesteld, en zo uitgerekend wat x en y moeten zijn, en dat weer invullen in L1 en L2 voor de q1 en q2 coordinaten. Klopt dit?
pi_86650203
quote:
Op maandag 20 september 2010 19:26 schreef Diabox het volgende:
Ik ben hier echt noob in, ik heb dus als vector v (1,2) en als vector u (1,0) kan dit kloppen?
Nee. De vector v bestaat uit de onbekende componenten (x, y) waarvoor je juist een vergelijking hebt. Die vergelijking moet je omschrijven tot een inproductvergelijking voor v.
pi_86650500
quote:
Op maandag 20 september 2010 20:21 schreef thabit het volgende:

[..]

Nee. De vector v bestaat uit de onbekende componenten (x, y) waarvoor je juist een vergelijking hebt. Die vergelijking moet je omschrijven tot een inproductvergelijking voor v.
Hier kan ik wat mee, straks even kijken. :7
pi_86651125
quote:
Op maandag 20 september 2010 20:13 schreef Siddartha het volgende:
Ik heb de volgende vectoren: p1, p2, v1 en v2.
Dan is L1 := {p1+xv1| x in R}
En L2 :+ {p2 + yv2 | y in R}

Nu moeten we de kleinste afstand tussen die twee lijnen bepalen, dwz het minimum van ||q1-q2|| waar q1 in L1 en q2 in L2.
Als tip krijg ik : Het minimum word bereikt als de verbindingsvector q1-q2 loodrecht op beide lijnen staat.

Nu heb ik het volgende gedaan:
||L1|| en ||L2|| bepaald, daarna L1-L2 gedaan en dan ||L1-L2|| bepaald.
Vervolgens heb ik de kwadraten daarvan aan elkaar gelijkgesteld, en zo uitgerekend wat x en y moeten zijn, en dat weer invullen in L1 en L2 voor de q1 en q2 coordinaten. Klopt dit?
L1 en L2 zijn lijnen. Ik snap niet hoe je lijnen van elkaar kunt aftrekken en er een norm van kunt nemen.
pi_86675488
quote:
Op maandag 20 september 2010 20:13 schreef Siddartha het volgende:
Ik heb de volgende vectoren: p1, p2, v1 en v2.
Dan is L1 := {p1+xv1| x in R}
En L2 :+ {p2 + yv2 | y in R}

Nu moeten we de kleinste afstand tussen die twee lijnen bepalen, dwz het minimum van ||q1-q2|| waar q1 in L1 en q2 in L2.
Als tip krijg ik : Het minimum word bereikt als de verbindingsvector q1-q2 loodrecht op beide lijnen staat.

Nu heb ik het volgende gedaan:
||L1|| en ||L2|| bepaald, daarna L1-L2 gedaan en dan ||L1-L2|| bepaald.
Vervolgens heb ik de kwadraten daarvan aan elkaar gelijkgesteld, en zo uitgerekend wat x en y moeten zijn, en dat weer invullen in L1 en L2 voor de q1 en q2 coordinaten. Klopt dit?
Ik volg echt niet wat je hier doet. Je definieert L1 en L2 elk als een verzameling vectoren waarvan de eindpunten op een rechte lijn liggen, maar van een verzameling kun je geen modulus nemen.

Wat je moet doen is gebruik maken van het feit dat het inproduct van twee vectoren die loodrecht op elkaar staan gelijk is aan nul. Dan kun je twee lineaire vergelijkingen in x en y opstellen waaruit je dus x en y kunt bepalen, tenzij de lijnen evenwijdig lopen of samenvallen.
pi_86679778
quote:
Op dinsdag 21 september 2010 15:17 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik volg echt niet wat je hier doet. Je definieert L1 en L2 elk als een verzameling vectoren waarvan de eindpunten op een rechte lijn liggen, maar van een verzameling kun je geen modulus nemen.

Wat je moet doen is gebruik maken van het feit dat het inproduct van twee vectoren die loodrecht op elkaar staan gelijk is aan nul. Dan kun je twee lineaire vergelijkingen in x en y opstellen waaruit je dus x en y kunt bepalen, tenzij de lijnen evenwijdig lopen of samenvallen.
Ik dacht dat, als het inproduct 0 is, dan geld pythagoras, dus .. Maar ik dacht er niet aan dat L1 en L2 niet loodrecht op elkaar staan, maar juist de verbindingsvector op de lijnen.

Ik heb nog een vraag: Ik heb p1=(1 1 2) en v1=(2 0 1), zodat L1= {p1 +x v1) met x in R.
Hoe word de lijn L1 dan gevormd? En wat stelt die lijn voor? Wat voor invloed heeft de '+ x v1'?
Ik kan het me vrij moeilijk voorstellen.

Ik moet dus nu het inproduct van L1 en L2 gaan vormen, en dan gelijkstellen aan 0 ?
  dinsdag 21 september 2010 @ 17:10:47 #52
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86679958
De lijn gaat door (1 1 2) en heeft richtingsvector (2 0 1). De punten (3 1 3) en (2 1 2.5) liggen bijvoorbeeld op de lijn.
Er bestaat geen 'inproduct van een lijn'. Maar je zoekt wel een vector die zowel loodrecht op de ene, als loodrecht op de andere lijn staat.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86680116
quote:
Op dinsdag 21 september 2010 17:10 schreef GlowMouse het volgende:
De lijn gaat door (1 1 2) en heeft richtingsvector (2 0 1). De punten (3 1 3) en (2 1 2.5) liggen bijvoorbeeld op de lijn.
Er bestaat geen 'inproduct van een lijn'. Maar je zoekt wel een vector die zowel loodrecht op de ene, als loodrecht op de andere lijn staat.
Dus juist v is de richtingsvector in de lijn L1? En dat komt omdat daar de variabele inzit, een beetje als een normale formule y = vx + p ?

Maar wel een inproduct van 2 lijnen, L1 en L2. Toch?
  dinsdag 21 september 2010 @ 17:18:17 #54
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86680217
Het inproduct neem je van vectoren, niet van lijnen.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86699541
quote:
Op dinsdag 21 september 2010 17:15 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Dus juist v is de richtingsvector in de lijn L1? En dat komt omdat daar de variabele inzit, een beetje als een normale formule y = vx + p ?

Maar wel een inproduct van 2 lijnen, L1 en L2. Toch?
Je kunt niet spreken van het inproduct van twee lijnen. Om te beginnen zijn je keuzes van de naamgeving van de verschillende vectoriële en scalaire grootheden wel erg ongelukkig, en dat werkt begripsverwarring in de hand, zoals hier wel blijkt. Je moet in ieder geval niet x en y gebruiken voor de parameters in je vectorvoorstellingen van lijn ℓ1 en lijn ℓ2 omdat x, y en z gewoonlijk al worden gebruikt om de coördinaten van een punt in de driedimensionale ruimte aan te geven. Traditiegetrouw wordt de letter λ gebruikt voor de parameter in een vectorvoorstelling van een lijn. Verder zou je v kunnen gebruiken voor een algemene (variabele) vector, r voor een richtingsvector en s voor een steunvector. Een ander woord voor steunvector is plaatsvector, zodat je hiervoor ook p zou kunnen kiezen. Vectoren moeten verder in je notatie altijd goed onderscheiden kunnen worden van scalaire (reële) grootheden. Daarom worden letters die vectoren aanduiden vaak voorzien van een pijltje of streepje. Als dat typografisch lastig is of gewoon niet gaat, dan is het gebruik van vetgedrukte letters (bold) een prima alternatief. Een algemene vectorvoorstelling van een lijn ℓ kunnen we dan bijvoorbeeld noteren als:

ℓ: v = p + λ∙r

Een vermenigvuldiging van een vector r met een scalaire grootheid λ levert een vector op die langs r ligt, zodat een vectorvoorstelling van het type v = λ∙r altijd een lijn door de oorsprong voorstelt. Het optellen van de vaste vector p bij λ∙r resulteert alleen in een translatie van de eindpunten van alle vectoren λ∙r met λ ∈ ℝ, zodat lijn ℓ gegeven door bovenstaande vectorvoorstelling parallel is aan vector r, hetgeen de naam richtingsvector verklaart.

Heb je nu twee lijnen ℓ1 en ℓ2 waarbij het van belang is de parameters in beide vectorvoorstellingen van elkaar te kunnen onderscheiden, dan zou je gebruik kunnen maken van indices om de parameters alsmede de richtings- en steunvectoren van elkaar te onderscheiden, dus:

(1) ℓ1: v = p1 + λ1r1

(2) ℓ2: v = p2 + λ2r2

Maar omdat we voor je vraagstuk een stelsel vergelijkingen in de beide parameters moeten opstellen is het, om verschrijvingen te voorkomen, beter om aparte letters te gebruiken voor de parameters, en dan ligt het gebruik van λ en μ voor de hand, dus:

(3) ℓ1: v = p1 + λ∙r1

(4) ℓ2: v = p2 + μ∙r2

Als nu ℓ1 en ℓ2 twee rechte lijnen zijn in de driedimensionale ruimte die elkaar kruisen, dan kunnen we de minimale afstand tussen twee punten die elk op één van beide lijnen liggen als volgt bepalen. Laten we een willekeurig punt Q1 kiezen op ℓ1 en laten we de vector OQ1 aanduiden met q1. Dan voldoet q1 aan (3), zodat er een λ ∈ ℝ is waarvoor geldt:

(5) q1 = p1 + λ∙r1

Evenzo kunnen we een willekeurig punt Q2 kiezen op ℓ2. Duiden we de vector OQ2 aan met q2, dan is er dus ook een μ ∈ ℝ zodanig dat:

(6) q2 = p2 + μ∙r2

Nu weten we ook dat de afstand tussen punt Q1 op ℓ1 en punt Q2 op ℓ2 minimaal is als beide punten zodanig liggen dat het lijnstuk Q1Q2 loodrecht staat op zowel ℓ1 als ℓ2. Maar nu is het lijnstuk Q1Q2 parallel met de verschilvector q1 - q2, en ook weten we dat ℓ1 parallel is met richtingsvector r1 en dat ℓ2 parallel is met richtingsvector r2. Maar dan moet voor een minimale afstand van Q1 en Q2 dus gelden dat vector q1 - q2 loodrecht staat op zowel r1 als r2. En dat betekent weer dat het inproduct (dot product) van q1 - q2 met zowel r1 als r2 nul moet zijn, dus vinden we als voorwaarden:

(7a) (q1 - q2)∙r1 = 0
(7b) (q1 - q2)∙r2 = 0

Door (6) af te trekken van (5) vinden we:

(8) q1 - q2 = p1 - p2 + λ∙r1 - μ∙r2

Aangezien de vaste vectoren p1, r1, p2 en r2 bekend zijn, kun je met (8) de coördinaten van het eindpunt van vector q1 - q2 uitdrukken in λ en μ, waarna je met (7a) en (7b) twee lineaire vergelijkingen in λ en μ krijgt. Oplossen van dit stelsel levert de waarden van λ en μ waarna je door substitutie van de gevonden waarden in (5) en (6) de coördinaten van de gezochte punten Q1 en Q2 verkrijgt. De lengte van lijnstuk Q1Q2 en dus de minimale afstand van de lijnen ℓ1 en ℓ2 is dan de lengte ||q1 - q2|| van vector q1 - q2. Om een beter inzicht te krijgen in de manier waarop je met vectorvoorstellingen van rechte lijnen, parameters en inproducten kunt werken kan ik je aanraden om deze uitwerking door te nemen van een opgave waarin wordt gevraagd naar de coördinaten van een punt in een vlak dat een minimale afstand heeft tot een gegeven punt buiten dat vlak.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 22-09-2010 13:06:28 ]
pi_86717104
Pff, ben even een formule vergeten. Schaam :@

Als je nu 2.300 euro hebt en je wil 10.000 hebben. Het interestpercentage is 5%, hoeveel jaren moet je dan sparen?

2.300 x 1,05x = 10.000
1,05x = 10.000/2.300
1,05x = 4,348
x = ?

Ik kan wel een grafiekje plotten en dan het snijpunt traceren, maar dat is niet de bedoeling!
pi_86717252
x = log (4,348) / log (1,05)
I asked God for a bike, but I know God doesn't work that way.
So I stole a bike and asked for forgiveness.
pi_86717294
Dat was snel, thanks :)
pi_86728891
quote:
Op woensdag 22 september 2010 03:37 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je kunt niet spreken van het inproduct van twee lijnen. Om te beginnen zijn je keuzes van de naamgeving van de verschillende vectoriële en scalaire grootheden wel erg ongelukkig, en dat werkt begripsverwarring in de hand, zoals hier wel blijkt. Je moet in ieder geval niet x en y gebruiken voor de parameters in je vectorvoorstellingen van lijn ℓ1 en lijn ℓ2 omdat x, y en z gewoonlijk al worden gebruikt om de coördinaten van een punt in de driedimensionale ruimte aan te geven. Traditiegetrouw wordt de letter λ gebruikt voor de parameter in een vectorvoorstelling van een lijn. Verder zou je v kunnen gebruiken voor een algemene (variabele) vector, r voor een richtingsvector en s voor een steunvector. Een ander woord voor steunvector is plaatsvector, zodat je hiervoor ook p zou kunnen kiezen. Vectoren moeten verder in je notatie altijd goed onderscheiden kunnen worden van scalaire (reële) grootheden. Daarom worden letters die vectoren aanduiden vaak voorzien van een pijltje of streepje. Als dat typografisch lastig is of gewoon niet gaat, dan is het gebruik van vetgedrukte letters (bold) een prima alternatief. Een algemene vectorvoorstelling van een lijn ℓ kunnen we dan bijvoorbeeld noteren als:

ℓ: v = p + λ∙r

Een vermenigvuldiging van een vector r met een scalaire grootheid λ levert een vector op die langs r ligt, zodat een vectorvoorstelling van het type v = λ∙r altijd een lijn door de oorsprong voorstelt. Het optellen van de vaste vector p bij λ∙r resulteert alleen in een translatie van de eindpunten van alle vectoren λ∙r met λ ∈ ℝ, zodat lijn ℓ gegeven door bovenstaande vectorvoorstelling parallel is aan vector r, hetgeen de naam richtingsvector verklaart.

