Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 18:15 | |||||||
Nieuw deeltje, vorige was vol. ![]() Post hier weer al je vragen, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de vakken: Van MBO tot WO, hier is het topic wat antwoord kan geven op je vragen ![]() Heb je een vraag die niet binnen het gebied 'Bèta' valt? Neem eens een kijkje in één van de volgende topics: [Centraal] Gamma 'huiswerk en vragen topic' [Centraal] Alfa 'huiswerk en vragen topic' Vorige deeltje Beta-huiswerkvragen Laatste post quote: [ Bericht 70% gewijzigd door Rene op 08-11-2006 18:55:38 ] | ||||||||
-J-D- | woensdag 8 november 2006 @ 18:21 | |||||||
![]() | ||||||||
thabit | woensdag 8 november 2006 @ 18:24 | |||||||
quote:Ken je de regel van L'Hopital? | ||||||||
Riparius | woensdag 8 november 2006 @ 18:31 | |||||||
quote:Als je substitueert 1 + x = t3, dan is x = t3 - 1 en krijg je dus: (t - 1) / ( t3 - 1) Dit kun je eenvoudig herleiden als je (via een staartdeling) t3 - 1 deelt door (t - 1), zodat je de noemer als een product met een factor (t - 1) kunt schrijven. Daarna teller en noemer delen door ( t - 1) en je kunt de limiet voor t --> 1 bepalen. | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 18:39 | |||||||
begin{eqnarray*} &lim_{x rightarrow 0}& frac{sqrt[3]{1+x}-1}{x} \ mbox{Stelling van De L'H^{o}pital toepassen:} \ &lim_{x rightarrow 0}& frac{{{1}over{3,left(x+1right)^{{{2}over{3}}}}}}{1} \ mbox{$x$ invullen:} \ && = {{1}over{3,left(1right)^{{{2}over{3}}}}} \ mbox{1 tot de macht iets is 1} \ && = frac{1}{3} end{eqnarray*} Dit heb ik er maar van gemaakt. | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 18:41 | |||||||
quote:OMG... dat x = ![]() ![]() | ||||||||
Riparius | woensdag 8 november 2006 @ 18:45 | |||||||
quote:Ja, maar begrijp je nu ook alles? Je hebt t3 - 1 = (t - 1)(t2 + t + 1) dus... | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 18:53 | |||||||
quote:Ja, maar ik was nooit op die x = t3- 1 gekomen. | ||||||||
Rene | woensdag 8 november 2006 @ 18:54 | |||||||
Skinkie, volgende keer ff de OP er in gooien ![]() | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 20:23 | |||||||
Ik ga schaamteloos nog een vraag stellen: limit(sqrt(2*x^2+1)/(3*x-5), x, inf); 'Uiteraard' komt hier sqrt(2)/3 uit. Nu ben ik weer benieuwd hoe je dat aanpakt... tips zijn ook welkom. Uiteraard heb ik het zelf geprobeerd via L'Hopital het een en ander uit te voeren. Maar op 1/3 * sqrt(2) kom ik niet uit... | ||||||||
HomerJ | woensdag 8 november 2006 @ 20:25 | |||||||
Wanneer gebruik je bij het differentieren nou: de kettingregel: (bv h'(x)=g'(f'(x)) * f'(x) en waneer de Productregel(bv. h'(x) = f'(x) * g(x) + g'(x) * f(x) | ||||||||
GlowMouse | woensdag 8 november 2006 @ 20:28 | |||||||
Homerj: kettingregel als je een functie hebt die je kunt schrijven als f(g(x)) (bv: h(x) = wortel(x²), f(x) = wortel(x), g(x) = x²), productregel als je een functie hebt die je kunt schrijven als f(x)g(x) (bv: h(x) = 2x*wortel(x), f(x)=2x, g(x) = wortel(x)). Skinkie: verwaarloos +1 en -5. | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 20:29 | |||||||
[vreemde plak houd niet van fok] | ||||||||
keesjeislief | woensdag 8 november 2006 @ 20:31 | |||||||
quote:Uiteraard afhankelijk van wat h is, als het een product is gebruik je de productregel en als het een samengestelde functie is de ketingregel. Maar eigenlijk hoef je je daar helemaal niet op zo'n manier druk om te maken. Als je een functie gaat differentiëren, 'ontleed' je hem en zie je vanzelf welke regel je op welk moment moet toepassen. Neem bijv. h(x)=x*(x-2)2. Het eerste wat je ziet is dat het een product van twee functies is, nl. x -> x en x -> (x-2)2. Dus gebruik je de productregel. Echter, je kunt die tweede functie niet direct differentiëren, dus daar moet je ook weer wat op verzinnen. Dat wordt de kettingregel, omdat het een samengestelde functie is. Zo werkt het, kun je daar wat mee? | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 20:38 | |||||||
quote:sqrt(2x^2 + 1) / 3x-5 sqrt(2x^2) / 3x sqrt(2) * sqrt(x^2) / 3x sqrt(2) * x / 3x sqrt(2) / 3 Dat mag dus? | ||||||||
Market_Garden | woensdag 8 november 2006 @ 20:38 | |||||||
quote:Dat met die vijfdegraadsvergelijkingen lijkt me wel heel grappig, wat over opgezocht en dat lijkt me wel een hele mooie uitdaging.. Dat andere voorstel van je volg ik niet helemaa....:P | ||||||||
keesjeislief | woensdag 8 november 2006 @ 20:39 | |||||||
quote:Alternatief voor de opmerking hierboven (hoewel het feitelijk op hetzelfde neerkomt ![]() | ||||||||
Skinkie | woensdag 8 november 2006 @ 20:46 | |||||||
quote:Het probleem is dus dat je deze 'trucks' zou moeten leren, en daar wordt mijn inziens niet erg veel tijd aan besteed. Ik moet jouw methode nog even 'proberen', ik snap wat je probeert te doen, maar ik kan het zelf nog niet bedenken. | ||||||||
keesjeislief | woensdag 8 november 2006 @ 21:03 | |||||||
quote:Het is eigenlijk heel simpel. Als je de limiet van een breuk f(x)/g(x) bekijkt en eerst maar eens probeert te bedenken wat het antwoord zou moeten zijn, kijk je eerst voor f en g afzonderlijk hoe ze zich gedragen. Ze gaan allebei naar oneindig, dus moet je wat verder kijken, in het bijzonder naar de snelheid waarmee ze groeien als x naar oneindig gaat. Als een van de twee sneller groeit als de ander, is de limiet ofwel 0 ofwel oneindig. Als ze even hard groeien, dan kijk je alleen naar de dominante termen. In jouw geval heb je f(x) = sqrt(2x2 + 1) en g(x) = 3x+5. De snelheid waarmee g groeit wordt bepaald door de 3*x en de snelheid waarmee f groeit wordt bepaald door de sqrt(2x2) = sqrt(2)*x. De overige termen zijn niet van belang, je kunt ofwel zeggen dat je ze verwaarloost zoals hierboven ofwel je past 'mijn' trucje toe. Welke manier je ook gebruikt, het komt erop neer dat je om de limiet te bepalen moet kijken naar sqrt(2)*x/(3x) = sqrt(2)/3. Je vergelijkt dus gewoon de coefficiënten van de leidende termen, om het zo te zeggen... | ||||||||
Riparius | woensdag 8 november 2006 @ 21:35 | |||||||
quote:Zoek maar eens op Gauss voor het tweede voorstel (en op Fermat natuurlijk). Je kunt met passer en lineaal bijv. wel een regelmatige 3-hoek en 5-hoek construeren, maar bijv. geen regelmatige 7-hoek. Gauss heeft als eerste aangegeven hoe je met passer en lineaal een regelmatige 17-hoek kunt construeren, want die kan weer wel. | ||||||||
WyBo | woensdag 8 november 2006 @ 21:41 | |||||||
Kan iemand mij deze zuur-base reactie uitleggen? Difosforpentaoxide reageert met water plus overmaat natronloog P2O5 + 6 OH- -----> 2 PO43- + 3 H2O alvast bedankt ![]() [ Bericht 4% gewijzigd door WyBo op 08-11-2006 21:47:06 ] | ||||||||
HomerJ | woensdag 8 november 2006 @ 21:46 | |||||||
quote:Kijk dat is handig, heel erg bedankt ![]() Van mijn leraar snap ik niks ![]() | ||||||||
GlowMouse | woensdag 8 november 2006 @ 21:50 | |||||||
quote:Ik heb hier geen binas bij de hand, maar heb je de halfreacties al gevonden? | ||||||||
WyBo | woensdag 8 november 2006 @ 21:52 | |||||||
quote:uuuh nee, maar wat wil je weten dan? Binas ligt voor m'n neus ![]() | ||||||||
GlowMouse | woensdag 8 november 2006 @ 21:59 | |||||||
Zie je P2O5 in de redoxtabel? [ Bericht 46% gewijzigd door GlowMouse op 08-11-2006 22:18:06 ] | ||||||||
WyBo | woensdag 8 november 2006 @ 22:21 | |||||||
uhm nee, redox hebben we ook nog niet behandeld. ff iets anders, ik heb het iets verkeerd opgeschreven. Difosforpentaoxide reageert eerst met water, en dan met overmaat natronloog | ||||||||
GlowMouse | woensdag 8 november 2006 @ 22:50 | |||||||
Bij de reactie met water wordt fosforzuur gevormt. Probeer eerst die reactie eens op te schrijven. | ||||||||
HomerJ | donderdag 9 november 2006 @ 13:30 | |||||||
Waar kan je in binas de namen van meth, pent,prop, buth of whatever vinden? in Tabel 66 staat maar tot 6 ![]() | ||||||||
Lathund | donderdag 9 november 2006 @ 13:57 | |||||||
Vanaf daar volgt het de Griekse cijfers: penta, hexa, hepta -> pentaan, hexaan, heptaan, etc. | ||||||||
Wackyduck | donderdag 9 november 2006 @ 14:47 | |||||||
quote:Er staat ergens een langere tabel dacht ik, ergens achterin waar een heleboel over naamgeving van stofjes staat. ![]() Tabel 103B is dat bij mij (4e druk) | ||||||||
Kevin1Bravo | donderdag 9 november 2006 @ 15:29 | |||||||
Ik heb een vraag ik heb vergelijkingen oplossen met breuken, met simpele getalleen gaat dit nog wel maar met moeilijke getallen kan ik helemaal niets. Heeft iemand een goede methode ervoor om bijvoorbeeld deze vergelijking op te lossen: | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 15:37 | |||||||
quote:Als je een breuk met zijn noemer vermenigvuldigt, houd je alleen de teller over. Uiteraard moet je aan de rechterkant van het =-teken hetzelfde doen. | ||||||||
-jos- | donderdag 9 november 2006 @ 15:40 | |||||||
44/(x+3)=22/7 44=22/7x+66/7 22/7x=44-66/7 22/7x=242/7 x=242/22=11 | ||||||||
Kevin1Bravo | donderdag 9 november 2006 @ 15:46 | |||||||
quote:Sorry, ik kom er niet uit wat je bedoelt ![]() quote:Hier kom ik er ook niet mee uit. | ||||||||
-jos- | donderdag 9 november 2006 @ 15:49 | |||||||
quote: ![]() | ||||||||
Kevin1Bravo | donderdag 9 november 2006 @ 15:50 | |||||||
quote:Het gaat dus om de manier hoe het moet, niet om de uitkomst. | ||||||||
-jos- | donderdag 9 november 2006 @ 15:51 | |||||||
quote:ja ik heb het toch helemaal uitgeschreven wat snap je er niet aan dan? ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 15:53 | |||||||
Volgens mij lijkt ie moeilijker dan het is, maar wat is de afgeleide van tan(tan x)? ik zelf kom nu uit op: cos2(tan x)/cos2(x) - sin2(tan x)/cos2(x) | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 15:54 | |||||||
quote:Als je beide kanten eens met een factor x + 3 vermenigvuldigt, dan krijg je links 44 en rechts toch 3 1/7 *(x+3) | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 16:01 | |||||||
quote:Er zijn heel veel goniometrische identiteiten, dus ik zie niet direct in of hij goed of fout is, maar je moet gebruik maken van een kettingregel. Nemen we bijvoorbeeld de tan'(x) = tan^2(x) + 1, dan volgt dat d/dx tan(tan(x)) = (tan^2(tan(x)) + 1) * (tan^2(x)+1). Maar ik heb geen idee of dit gelijk is aan wat je noemt ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:03 | |||||||
quote:Uhm, ik heb tan(tanx) als sin(tan x)/cos(tan x) geschreven. En dan de quotientregel. | ||||||||
Nouk | donderdag 9 november 2006 @ 16:06 | |||||||
quote: ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:08 | |||||||
quote:Betekent het dat het goed is? ![]() ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:09 | |||||||
Oh, volgens de Integrator op http://integrals.wolfram.com/index.jsp klopt het. | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 16:21 | |||||||
quote:Als ik quote:invul, dan krijg ik nog geen tan(tan(x)) terug. Waar blijft die tan(x) in de noemer bij jou? d/dx sin(tan(x)) = cos(tan(x)) * tan'(x) d/dx cos(tan(x)) = -sin(tan(x)) * tan'(x) De teller wordt dus cos^2(tan(x)) * tan'(x) + sin^2(tan(x)) * tan'(x) De noemer wordt cos^2(tan(x)) | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:24 | |||||||
Hmmm, bij nader inzien klopt ie idd niet. Oh stom, ik zie idd dat de noemer niet klopt. | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:26 | |||||||
de noemer wordt idd cos^2(tan(x)). | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:27 | |||||||
hmm, dan wordt de eerste term natuurlijk 1. | ||||||||
thabit | donderdag 9 november 2006 @ 16:28 | |||||||
Is het niet handiger om tan'(x) = 1 + (tan x)2 te gebruiken? | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 16:28 | |||||||
quote:En in de teller komt vanwege de kettingregel nog een afgeleide van tan(x). Is er trouwens een specifieke reden voor dat je eerst omschrijft naar een quotient, want direct toepassen van de kettingregel is hier veel eenvoudiger. quote:Dat was mijn eerste voorstel ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:33 | |||||||
tan'(x) = 1 + (tan x)^2? Die regel is mij niet bekend eik. Zal eens proberen. | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 16:40 | |||||||
