BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:15 |
Vorige deel: [Bèta wiskunde] Huiswerk-en-vragentopic Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde. Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld! Links: Opmaak: • http://betahw.mine.nu/index.php: site van GlowMouse om formules te kunnen gebruiken in je posts (op basis van Latexcode wordt een plaatje gegenereerd dat je vervolgens via het aangegeven linkje kunt opnemen). Een uitleg over LaTeX-code kun je hier vinden Wiskundig inhoudelijk: • http://integrals.wolfram.com/index.jsp: site van Wolfram, makers van Mathematica, om online symbolische integratie uit te voeren. • http://mathworld.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg korte wiki-achtige artikelen over wiskundige concepten en onderwerpen, incl. search. • http://functions.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg identiteiten, gerangschikt per soort functie. • http://scholar.google.com/: Google scholar, zoek naar trefwoorden specifiek in (wetenschappelijke) artikelen. Vaak worden er meerdere versies van hetzelfde artikel gevonden, waarvan één of meer van de website van een journaal en (dus) niet vrij toegankelijk, maar vaak ook een versie die wel vrij van de website van de auteur te halen is. • http://www.wolframalpha.com Meest geavanceerde rekenmachine van het internet. Handig voor het berekenen van integralen, afgeleides, etc... OP [ Bericht 2% gewijzigd door BasementDweller op 12-10-2010 22:33:21 ] | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:16 |
Laatste post:quote: | |
thabit | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:19 |
Ja, een ondergrens van een uitdrukking A is een uitdrukking B die altijd een waarde heeft die kleiner is dan de waarde van A. | |
thabit | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:25 |
Herstel: kleiner dan of gelijk aan. | |
Natrium | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:28 |
Misschien in OP even linjke erbij? http://www.wolframalpha.com Heleboel sites van wolfram staan er al, maar dit lijkt me zo de geavanceerdste rekenmachine die er bestaat ![]() | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:33 |
quote:Die is inderdaad onmisbaar, heb hem erbij gezet. Maar hij staat niet in de wiki, weet niet hoe dat werkt. | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:35 |
Wat me een beetje verwart met die raaklijn, is dat je hem in een variabel punt x wil... dus de rico hangt af van de x. De rico is iig: a xa-1... | |
GlowMouse | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:36 |
je mag die x wel zelf kiezen, dus kies hem slim ![]() | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:37 |
Aah, x=1, even kijken | |
thabit | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:38 |
Dan doe je alsof het een vast punt is. | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:57 |
(y+d1)a - ya >= aya-1 ya - ya = ay2a-1 - ya | |
GlowMouse | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:58 |
waar komt dat vandaan? ![]() | |
thabit | dinsdag 12 oktober 2010 @ 22:59 |
quote:Lijkt niet te kloppen voor d1 -> 0. | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 23:03 |
quote:Oh slecht, het moet zijn: (y+d1)a - ya >= ay2a-1 d1 - ya Hoop dat dit wel klopt... en dat ik hiermee verder kan... | |
GlowMouse | dinsdag 12 oktober 2010 @ 23:06 |
Laat anders de afleiding zien | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 23:10 |
Heb het een beetje chaotisch opgeschreven en het wordt ook een heel gedoe met al die sub/sup-scripts. Maar het komt erop neer dat ik de afgeleide heb genomen van y^a. Dan heb je als rico ay^(a-1). In het punt y+d is de raaklijn dus ay^(a-1) maal d1 (het verschil van d1+y en y) 'hoger' dan in y. Het verschil in de waardes op de raaklijn is kleiner dan het verschil van de functiewaardes in die punten. Dat is wat er staat ![]() En ik had het dus niet nog eens met y^a hoeven vermenigvuldigen.... dus het wordt: (y+d1)a - ya >= aya-1 d1 - ya Volgens mij klopt het nu of had ik nog met y moeten vermenigvuldigen? Net zoals je bij y=ax+b, a ook nog vermenigvuldigt met x. Ik snap het niet meer helemaal ![]() [ Bericht 6% gewijzigd door BasementDweller op 12-10-2010 23:18:33 ] | |
BasementDweller | dinsdag 12 oktober 2010 @ 23:25 |
Als ik nou nog met y had moeten vermenigvuldigen, krijg ik een makkelijkere uitdrukking. (y+d1)a - ya >= aya d1 - ya = ya (a d1 -1) >= ya (d1 -1)... | |
thabit | woensdag 13 oktober 2010 @ 00:07 |
quote:Klopt niet, vul maar in: a = 2, d1 = 2, y = 8. | |
sitting_elfling | woensdag 13 oktober 2010 @ 02:01 |
Ik weet dat dit niet echt een wiskunde vraag is maar weet iemand hier hét standaard wiskunde boek voor Itō's lemma? Hetgeen wat meest gebruikt wordt op bijv. quantitative finance of econometrie studies? Het continu werken tussen verschillende boeken breekt me een beetje op. | |
Riparius | woensdag 13 oktober 2010 @ 04:05 |
quote: quote:Ik denk dat je iets probeert te bewijzen wat sowieso niet klopt. Je kunt gemakkelijk afleiden dat voor x, h > 0 geldt: | √(x+h) - √x | < √h Maar dan volgt dat f(x) = xa wél uniform continu is op ℝ+ voor a = ½, in tegenspraak met wat je probeert te bewijzen. Voor a > 1 kun je gebruik maken van de gegeneraliseerde ongelijkheid van Bernoulli om te laten zien dat f(x) = xa dan inderdaad niet uniform continu is op ℝ+. | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 11:51 |
quote:Ik doe niks in de finance-richting, maar weet wel dat Ito's lemma in Tilburg bij veel vakken terugkomt, zonder dat bij die vakken hetzelfde boek gebruikt wordt (vaak dictaten, slides of college-aantekeningen). Bij dit vak staat wel een boek, maar de kwaliteit van dat boek ken ik niet. | |
Fingon | woensdag 13 oktober 2010 @ 15:39 |
Ik zit hier maar te kloten met deze vraag, misschien iemand die me kan helpen. We hebben een test met drugs, de ontwikkelaar zegt dat de drug in 80% van de gevallen werkt. we proberen nu die claim te ontzenuwen en geven 20 mensen de drug. Y is # mensen bij wie de drug werkt. We testen H0 : p=0.8 tegen Ha: P<0.8 Neem aan dat het verwerpingsgebied [y<13] is. b) vind α Mijn gedachtengang tot nu toe: Y = binomiaal verdeeld (n=20, p=0.8) ik moet de kans vinden dat Ho verworpen wordt terwijl die eigenlijk wel correct is. dat is hier dus P(Y<13), echter ik moet dit zonder een GR berekenen dus algebraïsch, dat wordt natuurlijk een enorme som(dus niet de bedoeling). Echter heb ik ook geleerd dat een binomiale verdeling te benaderen is met een normale verdeling, die hier dan zou zijn: Y=normaal verdeeld(mu=n*p=16 en s2=n*p*(1-p)=20*0.8*0.2=3.2) Met continuiteitscorrectie zou ik dan hierin moeten berekenen P(Y<12.5) Het enige hulpmiddel wat ik wel heb is een tabel met alle uitkomsten van de standaardnormale verdeling, dus P(Y<12.5) standaardiseren geeft P(Z<12.5-16/√(3.2) )= P(Z<-1.96) = P(Z>1.96) P(Z>1.96)= 0.025 Echter niet correct want als ik ''cheat'' en binomcdf(20, 0.8, 12) gebruik krijg ik 0.032. Verder moet ik later ook nog ß berekenen en die probeer ik op soortgelijke manier maar dat gaat dus ook niet goed. Ergens zit hier dus een fout, kan iemand mij verlichten. | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 16:51 |
Je methode is geheel correct. De afwijking komt omdat het een benadering is. | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:27 |
Als een functie uniform continu is op [a,b] en op [b,c], is die dan ook uniform continu op [a,c]? En als een functie uniform continu is op een gesloten verzameling, is die dan ook uniform continu op een open deelverzameling ervan? Ik denk allebei van wel, alleen wil het wel graag bevestigd hebben ![]() | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:30 |
Beide kun je met de definitie bewijzen. | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:31 |
Mooi, want dat lijkt me wel handig om te bewijzen dat x^a continu is voor alfa tussen 0 en 1. | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:32 |
hoe dan ![]() | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:37 |
Als je laat zien dat |x^a - y^a| < | x-y | < d voor x,y>1 en 0=<a=<1, dan heb je bewezen dat ie uniform continu is op [1, inf) . Omdat [0,10] gesloten en begrensd is, is die daar ook uniform continu, en dan ook op (0,10]. Dus dan is ie ook unif cont op (0,inf). Ik moet alleen nog bewijzen dat |x^a - y^a| < | x-y | , als dat kan. ![]() | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:39 |
Ah ja, met de extra stelling van continuïteit op een gesloten en begrensd interval erbij ![]() | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:40 |
quote:Oh, bij dat vak mag je altijd zonder meer zeggen dat continue functies continu zijn. ![]() | |
Riparius | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:53 |
quote:Laat eerst eens zien hoe je denkt te bewijzen dat f(x) = xa met 0 < a < 1 uniform continu is op een gesloten interval met ondergrens 0 ... | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 17:55 |
Ik hoef alleen maar te bewijzen voor (0,inf), dus daar hou ik het ook bij. | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 20:07 |
Ik ben eruit gekomen voor alle a. Ik vraag me alleen af hoe ik het kan bewijzen voor 0<a<1 zonder gebruik te maken van continuïteit. | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 20:09 |
Dat Riparius √h als afschatting gebruikte, kan dat algemener? | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 20:55 |
Volgens mij is het ook zo dat (x+y)^a - x^a < y^a. Hiervoor hoef ik alleen nog aan te tonen dat (x+y)^a =< x^a + y^a (lang algebraïsch verhaal). Met x,y>0 en a tussen 0 en 1. Voor gehele a is het duidelijk vanwege de 'kruisterm'... dus dan kan je het binomium van Newton gebruiken. Alleen met een willekeurige reële a weet ik niet hoe je dat dan weer moet aantonen. edit: ik zie dat er ook een gegeneraliseerde versie van het binomium is, alleen die ben ik nog nooit tegengekomen dus weet niet of ik dat zomaar mag gebruiken. | |
DuTank | woensdag 13 oktober 2010 @ 21:19 |
Stel je voor dat je als eindverantwoordelijke moet je kiezen tussen twee procedures voor de aanpak van de uitbraak van een dodelijke ziekte. Als je voor procedure 1 kiest, worden 250 mensen gered. Als je voor procedure 2 kiest, is er kans van 2/3 dat niemand wordt gered, maar een kans van 1/3 dat er 750 mensen worden gered. Wat is het verwachte aantal mensen dat wordt gered met beide procedures? Voor procedure 1: Voor procedure 2: ------------ Ik denk bij allebei 250, maar is dat niet wat te voor de hand liggend? | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 21:21 |
Verwachtingswaarde is de sommatie van de mogelijkheden vermenigvuldigd met de kansen. Dus inderdaad is de verwachtingswaarde 1/3 * 750 + 2/3 * 0 = 250. En bij procedure 1 natuurlijk ook: 1*250=250. | |
DuTank | woensdag 13 oktober 2010 @ 21:32 |
Door de makkelijkheid werd ik aan het twijfelen gebracht ![]() | |
minibeer | woensdag 13 oktober 2010 @ 23:29 |