Heb je nu twee lijnen ℓ1 en ℓ2 waarbij het van belang is de parameters in beide vectorvoorstellingen van elkaar te kunnen onderscheiden, dan zou je gebruik kunnen maken van indices om de parameters alsmede de richtings- en steunvectoren van elkaar te onderscheiden, dus:

(1) ℓ1: v = p1 + λ1r1

(2) ℓ2: v = p2 + λ2r2

Maar omdat we voor je vraagstuk een stelsel vergelijkingen in de beide parameters moeten opstellen is het, om verschrijvingen te voorkomen, beter om aparte letters te gebruiken voor de parameters, en dan ligt het gebruik van λ en μ voor de hand, dus:

(3) ℓ1: v = p1 + λ∙r1

(4) ℓ2: v = p2 + μ∙r2

Als nu ℓ1 en ℓ2 twee rechte lijnen zijn in de driedimensionale ruimte die elkaar kruisen, dan kunnen we de minimale afstand tussen twee punten die elk op één van beide lijnen liggen als volgt bepalen. Laten we een willekeurig punt Q1 kiezen op ℓ1 en laten we de vector OQ1 aanduiden met q1. Dan voldoet q1 aan (3), zodat er een λ ∈ ℝ is waarvoor geldt:

(5) q1 = p1 + λ∙r1

Evenzo kunnen we een willekeurig punt Q2 kiezen op ℓ2. Duiden we de vector OQ2 aan met q2, dan is er dus ook een μ ∈ ℝ zodanig dat:

(6) q2 = p2 + μ∙r2

Nu weten we ook dat de afstand tussen punt Q1 op ℓ1 en punt Q2 op ℓ2 minimaal is als beide punten zodanig liggen dat het lijnstuk Q1Q2 loodrecht staat op zowel ℓ1 als ℓ2. Maar nu is het lijnstuk Q1Q2 parallel met de verschilvector q1 - q2, en ook weten we dat ℓ1 parallel is met richtingsvector r1 en dat ℓ2 parallel is met richtingsvector r2. Maar dan moet voor een minimale afstand van Q1 en Q2 dus gelden dat vector q1 - q2 loodrecht staat op zowel r1 als r2. En dat betekent weer dat het inproduct (dot product) van q1 - q2 met zowel r1 als r2 nul moet zijn, dus vinden we als voorwaarden:

(7a) (q1 - q2)∙r1 = 0
(7b) (q1 - q2)∙r2 = 0

Door (6) af te trekken van (5) vinden we:

(8) q1 - q2 = p1 - p2 + λ∙r1 - μ∙r2

Aangezien de vaste vectoren p1, r1, p2 en r2 bekend zijn, kun je met (8) de coördinaten van het eindpunt van vector q1 - q2 uitdrukken in λ en μ, waarna je met (7a) en (7b) twee lineaire vergelijkingen in λ en μ krijgt. Oplossen van dit stelsel levert de waarden van λ en μ waarna je door substitutie van de gevonden waarden in (5) en (6) de coördinaten van de gezochte punten Q1 en Q2 verkrijgt. De lengte van lijnstuk Q1Q2 en dus de minimale afstand van de lijnen ℓ1 en ℓ2 is dan de lengte ||q1 - q2|| van vector q1 - q2. Om een beter inzicht te krijgen in de manier waarop je met vectorvoorstellingen van rechte lijnen, parameters en inproducten kunt werken kan ik je aanraden om deze uitwerking door te nemen van een opgave waarin wordt gevraagd naar de coördinaten van een punt in een vlak dat een minimale afstand heeft tot een gegeven punt buiten dat vlak.
_O_ _O_ _O_

Waarom laat je alles zo helder en simpel uitzien?

Maar nog een vraag :
'Nu weten we ook dat de afstand tussen punt Q1 op ℓ1 en punt Q2 op ℓ2 minimaal is als beide punten zodanig liggen dat het lijnstuk Q1Q2 loodrecht staat op zowel ℓ1 als ℓ2. Maar nu is het lijnstuk Q1Q2 parallel met de verschilvector q1 - q2, en ook weten we dat ℓ1 parallel is met richtingsvector r1 en dat ℓ2 parallel is met richtingsvector r2. Maar dan moet voor een minimale afstand van Q1 en Q2 dus gelden dat vector q1 - q2 loodrecht staat op zowel r1 als r2. En dat betekent weer dat het inproduct (dot product) van q1 - q2 met zowel r1 als r2 nul moet zijn, dus vinden we als voorwaarden: ..'

Waarom maak je hier nog een Q1 en Q2 ? En wat stelt het precies voor?

( En over notatie: Excuses, ik gebruikte x en y als vervanging voor labda en mu omdat het me makkelijker leek om weer te geven.)
  woensdag 22 september 2010 @ 21:50:45 #60
141808 Knuck-les
ik bats je moeder.
pi_86729386
edit: verkeerde topic.
pi_86731203
Hoi, dit is misschien echt een kutvraag, en niet helemaal relevant in dit topic en ik zou het gewoon Googelen, maar ik kom gewoon niet op de correcte term die ik in zou kunnen tikken op Google :D

Ik vraag me af wat het streepje boven de X betekent in de formules bij A.5 and A.6..

pi_86731289
quote:
Op woensdag 22 september 2010 22:27 schreef Kudtstudent het volgende:
Hoi, dit is misschien echt een kutvraag en ik zou het gewoon Googelen, maar ik kom gewoon niet op de correcte term die ik in zou kunnen tikken op Google :D

Ik vraag me af wat het streepje boven de X betekent in de formules bij A.5 and A.6..

[ afbeelding ]
Streepje boven x betekent dat het niet 'een waarde is' , maar het gemiddelde.
pi_86731397
quote:
Op woensdag 22 september 2010 22:28 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Streepje boven x betekent dat het niet 'een waarde is' , maar het gemiddelde.
Danku! Kun je me misschien ook nog vertellen waarom er een driedubbele = staat verderop de pagina? Die zie ik nu pas :')
pi_86731472
Ook wel 'x-bar', betekent een rij van getallen. Was dus als antwoord op dat ene streepje :P

Driedubbele boven een x? Geen idee, maar in de logica betekent het iff (if and only if)
  woensdag 22 september 2010 @ 22:32:40 #65
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86731508
of x-streep
en het betekent geen rij maar gemiddelde.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86731548
quote:
Op woensdag 22 september 2010 22:32 schreef GlowMouse het volgende:
of x-streep
en het betekent geen rij maar gemiddelde.
Thx, wist ik niet :P Ik dacht altijd een reeks getallen c_/
pi_86731718
Ah, en deze Wiki pagina beantwoordt de rest van mijn vragen wel na googlen op x-bar. Dank voor de hulp, ik kan weer verder!

ik was te laat met intekenen voor een verplichte verbredende module voor mijn studie en kon enkel nog meedoen met de module Introductory Econometrics :')
pi_86731765
Ik krijg x-bar theory :P? http://en.wikipedia.org/wiki/X-bar_theory

Maar ok.
pi_86731814
quote:
Op woensdag 22 september 2010 22:30 schreef Kudtstudent het volgende:

[..]

Danku! Kun je me misschien ook nog vertellen waarom er een driedubbele = staat verderop de pagina? Die zie ik nu pas :')
Maar snap je wat de tekst zegt?
Aangezien je de betekenis vrijwel letterlijk uit de tekst kan halen?
pi_86732107
quote:
Op woensdag 22 september 2010 22:37 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Maar snap je wat de tekst zegt?
Aangezien je de betekenis vrijwel letterlijk uit de tekst kan halen?
Ja ik snap het nu. Danku :)
pi_86733402
Ik moet voor een functie aantonen dat die uniform continu is door gebruik te maken van delta en epsilon.
Kan iemand me uitleggen hoe delta afhangt van epsilon/andersom en hoe ik dit kan laten zien voor een functie ( Bijvoorbeeld de functie f(x) = x^2 )
pi_86735383
Als je een functie opschrijft, moet je ook het domein en het codomein geven.
pi_86735597
quote:
Op donderdag 23 september 2010 00:09 schreef thabit het volgende:
Als je een functie opschrijft, moet je ook het domein en het codomein geven.
Excuses, de functie f(x)= x^2 met domein [2,3] bedoelde ik.
pi_86735928
quote:
Op woensdag 22 september 2010 21:41 schreef Siddartha het volgende:

[..]

_O_ _O_ _O_

Waarom laat je alles zo helder en simpel uitzien?
Misschien omdat het dat ook is als je het begrijpt?
quote:
Maar nog een vraag :
'Nu weten we ook dat de afstand tussen punt Q1 op ℓ1 en punt Q2 op ℓ2 minimaal is als beide punten zodanig liggen dat het lijnstuk Q1Q2 loodrecht staat op zowel ℓ1 als ℓ2. Maar nu is het lijnstuk Q1Q2 parallel met de verschilvector q1 - q2, en ook weten we dat ℓ1 parallel is met richtingsvector r1 en dat ℓ2 parallel is met richtingsvector r2. Maar dan moet voor een minimale afstand van Q1 en Q2 dus gelden dat vector q1 - q2 loodrecht staat op zowel r1 als r2. En dat betekent weer dat het inproduct (dot product) van q1 - q2 met zowel r1 als r2 nul moet zijn, dus vinden we als voorwaarden: ..'

Waarom maak je hier nog een Q1 en Q2 ? En wat stelt het precies voor?
Ik werk niet met een tweede set punten Q1 en Q2. Ik kies eerst een willekeurig punt op ℓ1 en noem dat Q1, en een willekeurig punt op ℓ2 dat ik Q2 noem. De vectoren OQ1 en OQ2 duid ik aan met q1 resp. q2. Er geldt altijd dat de lengte van het lijnstuk Q1Q2 gelijk is aan de lengte van vector q1 - q2 én dat deze vector evenwijdig is met het lijnstuk Q1Q2. Pas dan formuleer ik aan welke voorwaarden vector q1 - q2 moet voldoen wil lijnstuk Q1Q2 loodrecht staan op zowel lijn ℓ1 als lijn ℓ2. Deze voorwaarden zijn dat de inproducten (q1 - q2)∙r1 en (q1 - q2)∙r2 beide nul zijn, en dat leidt dan tot een stelsel van twee lineaire vergelijkingen in λ en μ. Op deze manier hebben we de vertaalslag gemaakt van een meetkundig geformuleerde voorwaarde naar een algebraïsch geformuleerde voorwaarde.

quote:
( En over notatie: Excuses, ik gebruikte x en y als vervanging voor labda en mu omdat het me makkelijker leek om weer te geven.)
Op FOK kun je met Unicode werken, en alle tekens die in de systeemfonts van de gebruiker aanwezig zijn zullen dan correct worden weergegeven in een moderne browser. Meestal beperk ik me tot de tekens die aanwezig zijn in het (Windows) font Lucida Sans Unicode, omdat ik ervan uit ga dat dit font, of een unicode font met een vergelijkbare tekenset, wel bij iedere gebruiker aanwezig is. Als het een probleem voor je is om bijvoorbeeld Griekse letters te typen, dan begrijp ik dat je hiervoor een alternatief wil gebruiken, maar dan nog moet je geen letters gebruiken die binnen hetzelfde vraagstuk al een andere betekenis hebben. Omdat ik de letters p,q en r (met indices) gebruik om vectoren aan te geven zou ik dan bijvoorbeeld s et t kunnen gebruiken als parameters.
pi_86736327
quote:
Op donderdag 23 september 2010 00:17 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Excuses, de functie f(x)= x^2 met domein [2,3] bedoelde ik.
Zelf heb ik dit tot nu toe:

Bewijs dat x |--> x^2 uniform continu is op het gesloten interval [2,3].

Bewijs:
We moeten dus voor een gegeven e een delta kunnen zoeken zodat geld:
|f(x) - f(y)| < e
en
|x-y| < delta

Dus: |f(x) -f(y)| = |x^2 - y^2|
= |(x+y)(x-y)|
=|(x+y)|*|(x-y)|
en omdat |f(x)-f(y)|<e geld ;
|(x-y)| < e/|(x+y)

En omdat |x-y|< delta, is
|x+y|*|x-y| < |x+y|*delta = e

Dus delta = e/|x+y|

Nu moet ik nog bewijzen dat dit inderdaad klopt voor het interval [2,3], toch?
pi_86737375
quote:
Op donderdag 23 september 2010 00:51 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Zelf heb ik dit tot nu toe:

Bewijs dat x |--> x^2 uniform continu is op het gesloten interval [2,3].

Bewijs:
We moeten dus voor een gegeven e een delta kunnen zoeken zodat geldt:
|f(x) - f(y)| < e
en
|x-y| < delta
Dat is niet nauwkeurig genoeg geformuleerd. Gevraagd wordt aan te tonen dat er voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat | f(x) - f(y) | < ε voor elk tweetal getallen x,y ∈ [2,3] waarvoor geldt | x - y | < δ. Je moet dus een existentiebewijs leveren, en dat kun je doen door te laten zien dat je voor elke ε > 0 zo'n δ > 0 kunt construeren.
quote:
Dus: |f(x) -f(y)| = |x^2 - y^2|
= |(x+y)(x-y)|
=|(x+y)|*|(x-y)|
en omdat |f(x)-f(y)|<e geldt ;
|(x-y)| < e/|(x+y)|

En omdat |x-y|< delta, is
|x+y|*|x-y| < |x+y|*delta = e

Dus delta = e/|x+y|

Nu moet ik nog bewijzen dat dit inderdaad klopt voor het interval [2,3], toch?
Je kunt inderdaad gebruik maken van:

| f(x) - f(y) | = | x + y |∙| x - y |

Als je bedenkt dat voor elk tweetal getallen x,y ∈ [2,3] geldt 4 ≤ | x + y | ≤ 6, dan zie je dat voor elke ε > 0 een waarde δ = ε/6 voldoet. Immers, zijn x en y twee getallen op het interval [2,3] zodanig dat | x - y | < δ, dan is | f(x) - f(y) | = | x + y |∙| x - y | < | x + y |∙δ = | x + y |∙(ε/6) ≤ 6∙(ε/6) = ε en dus | f(x) - f(y) | < ε, zoals vereist.
pi_86753547
quote:
Op donderdag 23 september 2010 04:14 schreef Riparius het volgende:

[..]

Dat is niet nauwkeurig genoeg geformuleerd. Gevraagd wordt aan te tonen dat er voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat | f(x) - f(y) | < ε voor elk tweetal getallen x,y ∈ [2,3] waarvoor geldt | x - y | < δ. Je moet dus een existentiebewijs leveren, en dat kun je doen door te laten zien dat je voor elke ε > 0 zo'n δ > 0 kunt construeren.
[..]