Dat is eenvoudig in te zien: tan'(x) = d/dx sin(x)/cos(x) = [cos^2(x) + sin^2(x)] / cos^2(x) = 1/cos^2(x). Omdat 1 = cos^2(x) + sin^2(x) = cos^2(x) + cos^2(x)tan^2(x) = cos^2(x) [ 1 + tan^2(x) ] geldt tan'(x) = 1/ [1 / (1 + tan^2(x) ] = 1 + tan^2(x) | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:51 | |||||||
Ik kom er niet uit. Met de quotientregel én met die regel tan'(x) = 1 + (tan x)^2 niet. ![]() | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 16:55 | |||||||
quote:Heb je de afleiding gegeven die ik direct gaf? Zoja, snap je de kettingregel? | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 16:55 | |||||||
tan(tan x)' = cos(tan (x))*cos(tan (x))*(1+tan^2(x)) + sin(tan (x))*sin(tan (x))*(1+tan^29x)) / cos(tan (x))*cos(tan (x)) De noemer wordt 1+ tan^2(x) en de teller cos^2(tan (x)) Dit klopt dus niet. ![]() Trouwens, ik ben hier nog aan het worstelen met quotientregel. | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 17:02 | |||||||
quote:Het is juist, dus ik vraag me af waarom je denkt dat dat niet zo is. | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 17:02 | |||||||
quote:f'(x) = g'(h(x)) * h'(x) als f(x) = g(h(x)) Als ik ff snel reken dan komt dit eruit: tan(x) * 3tan^3(x) | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 17:03 | |||||||
quote:Als ik dat invoer in die integrator komt er iets heel anders uit. | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 17:11 | |||||||
Oh, nu kom ik met de kettingregel op tan(x) + 2tan^3(x) + tan^5(x), maar weer klopt het niet. ![]() ![]() | ||||||||
GlowMouse | donderdag 9 november 2006 @ 17:14 | |||||||
quote:Dan klopt jouw invoer of dat ding niet, want het is wel goed. Voor de directe afleiding zonder quotient: > Nemen we bijvoorbeeld de tan'(x) = tan^2(x) + 1, dan volgt dat d/dx tan(tan(x)) = (tan^2(tan(x)) + 1) * (tan^2(x)+1). | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 17:16 | |||||||
Ah, ze gebruiken de sec zie ik. Dan kan het dus wel kloppen. | ||||||||
Zwansen | donderdag 9 november 2006 @ 17:19 | |||||||
quote:Idd, dat had ik ook. En mn quotient gerommel klopte ook? 1+ tan^2(x)/cos^2(tan (x)) pff, ben ik zo een uur bezig voor een afgeleide. ![]() Thnx trouwens. ![]() | ||||||||
ThaRooP | vrijdag 10 november 2006 @ 18:43 | |||||||
Omdat me eigen topic dicht werd gegooid ![]() quote:Hierop kreeg ik wat reacties waaronder deze: quote:Hij kan wel standaard zijn, ik heb nog nooit zo een som gezien, tot maandag dan ![]() quote:vanaf de derde regel snap ik t al niet ![]() Kun je misschien nog een poging wagen ? ![]() Ik hoop dus dat iemand mij hier verder mee kan helpen, misschien het bewijs uitleggen ? ![]() | ||||||||
Riparius | vrijdag 10 november 2006 @ 19:58 | |||||||
quote:Dit is echt heel eenvoudig hoor. Voor 1 / (2x)k kun je schrijven (1/2x)k. Je hebt dus een meetkundige reeks waarvan de eerste term gelijk is aan (1/2x)0 = 1, terwijl de rede gelijk is aan 1/2x. Als je nu de somformule voor een meetkundige reeks neemt, dan kun je voor de som van de eerste n termen (dus van k=0 tot en met k=n-1) schrijven: Sn = (1 - (1/2x)n) / (1- (1/2x)) Deze reeks is convergent als de absolute waarde van de rede (1/2x) ligt tussen 0 en 1 (zodat de absolute waarde van iedere term kleiner is dan die van de voorgaande term). In dit geval zal (1/2x)n tot 0 naderen als we n steeds groter nemen. De uiteindelijke som van de (oneindige) reeks wordt dus: S = 1 / (1- (1/2x)) En zoals is gegeven moet deze som 8 zijn, dus hebben we: 1 / (1- (1/2x)) = 8 1 - (1/2x) = 1/8 (1/2x) = 7/8 2x = 8/7 x = 4/7 | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 18:42 | |||||||
Zeg, ben ik nou gek? Ik probeer de optimale field of view van een computergame te berekenen. I.h.a. wordt de verticale field of view gebruikt, en bij de meeste spellen is dat 90 graden. Ik zit 60cm van het beeldscherm af, en m'n 20" beeldscherm is 31cm hoog. Dan krijg ik dus een kijkhoek van tan(a) = 15.5 / 60 a * 2= 29 graden. Huh? | ||||||||
thabit | maandag 13 november 2006 @ 18:48 | |||||||
Weet je zeker dat ze 90 graden gebruiken in de meeste spellen? Ik dacht altijd dat het minder was. | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 20:36 | |||||||
Ja, meestal 90. Bij Half-Life 2 is het 75 graden, en dat wordt algemeen gezien als dè hoofdreden waarom meer mensen cybersickness krijgen bij het spelen van het spel (omdat het anders is dan mensen gewend zijn), terwijl dat dus nou juist dichter bij de werkelijkheid hoort te liggen. Heel apart allemaal. Ik heb 29 graden geprobeerd, maar het ziet er echt niet uit. Misschien is het natuurlijker, maar je ziet geen reet van de wereld. | ||||||||
Riparius | maandag 13 november 2006 @ 20:52 | |||||||
quote:Ik begrijp je hele probleem niet zo en heb de indruk dat je een paar begrippen door elkaar haalt. Als de hoogte van je scherm 31 cm is en je neemt een kijkafstand van 15,5 cm (!) gemeten in een lijn loodrecht op het centrum van het scherm dan heb je een verticale view angle van 90 graden. Dat heeft verder niets te maken met wat er op dat scherm is te zien. | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 21:19 | |||||||
1) je zit niet 15 cm van het scherm af, dan zit je praktisch met je neus ertegenaan. Een normale afstand is ongeveer 50-60cm. 2) de FOV heeft wel te maken met hoeveel je van de wereld ziet: ![]() | ||||||||
Riparius | maandag 13 november 2006 @ 21:30 | |||||||
quote:Dat begrijp ik ook wel, het is alleen een rekenvoorbeeld. quote:Ja, maar dat bestrijd ik ook niet. Ondertussen begrijp ik nog steeds je probleem niet. Als jij beweert dat een FOV van 90 graden normaal zou zijn dan kan ik alleen maar constateren dat dat niet zo is omdat dat in de praktijk niet wordt gerealiseerd. | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 21:36 | |||||||
Ehm, ik zal het nog een keer proberen uit te leggen. 90 graden is de standaard in computer games, maar dit is dus schijnbaar heel ver af van hoe het zou moeten zijn. Als je probeert het beeld op zo'n manier in te stellen zodat het natuurlijk wordt, zeg maar dat de monitor gewoon een raam is waar je uit kijkt, dan kom je niet verder dan een beeld van 29 graden. | ||||||||
Riparius | maandag 13 november 2006 @ 21:45 | |||||||
quote:Geef eens een bron voor die bewering dat 90 graden een standaard zou zijn. Zoals je zelf constateert is dat met een normaal scherm en een normale kijkafstand niet te realiseren, dus wat heeft het dan voor zin dat tot een standaard uit te roepen? | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 22:39 | |||||||
Hier bijvoorbeeld: http://developer.valvesoftware.com/wiki/Fov Het nut is waarschijnlijk tweeledig, een grotere field of view geeft een beter zicht van de wereld waardoorheen je navigeert, het is niet gebruikersvriendelijk als je door een koker kijkt bij het spelen van een spel, en ten tweede leidt een grotere kijkhoek tot meer immersie. | ||||||||
thabit | maandag 13 november 2006 @ 22:49 | |||||||
Op zich zou de afstand van oog tot beeldscherm er niet zoveel mee te maken moeten hebben. Anders zou je als je tv kijkt helemaal niks kunnen zien. | ||||||||
speknek | maandag 13 november 2006 @ 23:14 | |||||||
Ehm, ik weet niet of je dat 1 op 1 kunt mappen, want een tv camera kun je bijvoorbeeld heel ver weg zetten, en dan krijg je met een kleine kijkhoek toch een heel persoon op het beeld. Je knipt als het ware gewoon een stuk afstand weg. Bij een computergame is het meestal wel belangrijk dat je dichtbij staat, omdat je moet navigeren en diepte schatten. edit: wegknippen klopt niet helemaal, maar inzoomen en uitzoomen kun je met fov regelen. Bij een groothoeklens lijkt alles verder weg, en bij een smalle lens zoom je in. Bij computerspellen wordt voor een sniperrifle meestal simpelweg de fov naar beneden gezet. [ Bericht 27% gewijzigd door speknek op 13-11-2006 23:19:47 ] | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 22:20 | |||||||
Eigenlijk een combinatie van economie en wiskunde (statistiek) dus stel hem ook wel in Gamma Ik had de vraag al in een ander topic gesteld maar kreeg daar geen antwoord op: Kan iemand me hier misschien mee helpen: Ik snap niet hoe ik dit probleem kan aanpakken. Joey Tolbert, the production manager for Hill Street Enterprises, is uncertain about both the price and the variable costs for one of the company’s main products. The market has been fairly stable lately and the Sales Department estimates that the mean price will be $25 with a standard deviation of $0.10. The plant is using some new materials and, while fixed costs seem fairly set, there is some doubt about variable costs. Mean variable costs are estimated to be $15 with a standard devia-tion of $0.80. Both the distribution for price and for variable cost seem close enough to a normal distribution that this assumption can be used. Gevraagd: Mr. Tolbert has decided that he is willing to use these expected values and measures of variation in his decision process. With a unit contribution margin of $10 ($25 - $15), he is willing to produce additional units until the marginal increase in the variance of the con-tribution margin times .001 is greater than the marginal increase in total contribution margin. To the nearest hundred, find the production quantity indicated under this strategy. | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 22:41 | |||||||
Dit is geen statistiek maar kansrekening. De winst is normaal verdeeld met verwachting 10 en variantie 0,65 (mits er geen covariantie is tussen in- en verkoopkosten bestaat is de variantie van de som gelijk aan de som van de varianties). Kom je er zo uit? | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 22:59 | |||||||
ja, dat snap ik, maar de vraagstelling begrijp ik niet helemaal. Hij produceert extra producten totdat de minimale toename van de variantie van de contributiemarge x 0,001 groter is dan de minimale toename van de totale contributiemarge Kan je me daar misschien mee helpen? [ Bericht 0% gewijzigd door ryan_atwood op 14-11-2006 23:11:45 ] | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 23:11 | |||||||
Ik had de winst per product uitgerekend. Bij twee producten is de verwachting ook twee keer zo groot maar variantie vier keer zo groot. "groter is dan de minimale toename van de totale contributiemarge" moet marginale zijn. Probeer nu maar wat vergelijkingen op te stellen. Druk dus zowel de winst als de variantie van de winst uit in het aantal te produceren goederen. Door vervolgens te differentieren naar het aantal te produceren goederen krijg je de marginale winst en variantie. Daarna de factor 0,001 verwerken, een lineaire vergelijking oplossen, en je bent klaar. [ Bericht 34% gewijzigd door GlowMouse op 14-11-2006 23:16:55 ] | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 23:19 | |||||||
Hmm, dat gaat me niet lukken vrees ik. Ik heb ook niet echt voorbeelden hoe ik dat kan doen. | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 23:23 | |||||||
Wat gaat niet lukken? Stel eerst die vergelijkingen eens op. Noem het aantal te produceren goederen x. De verwachte winst is dan echt niet zo moeilijk, en de variantie ook niet. | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 23:31 | |||||||
De variantie van de winst per product x 0,001 > variantie van de totale winst ==> 0,68 x 0,001 > 0,68 ( X * 10) Bedoel je hem zo? | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 23:37 | |||||||
Nee, bij het begin beginnen. Je wilt uiteindelijk marginale dingen met elkaar vergelijken, en nu doe je dat niet. Eerst: Verwachte winst is 10x Marginale verwachte winst is dus ... Verwachte variantie is ... Marginale verwachte variantie is dus ... | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 23:40 | |||||||
ja, maar wat wordt er dan verstaan onder de marginale verwachte winst? | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 23:42 | |||||||
Dat is de hoeveelheid winst die je extra hebt als je één extra eenheid produceert. Economen schijnen vaak te vergeten dat je alleen een geheeltallig aantal producten hebt, en maken het zich makkelijk door gewoon de afgeleide te nemen. | ||||||||