Ik had het al eens eerder gevraagd geloof ik, maar ik probeer het een en ander over differentiaalvergelijkingen te leren, en ik loop steeds weer tegen het rekenen met differentiaalvormen aan. In geen van de boeken die ik heb staat dit goed uitgelegd (ik heb: differential equations for dummies en ordinary differential equations). De eerste heeft nog wel alle regels voor differentiëren erbij gezet, maar niks over integreren (terwijl dat volgens mij van meer belang is dan differentiëren, maargoed) of het rekenen met differentiaalvormen, laat staan over het integreren van differentiaalvormen. Maargoed. Ik heb zelf al gezocht, maar blijkbaar zijn er meerdere soorten differentiaalvormen, want de sites waar ik bij uitkwam, leken niet veel met met differentiaalvergelijkingen te maken te hebben. Een voorbeeld dat bijvoorbeeld gebruikt wordt is: En als je dat integreert zou je krijgen: Maar ik begrijp dus niet hoe het precies werkt. De rechterkant is me volgens mij wel duidelijk: dt is de afgeleide van t, dus de integraal daarvan is weer t. De linkerkant is me niet duidelijk. De integraal van 1/x is ln(x), maar het is me niet duidelijk waarom dat er nu ook uitkomt... Links naar verdere uitleg worden ook zeer gewaardeerd ![]() | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 23:43 |
dt is niet de afgeleide van t. Je begint met dx/x = dt, en zet links en rechts een integraal teken ervoor. De integraal van 1 dt zonder grenzen is de primitieve, en de primitieve van 1 is t. Links krijg je de primitieve van 1/x, en dat is ln(x). | |
minibeer | woensdag 13 oktober 2010 @ 23:54 |
quote:Ok. Dussss dt en dx En dankje voor de snelle reactie ![]() | |
GlowMouse | woensdag 13 oktober 2010 @ 23:57 |
Nee, integraal dt is integraal 1 dt. | |
BasementDweller | woensdag 13 oktober 2010 @ 23:58 |
dt en dx zijn niet 1... dt en dx geven in feite aan over welke variabele je integreert. Je kan het zo zien: dt is een infinitesimaal klein stukje van t. En integreren is in feite het optellen van al deze kleine stukjes, en dan krijg je weer t. | |
thabit | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:04 |
Ik moet nu wel opeens aan een mop over 2 wiskundigen en een serveerster denken. | |
GlowMouse | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:12 |
quote:nu ken ik hem ook | |
minibeer | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:18 |
quote:Ah. Dus als je iets integreert wat vermenigvuldigd is met dt en je wil dat integreren, dan integreer je het eigenlijk ten opzichte van t (ik weet niet wat de juiste term is, maar het klinkt wel ok ![]() Wat als je nou wil integreren? Ik heb de uitkomst hier wel staan: SPOILERMaar het is me nog steeds niet helemaal duidelijk. (Mis ik iets wat duidelijk zou moeten worden ofzo?) ze hadden dit wat beter moeten behandelen op de middelbare school zeg... [ Bericht 1% gewijzigd door minibeer op 14-10-2010 12:44:39 ] | |
keesjeislief | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:31 |
Ik begrijp dat die notatie vragen oproept idd. Het is eigenlijk een overblijfsel uit de tijd dat men was begonnen met rekenen met 'infinitesimalen' zonder er een exacte definitie voor te hebben. Een manier om er tegenaan te kijken is te zeggen dat dy/dt de afgeleide van y is, als functie van t. Oftewel y'(t). Dus de opgave kun je zien als y'(t)/(y(t)-b/a), en als je dit integreert kom je uit op ln|y(t)-b/a|. | |
Riparius | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:37 |
quote:Misschien heb je hier wat aan (om mee te beginnen). En lees ook de Wikipedia artikelen over de notatie van Leibniz en andere notaties die je tegen kunt komen. quote:Scheiding van variabelen. Een standaardtechniek voor het oplossen van sommige typen DV's. Je zou ook kunnen schrijven: dx/dt = x Dan beschouwen we t als onafhankelijke variabele en x als afhankelijke variabele. Nu is het makkelijk te zien wat de oplossingen zijn van deze DV, want dat moet een functie zijn die zichzelf als afgeleide heeft, en dat is de exponentiële functie, vermenigvuldigd met een constante. Dus hebben we: x = c∙et | |
DuTank | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:39 |
quote:ik niet ![]() | |
Riparius | donderdag 14 oktober 2010 @ 00:55 |
quote:Lees dit tijdschrift maar eens. | |
DuTank | donderdag 14 oktober 2010 @ 01:18 |
quote:Moet dat echt? ![]() | |
minibeer | donderdag 14 oktober 2010 @ 12:31 |
quote:Die ![]() eerst die maar doorlezen, dan kijken wat ik van die boeken snap. En hartelijk dank voor de hulp natuurlijk ![]() [ Bericht 1% gewijzigd door minibeer op 14-10-2010 13:08:19 ] | |
minibeer | donderdag 14 oktober 2010 @ 13:30 |
quote:Ik snap het nu wat beter, ik zou het zelf zo doen: dx/dt = x delen door x 1/x * dx/dt = 1 vermenigvuldigen met dt 1/x dx = 1 dt beide kanten primitiveren ln(x) = t + c x = e^(c+t) = e^c*e*t dan noem je ipv c, e^c de constante (oftwel je substitueert c voor e^c wat eigenlijk niet mag maar omdat c elk getal kan zijn en we de eerdere waarde toch niet nodig hebben maakt het niet uit) x = c*e^t ![]() (om maar even te laten zien dat jullie inspangen wel enig nut hebben ![]() Maar, ik snap bijvoorbeeld dit stukje van de wikibook nog niet: " ![]() Substituting y=xv which is the same as substituting v=y/x: ![]() Now ![]() Die laatste stap ![]() ze vervangen dy door iets met dv erin geloof ik, maar het is me niet helemaal duidelijk hoe en waarom... | |
BasementDweller | donderdag 14 oktober 2010 @ 14:56 |
Ze vervangen dy/dx door v+x dv/dx, wordt in de paragraaf erboven uitgelegd. Gewoon de productregel toepassen op dy/dx=d/dx (vx) = ... . | |
Riparius | donderdag 14 oktober 2010 @ 15:58 |
quote:Toch een kanttekening: je vindt zo niet alle oplossingen van de DV, want ec kan niet negatief zijn (voor een reële c), terwijl de algemene oplossing van de gedaante x = c∙et is, waarin c ook heel goed negatief kan zijn. Dit komt omdat je bij het primitiveren van 1/x geen rekening hebt gehouden met mogelijke negatieve waarden van x, want ln(x) is binnen ℝ alleen gedefinieerd voor positieve waarden van x. Als x echter negatief is, dan kun je ln(-x) nemen als primitieve van 1/x, immers volgens de kettingregel is de afgeleide van ln(-x) gelijk aan 1/(-x)∙(-1) = 1/x, zoals gewenst. We kunnen beide gevallen (x > 0 en x < 0) samen nemen door ln |x| te noteren als primitieve van 1/x. Dan vind je dus met bovenstaande methode |x| = ec∙et en dus x = ec∙et óf x = -ec∙et. Nu heb je wel alle oplossingen, afgezien van de triviale oplossing x = 0. quote:Hier wordt dy/dx herleid tot een uitdrukking in x (als onafhankelijke variabele) en v (als functie van x) door de productregel toe te passen op y = x∙v. In de notatie van Leibniz wordt dat: dy/dx = d(x∙v)/dx = dx/dx∙v + x∙dv/dx = v + x∙dv/dx [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 14-10-2010 19:17:14 ] | |
Riparius | donderdag 14 oktober 2010 @ 16:11 |
quote:Wel als je die grap van de twee wiskundigen en de blonde serveerster wil lezen. (Hint: blz. 25). | |
Robin__ | donderdag 14 oktober 2010 @ 17:16 |
Nu ben ik een dictaat aan het doornemen over het bepalen van de breukspanning van brosse materialen waarbij de breukspanning nogal uiteen loopt in de proefserie. Ze gaan bepalen met een Weibull analyse. Geen idee waar dat allemaal nog meer voor gebruikt wordt maar ik kom het volgende tegen en snap er vrij weinig van http://dl.dropbox.com/u/8845842/weibull.jpg Dat is toch gewoon complete wiskundige onzinnigheid.. m/m = 1 en e^ln(x) = x.. ![]() Of kan ik me maar beter uitschrijven? | |
minibeer | donderdag 14 oktober 2010 @ 17:54 |
quote: ![]() ik denk dat ik het snap, harstikke bedankt man | |
Riparius | donderdag 14 oktober 2010 @ 19:54 |
quote:Ik kan geen chocola maken van je scan, niet alleen omdat ik niets weet over Weibull analyse maar ook door het ontbreken van context, maar duidelijk is dat formule (12) een tautologie is (die niet pleit voor de intelligentie van de auteur van je scan). Maar goed, deze meneer Weibull heeft zelf heel wat intelligentere dingen opgeschreven en er is ook een Wikipedia artikel over de naar hem genoemde Weibull distributie. Zijn originele artikelen (uit 1939 en 1951) zijn ook - legaal - online beschikbaar, die vind je hier en hier. En uitschrijven zou ik nu zeker niet doen, het jaar is pas begonnen ... | |
Robin__ | donderdag 14 oktober 2010 @ 22:21 |
Maar ik zal het topic niet verder vervuilen, bedank voor het antwoord en het opzoeken van de wiki pagina's ![]() [ Bericht 59% gewijzigd door Robin__ op 15-10-2010 12:49:23 ] | |
One_conundrum | vrijdag 15 oktober 2010 @ 11:23 |
Q/(1-x)-Q = Q*x/(1-x) Hoe maak ik deze wat simpeler ? Ik snap der weinig van... | |
Sheep91 | vrijdag 15 oktober 2010 @ 11:32 |
quote:Vermenigvuldig beide kanten met (1-x), dan krijg je Q-Q*(1-x)=Q*x. Dat is Q-Q+Q*x=Q*x. Q-Q=0, Q=Q ? | |
One_conundrum | vrijdag 15 oktober 2010 @ 11:41 |
Hehe, als je het zo zegt klinkt het best logisch jaa. En ik had nog een lange vergelijking en daarvan rest dit stukje nog. Ik dacht; beide kanten *1 , Maar ik snap niet echt hoe die *1 de rechterkant zo verandert... 1/a = (N-1)/2 +1 naar a = 2/(N+1) (dit moet het worden) | |
FedExpress | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:06 |
quote:als je *1 doet gaat er natuurlijk helemaal niks gebeuren! om 'a' los te krijgen kan je het volgende ezelsbruggetje gebruiken: 6/2=3... Hoe kom je aan 2? | |
Jac0bus | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:18 |
![]() Iemand enig idee? Een normale least-squares oplossen is eenvoudig: x^= (ATA)-1ATy. Hier echter snap ik uberhaupt de vraag niet eens. | |
Riparius | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:21 |
quote:Geen pons asinorum ... Elementaire algebra: 1/a = (N - 1)/2 + 1 1/a = (N - 1)/2 + 2/2 1/a = (N - 1 + 2)/2 1/a = (N + 1)/2 a = 2/(N + 1) Zelfde principe als bij die andere opgave. Als je een breuk en een andere grootheid bij elkaar op wil tellen, maak je van die grootheid eerst een gelijknamige breuk. In dit voorbeeld heeft de breuk 2 als noemer, dus maak ik van die 1 eerst ook een breuk met 2 als noemer, namelijk 2/2. Is echt lagere school werk. | |
One_conundrum | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:22 |
Ik snap wat je bedoelt met die ebrug. ik wil dus 6 door 3 dus; a = 1 / (N-1)/2 +1 ? Hoe versimpel ik de rechterkant dan nog? edit; Haha, lagere school zelfs... | |
Riparius | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:28 |
quote:Je wil nu kennelijk iets wat niet klopt. Je kunt niet zomaar de inverse nemen van beide leden als je aan de rechterkant nog een tweeterm hebt en dan alleen de eerste term inverteren. | |
One_conundrum | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:30 |
Mjaa, ik probeer wat te doen met de tips die ik krijg... Ga volgende periode ook wiskunde vak volgen. Dat zou moeten helpen... | |
Riparius | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:31 |
quote:Waar heb je die wiskunde voor nodig? Dit had je al jaren geleden moeten weten. | |
One_conundrum | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:39 |
Dat weet ik... Het is een combi van nooit nodig gehad en A12 op de havo. Nu stop met mezelf verdedigen als je het niet erg vind.. | |
Riparius | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:42 |
quote:Goed, maar nu heb je het kennelijk wel nodig, alleen waarvoor? En welk niveau wil je bereiken? | |
GlowMouse | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:47 |
quote:Je hebt de volgende vergelijkingen: 51.4 = c0 + eps1 51.3 = c0 + eps2 51.5 = c0 + c1 * 1000 + eps3 51.8 = c0 + c1 * 3000 + eps4 52.0 = c0 + c1 * 5000 + eps5 | |
Jac0bus | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:50 |
quote:wat zijn die eps dan? ![]() | |
GlowMouse | vrijdag 15 oktober 2010 @ 12:59 |
De errorterm, je hebt natuurlijk nooit gelijkheid. | |
Jac0bus | vrijdag 15 oktober 2010 @ 13:07 |
