quote:MOUNT EERIE - 11 Old Songs (P.W. Elverum & Sun Ltd.)
Phil Elvrum, tegenwoordig werkend onder de naam Mount Eerie, maakt er al zijn hele muzikale loopbaan een gewoonte van om zijn grotere releases af te wisselen met kleinere. Het gaat dan dikwijls om platen vol aanzetjes richting een nieuwe plaat of om achtergebleven materiaal. Niet zelden zijn dit dusdanig interessante stukken, dat beluistering meer dan gerechtvaardigd is.
De oplettende lezer begrijpt inmiddels al dat 11 Old Songs in de categorie "klein" valt. Elvrum heeft de plaat dan ook in eigen beheer uitgebracht, nadat hij dit elftal songs in Noorwegen schreef. Een tijdje geleden al, dus de toevoeging "old" is op zijn plaats. Het album is uitgebracht op LP + CD. Of CD + LP, afhankelijk van het feit of je beschikking hebt over een platenspeler of een cd-speler. Opmerkelijk, maar wel iets dat bij Elvrum past.
11 Old Songs is een collectie ingetogen en stemmige songs. Elvrum is gaan zitten met een ritmebox, heeft zijn zieleroerselen aan het papier toevertrouwd en later ook aan de geluidsbanden, zodat alles mooi bewaard blijft voor het nageslacht. Een soort dagboek op geluid, maar gaandeweg wordt al snel duidelijk dat het goed is dat Elvrum deze elf nummers niet verloren heeft laten gaan. De plaat klokt namelijk een ruim half uurtje zeer sterke muziek.
De basis is grotendeels gelijk. Elvrum heeft een stem die doet denken aan die van Will Oldham. Met deze bebaarde treurwilg heeft hij meer gemeen, want in de teksten wordt niet zelden de duisternis als onderwerp gebruikt. Ondertussen leunt de muziek op een modern aandoend drumcomputertje, aangevuld met traditionelere instrumenten. Waarbij Elvrum her en der speelt met overdubs, wat de zang soms op dialogen met zichzelf doet lijken, en niet schroomt om de boel ineens radicaal anders te doen. Zo mondt I Say "No" uit in een krakend stuk orgelmuziek waar men in oude Noorse kerken dankbaar de handen voor zal vouwen en loopt The Boom naadloos over in een soort hoorspel in de regen. Terwijl de druppels neerkomen op pannen en potten, ongetwijfeld voor een houten huisje in een donker Noors bos, ruist de wind geruststellend door je speakers en hoor je een paard lopen. Uiteraard geef je aan dit nummer dan de subtitel (Wind) mee. Dit zijn slechts voorbeelden die moeten benadrukken dat we hier niet met een grote release te maken hebben, al is Elvrum nooit bang om dit soort grappen uit te halen, ook niet voor een major.
Het kan nergens zijn grote kwaliteiten als songschrijver naar de achtergrond verdrijven en dat is maar goed ook. Hoewel erg kort, zijn de meeste songs stuk voor stuk prima opgebouwd en verraden zij het talent van Elvrum. Luister bijvoorbeeld naar opener Cold Mountain of naar het pakkende I Love (It) So Much, het iets snellere Who? of het melancholische Goodbye Hope. Om over prijsnummer The Dead Of Night, waarin Elvrum zichzelf dubt als koor en een gedragen wisselzang met zichzelf aangaat, om vervolgens de song te laten omslaan in een uptempo nummer met luchtige muzikale omlijsting. Klasse!
Kleine release? Kan best, maar deze 11 Old Songs maken in al hun spaarzaamheid een hoop new songs van andere artiesten overbodig. Zij die houden van intimiteit, vakmanschap en een vleugje treurnis schaffen zich deze plaat aan. Zij die houden van Will Oldham en vinden dat diens laatste platen tegen vallen, probeer Mount Eerie eens. Wie een berg beklimt eindigt namelijk vanzelf op de top en dat is precies waar deze plaat thuis hoort.
Moet je toch eens goed naar The Kinks gaan luisteren.quote:Op dinsdag 18 april 2006 20:20 schreef methodmich het volgende:
Zonde belsen. Vind het tot nu toe een van de beste releases van 2006!
In die lijst van mij stonden deze er overigens al tussen.quote:Op dinsdag 18 april 2006 19:01 schreef methodmich het volgende:
Ook pfaf goed bezig met zijn lijst!!
Keep them coming, die Pfaf-reviews!
Die maken nu toch geen platen meer? Zegt dan meer over de rest van de releases.quote:Op dinsdag 18 april 2006 20:58 schreef belsen het volgende:
[..]
Moet je toch eens goed naar The Kinks gaan luisteren.
[..]
Weet ik, maar ik vond het zo lullig om niets tegen pfaf te zeggen. Anders had ie het helemaal voor niets gedaan.quote:In die lijst van mij stonden deze er overigens al tussen.
quote:GORKI - Homo Erectus (Lipstick Notes Records / PIAS)
De Vlaming Luc De Vos maakt al sinds het begin van de jaren negentig platen met zijn band Gorki. Die band is onderweg de nodige keren van samenstelling veranderd, maar kent in De Vos als voorman een duidelijke constante factor. En, laten we eerlijk zijn, het draait bij Gorki ook vooral om hem. Zonder zijn bandleden te willen benadelen, is de man die ook al enkele romans schreef met zijn karakteristieke stemgeluid bepalend voor de muziek van Gorki.
De Vos is in die jaren uitgegroeid tot een meesterlijk vertolker van het Vlaamse lied. Hij is de buitenstaander die de wereld niet altijd helemaal begrijpt en daar dan verdraaid treffende teksten over kan schrijven. Proza is het, dat op het oog soms als los zand aan elkaar hangt, maar toch steevast verbluffend samenkomt. De Vos gebruikt hiervoor geen vreemde metaforen, maar houdt zijn taal dicht bij de mensen.
Het levert al ruim tien jaar lang de nodige platen vol weemoedige nostalgie op. Enkele van zijn songs zijn in België heuse klassiekers geworden, zoals Mia, dat al enkele jaren het Belgische equivalent van de Top 2000 aanvoert. Zijn beste worpen deed De Vos wat mij betreft met Hij Leeft, het grotendeels uit live-opnamen bestaande Boterhammen, het veelzijdige Monstertje en het uit 1998 stammende Ik Ben Aanwezig, wat met gemak als standaardwerk in het Nederlandse taalgebied mag gelden. De laatste platen waren eigenlijk iets minder. Wat meer herhalingsoefeningen, wat minder pakkend. De grote vraag is dan ook of Gorki zich met dit Homo Erectus ook zelf weer opricht.
De Vos liet zich voor dat album duidelijk inspireren door de ruimtevaart. Wellicht heeft hij ergens op zolder nog een mooi boekje gevonden over de oude helden, die het heelal verkenden om ons aardse stervelingen te verhalen over alle pracht die daar te zien is. Zoals De Vos zo boeiend over het leven kan verhalen. Het is vaak koud op dit album, getuige de teksten. De Vos verwondert zich ook regelmatig over alles wat er gebeurt en twijfelt af en toe weer hevig aan alles en iedereen. Dat geeft de plaat de vertrouwde Gorki-melancholie mee.
Hoewel de teksten en de herkenbare wijze waarop De Vos die zingt een belangrijk bestanddeel van Gorki vormen, verdient ook de muzikale omlijsting hier een compliment. Gorki gaat van omstuimig rockende nummers tot rustige songs op de akoestische gitaar tot prima opgebouwde songs die naar een duidelijke climax toe werken. De Vos zei zelf ooit dat hij wel eens afgunstig was als hij dEUS hoorde, maar in sommige songs doet hij qua opbouw niet eens meer zoveel onder voor dit Vlaamse sterrenensemble. Doordat er ook nog ergens een cello opduikt en Admiral Freebee langskomt voor een vrolijk potje mondharmonicaspel, wordt het vertrouwde geluid nog her en der verrijkt.
En ja, dan krijg je een plaat die eigenlijk op alle gebieden overtuigt. Mocht De Vos binnenkort met een herziene versie van zijn Het Beste Van komen, waarin hij zijn latere werk laat terugkomen, dan moet deze plaat flink vertegenwoordigd zijn. Want songs als Joeri, Morse, De Zomer Van De Liefde, Een Nieuw Seizoen, Een Bekend Verhaal en Mijn Oude Hart kunnen zich meten met het beste van zijn werk. In Wees Eens Stil Jongens rockt De Vos zelfs als nooit tevoren, om in het magistraal bezwerende titelnummer weer even overtuigend te klinken als in zijn beste dagen.
Kortom, Gorki is weer terug op topniveau met Homo Erectus. Zonder overdreven te doen, maar door gewoon weer te klinken als Gorki. "Binnen staat de wodka klaar, moeder naait een berenmuts, de winter komt, meer is er niet." Ik teken ervoor, als ik dan ondertussen deze plaat mag draaien.
quote:Eef Barzelay - Bitter Honey
In de hedendaagse alternatieve muziekwereld zijn er wat mij betreft twee helden van liedjesschrijvers die er huizenhoog bovenuit steken: Jeff Tweedy van Wilco, en Eef Barzelay van Clem Snide. Laatstgenoemde mag dan minder gemeengoed zijn, maar hij heeft wel de (al dan niet) respectabele eer om de enige artiest in mijn platenkast te zijn van wie ik alle albums heb. Toen Eef Barzelay dan ook met een soloalbum, Bitter Honey, naar buiten kwam, waren mijn oortjes gespitst. Helaas had de online-cd-drugsdea.... pardon.... online-cd-boer acute problemen met de logistiek, vandaar pas nu een oordeel.
Wat is er zo geweldig aan Barzelay en Clem Snide? Soms begrijp ik het zelf niet. Ik zag ze spelen in de kleine zaal van Paradiso, omringd door veelal dertigers. Liefdespaartjes aan de achterzijde tegen de muur. Ik zag ze een week later spelen in Fort Clinton, in Battery Park, op het puntje van Manhattan, onder het oog van een dozijn wolkenkrabbers, die in een halve circel stonden toe te kijken. Door een speling van het lot was ik daar. Dat soort magie. Een thuiswedstrijd voor een uitgelaten band. Ook dat soort van magie.
Tot Bitter Honey dacht ik dat het genius van Clem Snide vooral door voorman/zanger Eef Barzelay gevormd werd. Antiheld pur sang. Compleet met petje en te grote gitaar. Ik zou zweren dat 'ie uit één of ander gehucht uit de Mid-West zou komen, als ik niet zeker wisr dat het een jochie uit Brooklyn was. Met teksten van een ogenschijnlijk ongelofelijke triestheid en cynisme, maar tegelijkertijd een ongekende subtiele humor en opgetogenheid. In die zin is de signatuur van Eef Barzelay onmiskenbaar aanwezig op Bitter Honey. Op dit album geen begeleidingsband, maar alleen Eef Barzelay en zijn akoestische gitaar.
Om het contrast maar meteen duidelijk te maken: beeld je in: een liefelijk rustig gitaarintro met daaronder niet minder liefdevol gezogen de tekst:
"That was my ass you saw bouncin' next to Ludacris.
It was only on screen for a second, but it's kinda hard to miss
And all those other hoochie skanks, they got shit on me
And one of Nelly's bodyguards, he totally agreed"
Uit: Ballad of bitter honey
Zo verbaas ik me elke keer weer over de tegendraadsheid van de muziek van Clem Snide/Eef Barzelay en zijn teksten. Gevoelige suffige sing-a-song-writer Barzelay verwordt zo tot de Colombo van de muziek. Genadeloos zet hij je op je verkeerde been, met zijn voorkomen en muziek. Dat maakt zijn talent, en die verbazing maakt zijn muziek zo de moeite waard. Eén van de betere, wat, beste liedjesschrijvers op deze aardkloot.
De kern van deze schijf wordt voor mij gevormd door N.M.A., nothing means anything, een bedachtzaam liedje, "so perfectly dark in the mood", en het opgewonden en het vrolijke Well, over zaken die niet zo goed gaan, kortom over het leven in zijn algemeenheid. Geen idee waar Little red dot over gaat, en misschien is dat wel de boodschap. Simpel gitaarspel, de luisteraar kan zich laven aan de teksten. Door Barzelay met zijn licht aangescherpte stem gezongen, met veel dynamiek, en vol overtuiging.
Het ontbreken van de begeleidingsband die Clem Snide vormt, blijkt echter wel degelijk van invloed. De muziek ontbeert daardoor body, terwijl de teksten ook in de vol georchestreerde en electrische vorm voldoende transparant en aanwezig waren. De band, sobere drums en bas, maar bovenal het vreemde aanvullende instrumentarium (chello, banjo-op-fuzz, venijnige danelectro gitaar) geven een extra dimensie aan Barzelay's muziek, wanneer hij deel uitmaakt van Clem Snide. Zeg maar een vijfde dimensie. Heren, vlug vlug, de studio in. Met z'n allen. Barzelay heeft vast nog een stapeltje nummers op de plank liggen.
Ondanks het ontbreken van zijn maten, haalt Eef Barzelay niettemin met Bitter Honey weer een ontzettend hoog niveau. Een juweeltje. En nee, ik ben inderdaad helemaal niet objectief. De man heeft een sky-box in mijn hart. Levenslang.
quote:Metric - Live it out
Metric is een indie rock ensemble uit Canada. Onbekend hier te lande, maar vrij succesvol in Canada en de USA. Zo succesvol dat ze het nu ook in europa mogen proberen. Met hun tweede album Live It Out dat al geruime tijd in het Noord-Amerikaanse halfrond te krijgen was.
Drums, gitaar, bas, zangeres (al dan niet met enkele keyboardtoon). Mij deed het vanaf het begin denken aan vroegâh: Magnapop. Een gebrek aan adem wat ruimschoots werd gecompenseerd door een overdosis aan enthousiasme. Heerlijke niet-gecompliceerde gitaarrock. Snelheid gekoppeld aan subtiele onzorgvuldigheid. Metric heeft het vermogen om mooie foutjes te maken. En die zijn soms mooier dan de perfectie: dat ene vlekje, dat ene sproetje.
Mede door deze charmante imperfectie overtuigt dit album van Metric. Het klinkt oorspronkelijk. Niks gemaakt. Zet de muzieknop op elf, trek er een fles goedkope rode wijn bij open, en constateer dat dit gewoon een heel erg lekker indie-rock album is. Zo eerlijk als ze onbekend zijn. Verwacht geen Steve Vaïaans gitaarwerk. Het is evenwel een paar stapjes hoger dan het 'gaba - gaba - hey' tijdperk. Het lijkt dan ook niet op punkrock, dat zeker niet. Geniet van de stem van Emily Haines, altijd een klein beetje hees, een klein onbelangrijk geheim insinuerend. Ik ben waarschijnlijk de enige in Nederland die een Canadees accent intrigerend vindt (hulde aan Carol van Dijk van Bettie Serveert). De zang van Emily Haines voegt iets intiems toe aan deze muziek, en zorgt daarmee voor wellicht het meest bepalende contrast op deze cd.
Buy this car, to drive to work
Drive to work, to pay for this car
(uit: Hand$hake$)
Mijn favoriete tracks op dit album zijn Empty, wat heel lief begint, en daarna onverwacht hakkend losbarst, het felle geagiteerde Hand$hake$, Monster Hospital vanwege de drive en de "I fought the law"strofe, Patriarch on a Vespa alleen al vanwege de titel. Als ik ooit, Hades verhoedde, ja, ik criticaster, een band zou beginnen, zou ik het haar "Patriarch on a Vespa" noemen. De bonus-track op de cd, Dead Rock 'n Roll, valt dan weer uit de toon. Disco dreunen bekomen Metric niet, hoezeer een combinatie disco-indie ook 'in' is.