ryan_atwood | dinsdag 14 november 2006 @ 23:47 | |||||||
de marginale verwachte winst is dus 10x+10 de verwachte variantie is 0,68 | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 14 november 2006 @ 23:57 | |||||||
10x gedifferentieerd naar x is geen 10x+10. En de variantie hangt af van het aantal producten: "Bij twee producten is de verwachting ook twee keer zo groot maar variantie vier keer zo groot.". Nog een keer proberen. | ||||||||
ryan_atwood | woensdag 15 november 2006 @ 00:04 | |||||||
hmm, sorry, differentieren heb ik nooit geleerd dus dit gaat niet lukken. | ||||||||
GlowMouse | woensdag 15 november 2006 @ 00:14 | |||||||
Zonder differentieren zul je enige vraag met 'marginal' erin nooit kunnen maken. | ||||||||
ryan_atwood | woensdag 15 november 2006 @ 15:00 | |||||||
Zou je misschien de oplossing van de vraag kunnen geven? Met de berekening. Dan kan ik andere vragen wel oplossen namelijk. Alvast bedankt | ||||||||
Riparius | woensdag 15 november 2006 @ 15:28 | |||||||
quote:Welke vooropleiding heb jij eigenlijk? | ||||||||
ryan_atwood | woensdag 15 november 2006 @ 15:38 | |||||||
quote:havo --> wiskunde A, differentieren nooit gehad of ik ben het echt al weer vergeten | ||||||||
Riparius | woensdag 15 november 2006 @ 16:31 | |||||||
quote:Dat zal dat laatste dan wel zijn. Teveel uit het raam gekeken of teveel mooie meisjes in de klas misschien ![]() | ||||||||
ryan_atwood | woensdag 15 november 2006 @ 18:52 | |||||||
quote:ok, bedankt. maar daar heb ik niet heel veel tijd voor om dat nu allemaal door te nemen. weet je wat het antwoord op de vraag is? | ||||||||
GlowMouse | woensdag 15 november 2006 @ 20:12 | |||||||
Wat heb je aan een antwoord als je een cruciale stap niet kunt/wilt volgen? | ||||||||
ryan_atwood | woensdag 15 november 2006 @ 20:41 | |||||||
quote:omdat ik dan verder kan gaan met een vervolgsom | ||||||||
rieski | woensdag 15 november 2006 @ 23:09 | |||||||
Ik heb een statistiek vraagje: De beknopte vraag: 1. mean price will be $25 2. with a standard deviation of $0.10. The plant is using some new materials and, while fixed costs seem fairly set, there is some doubt about variable costs. 4. Mean variable costs are estimated to be $15 5.with a standard deviation of $0.80. Both the distribution for price and for variable cost seem close enough to a normal distribution that this assumption can be used. Required: Mr. Tolbert has decided that he is willing to use these expected values and measures of variation in his decision process. With a unit contribution margin of $10 ($25 - $15), he is willing to produce additional units until the marginal increase in the variance of the contribution margin times .001 is greater than the marginal increase in total contribution margin. To the nearest hundred, find the production quantity indicated under this strategy. Kan iemand mij wellicht helpen met deze vraag? | ||||||||
GlowMouse | woensdag 15 november 2006 @ 23:59 | |||||||
Wat is dat toch met Mr. Tolbert? Rieski: kijk eens naar de 10 berichtjes boven je. | ||||||||
rieski | donderdag 16 november 2006 @ 00:00 | |||||||
quote:Dat is een groot ondernemer GlowMous ![]() | ||||||||
Zwansen | vrijdag 17 november 2006 @ 20:14 | |||||||
Programma:quote:Dit geeft ie als ik em compile: quote: ![]() | ||||||||
Zwansen | vrijdag 17 november 2006 @ 20:14 | |||||||
Werken ^2 als kwadraat niet in Java? Of ligt het ergens anders aan? | ||||||||
Zwansen | vrijdag 17 november 2006 @ 20:28 | |||||||
Dit is dus een programma dat om 3 zijden vraagt van een driehoek en daarna zegt wat voor driehoek het is. | ||||||||
Riparius | vrijdag 17 november 2006 @ 20:30 | |||||||
quote:De ^ operator staat voor XOR in C en aanverwante talen, maar jij doet net of je hiermee het kwadraat van a, b, of c bepaalt, en dat is dus niet zo. Schrijf a*a voor a2 etc. | ||||||||
Nathox | zaterdag 18 november 2006 @ 13:11 | |||||||
Ik zit met twee opgaven van calculus waar ik echt moeite mee heb. De eerste som wordt gevraagd te berekenen, dus een waarde. Bij de tweede serie wordt gevraagd om de convergentiestraal te bepalen. Dus iets van de vorm (x-a) < 1 oid. Ik hoop dat jullie me ermee kunnen helpen, alvast bedankt! | ||||||||
Wackyduck | zaterdag 18 november 2006 @ 13:18 | |||||||
Voor de eerste 4n+3 = 4n+1 * 42 = 4n+2 * 4 En dan kan je het splitsen in meetkundige reeksen. | ||||||||
Nathox | zaterdag 18 november 2006 @ 14:34 | |||||||
Ja! chill!! ![]() Dank! | ||||||||
Riparius | zaterdag 18 november 2006 @ 14:36 | |||||||
quote:Eerste opgave: breuk schrijven als een som van twee breuken en je hebt de som van twee convergente meetkundige reeksen. Tweede opgave: noem de n-de term van je reeks an. Bepaal de limiet van an+1 / an voor n naar oneindig. Noem deze limiet A, dan is je reeks convergent voor -1 < A < 1 waaruit je het gevraagde kunt afleiden. | ||||||||
Nathox | zondag 19 november 2006 @ 11:46 | |||||||
quote:Ik ken inderdaad deze methode om te bepalen of een serie convergeert of divergeert. Maar ik kan echt niets uithalen met de breuk die ontstaat... | ||||||||
GlowMouse | zondag 19 november 2006 @ 12:02 | |||||||
Zo lastig is hij toch niet?![]() | ||||||||
Nathox | zondag 19 november 2006 @ 12:34 | |||||||
Damn... Ja toch wel voor mij ![]() En tenslotte moet ik dat laatste nog gelijk of kleiner dan 1 stellen en dan wordt de uiteindelijk vorm: (x-3)<"derdemachtswortel van 3" Dus de radius of covergence is die derdemachtswortel met x = 3 als middelpunt. | ||||||||
Riparius | zondag 19 november 2006 @ 13:18 | |||||||
quote:Dit is gewoon elementaire middelbare school algebra hoor. Zou geen probleem mogen zijn. quote:Nee, dat is een onnauwkeurige formulering. Om de limiet te bepalen van (n3 + 3n2 + 3n + 1) / n3 voor n naar oneindig deel je eerst teller en noemer van deze breuk door n3. Je houdt dan over 1 + 3/n + 3/n2 + 1/n3 Alle termen, behalve de eerste, naderen tot 0 voor n naar oneindig, dus de limiet hiervan is 1 + 0 + 0 + 0 =1. quote:Nee, want (1/3)*(x-3)3 moet liggen tussen -1 en +1 voor convergentie. | ||||||||
speknek | zondag 19 november 2006 @ 13:36 | |||||||
quote:Nounou, elementair.. Het is middelbare school algebra inderdaad, maar zulke pejoratieve opmerkingen zijn altijd een beetje jammer. | ||||||||
thabit | zondag 19 november 2006 @ 13:47 | |||||||
"Pejoratief", wat een mooi woord. ![]() | ||||||||
Nathox | zondag 19 november 2006 @ 13:58 | |||||||
quote:Owja, zo doe je dat inderdaad. quote:Ok, dus als ik dan zeg (1/3)*(x-3)3 < 1'absoluut' dan klopt de rest van mijn verhaal toch wel met die derdemachtswortel? Overigens realiseer ik me wel dat dit redelijk eenvoudige wiskunde is, van welk niveau dan ook. Maar ik besef me ook dat ik het niet kan, dus doe ik wel m'n best om het zo goed mogelijk onder de knie te krijgen... | ||||||||
Riparius | zondag 19 november 2006 @ 14:11 | |||||||
quote:Je hebt | (1/3)*(x-3)3 | < 1, dus -1 < (1/3)*(x-3)3 < 1 -3 < (x-3)3 < 3 3√(-3) < x-3 < 3√3 3 + 3√(-3) < x < 3 + 3√3 3 - 3√3 < x < 3 + 3√3 quote: | ||||||||
Nathox | zondag 19 november 2006 @ 14:20 | |||||||
Ok, bedankt voor het uitschrijven ![]() Maar dat is wel wat ik bedoelde met m'n opmerking eerder: quote: | ||||||||
icecreamfarmer_NL | maandag 20 november 2006 @ 16:52 | |||||||
Ik zit ook met een probleempje ik moet sin(2 arcsin(x/3)) vereenvoudigen en dat moet ik doen dmv een rechte driehoek die in de eenheidscirkel past. het antwoordt moet (2/9)x sqrt(9-x^2) zijn. | ||||||||
Bioman_1 | maandag 20 november 2006 @ 18:19 | |||||||
Ik heb een vraagje over Optimalisering. Het gaat om het volgende: Minimaliseer: Integraal (van 0 tot T) x(t) dt, onder de voorwaarden: x(0) = x'(0) = x(T) = 0 en | x'' | < 1 Iemand enig idee hoe ik dit kan aanpakken? We hebben tijdens college Pontryagin's Minimum Principe behandeld, dus daar moet het vast mee kunnen, maar zo kom ik er niet uit. Een eventuele andere moeglijkheid is uiteraard ook welkom. | ||||||||
LKEN | dinsdag 21 november 2006 @ 21:39 | |||||||
Ik heb bij scheikunde de welbekende cola-fosforzuur-titreer-experiment gedaan; ik moet nu de H3PO4-gehalte kunnen berekenen. We hebben dus 25.00 mL koolzuurvrije (a.k.a. gekookt) cola getitreerd met 0.023 M NaOH oplossing, en na elke 0.5 mL NaOH met een pH-meter de oplossing gemeten. Er vinden als het goed is 3 reacties plaats: H3PO4 + 3NaOH -> 3H20+Na3PO4 H3PO4 + 2NaOH -> 2H20+Na2PO4 H3PO4 + NaOH -> H20+NaH2PO4 Wij hebben 2 equivalentiepunten gevonden, nl.:
Dus hoe kan ik hier de fosforzuur-gehalte uit afleiden? | ||||||||
-jos- | dinsdag 21 november 2006 @ 22:14 | |||||||
Ik heb dat onderwerp net gehad, ik zal proberen je wat te helpen Het makkelijkst is om het eerste equivalentiepunt te nemen, je weet de pH dus ook de pOH, daaruit leidt je de concentratie OH af en als het goed is moet je dan het H3PO4-gehalte ook kunnen berekenen | ||||||||
icecreamfarmer_NL | woensdag 22 november 2006 @ 14:34 | |||||||
quote:niemand ??? | ||||||||
NiKos | woensdag 22 november 2006 @ 14:58 | |||||||
-edit verkeerde topic | ||||||||
Lathund | woensdag 22 november 2006 @ 15:04 | |||||||
quote:Dat klopt niet helemaal. Je vormt eerst NaH2PO4, dat reageert verder tot Na2PO4 en dat reageert tot Na3PO4. Bij elke reactie heb je 1 NaOH nodig. Bij je eerste omslagpunt heb je zoveel NaOH gebruikt dat je van alle H3PO4 NaH2PO4 hebt gemaakt. Zoveel mol NaOH als je hebt gebruikt, zoveel mol H3PO4 was er dus. Bij het tweede omslagpunt heb je nóg een keer diezelfde hoeveelheid NaOH verbruikt en van alle NaH2PO4 Na2PO4 gemaakt. In theorie zou je dus bij het tweede omslagpunt exact twee keer zoveel NaOH moeten hebben verbruikt als bij het eerste omslagpunt. Dat heb je niet, dus ik denk dat je ergens onnauwkeurig bent geweest. In ieder geval: als het goed is, heb je nu genoeg informatie om het uit te rekenen. | ||||||||
pfaf | woensdag 22 november 2006 @ 17:28 | |||||||
Ik heb een hele rits data in een vector, nu moet ik van deze gegevens ( steeds een waarde bij een tijdstip 0..50s met interval 0.1s ) een probability density function ( normalized histogram ) maken, weet iemand hoe ik dit ( liefst mbv Matlab ) kan doen? Een Histogram van de data maken wil nog wel, maar hoe ik deze kan normalizeren? ![]() | ||||||||
GlowMouse | woensdag 22 november 2006 @ 19:09 | |||||||
quote:Ik weet niet hoe je nu je histogram maakt, maar als je elke meetwaarde deelt door de oppervlakte van je histogram en daarvan een nieuw histogram maakt, heb je een histrogram met oppervlakte 1. | ||||||||
teletubbies | woensdag 22 november 2006 @ 21:04 | |||||||
als je kijkt naar Z/pZ, ieder element behalve 0 is een eenheid. Ik vraag me af wat de orde is van zo'n groep? van ieder element? kan je de voortbrengers snel aanwijzen? in Z/7Z zijn 3 en 5 voortbrengers hoe bewijs je dat die cyclisch is(ik denk dat die wel cyclisch is)? is er een handige manier met groepentheorie om de kleine stelling van fermat te bewijzen? dus: ap-1 =1 mod p. als p het getal a niet deelt. als je schrijft a=mp+r, dan kan je de vergelijking reduceren tot: rp-1 =1 mod p met r uit {1,2,3,....,p-2,p-1} kan iemand me helpen of hints geven? dank je alvast | ||||||||
thabit | woensdag 22 november 2006 @ 23:28 | |||||||
De orde van een element is altijd een deler van de orde van de groep (Lagrange). Dat (Z/pZ)* cyclisch is kun je het makkelijkst bewijzen door de structuurstelling van eindige abelse groepen te gebruiken. Daaruit volgt dat als de groep niet cyclisch is, er een d is zodanig dat er meer dan d elementen zijn waarvan de orde d deelt. Dit kan echter niet omdat het polynoom xd-1 hooguit d nulpunten heeft. | ||||||||
thabit | woensdag 22 november 2006 @ 23:30 | |||||||
Je kunt efficient testen of a een voortbrenger is door a(p-1)/q uit te rekenen mod p voor elke priemdeler q van p-1. Als daar nergens 1 uitkomt is het een voortbrenger, anders niet. an mod p is zeer snel uit te rekenen door n binair te schrijven en voor alle tweemachten a^(2^k) mod p uit te rekenen door achterelkaar te kwadrateren. | ||||||||
teletubbies | donderdag 23 november 2006 @ 13:16 | |||||||
