quote:
Op vrijdag 15 oktober 2010 19:32 schreef BasementDweller het volgende:[..]
Dat is me niet meer gelukt. Heb het probleem op een andere manier aangepakt, waardoor je had |x^a - y^a|<|x-y| voor x,y>1 en 0<a<1. Ziet er wat trivialer uit, al wist ik hiervan ook niet hoe ik het kon bewijzen.
Dus ik ben wel benieuwd naar hoe je dit soort dingen kan bewijzen.
Om met dat laatste te beginnen: een additionele voorwaarde voor de geldigheid van je ongelijkheid is uiteraard dat x en y niet aan elkaar gelijk zijn. Zij f(x) = x
α op ℝ
+ met 0 < α < 1. Volgens de middelwaardestelling is er nu een getal c tussen x en y (dus c ∈ (x, y) indien x < y resp. c ∈ (y, x) indien y < x) zodanig dat:
(1) | f(x) - f(y) | = | f'(c) |∙| x - y |
Nu is f'(x) = α∙x
α-1, en aangezien 0 < α < 1 en omdat voor x,y > 1 ook geldt c > 1 is dan 0 < f'(c) < α, en dus hebben we:
(2) | x
α - y
α | < α∙| x - y | voor x,y > 1, 0 < α < 1
En dus ook:
(3) | x
α - y
α | < | x - y | voor x,y > 1, 0 < α < 1
Ongelijkheid (2) is sterker dan de ongelijkheid (3) die je wilde afleiden, maar met geen van beide ongelijkheden kun je rechtstreeks de uniforme continuiteit van f(x) = x
α met 0 < α < 1 op ℝ
+ aantonen. De functie f(x) is weliswaar uniform continu op ℝ
+ maar niet Lipschitz continu op ℝ
+.
Een functie f : D ↦ℝ heet Lipschitz continu indien er een L ≥ 0 is zodanig dat voor elke x,y ∈ D geldt:
(4) | f(x) - f(y) | ≤ L∙| x - y |
Deze voorwaarde houdt eenvoudig gezegd in dat de steilheid (stijgend of dalend) van de grafiek van f de waarde L niet kan overschrijden. Lipschitz continuïteit is stringenter dan uniforme continuïteit, want het is gemakkelijk in te zien dat een functie f : D ↦ℝ die Lipschitz continu is met L > 0 ook uniform continu is: voor elke ε > 0 voldoet dan de waarde δ = ε/L in de ε,δ definitie van uniforme continuïteit. (Als L = 0, dan is f een constante functie, en ook die is uniform continu). Het omgekeerde geldt echter niet, een functie die uniform continu is hoeft niet Lipschitz continu te zijn.
Het is eenvoudig in te zien dat f(x) = x
α met 0 < α < 1 niet Lipschitz continu is op ℝ
+ omdat de afgeleide f'(x) = α∙x
α-1 onbeperkt toeneemt naarmate we x tot 0 laten naderen, zodat er geen L kan bestaan zodanig dat deze functie aan (4) voldoet op ℝ
+. Nu is het echter ook zo dat f'(x) = α∙x
α-1 positief is en strict monotoon dalend op ℝ
+, zodat we met behulp van de middelwaardestelling kunnen concluderen dat voor elke p > 0 geldt:
(5) | f(x) - f(y) | ≤ f'(p)∙| x - y | voor x,y ∈ (p, ∞)
De functie f(x) = x
α met 0 < α < 1 is dus
wel Lipschitz continu (met L = f'(p)) op elk interval (p, ∞) met p > 0, maar
niet op (0, ∞). Uiteraard impliceert dit dat f(x) = x
α met 0 < α < 1 ook uniform continu is op elk interval (p, ∞) met p > 0, maar daar kunnen we niet uit concluderen dat f(x) = x
α met 0 < α < 1 uniform continu is op (0, ∞).
Om de uniforme continuïteit van f(x) = x
α met 0 < α < 1 op ℝ
+ te bewijzen kunnen we gebruik maken van de volgende ongelijkheid:
(6) 0 < (x + h)
α - x
α < h
α voor x,h > 0 en 0 < α < 1
Een algebraïsch bewijs van deze ongelijkheid is eenvoudig voor het speciale geval α = ½. Op grond van het merkwaardig product (a - b)∙(a + b) = a
2 - b
2 hebben we:
(7) (√(x + h) - √x)∙(√(x + h) + √x) = h
En dus:
(8) √(x + h) - √x = h/(√(x + h) + √x)
Nu is x,h > 0, en de functie f(x) = √x is strict monotoon stijgend, zodat √x < √(x + h) en dus:
(9) 0 < √(x + h) - √x
Ook is √(x + h) > √h en √x > 0 zodat:
(10) √(x + h) + √x > √h
En dus:
(11) 1/(√(x + h) + √x) < 1/√h
En dus:
(12) h/(√(x + h) + √x) < h/√h = √h
Uit (9), (8) en (12) volgt dan:
(13) 0 < √(x + h) - √x < √h
Hiermee is de juistheid van (6) voor α = ½ aangetoond. Eenvoudiger gaat het als je bedenkt dat (√(x + h))
2 = (√x)
2 + (√h)
2 zodat √(x + h), √x en √h de lengten van de zijden van een rechthoekige driehoek met hypotenusa √(x + h) kunnen voorstellen. In een driehoek is de lengte van een zijde kleiner dan de som van de lengten van de twee andere zijden, en in een rechthoekige driehoek is de hypotenusa langer dan elk van de rechthoekszijden, zodat direct volgt dat √x < √(x + h) < √x + √h, equivalent met (13).