Twee dingen: hoe maak ik daar een matrix van die ik vervolgens kan oplossen voor c1? En begin je met die vergelijkingen die jij opschrijft niet bij de 4000 nu? | |
GlowMouse | vrijdag 15 oktober 2010 @ 13:11 |
quote:Net als bij elke andere regressie. Je wilt eps loodrecht op y-Ax hebben. Hier geldt x = [c0; c1]. quote:Nee, je kunt de andere observaties goed gebruiken om een nauwkeurige schatting voor c0 te krijgen. | |
Jac0bus | vrijdag 15 oktober 2010 @ 13:15 |
Danku, ik heb hem nu ![]() Het lastigste aan de vraag was nou om te begrijpen wat ze met xstart bedoelen. Eerst geven ze die waarden vanaf x=0 een daarna lullen ze over het feit dat van x0 tot x=3000 alles plat is, terwijl de hoogtes toch echt iets anders vertelden. | |
DuTank | vrijdag 15 oktober 2010 @ 13:34 |
Tennisballen dienen tussen de 56.5 en 58.3 gram te wegen. Een machine produceert tennisballen met een gemiddeld gewicht van 57.2 gram en een standaarddeviatie van 0.25 gram. Neem aan dat het gewicht van de tennisballen die de machine produceert normaal verdeeld is. (a) Bereken de kans dat de beschreven machine een tennisbal produceert die aan de gewichtsnorm voldoet. Rond deze kans af op drie decimalen. --- Is dat normalcdf(56.5, 58.3, 57.2, 0.25) = 0.997? | |
-J-D- | vrijdag 15 oktober 2010 @ 13:35 |
Ja. | |
Riparius | vrijdag 15 oktober 2010 @ 18:40 |
quote:Ja. Ik kan aantonen dat geldt: 0 < (x + h)α - xα < hα voor x,h > 0 en 0 < α < 1. Dan volgt eenvoudig dat f(x) = xα uniform continu is op ℝ+ voor 0 < α < 1 aangezien dan voor elke ε > 0 een waarde δ = ε1/α voldoet in de ε,δ definitie van uniforme continuïteit. | |
BasementDweller | vrijdag 15 oktober 2010 @ 19:32 |
quote:Dat is me niet meer gelukt. Heb het probleem op een andere manier aangepakt, waardoor je had |x^a - y^a|<|x-y| voor x,y>1 en 0<a<1. Ziet er wat trivialer uit, al wist ik hiervan ook niet hoe ik het kon bewijzen. Dus ik ben wel benieuwd naar hoe je dit soort dingen kan bewijzen. | |
Riparius | zaterdag 16 oktober 2010 @ 08:56 |
quote:Om met dat laatste te beginnen: een additionele voorwaarde voor de geldigheid van je ongelijkheid is uiteraard dat x en y niet aan elkaar gelijk zijn. Zij f(x) = xα op ℝ+ met 0 < α < 1. Volgens de middelwaardestelling is er nu een getal c tussen x en y (dus c ∈ (x, y) indien x < y resp. c ∈ (y, x) indien y < x) zodanig dat: (1) | f(x) - f(y) | = | f'(c) |∙| x - y | Nu is f'(x) = α∙xα-1, en aangezien 0 < α < 1 en omdat voor x,y > 1 ook geldt c > 1 is dan 0 < f'(c) < α, en dus hebben we: (2) | xα - yα | < α∙| x - y | voor x,y > 1, 0 < α < 1 En dus ook: (3) | xα - yα | < | x - y | voor x,y > 1, 0 < α < 1 Ongelijkheid (2) is sterker dan de ongelijkheid (3) die je wilde afleiden, maar met geen van beide ongelijkheden kun je rechtstreeks de uniforme continuiteit van f(x) = xα met 0 < α < 1 op ℝ+ aantonen. De functie f(x) is weliswaar uniform continu op ℝ+ maar niet Lipschitz continu op ℝ+. Een functie f : D ↦ℝ heet Lipschitz continu indien er een L ≥ 0 is zodanig dat voor elke x,y ∈ D geldt: (4) | f(x) - f(y) | ≤ L∙| x - y | Deze voorwaarde houdt eenvoudig gezegd in dat de steilheid (stijgend of dalend) van de grafiek van f de waarde L niet kan overschrijden. Lipschitz continuïteit is stringenter dan uniforme continuïteit, want het is gemakkelijk in te zien dat een functie f : D ↦ℝ die Lipschitz continu is met L > 0 ook uniform continu is: voor elke ε > 0 voldoet dan de waarde δ = ε/L in de ε,δ definitie van uniforme continuïteit. (Als L = 0, dan is f een constante functie, en ook die is uniform continu). Het omgekeerde geldt echter niet, een functie die uniform continu is hoeft niet Lipschitz continu te zijn. Het is eenvoudig in te zien dat f(x) = xα met 0 < α < 1 niet Lipschitz continu is op ℝ+ omdat de afgeleide f'(x) = α∙xα-1 onbeperkt toeneemt naarmate we x tot 0 laten naderen, zodat er geen L kan bestaan zodanig dat deze functie aan (4) voldoet op ℝ+. Nu is het echter ook zo dat f'(x) = α∙xα-1 positief is en strict monotoon dalend op ℝ+, zodat we met behulp van de middelwaardestelling kunnen concluderen dat voor elke p > 0 geldt: (5) | f(x) - f(y) | ≤ f'(p)∙| x - y | voor x,y ∈ (p, ∞) De functie f(x) = xα met 0 < α < 1 is dus wel Lipschitz continu (met L = f'(p)) op elk interval (p, ∞) met p > 0, maar niet op (0, ∞). Uiteraard impliceert dit dat f(x) = xα met 0 < α < 1 ook uniform continu is op elk interval (p, ∞) met p > 0, maar daar kunnen we niet uit concluderen dat f(x) = xα met 0 < α < 1 uniform continu is op (0, ∞). Om de uniforme continuïteit van f(x) = xα met 0 < α < 1 op ℝ+ te bewijzen kunnen we gebruik maken van de volgende ongelijkheid: (6) 0 < (x + h)α - xα < hα voor x,h > 0 en 0 < α < 1 Een algebraïsch bewijs van deze ongelijkheid is eenvoudig voor het speciale geval α = ½. Op grond van het merkwaardig product (a - b)∙(a + b) = a2 - b2 hebben we: (7) (√(x + h) - √x)∙(√(x + h) + √x) = h En dus: (8) √(x + h) - √x = h/(√(x + h) + √x) Nu is x,h > 0, en de functie f(x) = √x is strict monotoon stijgend, zodat √x < √(x + h) en dus: (9) 0 < √(x + h) - √x Ook is √(x + h) > √h en √x > 0 zodat: (10) √(x + h) + √x > √h En dus: (11) 1/(√(x + h) + √x) < 1/√h En dus: (12) h/(√(x + h) + √x) < h/√h = √h Uit (9), (8) en (12) volgt dan: (13) 0 < √(x + h) - √x < √h Hiermee is de juistheid van (6) voor α = ½ aangetoond. Eenvoudiger gaat het als je bedenkt dat (√(x + h))2 = (√x)2 + (√h)2 zodat √(x + h), √x en √h de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek met hypotenusa √(x + h) kunnen voorstellen. In een driehoek is de lengte van een zijde kleiner dan de som van de lengten van de twee andere zijden, en in een rechthoekige driehoek is de hypotenusa langer dan elk van de rechthoekszijden, zodat direct volgt dat √x < √(x + h) < √x + √h, equivalent met (13). Het algebraïsche bewijs van de juistheid van (6) voor α = ½ is niet te generaliseren, zodat we onze toevlucht moeten nemen tot een andere aanpak. Halen we in (x + h)α - xα een factor hα buiten haakjes, dan hebben we: (14) (x + h)α - xα = hα∙∙((x/h + 1)α - (x/h)α) Om nu een bovengrens van de factor tussen haakjes in het rechterlid van (14) te bepalen substitueren we z = x/h, waardoor de uitdrukking tussen haakjes overgaat in (z + 1)α - zα. We bekijken nu de functie: (15) g(z) = (z + 1)α - zα Duidelijk is dat g(0) = 1, en aangezien de machtsfunctie zα strict monotoon stijgend is voor α > 0 hebben we (z + 1)α > zα en dus g(z) > 0 voor z > 0. Voor de afgeleide van g(z) hebben we: (16) g'(z) = α∙(z + 1)α-1 - α∙zα-1 Aangezien α < 1 en dus α - 1 < 0 is de machtsfunctie zα-1 strict monotoon dalend, zodat (z + 1)α-1 < zα-1 en dus g'(z) < 0 voor z > 0, aangezien α > 0. De functie g(z) is dus strict monotoon dalend voor z > 0, en aangezien g(0) = 1 geldt g(z) < 1 voor z > 0. In combinatie met g(z) > 0 voor z > 0 hebben we dus: (17) 0 < (z + 1)α - zα < 1 voor z > 0 Voor x,h > 0 is z = x/h > 0, en dus hebben we ook: (18) 0 < (x/h + 1)α - (x/h)α < 1 Vermenigvuldiging van de leden van deze ongelijkheid met hα > 0 geeft dan (19) 0 < hα∙((x/h + 1)α - (x/h)α) < hα En op grond van (14) dus: (20) 0 < (x + h)α - xα < hα voor x,h > 0 en 0 < α < 1 QED Hebben we nu x1, x2 > 0 en is x1 > x2 dan kunnen we x + h = x1 en x = x2 substitueren in (20) en dus ook h = x1 - x2. Is omgekeerd x1 < x2 dan kunnen we x + h = x2 en x = x1 en daarmee h = x2 - x1 substitueren. Beide ongelijkheden die we zo krijgen zijn te combineren als: (21) | x1α - x2α | < | x1 - x2 |α voor x1,x2 > 0, x1 ≠ x2, 0 < α < 1 De restrictie x1 ≠ x2 is op te heffen omdat eenvoudig is in te zien dat de ongelijkheid (21) overgaat in een gelijkheid voor x1 = x2, alsmede voor x1 = 0 of x2 = 0 of α = 1. Ook reduceert het linkerlid tot 0 voor α = 0. Zo krijgen we uiteindelijk: (22) | x1α - x2α | ≤ | x1 - x2 |α voor x1,x2 ≥ 0, 0 ≤ α ≤ 1 Uit (22) volgt nu direct dat f(x) = xα uniform continu is op (0, ∞) resp. [0, ∞) voor 0 < α ≤ 1 aangezien voor elke ε > 0 een waarde δ = ε1/α voldoet in de ε,δ definitie van uniforme continuïteit. Voor α = 0 is ongelijkheid (22) niet te gebruiken om uniforme continuïteit te bewijzen omdat 1/α dan niet is gedefinieerd. Maar voor α = 0 hebben we f(x) = 1, en een constante functie is ook uniform continu. Ongelijkheid (22) brengt tot uitdrukking dat f(x) = xα met 0 ≤ α ≤ 1 op (0, ∞) resp. [0, ∞) Hölder continu is. Hölder continuïteit is een generalisatie van Lipschitz continuïteit. Een functie f : D ↦ℝ heet Hölder continu met exponent α indien er een L > 0 en een α ≥ 0 is zodanig dat voor elke x,y ∈ D geldt: (23) | f(x) - f(y) | ≤ L∙| x - y |α Voor α = 1 is de functie Lipschitz continu, en voor α = 0 simpelweg begrensd. Een Hölder continue functie met α > 1 kan alleen een constante functie zijn. Iedere Hölder continue functie is ook uniform continu, maar het omgekeerde geldt niet. Nu rest je alleen nog aan te tonen dat f(x) = xα niet uniform continu is op ℝ+ voor α < 0 of α > 1. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 17-10-2010 00:18:29 ] | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 12:27 |
Als je (3) hebt ben je toch klaar voor het interval [1,inf)? Neem e=d en dan heb je |xa - ya|<|x-y|< d = e ? Waarom haal je hier Lipschitz continuïteit erbij? Op [0,1] is f continu, [0,1] is gesloten en begrensd dus daar is ie ook uniform c. Dus is f u.c. op (0,inf). Bedankt nog voor de afleiding van (x+h)^a - x^a < h^a ! Het is helemaal duidelijk ![]() [ Bericht 8% gewijzigd door BasementDweller op 16-10-2010 21:00:46 ] | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 17:09 |
nvm [ Bericht 97% gewijzigd door BasementDweller op 16-10-2010 17:46:05 ] | |
Riparius | zaterdag 16 oktober 2010 @ 18:20 |
quote:Om duidelijk te maken dat de uniforme continuïteit van f(x) = xα, 0 < α <1 op ℝ+ niet via een Lipschitz-ongelijkheid kan worden aangetoond. In eerste instantie wilde je zelf ook via (6) feitelijk aantonen dat f(x) = xα, 0 < α <1 Hölder continu is (en daarmee ook uniform continu) op ℝ+. Pas toen het niet lukte om (6) te bewijzen ben je uitgeweken naar een eenvoudiger Lipschitz-conditie die geldt op [1, ∞) maar waarvan je ook niet wist hoe dat was aan te tonen. quote:Dat is volkomen juist, en ik heb gezien dat het vaak ook zo wordt gedaan. Maar ik blijf het onelegant vinden om het domein op te moeten splitsen, vandaar dat ik uniforme continuïteit hier liever via Hölder continuïteit aantoon. quote:Graag gedaan. P.S. GlowMouse: Waarom is de FOK editor plotseling zo buggy? Ik had al - onverklaarbare - problemen met de SUP tags en nu kennelijk ook met QUOTE. Ik moet soms(!) een set nested tags toevoegen om alleen de binnenste set effectief te laten zijn. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 16-10-2010 20:47:31 ] | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 19:29 |
Ah, helemaal duidelijk nu ![]() (ik had ook al problemen met de sup tags) | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 20:13 |
quote:heb je een voorbeeldpost? | |
Riparius | zaterdag 16 oktober 2010 @ 20:22 |
quote:Jazeker. Zie mijn lange post hierboven. Sommige SUP tags werken om onverklaarbare reden niet maar worden 'as is' weergegeven, terwijl dat bij precies dezelfde string een dag eerder (zie ook mijn post van vrijdag) nog wel werkte. Ik heb de strings vergeleken (zijn identiek) en ook met copy paste van de oudere in de nieuwe post gestopt, maar het helpt allemaal niets. Ik kan ook geen systematiek ontdekken, behalve dan dat bij de 'probleemgevallen' bij gebruik van twee sets nested tags de binnenste set wel werkt en de buitenste weer 'as is' wordt weergegeven. Heel irritant, vooral met wiskunde. | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 20:38 |
