Hoi allemaal.
Ik heb ff wat vraagjes over het vier-kleurenprobleem. Heb er vandaag college over gehad, maar kon de docent niet echt volgen... Hij bleef maar lachen om zn eigen anekdotes en opmerkingen enzo
Maar goed, we hebben het volgende:
Gegeven is een kaart op de bol met de volgende eigenschappen:
1) Elk land is een evenhoek. Dus de grens van een land vormt een rondweg met een even aantal ribben.
2) Elk meerlandenpunt is een drielandenpunt. Dus een ribbe verbindt twee drielandenpunten.
3) Er zijn eindig veel landen, en ze vullen het boloppervlak.
Nu de vragen:
1)
Laat aan een voorbeeld zien dat een land minder buren kan hebben dan er ribben in zn grens zitten Die heb ik al2) Leg uit waarom er een land is met hoogstens vier ribben in zn grens
3) Laat zien dat we de drielandenpunten van een + of - kunnen voorzien, zo dat elke ribbe een + met een - verbindt (beschouw een minimaal tegenvoorbeeld)
Tijdens het verhaal van de docent kwam ook een stelling van Euler naar voren. Die was iets van:
V - E + F = 2,
met V=vertices (hoekpunten), E=edges(ribben) en F=faces(landen),
maar ik zie ook niet hoe dat hier iets mee te maken heeft.
Wie kan mij helpen???
Theories come and theories go. The frog remains