Je kunt inderdaad gebruik maken van:

| f(x) - f(y) | = | x + y |∙| x - y |

Als je bedenkt dat voor elk tweetal getallen x,y ∈ [2,3] geldt 4 ≤ | x + y | ≤ 6, dan zie je dat voor elke ε > 0 een waarde δ = ε/6 voldoet. Immers, zijn x en y twee getallen op het interval [2,3] zodanig dat | x - y | < δ, dan is | f(x) - f(y) | = | x + y |∙| x - y | < | x + y |∙δ = | x + y |∙(ε/6) ≤ 6∙(ε/6) = ε en dus | f(x) - f(y) | < ε, zoals vereist.
Bedankt!
pi_86756534
Ik moet de afgeleide opstellen van de functie X(y) = y - y ln y
Mijn uitwerking:

y - y ln y
[y]' - [y ln y]'

[y]' = 1
[-y ln y]' = - (y/y) namelijk ln y = (1/y)

= 1 - (y/y)

Maar het antwoord is:
1 - (y/y) - ln y
= - ln y
  donderdag 23 september 2010 @ 17:41:24 #79
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86756719
Ken je de productregel?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86756870
  donderdag 23 september 2010 @ 17:49:53 #81
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86756965
pas eens toe op -y ln y mensen met gelijklijkende UI's
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86758740
Ah bedankt, dus de y vooraan even apartpakken, afgeleiden daarvan is 1.
Dan:
u = -y
u' = -1
v = ln y
v' = (1 / y)
-> -1 * ln y + (1 / y) * -y = - ln y - (y / y)
Dan de 1 erbij: 1 - ln y - (y / y) = - ln y
pi_86762462
Ik had nog een vraag m.b.t. de kettingregel bij exponentiële functies met het getal van Euler.
Even om het duidelijk te krijgen voor mezelf hoe dit werkt: (of jullie kunnen beoordelen of de volgende oplossingen goed zijn)

vb.1. afgeleide van e^(x² + x)
e^y met y = x² + x
[e^y]' = e^y
[x² + x] = 2x + 1
dus [e^(x² + x)]' = e^(x² + x) * (2x + 1)

Goed neem ik aan?
_____________________
vb.2. afgeleide van e^(2x - 1)
e^y met y = 2x - 1
[e^y]' = e^y
[2x - 1]' = 2
dus [e^(2x - 1)]' = e^(2x - 1) * 2

Voorbeeld 2 is fout volgens mijn antwoordenmodel. (antwoord vb2 is namelijk: (2x - 1) * e^(2x - 1) * 2)
Ik snap alleen het verschil in techniek niet? :?
In voorbeeld 1 pak je namelijk gewoon de bestaande functie en vermenigvuldigt die met de afgeleide van de exponent en in voorbeeld 2 doe je hetzelfde maar vermenigvuldig je óók nog eens met de exponent zelf... kan iemand mij dit uitleggen?
  donderdag 23 september 2010 @ 20:05:55 #84
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86762579
jouw antwoorden zijn juist.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86762695
quote:
Op donderdag 23 september 2010 20:05 schreef GlowMouse het volgende:
jouw antwoorden zijn juist.
Antwoord op voorbeeld 2 is dus gewoon 2e^(2x - 1)?
Best verwarrend want het antwoordenmodel geeft dus anders aan; nu ken ik wel die fouten in antwoordmodellen van de middelbare school maar dit is universiteitsstof.
pi_86762757
Antwoord is inderdaad 2e(2x-1)
pi_86762790
Ok bedankt, dat stemt me gerust. Zit namelijk hele tijd uit te vogelen wat het nu precies is (uitgaande van het feit dat het correctiemodel klopt).

Ik zie nu dat dit boek dus alles op die andere manier doet; erg vaag.
(Wiskunde met toepassingen in de Micro-Economie, B. Kaper & H. Hamers)

[ Bericht 17% gewijzigd door Granaatappel op 23-09-2010 20:17:16 ]
  donderdag 23 september 2010 @ 20:27:03 #88
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86763572
Dat laatste boek is geschreven door collega's van mij.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86764450
quote:
Op donderdag 23 september 2010 20:27 schreef GlowMouse het volgende:
Dat laatste boek is geschreven door collega's van mij.
Hoe is het dan eigenlijk te verklaren dat 'wij' de kettingregel anders gebruiken dan de schrijvers van het boek?
De antwoorden zijn namelijk verschillend. :?
pi_86771712
Zij v := (1, 1, 1),w := (−1, 0, 1) 2 R3.
Vind een vector u in R3 zo dat (v,w, u) nog steeds lineair onafhankelijk is.

Ik heb dus eerder aangetoond dat (v,w) lineair onafhankelijk is.
Nu komt daar dus een willekeurige u bij, waarvoor dus moet gelden dat u lineair onafhankelijk is én (v,w) niet valt te schrijven als een lineaire combinatie van u.
Is dit dan voldoende:
De (scalaire) vermenigvuldigers van v,w,u zijn respectievelijk a,b,c.
Voor een lineaire combinatie geldt:
a1-b1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3 = 0
Zodat a1=a2=a3=b1=b2=b3=c1=c2=c3=0 de enige oplossing is.
Dan moet dus gelden dat:
a1 /= - (-b1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3)
b1 /= (a1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3)
.
.
etc.
Of is het voldoende een c1*u1 + c2*u2 + c3*u3=0 te vinden die lineair onafhankelijk is (aangezien (v,w) lineair onafhankelijk is).

[ Bericht 1% gewijzigd door Siddartha op 23-09-2010 23:48:08 ]
  donderdag 23 september 2010 @ 23:19:38 #91
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86772376
quote:
Op donderdag 23 september 2010 20:44 schreef Granaatappel het volgende:

[..]

Hoe is het dan eigenlijk te verklaren dat 'wij' de kettingregel anders gebruiken dan de schrijvers van het boek?
De antwoorden zijn namelijk verschillend. :?
Je zult het boek wel verkeerd lezen. Scan maar in wat je denkt dat fout is.
quote:
Op donderdag 23 september 2010 23:01 schreef Siddartha het volgende:
Zij v := (1, 1, 1),w := (−1, 0, 1) 2 R3.
Vind een vector u in R3 zo dat (v,w, u) nog steeds lineair onafhankelijk is.

Ik heb dus eerder aangetoond dat (v,w) lineair onafhankelijk is (de vermenigvuldiger van w valt weg).
Wat bedoel je met "de vermenigvuldiger van w valt weg"?
quote:
Nu komt daar dus een willekeurige u bij, waarvoor dus moet gelden dat u lineair onafhankelijk is én (v,w) niet valt te schrijven als een lineaire combinatie van u.
Is dit dan voldoende:
De (scalaire) vermenigvuldigers van v,w,u zijn respectievelijk a,b,c.
Voor een lineaire combinatie geldt:
a1-b1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3 = 0
Zodat a1=a2=a3=b1=b2=b3=c1=c2=c3=0 de enige oplossing is.
Dan moet dus gelden dat:
a1 /= - (-b1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3)
b1 /= (a1 + a2+ a3+b3 + c1*u1+c2*u2 + c3*u3)
Ik snap het niet: als a,b,c scalairen zijn, wat zijn a1,a2 en a3 dan?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86772666
quote:
Op donderdag 23 september 2010 20:03 schreef Granaatappel het volgende:
Ik had nog een vraag m.b.t. de kettingregel bij exponentiële functies met het getal van Euler.
Even om het duidelijk te krijgen voor mezelf hoe dit werkt: (of jullie kunnen beoordelen of de volgende oplossingen goed zijn)

vb.1. afgeleide van e^(x² + x)
e^y met y = x² + x
[e^y]' = e^y
[x² + x] = 2x + 1
dus [e^(x² + x)]' = e^(x² + x) * (2x + 1)

Goed neem ik aan?
_____________________
vb.2. afgeleide van e^(2x - 1)
e^y met y = 2x - 1
[e^y]' = e^y
[2x - 1]' = 2
dus [e^(2x - 1)]' = e^(2x - 1) * 2

Voorbeeld 2 is fout volgens mijn antwoordenmodel. (antwoord vb2 is namelijk: (2x - 1) * e^(2x - 1) * 2)
Ik snap alleen het verschil in techniek niet? :?
In voorbeeld 1 pak je namelijk gewoon de bestaande functie en vermenigvuldigt die met de afgeleide van de exponent en in voorbeeld 2 doe je hetzelfde maar vermenigvuldig je óók nog eens met de exponent zelf... kan iemand mij dit uitleggen?

quote:
Op donderdag 23 september 2010 20:05 schreef GlowMouse het volgende:
jouw antwoorden zijn juist.
Uitwerking is trouwens door Daniel Neuhann excuus.
pi_86772780
Dat de uitkomsten verschillend zijn betekent niet dat de auteurs iets anders toepassen. Fouten komen nu eenmaal voor in uitwerkingen ;)
pi_86773424
quote:
Op donderdag 23 september 2010 23:19 schreef GlowMouse het volgende:

[..]



Wat bedoel je met "de vermenigvuldiger van w valt weg"?
[..]
Excuses, die zin was ik vergeten eruit te halen.

quote:
Ik snap het niet: als a,b,c scalairen zijn, wat zijn a1,a2 en a3 dan?
v := (1,1,1), dus de lineaire combinatie van v is (normaal word labda hiervoor gebruikt) :
a1*1 +a2*1+a3*1
  vrijdag 24 september 2010 @ 01:45:44 #95
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_86776262
Gewoon omdat hij leuk is: vind n > 0n / 2n.

Antwoord:
SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.


[ Bericht 0% gewijzigd door Outlined op 24-09-2010 11:12:40 ]
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_86782703
quote:
Op donderdag 23 september 2010 23:30 schreef Diabox het volgende:
Dat de uitkomsten verschillend zijn betekent niet dat de auteurs iets anders toepassen. Fouten komen nu eenmaal voor in uitwerkingen ;)
Het geval is echter dat elke functie op dezelfde foute manier wordt afgeleid, volgens de uitwerkingen van het boek. Ik vroeg me dus af hoe dat kon.
pi_86782979
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 11:33 schreef Granaatappel het volgende:

[..]

Het geval is echter dat elke functie op dezelfde foute manier wordt afgeleid, volgens de uitwerkingen van het boek. Ik vroeg me dus af hoe dat kon.
Herhalingsfout van de auteur :P?
pi_86784638
Wel vervelend want ik heb Wiskunde A gehad en dit boek is voornamelijk Wiskunde B en dan mag je er toch vanuit gaan dat de antwoorden kloppen en leer je het dus misschien verkeerd aan.
pi_86787407
quote:
Op donderdag 23 september 2010 23:01 schreef Siddartha het volgende:
Zij v := (1, 1, 1),w := (−1, 0, 1) 2 R3.
Vind een vector u in R3 zo dat (v,w, u) nog steeds lineair onafhankelijk is.

Ik heb dus eerder aangetoond dat (v,w) lineair onafhankelijk is.
Nu komt daar dus een willekeurige u bij, waarvoor dus moet gelden dat u lineair onafhankelijk is én (v,w) niet valt te schrijven als een lineaire combinatie van u.
Ik zou het als volgt doen. Vector u is in ieder geval lineair onafhankelijk als deze vector loodrecht staat op zowel vector v als vector w. Dat betekent dat het inproduct van u met zowel v als w nul moet zijn. Dus:

(1a) v∙u = 0
(1b) w∙u = 0

Nu houd ik zelf niet zo van het gebruik van indices bij vraagstukken die uitlopen op stelsels lineaire vergelijkingen, dus laten we zeggen dat:

(2) u = (p, q, r)

Aangezien gegeven is dat v = (1, 1, 1) en w = (-1, 0, 1) volgt dan uit (1a) en (1b) dat:

(3a) p + q + r = 0
(3b) -p + r = 0

Uit (3b) volgt p = r, en invullen hiervan in (3a) levert q = -2r. Dus heb ik:

(4) u = (r, -2r, r) (r ongelijk aan 0)

Kies ik r = 1, dan heb ik bijvoorbeeld u = (1, -2, 1) als mogelijke oplossing.

[ Bericht 1% gewijzigd door Riparius op 24-09-2010 14:28:44 ]
pi_86793192
Vraagstuk:
Een kleine belegger wil over vijf jaar van zijn geld gaan genieten. Op dit moment heeft hij 100.000 euro ter beschikking voor investeringen. Er zijn drie investeringsmogelijkheden. Investering A heeft een looptijd van één jaar en geeft 1,25 euro terug aan het eind van het jaar voor elke euro die aan het begin van het jaar geïnvesteerd is. De investeringsmogelijkheid A kan alleen in het tweede, derde en vijfde jaar gebruikt worden. De investeringen B en C vereisen dat het geïnvesteerde geld een aantal jaren vaststaat en geven voor elke geïnvesteerde euro 1,35 euro respectievelijk 1,50 euro terug na drie jaar respectievelijk vier jaar.
Formuleer een LP-model om te berekenen hoe de belegger moet investeren wil zijn kapitaal na vijf jaar zo groot mogelijk zijn.
(Aanwijzing: gebruik de voorraadvariabelen v1,...v5, waarbij de variabele vi het aantal euro's aangeeft dat in jaar i in kas gehouden wordt.)

LP-model:
Beslissingsvariabelen:
v1 = het aantal euro's dat in jaar 1 in kas wordt gehouden
v2 = het aantal euro's dat in jaar 2 in kas wordt gehouden
v3 = het aantal euro's dat in jaar 3 in kas wordt gehouden
v4 = het aantal euro's dat in jaar 4 in kas wordt gehouden
v5 = het aantal euro's dat in jaar 5 in kas wordt gehouden
xa2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 2
xa3 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 3
xa5 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 5
xb1 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 1
xb2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 2
xb3 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 3 (xb4/5 zijn niet nodig vanwege looptijd?)
xc1 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product c in jaar 1
xc2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product c in jaar 2 (xc3/4/5 zijn niet nodig vanwege looptijd?)

Maximaliseer:
xa2*1,25 + xa3*1,25 + xa5*1,25 + xb1*1,35 + xb2*1,35 + xb3*1,35 + xc1*1,50 + xc2*1,50

maar dan kom je de looptijd tegen en snap ik het niet meer.