quote:het had te maken met intervals; als je nu je post edit en opnieuw opslaat, zou het goed moeten gaan | |
Riparius | zaterdag 16 oktober 2010 @ 20:52 |
quote:Dank voor de snelle oplossing, posts zijn bewerkt en inderdaad is alles weer in orde. | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 21:40 |
Bewijs dmv inductie dat 2n<n! , voor n groter/gelijk 4. Wat ik had: Als dit geldt voor willekeurige n geldt dit ook voor n+1 groter/gelijk aan 4. Inductiestap neem aan 2n<n! bewijs dat 2n+!<(n+1)! (n+1)!=n!(n+1) inductie: >(n+1)2n en verder snap ik niet hoe ik het krijg. Ik neem aan dat ik van (n+1) op een of andere manier 2 moet maken maar waarom ik dat mag/kan doen zie ik niet. [ Bericht 35% gewijzigd door Fingon op 16-10-2010 21:49:57 ] | |
-J-D- | zaterdag 16 oktober 2010 @ 21:42 |
Wat weet je al van inductie? Wat zal de eerste stap zijn? Ik wil best meedenken, maar ik neem toch aan dat je hier al wel iets over hebt kunnen bedenken? | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 21:48 |
Wat ik had: Als dit geldt voor willekeurige n geldt dit ook voor n+1 groter/gelijk aan 4. Inductiestap neem aan 2n<n! bewijs dat 2n+!<(n+1)! (n+1)!=n!(n+1) inductie: >(n+1)2n en verder snap ik niet hoe ik het krijg. Ik neem aan dat ik van (n+1) op een of andere manier 2 moet maken maar waarom ik dat mag/kan doen zie ik niet. | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 21:51 |
je weet dat n+1 > 2. | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 21:57 |
ik ga me diep schamen :$. bedankt | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 22:02 |
quote:Als ik me zou schamen voor iedere keer dat ik iets simpels niet direct zie dan liep ik de hele dag met een rood hoofd rond ![]() ![]() | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 22:03 |
quote:Nou dan komt er zo nog een stortvloed aan vragen ![]() | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 22:05 |
Laat maar komen ![]() | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 22:42 |
ok eerste: Gegeven: B(n)= ![]() i) Bewijs dat B(n+1) volgt uit B(n) voor n groter/gelijk 1 Ik voer dus eerst de nul stap uit met n=1 maar dan komt er dus al een ongelijkheid uit ( 1=/ 9/8) voor hogere waardes hetzelfde, dus ik concludeer dat de stelling niet geldig is voor B(n) en dus ook niet kan gelden voor B(n+1) ii) Voor welke waarden van n is B(n) waar? aantal waardes ingevoerd maar komt dus altijd iets achter komma bij de rechterformule terwijl dat per definitie niet mogelijk is bij een som-formule van gehele getallen, maar hoe bewijs ik dat(al hoeft dat geloof ik niet volgens opgave) tweede: voor welke waarden van n geldt 2n+2>n2 grafiekje geschetst, krijg ik de waarde n groter/gelijk -1 (ik neem aan dat ze alleen gehele getallen vragen, dit moet alles zonder rekenmachine en 2n+2=n2 kan ik niet oplossen op papier ![]() dit moet ik bewijzen dus dat is niet zo moeilijk leek me 2(n+1)+2>(n+1)2 2(n+1)+2=2*2n+2 inductie: >2*n2 >n2 correct ja of nee? mist er iets bij m'n aanname van de waardes | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 22:46 |
Die laatste ongelijkheid is niet noodzakelijkerwijs strikt. En je bewijst nu dat als het voor -1 geldt ,dat het voor grotere n ook niet. Niet dat -1 de kleinste n is waarvoor het geldt. | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:09 |
quote:Ik snap niet precies wat ze bij i) willen.... B(n+1) volgt uit B(n) door B(n+1)= B(n)+ 1/8(2(n+1)+1)² ? Jij interpreteert de vraag duidelijk anders. ii) Stel dat de formule waar is voor een zekere n. Dan geldt Maar de somformule geeft: Dus tegenspraak. Dus de formule klopt voor geen enkele n. [ Bericht 0% gewijzigd door BasementDweller op 16-10-2010 23:14:22 ] | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:11 |
n=0? | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:15 |
Nee? | |
GlowMouse | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:19 |
0=0? | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:23 |
Ja, 0=0 ![]() | |
Fingon | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:29 |
quote:B(n+1) volgt uit B(n) door B(n+1)= B(n)+ 1/8(2(n+1)+1)² Dit inderdaad, maar dit zijn allemaal opgaven die bij inductie horen dus die zou ik dan met inductie moeten bewijzen. Dat houdt dus in dit geval in dat ik eerst moet laten zien dat het voor B(0) (hier de waarde n=1) waar is, wat dus niet zo is en waardoor ik dus meteen stop. Ik heb B(n+1)= B(n)+ 1/8(2(n+1)+1)² wel even nog voor de gein opgelost en die klopt wel, maar je gaat uit van een foute aanname, namelijk dat | |
BasementDweller | zaterdag 16 oktober 2010 @ 23:47 |
Ja, het is alleen nogal raar om te vragen om een bewijs van iets wat niet waar is. | |
Fingon | zondag 17 oktober 2010 @ 00:04 |
quote:Ons waarschijnlijk afleren om alles op automatische piloot te doen ![]() | |
algebra010 | zondag 17 oktober 2010 @ 10:48 |
Ik snap de volgende som niet: Stel de functie g is definieerd voor alle x in [-1,2] door g(x) = 1/5 (ex^2+e2-x^2) Vind de extreme punten van G In het boek lossen ze het op door te zeggen dat: g`(x)= 2/5xex^2(1-e2-2x^2) Kan iemand me uitleggen hoe ze aan die afgeleide komen? [ Bericht 23% gewijzigd door algebra010 op 17-10-2010 11:03:41 ] | |
GlowMouse | zondag 17 oktober 2010 @ 10:59 |
quote:De vraag is om te laten dat de inductiestap wel klopt, niet om te bewijzen dat de bewering waar is. quote:Die laatste exponent moet e-x² zijn. | |
algebra010 | zondag 17 oktober 2010 @ 11:04 |
quote:Oeps ja dat was een typefoutje. | |
GlowMouse | zondag 17 oktober 2010 @ 11:07 |
Nu moet hij 2-x² zijn. Je kunt dit aantonen met de kettingregel, ken je die? | |
algebra010 | zondag 17 oktober 2010 @ 11:17 |
quote:Kettingregel als in y=ua --> y'=au-1u` ken ik, alleen zie ik niet hoe ik deze hier toe moet passen. | |
BasementDweller | zondag 17 oktober 2010 @ 12:31 |
Als f een samengestelde functie is, d.w.z. je kan schrijven f(x)=g(h(x)), dan geldt f'(x)=g'(h(x)) h'(x). Bijvoorbeeld f(x)=e^x². Kies dan y=h(x) en g(y)= e^(y) en h(x)=x^2. Dus f'(x) = g'(h(x)) h'(x) = e^x² * 2x. Wat je dus krijgt is dezelfde e-macht vermenigvuldigd met de afgeleide van de exponent. | |
algebra010 | zondag 17 oktober 2010 @ 13:42 |
quote:Oke dan krijg ik dus : Afgeleide x2= 2x Afgeleide 2-x2= -2x 1/5(2xex^2-2xe2-x^2) = 2/5xex^2(1-e2-2x^2) Dus: ex^2 . e-2x^2 = e-x^2? [ Bericht 0% gewijzigd door algebra010 op 17-10-2010 13:53:21 ] | |
BasementDweller | zondag 17 oktober 2010 @ 13:50 |
quote:Inderdaad. Want xa+b = xa * xb | |
BasementDweller | zondag 17 oktober 2010 @ 15:49 |
Ik snap deze vraag niet helemaal: Let S5 act on itself by conjugation. What are the orbit and the stabilizer of the cycle (1 2 3 4 5)? Wat heeft de eerste zin met de tweede te maken? De eerste zin komt er volgens mij op neer dat je elementen uit S5 hebt en die conjugeert met andere elementen uit S5. En wat heeft dat dan te maken met de stabilizer en de orbit van (1 2 3 4 5)? | |
Jac0bus | maandag 18 oktober 2010 @ 14:20 |
Nog even een kansrekening en statistiek vraagje: In mijn boek hebben ze het over de Exponential distribution. De PDF van deze distribution is f(x) = c*e-cx. De CDF is de integraal van de PDF staat er in dat boek. Dus dan zou het logischerwijs F(x) = -e-cx moeten zijn, maar het wordt gegeven als 1 - e-cx. Waarom die 1-? Edit: ik denk al een vermoeden te hebben. De integraal heeft ook een integratieconstante die je oplost voor F(0)=0. Klopt dit? | |
GlowMouse | maandag 18 oktober 2010 @ 14:44 |
Klopt niet. Je integreert van 0 tot x | |
keesjeislief | maandag 18 oktober 2010 @ 14:50 |
quote:De CDF is niet zomaar een willekeurige primitieve van de PDF, maar er geldt specifiek CDF(x) := Prob(X \leq x) = \int_{-\infty}^x PDF(y) dy. In jouw geval, met PDF(x)=0 voor x<=0 en PDF(x) = c e^(-cx) voor x>0, kom je idd op het gegeven antwoord uit. | |
keesjeislief | maandag 18 oktober 2010 @ 14:52 |
quote:Stond er net niet alleen 'klopt'? ![]() | |
Jac0bus | maandag 18 oktober 2010 @ 14:53 |
Ah dus die 1 komt niet van de integratieconstante maar van het feit dat je vanaf 0 integreert? Oftewel: Integraal van 0 tot x van ce-cx = -e-cx van 0 tot x wat dus -e-cx - (-e0) oftwel 1-exp-cx. | |
keesjeislief | maandag 18 oktober 2010 @ 14:55 |
quote:Yep, in het meest algemene geval vanaf -oneindig, maar jouw dichtheidsfunktie is 0 op (-oneindig,0]. | |
Jac0bus | maandag 18 oktober 2010 @ 14:56 |
quote:Ik snap hem. Mijn dank is groot! | |
MikeLowrey | maandag 18 oktober 2010 @ 17:04 |
Volgende week mijn herkansing voor statistiek en heb een klein probleempje. Ik ben hier onwijs beroerd in dus vergeef mijn domheid. ![]() P1: 338 Q1: 250.000 P2: 298 Q2: 300.000 Q2 – Q1 = 300.000 – 250.000 = 50.000 P2 – P1 = 298 – 338 = - 40 50.000 / -40 = -1250 Qv = -1250P + b 300.000 = -1250 * 298 + b 300.000 = -372.500 + b b = 672.500 Qv = -1250P + 672.500 -------------------------------------------------------------------- Qvraag P1: 1,00 Q1: 5000 P2: 2,00 Q2: 1000 Q2 – Q1 = 1000 – 5000 = -4000 P2 – P1 = 2,00 – 1,00 = 1,00 -4000 / 1,00 = -4000 Qv = -4000P + b 5000 = -4000 * 1,00 + b b = 9000 Qv = -4000P + 9000 Hoezo moet er bij de ene (5000 = -4000 * 1,00 + b) Keer 1 (dus de eerste prijs) en bij het eerste geval word er weer vermenigvuldigd met 298 wat de tweede prijs is en niet 338! (300.000 = -1250 * 298 + b) Zelfde verhaal als bij de eerste Q2 300.000 word gebruikt en bij het tweede voorbeeld Q1 als Qv word gebruikt. P.s het betreffen beide vraagfuncties | |
Hanneke12345 | maandag 18 oktober 2010 @ 17:28 |
Een ringhomomorfisme f: R1 -> R2 is unitair als f(1)=1. Een lichaamshomomorfisme is altijd unitair. Zit dit er alleen in dat je van een ring niet altijd zeker weet dat er een eenheidselement is? Waarom geldt niet altijd dat als y = f(x) y = f(x) = f(x * 1) = f(x)f(1) = y*f(1) dus f(1) = 1? | |
thabit | maandag 18 oktober 2010 @ 17:39 |
Je kan anders rare dingen hebben, zoals f(x)=0 voor alle x. Persoonlijk vind ik dat een ring per definitie altijd een 1 heeft en dat een ringhomomorfisme altijd 1 naar 1 stuurt. Ik heb eigenlijk geen idee waarom sommige tekstboeken dat anders doen. | |
keesjeislief | maandag 18 oktober 2010 @ 18:18 |
quote:Ik weet niet zeker of ik je helemaal goed begrijp, maar zoals je ziet wordt eerst de richtingscoefficient uitgerekend, door (Q2-Q1)/(P2-P1) te doen: je neemt het verschil van de Q-waarden en deelt dit door het verschil van de P-waarden. Als je de richtingscoefficient te pakken hebt, kun je de formule al voor en stuk opschrijven: Q = richtingscoefficient*P + b. Het gaat er nu nog om om de b uit te rekenen. Om dit te doen vul je een van de twee (P,Q)-paren in in je formule, het maakt niet uit of je (P1,Q1) neemt of (P2,Q2), in beide gevallen zul je dezelfde b vinden. Bij de eerste vraag wordt (P2,Q2) gebruikt, en bij de tweede wordt het andere paar (P1,Q1) gebruikt. | |
Hanneke12345 | maandag 18 oktober 2010 @ 18:53 |
Oh, oké. Ik dacht misschien zie ik iets over het hoofd dat het helemaal niet klopt wat ik zeg. ;x Nog één; R Domein. D = {(x, r) in R x R : r =/= 0}. Dan is er de equivalentierelatie (x, r) ~(y, s) desda xs = yr Ik probeerde de transitiviteit te bewijzen Stel (x, r) ~(y, s) dus xs = yr en (y, s ) ~ (z, t ) dus yt = zs Dan xs = yr s = x^-1 y r ... En dan zo uitwerken en dan kwam ik ook op xt = zr. Maar mag dit? Want ik weet natuurlijk niet zeker of de elementen uit R een inverse hebben, alleen dat er geen nuldeler is, toch? | |