Voor meer Metric, zie ook hun website
Metric toont met Live It Out aan dat het indie-rock is in de categorie zangeres-met-band met iets extra. Waarvan acte.
Wie zelf wil luisteren gaat naar http://wgc.hinah.comquote:WILLARD GRANT CONSPIRACY - Let It Roll (Glitterhouse Records)
De Amerikaan Robert Fisher is al jaren bezig om de meest fraaie werkstukken op plaat te zetten en deze met ons te delen. Onder de noemer Willard Grant Conspiracy brengt hij zijn muziek, die hij vaak opneemt met allerhande gastmuzikanten, aan de man. Met weinig succes, wanneer men succes aan verkoopcijfers wil relateren. Dat dit onterecht is bewijst ook zijn laatste worp, getiteld Let It Roll.
Fisher heeft opmerkelijk genoeg een redelijk trouwe schare aanhangers in ons land. Wellicht daarom koos hij ervoor om Let It Roll deels in Nederland op te nemen. Hij dook ook in Slovenië een studio in, vergezeld van een gitarist, violist, drummer, toetsenist en bassist. Verder huldigt hij nog altijd het standpunt dat mensen die denken iets aan de sound toe te kunnen voegen, van harte welkom zijn tijdens het opnameproces. Illustratief is wat dat betreft nog altijd de tekst in de inlay van zijn plaat Flying Low, waarin Fisher schrijft: "If someone tells you they played on this, they probably did." Ditmaal heeft hij wel nog de nodige namen genoemd, van mensen die een vocale bijdrage leverden tot hen die speelden op pakweg accordeon, trompet, mandoline en zelfs "things that don't sound like you think they will." Een opmerkelijke man dus, deze Fisher.
Hoe klinkt die muziek dan? Wel, de sound van Willard Grant Conspiracy laat zich het best omschrijven als een zeer geslaagde combinatie van Americana en rock & roll. Americana & roll, noemt Fisher het zelf wel eens. De link met de oeroude muziek van het Amerikaanse platteland is gezien de instrumenten van de gastmuzikanten snel gelegd, het rockelement zit in de "vaste" bandleden zelf opgesloten.
Zo zijn er weer de slepende ballades waarin Fisher, met zijn donkerbruine stemgeluid dat zich nog het best met dat van Nick Cave laat vergelijken, zijn gevoel voor melodie laat spreken. Niet alleen voor melodie trouwens, ook voor melancholie. De sfeer die Willard Grant Conspiracy in dit soort songs oproept is die van een spaarzaam verlichte slaapkamer in een grauwe stad, waar de kleine dingen het leven nog wat draaglijk maken. Het ten dans vragen van de vrouw die je pijn doet, maar waar je ondanks alles zielsveel van houdt bijvoorbeeld, in het schitterende Dance With Me. Ook From A Distant Shore en Mary Of The Angels bezitten dit karakteristieke Willard Grant Conspiracy-stempel. Tegelijk laat Fisher de boel flink rocken en ramt hij het titelnummer op zijn gitaar naar een fenomenale climax, al zijn woede ondertussen uitschreeuwend. Het haast even onstuimige Breach is ook een soort van nieuwe stap in zijn oeuvre, terwijl het uptempo Flying Low, genoemd naar een eerder album, mede door de damesvocalen best radiopotentie bezit. Voeg daar nog een Bob Dylan-cover aan toe en het plaatje is rond.
Wederom een kwalitatief sterk schijfje van deze rasmuzikant, die niets liever doet dan met zoveel mogelijk mensen muziek maken. Die niets liever zou willen dan dat zoveel mogelijk mensen die muziek ook horen, maar ik vrees dat dit er met Let It Roll opnieuw niet in zal zitten. Dat ligt niet aan de kwaliteit, zoveel mag duidelijk zijn. Gun Fisher een plaatsje in je hart en in je platenkast en zeg het voort. Wellicht krijgt hij dan ooit nog eens de erkenning die hij verdient.
quote:YEAH YEAH YEAHS - Show Your Bones (Polydor)
Wie de nieuwe plaat van Yeah Yeah Yeahs, wat een heerlijk bekkende bandnaam trouwens, puur droog beluistert zou de conclusie kunnen trekken dat we hier te maken hebben met een vrij normaal indiebandje. Elf songs, krap aan veertig minuten, waarin de band lijkt te twijfelen of ze nu eigenlijk een rammelige garagebandje willen zijn of toch een wat meer richting de melodieuze kant neigende rockband. Kenmerken: voortstuwende drums, rafelige gitaren en slim gebruik van soms indringend door de muziek heen huppelende toetsen. Zo'n bandje dat een plaat maakt waarvan je er jaarlijks één of twee aanschaft, puur omdat het zo lekker is om op bepaalde momenten te draaien.
Maar ja, zie Show Your Bones maar eens droog te beluisteren en vervolgens die conclusie te trekken. Want hier is beduidend meer aan de hand, als je het mij vraagt. Het rammelende aspect is zeker aanwezig en is een deel van de charme van de band, maar de composities zitten af en toe toch behoorlijk virtuoos in elkaar. Dan denk je ineens aan de betere gitaarpop uit met name de jaren tachtig en de vroege jaren negentig. Van die bands die gitaarlijnen, drums en toetspartijen in een handomdraai samenvlechten tot een opwindende luisterervaring. Dat doet Yeah Yeah Yeahs hier niet in elk nummer, maar dat men dit kunstje ook beheerst blijkt gaandeweg de plaat wel.
Toch is dit niet de grootste onderscheidende factor tussen hun muziek en die van die talloze bandjes die je wel achteloos op het in de inleiding geschetste stapeltje kunt gooien. Dat is en blijft namelijk de stem van Karen O. Aparte dame, met die veel te lange pony en die ietwat scherpe gelaatstrekken. Ze draagt Yeah Yeah Yeahs op haar ranke schouders met de overtuiging van een 120 kilo wegende souldiva.
Niet soulvols aan trouwens, die stem van haar. Nee, die is vooral indringend. Machtig ook, bij tijd en wijle. Ze vliegt direct binnen in opener Gold Lions, gedragen door een stuwende drum en uitmondend in een refrein waarin Karen zich tegen het einde verliest in gebrul en gekir. Als een soort kruising tussen een leeuw en PJ Harvey. Op andere momenten zingt ze dermate onderkoeld dat je twijfelt of dit wel diezelfde dame is die af en toe bepaald hysterisch uit de hoek kan komen. Ze zingt niet voor niets ergens dat ze op sommige momenten "bigger than the sound" is.
Het levert een plaat op die zowel een intense als een prettige luisterervaring is. Die in Dudley en de fraaie, ingetogen afsluiter Turn Into haar melodieuze hoogtepunten kent. Een plaat waarop naast de al besproken opener ook Mysteries, waarin Karen haar stem in alle facetten optimaal benut en in het volledig overstuurde einde fenomenaal overeind blijft staan, en Honeybear het in zich hebben podiumfavorieten te worden. En wat is Warrior toch heerlijk opgebouwd en wat zingt ze daar toch heerlijk. Zo heerlijk dat de volumeknop vraagt om verder opengedraaid te worden.
Tja, je zou kunnen zeggen dat er nog veel van dit soort plaatjes gaan volgen dit jaar. Muzikaal zou je daar misschien nog best gelijk in kunnen hebben. Maar, al die andere bandjes hebben geen Karen O. Die zijn dus in de verste verte niet zo heerlijk opwindend, paranoïde, adrenaline verhogend en aantrekkelijk als Yeah Yeah Yeahs op Show Your Bones is. Aanrader? Kans op een notering in de eindejaarslijst? Goede plaat? Driewerf ja!
quote:THE FLAMING LIPS - At War With The Mystics (Warner Bros)
Als. Mensen gebruiken het woord nog wel eens, om aan te geven hoe iets anders had kunnen zijn dan het geval is. "Als we dan en dan gewonnen hadden, waren we nu kampioen!" hoor je wel eens langs sportvelden. "Als ik dat laatste biertje niet genomen had, zou ik nu geen koppijn hebben!" verzucht men wel eens na heftige feestjes. En de mooiste is toch nog altijd "Als mijn tante een pikkie had, was ze mijn oom geweest" om maar aan te geven dat al die als-verhalen eigenlijk zinloos zijn. Sommige dingen zijn nu eenmaal zo.
Neemt niet weg dat áls Flaming Lips betere muzikanten geweest waren en áls Wayne Coyne een betere zanger was geweest, de band wereldberoemd zou zijn. Dan speelden ze voor uitverkochte zalen, deden diverse stadions aan in een grootschalige toernee voor uitzinnige massa's en schreven ze liedjes voor films en grote liefdadigheidsacties. Maar ja, dat zijn ze nu eenmaal niet.
Want ook op deze twaalfde langspeler van de band die al weer sinds 1985 actief is, kun je weer horen dat Flaming Lips goedbeschouwd het oefenhok nog niet met opgeheven hoofd hebben kunnen verlaten. Natuurlijk, ze kunnen best spelen, maar om nu te zeggen dat het virtuoze muzikanten zijn, nou nee. En Wayne Coyne is er zowaar in geslaagd om beter te zingen dan hij ooit deed, maar daar is alles mee gezegd. Hij haalt nog steeds zeer regelmatig zijn noten niet.
Maar, is dat erg? In het geval van Flaming Lips niet. De band wordt al twintig jaar in vrijwel elke recensie gekoppeld aan termen als "kolderiek", "kierewiet" en "krankjorem". De veelal psychedelische songs rammelen en kraken, maar hebben altijd iets betoverends of charmants. Zo maakte de band in de beginperiode hartveroverende platen op basis van puur enthousiasme, om vanaf The Soft Bulletin eigenlijk steeds normaler te worden. Dit album mankeerde de doorbraak van Flaming Lips. Doorbraak moeten we uiteraard wel op relatief kleine schaal zien.
En hoe normaal is normaal? Op At War With The Mystics is weinig terug te horen uit de meest maffe tijd van de band, maar om te stellen dat dit een album is dat makkelijk in het hokje pop of rock te stoppen is zou onzinnig zijn. Daarvoor wil Coyne nog steeds te veel diverse dingen uitproberen op plaat. Daarvoor is de sound bij vlagen nog te maf, door de ingevoegde effectjes - een sirene bij het nummer Mr. Ambulance Driver, hoe kan het ook anders? - en de geluiden die uit de elektronische doosjes geperst worden. Die vloeien soms heerlijk samen in geluidstrips met onmogelijke titels als Pompeii Am Götterdämmerung.
Dat Coyne het vermogen heeft om, wat je in zijn universum "liedjes" noemt te schrijven, weten we sinds The Soft Bulletin. Sommige van de songs op deze plaat grijpen terug naar dat geluid en laten zich dan beluisteren als wat je inmiddels een typische Flaming Lips-song kunt noemen. Vein Of Stars bijvoorbeeld of afsluiter Goin' On. Op die momenten heeft de band best wat weg van Mercury Rev, niet verwonderlijk gezien de historie.
Omdat Coyne ook nog wat nieuws probeert, zoals bijna hitgevoelige dansmuziek in Haven't Got A Clue en The W.A.N.D. en een poging tot zwarte muziek met kopstem in Free Radicals is er misschien zelfs nog wel sprake van artistieke vernieuwing of vooruitgang. Voeg daar het makkelijk meezingbare refrein van The Yeah Yeah Yeah Song, waarmee de plaat opent, aan toe en je hebt wederom een fijn psychedelisch schijfje vol muzikale rijkdom. Ondanks de beperkingen in zang en instrumentbeheersing. At War With The Mystics geldt echter wat mij betreft niet als de beste plaat die de band ooit maakte. Desondanks is het een fijne groeiplaat, die ook wel wat zomerse elementen in zich heeft.
En dat ze er ook nu niet wereldberoemd mee gaan worden, ach, dat is eigenlijk maar goed ook. Geen mitsen en maren, geen als, sommige dingen zijn nu eenmaal zo. Zoals het feit dat Flaming Lips gemiddeld om de twee jaar een leuke plaat afleveren en dat deze daar gewoon bij hoort.
Waar blijven ze pfafke?quote:Op zondag 16 april 2006 16:49 schreef pfaf het volgende:
Ik zal overigens ook weer eens aan het schrijven gaan.
quote:CASIOTONE FOR THE PAINFULLY ALONE - Etiquette (Tomlab)
Ellende genoeg in deze wereld. Wie 's avonds een willekeurig journaal bekijkt, ziet grote rampen en diepe treurnis langs trekken. Liedjes over dergelijke ellende doen het vaak erg goed. Voorwaarde is dat de opbrengst naar het goede doel gaat en grote namen als Coldplay, U2 of Live zich er mee bemoeien. Of een verzameld aantal geschrokken artiesten dat een koortje vormt. Je kunt er van denken wat je wilt, de combinatie is wel goed. Grote namen gaan voor grote ellende.
Maar er is natuurlijk veel meer leed. Klein, verborgen leed, waar weinigen weet van hebben. Persoonlijke ellende. Wakker worden in het bed van een onbekende met je broek op je knieën en in je stinkende kloffie vol schaamte je zus moeten passeren bij thuiskomst, bijvoorbeeld. Of jeugdwerkloosheid. 26 jaar oud zijn en dan zijn een jeugdvriendin en je vader de enigen die ooit gezegd hebben van je te houden. Op zich al erg, maar dan is die jeugdvriendin inmiddels ook al als een blok voor een ander gevallen, woont ze samen met hem en heeft een ander kapsel. Daar zit je dan, terwijl de jongen waarmee je een homoseksuele relatie had ook weg is. Je zou de ketting van je oma maar laten vallen, dronken in de disco. Moederdag mislukt, ook zoiets. Om maar te zwijgen over je mislukte verhuizing naar de grote stad, uitmondend in een pijnlijke terugkeer naar het dorp waar iedereen je kent. Dan zeggen we maar helemaal niets over eenzame en koude kerstdagen. Ja, wie moet daar in hemelsnaam over zingen?
Owen Ashworth, luidt het antwoord. Deze 28-jarige Amerikaan heeft die fantastische artiestennaam Casiotone For The Painfully Alone aangenomen en brengt op Etiquette elf nummers over het verborgen leed in deze wereld. Dat doet hij met behulp van een Casio keyboard. Klinkt bijzonder. In sommige nummers neigt het naar Arab Strap, maar ook Joy Division - of misschien beter, New Order - duikt ergens op. Heel stiekem, verborgen achter een waas van lo-fi.
Ashworth zingt met een stem die gemaakt is voor deze diepe treurnis. Het is voor de afwisseling dan ook maar goed dat in een drietal nummers een vrouw de vocalen voor haar rekening neemt. Niet dat die nu zo vrolijk zingen en klinken op deze plaat, maar het geeft het geheel wel een iets luchtiger tintje. Overigens doet de muzikale omlijsting dat ook wel, want deze teksten en deze stem onder weemoedig klinkende strijkers, dat had niemand overleefd.
Het levert een bijzonder document op, waarin Ashworth precies die zaken aan het licht brengt die ik eerder beschreef. De kleine menselijke drama's dus. Hij doet dat overtuigend. Het is de vraag in hoeverre de teksten autobiografisch zijn, maar Ashworth weet zich soms wel verdacht goed in te leven. Tot de hoogtepunten van de plaat horen wat mij betreft opener New Year's Kiss, het ietwat gejaagde Young Shields, dat op de laatste plaat van Malcolm Middleton had kunnen staan, het intens verdrietige I Love Creedence, het stiekem best dansbare Scattered Pearls en de meest droevige track van de hele plaat, Cold White Christmas.
