
WHOAAAAAAAAAAAAAAAOOOAAAA


Godsgloeiende


Rijkelijk laat door me ‘ontdekt’, maar detering


Laat ik anderen het woord maar laten:

quote:
Als er over de Italiaanse Republiek gesproken wordt, dan vervalt men snel in geëmmer over pasta en de maffia, Berlusconi en de Decamerone, en dat terwijl er een trio rondloopt dat al jaren muziek maakt dat tot het beste van de continentaal-Europese rock gerekend mag worden. Tijd om de oren te openen voor het zoveelste offensief van een zwaargewicht in een ideale wereld.
Op papier is het trio Zu zowat de ideale band. Maak een lijstje van kwaliteiten die je hoog in het vaandel voert en de kans is groot dat je in hun geval overal een kruisje bij mag zetten. Ze trekken al ruim een decennium de wereld rond in een bestelwagen. Score: meer dan duizend (!) optredens. Ze zitten geen minuut stil en duiken op regelmatige tijdstippen de studio in. Score: 14 albums. Op zoek naar een frisse sound? Zu is de incarnatie van de amper stilzittende, alles absorberende, nooit zichzelf herhalende band. Natuurlijk, door die wat aparte line-up (drums, bas, baritonsax) heb je een sound die onmiskenbaar die van Zu is, maar er zijn weinig bands die zo’n gretigheid, zo’n passie, zo’n energie aan de dag leggen, op én naast het podim.
Dat aanpassingsvermogen en de bereidheid om in de ring te stappen met andere kanonnen heeft ook al geleid tot double bills en collaboraties waarbij de liefhebber van avontuurlijke muziek meteen week wordt. Of het nu gaat om de Scandinavische jazzkanonnen Paal Nilssen-Love en Mats Gustafsson, de punks van NoMeansNo en Melt Banana, de geluidsterroristen van Lightning Bolt en The Locust, de alt-metaliconen van The Melvins en Fantômas, wandelende monsterlong Peter Brötzmann, Sonic Youth-opperhoofd Thurston Moore of hip-hopguerilla Dälek; allemaal hebben ze de unieke energie van de hectische, steeds evoluerende band die het terrein tussen jazz, punk, noise, metal en experiment verkent aan den lijve mogen ondervinden
Wilde dat in het verleden al eens leiden tot afmattende staaltjes gulzigheid en overdaad die cohesie ontbeerden — iets dat de furieuze concerten ten goede komt, maar niet de albums, — dan heeft de band met Carboniferous zijn meest homogene en gebalde plaat gemaakt. Niet enkel vormen alle songs duidelijk een deel van een overkoepelend geheel, ook de productie, die potiger dan ooit is, zorgt ervoor dat het trio tegelijkertijd een pak zwaarder én toegankelijker klinkt. Waren er in het verleden al verwijzingen naar de op zich staande genres die Melvins en Fantômas heten, dan is Zu met Carboniferous een paar stappen meer in die richting geëvolueerd.
Opener "Ostia" is meteen een klassieke toevoeging aan het oeuvre, met een repetitieve attack die rechtstreeks uit het New York van begin jaren tachtig lijkt te komen. ’Wave’ lijkt het sleutelwoord, tot de gierende saxstoten van Luca T. Mai hun intrede doen. Daarna is het hek van de dam en krijg je een afwisseling van rechtlijnig gebonk en stukken die zo op een album van NoMeansNo hadden gekund: wild, energiek en toch groovy. Idem voor "Erinys", een spastische brok jazzpunk die perfect aansluit bij de ketelherrie van genrepioniers The Flying Luttenbachers. "Carbon" heeft dan weer meer gemeen met de hoekige, instinctieve improvisaties van Brötzmann & co.
Terwijl "Soulympics", de aanvaring met Mike Patton, niet echt tegemoet komt aan de verwachtingen, doet de song met King Buzzo van The Melvins dat wel: "Chthonian" is een uit z’n voegen barstende kolos die sludge, punk en free jazz omzet in een resultaat dat even straf is als hij belooft. Want laat er geen twijfel over bestaan: sommige van deze songs zijn gewoonweg overdonderend cool door die onwerkelijke sound, die onvoorspelbare, nietsontziende combinatie van opgestoken middenvinger, enorme bagage en de intentie om er iets mee aan te vangen. Wie dit jaar met straffer lawaai dan "Axion" en "Obsidian" uit de hoek wil komen zal van goeden huize moeten komen.
Simpel gesteld: Carboniferous is een waarachtige BOM van een plaat, een avontuurlijke en excentrieke sloophamer die geen spaander heel laat van verwachtingen en de concurrentie. Emotionele impact zal deze instrumentale forsbollerij doorgaans niet hebben, maar als het om op een zilveren schijfje vastgelegde opwinding gaat, dan is Zu de komende tien maanden de te kloppen band.
quote:
Twee jaar geleden zag ik tijdens het Eurosonicfestival een merkwaardig gezelschap spelen. Het was het Italiaanse Zu en ik beschreef het toendertijd als een 'funky free jazz metalband'. Alsof je je daar iets bij kan voorstellen zonder er ooit een noot van gehoord te hebben. Doorgronden deed ik Zu tijdens het optreden overigens niet. De tijd was daarvoor te kort en de muziek te merkwaardig. Het voordeel van een plaat is dat je het op elk gewenst moment kan opzetten en minstens net zo belangrijk, ook weer af kan zetten. Carboniferous is ondertussen de veertiende plaat van Zu en kost zoals verwacht de nodige moeite om te laten bezinken. Af en toe heb ik de plaat afgezet terwijl ik mompelde "Nu even niet". Vaker liet ik de zaken die ik tijdens het luisteren wilde doen laten liggen om me volledig te kunnen toeleggen op het ondergaan van deze luisterervaring. Mike Patton van wijlen Faith No More en Buzz van de Melvins zijn altijd wel te vinden om een vreemd experiment uit te voeren en doen om die reden ook even mee op Carboniferous. Samen met Jacopo Battaglia (drums), Massimo Pupillo (bas) en Luca T. Mai (sax) maken zij van Carboniferous een plaat die niet omver te blazen is.