okee.. ik ga het goed bekijken.. je bent me redding in nood !! (glowmouse ook hehe) bedankt! | ||||||||
faberic | vrijdag 24 november 2006 @ 19:27 | |||||||
Ik heb een proef gedaan met natuurkunde, en de resultaten vormen op dubbellogaritmisch papier een rechte lijn. Hoe bepaal ik hier uit nou ook alweer het verband tussen de twee grootheden? Ik ben het ff helemaal kwijt. Help! | ||||||||
Riparius | vrijdag 24 november 2006 @ 19:46 | |||||||
quote:Eenvoudig toch? Je hebt een rechte lijn op dubbellogaritmisch papier en dat betekent dat er een lineair verband bestaat tussen de logaritmen van twee grootheden x en y, dus: log(y) = a*log(x) + b Hieruit kun je y herleiden als functie van x. | ||||||||
faberic | vrijdag 24 november 2006 @ 19:51 | |||||||
dat wordt dan: y=xa * 10b? | ||||||||
Riparius | vrijdag 24 november 2006 @ 19:54 | |||||||
quote:Ja. | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 13:07 | |||||||
Ik probeer een probleem als LP-probleem te formuleren. Of het mogelijk is, weet ik nog niet. Momenteel loop ik vast bij een serie van n gelijkheden waarvan er tenminste één waar moet zijn. Wanneer er twee ongelijkheden zijn is zoiets wel te formuleren met lineaire vergelijkingen: stel x<5 of y<5 dan x < 5+b*M en y<5+(1-b)M (met b binair en M een zeer grote constante). Eenzelfde trucje lukt me hier niet omdat het gaat om gelijkheden waarvan er ook nog eens meer dan 2 zijn. Heeft iemand een idee? | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 13:16 | |||||||
Als het gebied dat je definieert niet convex is zal het denk ik niet mogelijk zijn. | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 13:42 | |||||||
Over welk gebied heb je het precies? Bij mijn eerdere voorbeeld (x<5 of y<5) is het toegelaten gebied niet convex, en is er toch een formulering mogelijk met lineaire vergelijkingen. Het domein van x en y is overigens wel convex. | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 13:50 | |||||||
Ik zie ook niet waarom dat voorbeeld werkt. Een vergelijking definieert een convex gebied, een ongelijkheid ook. De doorsnede van convexe gebieden is convex, projectie van een convex gebied op een hypervlak is convex. | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 13:56 | |||||||
Stel b=0, dan x<5 en y<5+M. Omdat M erg groot is, zal er door de tweede vergelijking op y geen feitelijke beperking worden gelegd omdat er een andere vergelijking is die restrictiever is. | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 14:03 | |||||||
Ja, maar dan deel je de zaak toch ook nog steeds in gevallen op: b=0 of b=1. | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 14:14 | |||||||
Ja goed. Dus jij zegt dat het niet mogelijk is als het gebied niet convex is. Mijn vraag is vervolgens of het toegelaten gebied te transformeren is naar een convex gebied, maar dat is ook niet zo. Ik had liever gezien dat het wel mogelijk was, maar evenzeer bedankt ![]() | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 14:16 | |||||||
Wat is het probleem eigenlijk precies dat je probeert op te lossen? | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 15:14 | |||||||
Ik zoek naar kortste addition chains. Daarvoor zijn er erg veel mogelijkheden om het probleem aan te pakken, maar bij elke loop je vroeg of later vast. | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 15:43 | |||||||
Zo te zien zijn er flink wat referenties te vinden op http://wwwhomes.uni-bielefeld.de/achim/addition_chain.html | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 25 november 2006 @ 15:55 | |||||||
Voor zover ik heb gezien bestaan er wel afschattingen voor l(n) en heuristieken om een redelijke keten te vinden voor een bepaald getal, maar een echte oplossing is er nog niet. | ||||||||
thabit | zaterdag 25 november 2006 @ 15:57 | |||||||
Nee, dit soort problemen zijn ook niet zo eenvoudig. | ||||||||
GlowMouse | zondag 26 november 2006 @ 12:26 | |||||||
Na een nachtje slapen toch een oplossing: Stel x1=c1 of x2=c2 of x3=c3 dan: x1=c1+u1 en x2=c2+u2 en x3=c3+u3 u1+b1*M >= 0 u1-b1*M <= 0 u2+b3*M >= 0 u2-b3*M <= 0 u3+b3*M >= 0 u3-b3*M <= 0 b1+b2+b3 <= 2 Met u reëel, b binair en M een groot getal. | ||||||||
thabit | zondag 26 november 2006 @ 12:47 | |||||||
Maar dan heb je dus nog steeds die binaire variabele. | ||||||||
GlowMouse | zondag 26 november 2006 @ 13:06 | |||||||
Dat is inderdaad jammer, want het zal de oplossingssnelheid niet ten goede komen. Maar zonder binaire variabelen zal het waarschijnlijk sowieso onmogelijk worden. Weet jij toevallig hoe snel problemen met binaire variabelen door een thuiscomputer op te lossen zijn? Met 'echte' lineaire vergelijkingen dacht ik eens gehoord te hebben dat een probleem met 10.000.000 variabelen in een seconde op te lossen valt. | ||||||||
pfaf | zondag 26 november 2006 @ 15:35 | |||||||
Ik heb een deeltje wat een gelijke kans heeft om naar rechts en links te gaan ( 1D ), dus P(X,t+1)=(1/2)P(X+1,t)+(1/2)P(X-1,t) Weten jullie hoe ik kan aantonen dat de variantie <[X(t)-<X>]2> linear met de tijd toeneemt? ![]() bvd, een wanhopige kansloze kansrekenaar. ![]() | ||||||||
thabit | zondag 26 november 2006 @ 15:43 | |||||||
quote:Nee, ik heb geen idee hoe efficient de bestaande algoritmen zijn. Dat een probleem met 10^7 variabelen in een seconde is op te lossen lijkt me trouwens erg sterk, dat zou in de orde van 10^9 clock cycles zijn op een thuiscomputer. | ||||||||
thabit | zondag 26 november 2006 @ 15:52 | |||||||
quote:Neem aan dat het deeltje op tijdstip 0 in positie 0 zit. Op tijdstip t is Y=(t+X)/2 dan binomiaal verdeeld: P(Y=y) = (t boven y)/2t. | ||||||||
GlowMouse | zondag 26 november 2006 @ 15:54 | |||||||
quote:Het kon ook 10^6 zijn, maar nog steeds een indrukwekkend aantal. pfaf: als Yt~BERN(1/2) dan Xt=X0 + SOM(k=1 t/m t)[ 2Yk-1 ] X0 is constant, die een erafhalen verandert ook niks aan de variantie, dus VAR(Xt) = VAR(SOM(k=1 t/m t)[2Yk]). Verder lukt het denk ik wel | ||||||||
pfaf | maandag 27 november 2006 @ 18:13 | |||||||
Bedankt beide. ![]() | ||||||||
teletubbies | maandag 27 november 2006 @ 19:05 | |||||||
hier is een probleem die een LP probleem moet worden: min(a,b){ max1<=i<=n |yi-(axi+b)|} bij deze Loo approximatie wordt gevraagd naar een lijn die de maximale verticale afstand van de gegeven punten tot de lijn minimaliseert. ik moet eerst de bijbehorende LP-formulering vinden, ik had: . min: max(di + +di - ) di + -di - +a +xi -a -xi +b+-b- 1<=i<=n .di + , di- >= 0 .a+,a-,b+,b- >= 0 is dit oke? nu moet het LP-model bepaald worden: dus zoals ik die moet typen in bijv maple. stel je hebt de gegevens: bij i= 1 x1=1 en y1 = 13 bij i=2 x2=6 en y2 =15 bij i=3 x3=15 en y3 =-3 (het gaat om een groter probleem, ik wil alleen een voorbeeld zien.. maar nu weet ik niet precies wat ik moet typen.. kan iemand me helpen?ik halvast bedankt | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 11:38 | |||||||
Ik ben aan het proberen om een taylorreeks te maken van e^ -x2 rond 0. De taylorreeks van ex ken ik wel, maar hoe moet ik die nu veranderen om die van e^ -x2 te krijgen?? Ik heb e^ -x2 afgeleid, daaruit heb ik -2x e^ -x2, maar als ik daarin 0 invul, komt er bij mij weer 0 uit. Dan zou volgens mij het antwoord op 1 uitkomen, (omdat alle coefficienten na de eerste nul worden) maar mijn gevoel zegt dat dat niet klopt. Wat doe ik verkeerd (behalve het knullig formuleren van mijn vraag)? | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 11:52 | |||||||
quote:Het makkelijkst is -x2 substitueren in de Taylorreeks van ex. En de afgeleide is inderdaad 0 te 0, je hebt immers geen termen met een oneven macht van x. | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 11:56 | |||||||
Maar hoe doe ik dat substitueren dan? In de opdracht staat dat ik die van e^x moet gebruiken, maar hoe verwerk ik dat dan? Ik probeer de coefficienten te berekenen volgens ck=f(k)(0)/k! maar dan worden alle coefficietnten behalve de eerste 0. Toch? En wat bedoel je eigenlijk met oneven machten? Waar heeft dat dan mee te maken? | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 12:16 | |||||||
Die hogere afgeleides uitrekenen is weliswaar hoe de Taylorreeks gedefinieerd is, maar in dit geval een nogal omslachtige methode. En er komt zeker niet altijd nul uit. Je weet et = 1 + t + t2/2 etc. Als je daar t = -x2 invult staat er een reeks in x, dat is de Taylorreeks van e^(-x^2). | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 16:46 | |||||||
maar waarom komt er geen extra factor -2x voor dan, als je gaat substitueren? Want dat heb je wel bij de afgeleide van e^(-x^2). Ik probeer het even te begrijpen in plaats van het over te nemen en verder te gaan ![]() | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 17:30 | |||||||
Ik snap je vraag niet. Je moet toch de Taylorreeks van e^(-x^2) bepalen en niet van z'n afgeleide? | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 17:34 | |||||||
quote:Nee klopt, maar om die coefficienten te bepalen, moet ik toch de afgeleide van die functie nemen? | ||||||||
speknek | woensdag 29 november 2006 @ 17:36 | |||||||
Wat betekent de notatie |t ? Bijvoorbeeld in wi(t + 1) = wi(t) - mu1 (d J/ d wi) |t, i=1,2,...,k waar t de huidige iteratie is. | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 17:36 | |||||||
quote:Dat kan, maar hoeft niet. Er zijn meerdere wegen die tot Rome leiden. | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 17:41 | |||||||
quote:"Beperkt tot t" of "gespecialiseerd tot de waarde t". Je moet dus t invullen in de expressie met die afgeleiden. | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 17:50 | |||||||
quote:Ok! Dankjewel! | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 20:15 | |||||||
Thabit (of iemand anders die me kan helpen natuurlijk), nog ff over die Taylorreeks: het lijkt er bij mij toch steeds op dat je op de plaats van t in jouw reeks t=-2x moet invullen, i.p.v. -x^2. Ik durf eigenlijk niet aan jou te twijfelen, maar weet je het heel zeker? Als ik namelijk dit ![]() | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 20:46 | |||||||
Dan doe je iets fout, want dat komt er niet uit. Je hebt hierboven al ergens beredeneerd dat de eerste afgeleide 0 geeft te 0, dus een term -2x zou helemaal niet voor kunnen komen. | ||||||||
Quinazoline | woensdag 29 november 2006 @ 20:55 | |||||||
quote:Dat is wel een goed argument ![]() Ik snap zegmaar niet waarom ik gewoon -x2 mag invullen op de plaats van x. Dat wil ik graag zelf afleiden zodat ik zie dat het klopt, maar dat lukt nu dus even niet. | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 21:01 | |||||||
Als je daar een fomeel bewijs voor wilt geven zitten er inderdaad wel wat haken en ogen aan. Waar het vooral om gaat is dat als een functie f in een open interval rond 0 gegeven kan worden als een convergente machtreeks, dan bestaan alle hogere afgeleiden en is de machtreeks gelijk aan de Taylorreeks van de functie. | ||||||||
GlowMouse | woensdag 29 november 2006 @ 21:12 | |||||||
Nog even over dat lineair programmeren: zolang het toegelaten gebied convex is, zijn problemen met 1.000.000 variabelen in 10 minuten op te lossen. Zodra je binaire variabelen introduceert, zakt de oplossingssnelheid heel erg in en valt er over de snelheid niets meer te zeggen. | ||||||||
Xith | woensdag 29 november 2006 @ 21:31 | |||||||
the demand for rubies at royal ruby retailers(RRR) is given by the equation: q=-4/3p + 80, where p is the price RRR charges in $ and q is the number of rubies RRR sells each week. Assum RRR can obtain rubies for $25 each, how much should it charge per ruby to make greatest possibly weekly profit and what will that profit be? - Vroeger (2VWO) kon ik dit 1,2,3.. maar nu ben ik vergeten hoe.. Met excel programmering kon ik in 3 sec wel aan't antwoord komen : 42.5 ![]() Maar hoe bereken je dit zonder (graphische) rekenmachine? ![]() | ||||||||
Nouk | woensdag 29 november 2006 @ 21:36 | |||||||
quote:Ik moet een definitie geven van de covariante derivative ![]() | ||||||||
thabit | woensdag 29 november 2006 @ 21:42 | |||||||