Dat Ashworth ook zeer aardige teksten kan schrijven bewijzen met name de pijnlijk humoristische coupletten in Bobby Malone en het schitterende portret van een man die thuiskomt na een avondje doorzakken in Don't They Have Payphones Wherever You Were Last Night: "You stumbled in & what a sight / All pale & puffy eyes / Under the bathroom bright / A face to give a ghost a fright". Opmerkelijk plaatje, niet alleen geschikt voor pijnlijk eenzame zielen. Eerlijk en oprecht. Daar kunnen die grote namen een voorbeeld aan nemen.
quote:NEKO CASE - Fox Confessor Brings The Flood (Anti)
Als ik onder de douche een liedje probeer te zingen, gaat dat altijd gepaard met het nodige enthousiasme. Kwalitatief laten de door mij geproduceerde klanken echter wel het nodige te wensen over. Dat ik geen zanger moet worden, is me wel duidelijk, zeker als ik probeer hoge noten te halen. Sinds Idols weet ik echter dat ik lang de enige niet ben. Sterker nog, in dit programma bleek dat vrijwel heel Nederland talentloos is op dit gebied. Zelfs sommige finalisten.
Niet erg, ieder mens heeft andere kwaliteiten. Maar het is dan toch wel jaloers makend om Neko Case te horen zingen. Want deze dame heeft me een paar stembanden waar je als amateur slechts van kunt dromen. Het gemak waarmee ze in indieband New Pornographers over de soms toch behoorlijk hoog opgezette gitaarmuren heen knalt was natuurlijk al een duidelijk voorbeeld van haar kwaliteit. Ik verbaas me nog steeds over de manier waarop ze haar zanglijnen in het nummer Bleeding Heart Show van het laatste New Pornographers-album over de muziek en het koortje blaast. Zoals mij ook regelmatig het gevoel bekroop dat ze zich soms inhield om A.C. Newman in de samenzang niet volledig te vermorzelen en achter te laten als een murmelend oud baasje dat zijn laatste adem gebruikt om nog een refreintje in te zetten.
Op haar soloplaten kan ze die fantastische stem nog duidelijker laten horen. Ook nog eens op een manier die afwijkt van de indiesound van New Pornographers. Solo kiest Neko Case voor nummers met een countrysausje. Dat past misschien nog wel beter bij haar. Neko kan namelijk overtuigend zwijmelen, hunkeren en overrompelen met haar stem, een eigenschap die in dit genre bepalend is voor de zeggingskracht van de muziek. Want draait country niet grotendeels om de puurheid en de geloofwaardigheid van de uitvoerende artiest? Natuurlijk!
Neko klinkt in sommige songs minstens zo doorleefd als een Lucinda Williams, als ze haar zieleroerselen door de speakers laat zweven. Haar teksten zijn van hoog niveau en verdienen een luisterend oor. Liefst enkele keren, want niet alles valt in één keer te plaatsen. Een kenmerk van poëzie, zou je kunnen zeggen. Nummers als Margaret vs. Pauline en Star Witness zijn van die interessante stukjes tekst.
Ook muzikaal zit het allemaal wel snor. Neko heeft weer enkele bevriende muzikanten bereid gevonden om haar te ondersteunen op deze plaat. Garth Hudson bijvoorbeeld, wiens pianospel in tal van songs nadrukkelijk aanwezig is. De heren van Calexico, waarvan drummer John Convertino er in sommige nummers in slaagt om onbewust een typisch Calexico-riedeltje in te voegen, doen ook mee. Joey Burns, de andere helft van het duo, speelt cello en ook Howe Gelb duikt nog ergens op. Er klinkt een banjo om de countrysound wat te verstevigen, maar het melodieuze gevoel van Neko zelf draagt het meest bij aan de prettige sound van dit album. Een nummer als That Teenage Feeling zit bijvoorbeeld perfect bij elkaar.
Maar een plaat van Neko Case beluister je toch vooral voor die fantastische stem, die op de beste momenten met orkaankracht over de muziek heen blaast. Die zo helder kan klinken, maar in sommige gevallen ook precies dat rauwe randje heeft dat de song op dat moment nodig heeft. De manier waarop ze haast achteloos haar stem verheft. Een nummer als Maybe Sparrow, waarin ze voor drie lagen kippenvel zorgt op armen en rug, eigenlijk alleen maar door die Stem.
Het maakt van Fox Confessor Brings The Flood een ijzersterke plaat, die eigenlijk geen zwakke momenten kent. Misschien wel haar magnum opus, het zou zomaar kunnen. Maar dat weten we pas na haar loopbaan, die hopelijk nog heel erg lang gaat duren. Heeft Neko Case met dit album dan nu al de beste plaat van vrouwelijke hand in 2006 gemaakt? Is de paus Rooms?
Nog niet, nog niet.. Ken de gerecenseerde platen, op Willard Grant Conspiracy na, wel allemaal. En vind eigenlijk alleen Casiotone echt een goede plaat daarvan.quote:Op woensdag 17 mei 2006 17:36 schreef methodmich het volgende:
DD al weer een beetje bijgelezen over de platen die hij in zijn vakantie heeft gemist?
Ik weet het, ik ben ontiegelijk druk de laatste weken. Kom nauwlijks aan muziek luisteren toe, laat staan er over schrijven.quote:
http://3voor12lokaal.vpro.nl/magazines/news/index.jsp?portals=93891&magazines=93892&news=285804quote:Liftid - Starting Fire (Eigen Beheer)
Het eerste wat opvalt als je 'Starting Fire' in je handen hebt is het fraaie artwork, gemaakt door zanger Nick Cremers. Een album in eigen beheer ziet er meestal een stuk simpeler uit, maar bij deze hebben ze tijd noch moeite gespaard. Om aan de plaat te kunnen komen moet je eerst voorbij een zwart-grijs kartonnen hoesje, waarin het CD-doosje zit. De cover ziet er ook mooi uit, met een palmboom, en veel oranje. Zonde eigelijk om de CD op te laten slurpen door de CD-speler. Toch maar doen dan.
'Starting Fire' is een van de nummers waarin Remko Schreurs van Concubine mee schreeuwt en zingt. En schreeuwen kunnen ze allebei goed, al moet ik eerlijk bekennen dat Remko het net iets beter kan. Zouden ze niet hees zijn na zo'n nummer?
Mijn eigen favoriet op deze CD is 'Touching Void'. Een nummer van dik zeven minuten waarin zanger Nick amper aan het woord komt. Het begint rustig met eerst alleen een bas, bespeeld door Rob van Elmpt en bouwt zich snel op met drums (Jordy Levels) en later rustig gitaarwerk door Marco Gelissen. Bij 1 minuut 15 begint de rustige zang. In dit nummer is goed te horen dat Nicky ook nog goed kan zingen. Denk bij dit nummer aan een band als Tool. Ook zij maken lange nummers met weinig zang. Zulke nummers vergeten veel bands op hun album te zetten, want dit is een heerlijk moment om even tot rust te komen, een moment van bezinning.
Overigens stond op de debuut CD Stars & Lions ook al zo'n nummer, Bob, welke ook al tot een van mijn favorieten behoorde. Een ander nummer op het album, deze keer maar anderhalve minuut lang, is 'Dive'. Ook weer een louter muzikaal nummer, maar met wat voor klasse die er vanaf straalt, chapeau!
De CD heeft veel afwisseling in muziekstijlen. Zo zijn er ska-invloeden te horen in 'Stripclub', wat ik zelf overigens het minste nummer is. Het is overigens nog steeds een sterk nummer!
Als je het schijfje in je pc wilt afspelen, zul je merken dat er ook nog wat extra's opstaan, zoals de videoclip van het nummer 'Penny' van het debuutalbum.
Een waardige opvolger van 'Stars & Lions' is het zeker. Liftid is stukken gegroeid, op Pinkpop vond ik ze nog helemaal niet zo goed. Gitarist Marco was er bang voor dat mensen de CD niet beter zouden vinden dan de vorige: "Ik ken veel bands waarvan 't eerste album 't best is". Marco, ik kan je verzekeren: CD drie wordt nog beter!
http://3voor12lokaal.vpro.nl/magazines/news/index.jsp?portals=93891&magazines=93892&news=282906quote:Mindfold - Long Roads (Squash Records)
Nog vóór Pinkpop waren de opnames van de CD in Studio Maasland afgerond. Zelfs was het album al gemasterd in de VS. Het enige wat nog nodig was, was een platenmaatschappij. De verwachting was dan dat de CD in september uit zou komen. Een contract krijgen bleek echter moeilijker dan gedacht, want pas eind november 2005 werd er getekend bij Squash Records, waardoor de CD-release op 6 maart was, zo'n jaar na het studiowerk. De baspartijen op de plaat zijn ingespeeld door voormalig bassist Joost Peeters (Concubine).
Op dit moment heeft Mindfold aardig wat media aandacht. Zo speelde ze op 5 april nog live op 3FM in Club 3VOOR12, en staan er verder nog diverse radio performances op het programma.
De CD bevat negen zelfgeschreven nummers, en duurt iets meer dan 36 minuten. Pas bij nummer drie komt alles goed los, in hét nummer met hitpotentie: 'Lost (Without You)'. Het begint rustig, maar halverwege het nummer springt de energie er uit. Met strijkers op de achtergrond klinkt het heel compleet.
Hé, maar dit nummer komt me bekend voor! Klopt. Het stond al op de Promo-CD die uitkwam ten tijde van Pinkpop. Zo zijn er meer nummers die al eerder op één of meerdere CD's stonden. 'Red Fake Diary stond namelijk al op de demo 'This Lies Bleeding', de mini-CD 'Under Your Skin' en de promo, en ook 'Look At Me Now' stond op de mini-CD en demo. Deze laatste is, in vergelijking met de "Under Your Skin"-versie er een stuk beter op geworden.
Het begint namelijk al met een meer melodieuze intro, met gitaar (de andere versie heeft alleen drums), en is minder rauw. Ook zijn de schreeuwstukken weggelaten, waardoor het nummer veel toegankelijker is geworden voor het grote publiek.
Een ander hoogtepunt is 'Our Lullaby', een duet met Wendel Tjon Ajong, 88 Circles Above. De stemmen van heer en dame zijn soms niet van elkaar te onderscheiden en passen erg goed bij elkaar. Eén van een vele hoogtepunten op de cd.
Na 36 minuten en 22 seconden wil ik toch meer. Jammer dus dat 'Long Roads' zo kort is, maar dat is dan ook het enige minpunt (is het wel een minpunt?) van de hele cd. Het gitaarwerk, van Remco Eijssen, is altijd heel strak en nooit vervelend, of hetzelfde als in een ander nummer. Yuri behandelt het drumstel met veel succes, en de zang is overal goed. Live is de band in een jaar tijd ook ontzettend gegroeid, en is het dan ook aan te raden ze eens te bekijken als er in de buurt een optreden is.
Over twee jaar wil de band helemaal op eigen benen staan en niet meer afhankelijk zijn van hun baan, meldde gitaar-Remco in Club 3VOOR12. Het is dan wel geen muziek die erg mainstream is, maar is dat nodig om groot te worden? Wat mij betreft niet, en ik gun het ze ook na zo'n professioneel en retestrakke CD afgeleverd te hebben!
Okee. Dat zal haast wel moeten, gezien de slotzinnen.quote:Op woensdag 17 mei 2006 17:49 schreef DaisyDuke het volgende:
Iets te Middle of the Road, naar mijn smaak. Ongetwijfeld een erg goede plaat binnen de paden die bewandeld worden, maar die paden zijn wat mij betreft te platgetreden. Maar wellicht kan jouw review me van het tegendeel overtuigen!
Ik zou zeggen: plaats hem hier.quote:Op maandag 22 mei 2006 22:15 schreef dVTB het volgende:
Ik heb een recensie gemaakt van de nieuwe Pet Shop Boys-cd. Hij is misschien wat lang. Als ik 'm moet inkorten, hoor ik het wel. Pet Shop Boys - Fundamental (album 2006)
OK, vind ik ook prima. Een regelrechte copy-paste dus. Sorry, hij is wat lang. Als ik 'm moet inkorten, hoor ik het wel.quote:
quote:Johan – THX JHN
Afgelopen week was ik op een conferentie waar het een en ander over wolken ging. Interessant waren de verschillende invalshoeken: Uiteindelijk moet alles als een handzame formule de klimaatmodellen in, dus sommigen probeerden een heel veld van wolken op die manier te vangen. Anderen hadden het idee dat we die dingen nog helemaal niet goed genoeg begrijpen voor zo’n aanpak, en focusten dus op de eigenschappen van individuele (gemiddelde) wolken. Ik mocht (o.a.) een praatje houden waarin ik beargumenteerde dat je een wolk niet als 1 homogene eenheid moet zien, maar als een opeenvolging van individuele bellen natte lucht die op nog niet begrepen wijze aan elkaar zitten. En dat we dus niet naar hele wolken, laat staan naar wolkenvelden, moeten kijken maar naar de losse bel.
De vergelijking met muziek is hier snel gemaakt. Eigenlijk zou je het liefste een album goed samen willen vatten, en bij veel albums is dat ook wel te doen. Pergola bijvoorbeeld, was dan wel primair opgebouwd uit liedjes die stuk voor stuk zichzelf konden bedruipen, maar uiteindelijk was de depressie van Jacco en de geschiedenis van het album wat de cd tot standaard werk in de Nederlandse popmuziek maakte. Vijf jaar eerder had Johan een heel ander album gemaakt. Hoewel ook deze snel te parametrizeren zou zijn als geheel (Posies, Beatles, REM) was het vooral een album dat bestond uit individuele liedjes. Een decennium na dato herinner ik me niet zozeer het album, wel Everybody Knows of December.
Nu weer 5 jaar na Pergola, is er een album met een titel dat doet vermoeden dat er in mei 2011 geen JHN IV zal zijn. Bij eerste beluistering was ik niet laaiend enthousiast; de hooks die zo kenmerkend zijn voor Johan, achteloos aan elkaar gebreid terwijl Jacco even wat grote onderwerpen doorneemt, waren maar nauwelijks aanwezig. De single Ocean is behoorlijk, She’s got a way with man geweldig (mede dankzij het gedrum van Jeroen Kleijn) maar de rest leek vlak. Geen direct opvallende liedjes, vervelende herhaling van het boy meets girl thema in de teksten, en muzikaal wel heel directe referenties aan Jacco’s helden (REM, Crowded House en vooral the Byrds (Out of Reach) komen weer letterlijk langs) waren geen pluspunten.
Een nacht later bleek ik me vergist te hebben. Dit is een album dat je op niveau van bellen moet bekijken, niet op hogere niveaus. Juist She’s got a way with man blijkt het minst memorabel, en juist de vlakke lieve veel te brave liedjes gaan onder je huid zitten. Niet volledig, maar als een refrein, een pianoloop, een koortje. Als een virus. Heb je de een gelocaliseerd, blijken er nog twee achter te zitten. Geen penicilline die helpt; ze blijven zich opdelen en terugkomen. Een week na dato, nog steeds. Geniaal.
Op zo’n manier doen bespiegelingen over productie, teksten en originaliteit niet meer ter zake. De individuele bel, daar gaat het om. THX JHN is een album dat je, of je wil of niet, een week na beluisteren ineens gaat fluiten. Zonder dat je door hebt waar je mee bezig bent.
quote:MERCELIS - Western Union (BANG!)
Jeff Mercelis is een Belg die begin jaren negentig deelnemer was aan dezelfde HUMO Rock Rally als het inmiddels wereldberoemde dEUS. Ook Joost Zweegers, bekend van Novastar, deed toen mee. Het leverde Mercelis lof op en vier jaar later maakte hij de plaat The Hopes And Dreams Of A Drunk Punk, die in eigen land goede kritieken kreeg. Een plaat die ik persoonlijk niet ken en ik vermoed dat ik daar lang niet de enige in ben. Zeker niet omdat het daarna doodstil werd rond Mercelis.