quote:
Vormen Jacopo Battaglia en Massimo Pupillo de beste ritmesectie die de wereld op dit moment kent? Alleen al de manier waarop ze Carboniferous openen met 'Ostia' noopt die vraag positief te beantwoorden. Voor wie twijfelt: dat is geen drumcomputer en ja, ze kunnen het live ook zo.
Nou is er meer nodig dan onmenselijke strakheid om een interessante band te maken. Zu bivakkeerde in het verleden vooral in freejazzkringen, getuige bijvoorbeeld samenwerkingen met Ken Vandermark en Han Bennink. Op Carboniferous is de aanpak nog steeds experimenteel, maar een stuk toegankelijker.
Gasten zijn er deze keer op één na niet. En de bijdrage die Mike Patton levert op 'Soulympics' behoort niet tot zijn meest geïnspireerde zangpartijen. Het zijn Battaglia, Pupillo en saxofonist Luca Mai die het met zijn drieën klaren. Omdat ook Mai meestal in dienst van de groove speelt, is Caroniferous een uiterst ritmische plaat geworden. Het geluid van Zu op dit album laat zich daarbij het best omschrijven als het mathematische van Battles met de sloopkogelsound van Unsane. Wie er een genrelabel op wil plakken komt uit op iets als 'mathjazzmetal'. Maar dat is minder relevant dan de constatering dat de verwoestend zwarte grooves op Carboniferous je vastgrijpen en niet meer loslaten tot je murw gebeukt bent.
quote:
Catching the attention of Ex-Faith No More honcho Mike Patton and being picked to join the ranks of his highly regarded Ipecac label in company with artists such as Melvins, Hella, and the Locust, would be one hell of a high point for the majority of heavy, avant-rock bands currently making music. Zu, one of the most progressive no-wave metal bands ever to come out of Italy, were recruited by Patton for the release of their 14th album, Carboniferous , and one cannot conceive a more fitting home for the trio.
Drummer Jacopo Battaglia, saxophonist Luca T. Mai, and bass player Massimo Pupillo, formed Zu in Rome 10 years ago. Since then, aside from releasing records at the rate of more than one per year, the band have toured the world relentlessly (their self-described Black Flag-esque work ethic has motivated them to play over 1,000 live shows), and collaborated with an impressive range of sterling artists such as Hamid Drake, the Ex, Han Bennink, Damo Suzuki, Alvin Curran, and the Stooges' saxophonist Steve MacKay. Given their predilection for ingenious improvisation, combined with the ability to absorb and incorporate an exhilarating variety of musical styles into their material, it is not surprising that Zu often sounds like a hundred bands in one, although the way they piece together their wild sonic jigsaw is unique to them alone.
Entirely instrumental except for Patton's guest vocals on "Soulympics", Carboniferous veers alternately from free jazz and punk, to sheer metal, math, and hair-raising noise. By the time the album reaches the finish line, there aren't many stones left unturned. It sounds as though Zu have wrung out every last drop from their musical cloth, yet one doubts whether their imagination can possibly run dry. Arguably the most aggressive album the band has ever recorded, Carboniferous is relentless in its volatile ferocity. Any brief moment of calm is torn from limb to limb by a monstrous tide of free jazz or Behemoth-style mania. On a song such as "Carbon", Mai's saxophone, the perfect melodic replacement for Zu's lack of vocals, sounds like it is fighting a battle as it screams and struggles against the rhythm section in an effort to set itself free. Other tracks take the listener inside the workings of an industrial factory. "Chthonian" and "Axion" are so forcefully precise and metallic sounding that it feels as though you are trapped in a steel foundry, narrowly escaping darts of sparks and rivers of molten metal.
At times the songs can sound cold, as though they want to keep their distance, refusing to shed any armor. Although this could be a handicap on other albums, it only serves to makes Carboniferous more intriguing. Not exactly an easy ride, it will undoubtedly be too dense, tough, and quite frankly deranged for some listeners to take in. For others, particularly fans of fellow Mediterranean math rockers Uzeda, John Zorn's Cobra improvisations, and all Patton-affiliated projects such as Fantômas and Mr. Bungle, Zu's massive accomplishment will be nothing short of breathtaking.