quote:Dit soort indexnotaties is sowieso een hele foute manier om de materie te behandelen. Ik zou het boek vervangen door eentje waarin differentiaalmeetkunde en tensorproducten op een wat meer conceptuele manier behandeld worden. | ||||||||
GlowMouse | woensdag 29 november 2006 @ 21:46 | |||||||
quote:Bepaal de winstfunctie (opbrengst-kosten), bepaal de afgeleide, en stel die op 0. | ||||||||
Nouk | woensdag 29 november 2006 @ 23:35 | |||||||
quote:Het is een boek over Algemene Relativiteit waarin het begrip tensor als inleiding (op een misschien summiere) manier behandeld wordt. Maar wanneer ik op diverse sites zoek, vind ik op die overige sites ook die indexnotatie. Wat is dan een betere manier? | ||||||||
thabit | donderdag 30 november 2006 @ 00:13 | |||||||
http://en.wikipedia.org/wiki/Tensor_(intrinsic_definition) Daar staat een veel betere definitie. De laatste sectie behandelt dan weliswaar toch de indexnotatie, maar het is denk ik erg belangrijk om vooral wat daarvoor staat goed te begrijpen. Ook de behandeling die op http://en.wikipedia.org/wiki/Tensor_product_of_modules staat is belangrijk om te kennen omdat vectorbundels lokaal gezien modulen zijn over ringen van functies. Die definities zijn weliswaar wat abstracter en het zal misschien wat tijd kosten om eraan te wennen, maar uiteindelijk ga je tensoren hier veel beter door begrijpen dan wanneer je alleen maar de indexnotatie kent. Sterker nog, ik kan me niet voorstellen dat iemand die alleen de indexnotatie kent echt begrijpt wat een tensor is. | ||||||||
Nouk | donderdag 30 november 2006 @ 00:51 | |||||||
Ok, dank je. Zal het eens bestuderen. Ik heb inderdaad zelf eigenlijk ook totaal geen benul wat nu precies een tensor is. | ||||||||
teletubbies | zaterdag 2 december 2006 @ 17:02 | |||||||
Helllo allemaal! Stel nu dat bi ongelijk is aan 0 voor alle i's. Geldt nu dat a/b altijd ook cauchy is? Als a en b twee cauchyrijen zijn. Dan zijn de rijen a+b en ab ook cauchy. In het geval dat a en b convergent zijn (bi!=0 en de limiet ook), is a/b ook cauchy. Maar stel dat a en/of b niet convergeren (bijv in Q). Is a/b ook cauchy? ja( graag een hint/bewijsje!) ? nee (graag een tegenvoorbeeld!)? Alvast bedankt.. [ Bericht 12% gewijzigd door teletubbies op 02-12-2006 17:09:42 ] | ||||||||
thabit | zaterdag 2 december 2006 @ 17:08 | |||||||
Nee. Neem an=1 voor alle n en bn=1/n voor alle n. | ||||||||
teletubbies | zaterdag 2 december 2006 @ 17:10 | |||||||
okee.. mmm thanx.. maar goed, als ik uitsluit dat de limiet van b niet nul is.. dan komt het wel goed? | ||||||||
thabit | zaterdag 2 december 2006 @ 17:22 | |||||||
Cauchyrijen voer je juist in om limieten te definieren. Wat je nodig hebt is dat er een epsilon>0 is zodanig dat |bn|>epsilon geldt voor alle n. | ||||||||
teletubbies | zaterdag 2 december 2006 @ 19:57 | |||||||
okee... ik ga proberen | ||||||||
teletubbies | zaterdag 2 december 2006 @ 21:32 | |||||||
die epsilon is er niet. | ||||||||
thabit | zaterdag 2 december 2006 @ 21:33 | |||||||
In dat geval is je rijtje equivalent met het nulrijtje. | ||||||||
teletubbies | zaterdag 2 december 2006 @ 22:41 | |||||||
okee, mmm die wilde ik juist uitsluiten, bedankt ![]() | ||||||||
Skinkie | zaterdag 2 december 2006 @ 23:32 | |||||||
Weet er iemand hoe je een 4 mod 3 op een Ti-83 krijgt? | ||||||||
Pustasu | zaterdag 2 december 2006 @ 23:33 | |||||||
gekke wereldvreemde mensen | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 2 december 2006 @ 23:50 | |||||||
De Ti-83 heeft geen modulo-functie, maar bij het zoeken kwam ik deze wel tegen: fpart(x/y)*y | ||||||||
Skinkie | zaterdag 2 december 2006 @ 23:59 | |||||||
quote:Daar was ik dus al bang voor... maar goed.. dat werkt inderdaad wel... | ||||||||
Foeske | dinsdag 5 december 2006 @ 14:36 | |||||||
Ik ga het hier eens proberen, al heb ik wel snel antwoord nodig dus ik ben benieuwd of het gaat werken. Het gaat om statistiek: het uitvoeren van een t-toets d.m.v. spss. Bij het bekijken van de resultaten, wanneer let je op "equal variances assumed" en wanneer op "equal variances not assumed"? Ik weet nu namelijk niet welke cijfers ik nu moet gebruiken... Alvast bedankt! | ||||||||
-J-D- | dinsdag 5 december 2006 @ 14:37 | |||||||
in SPSS staat naast de F-kolom het significantieniveau. Als de significantie kleiner is dan 0.05 dan moet je naar de onderste lijn (equal variances not assumed) kijken, als de significantie groter is dan 0.05 moet je naar de bovenste lijn (equal variances assumed) kijken. En dan moet je op de lijn waar je moet kijken, kijken naar de significantie van de t. En zo kan je dat dan interpreteren. Snel genoeg? | ||||||||
Foeske | dinsdag 5 december 2006 @ 14:42 | |||||||
quote: ![]() I ![]() ![]() | ||||||||
-J-D- | dinsdag 5 december 2006 @ 14:42 | |||||||
quote:Das dan 5 euro ![]() | ||||||||
Foeske | dinsdag 5 december 2006 @ 17:27 | |||||||
Nog maar iets proberen dan, aangezien m'n begeleider geen tijd voor me had ![]() screen van spss output Hij is een beetje onduidelijk, maar misschien is het idee duidelijk. Ik wil het effect weten op SoortMessage door Versie en dan moet hier als het goed is staan. Maar ik zie ten eerste twee toetsen (multivariate en within subjects) en dan binnen die laatste weer 4 verschillende toetsen met allemaal verschillende significanitieniveaus. Ik kijk wel bij een voorbeeld file (iemand die hetzelfde soort onderzoek heeft gedaan) maar daar waren de significantieniveaus van de onderste vier toetsen hetzelfde... Iemand die begrijpt wat ik bedoel en wat ik ermee aan moet? Alvast weer bedankt! En als ik hier weer een antwoord op krijg waar ik wat aan heb stuur ik als dank extra geld naar de Fok! voor Fok actie! | ||||||||
Secretus | dinsdag 5 december 2006 @ 19:38 | |||||||
Bijvoorbeeld van HBrO3 ofzo. Het staat nergens in mijn boek (!) maar wordt wel gevraagd op testen. Zo simpel mogelijk graag, ik ben een idioot ![]() Apart topic geopend [ Bericht 6% gewijzigd door Secretus op 06-12-2006 22:55:10 ] | ||||||||
Quinazoline | dinsdag 5 december 2006 @ 20:17 | |||||||
Ik moet een bepaalde functie xi+1 = xi* f(xi)/f'(xi) waarbij ik f en f' ken een aantal malen uitvoeren. Ik heb ook een beginwaarde, maar geen verstand van hoe ik dit in mathematica (daarmee kan ik helemaal niks, maar ik heb het wel) of met mijn GR moet uitvoeren. Met de hand gaat niet lukken, want ik moet het per startwaarde een groot aantal keer uitvoeren. Kan iemand me daar mee helpen? | ||||||||
Market_Garden | woensdag 6 december 2006 @ 19:45 | |||||||
Ik ben op zoek naar goede bronnen om mezelf de lineaire algebrij bij te brengen. Ik heb hier op het vwo nog niks van gehad, maar ben er wel heel benieuwd naar... En ja ik heb al gegoogled, maar kon niks nuttigs vinden... (Reacties met een search van google met goede resultaten met daaronder: " beter zoeken " zijn ook welkom) ![]() | ||||||||
GlowMouse | woensdag 6 december 2006 @ 21:14 | |||||||
Er is een wikibooks over lineare algebra, maar aangezien daar het begrip vector niet eens wordt uitgelegd denk ik niet dat je daar veel mee opschiet. Je kunt om te beginnen het boek Linear Algebra and its applications van D.C. Lay doorwerken, dat is wel goed te lezen zonder enige hulp. | ||||||||
keesjeislief | donderdag 7 december 2006 @ 00:19 | |||||||
quote:In Mathematica is het heel simpel. Definieer je functie, bijv.
(let op de underscore na de x, die aangeeft dat het een variable is waar de functie van afhangt en de :=, die staat voor "delayed assignment"). Geef een startwaarde op en aantal iteraties op:
Laat Mathematica n maal de bewerking uitvoeren:
Print de uitkomst:
| ||||||||
mrbombastic | vrijdag 8 december 2006 @ 18:02 | |||||||
Ik heb 6 ongelijkheden, 1 gelijkheid en hieruit moet ik voor 3 variabelen intervallen geven: t1 <= t3-16 t1 <= t2 t2 <= 18+t1 t2 <= t3-6 t3 <= 8+t2 t3 <= 18+t1 t1+t2+t3 = 0 Hoe los ik dit analytisch op? | ||||||||
keesjeislief | vrijdag 8 december 2006 @ 20:15 | |||||||
quote:Gewoon eerst even die laatste gelijkheid gebruiken om in de ongelijkheden erboven één van de onbekenden weg te substitueren zodat je nog 2 onbekenden over hebt, dan een velletje papier met een groot assenstelsel en braaf alle vlakken gaan inkleuren die gedefinieerd worden door de ongelijkheden zodat je uiteindelijk de doorsnede van al die vlakken als oplossingsverzameling overhoudt ![]() | ||||||||
dynamiet | zaterdag 9 december 2006 @ 12:16 | |||||||
Zou iemand me allstublieft de volgende 2 vragen willen uitleggen en maken. echt heel erg bedankt alvast. op één of andere maniet loop ik helemaal vast vraag1: Bepaal de functie van de parabool die door top [3,-1] gaat en verder nog door het punt [-3.-2] . Gebruik eventueel breuken maar geen decimale getallen of afrondigen. f(x) =.... Wat moet er op de plaats van de stippels komen? vraag 2: Gegeven is de fomule van de parabool y = -5x^2-5x+5 Vermenigvuldig de grafiek ten opzichte van de y-as met 6 (de parabool wordt dan ook 6 maal zo breed van vorm en alle punten van de parabool komen 6 maal zo ver van de y-as af te liggen). Wat is dan de nieuwe formule? y =.... Wat moet er op de plaats van de stippels komen? Het antwoord mag in elke gewenste vorm geschreven worden. | ||||||||
keesjeislief | zaterdag 9 december 2006 @ 15:33 | |||||||
quote:De eerste is simpelweg een beetje bot rekenen. Je weet dat de algemene vorm van een parabool is f(x)=a*x2+b*x+c, waarbij de a, b en c constanten zijn die je moet bepalen aan de hand van de gegevens die je hebt. Terzijde: de opgave zou wat makkelijker zijn als je een nulpunt zou weten, dan kun je beter de algemene formula f(x)=a*(x-c1)*(x-c2) gebruiken, waarin de c1 en c2 de twee x-coörd. van de nulpunten van de parabool zijn. Nu moet je gewoon wat gaan rekenen. Je kent de top, da's een bijzonder punt. Je weet dat de x-coörd. van de top, xtop gegeven wordt door de formule -b/(2*a) (als je dit niet weet, kun je het simpel vinden door f te differentiëren en de afgeleide te bekijken). Als je deze formule nu in de formule stopt dan krijg je ytop = f(xtop) = a*(-b/(2*a))2 - b*b/(2*a) + c = -b2/(4*a) + c. Omdat (3,-1) de top is weet je dus dat moet gelden (1): -b/(2*a) = 3 (2): -b2/(4*a) + c = -1. Verder weet je dat ie door het punt (-3,-2) gaat, dus moet gelden f(-3)=-2, dit geeft dat (3): 9*a-3*b+c = -2. Nu moet je a, b en c oplossen uit (1), (2) en (3). Uit (1) volgt b = -6*a. Uit (2) volgt , als je b daar vervangt door -6*a, dat c = -1 + 9*a. Als je deze uitdrukkingen voor b en c nu invult in (3), dan vind je dat 9*a +18*a - 1 + 9*a = -2, wat oplevert dat a=-1/36. Deze waarde voor a invullen in b = -6*a geeft b = 1/6 en invullen in c = -1 + 9*a geeft c=-45/36. Je tweede vraag is heel makkelijk. Als je verminigvuldigt tov de y-as dan behouden alle punten op de grafiek dezelfde x-coörd maar de y-coörd wordt met 6 vermenigvuldigd. Dus uit de nieuwe formule moet een 6 keer zo hoge y-coörd komen als uit de originele. Dat betekent dat je gewoon kunt nemen y = 6*(-5x2-5x+5) = -30*x2 - 30*x + 30. | ||||||||
dynamiet | zaterdag 9 december 2006 @ 15:59 | |||||||
duizend maal dank!! ik heb nu de andere vraagstukken ook kunnen oplossen ![]() | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 9 december 2006 @ 18:59 | |||||||
quote:Je las de vraag verkeerd. Jij laat alle punten 6x zover van de x-as afkomen ipv de y-as. Het rekenwerk neemt daardoor iets toe, maar het blijft redelijk eenvoudig. Als alles 6x zover van de y-as af moet komen te liggen, ligt het oude punt (x,f(x)) nu op (6x,f(x)). Je ziet dat je in het nieuwe punt x de functiewaarde in x/6 uit moet rekenen. Je krijgt dus als nieuwe functie g(x) = f(x/6) = a*(x/6)²+b(x/6) + c = (a/36)x² + (b/6)² + c. | ||||||||
keesjeislief | zaterdag 9 december 2006 @ 20:20 | |||||||
quote:Inderdaad was ik vergeten waar de y-as ook alweer lag ![]() ![]() | ||||||||
sitting_elfling | zondag 10 december 2006 @ 01:09 | |||||||