En nu, nu is hij daar ineens weer. Veertien jaar ouder dan destijds, toen hij op velen meer indruk maakte dan bijvoorbeeld Tom Barman. Nu is het dan tijd om die belofte definitief in te lossen. Mercelis nam alles op in een studio in Brussel, met hulp van producer Kris Dane. Hij doet alles zelf, slechts één keer krijgt hij hulp van ene Manu Low. Zijn aanpak is akelig lo-fi, haast ongekend voor Vlaamse begrippen.
Daardoor klinkt alles bijzonder direct. Mercelis heeft alle opsmuk verwijderd van zijn songs en legt in tien juweeltjes zijn ziel bloot. Een getormenteerde ziel, als de teksten autobiografisch zijn. Wellicht het resultaat van tien jaar volledig uit beeld zijn in de muziekwereld, maar evengoed kan het leven zelf zijn sporen hebben nagelaten. Zijn manier van zingen is beklemmend en klinkt op sommige momenten gekweld. Slechts in het titelnummer is dat iets anders, dan klinkt Mercelis een beetje als Björn Eriksson op diens eerste plaat met Maxon Blewitt. Het is een beetje een vreemde eend in de bijt, ook al omdat het liedje het meest "af" is op dit album. De rest klinkt vaak krakerig, alsof de breekbare productie elk moment uit elkaar kan barsten.
Qua zang dringt de vergelijking met Daan Stuyven zich op, waardoor een nummer als The Main House evengoed van Dead Man Ray had kunnen zijn. Het is een naam die vaker onbewust opduikt, evenals die van Pascal Deweze en dan vooral diens werk als Sukilove. Mercelis is echter volstrekt uniek als zowel zanger als songsmid, zo bewijst hij op Western Union. Het idioot hoge niveau van het album doet per noot meer verwonderen waarom we zo lang niets van deze man hebben gehoord.
De perfect opgebouwde spanning in A Straight Line, waar Mercelis klinkt als een geschifte huurmoordenaar over een rammelende ritmebox, het dreinende Muddy Waters, de als ballad te betitelen nummers High en Heart... Om maar te zwijgen over het vast als liefdesliedje bedoelde Blossom, dat echter eerder uitnodigt tot ophanging aan een kale herfstboom. Of Precious, te mooi om in woorden te vangen. Mercelis slaagt er zelfs in om That'll Be The Day van Buddy Holly op een originele manier te coveren, namelijk eenzaam en alleen op een akoestische gitaar.
Eenmaal aanbeland bij de schitterende pianovegen die slotnummer Radiate van extra cachet voorzien, dringt zich het besef op dat dit een bijzonder album is. Een heel bijzonder album zelfs, waarmee België maar weer eens een artiest heeft om te koesteren. Kaal, dreigend, emotioneel en vooral van ongekende kwaliteit, zo zou Western Union betiteld moeten worden. Hadden ze dat in 1992 toch goed gezien daar, die mannen van HUMO.
quote:RON SEXSMITH - Time Being (Ronboy Rhymes / V2)
Ron Sexsmith is een ernstig onderschat singer / songwriter, die inmiddels al een redelijk omvangrijk oeuvre vol kwaliteitsalbums heeft opgebouwd. De laatste heet Time Being en kan weer moeiteloos worden bijgeschreven op zijn indrukwekkende CV. Sexsmith geniet veel waardering in kringen van muzikanten, maar de verkoop van zijn platen ondervindt daar geen gevolgen van. Weinig mensen kennen zijn werk. Te weinig, want de Canadees verdient het om beluisterd te worden.
Wat doet die Ron Sexsmith dan wel, dat mensen als Elvis Costello en Paul McCartney hem bedelven onder lof? Welnu, Sexsmith maakt pure ambachtelijke popmuziek. Met fraaie melodieën, die hij achteloos uit de mouw schudt. Met schitterende haast poëtische teksten, die er perfect in slagen een gevoel van weemoed tot in de puntjes te beschrijven. Hij is daarnaast gezegend met een zeer warm stemgeluid, dat de treurige teksten toch altijd troostrijk doet klinken. Kortom, hij maakt al jaren tijdloze platen van hoog niveau.
In die zin is er op Time Being weinig nieuws te bespeuren. Het is misschien het enige dat je hem kunt verwijten, Sexsmith vernieuwt zich niet echt. Wie een plaat van hem koopt weet wat hij in huis haalt. Een collectieve tijdloze popsongs over de sombere, maar ook mooie kanten van het leven. Allemaal heel traditioneel gebracht. Ron zelf zingt en speelt gitaar en heeft andere muzikanten bereid gevonden om hier bas, drum, toetsen en achtergrondvocalen aan toe te voegen. Geen bijzondere experimenten met samples, omgekeerde zanglijnen of wat voor moderns dan ook. Het plaatst hem in de lijn van traditionele singer / songwriters zoals die al eind jaren zestig actief waren.
Zoals gezegd valt ook Time Being weer naadloos in deze categorie. Het levert wederom een mooie plaat van hoog compositorisch niveau op. Opener Hands Of Time is een typerende Sexsmith-song, het daaropvolgende Snow Angel is van een grote schoonheid en mag zich meten met zijn beste werk, Jazz At The Bookstore bevat een mooie gedrevenheid, The Grim Trucker knipoogt naar Paul McCartney en afsluiter And Now The Day Is Done is de perfecte song voor nachtelijke mijmeringen.
Kortom, Ron Sexsmith levert opnieuw een prachtige plaat af die zich beweegt in het gebied tussen blues, folk en country. Of het hem veel nieuwe fans gaat opleveren is de vraag, want voor de liefhebber van deze muziek is eigenlijk alleen al het gegeven dat er een nieuwe plaat van Sexsmith is voldoende. Die weet immers wel dat Ron Sexsmith door de jaren heen een synoniem is geworden voor kwaliteit.
quote:THE FIERY FURNACES - Bitter Tea (Rough Trade)
Een bezoekje aan je oma is velen wel bekend. Wat doe je dan, behalve praten? Jantje Smit speelde Scrabble en Yathzee en altijd deed zijn oma mee, leerde een jeugdhit van hem ons. Typische kneuterigheid die vaak onbewust wordt verbonden aan bezoekjes aan oma. Beetje kletsen, koekjes eten, spelletjes doen. Matt en Eleanor Friedberger, ofwel The Fiery Furnaces, houden niet zo van dat gewone. Zij zetten samen met oma haar leven op muziek en brachten dit uit als plaat. Oma zong met haar donkere, haast mannelijke stemgeluid vrolijk mee. Moeilijke plaat, oordeelden zij die er verstand van hebben. Zou Bitter Tea, de titel van de nu al weer verschenen opvolger voor dit Rehearsing My Choir, een knipoog zijn naar bittere recensies en omabezoeken?
Het zou me niet eens verbazen. Niets verbaast me, als het om The Fiery Furnaces gaat. Persoonlijk beleefde ik het nodige plezier aan Rehearsing My Choir en ook deze plaat kan me weer zeer bekoren. Het is opnieuw een compleet volgepropte schijf geworden, met een zeventig minuten aan ideeënrijke muziek. Matt friemelt aan knopjes, probeert geluiden uit en Eleanor zingt de als vanouds heerlijk verhalende teksten. Een plaat van The Fiery Furnaces is met gemak een indie-opera te noemen.
Die enorme hoeveelheid ideeën die ze ook allemaal willen uitproberen is zowel de kracht als de zwakte van dit bijzondere duo. Want het is op sommige momenten wel eens een afknapper als een abrupte stijlbreuk de melodie vermoordt waar je net zo lekker op mee aan het deinen was. En ja, soms zijn die geluiden die Matt aan de wereld toevertrouwt bijna lelijk. Soms zelfs helemaal lelijk en dan zou je willen dat ze even weg waren gebleven. Maar omdat er zo veel gebeurt, zijn de irritaties maar van korte duur. Net als je Matt hartgrondig wilt vervloeken, komt hij weer met zo'n opzwepend orgelriedeltje en kietelen de catchy refreintjes en zanglijnen van Eleanor je trommelvliezen. Je bedachtzame frons is dan in één klap weer verworden tot een vrolijke glimlach.
Zolang The Fiery Furnaces de momenten waarop de glimlach het wint van de frons maar ruim in de meerderheid laten zijn, mag je hun platen wat mij betreft geslaagd noemen. Ook Bitter Tea valt weer ruimschoots in die categorie. Je kunt ze alleen maar bewonderen om hun lef en creativiteit. Voor elk minder moment staan minstens tien goede. De gejaagde zang van Eleanor die I'm In No Mood de juiste dynamiek meegeeft bijvoorbeeld. Het sprankelende titelnummer eveneens. Zoals ook het lieflijke Teach Me Sweetheart, het verslavende I'm Waiting To Know You en het opmerkelijke Whistle Rhapsody gewoon ouderwets sterk zijn.
De interessantste track is wat mij betreft Nevers, dat in de eerste versie begint als een geluidscollage waarin de zang van Matt door die van Eleanor heen geknipt lijkt en een zeer sterk refrein kent. Wie zich ergert aan het knipgedeelte, wacht gewoon op de tweede versie die achter het reguliere album aankomt. Verder slagen Matt en Eleanor erin om met Police Sweater Blood Vow een nummer te maken dat in een rechtvaardige wereld een radiohit zou kunnen zijn.
Opnieuw een plaat om te koesteren dus, deze nieuwe van The Fiery Furnaces. Per draaibeurt ontdek je meer wendingen, plots opduikende melodietjes en vervreemdende geluidjes. Hoe bitter je thee of koffie ook mag smaken, de Friedbergers maken het zoet met dit intrigerende album.
quote:JOAN AS POLICE WOMAN - Real Life (PIAS)
Een album dat wil meedingen in de jaarlijkse strijd om de titel "Plaat van het Jaar" moet voldoen aan enkele criteria. Naast de vanzelfsprekende kwaliteit van het gebodene speelt het verhaal rond de plaat of de artiest een rol en is het moment van de release ook nog een belangrijke factor. Wat dat betreft valt nu al te constateren dat Joan Wasser, de vrouw achter Joan As Police Woman, met Real Life aan alle criteria voldoet.
Want laat er geen misverstand over bestaan dat alle tien songs op dit debuut op langspelerformaat van hoog niveau zijn. Joan is een uitstekende zangeres en bespeelt ook nog eens tal van instrumenten. Het fijnst voelt ze zich als ze de viool teder betast en deze fraaie klanken laat uitstoken, maar evengoed speelt ze gitaar, piano, bas en Wurlitzer. Daarbij laat ze zich omringen door prima muzikale helpers in de persoon van bassist Rainy Orteca en percussionist Ben Perowsky. Verder speelt Joseph Arthur op sommige nummers mee.
Het levert een werkstuk op vol songs met overdadig veel zeggingskracht, boordevol subtiliteiten, goed getimede stiltes en prima zang. Joan klinkt wellicht nog het meest als een soulzangeres, maar is ook perfect in staat om de uptempo nummers te laten stralen. Een springerig nummer als Eternal Flame had zomaar op een plaat van een free folk artieste kunnen staan, de schitterende ballad Anyone is een visitekaartje van de zangeres Joan Wasser, het aan Elliott Smith opgedragen We Don't Own It kent de juiste sfeer, single The Ride is radiogevoelig genoeg en het uptempo Christobel bevat een heerlijke pianobegeleiding. Om maar te zwijgen over het schitterende duet met Antony, I Defy.
Waarmee het verhaal van Joan ook ter sprake komt. Zij was bandlid van The Johnsons en liet Antony schijnen op diens meesterlijke I Am A Bird Now. Daar scoor je al punten mee bij muziekliefhebbers. Verder speelde ze viool op een plaat van Adam Green en om het plaatje compleet te maken was zij de laatste geliefde van Jeff Buckley toen die het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Ook dat verhaal rond de artiest is dus dik in orde.
Het moment van release is dat natuurlijk ook. Er lijkt namelijk weer plek voor muziek die onbeschaamd mooi mag zijn en die toch iets lichts aparts hebben. Dat heeft Joan Wasser natuurlijk ook. Ze is volwassener dan Joss Stone, heeft een machtiger bereik dan Norah Jones en haar songs zijn net wat rijker en aparter uitgevoerd. Waarmee de kansen op een radiohit weer danig slinken, maar de mogelijkheid dat Joan As Police Woman dit jaar de Plaat van het Jaar afgeleverd heeft absoluut stijgen. Als alle politievrouwen zo waren, is het een feest om je te laten bekeuren of arresteren. Wegens het draaien van bijzonder mooie muziek dan wel, misschien zelfs harder dan toegestaan.
Tool - HMHquote:Muse - Black holes and revelations (2006)
Het was even spannend vantevoren, immers welke kant zal Muse op gaan? Zullen ze de lijn van ‘Absolution’ volgen of gaan ze terug naar ‘Origin of symmetry’?
Gelukkig doet Muse geen van beide en durven ze een volledig nieuw pad in te slaan. Het pad is er een geworden vol ruimte voor muzikale uitstapjes.
Het meest opvallende uitstapje van ‘Black Holes and Revelations’ is toch wel de single ‘Supermassive black hole’ dat klinkt als een soulvolle ‘Prince’ cover.
Want zeg nou eerlijk, had je ooit ‘ooh baby, I'm a fool for you’ verwacht op een Muse album? Dit zegt ook meteen iets over het niveau van het album qua teksten. Deze ligt iets lager dan die van ‘Absolution’, maar is toch op zijn eigen poëtische manier toch heel bijzonder.
Ditmaal is er niet gekozen voor een apocalyptische setting voor de liedjes, maar is het thema ‘oorlog’. Gelukkig is op de namen van tracks niet al te veel politiek gezeur te ontdekken. Er komt hier en daar wel een opmerking langs die vast de visie van de band over de lopende oorlogen en wereldpolitiek moet voorstellen. Maar storend werd het op geen enkel moment.
Als Muse niet heeft gekozen voor de rauwe sound van ‘Origyn of Symmetry’, of de door klassieke muziek beïnvloedde stijl van ‘Absolution’. Waarvoor dan wel? Het antwoord is vrij simpel en redelijk verassend. Ze hebben ditmaal de hulp ingeroepen van ‘Marvin in the corner’ zoals ze hem zelf noemen. Marvin is de koosnaam die leadzanger Bellamy voor de hypermoderne synthesizer waar ze dit album veel mee hebben gewerkt.
Met deze ‘Marvin’ proberen ze een sound te creëren die doet denken aan ‘Deus’ van onze Belgische buren. Daarnaast natuurlijk die van onze andere buren uit Engeland ‘Depeche Mode’ en ‘’Coldplay’.
Deze invloed is dan ook al meteen tijdens de eerste track ‘Take A Bow’ te horen, een zeer goed aan te horen lied met een groots gevoel zoals je die verwacht van een eerste track op een album.
Ook de volgende track 'Starlight', zit weer bomvol synthpop invloeden en doet als eerst denken aan een Coldplay single. Na een wat poppy start, komt na ruim een minuut de kenmerkende Muse sound toch nog voorbij om het zo als geheel toch een van de meest toegankelijke tracks te worden van het album. Niet verwonderlijk, want er is ondertussen al vanuit Warner Bros al bevestigd dat Starlight de tweede single gaat worden.