thabit | maandag 18 oktober 2010 @ 19:26 |
Nee, ze hebben in het algemeen geen inverse. Z is bijvoorbeeld een domein, maar 2 heeft geen inverse in Z. | |
TheLoneGunmen | maandag 18 oktober 2010 @ 20:32 |
Hoe vind je in het algemeen voor een functie f(x) een machtreeks die naar deze functie convergeert op een bepaald interval? Dus wanneer je nog niet weet of deze functie reëel analytisch is (dan Taylor gebruiken namelijk). Concreet: hoe toon je dat het natuurlijke logaritme (als in de inverse van exp(x)) reëel analytisch is op (0, ∞) | |
Jac0bus | maandag 18 oktober 2010 @ 20:56 |
Ben ik weer ![]() Let x1, x2 and x3 be independent random variables, all having a standard normal PDF. These random variables are combined into the three-dimensional random vector x= (x1,x2,x3)T. We define a new random vector y=(y1,y2,y3)T = (2x1-x3, x1-x2-x3, x1 + 3x3)T What is the correlation coefficient between y1 and y2? Ik heb een formule die in het boek stond: rho(y1,y2) = C(y1,y2)/sigmay1sigmay2 waarbij rho dus de correlation coefficient is. Alleen staan er totaal geen voorbeelden in dit kloteboek van dit kutvak ![]() | |
GlowMouse | maandag 18 oktober 2010 @ 21:22 |
ik zal je een klein beetje helpen: cov(y1,y2) = cov(2x1-x3, x1-x2), en cov(2a+b,c) = 2cov(a,c)+cov(b,c).quote: ![]() ik zat met f(x) = d/dx F(x), waarmee je er ook wel uitkomt | |
thabit | maandag 18 oktober 2010 @ 21:32 |
quote:Als een functie oneindig vaak differentieerbaar is, dan heeft-ie een Taylorreeks. De n-de orde Taylorbenadering heeft een foutterm, waarvoor een afschatting bestaat, die ik nu van Wikipedia citeer: ![]() Kun je aantonen dat voor elke a, in een open interval om a deze term naar 0 convergeert, dan is de functie analytisch. | |
Jac0bus | maandag 18 oktober 2010 @ 21:42 |
quote:Ik denk dat ik dat maar achterwege laat en de andere dingen ga leren ![]() Probleem met dit vak is dat ik goed in wiskunde ben zolang de theorie wordt uitgelegd met numerieke voorbeelden. En het boek van dit vak geeft totaal geen numerieke voorbeelden. Pas achterin staan opgaven zoals deze met alleen het antwoord, geen uitwerking. Daar leer ik dus helemaal niks van als alleen de theorie op een pagina wordt gegooid maar niet hoe die theorie wordt toegepast ![]() | |
TheLoneGunmen | maandag 18 oktober 2010 @ 21:58 |
quote:Jup. Dankjewel Thabit. | |
Hanneke12345 | dinsdag 19 oktober 2010 @ 15:56 |
Laat R een delingsring zijn. Dan is ieder ideaal van R gelijk aan (0) of aan R. Een unitair homomorfisme f : R -> R' met R' ook een ring met 1, is injectief. Om de injectiviteit van het homomorfisme te bewijzen gebruikt de syllabus het eerste deel van de stelling. ("Omdat voor een unitair ringhomomorfisme ker(f) =/= R volgt ker(f) = {0}") Zelf deed ik het zo: f(x) = f(y) f(y)f(x') = f(x)f(x') = f(1) = 1 (delingsring, dus die inverse bestaat nu wel) f(yx') = 1 yx' = 1 = xx' y = x Klopt dit,of doe ik ergens dingen die ik niet zou mogen doen? | |
thabit | dinsdag 19 oktober 2010 @ 17:27 |
Waarom volgt uit f(yx') = 1 dat yx' = 1 geldt? | |
Hanneke12345 | dinsdag 19 oktober 2010 @ 19:12 |
Omdat f(1) = 1? Of je moet een functie hebben die ook andere elementen naar 1 stuurt. Kan dat? | |
thabit | dinsdag 19 oktober 2010 @ 20:39 |
Uiteraard kan dat. Niet bij een delingsring, maar dat is nu juist wat je moet bewijzen. | |
algebra010 | woensdag 20 oktober 2010 @ 10:59 |
De som is als volgt: xex Wat is de eerste en tweede afgeleide en vanaf waar is de functie stijgend en vanaf waar concaaf. F`= (x+1)ex F``= (x+2)ex Dit snap ik nog, vervolgens wordt er gezegd: de functie is stijgend voor x ≥ -1 en concaaf voor x≤-2 Dit begrijp ik niet helemaal, als x=-1 dan heb je 0e=0, dat is toch niet stijgend? x>-1 lijkt me dan logischer. Het tweede antwoord begrijp ik ook niet, een e die ≤ aan 0 is is altijd concaaf? | |
thabit | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:03 |
Als de afgeleide 0 is in een punt, kan een functie daar nog best stijgend zijn, zo lang links en rechts van dat punt de afgeleide maar positief is; 't is pas een probleem als-ie 0 is op een heel interval. Als de tweede afgeleide negatief is (of 0 in een enkel punt, analoog aan boven), dan is de functie daar concaaf. | |
Siddartha | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:04 |
quote:Deel de functies op: Wat kun je me vertellen over ex ? En wat kun je vertellen over (x+1) en (x+2) ? (En met vertellen bedoel ik wanneer ze stijgend/dalend zijn. | |
algebra010 | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:06 |
quote:Maar is het dan als regel dat f``= ≤0 --> concaaf f``= >0 --> convex? | |
thabit | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:08 |
quote:Juistem. | |
GlowMouse | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:09 |
quote:Lineaire functies zijn zowel convex als concaaf. | |
algebra010 | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:13 |
quote:e^x ≥ 0 x+1 stijgend vanaf x = ≥-1 x+2 stijgend vanaf x= ≥-2 De concaaf convex kwestie snap ik. Alsnog begrijp ik niet helemaal dan een afgeleide met een waarde van 0 stijgend kan zijn, een helling van 0 kan toch niet stijgend zijn? ![]() | |
GlowMouse | woensdag 20 oktober 2010 @ 11:17 |
De definitie van strict convex / strict concaaf voor willekeurige functies (niet noodzakelijk differentieerbaar) staat trouwens op veel plekken verkeerd.quote:Als je ≥ neerzet, hoeft er geen = voor. x+1 stijgt ook voor x<-1, teken maar een grafiek. quote:Teken eens de grafiek van f(x)=x³, en zoom eens flink in op (0,0). | |
Kesum99 | woensdag 20 oktober 2010 @ 12:15 |
Hallo, De volgende opgave lukt mij niet. Ik moet de volgende som als 1 breuk schrijven en eventueel vereenvoudigen. 1+(2-a2)/(a(a+3)-(3a+7)/a2 Ik heb geprobeerd om alles dezelfde noemer te geven a(a+3) = a2+3a maar als ik dan de tellers van de andere breuken vermenigvuldig met het verschil in de noemer dan komt dat niet uit. Heeft iemand nog hints om tot een goed antwoord te komen? Mvrg, | |
GlowMouse | woensdag 20 oktober 2010 @ 12:17 |
de haakjes kloppen niet, er staan meer ( dan ).quote:Je moet niet vermenigvuldigen met het verschil in de noemers. Zo is 1/2 niet hetzelfde als 3/5 (ik vermenigvuldig de teller netjes met 3). | |
Kesum99 | woensdag 20 oktober 2010 @ 12:46 |
Ok Dus ik mag bijvoorbeeld niet die 1 vermenigvuldigen met a(a+3) zodat er komt te staan. a(a+3)+2-a2 a(a+3) | |
GlowMouse | woensdag 20 oktober 2010 @ 12:53 |
Dat mag, maar dan vermenigvuldig je niet met het verschil maar met het quotiënt. | |
keesjeislief | woensdag 20 oktober 2010 @ 17:17 |
quote:Een functie is strikt stijgend als voor elke x<y geldt f(x)<f(y). Zoals Glowmouse al zei, denk eens aan de functie f(x)=x^3. Voor elke x<y geldt x^3<y^3, dus hij is strikt stijgend, maar toch geldt f'(0)=0. Je kunt er als volgt naar kijken. De afgeleide geeft de snelheid aan waarmee een functie stijgt. Neem twee punten x<y. Dan mag er best een punt a in het interval (x,y) zijn waar f'(a)=0, zolang voor alle andere punten b uit (x,y) maar geldt dat f'(b)>0. Denk aan een auto. Hij komt met een bepaalde snelheid aan, remt af, en precies op het moment dat hij stilstaat trekt hij weer op. Als jij daar met een stopwatch bijstaat, kun jij dan een begin- en eindtijd klikken zodat de auto een afgelegde weg van 0 heeft? Nee, want hoe dicht je de begin- en eindtijd ook om dat moment van stilstaan probeert te kiezen, er is altijd de resterende tijd waarin de auto wel vooruit gaat: het moment van stilstaan is te kort om invloed te hebben op welk tijdsinterval dan ook. | |
Granaatappel | donderdag 21 oktober 2010 @ 19:49 |
Hallo, Zit met een wiskundig probleempje: Bepaal de vergelijkingen van de raaklijnen aan de grafiek van de functie y(x) = 2x²+2 die de x-as snijden in het punt x = 1. Nu heb ik geen probleem met het opstellen van een raaklijn, maar de standaard raaklijnen van deze functie zijn g(x) = 4x en h(x) = -4x. Ik heb echter geen idee hoe ik van deze functies een functie maak die door x = 1 gaat. Ik kan er wel 4(x-1) van maken zodat die verschuift en door x = 1 gaat maar dan raakt die de oorspronkelijke functie niet meer. Ik zie de manier hóe het moet gewoon even niet... | |
GlowMouse | donderdag 21 oktober 2010 @ 19:51 |
Wat is een standaard raaklijn? Een raaklijn heeft dezelfde helling en dezelfde functiewaarde en wordt gegeven door g(x) = f(c)+f'(c)(x-c). | |
omearos | donderdag 21 oktober 2010 @ 19:53 |
[edit] al opgelost zie ik | |
Granaatappel | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:00 |
Waar ik op kom is dat de raaklijn begint met (x - 1), deze snijdt de x-as namelijk in x = 1 In x = 1 is de helling van y(x) = 4 namelijk 4 * 1. Dan krijg ik dus 4(x - 1), dat is 4x - 4. Ik weet allen niet hoe ik deze lijn kantel, dus de helling aanpas aan de oorspronkelijke functie. | |
omearos | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:02 |
quote:de helling f(x) is 4 in x=1 je functie voor raaklijn is 4x - 4 wat is de helling van die functie? | |
GlowMouse | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:03 |
quote:Als je een factor (x-1) hebt, snijdt hij juist de y-as in x=1. | |
Granaatappel | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:03 |
quote:Ook 4. = gelijke hellingen maar raken elkaar niet... quote:Ik bedoel de functie x - 1 snijdt de x-as in x = 1. | |
omearos | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:06 |
quote:je hebt gelijk, ik had de oorspronkelijke vraag niet goed gelezen ![]() | |
omearos | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:06 |
quote:y-as is toch altijd bij x=0? | |
omearos | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:10 |
g(x) = f(c)+f'(c)(x-c) f(x) = 2x²+2 f'(x)=4x g(c)= 2c²+2 + 4c*(x-c) oplossen zodat hij bij x=1 door nul gaat [ Bericht 0% gewijzigd door omearos op 21-10-2010 20:17:47 ] | |
Granaatappel | donderdag 21 oktober 2010 @ 20:24 |
quote:Ah ja die formule van glowmouse ![]() Heb hem opgelost volgens ABC formule en er komt uit (1 - √2) en (1 + √2). Deze kan ik vervolgens invullen in de ax + b lineaire functie die ik eerder al had namelijk 4x - 4 Dit wordt dan dus 4(1 - √2)x - 4(1 - √2) en 4(1 + √2)x - 4(1 + √2). Dus wat ik dan heb gedaan is: Raaklijn begint met g(x) = x - 1 want deze snijdt de x-as in x = 1 Vervolgens heb ik deze vermenigvuldigt met 4, dit is namelijk de helling in x = 1 van de functie y(x) = 2x² + 2 Hieruit volgt g(x) = 4x - 4. Deze moet y(x) raken -> g(x) = f(c)+f'(c)(x-c) Via ABC-formule volgt daar uit (1 - √2) en (1 + √2) en deze vervolgens plaatsen in de raaklijn -> 4(1 - √2)x - 4(1 - √2) en 4(1 + √2)x - 4(1 + √2). Allemaal erg omslachtig naar mijn idee, maar het is gelukt. ![]() | |
Tom_Poes | zaterdag 23 oktober 2010 @ 04:19 |
Vraag: 2x^2=9/4 is de vraag Het antwoord moet dit zijn: x=+-3/4sqrt2 Ik ga als volgt: 2x^2=9/4 x^2=9/8 x=+-sqrt(9/8) x=+-(sqrt9)/(sqrt8) x=+-3/(sqrt8) x=+-3/(2sqrt2) x=+-3/2 sqrt2 Ik zit er blijkbaar een factor 2 vanaf. Waar ging dit fout? | |
Riparius | zaterdag 23 oktober 2010 @ 07:59 |
quote:Dit is geen vraag maar een vergelijking waar jij een vraag over hebt. quote:En hier gaat het fout, waarschijnlijk door je beroerde notatie. 3/(2∙√2) is niet hetzelfde als (3/2)∙√2.Teller en noemer van 3/(2∙√2) met √2 vermenigvuldigen geeft (3∙√2)/(2∙√2∙√2) = (3∙√2)/4 = (3/4)∙√2. | |