Ik had zo even een vraagje over meetkunde ![]() ![]() Hoe kun je een cirkel tekenen met straal 4 met een omtrekshoek van 40 graden ? Je tekent de cirkel, je tekent 3 punten op de cirkel. Maar hoe doe je dat nu precies dat de omtrekshoek 40 graden is ? Ik weet dat de omtrekhoek de helft is van de middelpunts hoek. Maar zo kom ik ook niet verder ![]() en volgend vraagje waar ik niet helemaal uitkom. Je hebt een driehoek met 1 hoek van 90 graden. Hoe kun je daar op 2 manieren een omgeschreven cirkel omheen tekenen? als ik het midden van die loodrechte lijn van de 90 graden hoek neem en daar dan met de passer om heen ga, dan heb ik 1 manier. Maar er moet nog een manier zijn ![]() bvd ![]() ik ga weer verder ![]() | ||||||||
GlowMouse | zondag 10 december 2006 @ 12:43 | |||||||
quote:Mag je alleen een passer en latje gebruiken, of lukt het je niet om met een geodriehoek een hoek van 80 graden af te meten? Als je daarna de deellijn tekent en doortrekt, heb je ook het derde punt op je cirkel. quote:Dat midden kun je ook vinden met middelloodlijnen op de andere twee zijden. | ||||||||
sitting_elfling | zondag 10 december 2006 @ 14:17 | |||||||
quote:dankje, kheb ze inmiddels opgelost ![]() Nu zit ik te worstelen met een vraag. Teken een cirkel met straal 4 een koorde met lengte met 3 en 2 daarbij horende omtrekshoeken, hoe groot zijn beide hoeken ? Hoe de fuck doe ik dit ? Ik mag niks berekenen. Lijntje getekend van 3. En 2 willekeurige punten getekend en gewoon de middelpuntshoek berekend. En die 2 willekeurige punten getekend op de cirkel, een driehoek van gemaakt, en maar neer gezet dat beide de helft zijn van de middelpuntshoek, maar vraag me af of dat de bedoeling is. ![]() | ||||||||
GlowMouse | zondag 10 december 2006 @ 14:51 | |||||||
Als je niks mag berekenen, dan kun je beide hoeken opmeten en concluderen dat ze even groot zijn. Waar maak je trouwens driehoeken van? | ||||||||
sitting_elfling | zondag 10 december 2006 @ 15:42 | |||||||
quote:dankje ![]() nog een vraagje ![]() waarom volgt uit de stelling van thales dat een rechthoek een vierhoek is waarvan alle hoekpunten op een cirkel liggen? En waarom hebben 2 rechthoekige driehoeken de zelfde omgeschreven cirkel ? Ik zie zelf ook wel met een tekening die ik er dan bij maak 'dat' het zo is. Maar ik kom er zo niet achter waarom dat zo is ![]() | ||||||||
GlowMouse | zondag 10 december 2006 @ 16:43 | |||||||
Bij de eerste moet je aantonen dat je van een rechthoek op een vierhoek met alle hoekpunten op een cirkel kunt komen, en andersom. Er geldt dan namelijk gelijkheid. Rechthoek => vierhoek met alle hoekpunten op een cirkel: teken een diagonaal van de rechthoek en neem dat als diameter van de cirkel. Uit Thales volgt dat de overige twee hoekpunten ook op de cirkel liggen. Vierhoek met alle hoekpunten op een cirkel => rechthoek: trek een lijn tussen twee hoekpunten die tegenover elkaar liggen en pas vanaf daar Thales toe. Er volgt dat hoeken bij de andere twee hoekpunten recht moeten zijn. Doe daarna hetzelfde maar dan met de andere twee hoekpunten, zodat volgt dat alle vier hoeken recht moeten zijn. Maar dan is het een rechthoek. Bij de tweede snap ik niet wat je precies aan moet tonen. | ||||||||
sitting_elfling | zondag 10 december 2006 @ 16:48 | |||||||
quote:Hey bedankt! Die 2e vraag had ik foutief geformuleerd. De letterlijke vraag is, bewijs dat 2 rechthoekige driehoeken met dezelfde schuine zijde dezelfde omgeschreven cirkel hebben. Ik ga nu even jou antwoord uitdokteren ![]() | ||||||||
GlowMouse | zondag 10 december 2006 @ 17:09 | |||||||
quote:Bij jouw eerste methode van het tekenen van de omgeschreven cirkel keek je niet eens naar de andere twee zijden. Overigens ook eenvoudig in te zien met Thales door de rechtshoekszijde als diameter te nemen. | ||||||||
Lijpo | dinsdag 12 december 2006 @ 14:06 | |||||||
Hoi , ik heb hier een vraag waar ik totaal niet aan dezelfde antwoord kom die achterin staat maar ik kan geen uitwerkingen vinden dus ik hoop dat een van jullie kan helpen. De massa van kalium in een mens is 98 gram. Er zitten in kalium 1.54x10^22 atomen per gram. Kalium bestaat voor 0.012 uit het radioactieve kalium 40. er geldt A = 0.693 . N ---------- t^0.5(halveringstijd) En nu de vraag , Bereken de gemmidelde activiteit van kalium -40 in het spierstelsl van een mens. Hopelijk kan iemand het voor vanavond nog posten. Alvast bedankt Het antwoord wat het blijkbaar hoort te zijn is 3.1x10^3 Bq | ||||||||
-jos- | dinsdag 12 december 2006 @ 18:49 | |||||||
ik neem aan dat er ook een tijdsduur is aangegeven aangezien de gemiddelde activiteit gevraagd wordt? | ||||||||
GlowMouse | dinsdag 12 december 2006 @ 19:02 | |||||||
quote:Het aantal Becquerel geeft aan hoeveel kernen per seconde vervallen. De tijdsduur is dus irrelevant. Lijpo: laat je berekeningen maar zien. | ||||||||
Phalanx747 | woensdag 13 december 2006 @ 20:15 | |||||||
Ik ben momenteel bezig om een klein programma'tje te schrijven op basis van een wiskundig algoritme. Nu wordt er me gevraagd een gegeven matrix te 'normeren'. Als ik daarop Google, vind ik het volgende: http://nl.wikipedia.org/wiki/Genormeerd Echter gaat dit ten eerste dus over (1-dimensionale) vectoren en niet over (2-dimensionale) matrixen. Ten tweede word ik totaal niet wijzer van die uitleg. Ik ben immers informaticus en geen wiskundige. Kan iemand mij hierbij helpen? Stel we nemen als voorbeeld de volgende (3x3) matrix: 5, 6, 7 3, 2, 1 7, 8, 3 Wat moet ik hier nu mee doen? | ||||||||
GlowMouse | woensdag 13 december 2006 @ 20:29 | |||||||
Vectoren zijn n-dimensionaal, en matrices zijn nxm-dimensionaal, maar afgezien daarvan kun je een matrix op meerdere manieren normaliseren: zowel in de kolom- als de rijrichting. Stel dat je de rijen normaliseert, kun je de rijen een voor een als vector beschouwen en die normaliseren. Welke van de twee je nodig hebt, valt zo weinig over te zeggen. | ||||||||
Phalanx747 | woensdag 13 december 2006 @ 20:39 | |||||||
quote:Ok, thx. Hoe zou dat dan bijvoorbeeld gaan voor een rij (i.e. 5, 6, 7)? | ||||||||
mrbombastic | woensdag 13 december 2006 @ 23:25 | |||||||
Gewoon even Googlen. De (Euclidische) norm van een vector is de wortel van de kwadratensom van zijn elementen. Dus voor 5,6,7 is dit sqrt(5^2+6^2+7^2) = sqrt(110). Normeren is het delen van een vector door zijn norm, ofwel alle elementen delen door sqrt(110) in dit geval. Noem de nieuwe vector v. Nu geldt dat de lengte van de vector v gelijk is aan 1, ofwel sqrt(v'v) = 1. | ||||||||
Phalanx747 | donderdag 14 december 2006 @ 12:13 | |||||||
quote:Bedankt! Vreemd dat Wikipedia daar zo'n moeilijk verhaal van moet maken ![]() | ||||||||
Zwansen | vrijdag 15 december 2006 @ 10:34 | |||||||
De vraag is dus om een (java) programma te maken dat van 2 getallen de grootste gemeenschappelijke deler oplevert. Het programma werkt, bij 12 en 9 komt er bijvoorbeeld 3 uit. En bij 64 en 28 komt er 8 uit. Maar toch klopt er iets nog niet. Alleen wat? ![]() import java.util.Scanner; class GGD { Scanner sc = new Scanner(System.in); public GGD() { System.out.print("Voer twee getallen in: "); long a = sc.nextLong(); long b = sc.nextLong(); System.out.println("De grootste gemene deler van " + a + " en " + b + " is " + ggd(a, b)); } long ggd(long a, long b){ do { long rest; rest = a % b; a = b; b = rest; } while (b > 0); return a; } public static void main(String[] args) { new GGD(); } } | ||||||||
thabit | vrijdag 15 december 2006 @ 10:52 | |||||||
Bij 64 en 28 hoort er 4 uit te komen. Bovendien houd je geen rekening met de de input. De twee getallen die je invoert zouden best 0 of negatief mogen zijn. Daar houdt jouw programma geen rekening mee. | ||||||||
Zwansen | vrijdag 15 december 2006 @ 11:01 | |||||||
quote:Sorry. Bij 64 en 24 komt er 8 uit. Dus toch maar mijn invoer aan de condities >0 laten voldoen? | ||||||||
Zwansen | vrijdag 15 december 2006 @ 11:19 | |||||||
quote:Misschien als de invoer een negatief getal bevat, dat het uitvoer gewoon niets moet geven? | ||||||||
thabit | vrijdag 15 december 2006 @ 11:23 | |||||||
Bij negatieve getallen moet je de ggd van de absolute waarden nemen. En als 1 van de getallen gelijk is aan 0 is de ggd gewoon het andere getal. | ||||||||
Zwansen | vrijdag 15 december 2006 @ 11:39 | |||||||
quote:Ah, ok. Dank je. ![]() | ||||||||
Wolfje | vrijdag 15 december 2006 @ 12:49 | |||||||
quote:Je ggd methode is wel correct voor positieve getallen. De output bij 64 en 28 is inderdaad 4. Heb je al gecontroleerd of ggd ook daadwerkelijk 64 en 28 als input krijgt? Als je een while ( b > 0 ) lus gebruikt in plaats van do... while, hoef je je ook geen zorgen meer te maken over 0 waarden als invoer. Zoals thabit ook al aangaf, moet je nog wel rekening houden met negatieve waarden. | ||||||||
Dilation | dinsdag 19 december 2006 @ 17:44 | |||||||
Ik moet voor Calculus een integraal oplossen en ik kom er echt niet uit. De te integreren functie is: 1/(8x^3+1) Alvast bedankt! | ||||||||
thabit | dinsdag 19 december 2006 @ 19:31 | |||||||
quote:Ontbinden in factoren en breuksplitsen. | ||||||||
Dilation | dinsdag 19 december 2006 @ 20:10 | |||||||
quote:Dat had ik ook al verzonnen omdat daar het hoofdstuk over gaat ![]() Dat wordt dus 1/((2x+1)(4x^2-2x+1)) Het breuksplitsen heb ik echter niet onder de knie. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik me bij het hoorcollege had verslapen ![]() Maar... het moet dus iets worden als 1/((2x+1)(4x^2-2x+1)=(C1)/(2x+1)+(C2+C3 x)/(4x^2-2x+1) Toch? Dit stelsel krijg ik niet opgelost, en hier zit dus het probleem ![]() Alvast bedankt! | ||||||||
thabit | dinsdag 19 december 2006 @ 20:22 | |||||||
C1 is makkelijk: vermenigvuldig links en rechts met 2x+1 en vul x=-1/2 in. Als je dat eenmaal hebt kun je op soortgelijke manier C2 en C3 ook wel vinden. | ||||||||
Zwansen | woensdag 20 december 2006 @ 10:54 | |||||||
Als je met een paardensprong van de coördinaten (2,1) naar (6,1) wil gaan in zes stappen, zijn er 3540 verschillende routes. Hoe zou je een programma schrijven dat voor elk begin- en eindpunt en het aantal stappen, uitrekent hoeveel routes er mogelijk zijn? Moet je dan voor elke mogelijke eerste stap kijken hoeveel tweede stappen er mogelijk zijn, net zolang tot je in het eindpunt komt? | ||||||||
thabit | woensdag 20 december 2006 @ 11:00 | |||||||
quote:Dat moet niet, en lijkt me in dit geval zelfs een erg inefficiente methode. Je kunt beter per stap in elk punt bijhouden hoeveel mogelijke routes er zijn naar dat punt in n stappen. In elke volgende stap wordt de waarde van een punt dan gewoon de som van de waarden van de punten die precies een paardensprong ervan verwijderd zijn. Het mooie met paardensprongen is dat je dit ook gewoon direct kunt bijhouden (je hoeft geen tweede rooster erbij te maken of dingen te wissen of zo) want alleen de "witte" velden hebben invloed op de zwarte velden en vice versa. | ||||||||
Doku | woensdag 20 december 2006 @ 20:02 | |||||||
16. Een tentamen bestaat uit 50 tweekeuzevragen. Een student maakt de toets geheel radend. De kans dat deze student tenminste 34 vragen goed beantwoordt is volgens de normale benadering gelijk aan 1. 0,01 2. 0,05 3. 0,10 ik weet niet meer hoe ik dit moet berekenen... moet ik hiervoor nou normalcdf of binomcdf of invNorm voor gebruiken? normalcdf was zo ingedeeld .. normalcdf(linkergrens, rechtergrens, gemiddelde, standaardafwijking) hoe was binomcdf ook alweer??? thnx ![]() | ||||||||
-J-D- | woensdag 20 december 2006 @ 20:28 | |||||||
tis binom want er zijn 2 mogelijkheden (goed/fout) binomcdf(50,0.50,33) is de kans op 33 vragen goed of minder. Als je die kans van 1 afhaalt, heb je je kans gevonden. | ||||||||
GlowMouse | woensdag 20 december 2006 @ 22:18 | |||||||
Er wordt gepraat over een normale benadering. Je kunt een BIN(50,1/2) benaderen met een normale verdeling met verwachting 25 en variantie 50*1/2*(1-1/2) = 12,5. De kans dat een stochast met die verdeling groter is dan 34 kan je denk/hoop ik wel berekenen. | ||||||||
Doku | donderdag 21 december 2006 @ 00:12 | |||||||
het antwoord op de vraag moet zijn 3 -> dus 0,10 maar met 1-binomcdf(50,0.5,33) kom ik op geen enkele van de 3 antwoorden en met normalcdf(34, E99, 25,12.5) kom ik ook niet op het juiste antwoord ![]() hoe kom ik er wel op dan :S | ||||||||