Kan iemand mij hierbij helpen?
  vrijdag 24 september 2010 @ 16:23:21 #101
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86793749
kun je het geld aan het begin van jaar 2 uitdrukken in het geld aan het begin van jaar 1?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  vrijdag 24 september 2010 @ 16:26:46 #102
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_86793871
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 16:06 schreef Martijnnn91 het volgende:
Vraagstuk:
Een kleine belegger wil over vijf jaar van zijn geld gaan genieten. Op dit moment heeft hij 100.000 euro ter beschikking voor investeringen. Er zijn drie investeringsmogelijkheden. Investering A heeft een looptijd van één jaar en geeft 1,25 euro terug aan het eind van het jaar voor elke euro die aan het begin van het jaar geïnvesteerd is. De investeringsmogelijkheid A kan alleen in het tweede, derde en vijfde jaar gebruikt worden. De investeringen B en C vereisen dat het geïnvesteerde geld een aantal jaren vaststaat en geven voor elke geïnvesteerde euro 1,35 euro respectievelijk 1,50 euro terug na drie jaar respectievelijk vier jaar.
Formuleer een LP-model om te berekenen hoe de belegger moet investeren wil zijn kapitaal na vijf jaar zo groot mogelijk zijn.
(Aanwijzing: gebruik de voorraadvariabelen v1,...v5, waarbij de variabele vi het aantal euro's aangeeft dat in jaar i in kas gehouden wordt.)

LP-model:
Beslissingsvariabelen:
v1 = het aantal euro's dat in jaar 1 in kas wordt gehouden
v2 = het aantal euro's dat in jaar 2 in kas wordt gehouden
v3 = het aantal euro's dat in jaar 3 in kas wordt gehouden
v4 = het aantal euro's dat in jaar 4 in kas wordt gehouden
v5 = het aantal euro's dat in jaar 5 in kas wordt gehouden
xa2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 2
xa3 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 3
xa5 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product a in jaar 5
xb1 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 1
xb2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 2
xb3 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product b in jaar 3 (xb4/5 zijn niet nodig vanwege looptijd?)
xc1 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product c in jaar 1
xc2 = het geïnvesteerde bedrag in euro's in product c in jaar 2 (xc3/4/5 zijn niet nodig vanwege looptijd?)

Maximaliseer:
xa2*1,25 + xa3*1,25 + xa5*1,25 + xb1*1,35 + xb2*1,35 + xb3*1,35 + xc1*1,50 + xc2*1,50

maar dan kom je de looptijd tegen en snap ik het niet meer.


Kan iemand mij hierbij helpen?
Zal er dadelijk eens naar kijken maar als ik heel kort zo scan hoef je slechts 3 scenario's door te rekenen en kan je zonder LP model af. Maar goed als dat de vraag is :')
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_86794594
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 16:23 schreef GlowMouse het volgende:
kun je het geld aan het begin van jaar 2 uitdrukken in het geld aan het begin van jaar 1?
Geld begin jaar 1 = 100.000
Geld begin jaar 2 = v1 - xb1 - xc1
Geld begin jaar 3 = v2 - xa2 - xb2 - xc2
Geld begin jaar 4 = v3 + 1,25*xa2 - xa3 - xb3
Geld begin jaar 5 = v4 + 1,25*xa3 + 1,35xb1 - xa4
Geld begin jaar 6 = v5 + 1,25*xa4 + 1,35xb2 + 1,50xc1
Geld begin jaar 6 = Geld eind jaar 5

maar xc2 is dan niet teruggekomen.

[ Bericht 30% gewijzigd door Martijnnn91 op 24-09-2010 17:27:08 ]
pi_86801553
In Word 2010 lukt het mij niet om een intersection van een Venndiagram een pattern te geven. Heeft iemand hiervoor een oplossing of desnoods een mooi programma die dat wel kan?
pi_86801577
Paint :P?
pi_86802308
Voor als klad kan dat wel, maar het moet wat netter. In Paint kan ik niet eens twee gelijke cirkels tekenen.
pi_86802417
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 19:50 schreef FastFox91 het volgende:
Voor als klad kan dat wel, maar het moet wat netter. In Paint kan ik niet eens twee gelijke cirkels tekenen.
Teken 'n cirkel, daarna copy paste je die cirkel? Ik kon het prima in paint af :P
pi_86803509
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 19:52 schreef Diabox het volgende:

[..]

Teken 'n cirkel, daarna copy paste je die cirkel? Ik kon het prima in paint af :P
Als ik de selecttool gebruik, cirkel kopieer, dan neemt die de background mee en die overlapt dan uiteindelijk de andere cirkel, waardoor hij nog niet goed is. Ik wil gewoon een gemakkelijk programma. Bestaat toch vast wel? Iemand met ervaring?
pi_86803563
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 20:17 schreef FastFox91 het volgende:

[..]

Als ik de selecttool gebruik, cirkel kopieer, dan neemt die de background mee en die overlapt dan uiteindelijk de andere cirkel, waardoor hij nog niet goed is. Ik wil gewoon een gemakkelijk programma. Bestaat toch vast wel? Iemand met ervaring?
Noobs met paint. })

Je kan transparant selection kiezen he. :)
pi_86803593
Als word goed genoeg is, is paint dat ook wel. Anders: [LaTeX #6] TeXnologen voor de zetTeXniek.
pi_86803824
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 20:18 schreef Diabox het volgende:

[..]

Noobs met paint. })

Je kan transparant selection kiezen he. :)
[ afbeelding ]
Paint 2.0 :|W
Ik gebruik nog oude.
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 20:19 schreef thabit het volgende:
Als word goed genoeg is, is paint dat ook wel. Anders: [LaTeX #6] TeXnologen voor de zetTeXniek.
Oh, cool. Wist niet dat zoiets ook in Latex kon, ben een Latex-newbie. Dank. :)
pi_86803859
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 20:24 schreef FastFox91 het volgende:

[..]

Paint 2.0 :|W
Ik gebruik nog oude.
[..]

Oh, cool. Wist niet dat zoiets ook in Latex kon, ben een Latex-newbie. Dank. :)
Ook in de oude paint kan het, zelfs die van Win95 ondersteunt het. :P
  vrijdag 24 september 2010 @ 21:31:59 #113
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_86807006
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 19:32 schreef FastFox91 het volgende:
In Word 2010 lukt het mij niet om een intersection van een Venndiagram een pattern te geven. Heeft iemand hiervoor een oplossing of desnoods een mooi programma die dat wel kan?
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
  vrijdag 24 september 2010 @ 21:47:30 #114
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_86807755
quote:
Op vrijdag 24 september 2010 16:23 schreef GlowMouse het volgende:
kun je het geld aan het begin van jaar 2 uitdrukken in het geld aan het begin van jaar 1?
Goeie vraag. Wat is daar het antwoord op? Zo ja dan kan je het misschien beter in een grafen probleem vertalen.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_86827944
NVM
pi_86832782
Uit een opgave:

Functie f: R^n -> R^p
Lineaire afbeelding: L: R^n -> R^p

Voor iedere x in R^n is Df(x) = L.

----

Df(x) is de totale afgeleide van f... dit is de matrix van partiële afgeleiden en dat is inderdaad een lineaire afbeelding van R^n naar R^p. Maar er staat L, en niet L(x), dus betekent dit dat de afgeleide niet afhangt van x?
  zaterdag 25 september 2010 @ 17:06:33 #117
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86832888
L zal de matrix bij de lineaire afbeelding zijn. En net als bij een lineaire functie van R naar R hangt de afgeleide niet van x af. Dat kun je ook zelf bewijzen.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86833066
Volgens mij begrijp je mijn vraag verkeerd, dus ik zal het herformuleren. Is de afgeleide van f in ieder punt x in dit geval hetzelfde?

(Dat is met functies van R->R en in het algemeen niet, want als f(x)=x², f'(x)=2x en f'(1)=! f'(2) )
pi_86833361
quote:
Op zaterdag 25 september 2010 17:11 schreef BasementDweller het volgende:
Volgens mij begrijp je mijn vraag verkeerd, dus ik zal het herformuleren. Is de afgeleide van f in ieder punt x in dit geval hetzelfde?

(Dat is met functies van R->R en in het algemeen niet, want als f(x)=x², f'(x)=2x en f'(1)=! f'(2) )
Wel als het een lineaire functie betreft: f(x) = 2x, dan f'(x) = 2 in elk punt x.

[ Bericht 1% gewijzigd door thabit op 25-09-2010 17:24:10 ]
pi_86833496
quote:
Op zaterdag 25 september 2010 17:19 schreef thabit het volgende:

[..]

Wel als het een lineaire functie betreft: f(x) = x2, dan f'(x) = 2 in elk punt x.
Kan je dat uitleggen? Waarom is de afgeleide dan opeens 2 ipv 2x?
pi_86833534
Typo verbeterd.
pi_86833563
Ja oke, dan wel. Maar dat is natuurlijk geen antwoord op mijn originele vraag.
pi_86833624
Het is een voorbeeld in het speciale geval n = p = 1.
pi_86833743
Goed, er bestaan dus functies f waarvoor de afgeleide onafhankelijk is van x. Maar mijn vraag is, kan ik uit deze notatie afleiden dat het in dit geval zo is?

Jullie draaien er een beetje omheen :P
pi_86833930
Een lineaire afbeelding wordt door een matrix gegeven (na basiskeuze, wat de notatie Rn en Rp suggereert).

Anderzijds kun je de totale afgeleide in een punt ook zien als zijnde een lineaire afbeelding. Als een afbeelding lineair is, dan is-ie in elk punt z'n eigen totale afgeleide.
pi_86834231
Maar het is niet gegeven dat f lineair is...
pi_86834314
Als f niet lineair is, en ook niet affien (dwz van de vorm Lx + b), dan zal de totale afgeleide niet constant zijn.
pi_86834705
Waarom staat er dan Df(x)=L, en niet L(x)?

Ik moet namelijk laten zien dat er een c in R^p bestaat met de eigenschap dat f(x)=L(x) + c voor iedere x in R^n. Ik probeer dus te begrijpen waarom daar wel L(x) staat en eerder alleen L, en wat precies het verschil is.
pi_86834881
Geen idee, misschien moet je even de hele opgave hier intikken.
pi_86834949
Functie f: R^n -> R^p differentieerbaar
Lineaire afbeelding: L: R^n -> R^p

Bewijs dat a) en b) equivalent zijn:

a) Voor iedere x in R^n is Df(x) = L

b) Er is een c in R^p met de eigenschap dat f(x) = L(x) +c voor iedere x in R^n.
pi_86835049
Dus je moet laten zien, dat als Df(x) = L, i.e. als Df(x) constant is en overal gelijk aan L, dat dan geldt dat f(x) = L(x) + c voor zekere c.
pi_86835069
En omgekeerd ook natuurlijk, maar dat volgt meteen uit de definitie van totale afgeleide.
pi_86836445
Oke, dan klopt het dus toch dat Df(x)=L constant is. Bedankt!
pi_86838349
quote:
Op zaterdag 25 september 2010 18:05 schreef BasementDweller het volgende:
Functie f: R^n -> R^p differentieerbaar
Lineaire afbeelding: L: R^n -> R^p

Bewijs dat a) en b) equivalent zijn:

a) Voor iedere x in R^n is Df(x) = L

b) Er is een c in R^p met de eigenschap dat f(x) = L(x) +c voor iedere x in R^n.
Kan iemand me op weg helpen voor a=>b?
pi_86838597
Om te beginnen kun je f(x) door f(x) - L(x) vervangen en zo het probleem reduceren tot het geval L=0.
pi_86859793
Ik kom er niet meer uit :(
Heb een wiskunde som hier en hoop dat jullie me kunnen helpen.
De vraag luidt als volgt:
Primitiveer f(x) = 2 + tan2(x)
Voor zover ik weet is dat niet zo direct mogelijk, dus moet je de formule gaan ombouwen.
Ik kom dan tot: f(x) = 2 + sin2(x) / cos2(x) = 2 + (0,5 - 0,5cos(2x)) / (0,5cos(2x) + 0,5)
Dan ben je van de kwadraten af, maar wat dan? Ik weet wel hoe ik bijv. 0,5cos(2x) moet primitiveren, maar ik weet niet hoe het werkt als het in een breuk staat...
Kan iemand mij hier mee helpen? VWO 5 vraag trouwens.
pi_86859850
@StijnDa
Ho foutje ;) edit
pi_86859944
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:32 schreef Diabox het volgende:
@StijnDa
Ho foutje ;) edit
Ja ik dacht al, die is voor differentiëren :P Ik al allemaal denken hoe ik dat om kon draaien enzo _O-
pi_86860229
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:32 schreef Diabox het volgende:
@StijnDa
Ho foutje ;) edit
Ook geen idee verder?
pi_86860344
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:45 schreef StijnDa het volgende:

[..]

Ook geen idee verder?
Zo 1,2,3 weet ik dit niet uit m'n hoofd nee haha. Ik heb 5 en 6vwo alle wiskunde overgeslagen :P

Is de primitieve van tan2x niet gewoon -x + tan(x) :P? Zodoende dus daarna nog die 2 integreren, is 2x :P Dus krijg je -x + tan(x) + 2x = x + tan(x) zoiets.

Edit: Denk dat basementdweller het wat beter doet :'(
Edit2: Oh m'n antwoord klopt wel :P
Edit3: Oh nee niet :')
Edit4: Toch wel :7

[ Bericht 16% gewijzigd door Diabox op 26-09-2010 15:01:38 ]
pi_86860372
f(x) = 2 + sin²(x) / cos²(x)
= 2 + (1 - cos²(x)) / cos²(x)
= 2 + (1 / cos²(x)) - 1
= 1 + (1 / cos²(x))

De primitieve van (1/cos²(x)) is tan(x), zoals je waarschijnlijk wel bekend is :)
pi_86860490
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:49 schreef Diabox het volgende:

[..]

Zo 1,2,3 weet ik dit niet uit m'n hoofd nee haha. Ik heb 5 en 6vwo alle wiskunde overgeslagen :P

Is de primitieve van tan2x niet gewoon -x + tan(x) :P? Zodoende dus daarna nog die 2 integreren, is 2x :P Dus krijg je -x + tan(x) + 2x = x + tan(x) zoiets.

Edit: Denk dat basementdweller het wat beter doet :'(
Edit2: Oh m'n antwoord klopt wel :P
Het is wel goed, maar dan moet wel de primitieve van tan²(x) gegeven zijn, wat denk ik niet het geval is :P
pi_86860517
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:53 schreef BasementDweller het volgende:

[..]

Het is wel goed, maar dan moet wel de primitieve van tan²(x) gegeven zijn, wat denk ik niet het geval is :P
Ja hallo, die dingen leer je toch uit je hoofd voor je (her)examen :7?
pi_86860621
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:54 schreef Diabox het volgende:

[..]

Ja hallo, die dingen leer je toch uit je hoofd voor je (her)examen :7?
Ik leerde voor mijn examen niks uit mijn hoofd, alles wat ik nodig had stond op mijn formulekaart (die ik overigens eigenlijk ook niet of nauwelijks nodig had).