Naast de stap in de elektronische muziek wereld, wordt er nog veel meer geëxperimenteerd, en zijn er verschillende invloeden te horen gedurende het hele album. Van Italiaanse volksmuziek tot klassieke muziek, alles komt voorbij. Dit is ook niet verwonderlijk als je bedenkt dat de band tijdens interviews heeft verteld dat het album is geschreven in een kasteel in zuid Frankrijk. Alles is doordrenkt met europese cultuur. Dit is een unieke en gevaarlijke wending voor een groep die het vooral moet hebben van de snelle en hardere tracks .
naast alle uitstapjes is er is gelukkig ook nog ruimte voor echte Muse klassiekers. In de nominatie hiervoor staan voor mij zeker ‘Knights of Cydonia’ en ‘Map of the problematique’. Beide zijn groots, bombastisch, dramatisch en voelen vanaf het eerste moment als de opvolgers van ‘Hysteria’ en ‘Stockholm Syndrome’.
Vergelijkbaar met ‘Endlessly’ is ditmaal ‘Soldier’s Poem’ een langzaam stuk waarin een soldaat zijn twijfels over de vrijheid waar hij voor vecht uit in een gedicht.
‘Hoodoo’ begint bijna als een Spaans volkslied, inclusief akoestische gitaar, maar gaat al snel over in een dramatisch klassiek stuk lied vol piano en violen. Om uiteindelijk weer even rustig te eindigen als het begon. Het einde raakt me telkens weer, met het prachtige <i>“And i've had recurring nightmares / That I was loved for who I am / And missed the opportunity / To be a better man”</i>.
Een andere opvallende track is ‘Assasin’, een track dat al eens live is gespeeld om meningen te peilen. De live gespeelde versie was een stuk harder met veel zwaar gitaarwerk en werd door menig fan al genomineerd als de opvolger van ‘hysteria’. Vreemd genoeg is de uiteindelijke versie compleet anders geworden, met een midi die het meest doet denken aan de intro track van de serie ‘knightrider’ en vervolgens een iets wat op de achtergrond gedrukte gitaar.
Na 'Knighs of Cydonia', de grootse afsluiter van het album, komt op sommige versies van het album de bonustrack 'Glorious'. Een zeer vermakelijk lied dat helaas niet helemaal tot climax komt. Dit is een beetje het algemene gevoel over het album, het zit vol met leuke en originele tracks. Maar het blijft altijd 'leuk' en maar op een enkele uitzondering na bijna nergens grandioos.
Ik ben nu nieuwschierig naar het het volgende album, vooral om te zien wat de volgende stap gaat worden op muziekaal gebied. Zullen ze deze cultuur geinspireerde sound houden, of gaan ze misschien toch terug naar de rauwere sound van vóór 'Absolution' en combineren ze deze met hun nieuwe synthfetish.
We zullen het over een paar jaar wel weer zien, tot die tijd vermaak ik me met ‘Black Holes And Revelations’.
4/5
en een oudjequote:Slechts enkele weken na het spetterende optreden op Pinkpop staat mega-artiest Tool alweer op de planken. Ditmaal niet op een festival, maar in de HMH. Dit komt het publiek alleen ten goede, want zo is iedereen er van verzekerd dat alleen de échte fans er zullen staan. Niet dat de iets mindere fanatieke fans ook een kans hadden om kaarten te bemachtigen. Daar zorgde de grote groep Tool fans wel voor, deze wisten er gezamenlijk voor te zorgen dat alle kaartjes uitverkocht waren in slechts 8(!) minuten.
Eenmaal langs de strenge controle van de HMH waar menig fan werd ontdaan van digicam en mp3 speler, liep ik meteen door de zaal in. Nog net op tijd om nog even snel een mooi plekje te vinden, want de zaal was ondertussen al flink aan het vollopen. De prijs die je ervoor betaald is natuurlijk wel ruim een uur wachten tot het optreden eindelijk begint, maar voor een show als deze was het elke minuut staan waard.
Als na wat een eeuwigheid lijkt te duren, de achtergrond 'muziek' eenmaal uitgaat, en de band stuk voor stuk op komen lopen weet iedereen hoe laat het is. Tool Time! De gitarist begint de track 'Lost Keys' te spelen met een prachtige oneindige sustain die langzaam overgaat in 'Rosetta Stoned'. Op dat moment is het zanger Keenan's beurt om ons weer eens live te laten genieten van zijn stem. Bewapend met een megafoon wist hij precies het vreemde effect dat deze track kenmerkt over te brengen naar een live omgeving.
Na het geweld van 'Rosetta Stoned' worden we verwend met de favoriet en grote hit van Aenema 'stinkfist'. Eindelijk begint het publiek, dat zich vrij rustig bleef tijdens het eerste stuk iets losser te komen. Blijkbaar hebben de meeste fans de tracks van het nieuwe album '10.000 days' nog niet helemaal omarmd. Wat volgt is een grote stroom aan hits en publieks favorieten: ‘Forty-six and two’, ‘Jambi’, ‘Schism’, ‘Right in Two’ en er is zelfs nog even tijd voor een jamsessie.
Vrijwel de hele setlist was gelijk aan die van Pinkpop, maar Keenan wist nog wel even tussen neus en lippen door te vertellen dat we ze 'blijkbaar' weer in november te zien zullen krijgen.
Na ‘Sober’, een van mijn favorieten en de klassieker ‘Lateralus’, worden we na een korte zitpauze van de band nog even verwend met 'Vicarious' en 'Aenima'. Dé tracks waar iedereen op zat te wachten, en het was te merken. Want toen pas ging iedereen echt iedereen los.
Keenan’s performance op het podium zo introvert als altijd. Hij bleef vrijwel het hele optreden alleen te zien als een silhouet voor het doek op het hogere deel van het podium, volledig buiten de spotlights. Iets wat ik persoonlijk wat jammer vind, ik had wat meer interactie met het publiek verwacht. Maar blijkbaar zijn de meeste Tool fans niet anders gewend, Ik hoorde namelijk na afloop er vrijwel niemand over klagen.
Ook opvallend aan de leadzanger was zijn dansje dat enigszins leek op die van een slangenbezweerder. Dat was dan ook het algemene gevoel tijdens de gehele show. Je werd door de combinatie van het prachtige gitaarspel, de achtergrond beelden en Keenan’s bewegingen meegenomen in één grote anderhalf uur durende roes.
Er valt dan ook heel weinig te klagen, dit concert definieert bijna perfectie. Technisch gezien word alles zó strak gespeeld dat je ze bijna zou verdenken van het gebruiken van een instrumentale tape, maar we hebben het hier dan ook wel over 'Tool', en daar verwachten we niks minder van toch?
Verder was het geluid in de HMH werkelijk prachtig afgesteld. Hier was gelukkig de balans tussen de vocalen en de instrumenten hier wél goed. Dit in tegenstelling tot de show op Pinkpop waar de zang soms verloren ging in het muzikale geweld. Dit was vooral te danken aan de zeer goede apparatuur en crew van Tool en de HMH. Een klein puntje was dat het geluid iets aan de hard kant was, maar omdat alles zo verschrikkelijk goed was afgesteld was dat eerder een voordeel dan een nadeel.
Achja lang leve de oordoppen, en niet te vergeten: "See you in november!"
quote:Nine Inch Nails - Rockin' Park
Goffert Park Nijmegen, Nederland
2005-06-26
Na 4 jaar afwezigheid is Trent Reznor terug met zijn eeuwig duistere Industrial Rock act Nine Inch Nails. "Een nieuwe tour, een nieuw begin" moet hij gedacht hebben, want van zijn oude band is vrijwel niks meer over. Alleen Jerome Dillon zit nogsteeds achter de drums. Daarnaast bestaat het arsenaal van huurlingen ditmaal uit Jeordie White (voorheen bekend als 'Twiggy' van Marilyn Manson), Aaron North (The Icarus Line) en Alessandro Cortini.
De act was passend gekozen als afsluiter van het festival, maar staat wel in ietswat vreemd contrast tegenover de show van R.E.M. Aangezien R.EM het hoofdpodium bezette, en deze daarom logischerwijs meer volume kon produceren waren er van te voren wat zorgen of de show niet overstemd zou worden in de redelijk bescheiden tent waar NIN in zou staan.
Al tijdens het opbouwen van de set begon het publiek al NIN het podium op te roepen. Tevergeefs, want het zou nog zeker een twintigtal minuten duren voordat de show zou beginnen. Toch gaf dit al aan hoe erg de mensen op de act zaten te wachten. Reznor en co. hebben Nederland ook al een flink aantal jaren niet bezocht.
Toen het eindelijk zover was, betrad eerst alleen basgitarist Jeordy het podium. Na eerst wat verdwaald om zich heen te kijken begon hij langzaam de overbekende intro ‘Pinion’ te spelen. De overige bandleden liepen een voor een naar hun plek en gingen klaar zitten voor de echte opening, 'Wish'.
De eerste klanken van Wish waren te horen en Reznor schitterde van afwezigheid. Waar bleef hij? Precies op het moment dat hij moest gaan zingen kwam hij aanrennen en begon met zingen. Een knallende opening ondersteund door een oogverschroeiende lichtshow. Het tempo word erin gehouden met nog 2 snoeiharde tracks, er ontstaat zelfs even een pit in het midden. Helaas bevond ik me daar midden in, en besloot ik om even naar achter te stappen om er zo net achter te belanden.
Na 'The Line Begins to Blur' is er gelukkig voor het publiek even een rustmoment met 'Something I Can Never Have', een prachtig emotioneel lied. Het publiek zingt dan ook heerlijk mee, en het is duidelijk te merken dat een overgroot deel van het publiek speciaal voor NIN gekomen is. De synergie tussen publiek en de band was constant te voelen en kwam de performance zeer ten goede. De energie spatte werkelijk van het podium af.
Vooral North, de gitarist stond geen moment stil en liet tijdens een van de latere tracks één van zijn gitaren kennis maken met de binnenkant een versterker. Misschien ingestudeerd, maar het zijn de dingen die mensen van een Nine Inch Nails concert verwachten, chaos, en rauwe energie. Daar was dan ook geen tekort aan deze show.
Slechts een handvol tracks van het nieuwe album ‘With Teeth’ worden er gespeeld. Dit zal grotendeels te wijten zijn aan de geplande tijd voor de show; deze mag immers maar een uur duren, in plaats van de gebruikelijke anderhalf uur voor grote acts. Desondanks was er voor de NIN fan van elke generatie wel wat. De setlist bestond grotendeels uit alle te verwachten grote hits. Met af en toe even een rustlied tussendoor voor het publiek én de band. Overall misschien een iets wat voorspelbare ‘best-of’ set misschien, maar gezien het oeuvre van Reznor is dat zeker geen straf.
Tijdens een rustig stuk van het misschien platte maar zeer energieke 'Starfuckers Inc.' waar Reznor zachtjes "dont you?" fluistert, neem het meezingende publiek de regie in handen en blijft het zinnetje herhalen. Telkens iets sneller tot het eindigde in een massa van geklap en gefluit. Reznor knikt even goedkeurend naar zijn band bedankte met "Well fuck yeah, Thank you!". Om vervolgens de regie weer over te nemen, en het lied te eindigen in een muur van chaos en heerlijke herrie.
Terwijl we geen moment last hebben gehad van de show van R.E.M, gaf Reznor er toch nog even commentaar op tijdens 'Hurt'. "Lets see if the shitty P.A. they gave us is loud enough the drown out the soothing sounds of R.E.M". Dat is zeer zeker gelukt, het geluid klonk nagenoeg perfect in de overdekte tent.
De klapper ‘Head like a hole’ begint, en een nostalgisch gevoel bekruipt me. Is het nu al afgelopen? Helaas wel. Door de aaneenschakeling van harde en snelle liedjes is het uur verlopen alsof het slechts enkele minuten waren. Reznor doet niet aan ‘encores’ zoals hij zelf meld op zijn website, en dat weet ook het overgrote deel van het publiek.
Enkele pogen toch nog even de band terug te roepen voor een toegift. Maar zoals te verwachten was de show nu toch echt aan zijn einde gekomen.
Iedereen loopt zowel geestelijk als lichamelijk uitgeput langzaam richting de uitgang van het park, of nog even langs R.E.M om daar het eind van de show te volgen. We zullen moeten wachten tot hij ons weer komt opzoeken, hopelijk weer in 2006. Ditmaal hopelijk in een eigen zaal, en niet tijdens een festival. Hoe gezellig een festival ook is, een veteraan als Nine Inch Nails verdient een eigen show.
quote:ED HARCOURT - The Beautiful Lie (EMI)
Ed Harcourt veroverde in 2001 mijn hart met het bijzonder fraaie album Here Be Monsters, vol van achter de piano gecomponeerde songs, die echter ook invloeden van Tom Waits en eels kenden. Nadat hij zijn klasse twee jaar later bevestigde met From Every Sphere, waarop hij her en der ook klonk als Elliott Smith, was zijn laatste plaat Strangers licht tegenvallend. Misschien was die plaat uit 2004 wel te snel gemaakt. Hoe dan ook, Ed nam wat langer de tijd en komt nu met zijn vierde volwaardig album - debuut EP Maplewood dus niet meegerekend -, getiteld The Beautiful Lie. Wat zal hij ons brengen?
Een heleboel, zo blijkt al vlug. Ed Harcourt lijkt voor The Beautiful Lie al zijn kwaliteiten gebundeld te hebben om daar een zeer gevarieerde plaat van te maken. Er zijn de ballads met de fraaie pianoklanken, er zijn fijne popliedjes rond een goofy drum en met meezingbare refreintjes en er zijn songs waarin Ed heerlijk over de top gaat. Dit alles wordt gecombineerd met steeds persoonlijkere teksten, waarin soms ook ruimte is voor bijtende observaties. In die zin lijkt hij soms de Randy Newman van deze eeuw. Zoals qua zang ook de naam van Jeff Buckley nergens echt ver weg is, al mist Ed die uithalen de hoogte in.
Zijn liedjes kennen stiltes op de juiste momenten en kunnen ook zeker wat lief overkomen. Het maakt van The Beautiful Lie een prima plaat voor een zondagmorgen of voor een donkere avond. Glas wijn erbij, naar buiten kijken en Eds songs op je laten inwerken. Zeker weten dat een door een trompet aangevulde pianoballad als afsluiter Good Friends Are Hard To Find dan de juiste song is. Tikje melancholisch, maar toch nergens zonder hoop. Dat geldt voor meer nummers op deze plaat.
Zoals de meeste songs ook tijd nodig hebben om te groeien. De meer uptempo songs waar de plaat mee opent, met name Visit From The Dead Dog met gastrol voor ex-Blur Graham Coxon, pakken je direct. Andere nummers hebben meer tijd nodig, zoals de bijzonder fraaie songs The Last Cigarette, Rain On The Pretty Ones en The Pristine Claw. De nummers waarin Ed naar een knallende climax toewerkt, hebben ook iets bijzonders. Met name het door een koortje ondersteunde Revolution In The Heart. Als Ed dan ook nog een soort van cabaretesk nummer speelt in de vorm van Scatterbraine doet zijn veelzijdigheid je nog meer zuchten van verwondering.
Een veelzijdig artiest dus, die niet lijkt te willen kiezen voor één richting en dus maar alles doet waar hij zin in heeft. Het is de kracht, maar ook de zwakte van de plaat. Want het vergt de nodige luisterbeurten voor je het geheel in The Beautiful Lie ontdekt. Tijd die misschien niet iedereen aan Ed wil gunnen. Toch maar doen. Goede vrienden zijn dan misschien moeilijk te vinden, zoals Ed zelf zingt, echt goede platen zijn dan eigenlijk net zo goed in het enorme aanbod van tegenwoordig. Ed Harcourt komt er verdraaid dicht in de buurt en dat is, in weerwil van de titel, géén leugen.
quote:SHEARWATER - Palo Santo (Fargo Records)
De band Okkervil River voerde met het album Down The River Of Golden Dreams in 2003 mijn jaarlijst aan. Op americana-leest geschroeide muziek vol emoties, die met name in de af en toe intense zang tot uiting kwamen. Dat soort bands zijn nodig in de muziekwereld, waarin gelikte producties soms de boventoon lijken te voeren. Van die mannen die misschien heus wel eens ergens een tikje uit de toon vallen qua zang, maar daar tenminste niet in de studio aan sleutelen.