Hanneke12345 | zondag 24 oktober 2010 @ 12:49 |
Hermite-interpolatie H_k(x)=[L_k(x)]^2(1-2L_k'(x_k)(x-x_k)) H_k'(x) = 0 voor x = x_i Ik zie niet waarom dit is. Ik vind de afgeleide van dat ding sowieso een beetje moeilijk. Moet ik de afgeleide van L_k hiervoor echt uitwerken? | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 13:53 |
Klopt het dat van de volgende groepen alleen S3 en D3 isomorf zijn?![]() | |
sk888er | zondag 24 oktober 2010 @ 14:08 |
K^¼ = 1 / (L^¾) naar K = 1 / (L^¼) Welke stap wordt hier uitgevoerd? staat in m'n aantekeningen maar kom er echt niet uit.... | |
dakraam | zondag 24 oktober 2010 @ 14:13 |
Van de Nederlandse huishoudens heeft 36% groene stroom. Nog eens 25% van de huishoudens overweegt over te gaan op groene stroom. Bij een onderzoek worden 12 huishoudens benaderd. Bereken de kans dat hiervan a. vier of vijf groene stroom hebben Eerst snapte ik deze opgaves gewoon allemaal maar om een of andere reden kom ik hier niet uit. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 14:27 |
quote:Om van K^¼ naar K te gaan doe je het tot de macht 4. De rechterkant moet dus ook tot de macht 4. Je krijgt dan K = 1/(L^3)... iets anders dan wat in je aantekeningen staat. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 14:30 |
quote:Je kan wel groene stroom zien als succes, en geen groene stroom als geen succes (of andersom). Dan is het een Bernouilli experiment. | |
Tom_Poes | zondag 24 oktober 2010 @ 14:49 |
quote:Bedankt | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:06 |
quote:Nee. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:25 |
quote:Ik snap de vraag niet. Wat is L_k en wat is x_i? | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 21:34 |
quote:Daar was ik al bang voor. Kloppen mijn argumenten voor de eerste drie? D6 en Z12 zijn niet isomorf omdat het centrum van D6 van orde 2 is en het centrum van Z12 van orde 1. Bovendien is Z12 abels en D6 niet. D10 x D10 en D100 zijn niet isomorf omdat Z(D10 x D10)=Z(D10) x Z(D10) = {(r^5,e), (r^5, r^5), (e,r^5), (e,e)} en Z(D100)={r^50, e}. Dus wederom centra van verschillende orde. Z2 x Z2 x Z3 x Z4 is niet isomorf met Z4 x Z9, omdat Z2 x Z2 x Z3 x Z4 meer elementen heeft van orde twee. Z2 x Z2 x Z3 x Z4 is niet isomorf met Z6 x Z6 omdat ze niet evenveel elementen van orde 3 hebben. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:43 |
quote:Het centrum van Z/12Z (wat een betere notatie is dan Z12) is de hele groep, de groep is immers abels. Verder klopt het dat ze niet isomorf zijn omdat de ene abels is en de andere niet. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:44 |
quote:Je kan ook het volgende zeggen: D10 x D10 heeft orde 20 x 20 = 400, D100 heeft orde 200. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 21:44 |
quote:Oja inderdaad. In mijn boek gebruiken ze Z12, dus dan doe ik dat ook maar. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:46 |
quote:In de opgave staat volgens mij Z/2Z x Z/2Z x Z/3Z x Z/3Z in plaats van Z/2Z x Z/2Z x Z/3Z x Z/4Z. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 21:53 |
Typfoutje... het eerste gaat nog steeds op: Z2 x Z2 x Z3 x Z3 is niet isomorf met Z4 x Z9, omdat Z2 x Z2 x Z3 x Z3 meer elementen heeft van orde twee. (namelijk: (1,0,0,0), (0,1,0,0) en (1,1,0,0), terwijl Z4 x Z9 alleen (2,0) als orde 2 element heeft). Verder is Z2 x Z2 x Z3 x Z3 misschien wel isomorf met Z6 x Z6, dat moet ik nog even nagaan. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 21:54 |
quote:Juist. ![]() | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 22:03 |
Mooi. Ik denk dat Z2 x Z2 x Z3 x Z3 niet isomorf is met Z6 x Z6 omdat Z6 x Z6 cyclisch is (wordt gegenereerd door (1,5)) en Z2 x Z2 x Z3 x Z3 is niet cyclisch. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 22:06 |
quote:Z/6Z x Z/6Z is niet cyclisch: (1,1) zit bijvoorbeeld niet in de ondergroep gegenereerd door (1,5). | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 22:19 |
Klopt ja. Ik denk dat ze dan toch wel isomorf zijn, klopt dat? Alleen het wordt een beetje vervelend om tussen iedere 36 elementen een bijectie te construeren en te checken of ze aan de voorwaarde voldoen... even kijken of ik een formule kan vinden. | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 22:20 |
quote:Ja, ze zijn inderdaad isomorf. Je kunt aantonen dat Z/2Z x Z/3Z isomorf is met Z/6Z. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 22:22 |
quote:Daar dacht ik ook al aan en die heb ik al bewezen, alleen ik zie niet hoe hieruit het gewenste volgt... | |
thabit | zondag 24 oktober 2010 @ 22:26 |
Wel, als G isomorf is met H, dan is G x G isomorf met H x H. | |
BasementDweller | zondag 24 oktober 2010 @ 22:57 |
quote:Goed, heb het even voor mezelf bewezen ![]() D4 x D4 is niet isomorf met D32 omdat het centrum van D4 x D4 = {(e,e), (r²,r²), (r²,e), (e,r²)} is van orde 4 en het centrum van D32 = {e, r^16} van orde twee. D5 x D5 is en D50 zijn niet isomorf omdat het centrum van D5={(e,e)} van orde 1 is en het centrum van D50 = {r^25, e} van orde 2. D3 en S3 zijn volgens mij isomorf (ik heb een bijectie f geconstrueerd en gecheckt dat f(s r) = f(s)f(r), want volgens mij is dat voldoende omdat als dat geldt voor de generators dat het dan ook geldt voor alle andere elementen uit de groep) edit: vanwege mijn constructie moet die denk ik al sowieso voldoen aan f(x y) = f(x)f(y) omdat ik r op (123) heb afgebeeld en s op (12) en voor de rest alleen producten genomen heb om alle elementen te creëren. D12 en S4 zijn niet isomorf omdat het centrum van D12 = {r^6, e} en het centrum van S4={e} S4 en H x Z3 zijn niet isomorf omdat H 3 elementen heeft van orde 5 (i,j en k) en S4 niet. D12 en H x Z3 zijn niet isomorf omdat H 3 elementen heeft van orde 5 en D12 niet. D5 en Z2 en D10 zijn isomorf. Een bijectie is (ri sj,0) -> ri sj en (ri sj,1) -> ri+5 sj. Thabit, bedankt voor je hulp voor zover ![]() [ Bericht 7% gewijzigd door BasementDweller op 24-10-2010 23:41:53 ] | |
thabit | maandag 25 oktober 2010 @ 00:04 |
H heeft geen elementen van orde 5, maar wel zes elementen van orde 4. | |
BasementDweller | maandag 25 oktober 2010 @ 11:57 |
True | |
Fingon | maandag 25 oktober 2010 @ 15:15 |
Ok aantal vraagjes:![]() de eerste heb ik volgens mij goed, bij de 2e limiet moet ik misschien nog een paar tussenstapjes neerzetten, of is het voldoende te zeggen dat n^n sneller stijgt dan 2^n en dus naar 0 gaat? tenslotte bij de 3e limiet heb ik eerst getransformeerd maar dan krijg ik de limiet van 2pi terwijl ik met de standaardlimiet zou moeten werken die naar 0 toe gaan. [ Bericht 1% gewijzigd door Fingon op 25-10-2010 15:21:52 ] | |
keesjeislief | maandag 25 oktober 2010 @ 15:29 |
quote:Hoe kom je bij 1. erbij dat tan(x)/x en 3x/sin(3x) naar 1 gaan? Volgens mij gaat de eerste naar 0 en heeft de tweede geen limiet (heeft een liminf van -oneindig en een limsup van +oneindig)? Wat 2. betreft, misschien kun je nog zeggen dat 2^n/n^n = (2/n)^n en dat 2/n naar 0 gaat, dus (2/n)^n ook? Wat 3. betreft ten slotte, kun je de breuk niet schrijven als (sin(x)-sin(pi))/(x-pi), zodat de limiet gelijk is aan de afgeleide van x -> sin(x) in x=pi? | |
Fingon | maandag 25 oktober 2010 @ 17:03 |
Ik zie nu dat ik een foutje bij de eerste heb gemaakt, die limiet moet naar 0 gaan en naar niet oneindig. Bij de tweede denk ik idd dat ik dat moet gebruiken. Bij de derde snap ik niet helemaal wat je bedoelt, waar haal je die sinus(pi) vandaan? | |
Riparius | maandag 25 oktober 2010 @ 19:46 |
quote:sin π = 0, zie je? Maar je doet het zelf bij de derde limiet niet goed. Als je x - π = u substitueert, en je laat x naar π gaan, dan gaat u naar nul. Dus krijgen we: limx→π sin (x)/(x - π) = limu→0 sin(u + π)/u = limu→0 -sin(u)/u = -1. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 25-10-2010 21:01:36 ] | |
BasementDweller | maandag 25 oktober 2010 @ 22:11 |
quote:Het idee is om de limiet zodanig op te schrijven, dat het te herkennen is als een afgeleide. Als je in de teller -sin(pi) er bij zet (dat kan, want sin(pi)=0), dan zie je dat je eigenlijk gewoon de afgeleide hebt van sin(x) in het punt pi. Als je mag gebruiken dat de afgeleide cosinus is, dan zie je direct dat de limiet cos(pi)=-1 is. | |
Integreerbeer | dinsdag 26 oktober 2010 @ 14:24 |
I concur. | |
Diabox | dinsdag 26 oktober 2010 @ 15:11 |
quote: ![]() | |
simounadi | dinsdag 26 oktober 2010 @ 20:40 |
Hello, Zij f(x) = x^n +a_1 x^{n−1} +· · ·+a_n een polynoom van R naar R. Zij p \in R. Laat $k$ het eerste gehele getal zodanig dat f^{k}(p)= 0. Laat zien dat de local degree van f in p nul is voor k is even en gelijk aan sign f^{k}(0) voor k oneven. Het zou fijn zijn als iemand mij ermee kan helpen. | |
thabit | dinsdag 26 oktober 2010 @ 20:46 |
quote:Ik snap de vraag niet. Wat is f^{k}(p)? En wat is een lokale graad? In de zin van algebraische topologie? | |
Knuck-les | dinsdag 26 oktober 2010 @ 22:52 |
Oke heb een probleem met één gehele opgave: Gegeven is het vlak V door de oorsprong met normaalvector n = [2 -1 -1] en de vector u=[1 -1 0] vragen: a) Vind de projectie van u op het vlak V b) wat is de matrix die hoort bij de projectie op het vlak V? c) Wat is de matrix die hoort bij de spiegeling in het vlak V? ik kom al niet uit a, dus b en c zijn ook niet te doen. alvast bedankt! | |
BasementDweller | dinsdag 26 oktober 2010 @ 23:27 |
Je moet de loodrechte component van de vector u op het vlak V vinden en die aftrekken van u, dan heb je de loodrechte projectie op V. | |
Knuck-les | dinsdag 26 oktober 2010 @ 23:46 |
quote:snap ik, maar hoe vind ik de loodrechte component? | |
Riparius | woensdag 27 oktober 2010 @ 01:21 |
quote:Waarom denk je dat een normaalvector een normaalvector heet? | |
Outlined | woensdag 27 oktober 2010 @ 02:29 |
quote:je krijgt twee vergelijkingen, pak willekeurige vector x en los het stelsel op nTx = 0 uTx = 0 vectoren noteer je trouwens met komma's ertussen | |
simounadi | woensdag 27 oktober 2010 @ 09:30 |
quote:f^(k)(p) is de k-de afgeleide van f geevalueerd in het punt p. Lokale graad: ' local degree' en het gaat inderdada over algebraische topologie. Zie bijv http://www.math.cornell.edu/~hatcher/AT/ATch2.pdf pagina 40. In feite volgt dat f(x)=(x-p)kh(x) met h(p) ongelijk aan 0 en het is mogelijk om een open omgeving van p te vinden dat homeomorf is met R en waarop h(x) niet nul is. Uit Riemann Surfaces weet ik dat ik charts kan kiezen zodanig f 'lokaal' gegeven kan worden als F(x)=zk (zie Otto Forster stelling 2.1, ook te bekijken via Google Books). Deze lijkt me handig om te gebruiken (hoewel ik nog zit met de technische details, orientatie..) want van F weet ik precies wat de lokale graad is. Maar ik heb het vermoeden dat op een algebraisch topologische manier ook kan. . [ Bericht 15% gewijzigd door simounadi op 27-10-2010 09:49:26 ] | |
thabit | woensdag 27 oktober 2010 @ 10:03 |