En waarschijnlijk zou je punten krijgen voor het afleiden van zoiets op een examen, omdat ze er vanuitgaan dat niemand dat uit zijn hoofd weet als het niet op de formulekaart staat. Maar goed :P

edit: en je antwoord klopt gewoon hoor :P
pi_86860829
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:56 schreef BasementDweller het volgende:

[..]

Ik leerde voor mijn examen niks uit mijn hoofd, alles wat ik nodig had stond op mijn formulekaart (die ik overigens eigenlijk ook niet of nauwelijks nodig had).

En waarschijnlijk zou je punten krijgen voor het afleiden van zoiets op een examen, omdat ze er vanuitgaan dat niemand dat uit zijn hoofd weet als het niet op de formulekaart staat. Maar goed :P

edit: en je antwoord klopt gewoon hoor :P
Ja ik had sowieso niet zoveel punten voor m'n wiskunde examen....... :')
pi_86863394
quote:
Op zondag 26 september 2010 14:49 schreef BasementDweller het volgende:
f(x) = 2 + sin²(x) / cos²(x)
= 2 + (1 - cos²(x)) / cos²(x)
= 2 + (1 / cos²(x)) - 1
= 1 + (1 / cos²(x))

De primitieve van (1/cos²(x)) is tan(x), zoals je waarschijnlijk wel bekend is :)
Jaaaa, natuurlijk. Sterker nog, de primitieve van tan2(x) + 1 is óók tan(x)!
Maar dit stond natuurlijk onder het stukje differentiëren ergens weggestopt, en ik had er nog niet aan gedacht :)
Bedankt voor de hulp BasementDweller en Diabox.
Maakt de som een stuk eenvoudiger ;)
pi_86903832
al opgelost

[ Bericht 35% gewijzigd door Johan_Haas_ op 27-09-2010 16:12:13 ]
pi_86904116
vertel eens wat er geholpen moet worden dan...
~Si vis amari, ama~
pi_86905592
Find the Laplace transform of the given function:

f(t) =
0 voor t<pi
(t-pi) voor pi<t<2*pi
0 voor t>2*pi

Nu moet je dat dus met die unit step functions doen. Hoe je hem opschrijft als een unit step function denk ik wel te weten:
f(t) = upi(t)*(t-pi) - u2pi(t)*(t-pi). Toch?

Nu moet ik de Laplace transform van dat f(t) hebben en ik kom zelf uit op e-pi*s/s2 voor het eerste deel. Maar het tweede deel begrijp ik niet hoe je dat transformeert. Dus hoe doe ik die transform van u2pi(t)*(t-pi)?
I had this song playing when Mary Ellen was born. Had her right there on the pool table, and they didn't stop the game...
  maandag 27 september 2010 @ 19:16:25 #150
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86912138
Waarom zou de berekening anders lopen dan die bij het eerste deel?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86912707
Omdat die eerste voldoet aan een algemene regel: L{uc(t)*f(t-c) = e-cs*L{f(t)}, die tweede niet.

Die tweede komt daarbij niet overeen omdat c niet gelijk is in de step function en de gewone function(namelijk pi en 2*pi). Ik snap ook niet hoe ik die wel oplos en kom dus ook niet op het juiste antwoord. Enig idee? :)
I had this song playing when Mary Ellen was born. Had her right there on the pool table, and they didn't stop the game...
  maandag 27 september 2010 @ 19:38:17 #152
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86913161
Ah ja ik zie het probleem. Ik had die eerste met de definitie van L gedaan en dan gaat die tweede precies hetzelfde. Met de rekenregels is dat natuurlijk anders.
Wat gebeurt er als je f(t-c) = t-c-pi pakt?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86913300
Deze lijkt me makkelijker uit te rekenen door de integraal in de definitie uit te werken dan door manipulatie met rekenregels.
  maandag 27 september 2010 @ 19:44:10 #154
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86913443
Leek mij ook al ja, is één regel schrijfwerk.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86918246
Kom er nog steeds niet uit. Het antwoord heeft drie termen. Die eerste had ik dus al door upi(t)*(t-pi) uit te rekenen, wat dus e-pi/s/s2 is. De tweede term, u2pi(t)*(t-pi), wist ik dus niet op te lossen. Wat ik geprobeerd heb is het uitklappen van t-pi en dat je dan dus
u2pi(t)*t - pi*u2pi(t) krijgt. Die laatste term kan ik ook oplossen, dat wordt pi*e-2pi*s/s. Maar hoe los ik t*u2pi(t) dan op? Dat is dan nog de enige term waar ik niet uit komt :(
I had this song playing when Mary Ellen was born. Had her right there on the pool table, and they didn't stop the game...
pi_86919224
Stel, bedrijf X verkoopt product A, B en C. Winst per product is respectievelijk 7, 8 en 5.

Dit zijn de constraints:
0,5A + 0,45B + 0,6C is <= 2400
0,0625A + 0,0625B + 0,0625C <= 343,75

De vraag naar producten is aankomende week echter ontzettend hoog: 2000 voor A, 4000 voor B en 5000 voor C.

Omdat bedrijf X zelf niet genoeg capaciteit heeft om al deze producten zelf te maken, kunnen ze deze producten ook inkopen van een Japans bedrijf om ze vervolgens weer door te verkopen. De winst per product daalt dan wel naar respectievelijk 4, 6 en 2.

Nu moet ik berekenen hoeveel ze van elk product zelf moeten maken en hoeveel ze van elk product ze beter van de Japanse aanbieder kunnen kopen.

Ik ben bekend met de solver-functie in Excel, alleen snap ik nog niet hoe ik deze vraag met de Excel solver kan oplossen omdat er nu twee verschillende winst maximalisatie functies zijn. Kan iemand mij op weg helpen?
  maandag 27 september 2010 @ 21:54:40 #157
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86920941
Introduceer extra variabelen X,Y,Z voor de ingekochte producten. Er geldt A+X=2000, etc. Winst kun je nu ook makkelijk berekenen.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86923025
quote:
Op maandag 27 september 2010 21:54 schreef GlowMouse het volgende:
Introduceer extra variabelen X,Y,Z voor de ingekochte producten. Er geldt A+X=2000, etc. Winst kun je nu ook makkelijk berekenen.
Dankje, ik denk dat ik hem nu heb! ^O^ Zou je het Excel bestand willen bekijken om te zien of ik het zo goed heb? (m.a.w. of ik het even in een privé bericht zou kunnen sturen?) Of dat ik mijn antwoorden geef en jij het op die manier zou kunnen nakijken? Of vraag ik nu teveel? :9
  maandag 27 september 2010 @ 22:30:10 #159
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86923156
Laat je model maar zien, Excel solver ken ik niet.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86923518
quote:
Op maandag 27 september 2010 22:30 schreef GlowMouse het volgende:
Laat je model maar zien, Excel solver ken ik niet.
Ik heb het model in Excel geschreven en dus ook door Excel op laten lossen. De solver-functie helpt je om heel snel maximalisatie problemen e.d. op te lossen. Maar ik ben nogmaals door m'n model gegaan en ik ben er bijna zeker van dat het correct is, dus hulp is niet meer nodig. Hartstikke bedankt voor je tip in ieder geval! :s)
pi_86965098
Even een vraag met statistiek m.b.t. de df (degrees of freedom). In het boek staat dat een schaakbord van 64 vlakken (8x8) een df heeft van 49. Logisch, want (N-1)*(N-1) = 7*7 = 49.
Echter staat vervolgens dat een dambord van 100 (10x10) vlakken een df heeft van 36. Ze vragen hier om uitleg, maar ik snap dit niet. Bij een dambord is het dan toch df = 9*9 = 81? Hoezo is de df dan 36? :7
Iemand die mij dit kan uitleggen?
pi_86965423
Zeggen dat een schaakbord 49 vrijheidsgraden heeft, is net zoiets als zeggen dat pindakaas blauw smaakt. Er moet wel aangegeven worden wat voor zaken op het schaakbord je gaat bekijken om tot een aantal vrijheidsgraden te kunnen komen.
  dinsdag 28 september 2010 @ 23:53:08 #163
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_86965456
quote:
Op dinsdag 28 september 2010 23:52 schreef thabit het volgende:
Zeggen dat een schaakbord 49 vrijheidsgraden heeft, is net zoiets als zeggen dat pindakaas blauw smaakt. Er moet wel aangegeven worden wat voor zaken op het schaakbord je gaat bekijken om tot een aantal vrijheidsgraden te kunnen komen.
Dat dus. Daarnaast is een dambord niet in elk land even groot.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_86965492
Edit: Domme reactie :)

[ Bericht 31% gewijzigd door Diabox op 29-09-2010 00:05:25 ]
pi_86965639
quote:
Op dinsdag 28 september 2010 23:52 schreef thabit het volgende:
Zeggen dat een schaakbord 49 vrijheidsgraden heeft, is net zoiets als zeggen dat pindakaas blauw smaakt. Er moet wel aangegeven worden wat voor zaken op het schaakbord je gaat bekijken om tot een aantal vrijheidsgraden te kunnen komen.
Ja, maja dat staat er dus niet. Ik lees het boek ook maar voor. Ik citeer
"Een schaakbord heeft 64 velden en 49 vrijheidsgraden. Een dambord met zijn 100 vakken is groter, maar heeft slechts 36 vrijheidsgraden. Hoe kan dat?"

Meer staat er niet? :7
pi_86965779
Misschien omdat je dammen alleen maar op de zwarte vakjes speelt, geen idee, ik was altijd heel slecht in tekstverklaren.
pi_86965956
Daar dacht ik ook aan natuurlijk, maar dat is ook megakrom natuurlijk.. Net alsof je nu ineens onderscheid daarin moet gaan maken terwijl ze het bij het schaakbord niet doen :{ Zoiets zal het ook wel zijn, maar heb geen antwoorden. Vind het sowieso een flutboek :r
pi_86989990
Bereken P(X>1 | Y = 3)

Jongens = X
Meisjes = Y

Los op: P(X>1 | Y = 3)
P(X=2 of X=3 of X=4 gegeven Y=3)

P(Y=3) = 10/100
P(X=2) = 21/100
P(X=3) = 7/100
P(X=4) = 7/100
P(X=2 of X=3 of X=4) = (21+7+7)/100
P((21+7+7)/100 | (10/100))


Hier kom ik even niet uit. Wie helpt mij?


(Let niet op lijntjes, was van vorige vraag.)

[ Bericht 19% gewijzigd door Martijnnn91 op 29-09-2010 21:57:22 ]
pi_87004881
Heb je al verzamelingen gehad? Je kan het volgens mij met de volgende formule oplossen:

Oftewel: de kans dat zowel A als B plaatsvinden, gedeeld door de kans op B.

Lukt het dan?
~Si vis amari, ama~
  woensdag 29 september 2010 @ 23:42:21 #170
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87005527
......
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87013919
quote:
Op woensdag 29 september 2010 23:26 schreef FedExpress het volgende:
Heb je al verzamelingen gehad? Je kan het volgens mij met de volgende formule oplossen:[ afbeelding ]

Oftewel: de kans dat zowel A als B plaatsvinden, gedeeld door de kans op B.

Lukt het dan?
((21+7+7)/100) * (10/100)
------------------------------ = 0,35
(10/100)

maar hierbij vermenigvuldig je met 10/100 om er vervolgens weer door te delen.
We zijn momenteel hiermee bezig.
pi_87018520
quote:
Op donderdag 30 september 2010 11:10 schreef Martijnnn91 het volgende:

[..]

((21+7+7)/100) * (10/100)
------------------------------ = 0,35
(10/100)

maar hierbij vermenigvuldig je met 10/100 om er vervolgens weer door te delen.
We zijn momenteel hiermee bezig.
Je hebt nu de kans op A vermenigvuldigt met de kans op B, maar dat is niet de bedoeling. Het gaat hier om de zogenoemde doorsnede van deze twee.

Okee, hier de formule iets verder uitgewerkt:
~Si vis amari, ama~
  donderdag 30 september 2010 @ 13:37:14 #173
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87018834
De definities van X en Y kloppen niet. Ik neem aan dat (X,Y) het aantal jongens/meisjes is in een populatie die uniform willekeurig gekozen is uit de genoemde populaties.
Bij deze opgave is het makkelijker je te beperken tot de rij Y=3. Je ziet dat er van de 10 observaties er 2 zijn met X>1.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87018931
quote:
Op donderdag 30 september 2010 13:37 schreef GlowMouse het volgende:
De definities van X en Y kloppen niet. Ik neem aan dat (X,Y) het aantal jongens/meisjes is in een populatie die uniform willekeurig gekozen is uit de genoemde populaties.
Bij deze opgave is het makkelijker je te beperken tot de rij Y=3. Je ziet dat er van de 10 observaties er 2 zijn met X>1.
Dat is inderdaad het makkelijkste. Aangezien hij het volgens mij echt wilde gaan berekenen dacht ik, ik geef hem deze formule :P
~Si vis amari, ama~
pi_87019390
Ik ben bezig met het herschrijven van sommaties alleen sommige stappen snap ik niet, zoals deze:



Nu zag ik in wiki dat geldt:


alleen als ik dit toepas:


Klopt er niks van.
  donderdag 30 september 2010 @ 14:03:21 #176
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87019933
quote:
Op donderdag 30 september 2010 13:49 schreef andrew.16 het volgende:
Ik ben bezig met het herschrijven van sommaties alleen sommige stappen snap ik niet, zoals deze:

[ afbeelding ]
Als je rechts alleen die sommatie had staan zonder die extra term, dan tel je de term met k=0 teveel, en de term met k=n+1 vergeet je. Je moet dus de term met k=0 er nog vanaf trekken, en de term met k=n+1 bij optellen.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87026534
Ik post het maar hier:
Hello,
Deze vraag gaat over statistiek:
bekijk een model:
y1i=ay2i+fxi+ei
y2i=By1i+n1i

Met: xi ~iid(0, dx2) exogeen en waarbij f != 0.
De storingstermen ei~i.i.d(0, de2) en ni~i.i.d(0, dn2) zijn onderling ongecorreleerd.

Nu komen de vragen:waarom geeft de OLS (ordinary least Square) schatter b gebaseerd op de tweede vergelijking geen goede schatter van B?. Geef een consistente schatter voor B.

De tweede vraag denk ik heeft te maken met instrumenten, ik vraag me af of ik xi kan gebruiken als instrument om B consistent te schatten.