De belangrijkste mannen in Okkervil River waren Will Sheff en Jonathan Meiburg. Blijkt dat die heren ook in Shearwater zitten. De rollen zijn hier wel omgedraaid. In Okkervil River is Sheff de belangrijkste man, die de meeste nummers schrijft en het grootste deel van de zang op zich neemt. In Shearwater doet Meiburg dit. Niet dat het erg veel uitmaakt.
Want na beluistering van Palo Santo is volledig duidelijk waarom deze twee heren elkaar ooit hebben gevonden als muzikale vrienden en partners. Ook bij Shearwater vechten de vol emotie gebrachte liederen over alle zware kanten van de liefde en het leven om een plek op de voorgrond met rustigere nummers met een americana of folksausje. Hoogstens is hier een verschil in de stem hoorbaar. Sheff klonk nog wel eens als een Will Oldham of Adam Duritz in dat soort nummers, Meiburg zingt wat hoger.
Het resultaat is een plaat met elf sterke songs, waarin mijn voorkeur niet bij de ballads ligt. Niets mis met mooie nummers als Sing, Little Birdie of Failed Queen, absoluut niet. Toch hoor ik liever de songs waarin Meiburg al zijn emoties soms letterlijk van zich af schreeuwt. De getormenteerde ziel, die de nummers met zijn intense voordracht direct in je maag doet stompen. Je moet ze wel horen, ontsnappen is zinloos.
En van zulke songs heeft hij er wel een paar op plaat gezet. Opener La Dame Et La Licorne bijvoorbeeld, die met een fantastische opbouw al direct laat horen wat Shearwater allemaal kan. Let op de pianoklanken die hier een belangrijke rol spelen. De wat "rockender" nummers Red Sea, Black Sea en Johnny Viola zijn ook zeer geslaagd en knipogen hier en daar wat naar pakweg de jaren zeventig. Het meest geraakt word ik echter door White Waves en met name Hail, Mary. Het zijn precies die nummers waarin Meiburg alles geeft en je daarmee grijpt. Want je voelt, dit is echt.
Het maakt van Palo Santo een opmerkelijke plaat, die nergens geforceerd aandoet en toch zijn doel bereikt. Waarmee Meiburg aantoont dat hij niets onder doet voor Will Sheff en waar de liefhebber van de wat alternatievere americana een hoop lol aan gaat beleven.
Dan zal ik spoedig Stuart A. Staples en Camera Obscura doen, heb je nog meer te lezen.quote:Op dinsdag 18 juli 2006 11:33 schreef Z het volgende:
Ja, 'vakantie-leesvoer'.
quote:STUART A. STAPLES - Leaving Songs (Beggars Banquet Records)
Afscheid nemen is zelden leuk. Zeker niet voor altijd. Laat staan van een geliefde. Zolang als er mensen bestaan, wordt er echter afscheid genomen. Vandaar dat dichters, schrijvers, filmmakers, schilders en muzikanten het thema regelmatig in hun werk laten opduiken. De mooiste kunst kan ontstaan uit de ellende die een afscheid met zich meebrengt. Denk aan de ultieme scheidingsplaten Blood On The Tracks van Bob Dylan en Heartbreaker van Ryan Adams. Helaas is het afscheid ook wel eens tenenkrommend bezongen. Volumia! had ooit een single getiteld Afscheid, waarin het ene na het andere cliché de revue passeerde.
Het is dus wel een gevaarlijk idee om afscheid als thema van je nieuwe plaat te nemen. Stuart A. Staples, bekend van Tindersticks, deed het echter toch. Tien nummers schreef hij, in totaal nog geen veertig minuten. Alles gaat over afscheid. Van oude vrienden, van geliefden, van een stad. Hij beschrijft de gevoelens die hierbij horen en moet het gevoel kennen, want Staples komt eerlijk over. Al dan niet autobiografisch, het is herkenbaar en geloofwaardig wat de man hier zingt.
Nu is het ook weer geen grote verrassing dat dit thema hem past als een warme jas. De stem van Staples is namelijk van nature vol van weemoed. Zijn zware bariton is uitermate geschikt om de sfeer van nachtelijk verdriet in rokerige kroegen vast te leggen. Om de diepe treurnis van mislukte relaties te vertellen. De leegheid van het zoeken naar een beetje verkeerde genegenheid op de foute plaatsen. Niets nieuws, met Tindersticks deed hij het ook al.
De platen met zijn band werden echter steeds wat minder en in die zin is Leaving Songs een mooie comeback. Sterker nog, sommige nummers zouden niet misstaan tussen het materiaal van misschien wel de beste Tindersticks-plaat, Curtains. Qua geluid ligt het ook wel in het verlengde van die plaat. Altijd is er ruimte voor de strijkers, die het geheel een weemoedig tintje geven. Perfect voor het thema.
Omdat Staples als geen ander begrijpt dat zijn zware stem zo heerlijk contrasteert met een heldere vrouwenstem, is hier aan dameszang ook geen gebrek. Het zij als achtergrondzang, door Gina Foster, het zij in duetvorm. De man die al eens memorabele duetten op plaat zette doet het deze keer met Maria McKee. Ze bestormen samen de hemel in This Road Is Long, met ongetwijfeld die ene hit van Maria nog in gedachten. Show Me Heaven ja, voor de popquizliefhebbers. Het hoogtepunt is echter het duet That Leaving Feeling met Lhasa de Sela. Deze zangeres maakte ooit de plaat The Living Road, wellicht één van de best bewaarde geheimen van de afgelopen muziekjaren, en zet met haar omfloerste zang de juiste sfeer neer. Zelfs Staples lijkt een beetje van de kaart.
Al met al dus een geslaagde poging om van dit aloude thema iets moois te maken. Zo goed als Dylan en Adams doet Staples het hier niet, maar zeker de fans van Tindersticks hebben hier een heel fijn plaatje aan. De liefhebber van rustige luisterpop van hoog niveau ook.
Nee, meestal knap ik daar wel erg op af. Ik vind de combi van vrouwenzang in combinatie met een zware mannenstem wel mooi (Leonard Cohen, Nick Cave). Het is gewoon puur een kwestie van smaak en ik kan er ook geen duidelijke reden voor geven, maar het raakt me gewoon niet. Of het nou hele zware muziek is of een poprockbandje, zodra een vrouw de kar trekt haak ik af.quote:Op zaterdag 5 augustus 2006 11:04 schreef methodmich het volgende:
Houd je niet zo van dameszang?
quote:CAMERA OBSCURA - Let's Get Out Of This Country (Elefant Records)
Op het vorige album Underachievers Please Try Harder toonde de Schotse band Camera Obscura aan prima naast landgenoten Belle & Sebastian te kunnen bestaan. Hoewel de muziek van de inmiddels zeskoppige formatie wel heel veel verwantschap kende met die van de groep van Stuart Murdoch, was de kwaliteit wel duidelijk hoorbaar. De verschillen ook. Die zaten vooral in de zang, aangezien bij Camera Obscura de vocalen grotendeels voor rekening van Tracyanne Campbell zijn. Dat is inderdaad een vrouw, wat al direct een verschil is met de doorgaans door mannenstemmen gebrachte muziek van Belle & Sebastian.
Op dit album drijft Camera Obscura ook stilistisch wat weg uit de vijver van Murdoch. Hoewel menig nummer nog altijd dat typische geluid heeft, waarvan je vermoedt dat de tijd ergens in de jaren zestig stil heeft gestaan en deze band nooit meer iets anders gehoord heeft. Camera Obscura volhardt in melodieuze pop die weemoedig en blij tegelijk kan klinken. Hier en daar is er een snufje Motown aan toegevoegd, zodat die zin over The Supremes op de vorige plaat niet helemaal uit de lucht gegrepen was.
Wat overeind blijft is dat heerlijke Schotse accent van Campbell, die de touwtjes nu volledig in handen lijkt te hebben. Mochten de heren in de band op Underachievers Please Try Harder nog af en toe een nummertje zingen, nu doet ze vrijwel alles alleen. Waarbij ze in haar teksten vooral uit haar eigen dagboeken lijkt te putten en niet, zoals Stuart Murdoch, vooral een observerende verhalenverteller is. Op de één of andere manier past zo'n dicht bij huis aanpak wel bij een band waar een vrouw de scepter zwaait. Overigens ontstijgt Tracyanne hier met achteloos gemak het Viva-gehalte dat de hitparadezangeresjes als Dido en Kelly Clarkson zo kenmerkt, maar dat mag geen verrassing heten.
Tussen de tien songs op Let's Get Out Of This Country staat vrijwel geen misser en bovendien maakt de geringe tijdsduur van de plaat dat het nergens saai wordt. Al is het maar omdat de opbouw ook dik in orde is, want mocht je na het treurig voortslepende Country Mile wat weggedroomd zijn, dan doet de Motown-stamper If Looks Could Kill je snel weer bij de les belanden. Op haar best is Campbell vooral in de songs die het dichtst bij het debuut liggen. Opener Lloyd, I'm Ready To Be Heartbroken bijvoorbeeld, maar ook in het melancholieke Tears For Affairs. Ook Come Back Margaret, Dory Previn en The False Contender verdienen de aandacht, maar het hoogtepunt is wat mij betreft het titelnummer. Daarin klinkt Camera Obscura als Belle & Sebastian pakweg tien jaar terug, in misschien wel de beste periode van die band.
Waarmee wel de vraag rijst waarom de vergelijking met die band nu wat moeilijker te maken is. Komt dat door Camera Obscura of komt het door de andere wegen die Belle & Sebastian op de laatste platen ingeslagen is? Hoe dan ook, Camera Obscura laat opnieuw horen dat er in Schotland genoeg interessants gebeurd op muzikaal gebied. En dat accent blijft geweldig.
http://reginaspektor.comquote:REGINA SPEKTOR - Begin To Hope (Sire Records)
Regina Spektor had op basis van haar schitterende album Soviet Kitsch, dat tot de beste werken van 2004 behoorde, al wereldberoemd moeten zijn. Maar tussen had moeten en daadwerkelijk gebeuren zit, zoals wel vaker bij dit soort kwaliteitsmuziek die net wat te eigenwijs en tegendraads is, nog een wereld van verschil. En dus is Begin To Hope vermoedelijk weer een plaat die zich straks gaat meten met alle toppers van 2006, maar de dame die hem aflevert niet in de schijnwerpers gaat zetten.
Waar loopt het dan fout voor deze roodharige rasartieste met Russische roots? In tegenstelling tot die andere lichting "rare meisjes" die de laatste jaren stuk voor stuk topplaten op ons afvuren is haar stem behoorlijk normaal. Dat niet iedereen de dames van CocoRosie trekt kan ik nog wel begrijpen. Dat de stem van Joanna Newsom grote groepen mensen afschrikt, ik snap het ook. De stem van Regina Spektor zit echter dichter bij pakweg een Fiona Apple in de buurt dan bij deze dames. Zou het dan toch dat licht dwarse zijn, dat soms in haar muziek doorklinkt? Die weigering om haar bij tijd en wijle toch zeer conventioneel opgebouwde nummers ook zo te houden en er tegen het einde toch nog net licht mee uit de bocht durft te vliegen? Of gewoon het feit dat ze er niet voor kiest om tien pianoballads op plaat te zetten, maar ook niet terugschrikt voor een paar nummers die, in tegenstelling tot On The Radio, niet op de radio te draaien zijn? Het zal wel zoiets zijn.
Heb daar maling aan, zoals iedereen die haar vorige album Soviet Kitsch terecht in de armen sloot. Want deze dame, die ooit bij een soundcheck de tot op het bot verveelde Julian Casablancas van The Strokes een ware emotie - namelijk begeestering - wist te ontlokken, barst van het talent. Het talent tot het schrijven van liedjes die zich in je hoofd nestelen en best poppy te noemen zijn, getuige Fidelity, Better en het eerder gememoreerde On The Radio. Maar ook de klasse om bloedmooie songs te schrijven, begeleid door gloedvol pianospel. Op deze plaat zijn Samson, Field Below en Lady haar geloofsbrieven op dit gebied. Maar ook het talent om bijzondere songs te schrijven, waarin daadwerkelijk iets gebeurt en die uitnodigen tot vaker luisteren. Hotel Song bijvoorbeeld, maar ook Après Moi, waarin Regina zelfs een paar Russische regels zingt. Het jachtige That Time is ook zo'n song, die ronduit rockt. Om maar te zwijgen van 20 Years Of Snow, dat per luisterbeurt meer prijs geeft. Nee, het mag duidelijk zijn na het horen van slotsong Summer In The City: dit is wederom een prima plaat!
Naast een begenadigd componiste, muzikante en zangeres is Regina Spektor ook een sterk schrijfster. Haar teksten zijn opmerkelijk, intelligent en humoristisch. Ze weet je op die manier maximaal te boeien. Dat doet ze nog grotendeels in haar eentje ook. Want Nick Valensi, ook al zo'n verveeld Strokes-bandlid, mag dan ergens een partijtje meespelen op zijn gitaar, Regina heeft de aanwezigheid van grote namen niet nodig. De tijd is rijp om dit enorme talent nu eindelijk massaal te omarmen. Al is het maar omdat bij een volgende recensie dan meer mensen weten wie Regina Spektor nu eigenlijk is!
quote:GOLDEN SMOG - Another Fine Day (Lost Highway)
Golden Smog begon ooit als een hobbybandje, waarin diverse grootheden uit de Amerikaanse indie- en Americanascene voor de lol lekker speelden. Ellenlange jamsessies, covers van bekende bands, lekker ongedwongen. Onder die sfeer van niets moet en alles mag werd al eens een plaat gemaakt. Nu is er opnieuw één en die verdient best wel wat aandacht.
Wie zitten er dan zoal in Golden Smog? De meest in het oog springende namen zijn die van Gary Louris en Jeff Tweedy. Louris kennen we als de magistrale helft van het songschrijverduo van The Jayhawks. Die andere helft is Mark Olson en hoewel de meningen hierover verdeeld zijn, is het toch zo dat fans van The Jayhawks vooral de platen waarop de beide heren een rol speelden omarmen. Olson stapte uit de band, waarna Louris zich ontwikkelde tot hofcomponist. Hij heeft een goed gevoel voor melodie en laat zich ook wel eens beïnvloeden door The Beatles. Dat is ook Jeff Tweedy niet vreemd. Hij is vooral bekend als de grote man achter superband Wilco.
Het is niet vreemd dat juist de songs waarop deze twee blikvangers de krachten bundelen het best klinken. Het rustige en ontroerende Long Time Ago bijvoorbeeld is een nummer om van te houden, terwijl het knap opgebouwde Listen Joe niet had misstaan op een Wilco-plaat als Summerteeth. Solo tekent Louris voor het schitterende Gone, dat zonder twijfel één van zijn beste songs ooit is.
Maar er is meer. Ook de andere leden - hoewel je daar niet echt van kunt spreken - laten zich horen. Met name Kraig Jarret Johnson heeft zijn steentje bijgedragen aan menig nummer en neemt regelmatig de leadvocals op zich. Met name in de onstuimerige songs, zoals de lekker rockende opener You Make It Easy is dat een goede keuze. Ook Daniel Murphy, drumster Lindat Pitmon, Jayhawks-bandlid Marc Perlman en percussionist Ed Ackerson zijn op diverse songs te horen.