GlowMouse | donderdag 21 december 2006 @ 01:31 | |||||||
12,5 is de variantie, niet de standaardafwijking. Daarnaast is de binomiale verdeling discreet en de binomiale verdeling continu, dus kun je beter kijken wat boven de 33,5 komt. In de vraagstelling staat 'gelijk aan' terwijl ze 'ongeveer gelijk aan' bedoelen, maar dan nog is het antwoord 0,01 en niet 0,1. | ||||||||
Dilation | donderdag 21 december 2006 @ 16:36 | |||||||
Ik heb nog een calculus vraag waar ik absoluut niet uitkom: Zij Fn(x)=∫1/(1+x²)ndx Als b,c met b^2-4c<0 Druk ∫1/((x²+bx+c)n)dx én ∫x/((x²+bx+c)n)dx uit in b, c, Fn-1(x) en Fn(x) De notatie die ik gebruik is misschien raar maar ik doe nooit op fora wiskunde typen ![]() Elke hulp is welkom ![]() [ Bericht 4% gewijzigd door Dilation op 21-12-2006 18:02:16 ] | ||||||||
Riparius | donderdag 21 december 2006 @ 17:48 | |||||||
quote:Hier klopt al iets niet, Fn(x) is onafhankelijk van n ? Je bedoelt wellicht: Fn(x) = ∫ 1/(1 + x2)ndx quote:Gebruik in ieder geval consequent subscript en superscript, dat leest al een stuk prettiger. quote:Hint: Pas kwadraatafsplitsing toe op x²+bx+c | ||||||||
Dilation | donderdag 21 december 2006 @ 17:59 | |||||||
quote:Je hebt helemaal gelijk ![]() Edit: Ik heb het verduidelijkt, ik heb al wat zitten spelen met kwadraatsplitsen maar kwam nog niet uit... Ik ga verder met proberen ![]() | ||||||||
Riparius | donderdag 21 december 2006 @ 18:34 | |||||||
quote:Je hebt (x + ½b)2 = x2 + bx + ¼b2, dus kunnen we schrijven: x2 + bx + c = (x + ½b)2 - ¼b2 + c = (x + ½b)2 + (c - ¼b2) Nu substitueer je z = x + ½b ofwel x = z - ½b (dus dx/dz = 1) en dan kun je de integraal verder herleiden. Je moet nog een tweede substitutie uitvoeren om een standaardvorm van de gedaante (u2 + 1) te krijgen. Zie je nu ook waarom b2 - 4c < 0 moet zijn? | ||||||||
Haushofer | zondag 24 december 2006 @ 12:15 | |||||||
quote:Zwansen, moet jij Inleiding Programmeren toevallig nog halen? ![]() | ||||||||
MaxC | maandag 1 januari 2007 @ 16:16 | |||||||
De formule van Trillingstijd is T=2(Pi) Wortel (M/C) Als je T en M weet, hoe kan je dan C berekenen | ||||||||
TC03 | maandag 1 januari 2007 @ 16:19 | |||||||
quote:Gewoon de formule omschrijven? T = 2pi wortel(M/C) T² = (2pi)²*(M/C) (M/C) = T² / (2pi)² C = M/(T²/(2pi)²) | ||||||||
Alxander | donderdag 4 januari 2007 @ 13:35 | |||||||
Misschien een stel domme vragen ![]() Ik heb gisteren het boek "Basisboek Wiskunde" van Jan van de Craats gekocht en ben dus direct aan de slag gegaan. Alleen bij hoofdstuk 1 ging ik al de mist in bij het bepalen van de kgv (Kleinst gemene veelvoud) voor drie getallen. Bij hoofdstuk 2 kon ik daardoor 3 breuken niet gelijkmaken d.m.v het kgv. ![]() Alvast bedankt! | ||||||||
Wackyduck | donderdag 4 januari 2007 @ 14:12 | |||||||
Je hebt de getallen al in priemgetallen ontbonden. Voor het KGV zoek je de kleinste verzameling getallen zodat voor elk getal de priemgetallen er in zitten. Je neemt de dubbele dus niet mee, voor 3x3 2x2 2x3x5 Voldoet 2x2x3x3x5 = 180 dus. ![]() Om de breuken gelijknamig te maken zoek je het KGV van de noemers. ![]() | ||||||||
Zwansen | donderdag 4 januari 2007 @ 14:15 | |||||||
quote:Whehehe. Nee, ik doe dit voor mn plezier. ![]() | ||||||||
Alxander | donderdag 4 januari 2007 @ 14:34 | |||||||
quote:Jij gebruikt voor '12' 2x2, dit moet 2x2x3 zijn. Dan zou je 3x2x3x2x3x5 krijgen = 540 Je antwoord is goed maar de berekening (volgens mij) niet. | ||||||||
Wackyduck | donderdag 4 januari 2007 @ 14:46 | |||||||
quote:Jawel, die 3 moet er nog bij, maar die zit al in je 2x2x3x3x5 dus het verandert het antwoord niet. ![]() | ||||||||
Alxander | donderdag 4 januari 2007 @ 15:25 | |||||||
quote:Ik zie het nog niet helemaal ![]() Zou je (24,30,36)=(2x2x2x3,2x3x5,2x2x3x3) kunnen doen? (en precies vertellen wat je doet) | ||||||||
Wackyduck | donderdag 4 januari 2007 @ 16:44 | |||||||
quote:Je hebt een hoeveelheid 2,3 en 5 nodig. En wel de kleinste hoeveelheid waarmee je alle priemfactoren voor elk getal apart hebt. Want het KGV bevat juist die priemfactoren, bv 2 en 4 hebben als KGV 4 omdat 2 = 2 en 4 = 2x2, heb je aan 2 tweëen genoeg. In dit voorbeeld heb je 2x2x2x3 2x3x5 2x2x3x3 Je hebt dus minimaal drie 2, twee 3 en een 5 nodig. Elk van de ontbindingen kan je daaruit maken, meer heb je niet nodig. Het KGV is dus 2x2x2 x 3x3 x 5 = 360 | ||||||||
Alxander | donderdag 4 januari 2007 @ 22:39 | |||||||
Laat maar ik snap hem al. [ Bericht 87% gewijzigd door Alxander op 05-01-2007 12:26:25 ] | ||||||||
Wackyduck | vrijdag 5 januari 2007 @ 10:48 | |||||||
Ik weet niet wat de standaardvorm is. ![]() | ||||||||
Market_Garden | vrijdag 5 januari 2007 @ 14:32 | |||||||
Ik ben op zoek naar goede info over de stelling van Abel-Ruffini. De stelling zegt dat vergelijkingen van een graad >4 niet oplosbaar zijn door alleen maar basisoperaties uit te voeren. Ik ben heel benieuwd naar hoe dit in mekaar zit, maar heb tot nu toe niet veel kunnen vinden. Het is in ieder geval gebaseerd op de groepentheorie van Galois, maar ook daarover kan ik weinig nuttigs vinden. Heeft iemand een idee hoe ik die theorie van Abel en Ruffini een beetje kan gaan begrijpen? Ik zit in 6vwo, dus m'n wiskunde kennis is vrij beperkt. | ||||||||
Market_Garden | vrijdag 5 januari 2007 @ 15:52 | |||||||
Woeps | ||||||||
thabit | zaterdag 6 januari 2007 @ 01:17 | |||||||
Om te beginnen moet je wel weten wat een groep is. http://websites.math.leidenuniv.nl/algebra/algebra1.pdf Dat is een collegedictaat. Hoofdstukken 1,2,4,5,8,9,10 zijn wel raadzaam om door te nemen. Het is eerstejaarsstof dus zou zonder voorkennis te volgen moeten zijn. Om daarmee te bewijzen waarom vergelijkingen vanaf graad 5 in het algemeen niet oplosbaar zijn moet je nog wel wat meer theorie doornemen. Dat kan wat lastig worden, maar als je niet op alle bewijzen in wilt gaan maar een indruk wilt krijgen van hoe het werkt is het nog wel te doen. Ik heb onlangs een symposiumvoordracht gegeven waar dit soort dingen ter sprake kwam. Als je me een PM stuurt met je e-mailadres kan ik je de slides daarvan wel toesturen. | ||||||||
Tomhoog | zondag 7 januari 2007 @ 18:28 | |||||||
Een trekslang van 2 m lengte moet een kracht doorleiden van 100.000Newton. de elastische rek mag niet meer dan 0,1% bedragen. er kan een keuze gemaakt worden tussen 3 metaalsorrten: staak koper en aluminium Est = 210 GPa , (P)ander teken maar kan ik nie vindenst 7850kg/m3 Ecu = 120 , 7850kg/m3 Eal = 70 , 2750 kg/m 3 1 welke uitvoering leidt tot het laagste gewicht>? 2 als nu is gegeven dat de spanning in het staal niet hoger mag zijn dan 360MPa, in het koper 345MPa en in het al 325MPa welk materiaal kan dan de meeste energie opnemen tot maximale plastische vervorming? max rek vervalt. σ=F/A F/A=lengte*dichtheid*g F=m*g ε=ΔL/L0 E= σ/ε g=9,81 tering moelijk ![]() wie kan helpen | ||||||||
FoRAiN | maandag 8 januari 2007 @ 14:45 | |||||||
quote:1. Je weet de maximale rek epsilon je weet E hieruit kun je spanning in de doorsnede bepalen. E= σ/ε ->σ = E/ε Met deze spanning σ, kun je dan uitrekenen wat de oppervlakte van de staaf moet zijn aangezien σ=F/A dus geldt er dan: F/σ = A Met deze A kun je dan het gewicht bepalen van de staaf.Aangezien je de dichtheden weet, de lengte (onvervormde toestand!) en het oppervlak. 2. laat ik maar aan een ander over | ||||||||
Mainport | maandag 8 januari 2007 @ 18:38 | |||||||
Ik heb een wiskunde PO over minimale oppervlakten, maar ik kom er echt niet uit. Misschien kunnen jullie me wel iets verder helpen. ![]() De opdracht luidt: Iemand wil potten op de markt brengen in drie series. Het betreft potten zonder deksel, die allen een inhoud van 1 liter moeten hebben. De boden krijgt de vorm van een regelmatige n-hoek met n = 3, 4, 5, 6 of 8. In serie A gaat het om potten met verticale wanden, in beide andere series om potten in de vorm van afgeknotte piramides. In serie B is de hellingshoek van de zijvlakken 75° en in serie C is die hoek 60°. Kan iemand me vertellen hoe ik die series kan aanpakken? Alvast bedankt. | ||||||||
Alxander | maandag 8 januari 2007 @ 18:41 | |||||||
Hier een vraag over het binomium van Newton, ik snap niet helemaal hoe dat werkt, hier een paar vragen:![]() | ||||||||
GlowMouse | maandag 8 januari 2007 @ 18:44 | |||||||
Mainport: de inhoud van een pyramide is onafhankelijk van het grondvlak gelijk aan 1/3*opp grondvlak * hoogte Alxander: (x+y)^n = som(k=0 t/m n) (n boven k) * x^k * y^(n-k). Neem nu x=y=1 om in het rechterlid de som uit de opgave terug te krijgen. | ||||||||
HenryHill | maandag 8 januari 2007 @ 20:27 | |||||||
quote:Tip vooraf: teken dit uit, het is nog verdomd lastig om dit uit te leggen zonder pen en papier ![]() Het lijkt me dat de term 'serie' een regelmaat impliceert, en met dat in het achterhoofd zou ik me het volgende voor kunnen stellen: (uitgaande van serie A, de andere 2 series zijn dan wat moeilijkere varianten van hetzelfde probleem) 1) Je kunt de verschillende regelmatige n-hoeken (het grondvlak) opbouwen door n gelijkbenige driehoeken te nemen, en deze als ware het taartpunten in elkaar te schuiven tot een taart (bij gebrek aan een betere omschrijving ![]() 2) Je weet dat de inhoud van de totale pot 1 liter moet zijn, de inhoud V van elk van de taartpunten moet dan dus 1 / n liter zijn. 3) Noem, per taartpunt, het hoekpunt dat in het midden van de taart ligt 'A'. Je weet de hoek die in A wordt gemaakt; immers, de totale taart moet 360 graden maken, dus de hoek die in elke A wordt gemaakt is 360 / n. 4) De som van de drie hoeken die in de hoekpunten van een driehoek worden gemaakt is altijd 180 graden; je weet de hoek van A al, en de andere 2 hoeken zijn even groot omdat het een gelijkbenige driehoek betreft; elk van de andere hoeken in die taartpunt is dan dus (180 - (360 / n)) / 2. 5) Stel dat we de 'straal van de taart', oftewel de lengte van elk van de zijden van de taartpunten die in A uitkomen, S noemen. In combinatie met de grootte van de hoeken bepaalt S de oppervlakte O van een taartpunt; Met andere woorden, je kan een formule O(S, n) opstellen die voor een gegeven S en n de oppervlakte van de taartpunt bepaalt. Omdat de taartpunt gelijkbenig is, zou dit niet al te moeilijk moeten zijn (beetje goniometrie). 6) Nu hebben we 2 variabelen om mee te spelen. Enerzijds hebben we de hoogte van de pot H, anderzijds hebben we de oppervlakte van de taartpunten O. Je weet dat oppervlakte * hoogte = inhoud, ofwel, zoals je in punt 2 hadden bepaald, dat O * H = 1/n liter. Neem voor O of H een vaste waarde en reken de ander uit. Voor de series B en C geldt precies hetzelfde principe, alleen stap 6 (het uitrekenen van het volume van een taartpunt) varieert. | ||||||||
Mainport | maandag 8 januari 2007 @ 21:05 | |||||||
quote:Bedankt. ![]() | ||||||||
HenryHill | maandag 8 januari 2007 @ 21:16 | |||||||
Voorbeeld voor een pot uit de A-serie met een regelmatige 5-hoek als grondvlak (n = 5): 1) Het grondvlak bestaat dus uit 5 gelijkbenige driehoeken, zodanig tegen elkaar aangelegd dat het geheel een cirkel benaderd. 2) De inhoud V van elk van deze punten is dan 1 liter / 5 = 1/5 liter. 3) Voor elk van de taartpunten geldt dat de hoek die in A wordt gemaakt 360 / 5 = 72 graden is. 4) Voor elk van de taartpunten geldt dat de hoeken die in de andere twee hoekpunten van de taartpunt worden gemaakt beide (180 - 72) / 2 = 108 / 2 = 54 graden zijn. 5) Situatieschets:
Voor het gemak heb ik in deze taartpunt ook de basis (B) en de middelloodlijn vanuit A (M) getekend. De hoek die M met B maakt is 90 graden, en dus kan je goniometrie toepassen om de lengte van M en B uit te rekenen. Er geldt: cos(54) = (B/2) / S , dus B/2 = cos(54) * S, dus B = 2 * cos(54) * S sin(54) = M / S, dus M = sin(54) * S. Nu weet je ook de oppervlakte van deze taartpunt voor een willekeurige S: O(S, 5) = 1/2 * basis * hoogte = 1/2 * B * M = 1/2 * (2 * cos(54) * S) * (sin(54) * S) = cos(54) * sin(54) * S2 = 0,4755 * S2 (ongeveer) 6) Stel dat we voor de hoogte H = 1 nemen. Er moet gelden O(S, 5) * H = 1/5 liter, dus O(S, 5) = 1/5. Invullen: O(S, 5) = 1/5 0,4755 * S2 = 1/5 S2 = (1/5) / 0,4755 S2 = 0,4206 (ongeveer) S = 0,6485 (ongeveer), ofwel Sqrt((1/5) / (cos(54) * sin(54)) ) exact. Met andere woorden: als je voor elk van de 5 taartpunten de lengte van de zijde S = 0,6485 neemt, en als hoogte van de taart 1, dan krijg je een pot met inhoud 1 liter. @Mainport Trouwens, in welk jaar van welke opleiding zit je? Gewoon uit nieuwsgierigheid ![]() [ Bericht 3% gewijzigd door HenryHill op 08-01-2007 21:27:24 ] | ||||||||