Zou iemand mij ermee kunnen helpen?
pi_87111601
Ik heb ook vraagje over bayes. Nou weet ik p(C1), p(C2), p(x|C1) en p(x|C2) (en daarmee ook p(C1|x) en p(C2|x). Ik kies een decision boundary die de error minimaliseert aka correct maximaliseert. Nou zit ik met het probleem dat ik moeite heb met het aanwijzen van p(error|C1) en p(error|C2) in de grafiek en hoe ik het bereken. Ik heb inmiddels wel 30 sites doorgekeken, maar alle verhaaltjes gaan over p(error|x). Mijn issue is dat ik niet goed weet hoe ik 'error' moet interpreteren met de kansen, want er is natuurlijk nergens p(x|error) bekend of p(error). En hoe ik error moet interpreteren 'gegeven C1/C2'. Iemand die me op weg kan helpen?
pi_87116116
Hoe bewijs je dat een structuur een axiomatisering is van een andere structuur?
pi_87122528
Is er een systematische methode om het centrum van een groep (zoals Dn) te vinden?
pi_87126733
Dn heeft 2 voortbrengers r en s, plus wat relaties. Elk element is te schrijven als risj met 0 <= i < n, j in {0, 1}. Zo'n element zit in het centrum desda het met zowel r als s commuteert. Lijkt me iets wat je vrij eenvoudig kunt uitwerken in dit geval.
  zondag 3 oktober 2010 @ 13:15:18 #182
291753 Jmsls
Feeling really bla bla
pi_87129707
Wat een moeilijke vragen hier :X

Zou iemand me kunnen uitleggen hoe je een drieterm ontbindt en de top van een parabool vindt ^O^
I want to bla bla bla
pi_87129941
Geef eens een voorbeeld van een drieterm die je wil ontbinden?

Heb je al afgeleides gehad? (ik gok van niet :P )
pi_87130419
Ervan uitgaande dat je nog geen afgeleides gehad hebt kan je op de volgende manier de top van een parabool vinden.

Een parabool is symmetrisch om een as die parallel is aan de y-as. Waar die as de parabool snijdt, zit precies de top. Neem een lijn y=c (c=constant) die de parabool snijdt. Je vindt twee snijpunten, namelijk
x1 = [-b+wortel(b²-4ac)] / [2a] en x2 = [-b-wortel(b²-4ac)] / [2a]. De top zit vanwege symmetrie precies tussen deze twee punten in. Dus als je het gemiddelde neemt van x1 en x2, dan krijg je x = -b/(2a) (check maar!). Je kunt dus iedere keer twee snijpunten met een lijn y=c zoeken, en daar het gemiddelde van nemen, of gewoon altijd x = -b/(2a) gebruiken. Als de vraag is om de coördinaten te vinden, vergeet dan niet nog de y-coördinaat te berekenen. (kwestie van invullen in de formule van je parabool).

Als je wel afgeleides hebt gehad is deze afleiding simpeler: f(x)= ax²+bx+x => f'(x)=2ax+b=0 => x=-b/2a.
pi_87131092
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 11:29 schreef thabit het volgende:
Dn heeft 2 voortbrengers r en s, plus wat relaties. Elk element is te schrijven als risj met 0 <= i < n, j in {0, 1}. Zo'n element zit in het centrum desda het met zowel r als s commuteert. Lijkt me iets wat je vrij eenvoudig kunt uitwerken in dit geval.
Oja, het is inderdaad voldoende om elementen te vinden die zowel met zowel r als s commuteren. Bedankt :)
pi_87131325
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 13:15 schreef Jmsls het volgende:
Wat een moeilijke vragen hier :X

Zou iemand me kunnen uitleggen hoe je een drieterm ontbindt en de top van een parabool vindt ^O^
Weet je wat kwadraatafsplitsing is en kun je dat zelfstandig gebruiken?
  zondag 3 oktober 2010 @ 14:18:26 #187
291753 Jmsls
Feeling really bla bla
pi_87131650
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 14:08 schreef Riparius het volgende:

[..]

Weet je wat kwadraatafsplitsing is en kun je dat zelfstandig gebruiken?
Nop :p

@ty voor hulp hierboven

M'n vader heeft drietermen al uitgelegd, dus ik heb geen hulp meer nodig :D
I want to bla bla bla
pi_87131862
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 14:18 schreef Jmsls het volgende:

[..]

Nop :p

@ty voor hulp hierboven
Het antwoord hierboven van BasementDweller klopt in zijn algemeenheid niet, hij geeft de snijpunten (if any) van de parabool y = ax2 + bx met de lijn y = -c.
quote:
M'n vader heeft drietermen al uitgelegd, dus ik heb geen hulp meer nodig :D
Ik help het je hopen.
pi_87134535
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 11:29 schreef thabit het volgende:
Dn heeft 2 voortbrengers r en s, plus wat relaties. Elk element is te schrijven als risj met 0 <= i < n, j in {0, 1}. Zo'n element zit in het centrum desda het met zowel r als s commuteert. Lijkt me iets wat je vrij eenvoudig kunt uitwerken in dit geval.
Bij een groep als die van de Quaternionen, is het centrum {-1,1}. Je kan makkelijk nagaan dat -1 en 1 in het centrum zitten door te checken of ze commuteren met de generators, maar hoe laat je makkelijk zien dat er geen andere elementen in het centrum zitten? Het is nogal een werk om alles in een tabel te gaan zetten en na te gaan dat alleen -1 en 1 commuteren. :P
pi_87135058
Als i niet in het centrum zit, zit -i er ook niet in, want -i * -1 = i en -1 zit er wel in. Als i niet in het centrum zit, zit j er ook niet in, want i -> j -> k -> i definieert een automorfisme van de group. En dan ook niet k, -j, -k om dezelfde redenen.
pi_87145261
Ik weet niet of dit de correcte plek is om het te vragen, maar ik moet een opdracht doen in STATA. Heeft iemand daar verstand van?

Dit regressie model is gegeven



en nu is de opdracht: perform a t-test of null hypothesis = 0

Hoe zou ik zoiets in stata doen? Ik dacht misschien een nieuwe variabele maken en die de waarde 0 geven met "gen nieuwevariabele=0" en dan een regressie analyse doen met "reg voteA expendA nieuwevariabele prtystrA", maar dan omit hij die variabele ;(
pi_87145526
quote:
Op zaterdag 2 oktober 2010 22:29 schreef marleenhoofd- het volgende:
Hoe bewijs je dat een structuur een axiomatisering is van een andere structuur?
Om mijn vraag even toe te spitsen. Ik laat nu zien dat er een lokaal isomorfisme van orde n van de ene naar de andere structuur bestaat, voor alle n. De docent zei echter ook iets van dat de lege verzameling in LI_n zou moeten zitten. (LI_n={f|f is een lokaalisomorfisme van orde n}). Dit laatste kan ik niet plaatsen.
Waarom zou dat moeten gelden of wat wordt daarmee bedoeld?
Ik ga nu verder met isomorfismes maken, maar t zou mooi zijn als iemand t hier weet.
pi_87146131
Wat is een lokaal isomorfisme van orde n?
pi_87178366
Vraag, ik moet de 2e afgeleide van (y``) van y=5eu
u= 2x2-3x+1
Volgens mij moet dit zijn:
Y`= 5(4x-3)eu
Y``= 5eu(16x2-24x+9)
Maar volgende het boek is het
Y``=5eu(16x2-24x+13)

Ik zou bijna zeggen dat het boek het fout heeft.... :?
  maandag 4 oktober 2010 @ 18:55:26 #195
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87178520
Je vergeet de productregel te gebruiken om van Y' naar Y'' te komen.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87179364
Kan de basis van een lineaire deelruimte een formule/constante zijn?
Dus ik heb bijvoorbeeld een lin. deelruimte met voorwaarde f(x) = c.
Is de basis dan c en kan ik dat zo zeggen?
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:19:07 #197
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87179428
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:17 schreef Siddartha het volgende:
Kan de basis van een lineaire deelruimte een formule/constante zijn?
Dus ik heb bijvoorbeeld een lin. deelruimte met voorwaarde f(x) = c.
Is de basis dan c en kan ik dat zo zeggen?
Misschien moet je de volledige vraag hier op schrijven, dit is nu half duidelijk.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87179713
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:19 schreef Outlined het volgende:

[..]

Misschien moet je de volledige vraag hier op schrijven, dit is nu half duidelijk.
Bepaal de basis van de volgende lineaire deelruimten van C, waar C de verzameling van functies van R naar R is die minstens twee keer differentieerbaar zijn:

U= {f uit C | f'+cf = 0} waarbij c=/0 in R
Nu dacht ik dat f óf gelijk aan 0 is, óf f= e^(-cx) (want voor beide geld de voorwaarde f'+cf=0).
Maar hoe schrijf ik hier dan de basis voor op?
pi_87179846
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:26 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Bepaal de basis van de volgende lineaire deelruimten van C, waar C de verzameling van functies van R naar R is die minstens twee keer differentieerbaar zijn:

U= {f uit C | f'+cf = 0} waarbij c=/0 in R
Nu dacht ik dat f óf gelijk aan 0 is, óf f= e^(-cx) (want voor beide geld de voorwaarde f'+cf=0).
Maar hoe schrijf ik hier dan de basis voor op?
Dat dacht je dan verkeerd, er zijn meer functies. De twee functies die je noemt vormen bovendien geen lineaire deelruimte van C.
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:30:51 #200
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87179931
Je hebt gelijk maar 0 kan nooit in de basis zitten want je kan 0 verkrijgen door elk willekeurig element uit de basis met 0 te vermenigvuldigingen, het ging immers over lin. deelr.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:31:09 #201
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87179937
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:29 schreef thabit het volgende:

[..]

Dat dacht je dan verkeerd, er zijn meer functies. De twee functies die je noemt vormen bovendien geen lineaire deelruimte van C.
hij wilde ze voor U hebben
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87180430
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:29 schreef thabit het volgende:

[..]

Dat dacht je dan verkeerd, er zijn meer functies. De twee functies die je noemt vormen bovendien geen lineaire deelruimte van C.
Maar ze zitten wel in C en ook in de lin. deelruimte U, toch?
En ik kan op dit moment alleen die twee functies bedenken die voldoen aan U={f in C | f'+cf = 0 }
En als e^(-cx) hier een functie van is, moet ik dus een basis hebben die alle waardes van e^(-cx) kan aannemen.
Toch?
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:46:15 #203
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87180599
De functies zitten wel in U ja (en daarmee ook in C).
Je basis zal uit functies bestaan (de ruimte bestaat immers uit functies), dus wat bedoel je met 'alle waardes van e^(-cx)'?

[ Bericht 4% gewijzigd door GlowMouse op 04-10-2010 19:52:20 ]
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:47:21 #204
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87180653
Hij heeft het antwoord al, de basis is dus e-cx
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:49:04 #205
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87180729
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:47 schreef Outlined het volgende:
Hij heeft het antwoord al, de basis is dus e-cx
Een basis is een verzameling. Daarnaast zie ik nog niet waarom U een lineaire deelruimte zou zijn als hij uit slechts twee functies bestaat.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87180741
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:46 schreef GlowMouse het volgende:
De functies zitten wel in U ja (en daarmee ook in C).
Je basis zal een functie worden (de ruimte bestaat immers uit functies), dus wat bedoel je met 'alle waardes van e^(-cx)'?
Nou, dat was dus mijn vraag: Kan een basis een functie zijn?
Met 'alle waardes van e^(-cx)' probeer ik dat eigenlijk te vragen hoe ik dat dan moet opschrijven, maar het is dus voldoende als ik zeg dat de basis = e^(-cx) ?
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:49:55 #207
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87180767
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:49 schreef GlowMouse het volgende:

[..]


Een basis is een verzameling. Daarnaast zie ik nog niet waarom U een lineaire deelruimte zou zijn als hij uit slechts twee functies bestaat.
okay, {e-cx}
U bestaat uit alle functies die aan de vergelijking voldoet.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:50:46 #208
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87180793
Een functie kan in een basis zitten.
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:49 schreef Outlined het volgende:

[..]

okay, {e-cx}
U bestaat uit alle functies die aan de vergelijking voldoet.
Wat bedoel je met dat laatste?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:50:47 #209
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87180796
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:49 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Nou, dat was dus mijn vraag: Kan een basis een functie zijn?
nog nooit van gehoord dus denk het niet
quote:
Met 'alle waardes van e^(-cx)' probeer ik dat eigenlijk te vragen hoe ik dat dan moet opschrijven, maar het is dus voldoende als ik zeg dat de basis = e^(-cx) ?
Vergeet de { en } niet.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87180888
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:49 schreef GlowMouse het volgende:

[..]


Een basis is een verzameling. Daarnaast zie ik nog niet waarom U een lineaire deelruimte zou zijn als hij uit slechts twee functies bestaat.
Is het wel goed als ik zeg:
Basis = { x | x in e^(-cx) } met c=/0 in R ?

Als C de verzameling functies is die (minstens) twee keer differentieerbaar zijn, is de verzameling U met alle functies die minstens 2 keer differentieerbaar zijn én aan een bepaalde voorwaarde doen een lin. deelverzameling van C. Toch?
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:54:12 #211
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87180932
Nee dat is fout. Het gaat al mis bij het begrijpen van de vraag.
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:26 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Bepaal de basis van de volgende lineaire deelruimten van C, waar C de verzameling van functies van R naar R is die minstens twee keer differentieerbaar zijn.
C zelf is ook een vectorruimte. Kun je dat aantonen? Misschien levert dat meer begrip op.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:55:06 #212
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87180967
Een functie is geen verzameling (tenzij je filosofisch wilt gaan doen want je kan het als een verz zien maar daar gaat het hier niet over)

Goeie antwoord is dus: de basis is {e-cx}
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87181025
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:42 schreef Siddartha het volgende:

[..]

Maar ze zitten wel in C en ook in de lin. deelruimte U, toch?
En ik kan op dit moment alleen die twee functies bedenken die voldoen aan U={f in C | f'+cf = 0 }
En als e^(-cx) hier een functie van is, moet ik dus een basis hebben die alle waardes van e^(-cx) kan aannemen.
Toch?
Doe eens iets met de opmerking van Thabit. Je denkt dat je alle oplossingen van de dv y' + cy = 0 hebt gevonden, maar dat is niet zo.
  maandag 4 oktober 2010 @ 19:59:33 #214
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87181169
want, welke oplossingen zijn er dan nog meer.

[ Bericht 2% gewijzigd door Outlined op 04-10-2010 20:06:43 ]
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87182581
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 19:56 schreef Riparius het volgende:

[..]

Doe eens iets met de opmerking van Thabit. Je denkt dat je alle oplossingen van de dv y' + cy = 0 hebt gevonden, maar dat is niet zo.
Omdat ik niet zo op een functie kom die aan die voorwaarde voldoet, zal ik even het probleem (voor mezelf) verduidelijken:

Zij C = { f : R -> R | f is minstens twee keer differentieerbaar }, f'is de eerste afgeleide, f'' is de tweede afgeleide van de functie f in C.