Het geheel klinkt nog steeds als een hobbyband, met alle voor- en nadelen die daaraan gekoppeld zijn. Het spelplezier spat van de nummers af, de ongedwongen sfeer inspireert de artiesten soms tot mooie dingen, maar nodigt ook uit tot wat al te ver doorgedreven vakmanschap. Vakmanschap waar de meeste luisteraars niet op zitten te wachten. Sommige nummers ontstijgen namelijk het niveau van een vrolijke jamsessie niet en dat is jammer. Het maakt het luisteren naar Another Fine Day een wisselende ervaring. Op de beste momenten, waartoe naast de genoemde songs ook de bevlogen Dave Davies-cover Strangers en het intieme Never Felt Before horen, is het genieten met Golden Smog. Op andere momenten is het minder interessant. Zo lijkt Frying Pan Eyes zelfs een beetje een opmaat richting een nummer dat Louris schreef voor de laatste plaat van The Jayhawks, al valt dat datumtechnisch nergens uit op te maken. Al met al een sympathieke plaat, die liefhebbers van met name Louris en Tweedy zich zonder zorgen kunnen aanschaffen.
quote:FIONN REGAN - The End Of History (Bella Union)
Soms heb je ineens van die muzikale ontdekkingen die je niet verwacht. Heuse verrassingen, die volledig uit het niets lijken op te duiken en je vervolgens voor zich winnen. Fionn Regan is er zo één. Deze Ierse singer / songwriter is een veroveraar van het langzame soort, die je niet overrompelt met cadeaus en aandacht, maar langzaam je interesse wekt. Net zolang tot je het punt bereikt hebt waarop je niet meer zonder hem kan en je jezelf afvraagt waarom je dat eigenlijk niet direct hebt gezien. Of gehoord, in dit geval.
Fionn Regan kan qua sound moeiteloos in de rij introverte singer / songwriters worden geplaatst. Denk aan Damien Rice, denk aan Stephen Fretwell, denk aan Nick Drake. Van die mannen die vooral goed gedijen met een gitaar om de nek en die rustig hun fraaie liedjes zingen. Liedjes over de grote dingen van het leven en dan dus vooral de liefde. Intieme en lieve liedjes, al durft Regan af en toe ook feller uit de hoek te komen. En dat werkt natuurlijk, want een rustige persoonlijkheid die ineens erg nadrukkelijk aanwezig is, is verzekerd van aandacht. Hij doet het zowel qua zang als qua muziek, als hij sommige nummers ineens een verraderlijke dynamiek meegeeft. Of juist ineens wat verstilt en zijn stem naar de voorgrond tilt, zoals in de laatste tonen van het fraaie Hey Rabbit.
Regan toont zich ook een waardig schrijver. Zijn teksten hebben iets aparts, al dan niet doordat ze soms behoorlijk cryptisch zijn. Desondanks is het nergens zweverig of pretentieus. Fionn Regan lijkt gewoon een romanticus met een grote woordenschat te zijn, die zonder problemen kan beschikken over mooie metaforen. Er wordt dan ook van alles opgevoerd. Meisjes die schelpen verzamelen, alfabetisch drinken, vrouwen die je als een hoed draagt omdat hoeden huizen zijn voor mensen die alleen wonen en voor spookje spelen in verlaten straten. Geloof me, je leeft je na een paar keer volledig in en begrijpt wat de man bedoelt.
Zoals de songs van Fionn Regan zich steeds meer in je hoofd nestelen. Op het eerste gehoor lijken het mooie liedjes, maar misschien nog niet meer dan dat. Pas later gaan ze hun geheimen prijsgeven. Je wordt vriendjes met ze en kan ze op een bepaald moment niet meer missen. Je deelt het weemoedige gevoel dat sommige songs uit al hun poriën ademen. Je merkt dat er hier een bijzonder talent aan het werk is. Iemand die wellicht alleen nog maar beter kan worden, maar nu al een zeer hoog niveau bereikt. The End Of History is een plaat die me per draaibeurt dierbaarder is geworden en dat maak je niet altijd mee. Volslagen onverwacht en juist daarom zo leuk. En hoewel er vrouwen zijn die elders beweren, bij geduldige veroveraars ga je uiteindelijk toch voor de bijl. En zijn wij muziekliefhebbers niet net zo?
Zekers.. was mijn 2e concert ooit... in de Zalenschaaf te Leeuwarden. Hooguit 200 man daar. Zo'n beetje ten tijde van Hollywood townhall...quote:Op donderdag 5 oktober 2006 18:45 schreef methodmich het volgende:
Jij bent ook Jayhawks-fan toch?
quote:HOWLING BELLS - Self Titled (Liberation Music)
Bands waarin familieleden spelen hebben op voorhand altijd wel iets interessants. Zeker als ze elkaar ook nog wel eens de tent uit willen vechten, zoals bijvoorbeeld bij Oasis. Dat lijkt bij het Australische collectief Howling Bells niet aan de orde. Broer Joel en zus Juanita Stein zullen in hun jeugd heus wel eens ruzie gemaakt hebben, het heeft hun band blijkbaar niet al te zeer aangetast. Zij zijn namelijk de dragende krachten in deze band. Juanita als zangeres, Joel als gitarist. Samen met bassist Brendan Picchio en drummer Glenn Moule debuteren ze met een titelloos debuut, waarop een dozijn knappe liedjes om aandacht van de luisteraar vechten.
De sound van de band is afwisselend genoeg om je te boeien. Rustige liedjes met goed opgebouwde spanningsbogen wisselen af met wat onstuimerig rockwerk. Het meeste werk valt echter te typeren als midtempo. Daarin zorgen ze dan af en toe voor betoverend melancholische passages, maar evengoed wringt de schoen her en der wel eens wat. Dan zit de band een beetje vast in de eigen zoektocht naar een vaste structuur. Regelmatig lijken ze nog op zoek naar hun eigen smoel, met hun mengeling van pop, folk en blues. Het is dan ook niet zo vreemd dat een naam als Nick Cave & The Bad Seeds, maar evengoed My Bloody Valentine of Throwing Muses om de hoek komt zetten.
Wie duidelijk niet meer op zoek hoeft naar een eigen smoel is Juanita. De zangeres klinkt als een kruising tussen Kate Bush en vooral PJ Harvey en is de meest prominente factor in de muziek van Howling Bells. Ze kan veel met haar stem en laat dat ook horen. Op sommige nummers doet ze me ook denken aan Karen O. van The Yeah Yeah Yeahs op het laatste album van die band. Daar zouden diverse songs van Howling Bells ook best op gekund hebben. Een song als Low Happening bijvoorbeeld, waarin Juanita zich lekker mag uitleven. Andere goede instappers voor deze band zijn het rustige Velvet Girl, het vriendelijke Setting Sun, opener The Bell Hit of het heerlijke Broken Bones, wat mij betreft misschien wel het hoogtepunt van de plaat.
Als Howling Bells afsluit met het door vader Peter Stein - jawel, het is een fijne familie - geschreven I'm Not Afraid, dat best wel een song van Nick Cave had kunnen zijn, dringt dan ook het besef door dat we hier te maken hebben met een veelbelovende band. Een band die er nog lang niet is en die her en der dus nog zoekt naar de juiste sound, maar die desondanks in die zoektocht al weet te boeien. Australië heeft al weer een band om trots op te zijn.
quote:FREESTYLERS - Adventures in Freestyle (Against The Grain)
In the beginning
Het intro, waarin d.m.v. vocal samples en raps wordt duidelijk gemaakt waar de Freestylers voor staan.
Security
Het eerste echte nummer van het album. Begint met een vocoder stem die me deed denken aan Leftfield’s ‘Afrika Shox’, maar al snel knalt er een dikke breakbeat uit je speakers, met rockgitaren en ja, heuse acid invloeden. De zang die erin zit hadden ze van mij wel weg kunnen laten, want zo zuiver klinkt het niet. Over het algemeen toch een beetje een zwak nummer.
Could I be dreaming?
Vreselijk nummer. Heel erg poppy. Het zit goed in elkaar en de break halverwege is leuk maar voor de rest vind ik dit echt helemaal niks! Een slechte Lo-Fidelity Allstars imitatie.
Fast life
Kijk, dit wil ik horen als ik Freestylers draai! Dikke breakbeats, zoemende bassen en strakke gitaarsamples. De raps die het geheel begeleiden flowen ook als een ‘motherfocker’, hoewel ze iets te aanwezig zijn. (Bijna) niks te klagen dus.
In love with you
Lekker discohouse nummertje, met een dikke bas, strakke beats en typische jaren ’80 disco geluiden. De cheesy zang is ook wel te pruimen.
Jump N Twist
Old school Freestylers. Klinkt alsof dit nummer zo van ‘We Rock Hard’ (de eerste cd van Freestylers) zou kunnen komen. Dat betekent dus: veel dub- en reggae invloeden, superdikke funky bassen en knallende breakbeats! Erg lekker, hoewel ze die zangeres er wel uit hadden kunnen laten.
Pocketful of sadness
Lekker funky nummertje, maar jammer van de high pitched vocals.
Electrified
Een soort van electrofunk, hoewel er ook wel een old school hip hop vibe in zit. Goede zang en lekkere snelle raps.
Hard to stay
Dit lijkt verdomd veel op de Stereo MC’s. Stuiterende bas, vrouwelijke zangeres, koortje en een funky gitaartje, trompetje en wat dub invloeden. Je verwacht elk moment dat de stem van Rob Birch (zanger van Stereo MC’s) het overneemt van de zangeres.
Painkiller
Is een collaboratie met Pendulum. Het nummer begint als hip hop nummer, maar na 40 seconden knalt er dikke drum & bass uit je speakers. Ben niet zo dol op die ragga vocals, maar toch best een lekker nummer. Leuke mengelmoes van hip hop, rock en d&b.
Turn to dust
Is een breaks nummer met schreeuwerige vocalen (die voor mij niet hadden gehoeven) en electrische gitaren. Een soort van metal breaks, zeg maar. Jammer genoeg doet dit doet me helemaal niks.
Old skool fool
Zoals de titel belooft hebben we hier te maken met een hip hop nummer met een old school vibe, denk jaren ’80. Deed me een beetje denken aan Sugar Hill Gang en Grandmaster Flash. Geinig nummer, maar ietwat aan de korte kant.
So Fine
‘Push Up’ deel twee. Terug naar het Disco tijdperk. Erg funky en dansbaar. Lekkere vocalen, zowel clean als vocoder. Maar net zoals bij Push Up het geval was: je moet er van houden.
Beat it down
Dit nummer is gewoon ontzettend dope, en vreselijk dansbaar. Een dikke clubbeat, vette bassen en kikke raps. Supernummer!
Infernos
De afsluiter. Erg poppy, met r&b achtige vocalen, zware drums en vioolpartijen. Hier en daar ook wat electronisch gezoem (de bas) en wat scratches. Goeie afsluiter, hoewel dit niet echt mijn ding is.
Conclusie:
Naar mijn mening een goed album, die veel mensen zal kunnen bekoren, hoewel een luisterbeurt toch wel aan te raden is. Het scala aan verschillende stijlen (vooral veel rock- en hip hop invloeden) zorgt in ieder geval voor veel diversiteit, zodat het niet snel saai wordt. Bij veel nummers pakken de experimenten goed uit, maar daarnaast wordt de plank ook wel eens flink misgeslagen. Toch is dit album een flink stuk beter dan hun vorige album ‘Raw As Fuck’, die ikzelf vrij saai vond. Cijfer: 7/10
quote:SUBMARINES - Declare A New State! (Nettwerk Productions)
Zijn wij eigenlijk niet stiekem allemaal gevoelige zielen op zoek naar een beetje liefde? En als we dat dan eindelijk gevonden hebben, dan is het toch wel erg leuk om je daar volledig aan over te geven. Dan ga je ineens genieten van knisperend haardvuur, van romantische sterrenhemels en koester je de momenten van samen zijn. Om de momenten waarop je al dan niet gedwongen gescheiden bent hartgrondig te vervloeken. Niet iedereen zal het toegeven, bang om burgerlijk genoemd te worden.
Zo niet Blake Hazard en John Dragonetti. Deze dame en heer kunnen prima met elkaar opschieten en als je de teksten op Declare A New State! eens grondig tot je doet komen, begrijp je dat dit niet alleen op muzikaal gebied zo moet zijn. Blake en John schamen zich namelijk niet om te zingen over die simpele momenten van liefde. Zij doet dat met een vrij helder stemgeluid, hij klinkt af en toe wat minder toonvast. Samen schreven ze onder de naam Submarines een album met tien liedjes vol. Liedjes over relaties vooral en als de bio klopt dus over hun relatie. Je zou kunnen veronderstellen dat het hier om zoetsappig geneuzel gaat en dan kunnen afhaken. Maar dan heb je te vroeg geoordeeld. De songs zijn namelijk helemaal niet zo vrolijk. Hazard en Dragonetti schreven de nummers namelijk in de periode waarin ze uit elkaar waren en dus komt het gemeende liefdesverdriet je speakers uitgestroomd.
Dit alles over een muzikaal behoorlijk interessante achtergrond. Submarines gebruikt namelijk de nodige electronica, in combinatie met wat traditionelere instrumenten. Het resultaat is een geluid dat het midden houdt tussen sixtiespop, folk en stemmige sprookjesmuziek. Denk een beetje aan Tunng in een frivoler jasje, een beetje aan Brown Feather Sparrow, maar vooral aan Bauer. Hooverphonic, zou ook nog kunnen. Dan mag duidelijk zijn dat dit duo muzikaal interessant genoeg is. De liedjes zitten dan ook prima in elkaar en de zang is ook dik in orde.
Een extra meerwaarde zit hem voor mij vooral in de teksten, die je af en toe best op het verkeerde been zetten. Neem een nummer als Brighter Discontent, waarin Hazard om zich heen kijkt in haar huis en haar zegeningen telt. "All these things should make me happy to be home again", zingt ze. Dan snap je het al, daar zit een addertje onder het gras. Zoals er in menig nummer van Submarines wel een donker wolkje voorbij komt, al is het alleen maar omdat de titel (Clouds) dit al doet vermoeden. Het maakt van Declare A New State! een release die boven het gemiddelde uitsteekt en is zeker voor liefhebbers van eerder genoemde bands interessant. Sympathiek plaatje.
quote:SUKILOVE - Good Is In Your Bones (PIAS)
Pascal Deweze is een bekende naam uit Vlaanderen. Hij maakte deel uit van Metal Molly en Mitsoobishy Jacson en vormde samen met Bettie Serveerts Carol van Dyk het duo Chitlin' Fooks. Ook in de door hem opgerichte band Sukilove kon hij in 2002 zijn creatieve ei kwijt. Met Sukilove maakte hij eerst een fijn mini-album, genaamd Talking In The Dark. Op het titelloze debuut, dat pas in 2003 in ons land verscheen, toonde hij aan dat de met de eersteling gewekte hoge verwachtingen geen incident waren. Sukilove stond vol melodieuze gitaarmuziek, gemaakt door iemand met een voorliefde voor The Beatles en countrymuziek.
Echter, je bent Vlaming of je bent het niet. Zoals veel van zijn landgenoten is ook Deweze niet iemand die je kunt betrappen op het herhalen van een kunstje. Verwacht van de creatievelingen in het Nederlands sprekende deel van België geen hele rij inwisselbare albums. Dus gooide Deweze het roer bij de tweede langspeler, You Kill Me, radicaal om. Deze plaat uit 2004 stond ineens vol met energieke rocksongs, die soms behoorlijk vuig klonken en die je bij de eerste beluistering vertwijfeld de stereo deed stoppen om te controleren of je wel de goede schijf had gekregen van je platenverkoper. Per draaibeurt won dit album aan klasse.