Mainport | maandag 8 januari 2007 @ 21:42 | |||||||
quote:Nogmaals bedankt! In VWO5 NT overigens. ![]() [ Bericht 0% gewijzigd door Mainport op 08-01-2007 21:56:26 ] | ||||||||
Mainport | maandag 8 januari 2007 @ 21:59 | |||||||
Mijn partner zegt dat we ook moeten weten wat de minimale oppervlakte dan is, hoe gaat dat precies? | ||||||||
GlowMouse | maandag 8 januari 2007 @ 22:02 | |||||||
Je kunt de oppervlakte willekeurig klein nemen door de pot maar hoger te maken. Waar zit de restrictie? Een cirkel geeft de meeste oppervlakte voor een bepaalde hoeveelheid omtrek. Is je materiaal beperkt, zul je dus een grondvlak willen dat het meest op een cirkel lijkt. | ||||||||
HenryHill | maandag 8 januari 2007 @ 22:13 | |||||||
Bah, ik dacht al dat het verhaal een beetje aan de lange kant was voor een opgave ![]() Het probleem ligt dus meer in het bepalen van de hoogte van de pot, voor de basis van de pot kan je het best een cirkel als benadering gebruiken (want naarmate n groter wordt, gaat de basis steeds meer een cirkel benaderen). Als je een cirkel als basis gebruikt, kan je de inhoud van een pot uitrekenen* als Pi * (oppervlakte dwarsdoorsnede / 2)2, waarbij je de dwarsdoorsnede kan zien als 'het verticaal doormidden zagen van de pot, door het middelpunt'. In serie A is deze dwarsdoorsnede een rechthoek, en in series B en C zijn dit trapeziums. * Je ziet hier als het goed is de formule voor de oppervlakte van een cirkel, Pi * r2, in terug. [ Bericht 69% gewijzigd door HenryHill op 08-01-2007 22:25:19 ] | ||||||||
MaxC | donderdag 11 januari 2007 @ 12:27 | |||||||
Ik moet een PO maken voor Wiskunde B1, onderwerp is vrije keuze. Alleen heb ik geen idee waar ik het over moet doen. Ik vind Wiskunde B1 nogal saai. Weet iemand een leuk onderwerp? Of tegen een kleine betaling heeft iemand er nog 1 liggen die niet op het internet staat? | ||||||||
MeScott | donderdag 11 januari 2007 @ 16:36 | |||||||
Zijn zelf bezig met een PO over n-degraads benaderingen, misschien dat dat iets is ? Hier heb ik trouwens ook een vraag over: wat is het verschil tussen een Taylorreeks en een Maclaurin-reeks met betrekking tot de restterm. Wikipedia en Google leverde niet echt nuttige links op dus misschien dat iemand hier het weet ? | ||||||||
thabit | donderdag 11 januari 2007 @ 16:50 | |||||||
Een MacLaurinreeks of een Taylorreeks zijn eigenlijk dezelfde dingen. Het enige verschil is dat een MacLaurinreeks altijd rond het punt 0 is en een Taylorreeks rond een willekeurig punt a. Om dat nu verschillende namen te geven is nogal raar want een MacLaurinreeks is een Taylorreeks en je kunt van een Taylorreeks altijd een MacLaurin maken door je coordinaat te veranderen. Iedereen zegt altijd Taylorreeks, behalve historisch correcte zeiksnollen. | ||||||||
MeScott | donderdag 11 januari 2007 @ 17:04 | |||||||
Ja, dat dachten we zelf ook, maar het is blijkbaar toch niet goed, want de vraag is letterlijk: Onderzoek het verschil tussen een Taylorreeks en een reeks van Maclaurin. Ga hierbij ook in op het begrip restterm. Er is dus wel een verschil, maar er is nergens te vinden wat dat dan is... De docent vertelde ons alleen dat een van de twee reeksen een punt beter of minder goed benadert dan de andere reeks, welke zei hij niet en ook niet waarom... | ||||||||
GlowMouse | donderdag 11 januari 2007 @ 17:07 | |||||||
Als je geïnteresseerd bent in een benadering rond een ander punt dan 0 zal de restterm bij een Taylorreeks kleiner zijn wanneer je om dat interessante punt ontwikkelt. In het punt zelf is dat het duidelijkst te zien: het is eenvoudig na te gaan dat een Taylorbenadering daar restterm 0 heeft, terwijl dat bij een MacLaurinreeks niet altijd het geval is. | ||||||||
teletubbies | donderdag 11 januari 2007 @ 22:14 | |||||||
hello! Ik ken twee versies van de stelling van Cantor-Bernstein over equipotente verzamelingen. Eentje zegt: Als A en B twee verz. zijn zdd er bestaat een injectie van A en B en er bestaat een injectie van B naar A dan geldt: A~B. de andere zegt: Als A deelverz. is van B en er bestaat een injectie van B naar A. Dan geldt: A~B. Me vraag is: zijn ze equivalent en als het niet zo is, dan impliceert de ene de andere? waarom!? Alvast bedankt! | ||||||||
teletubbies | donderdag 11 januari 2007 @ 22:25 | |||||||
quote:raar. er staat nergens in me analyse boek dat ze verschillen qua rest term. MacLaurinreeks is gewoon taylorreeks maar dan als c=0.. dus in buurt van 0 | ||||||||
GlowMouse | donderdag 11 januari 2007 @ 22:28 | |||||||
Is je vraag of of de stellingen equivalent zijn? In de tweede verzameling moet A deelverz. zijn van B, terwijl dat in de eerste stelling helemaal geen eis is. A kunnen bijvoorbeeld matrices zijn en B natuurlijke getallen (bv middels de bijectie f : N->N2x2, f(n) = [n n; n n]). Misschien begrijp ik je vraag verkeerd, maar waarom zou nu de ene stelling de andere impliceren? | ||||||||
MaxC | donderdag 11 januari 2007 @ 22:31 | |||||||
quote:Kan je daar meer over vertellen? ![]() | ||||||||
GlowMouse | donderdag 11 januari 2007 @ 22:37 | |||||||
quote:Een Taylorreeks is bedoeld om een functie te benaderen in een punt. Je moet kunnen differentieren, en als je er wat dingen mee wil bewijzen moet je ook erg bekend zijn met het limietbegrip, maar het lijkt me ongeschikt als profielwerkstuk. De definitie van een taylorreeks staat in het Wikipedia artikel. | ||||||||
teletubbies | donderdag 11 januari 2007 @ 22:49 | |||||||
oh mmm ik snap het nu een beetje. Als A deelver van B dan heb je automatisch een injectie van A naar B. stuur gewoon ieder a in A naar zichzelf. Dus aan die eis is al voldaan wanneer A deelver. van B. dus ik dacht dat de 1e stelling de 2e impliceert. Ken je misschien een bewijs van de eerste stelling?! | ||||||||
GlowMouse | donderdag 11 januari 2007 @ 22:56 | |||||||
De tweede lijkt inderdaad uit de eerste afleidbaar met jouw argument, maar andersom is dat natuurlijk niet het geval. De definitie van ~ ken ik niet, dus aan een bewijs kan ik je ook niet helpen. edit op Wikipedia staat het bewijs. [ Bericht 30% gewijzigd door GlowMouse op 11-01-2007 23:08:39 ] | ||||||||
MeScott | donderdag 11 januari 2007 @ 22:56 | |||||||
quote:Maar hij wil het niet voor zijn profielwerkstuk, maar voor een PO ![]() ![]() Nog bedankt voor je uitleg trouwens, we begrijpen hem! ![]() | ||||||||
Schuifpui | zaterdag 13 januari 2007 @ 21:06 | |||||||
Hoop dat het nog gaat lukken in dit topic: Ik zit met het volgende probleem (Differentiaal vergelijking) Ik heb het volgende niet lineaire systeem: dx/dt = 1-xy dy/dt = x-y3 Hiervan moet ik de kritieke punten, het type kritieke punt en de stabiliteit daarvan bepalen. De kritieke punten bepalen is geen probleem, gewoon via dx/dt = dy/dt = 0, voor dit systeem volgt dan: (1,1) en (-1,-1) Om het type punt en de stabiliteit te bepalen moet ik het systeen gaan linearizeren, er staat alleen nergens in m'n boek uitgelegd hoe ze dat doen. Wie kan me dit uitleggen. bvd ![]() | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 13 januari 2007 @ 21:23 | |||||||
Ziehier. | ||||||||
Schuifpui | zaterdag 13 januari 2007 @ 22:15 | |||||||
quote:Bedankt I get it. ![]() Wie betaalt je hier trouwens voor ![]() | ||||||||
GlowMouse | zaterdag 13 januari 2007 @ 22:27 | |||||||
quote:Ik vind het leuk, en af en toe leer ik er weer wat van ![]() | ||||||||
Mr-Sander | zondag 14 januari 2007 @ 12:13 | |||||||
Algebra: x²-4xy+4y² x²-2xy Dit wil ik graag vereenvoudigen. Kom er alleen niet uit bij het onbinden in facotren. Kan iemand helpen? Edit: x en y zijn dus variabelen. | ||||||||
GlowMouse | zondag 14 januari 2007 @ 12:45 | |||||||
De noemer ziet er het eenvoudigst uit, dus die kun je ontbinden tot x(x-2y). De rest gaat nu eenvoudig: de teller is het kwadraat van x-2y. | ||||||||
Mr-Sander | zondag 14 januari 2007 @ 12:50 | |||||||
quote:Aha, bedankt man ![]() | ||||||||
dynamiet | zondag 14 januari 2007 @ 14:33 | |||||||
Question 2: Score 0/2 Los het volgende stelsel vergelijkingen op en geef alleen de oplossing waarvoor geldt : 0<y y^2+x^2=25 x+2y=-4 Answer: y= -8/5+1/5√109 x= -4/5-2/5√109 Question 3: Score 0/2 Los het volgende stelsel vergelijkingen op en geef alleen de oplossing waarvoor geldt : 0<y y^2+x^2=25 x+y=-2 Answer: y= -1+1/2√46 x= -1-1/2√46 wie zou me deze 2 vragen willen uitleggen. alvast heel erg bedankt! | ||||||||
GlowMouse | zondag 14 januari 2007 @ 14:36 | |||||||
x²+y² = 25, dus y = wortel(25-x²) of y=-wortel(25-x²). Vanwege de vraagstelling valt de tweede mogelijkheid af, want een wortel is altijd positief. Vervang nu y in vergelijking 2 door wortel(25-x²) en los op. De tweede vraag gaat analoog. edit het is makkelijker om de substitutie andersom uit te voeren voor het exacte antwoord. Dus x=-4-2y invullen in de eerste vergelijking. [ Bericht 24% gewijzigd door GlowMouse op 14-01-2007 15:25:24 ] | ||||||||
Arjann87 | zondag 14 januari 2007 @ 19:53 | |||||||
Ik heb deze periode Bedrijfseconomie. Ik heb even de antwoorden bekeken, maar dan wordt er deze uitleg gegeven: 0,6 x [0,12 + (0,12 - 0,0555) X 320/160] = of 0,6 x [0,12 + 0,065 X 2] = 0,15 Maar hoe bereken je dit ook alweer? Het is een tijd terug. Ik gebruik een simpel rekenmachinetje, maar daarmee moet het werken: ![]() Volgens mij snap ik hem zelf ineens weer. Ik druk (bij antwoord 2 zeg maar) op [{--- dan 0,12 + 0,065 X 2 ---}] en dan op het laatst x0,6 = 0,15 | ||||||||
dynamiet | zondag 14 januari 2007 @ 20:24 | |||||||
quote:je kan het beste, met haakjes werken, als je rekenmachine dat ondersteunt. | ||||||||
Schuifpui | zondag 14 januari 2007 @ 20:56 | |||||||
Glowmouse, heb weer wat voor je ![]() Solve the given boundary value problem or else show that it has no solution: y"+4y = sinx (eq1) y(0)=0, y(pi)=0 Ik heb eerst het homogene probleem y"+4y=0 opgelost: y(x)H=c1cos(2x)+c2sin(2x) Dan moet ik dus de particuliere oplossing bepalen, maar hoe kan ik dat het beste doen? Ik heb the method of undetermined coefficients gebruikt, alleen wordt het dan erg ingewikkeld. Ik neem dan: y(x)=u1(x)cos(2x)+u2(x)sin(2x) Dan bepaal ik y'(x) en y"(x), die substitueer ik in (eq1) Daaruit volgt: 2u'2cos2x-2u'1sin2x = sinx En ik heb: u'1cos2x+u'2sin2x = 0 Daarmee kan ik dus u'1 en u'2 bepalen: u'2 = 1/2sinx * cos2x u'1 = -1/2sinx * sin2x Om u1 en u2 te bepalen moet ik die partieel integreren, maar daar kom ik dus niet uit, er komt steeds nul uit. Wat doe ik fout of hoe kan ik het anders aanpakken. | ||||||||
GlowMouse | zondag 14 januari 2007 @ 21:13 | |||||||
Je moet y = c3sinx + c4cosx proberen voor de particuliere oplossing. Er komt dan al snel uit dat c3=1/3, c4=0, zodat de particuliere oplossing sin(x)/3 is. | ||||||||
Schuifpui | zondag 14 januari 2007 @ 21:15 | |||||||
klopt inderdaad, maar het is niet volgens de methode van het boek, ik hoop dat ze op het tentamen daar geen probleem van maken. Thanks again. ![]() | ||||||||
GlowMouse | zondag 14 januari 2007 @ 21:17 | |||||||
Misschien zien ze liever functies voor de sin en cos, maar ik zie niet in waarom je sin(2x) ipv sin(x) zou proberen. Ik moet wel toegeven niet zo heel veel met differentiaalvergelijkingen te hebben. | ||||||||
Schuifpui | zondag 14 januari 2007 @ 21:20 | |||||||
de complete oplossing is trouwens: y(x) = c2sin(2x)+1/3sinx Nevermind, rekenfoutje ![]() [ Bericht 24% gewijzigd door Schuifpui op 14-01-2007 22:12:47 ] | ||||||||
GlowMouse | zondag 14 januari 2007 @ 22:14 | |||||||
Probeer y = c3sinx + c4cosx: y''+4y = - c3sinx - c4cosx + 4c3sinx + 4c4cosx = 3c3sinx + 3c4cosx = sinx Dus er moet wel gelden dat c3=1/3, c4=0. Dus y(x) = c1cos(2x) + c2sin(2x) + sin(x)/3 Beginwaarden: y(0) = c1 = 0 y(pi) = c1 = 0 Op c2 worden dus geen restricties gelegd. |