Het algebraïsche bewijs van de juistheid van (6) voor α = ½ is niet te generaliseren, zodat we onze toevlucht moeten nemen tot een andere aanpak. Halen we in (x + h)
α - x
α een factor h
α buiten haakjes, dan hebben we:
(14) (x + h)
α - x
α = h
α∙∙((x/h + 1)
α - (x/h)
α)
Om nu een bovengrens van de factor tussen haakjes in het rechterlid van (14) te bepalen substitueren we z = x/h, waardoor de uitdrukking tussen haakjes overgaat in (z + 1)
α - z
α. We bekijken nu de functie:
(15) g(z) = (z + 1)
α - z
αDuidelijk is dat g(0) = 1, en aangezien de machtsfunctie z
α strict monotoon stijgend is voor α > 0 hebben we (z + 1)
α > z
α en dus g(z) > 0 voor z > 0. Voor de afgeleide van g(z) hebben we:
(16) g'(z) = α∙(z + 1)
α-1 - α∙z
α-1Aangezien α < 1 en dus α - 1 < 0 is de machtsfunctie z
α-1 strict monotoon dalend, zodat (z + 1)
α-1 < z
α-1 en dus g'(z) < 0 voor z > 0, aangezien α > 0.
De functie g(z) is dus strict monotoon dalend voor z > 0, en aangezien g(0) = 1 geldt g(z) < 1 voor z > 0. In combinatie met g(z) > 0 voor z > 0 hebben we dus:
(17) 0 < (z + 1)
α - z
α < 1 voor z > 0
Voor x,h > 0 is z = x/h > 0, en dus hebben we ook:
(18) 0 < (x/h + 1)
α - (x/h)
α < 1
Vermenigvuldiging van de leden van deze ongelijkheid met h
α > 0 geeft dan
(19) 0 < h
α∙((x/h + 1)
α - (x/h)
α) < h
αEn op grond van (14) dus:
(20) 0 < (x + h)
α - x
α < h
α voor x,h > 0 en 0 < α < 1
QED
Hebben we nu x
1, x
2 > 0 en is x
1 > x
2 dan kunnen we x + h = x
1 en x = x
2 substitueren in (20) en dus ook h = x
1 - x
2. Is omgekeerd x
1 < x
2 dan kunnen we x + h = x
2 en x = x
1 en daarmee h = x
2 - x
1 substitueren. Beide ongelijkheden die we zo krijgen zijn te combineren als:
(21) | x
1α - x
2α | < | x
1 - x
2 |
α voor x
1,x
2 > 0, x
1 ≠ x
2, 0 < α < 1
De restrictie x
1 ≠ x
2 is op te heffen omdat eenvoudig is in te zien dat de ongelijkheid (21) overgaat in een gelijkheid voor x
1 = x
2, alsmede voor x
1 = 0 of x
2 = 0 of α = 1. Ook reduceert het linkerlid tot 0 voor α = 0. Zo krijgen we uiteindelijk:
(22) | x
1α - x
2α | ≤ | x
1 - x
2 |
α voor x
1,x
2 ≥ 0, 0 ≤ α ≤ 1
Uit (22) volgt nu direct dat f(x) = x
α uniform continu is op (0, ∞) resp. [0, ∞) voor 0 < α ≤ 1 aangezien voor elke ε > 0 een waarde δ = ε
1/α voldoet in de ε,δ definitie van uniforme continuïteit. Voor α = 0 is ongelijkheid (22) niet te gebruiken om uniforme continuïteit te bewijzen omdat 1/α dan niet is gedefinieerd. Maar voor α = 0 hebben we f(x) = 1, en een constante functie is ook uniform continu.
Ongelijkheid (22) brengt tot uitdrukking dat f(x) = x
α met 0 ≤ α ≤ 1 op (0, ∞) resp. [0, ∞) Hölder continu is. Hölder continuïteit is een generalisatie van Lipschitz continuïteit. Een functie f : D ↦ℝ heet Hölder continu met exponent α indien er een L > 0 en een α ≥ 0 is zodanig dat voor elke x,y ∈ D geldt:
(23) | f(x) - f(y) | ≤ L∙| x - y |
α Voor α = 1 is de functie Lipschitz continu, en voor α = 0 simpelweg begrensd. Een Hölder continue functie met α > 1 kan alleen een constante functie zijn. Iedere Hölder continue functie is ook uniform continu, maar het omgekeerde geldt niet. Nu rest je alleen nog aan te tonen dat f(x) = x
α niet uniform continu is op ℝ
+ voor α < 0 of α > 1.
[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 17-10-2010 00:18:29 ]