quote:Ik kies m'n coördinaten zo dat p=0 en f(p)=0. Ik neem even aan dat f niet identiek 0 is. Dan is f = a_k x^k + a_{k+1} x^{k+1} + ... = a_kx^k + g(x)x^{k+1} voor zekere k met a_k != 0 en zeker g in R[x]. We moeten de geïnduceerde afbeelding hebben op H_1(R, R-{0}), wat wegens excisie hetzelfde is als H_1((-a, a), (-a, a) - {0}) voor willekeurige a>0. Bewijs nu eerst maar eens dat voor voldoende kleine a, de afbeeldgen f en a_kx^k van ((-a, a), (-a, a) - {0}) naar (R, R-{0}) goedgedefinieerd en homotoop zijn. Noem (-a, a) vanaf nu X (scheelt wat tikwerk). Daarna moet je dus de graad van x^k bepalen. H_1(X, X-{0}) zit in een lange exacte homologierij: ... -> H_1(X) -> H_1(X, X - {0}) -> H_0(X - {0}) -> H_0(X) -> H_0(X, X-{0}) -> 0 H_1(X) is 0 dus H_1(X, X - {0}) is op natuurlijke wijze een deelruimte van H_0(X - {0}). X - {0} bestaat uit 2 componenten dus z'n H_0 is Z^2, een Z voor elke component. H_0(X) is gewoon Z en de afbeelding H_0(X - {0}) -> H_0(X) is gewoon (x, y) -> x+y. Dus H_1(X, X - {0}) is isomorf met die deelruimte van H_0(X - {0}) zdd de som van de componenten 0 is. Met enig fatsoen moet wel na te gaan zijn dat de natuurlijke afbeelding van H_1(X, X - {0}) naar H_0(X - {0}) eindpunt - beginpunt is. Nu moet je dus nog nagaan wat a_kx^k daarmee doet, dat lijkt me nu niet zo moeilijk meer. ![]() | |
Knuck-les | woensdag 27 oktober 2010 @ 14:33 |
quote:Die notatie met die T heb ik nog nooit eerder gezien, bedoel je daar loodrecht mee? Ik heb inmiddels de uitwerkingen gekregen maar die snap ik ook nog niet helemaal: Merk op dat projV(x)+projn(u)=u dus projV(u)=u-projn(x) de eerste regel volg ik nog. Ik snap alleen niet waarom de tweede regel uit de eerste regel volgt en wat ze met projn(x) bedoelen. Is dat dan de projectie van n op een willekeurige vector x? Zo ja, hoe werkt je dit goed uit? | |
Outlined | woensdag 27 oktober 2010 @ 14:59 |
quote:sorry, heb je het foute antwoord gegeven, heb weer eens veel te snel gelezen ![]() schrijf u = u'+ u'', los nu op u' = cn (c een nog onbekende scalar) nTu'' = 0 u'' is dan je projectie T is de getransponeerde SPOILER [ Bericht 1% gewijzigd door Outlined op 27-10-2010 16:00:03 ] | |
speknek | woensdag 27 oktober 2010 @ 15:09 |
Het is een statistiek, geen wiskunde vraag, en ook meer een software vraag eigenlijk (ik weet wel ongeveer wat ik moet doen, maar niet hoe ik het invoer in SPSS/PASW) het gamma topic lijkt alleen een beetje gekaapt door economici, dus ik probeer het even hier. Ik heb twee condities vergeleken op hoe goed ze zijn in het aanleren van iets. Daartoe heb ik op drie momenten een kennistest aan de proefpersonen gegeven: voor de ingreep, vlak na de ingreep en een week later. Dit probeer ik te testen met een Repeated-measures ANCOVA, posttest en delayed posttest als repeated measure, pretest als covariaat en conditie als onafhankelijke variabele. Nou doet zich hetvolgende voor: ![]() main effect is net wel/niet significant, en dat komt doordat vlak na de ingreep wel een significant verschil is, maar daarna niet meer. Dit weet ik doordat ik natuurlijk die waarden even in een t-test/anova kan invoeren; maar goed, type 1 fout etc., dus dat moet samen met de uitvoering van de repeated-measures ancova. Het probleem is dus dat SPSS/PASW geen post-hoc test toelaat als je een covariaat invoert. Dan word je aangeraden via de options een bonferroni t-test uit te voeren, maar die test dus alles behalve het verschil tussen de groep op een bepaalde tijd. Help! ![]() | |
speknek | woensdag 27 oktober 2010 @ 16:50 |
Of doe ik gewoon een t-test voor allebei met a/2? | |
Hanneke12345 | woensdag 27 oktober 2010 @ 20:19 |
Waarom is ook alweer ker(f) = {0} genoeg om te weten dat de afbeelding injectief is? | |
keesjeislief | woensdag 27 oktober 2010 @ 20:34 |
quote:Je bedoelt een lineaire afbeelding? Omdat f(a)=f(b) geeft f(a-b)=f(a)-f(b)=0, dus a-b \in ker(f), dus a-b=0? | |
Hanneke12345 | woensdag 27 oktober 2010 @ 21:15 |
Ah! Niet per se lineaire afbeeldingen (denk ik, misschien wel?) maar homomorfismes. Maar daar gaat f(a-b) = f(a) - f(b) ook op. ![]() | |
Hanneke12345 | woensdag 27 oktober 2010 @ 21:56 |
"Stel nu dat f = qg+r = q'g+r', er geldt dan (q-q')g = r - r' " Je krijgt dan toch (q-q')g = r' - r? Doet eropzich verder niet toe, maar toch! [ Bericht 20% gewijzigd door Hanneke12345 op 27-10-2010 22:04:00 ] | |
Outlined | woensdag 27 oktober 2010 @ 22:15 |
zo uit de losse pols: pak 2 willekeurige a en b in G met a != b. Dus a + -b != 0 dus 0 !=vanwege gegeven f(a + -b) =standaard eigenschappen gebruiken f(a) + -f(b) dus f(b) != f(a) dus f is injectief | |
Knuck-les | woensdag 27 oktober 2010 @ 22:59 |
quote:Hmm, hier wordt het voor mij niet echt duidelijker van. De term getransponeerde zegt mij namelijk niets. Zou je je uitwerking misschien even kunnen posten? Misschien wordt het dan duidelijk. ![]() | |
Outlined | woensdag 27 oktober 2010 @ 23:01 |
quote:hoe kan je zo ver zijn met je lineare algebra en dan de getransponeerde niet kennen? welke studie doe je? Ken je het inwendig product < *, * > ? | |
Knuck-les | woensdag 27 oktober 2010 @ 23:54 |
quote:haha, ja het inwendig product ken ik wel. Maar de term getransponeerde heb ik nog nooit gehoord , maar als ik het goed begrijp is het gewoon het spiegelen van een matrix? Dat lijkt me vrij basic. ben eerstejaars student econometrie btw. | |
Outlined | woensdag 27 oktober 2010 @ 23:58 |
maak er dan dit van: <n, u''> = 0 i.p.v. nTu'' = 0 | |
BasementDweller | donderdag 28 oktober 2010 @ 00:15 |
quote:Je kan het direct daarmee doen. De tweede regel volgt uit de eerste door de term projn(x) aan biede kanten af te trekken. projn(x) betekent de projectie van x op n, check wiki voor hoe je die kan berekenen: http://en.wikipedia.org/w(...)80.93Schmidt_process . ![]() | |
Knuck-les | donderdag 28 oktober 2010 @ 00:16 |
quote:.. Bedankt voor je hulp, maar je brengt me eerlijk gezegd alleen maar meer in verwarring ![]() Je hebt het over u"= je projectie, maar waarop dan? projectie van u op n,v of x? Ik snap dat je me het zelf wilt laten inzien, maar zou je ajb een duidelijke stapsgewijze uitwerking kunnen geven? Dat zorgt misschien voor wat structuur in m'n hoofd ![]() | |
Outlined | donderdag 28 oktober 2010 @ 00:40 |
<n, u''> = 0 dus de projectie van u op het vlak gedefinieerd door n | |
Knuck-les | donderdag 28 oktober 2010 @ 00:54 |
oke ik geef het op ![]() | |
Outlined | donderdag 28 oktober 2010 @ 01:01 |
3-dimensionaal is het toch allemaal makkelijk voor te stellen is het duidelijk dat geldt <n, u''> = 0 ???? [ Bericht 0% gewijzigd door Outlined op 28-10-2010 01:08:01 ] | |
andrew.16 | donderdag 28 oktober 2010 @ 01:30 |
Hoe moet ik dit oplossen? Welke prachtige goniometrische regel moet ik hiervoor gebruiken, want ik zie em niet. ![]() | |
Outlined | donderdag 28 oktober 2010 @ 01:37 |
quote:Root(sin2(A)cos2(B) + sin2(A)sin2(B)) = Root(sin2(A)(cos2(B) + sin2(B))) = maak het zelf verder af [de vraagstelling is trouwens verkeerd, ze bedoelen = |sin(A)|] | |
andrew.16 | donderdag 28 oktober 2010 @ 01:39 |
ah yes, ik zie em, bedankt. | |
BasementDweller | donderdag 28 oktober 2010 @ 09:34 |
quote:Heb je mijn post wel gelezen? | |
Outlined | donderdag 28 oktober 2010 @ 12:07 |
quote:nee nee nee, je moet mijn post lezen ![]() | |
Knuck-les | donderdag 28 oktober 2010 @ 16:00 |
quote: quote:nachtje over geslapen en nu snap ik het! bedankt voor jullie hulp ![]() | |
Jac0bus | donderdag 28 oktober 2010 @ 16:36 |
Tijdens een som kwam ik dit tegen: x dx = 1/2*dx2 Iemand die mij dit kan uitleggen? | |
GlowMouse | donderdag 28 oktober 2010 @ 16:48 |
Herschik dx²/dx = 2x. | |
Jac0bus | donderdag 28 oktober 2010 @ 17:47 |
quote:Dank u vriendelijk ![]() | |
Outlined | donderdag 28 oktober 2010 @ 23:35 |
vond ik op een ander forum, kijken of ik hem zelf kan oplossen Prove that the collection F(N) of all finite subsets of N (natural numbers) is countable. | |
BasementDweller | vrijdag 29 oktober 2010 @ 20:33 |
quote:En, is het al gelukt? | |
Outlined | vrijdag 29 oktober 2010 @ 20:34 |
quote:iemand anders had een goeie oplossing SPOILER | |
Knuck-les | vrijdag 29 oktober 2010 @ 20:41 |
Oke nog een lineaire algebra vraag: Bepaal het voetpunt van de loodlijn uit (-1,2) op de lijn x-2y=-4 (met andere woorden: bepaal de loodrechte projectie van het gegeven punt op de gegeven lijn) Hoe dit aan te pakken? ik weet dat wanneer het inproduct van twee vectoren 0 is deze vectoren loodrecht op elkaar staan. Dus ik moet een vector x ([x,y]) vanuit(-1,2) vinden zodat [x,y].[1,-2]=0, of zit ik dan fout? | |
Outlined | vrijdag 29 oktober 2010 @ 20:44 |
ik zelf zou die lijn verschuiven naar de oorsprong (dat hij er door heen gaat), dan je bekende technieken gebruiken om de projectie te vinden, en dan terug schuiven. [kap trouwens eens met het batsen van mijn moeder] | |
Knuck-les | vrijdag 29 oktober 2010 @ 21:03 |
quote:hmm zou ook kunnen. Ik heb ondertussen al een (in mijn ogen) makkelijkere manier gevonden: [-1,2].[x,y]=0 wanneer x=2 en y=-1 dus je hebt 2x+y=0 => y=-2x wanneer je dit substitueert krijg je x=-5/4 en y=8/5 toch bedankt! [kap jij eens met de Renaissance Man uit te hangen ![]() | |
BasementDweller | vrijdag 29 oktober 2010 @ 22:16 |
quote:Werkt ie dit ook nog wat uitgebreider uit? Want het is me nog niet echt duidelijk hoe je zo'n bijectie construeert. | |
GlowMouse | vrijdag 29 oktober 2010 @ 22:39 |
quote:Zo: SPOILER | |
BasementDweller | vrijdag 29 oktober 2010 @ 22:54 |
Slim | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 00:19 |
quote:ik zelf had dit geminimaliseerd ||(2y - 4, y) - (-1, 2)|| = ||(2y - 3, y - 2)|| en dan krijg je net als jij (-4/5, 8/5) [ERROR: één van ons heeft een rekenfout gemaakt] | |
Knuck-les | zaterdag 30 oktober 2010 @ 00:23 |
quote:tikfoutje, moet uiteraard -4/5 zijn | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 14:00 |
Als G/H isomorf is met Z/2Z, is G dan ook isomorf met Z/2Z? | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 14:12 |
klopt je vraagstelling wel ? Wat is H? | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 14:37 |
Ohja, H is een subset van G met 2 elementen | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 16:50 |
een subset? Een normaaldeler bedoel je! De vraag is denk ik nog steeds niet goed, niet in de laatste plaats omdat |G| = 4 als ik dit zo zie en dus nooit isomorf kan zijn met een groep van 2 elementen | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 16:59 |
H is een subgroup eigenlijk. Wat is een normaaldeler in het engels? Hoe kom je aan |G|=4? | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 17:15 |
|G / H| = 2, |H| = 2, dus |G| = 4. normal subgroup, meestal genoteerd met N. | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 18:07 |
OK. Dan is er dus iets fout aan de volgende redenering: G is een groep en beschouw de action van G op zichzelf door conjugatie. Ik wil bewijzen dat als G twee conjugatieklassen heeft, dat G dan isomorf is aan Z/2Z. De orbit van x, G(x), is gelijk aan de conjugatieklassen van x. Dus er bestaan twee verschillende orbits. Vanwege de orbit stabilizer stelling bestaat er een bijectie tussen G(x) en de linker cosets van de stabelizer van x Gx in G. Dus zijn er twee linker cosets van Gx in G. Dus de index van Gx in G is 2. Dan gebruik ik de stelling: Als de index van H in G gelijk aan 2 is, dan is H een normaaldeler van G en de quotientgroep G/H is isomorf met Z/2Z. Dus hieruit volgt G/Gx is isomorf met Z/2Z. Vandaar mijn vraag of hieruit volgt dat G ook isomorf is met Z/2Z. Waar maak ik een fout? | |
andrew.16 | zaterdag 30 oktober 2010 @ 18:19 |
Nu moet E1 2 dimensionaal zijn, alleen ik snap niet hoe je dat berekent. Mag je aannemen dat als b-ac=0 er 1 pivot is, dus de dimensie van het beeld gelijk is aan 1, dus de dimensie van de kern gelijk is aan : n- Dim(Im) = 3-1 = 2. | |
andrew.16 | zaterdag 30 oktober 2010 @ 18:34 |