U is een lin. deelruimte van C, met
U = { f in c | f' + cf = 0}
Vind de basis van U.

f = e^(-cx) is in U, dus een basis daarvan is {e^(-cx)} (Moet ik daar trouwens de x uit weglaten, dus de basis is {e^(-c)} ? )
En blijkbaar zijn er nog meer functies in U ?
pi_87188153
Ja, er zitten nog meer functies in U. {e-cx} is namelijk geen vectorruimte.
  maandag 4 oktober 2010 @ 22:14:43 #217
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87188363
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 22:11 schreef thabit het volgende:
Ja, er zitten nog meer functies in U. {e-cx} is namelijk geen vectorruimte.
Dat is immers de basis!
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
  maandag 4 oktober 2010 @ 22:22:56 #218
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87188832
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 22:14 schreef Outlined het volgende:

[..]

Dat is immers de basis!
:')
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  maandag 4 oktober 2010 @ 22:38:21 #219
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87189626
quote:
Op maandag 4 oktober 2010 22:22 schreef GlowMouse het volgende:

[..]


:')
:N
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87200391
Ik moet de afgeleide hebben van y = x3 (Ln x)2

Volgens mij moet ik hier de productregel toepassen dus:

a= x3
b= lnx
c= b2

Dan krijg je:
3x2.b2+a.1/x2+a.2(b)

Als ik dit echter bereken kom ik nooit op het antwoord uit, dit is :
x2 ln x (3 ln x + 2)
  dinsdag 5 oktober 2010 @ 10:51:05 #221
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87200468
Je hebt het product van x³ en (lnx)². Ik zie niet hoe je drie plusjes krijgt in je antwoord.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
  dinsdag 5 oktober 2010 @ 12:31:14 #222
319434 Broodmongool
Ik maak brood
pi_87203596
Ik heb een hele eenvoudige vraag over kansrekenen. Ik heb vorig jaar in verband met ziekte een stuk gemist, waar we dit jaar verder op gaan.

Ze stellen het voorbeeld op:
Bij het 5x gooien met een dobbelsteen is de kans op 2 keer 4 ogen en 3x een oneven aantal ogen gelijk aan:
(5boven2).(1/6)².(3/6)³

Ik snap dat 1/6 de kans is om 4 te gooien, en 3/6 de kans is op oneven, maar ik raak bij meerdere opgaven verward door de 5boven2. Wie kan mij dit uitleggen en misschien een extra voorbeeldje er boven op geven?
Bruin brood, wit brood.
pi_87204079
@broodmongool
Dat gedoe met dat 5 boven 2 geeft aan op hoeveel manieren het kan. In dit geval:
4 4 o o o
4 o 4 o o
...
o 4 4 o o
..
o o o 4 4
5 boven 2 is het aantal manieren waarop je twee dingen op vijf plekken kunt zetten (of drie dingen op vijf plekken, dat maakt niet uit). Je moet dus met dit getalletje vermenigvuldigen om de totale kans te berekenen.
  dinsdag 5 oktober 2010 @ 12:55:18 #224
319434 Broodmongool
Ik maak brood
pi_87204411
quote:
Op dinsdag 5 oktober 2010 12:46 schreef RQPS het volgende:
@broodmongool
Dat gedoe met dat 5 boven 2 geeft aan op hoeveel manieren het kan. In dit geval:
4 4 o o o
4 o 4 o o
...
o 4 4 o o
..
o o o 4 4
5 boven 2 is het aantal manieren waarop je twee dingen op vijf plekken kunt zetten (of drie dingen op vijf plekken, dat maakt niet uit). Je moet dus met dit getalletje vermenigvuldigen om de totale kans te berekenen.
Moet je het aantal manieren zelf uitrekenen of is hier nog trucje voor? Tot zover alvast bedankt, dit is me in ieder geval duidelijk! (of perhaps een klein voorbeeldje? O-) )
Bruin brood, wit brood.
pi_87204708
quote:
Op dinsdag 5 oktober 2010 12:55 schreef Broodmongool het volgende:

[..]

Moet je het aantal manieren zelf uitrekenen of is hier nog trucje voor? Tot zover alvast bedankt, dit is me in ieder geval duidelijk! (of perhaps een klein voorbeeldje? O-) )
Je kunt het gewoon op je rekenmachine uitrekenen. Wil je het zelf doen, zonder rekenmachine, dan kun je de driehoek van Pascal (zie Wikipedia) gebruiken.
pi_87212339
quote:
Op dinsdag 5 oktober 2010 10:48 schreef algebra010 het volgende:
Ik moet de afgeleide hebben van y = x3 (Ln x)2

Volgens mij moet ik hier de productregel toepassen dus:

a= x3
b= lnx
c= b2

Dan krijg je:
3x2.b2+a.1/x2+a.2(b)

Als ik dit echter bereken kom ik nooit op het antwoord uit, dit is :
x2 ln x (3 ln x + 2)
Je maakt alleen maar jezelf in de war met die rare substituties, niet doen dus. Je hebt het product van twee factoren, x3 en (ln x)2. De afgeleide van x3 naar x is 3x2, maar bij de bepaling van de afgeleide van (ln x)2 naar x ga je de mist in. Om de afgeleide van (ln x)2 te bepalen kun je de kettingregel gebruiken, of uiteraard (weer) de productregel. Wat krijg je dan?
pi_87317504
quote:
Op zondag 3 oktober 2010 21:09 schreef thabit het volgende:
Wat is een lokaal isomorfisme van orde n?
Mijn dictaat zegt: een n-keer heen en weer lokaal isomorfisme.
Recursieve defenitie:
i)LI_0(U,B):=LI(U,B)
ii)Voor elk natuurlijk getal n, LI_{n+1} is de verzameling van alle functies f uit een eindige verzameling A' van A onto een eindige verzamelijk B' van B, zodanig dat:
-(heen): voor elke a in A, bestaat er een b in B zodanig dat f verenigd met {(a,b)} in LI_n zit.
-(weer): voor elke b in B, bestaat er een a in A zodanig dat f verenigd met {a,b} in LI_n zit.
pi_87318491
En wat is LI(U,B)? (Het begrip 'lokaal isomorfisme' heeft in meerdere contexten een betekenis, dus 't is handig als je ook daar een definitie voor geeft. ;)).
pi_87363775
Kan IEMAND mij in eenvoudige taal uitleggen wat een vectorruimte is? Ik ken de regels, axioma's wel die eraan verbonden zijn, maar ik kan me nog steeds moeilijk voorstellen wat een vectorruimte nou precies inhoud.
pi_87364597
Net zoals een getal bijvoorbeeld een element kan zijn uit de reële getallen, zo is een vector een element van een vectorruimte. In andere woorden: een vectorruimte is een verzameling van vectoren (met inderdaad bepaalde axioma's etc).
  zaterdag 9 oktober 2010 @ 20:29:14 #231
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87364623
En de vectorruimte bestaande uit tweemaal differentieerbare functies dan?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87364849
quote:
Op zaterdag 9 oktober 2010 20:29 schreef GlowMouse het volgende:
En de vectorruimte bestaande uit tweemaal differentieerbare functies dan?
Ja, vertel eens... dan heb je een verzameling differentieerbare functies (de 'vectoren'?) die aan de axioma's van een vectorruimte voldoen?
  zaterdag 9 oktober 2010 @ 20:43:48 #233
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87365022
Dat wel uiteraard. Maar vraag aan iemand die net een cursus lineaire algebra heeft gehad of een tweemaal differentieerbare functie in een vectorruimte kan zitten, en je krijgt de discussie van bovenaan deze pagina terug.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87365463
En hoe moet ik me een vector in de praktijk voorstellen? Ik bedoel, elementen van N zoals 1 of 2 snap ik. Bijvoorbeeld: 1 appel, 2 huizen. Alle elementen van R snap ik, die geven ook een bepaalde waarde, zogezegd. Vectoren van de R² en R³ snap ik ook nog, die kan ik voor me zien als pijlen in 2- danwel 3-dimensionale ruimte, maar wat "zijn" vectoren in andere vectorruimtes nou eigenlijk?
Dit wil ik weten zodat ik de bewerkingen die ik met vectoren uitvoer beter kan gebrijpen e.d.

Bedankt voor de reacties tot dusver, iig =)
pi_87366216
quote:
Op zaterdag 9 oktober 2010 21:01 schreef Pankappen het volgende:
En hoe moet ik me een vector in de praktijk voorstellen? Ik bedoel, elementen van N zoals 1 of 2 snap ik. Bijvoorbeeld: 1 appel, 2 huizen. Alle elementen van R snap ik, die geven ook een bepaalde waarde, zogezegd. Vectoren van de R² en R³ snap ik ook nog, die kan ik voor me zien als pijlen in 2- danwel 3-dimensionale ruimte, maar wat "zijn" vectoren in andere vectorruimtes nou eigenlijk?
Dit wil ik weten zodat ik de bewerkingen die ik met vectoren uitvoer beter kan gebrijpen e.d.

Bedankt voor de reacties tot dusver, iig =)
Je moet je er eigenlijk helemaal niks bij voorstellen. Het is gewoon een definitie. :)

Probeer je maar eens iets voor te stellen bij R^100. Succes. Het is beter om gewoon de definitie te kennen. Dan weet je dat je gewoon 100 geordende reële getallen hebt, that's it.
  zaterdag 9 oktober 2010 @ 21:40:13 #236
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87366495
quote:
Op zaterdag 9 oktober 2010 21:01 schreef Pankappen het volgende:
En hoe moet ik me een vector in de praktijk voorstellen? Ik bedoel, elementen van N zoals 1 of 2 snap ik. Bijvoorbeeld: 1 appel, 2 huizen. Alle elementen van R snap ik, die geven ook een bepaalde waarde, zogezegd. Vectoren van de R² en R³ snap ik ook nog, die kan ik voor me zien als pijlen in 2- danwel 3-dimensionale ruimte, maar wat "zijn" vectoren in andere vectorruimtes nou eigenlijk?
Dit wil ik weten zodat ik de bewerkingen die ik met vectoren uitvoer beter kan gebrijpen e.d.

Bedankt voor de reacties tot dusver, iig =)
Na R3 komt R4 en dan R5, etc. Vectoren kan je bij elkaar optellen. Ook kan je ze met een getal vermenigvuldigen. Voorbeelden voor de vectoren x = (1, 2, 3, 4) en y = (5, 6, 7, -8) in R4.

x + y = (6, 8, 10, -4)
2 * x = (2, 4, 6, 8)
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87366693
Ik snap de eigenschappen, maar BasementDweller heeft het dan toch beter duidelijk weten te maken O-) Dan moet ik maar gewoon aannemen wat het is dat het is. En wat het is dat het is is dus... een ordening van verschillende reële waarden? (gesproken over R^n dan).

Bedankt voor de feedback iig, ik kan het denk ik al wel iets beter handlen nu (=
pi_87366960
Met geordend bedoelde ik dat de volgorde uitmaakt: (1,2,3) is niet hetzelfde als (1,3,2). Voor de vectorruimte R^n is het inderdaad zo dat een vector ervan niets anders is dan n geordende reële getallen (of: n coördinaten).

[ Bericht 8% gewijzigd door BasementDweller op 09-10-2010 22:01:42 ]
pi_87371142
quote:
Op zaterdag 9 oktober 2010 20:27 schreef BasementDweller het volgende:
een vector (is) een element van een vectorruimte
Prachtig dit soort definities.
pi_87371273
Da's het verschil tussen wiskunde en natuurkunde: natuurkundigen denken in termen van vectoren, wiskundigen in termen van vectorruimten.
pi_87371924
Ik vind wel dat jullie een beetje slordig zijn met het verschil tussen een vector en de componenten van een vector. (1,3,2) is niet ineens een vector, daar is ook nog een basis voor nodig. Maar hoe noteer je die dan weer? Wat een problemen allemaal, zo 's avonds laat.
  zondag 10 oktober 2010 @ 00:42:53 #242
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87372014
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 00:40 schreef RQPS het volgende:
Ik vind wel dat jullie een beetje slordig zijn met het verschil tussen een vector en de componenten van een vector. (1,3,2) is niet ineens een vector, daar is ook nog een basis voor nodig.
En die wordt door de vectorruimte gegeven. Een vector is immers een element van een vectorruimte ;)
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87372273
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 00:40 schreef RQPS het volgende:
Ik vind wel dat jullie een beetje slordig zijn met het verschil tussen een vector en de componenten van een vector. (1,3,2) is niet ineens een vector, daar is ook nog een basis voor nodig. Maar hoe noteer je die dan weer? Wat een problemen allemaal, zo 's avonds laat.
De notatie Rn impliceert een gegeven basis.
pi_87372330
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 00:42 schreef Outlined het volgende:

[..]

En die wordt door de vectorruimte gegeven. Een vector is immers een element van een vectorruimte ;)
Ja, maar ik bedenk me net dat het vrij betekenisloos is als je de basisvectoren noteert/definieert als (1,0,0), (0,1,0) en (0,0,1).
pi_87372683
Hebben vectoren in de natuurkunde en Wiskunde dezelfde betekenis?

(ja, expres met een hoofdletter)
pi_87372685
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 00:42 schreef Outlined het volgende:

[..]

En die wordt door de vectorruimte gegeven. Een vector is immers een element van een vectorruimte ;)
De basis wordt niet door de vectorruimte gegeven. Het is een stelling dat (onder de aanname van het keuze-axioma) elke vectorruimte een basis heeft, maar deze basis is niet uniek. Sommige vectorruimten komen per definitie met een keuze van een basis, maar in het algemeen is dat niet zo.
pi_87372730
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 01:04 schreef Pankappen het volgende:
Hebben vectoren in de natuurkunde en Wiskunde dezelfde betekenis?