Ah zie hem al. Ik zag dat (0 -c 1) de kern opspande maar ik wist niet dat de vector (1 0 0) dat ook deed. | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 19:40 |
weet je dit zeker en zoek je alleen nog een bewijs of is het een vermoeden? Was je al op jacht gegaan naar tegenvoorbeelden? is dit gegeven? over het algemeen niet waar namelijk VB: 0 in Z/nZ, dan Z/nZ(0) = Z/nZ, terwijl de conjugatieklasse waar 0 in zit gelijk is aan {0}. indien het gegeven is, dus {gx : alle g in G} = {gxg-1: alle g in G}, dan zie ik niet hoe je hieruit afleidt dat er slechts 2 banen zijn de stabalizer noteer je trouwens bijna altijd met Gx [ Bericht 5% gewijzigd door Outlined op 30-10-2010 19:48:22 ] | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 19:46 |
1) Ik in weet in principe zeker dat dat zo is (tenzij de opgave fout is). 2) In dit geval is het waar omdat "G acts on itself by conjugation". Dus G(x) = { gxg-1 | g in G} en dat is hetzelfde als de conjugationclass van x. | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 19:50 |
G(x) = { gxg-1 | g in G} twijfel zit hier aan te denken {gx : alle g in G} = {gxg-1: alle g in G} maar dat staat er nu dus even los van [ Bericht 6% gewijzigd door Outlined op 30-10-2010 19:57:01 ] | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 19:55 |
Ja dat dacht ik. G(x) is de orbit en wat G doet is conjugeren. Dan krijg je { gxg-1 | g in G} lijkt me? Maar bij mij zijn orbits, stabilizers, normal subgroups, quotientgroups, en actions er zo'n beetje in 1 college doorheengejaagd. Dus misschien doe ik het ook helemaal fout... ![]() Voor de duidelijkheid even de opgave erbij: ![]() | |
Outlined | zaterdag 30 oktober 2010 @ 19:59 |
ik zie niet in waarom er dus 2 verschillende banen bestaan. | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 20:00 |
Er zijn 2 conjugatieklassen, de conjugatieklassen zijn gelijk aan de banen, dus er zijn 2 banen. | |
thabit | zaterdag 30 oktober 2010 @ 23:22 |
De conjugatieklasse van een element is in het algemeen geen ondergroep. | |
thabit | zaterdag 30 oktober 2010 @ 23:23 |
Hint: {e} is een conjugatieklasse, er kan dus nog maar 1 andere conjugatieklasse zijn. | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 23:40 |
Gebruik ik dat dan? | |
thabit | zaterdag 30 oktober 2010 @ 23:43 |
Ja want G/Gx is dan niet gedefinieerd. Voor een deelverzameling H van G is G/H alleen goedgedefinieerd (als verzameling!) als H een ondergroep is. Daarbij is G/H alleen goedgedefinieerd als groep als H normaal is in G. | |
BasementDweller | zaterdag 30 oktober 2010 @ 23:49 |
Aha, oke. | |
BasementDweller | zondag 31 oktober 2010 @ 00:10 |
Dat er maar 2 conjugatieklassen en dus ook maar 2 orbits zijn impliceert in ieder geval dat de groep Abels is. | |
thabit | zondag 31 oktober 2010 @ 00:12 |
Waarom is dat? | |
BasementDweller | zondag 31 oktober 2010 @ 00:19 |
Laat maar... was fout | |
howyadoinnn | maandag 1 november 2010 @ 18:38 |
Ik heb morgen een proefwerk voor WI, en ik snap nog steeds een paar dingetjes niet. Ik sta nu een 1,6 voor WI, maar ik wil het wel ophalen... Ik weet dat ik veel te laat begin met leren, maar het is gewoon heel moeilijk om daarmee te beginnen. D: Ik heb nu 4 onvoldoende's, maar die andere 3 zijn makkelijk op te halen... Het enige wat over blijft is dan nog wiskunde. (En ja, ik weet dat het 'makkelijke' vragen zijn, maar ik ben niet van het logische.) Een leraar Engels koopt voor zijn klas een aantal leesboekjes van 7,50 per stuk. Elk boek heeft 60 bladzijden. In totaal moet hij 225 euro betalen. Hoeveel boeken heeft hij gekocht? - Moet je hier nou 225:7,50 doen? D: Het aantal bladzijden boeit toch helemaal niet? Op het Huyens College hebben alle brugklassers een proefwerk Wiskunde gemaakt. Éen derde van de leerlingen had een 6, twee vijfde een 7 en een kwart een 8. De rest had een hoger cijfer. Welk deel van de leerlingen had een 9 of 10? - Die snap ik dus helemaal niet. De verhouding van 3 getallen is 7:5:3. Het grootste getal is 12 meer dan het kleinste getal. Bereken de drie getallen. | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 18:51 |
Klopt Als x 'de rest' is, oftewel het deel van de leerlingen is dat een 9 of 10 had, dan geldt: 1/3 + 2/5 + 1/4 + x = 1. Snap je waarom? Reken x uit. x:y:z = 7:5:3 Het grootste getal is x, daarna komt y, en z is de kleinste. Omdat het grootste getal 12 meer is dan de kleinste, geldt: x=z+12. Je weet dat x:z=7:3. Dus 3x=7z. Dus 3x=3(z+12)=3z + 36 = 7z. Dus 4z=36 en dus z=9. Nu kan je ook x en y makkelijk berekenen met de verhoudingen. | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 19:53 |
Kan ik hiermee laten zien dat |G|=2? | |
Outlined | maandag 1 november 2010 @ 19:56 |
|G(x)| |Gx| = |G| dan zou je uit dat gegeven dus moeten afleiden dat |G(x)| = 1 en |Gx| = 2 en dus vind je zo |G| = 2. | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 19:59 |
Waarom |G(x)|=2 en |Gx|=1? |G(x)| is niet het aantal orbits maar de cardinaliteit van de orbit van x... | |
Outlined | maandag 1 november 2010 @ 20:01 |
edit edit edit edit 1 en 2 (e stabiliseert maar x zelf ook) omgedraaid ------------------------ Dat is inderdaad het kutte, |G(x)| is het aantal elementen in die baan. Terwijl jij juist wil gebruiken dat je 2 banen hebt wat voor vak is dit eigenlijk? welke uni? | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 20:08 |
Groepentheorie uiteraard, UU. Maar gaat het dan nog wel op wat je zei en zo ja, enig idee hoe? [ Bericht 31% gewijzigd door BasementDweller op 01-11-2010 20:27:14 ] | |
Outlined | maandag 1 november 2010 @ 20:38 |
kijk, dit is gewoon de stelling die je (denk ik) moet gebruiken: |G(x)| |Gx| = |G| hint
[ Bericht 9% gewijzigd door Outlined op 01-11-2010 21:01:12 ] | |
thabit | maandag 1 november 2010 @ 20:43 |
Ja, met die stelling kun je het inderdaad heel eenvoudig bewijzen. | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 21:19 |
Maar je zegt ook |Gx|=1 dus dan krijg je |G(x)|=|G|=|G(x)|+|G(e)| ![]() Ja als je het snapt is het bijna altijd makkelijk ![]() | |
thabit | maandag 1 november 2010 @ 21:23 |
Hint: niet naar |Gx| kijken, maar naar |G(x)|. | |
Outlined | maandag 1 november 2010 @ 21:24 |
Nee dat zei ik niet, Zie mijn edit. Je bent voor de rest echter wel in de goeie richting. | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 21:39 |
Voor cardinaliteit gebruik ik even #: #G = #G[x] + #G[e] en volgens de orbit stab thm ook: #G = #G[x] #Gx #G[e] = #{e} =1 #G[x] +1 = #G[x] #Gx #G[x] #Gx - #G[x] =1 #G[x] ( #Gx -1 ) = 1 cardinalities zijn allemaal >0 dus #G[x] =1 #Gx=2 dus #G = #G[x] #Gx = 2 en alle groepen van orde 2 zijn isomorf met Z/2Z ![]() | |
Outlined | maandag 1 november 2010 @ 21:42 |
check | |
thabit | maandag 1 november 2010 @ 21:42 |
Juist! | |
minibeer | maandag 1 november 2010 @ 23:17 |
hah, een unigenoot. ik ben van plan volgen jaar ook wiskunde te gaan doen daar (doe nu informatica) | |
BasementDweller | maandag 1 november 2010 @ 23:23 |
leuk ![]() ![]() | |
Adames | dinsdag 2 november 2010 @ 23:39 |
Nou heb ik morgen een toets, alleen snap ik 1 vraag van goniometrie niet. - Wiskunde B vraag - [ Bericht 45% gewijzigd door GlowMouse op 02-11-2010 23:43:57 ] | |
Paganitzu | woensdag 3 november 2010 @ 00:02 |
Shit, moet dat morgen ook kennen... Zal even kijken of ik 't snap | |
VanishedEntity | woensdag 3 november 2010 @ 00:06 |
a = arcsin(1/3) dan geldt sin(a) = 1/3 we kennen uiteraard de stelling van Pythagoras toegepast op goniometrie: sin2(a) + cos2(a) = 1 plug 1/3 daarin: 1/9 + cos2(a) = 1 hieruit volgt cos2(a) = 8/9 worteltrekken geeft dan cos(a) = (2√2)/3 OF -(2√2)/3 maar we zijn niet zozeer geïnteresseerd in a, maar in 1/2a, dus moeten we nog meer goniometrisch gegoochel toepassen. we kennen als het goed is ook de formules voor halve en dubbele hoeken. Eén daarvan luidt: cos(2x) = cos2(x) - sin2(x) gecombineerd met de stelling van Pythagoras toegepast op goniometrie krijgen we uiteindelijk: cos(2x) = cos2(x) - ( 1 - cos2(x) ) = cos(2x) = 2*cos2(x) - 1 plug voor x nu 1/2a in: cos(a) = 2*cos2(1/2a) - 1 beetje ombuigen: cos(a) + 1= 2*cos2(1/2a) 1/2*cos(a) + 1/2 = cos2(1/2a) cos(a) = (2√2)/3 OF -(2√2)/3 daarin pluggen geeft: (√2)/3 + 1/2 = cos2(1/2a) OF -(√2)/3 + 1/2 = cos2(1/2a) SQRT((√2)/3 + 1/2) = cos(1/2a) OF SQRT(-(√2)/3 + 1/2) = cos(1/2a) nu is het een kwestie van kijken welke mogelijkheden valide zijn; igg moet de som onder het wortelteken positief zijn, EN de wortelterm moet ts 0 en 1 liggen. (-(√2)/3 + 1/2) = (-2*(√2)/6 + 3/6) = (3 - 2*√2)/6 ligt iig ts 0 en 1. ((√2)/3 + 1/2) = (2*(√2)/6 + 3/6) = (3 + 2*√)/6 ligt ook ts 0 en 1. dus beide antwoorden zijn valide volgens deze voorwaarden. Zie uitleg van Riparius waarom de bovenste afgestreept dient te worden. [ Bericht 0% gewijzigd door VanishedEntity op 03-11-2010 02:13:17 ] | |
Riparius | woensdag 3 november 2010 @ 00:29 |
De uitwerking hierboven van VanishedEntity is niet juist. Uit: (1) α = arcsin(1/3) Volgt in ieder geval dat: (2) -½π ≤ α ≤ ½π En dus: (3) -¼π ≤ ½α ≤ ¼π En dus: (4) ½√2 ≤ cos ½α ≤ 1 | |
Paganitzu | woensdag 3 november 2010 @ 00:40 |
cos(α) = 2*cos^2(α/2)-1 -> valt af te leiden mbv som en verschilformules cos(α/2) = sqrt((cos(α)/2) + 1/2) cos(α) = sqrt(8)/3 -> want: Stelling van Pythagoras invullen en uitwerken..... Hopelijk snap je 't zo, antwoord komt uiteindelijk uit op sqrt(18+12sqrt(2))/6 [ Bericht 10% gewijzigd door Paganitzu op 03-11-2010 00:51:57 ] | |
Riparius | woensdag 3 november 2010 @ 00:56 |
- Fout - [ Bericht 98% gewijzigd door Riparius op 03-11-2010 01:08:35 ] | |
Paganitzu | woensdag 3 november 2010 @ 01:02 |
je hebt alfa = arcsin(1/3) sin(alfa) = 1/3 sin(alfa) = overstaande/schuine overstaande = 1 schuine = 3 cos(alfa) = aanliggende/schuine aanliggende berekent je met Phytagoras 1^2+ aanliggende^2 = 3^2 aanliggende^2 = 8 aanliggende = sqrt(8) cos(alfa) = sqrt(8) / 3 | |
Riparius | woensdag 3 november 2010 @ 01:11 |
Ik zie het, ik had een fout gemaakt, we hebben uiteraard cos α = (2/3)√2. | |
VanishedEntity | woensdag 3 november 2010 @ 01:13 |
Blijft dus over SQRT(3+2√2)/6, want dat zit net onder 1 ik heb er altijd een hekel aan gehad, deze notatie van het √-teken waarbij de streep niet doorgetrokken wordt maar wel als zodanig gelezen dient te worden. zal hierboven ff de haken bijplaatsen) [ Bericht 0% gewijzigd door VanishedEntity op 03-11-2010 05:28:18 ] | |
Adames | woensdag 3 november 2010 @ 01:39 |
erg bedankt allemaal | |
algebra010 | woensdag 3 november 2010 @ 14:41 |
De afgeleide van eax = aeax. Waarom is de afgeleide van xex dan (x+1)ex? Ik zou zeggen de a van de macht is 1, tenslotte is het 1x, dus 1.xex = xex | |
Siddartha | woensdag 3 november 2010 @ 14:43 |
Productregel. x kéér eax Zie je het nu? | |
Riparius | woensdag 3 november 2010 @ 14:45 |
Dat moet je niet zo opschrijven, het =-teken is hier misleidend. Schrijf dan bijvoorbeeld: d(eax)/dx = aeax Nee, niet intuïtief (en krom) gaan redeneren. Pas behalve de kettingregel hier ook de productregel toe. | |
algebra010 | woensdag 3 november 2010 @ 14:52 |
Goed punt, ik zie hem. Bij dezelfde som vragen ze wanneer de functie concaaf is en wanneer deze stijgt. Hij moet concaaf zijn als x≤-2 is, aangezien deze dan 0 of kleiner is en dus concaaf is. Volgens het antwoord is de functie echter pas stijgend bij x≥-1, hoe kan ik dit zien? | |
GlowMouse | woensdag 3 november 2010 @ 14:54 |
de definitie van concaaf is 'deze is kleiner dan 0'? |