(ja, expres met een hoofdletter)
Niet helemaal. Natuurkundigen onderscheiden vectoren van 'covectoren'. Wiskundig gezien zijn beide dingen gewoon elementen van vectorruimten.
pi_87373293
Een covector is toch een duaalvector (een element van de duale vectorruimte)?
pi_87373353
Juist.
pi_87373418
Dat zijn toch twee verschillende dingen? In dat hele gedoe met tensoren gebruik je constant covariante en contravariante vectoren.
pi_87373483
Als een vector een element van een vectorruimte is, en een covector een element van de duale ruimte daarvan, dan is een covector toch ook een element van een vectorruimte en dus een vector?
pi_87373514
Overigens zal een wiskundige niet zo snel zeggen "zij v een vector en zij w een covector", maar "zij V een vectorruimte, zij v een element van V en zij w een element van de duale van V".
pi_87381621
Hoe kan ik nagaan of (R, +) en (R(positief), * ) isomorf zijn?
  zondag 10 oktober 2010 @ 13:05:22 #254
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87381818
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 12:56 schreef BasementDweller het volgende:
Hoe kan ik nagaan of (R, +) en (R(positief), * ) isomorf zijn?
Door een expliciet isomorfisme te construeren.
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87382103
Ik heb de volgende som:



Het antwoord is dus p + ax. Ik snap alleen niet hoe ze er aan komen.

Ik streep de gedeeld door xpeax weg tegen de keer pxp-1eax.
Dan hou ik over p + x (xpaeax)

Wat doe ik fout?
  zondag 10 oktober 2010 @ 13:43:38 #256
296399 Outlined
Renaissance Man
pi_87382742
Het antwoord moet volgens mij zijn
xp-1/p * (p + ax)
kan dat?
Is ergens gegeven dat xp-1/p = 1. ? ?
Come on, who can, who can, can hear the bass drum.
pi_87382763
x/(x^p e^{ax}) = 1/(x^{p-1} e^{ax})
Dit streep je weg tegen te eerst term, dan hou je p over. Van de tweede term hou je ax over.
pi_87382789
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:05 schreef Outlined het volgende:

[..]

Door een expliciet isomorfisme te construeren.
Oh, gewoon de log :Z

Maar stel dat er geen isomorfisme daartussen bestond, hoe kan je dat dan laten zien?
pi_87382871
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:44 schreef RQPS het volgende:
x/(x^p e^{ax}) = 1/(x^{p-1} e^{ax})
Dit streep je weg tegen te eerst term, dan hou je p over. Van de tweede term hou je ax over.
Dan streep je het dus twee keer weg? Van de tweede term (rechts van de +) moet je dan ook wegstrepen om ax over te houden..
pi_87382908
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:48 schreef algebra010 het volgende:

[..]

Dan streep je het dus twee keer weg? Van de tweede term (rechts van de +) moet je dan ook wegstrepen om ax over te houden..
Ja, immers, a(b+c) = ab+ac.
pi_87382928
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:45 schreef BasementDweller het volgende:

[..]

Oh, gewoon de log :Z

Maar stel dat er geen isomorfisme daartussen bestond, hoe kan je dat dan laten zien?
Laten we daar voor jou een opgave van maken: toon aan dat (R, +) en (R - {0}, * ) niet isomorf zijn.
pi_87383008
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:50 schreef RQPS het volgende:

[..]

Ja, immers, a(b+c) = ab+ac.
Ahaa nu zie ik hem, de hele som valt te zien als a(b+c), door al die getallen zie ik vaak het grotere plaatje niet meer. Thanks.
pi_87383417
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 13:50 schreef thabit het volgende:

[..]

Laten we daar voor jou een opgave van maken: toon aan dat (R, +) en (R - {0}, * ) niet isomorf zijn.
Stel dat ze wel isomorf zijn en zij f:R->R\{0} het morfisme. Er geldt f(x+y)=f(x)*f(y), en ihb f(0+0)=f(0)*f(0) = f(0). Dus f(0)=e=1 en dus 1=f(0)-1. Dus f(0)=f(0)-1. Maar f-1 is niet gedefinieerd in 0.

Zoiets?
pi_87383727
Nee.
pi_87383898
Wat is er dan fout aan?

Als ze isomorf zijn is f bijectief, dus moet f(0)-1 bestaan maar dat doet het niet. Dus tegenspraak, dus niet isomorf?
pi_87384132
f(0)-1 is niet hetzelfde als f-1(0).
pi_87384584
Hoe dan wel?

Ik probeer iets te vinden zodat f(iets)=0... alleen dat lukt niet.
pi_87384856
0 zit niet in de groep R - {0}, dus die aanpak zal niet succesvol zijn. Probeer het eens met een (slim gekozen) element dat wel in R - {0} zit.
pi_87385545
Ik deed dat juist om een tegenspraak te krijgen. Maar wat jij dus wil is dat ik een element in R\{0} vind zdd er geen element x in R bestaat met f(x) in R\{0} want dan is ie niet surjectief en dus niet isomorf.
Ik heb al allerlei elementen geprobeerd, 1, wortel(2), pi, negatieve getallen... maar het gaat altijd goed.
pi_87385679
Probeer het eens met -1.
pi_87386166
Heb ik dus al gedaan, maar wat voor tegenspraak zou ik dan moeten krijgen?

Ik heb f(x+y) = f(x)f(y) = -1 (= -f(0)), dus f(x)=-f(y)-1....
pi_87386364
De som:

f(x,y) = 3x2+2xy+y3
Vindt f(a+h,b) - f(a,b)

Dus dan heb ik 3(a+h)2+2(a+h)b+b3 - (3a2+2ab+b3)

= 3h2+2hb

= h(3h+2b)


Het antwoord is echter 2(a+b)h+h2 , hoe kan dit?
  zondag 10 oktober 2010 @ 16:09:27 #273
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87386474
(a+h)² + (a+h)(a+h), en niet a²+h².
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87386827
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 16:09 schreef GlowMouse het volgende:
(a+h)² + (a+h)(a+h), en niet a²+h².
Dan heb ik dus

3a2+h2+2ah+2(a+h)b+b3 - (3a2+2ab+b3)

= h2+2ah+2hb

= 2(a+b)h+h2


Begrijp ik het dus goed dat je bij 3(a+h)2, eerst (a+h).(a+h) doet en vervolgens alleen de a keer 3? Want ik dacht in eerste instantie dat je alles keer 3 moest doen. Dan zou je 3a2+3h2+6ah hebben
pi_87387027
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 15:57 schreef BasementDweller het volgende:
Heb ik dus al gedaan, maar wat voor tegenspraak zou ik dan moeten krijgen?

Ik heb f(x+y) = f(x)f(y) = -1 (= -f(0)), dus f(x)=-f(y)-1....
Als f(a) = -1, wat is dan f(2a)?
pi_87387141
f(2a)=f(a)*f(a) = 1
pi_87387190
Wat is 2a dan?
pi_87387285
f-1 (1)

Oh, en vooral ook 0.
pi_87387349
Juist, dus wat is a?
pi_87387415
a=0
pi_87387464
Dus wat is f(a)?
pi_87387490
-onzin-

f(a)=f(0)=1 en f(a)=-1, tegenspraak.

Bedankt :)

[ Bericht 45% gewijzigd door BasementDweller op 10-10-2010 16:58:29 ]
  maandag 11 oktober 2010 @ 14:03:36 #283
320999 Elchico___
Livin la vida loca
pi_87417137
NVM, verkeerde sub.
pi_87423673
quote:
Op zondag 10 oktober 2010 16:22 schreef algebra010 het volgende:

[..]

Dan heb ik dus

3a2+h2+2ah+2(a+h)b+b3 - (3a2+2ab+b3)

= h2+2ah+2hb

= 2(a+b)h+h2


Begrijp ik het dus goed dat je bij 3(a+h)2, eerst (a+h).(a+h) doet en vervolgens alleen de a keer 3? Want ik dacht in eerste instantie dat je alles keer 3 moest doen. Dan zou je 3a2+3h2+6ah hebben
Je moet inderdaad vinden dat f(a+h,b) - f(a,b) = 6ah + 3h2 + 2bh.
pi_87441880
Iemand vroeg aan mij deze vraag.. aangezien ik hetzelf helemaal kwijt ben weet ik het niet meer.. een van jullie misschien? :)

De rechte lijn m die door de punten A (-4, 2) en B (5, 5).
Bepaal een vergelijking van de lijn l die door C (3, -2), die parallel loopt aan m.


Is toch gewoon L = -1/3x -1 neem ik aan of ben ik nu zo dom geworden :?

antwoordenblad zegt (kan ook een andere vraagstelling zijn):
y+2 = -1/3(x-3)
  maandag 11 oktober 2010 @ 23:51:45 #286
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87442539
ik zou zeggen dat de richtingscoëfficient +1/3 is :?

Wat krijg je als je bij y+2 = -1/3(x-3) de haakjes wegwerkt en de +2 naar de andere kant haalt?
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87442639
quote:
Op maandag 11 oktober 2010 23:51 schreef GlowMouse het volgende:
ik zou zeggen dat de richtingscoëfficient +1/3 is :?

Wat krijg je als je bij y+2 = -1/3(x-3) de haakjes wegwerkt en de +2 naar de andere kant haalt?
y = -1/3x -3 ?
pi_87442749
De rico is: 5-2 / 5-(-4) = 3/9 = 1/3.
Dus de vergelijking is van de vorm y=ax+b= x/3 + b. Dan vul je in x=3 en y=-2. En dan vind je 1+b=-2, dus b=-3. Dus y=x/3 -3.

Lijkt er dus op alsof ze er een minnetje naast zitten.
pi_87443342
ze hebben y1-y2 etc. gedaan ipv y2-y1, maar ze werken met computers, dus ik dacht dat het in de vraag zat.
pi_87445835
quote:
Op maandag 11 oktober 2010 23:35 schreef Lindstrøm. het volgende:
Iemand stelde aan mij deze vraag. Aangezien ik het zelf helemaal kwijt ben weet ik het niet meer. Eén van jullie misschien? :)

Gegeven is de rechte lijn m die door de punten A (-4, 2) en B (5, 5) gaat.
Bepaal een vergelijking van de lijn l die door C (3, -2) gaat en parallel loopt aan m.


Is toch gewoon y = -1/3x -1 neem ik aan? Of ben ik nu zo dom geworden :?

Antwoordenblad zegt (kan ook een andere vraagstelling zijn):
y+2 = -1/3(x-3)
De richtingscoëfficient van de lijn door de gegeven punten A en B is ∆y/∆x = (5-2)/(5-(-4)) = 1/3. Verder is het gemakkelijk te onthouden dat de vergelijking van een rechte lijn door een punt (x0;y0) met richtingscoëfficiënt m is te schrijven als:

y - y0 = m(x - x0)

De vergelijking van de gevraagde lijn is dus te schrijven als y + 2 = 1/3(x - 3).
pi_87447587
quote:
Op maandag 11 oktober 2010 17:03 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je moet inderdaad vinden dat f(a+h,b) - f(a,b) = 6ah + 3h2 + 2bh.
Maar het antwoord moet zijn 2(a+b)h+h2, iig dat staat in het boek. :?
pi_87455952
quote:
Op dinsdag 12 oktober 2010 09:02 schreef algebra010 het volgende:

[..]

Maar het antwoord moet zijn 2(a+b)h+h2, iig dat staat in het boek. :?
Nee, dat 'moet' niet. Waarom geloof je mij niet en het antwoordenboekje wel? Dat kun je beter niet doen, mijn antwoord is juist.
pi_87473727
Ik probeer te bewijzen dat xa uniform continu is op het domein van alle positieve reële getallen, als a=0 of a=1, en anders niet.

De bewijzen voor a=0 en a=1 zijn makkelijk. Stel nu a>1. Kies e=1 en zij d>0 willekeurig. Ik moet nu aantonen dat er een x,y bestaat met |x-y|<d en |f(x)-f(y)|>=e=1.

Definieer d1=d/2 en kies x=y+d1. Dan geldt |x-y|<d, en |f(x)-f(y)|=|f(y+d1)-f(y)|=|(y+d1)a-ya|=....

Is er een manier om dit zo af te schatten dat dit groter is dan 1? Of moet ik een uitdrukking vinden voor y zodat het groter is dan 1? Zo ja, hoe?

Het is intuïtief duidelijk dat als y maar groot genoeg wordt, dat het verschil vanzelf groter dan 1 wordt...

[ Bericht 6% gewijzigd door BasementDweller op 12-10-2010 21:50:54 ]
  dinsdag 12 oktober 2010 @ 21:51:25 #294
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87474419
De functie f is strict convex op IR+ als a>1, dus ligt altijd strict boven zijn raakzijn behalve in het raakpunt.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87474652
Ik ben niet bekend met het begrip strikt convex... kan het ook anders?
En wat heb je eraan dat de functie boven zijn raaklijn ligt?
pi_87474941
quote:
Op dinsdag 12 oktober 2010 21:40 schreef BasementDweller het volgende:
Ik probeer te bewijzen dat xa uniform continu is op het domein van alle positieve reële getallen, als a=0 of a=1, en anders niet.

De bewijzen voor a=0 en a=1 zijn makkelijk. Stel nu a>1. Kies e=1 en zij d>0 willekeurig. Ik moet nu aantonen dat er een x,y bestaat met |x-y|<d en |f(x)-f(y)|>=e=1.

Definieer d1=d/2 en kies x=y+d1. Dan geldt |x-y|<d, en |f(x)-f(y)|=|f(y+d1)-f(y)|=|(y+d1)a-ya|=....

Is er een manier om dit zo af te schatten dat dit groter is dan 1? Of moet ik een uitdrukking vinden voor y zodat het groter is dan 1? Zo ja, hoe?

Het is intuïtief duidelijk dat als y maar groot genoeg wordt, dat het verschil vanzelf groter dan 1 wordt...
Om te beginnen kun je eerst een goede ondergrens voor (y+d1)a-ya proberen te bepalen. Daarna kun je direct een y opschrijven in termen van d1 die laat zien dat het groter is dan 1.
  dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:00:38 #297
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87474998
Je kunt een raaklijn rond x=y maken, en daarmee een ondergrens geven voor (y+d1)^a - y^a.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87475222
d1 is een ondergrens, maar ik zie niet hoe je dan een y kan opschrijven in termen van d1
  dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:06:20 #299
75592 GlowMouse
l'état, c'est moi
pi_87475292
Die ondergrens is te zwak, die krijg je nooit meer groter dan epsilon.
eee7a201261dfdad9fdfe74277d27e68890cf0a220f41425870f2ca26e0521b0
pi_87475572
quote:
Op dinsdag 12 oktober 2010 22:04 schreef BasementDweller het volgende:
d1 is een ondergrens, maar ik zie niet hoe je dan een y kan opschrijven in termen van d1
a = 2, y = 1/4, d1 = 1/4 gaat niet d1 als ondergrens geven.
pi_87475750
Bedoelen jullie met een ondergrens een waarde die lager is dan (y+d1)^a - y^a voor alle y?

@thabit: ik bedoelde eigenlijk ook d1a, want als y naar nul gaat dan is het gelijk aan d1a, en anders is het verschil altijd groter dan d1a
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')