Nu is daar dan een derde plaat. Deze keer ging het roer niet zo radicaal om als tussen plaat één en twee. Dat kan ook bijna niet, want dan had Deweze toch op zijn minst moeten gaan rappen of iets anders dat een volledige stijlbreuk had betekend. Hij doet het niet. Op Good Is In Your Bones, een intrigerende titel, grijpt Deweze namelijk terug op zijn volledige historie als muzikant. Er zijn wat heftig rockender songs, waarvan de ook al zo curieus getitelde opener Blood And Milk Makes Holy het best geslaagd is, en er zijn melodieuze songs, al dan niet met countryrandje. Uit deze categorie komt Even The Angels Sin, dat op de titelloze plaat uit 2002 zowel qua sound als qua kwaliteit niet misstaan had. Ook het goed opgebouwde Black Heart verdient een speciale vermelding.
Het resultaat is een mix tussen de rustige, melodieuze kant van Deweze en diens onstuimige rockkant. Waarbij ik met verdriet moet constateren dat de songs op de drie genoemde werken na allemaal net even wat minder zijn dan op de vorige twee platen. Ze beklijven op de één of andere manier minder, gaan vaak net iets te onopgemerkt voorbij. Dat ligt niet aan de band, want Deweze en zijn muzikanten kunnen wel degelijk spelen. Daarnaast is Deweze ondanks alle beperkingen in zijn zangtechniek iemand die je kan raken met zijn stem. De conclusie kan dan ook niet anders luiden dan dat het songmateriaal deze keer wat onder de maat blijft. Wat niet wil zeggen dat Good Is In Your Bones een slechte plaat is, oh nee. Sukilove stuurt met gemak menig ander bandje terug richting oefenhok, maar gemeten naar de Deweze-standaard blijven de meeste nummers toch net onder de nullijn liggen. Vergelijk het met Sergei Bubka, die net onder zijn eigen wereldrecord polsstokhoogspringen blijft. Ook dan is de liefhebber teleurgesteld, maar zullen mensen die hem nooit zo hoog hebben zien springen uitbundig klappen. Ik gun Sukilove een hoop nieuwe fans, maar zet zelf voor het ultieme luisterplezier toch de andere twee platen op, ondertussen geduldig wachtend op plaat vier.
Je bent haast de enige die in dit topic reviews postquote:Op zondag 5 november 2006 15:29 schreef methodmich het volgende:
[FOK!Awards]Crew
Er kan weer gestemd worden. Kan ik mijn titel verdedigen?
quote:DIVERSE ARTIESTEN - Motion Picture Soundtrack I'm Your Man (Verve Forecast)
Een beetje film kan niet zonder een goede soundtrack. Als de film dan gaat over Leonard Cohen, is een sterke muzikale begeleiding helemaal onontbeerlijk. Het idee bij deze soundtrack is weinig origineel: diverse artiesten coveren de songs van Leonard Cohen. Het betreft hier live opgenomen tracks, gespeeld tijdens de concertserie "Came So Far For Beauty: An Evening Of Leonard Cohen Songs". Begeleid door een bijzonder sterke band brengen de uitgenodigde artiesten een mooie ode aan de oude meester. In de band is een rol weggelegd voor Joan Wasser, die eerder dit jaar als Joan As Police Woman menig muziekliefhebber arresteerde.
De band is dus goed, de songs zijn dat als vanzelf ook. Dan is het dus de vraag hoe de uitvoerende zangers en zangeressen zich door de nummers van Cohen heen gaan slaan. Welnu, dat doen ze vrijwel zonder uitzondering op prima wijze. Hoewel de oude bard zijn broodjes zelf natuurlijk het zoetst bakte, weten de anderen het recept behoorlijk goed te vinden. Zeker op de momenten dat de nummers iets eigens krijgen en daardoor bij vlagen een betoverende werking hebben. De keuze voor live opgenomen songs blijkt dan ook al snel een juiste.
Stuk voor stuk zetten de genodigden hun beste beentje voor. In de minst beklijvende vertolkingen klinken The Handsome Family, Jarvis Cocker en de voormalige achtergrondzangeressen van Cohen, Perla Batalla en Julie Christensen, gewoon degelijk. Goed gezongen, maar er mist net dat kleine beetje extra. Teddy Thompson brengt het er met fraaie versies van Tonight Will Be Fine en vooral The Future al een stuk beter vanaf.
De andere artiesten brengen hun songs wat mij betreft wonderschoon, niet in de laatste plaats door hun van nature al pakkende stemmen en voordracht. Martha Wainwright laat opnieuw van zich horen als getalenteerde zangeres, met een geheel eigen en vooral gloedvolle voordracht. Tower Of Song en The Traitor zijn veilig in haar handen en de driestemmige samenwerking met moeder en tante Kate & Anna McGarrigle in Winter Lady geeft zelfs een bedwelmend resultaat. Beth Orton klinkt doorleefd en puur in Sisters Of Mercy en superzanger Antony maakt elk nummer dat hij zingt tot een juweeltje, dus ook If It Be Your Will.
Dan is er nog Nick Cave, die altijd al als fan van Cohen te boek stond en soms behoorlijk wat van hem weg had in zijn eigen muziek. Solo doet hij I'm Your Man, dat hem op het lijf geschreven is. Hij schittert echter nog meer in het door de dameszang van Batalla en Christensen voortgestuwde Suzanne. Mijn favoriet op de plaat is echter toch Rufus Wainwright, die Everybody Knows laat swingen als nooit te voren en Chelsea Hotel No. 2 brengt alsof hij zojuist zelf een amoureus avondje met Janis Joplin heeft doorgebracht. Slik.
Als Cohen dan zelf, ondersteund door U2, met Tower Of Song de plaat mag sluiten, is er maar één oordeel mogelijk: dit idee is dan wel simpel, maar werkt perfect. De sterke songs van Cohen staan als een huis, de band is fantastisch en de vocalisten zijn doorgaans in topvorm. Die film kan na beluistering van deze soundtrack alleen maar tegenvallen.
quote:popduo Bauer & The Metropole Orchestra - The Bauer Melody of 2006
2 jaar terug volgde ik een half jaar lang Bedrijfskundevakken, goed voor je algemene ontwikkeling en carrièrekansen zeggen ze dan. Ja, dat zal, nog nooit zo met tegenzin aan het studeren geslagen als destijds. Waar ik het liefst de hele dag naar differentiaalvergelijkingen, grafieken en vectoralgebra aankijk vlogen destijds de nutteloze en inhoudsloze woorden me om de oren. Veel gebakken lucht, was m’n conclusie na de verloren maanden, maar één ding moet ik ze wel toegeven, die bedrijfskundigen, hun vocabulaire is een stuk uitgebreider en meer divers dan die van ons, technici.
Maar goed ik dwaal af, één van de woorden waar ik figuurlijk dood mee gegooid werd destijds was synergie. Oftewel een situatie waarin het effect van twee of meer samenwerkende of gecombineerde organen of functies groter is dan de som van de effecten die elk van de organen of functies alleen zou kunnen opwekken, aldus de Van Dale. Laat dit nu net het eerste woord zijn wat in me op kwam na het veelvuldig beluisteren van The Bauer Melody of 2006. Een live registratie van de samenwerking tussen Bettie Serveert gitarist Berend Dubbe, Sonja van Hamel ( samen Bauer ) en het Metropole orkest. Hoewel Bauer al wat albums op het toch door mij geliefde label Excelsior had uitgebracht, wist het me nooit volledig te raken. Iets te mak, iets te weinig spanning, iets te weinig prikkeling. Naar het Metropole Orkest zul je me ook niet snel zien luisteren. Maar samen hebben ze wat geproduceerd wat vele malen beter is dan wat ik voor mogelijk hield.
De weelderige zang van Berend en Sonja komt prachtig tot z’n recht bij de klassieke instrumentatie van het orkest. Door de juiste keuze van crescendo’s, en stilte van het popduo klinkt het als een organisch geheel. Ook zeker vanwege instrumentale intermezzo’s als Long Way Around en Herrmann, die je de rust geven om bij te komen van bombastische, rijke nummers. Behalve openingstrack Bouillabaisse of Brilliance zijn de 13 korte, gevarieerde pareltjes dan ook speciaal voor het 45 minuten durende concert gecomponeerd. Ook zijn ze zo vriendelijk geweest 5 clips mee te voegen, om de cd volledig tot de nok te vullen.
De sfeer over het hele album is gemoedelijk en lichtjes, zoals we van Bauer gewend zijn, maar instrumenten als de koperblazers geven de nummers het dat extra gewicht benodigd voor een perfecte balans. Het geheel levert een heerlijke melancholische plaat, die je in deze winderige herfstdagen meesleept en wegneemt naar een extatische dagdroom.
Bauer en het metropole orkest zijn er op wonderwaarlijke wijze in geslaagd een pop-klassiek mix te maken, die nog nooit vertoond is. ( want hoe vaak is dit concept de laatste jaren al niet voorbijgekomen? ) Vanaf de eerste seconde tot de laatste climax in Snow in Spring blijft dit album met internationale allure boeiend en meeslepend. En als zelfs Elvis Costello onder de indruk is rest mij niets dan m’n mond te houden en de muziek haar werk laten toen.
quote:JOANNA NEWSOM - Ys (Drag City)
Joanna Newsom debuteerde in 2004 ijzersterk met The Milk-eyed Mender. Het werd één van de bijzonderste releases in dat jaar, die werd geschaard onder het genre "free folk". Met haar karakteristieke hoge stemgeluid verdeelde ze de luisteraars in twee kampen. Het ene kamp omarmde het bovenmatig getalenteerde meisje en ontdekte de schoonheid in haar stem, het andere kamp wendde het hoofd af. De mensen uit die laatste categorie misten daardoor een rijke plaat, waarin Joanna Newsom zich begeleidde op haar harp en haar klasse veelvuldig etaleerde.
Wat doe je na zo'n geweldig debuut? Nou, dat blijkt verrassend simpel. Joanna huurde Van Dyke Parks in om haar te helpen aan weelderige strijkersarrangementen en liet Jim O'Rourke en Steve Albini ook nog een rol spelen in het proces dat moest leiden tot Ys. Een ambitieus werkstuk, waarmee Joanna Newsom een muzikaal statement maakt om u tegen te zeggen. Met een hoofdletter, liefst.
In een klein uur komen vijf nummers voorbij, die makkelijk rond de tien minuten klokken. Minuten die volledig gevuld zijn met fascinerende muziek. De strijkers spelen hierin een grote rol, maar Joanna nodigde ook diverse gastmuzikanten uit die middels het bespelen van allerhande instrumenten haar nog altijd rond de harp opgebouwde nummers naar een uitzonderlijk hoog niveau tillen. De stemming is doorgaans rustig, maar subtiele versnellingen, plotse geluidserupties en beklemmend mooie melodieuze passages maken dat elke song een wereld op zich vormt.
Een wereld waarin Joanna Newsom zich op haar plek voelt en haar razendknappe teksten tot volle bloei laat komen. Nooit zakt de plaat in, nooit heb je het gevoel dat de nummers onnodig lang gerekt worden. Elke noot, elke zin is raak. Haar stem is in deze setting ook minder confronterend dan op haar debuut, zodat het onwaarschijnlijk is dat er nog erg veel mensen weg gaan lopen bij het horen van haar fascinerende muziek. Vanaf de bloedstollende opener Emily, genoemd naar zuslief die ook opduikt om even mee te zingen, tot de minstens zo schitterende afsluiter Cosmia is het alleen maar pure klasse die klinkt. De drie nummers die ingeklemd zitten tussen deze brevetten van klasse doen er nauwelijks voor onder. Omarm Joanna Newsom nu, opnieuw of alsnog. Want wie weg loopt voor deze jonge twintigster mist niets meer of minder dan een heus meesterwerk!
quote:THE CHEMICAL BROTHERS - We Are The Night (Astralwerks)
01. No Path To Follow
>>> The Intro. Can’t say much about it, except that I’ve heard better intro’s. For example: nothing beats the ‘Brothers Gonna Work It Out’ intro from Exit Planet Dust. 5/10
02. We Are The Night
>>> The Title track. I would expect a track like this at the end of the album, so this is certainly a promising start. Heck, this sounds like the second part of The Sunshine Underground, with all the bells and whistles! Me likes!! 9/10
03. All Rights Reversed (feat. The Klaxons)
>>> Fucking hell, another corker! This sure beats my expectations, which were quite low after hearing the recent Electronic Battle Weapons and the weak single ‘Do It Again’. Killer vocals, killer vibe. If they don’t play this song in June ’07 I’m gonna throw beer bottles on the stage! Flawless Victory. 10/10
04. Saturate
>>> Edited (and slightly updated) version of EBW 8. Shameless to say: I didn’t like it back then and I don’t like it now, although it works better in this edited format. It just doesn’t do anything for me. Oh well, too bad. Next! 5/10
05. Do It Again (feat. Ali Love)
>>> It’s okay, but nothing special. This dude tries too hard to sound like Bobby Gillespie. But this ain’t no ‘Test’. The track also takes a while to build, but it never really peaks. My advice: stick to the radio edit. Do it again? No thanks. 5/10
06. Das Spiegel
>>> Starts out like an electro song, but after 40 seconds or so a guitar joins in, and soon we hear happy bouncy melodies and a moaning female (what’s in a name!). It’s a fun song, but even after a dozen plays I had a hard time remembering what it sounded like. Oh well, maybe it’s supposed to grow on you... Or maybe not. 7/10
07. The Salmon Dance (feat. Fatlip)
>>> Not to be confused with The Hampster Dance. It sounds like a kiddy theme tune, but with Fatlip (ex-Pharcyde) rapping over it about inventing a new dance (the title) and ‘niggers’ dancing like a fish. The lyrics are quite funny though, but it sounds more like a filler than a real song. There’s a joke at the end too, but it ain’t that funny, nor surprising. 6/10
08. Burst Generator
>>> A few words: hypnotic, psychedelic, trippy. Love the guitars, love the vibe. It’s like The Chems thought: and now for something completely different! And different it is! Can’t really describe it, or compare it, because you should hear it with your ears. But let me tell you: this song fucking rocks!! 9/10
09. A Modern Midnight Conversation
>>> 80's crap of the worst kind. 'Listen to your heart' the vocal goes... My heart (and my ears) told me to turn this off. And so I did. Imho artists who force their Eighties revival crap on us should be shot point blank, starting with Scissor Sisters. No remorse! 4/10
10. Battle Scars (feat. Willy Mason)
>>> Hmmm. Didn’t like the very gay sounding intro vocals, but the rest of the song was pretty decent. Especially the part around 3:30 minutes was ace. Too bad the track never lifts off the ground like previous Chems vocal songs (‘Out of Control’, ‘The Test’, ‘All Rights Reversed’). A missed (but forgivable) opportunity. 6/10
11. Harpoons
>>> Synths, strings and vocals, and that’s all there is to it. Sounds more like an intro to ‘The Pills Won’t Help You Now’, but it’s chilled out and quite nice Ambient stuff. Yeah, I like this. 7/10
12. The Pills Won’t Help You Now (feat. Midlake)
>>> Chilled out, very spacey. I believe the vocals are about someone who popped a few too many pills or something like that. I couldn’t really care about the lyrics actually, but the vibe is great. And that’s all to say about it. Great end song. 8/10
Conclusion:
[insert drumroll]
I like it. 7/10
quote:GRAM - Four-letter Word (Torntable Records / Pias)
Onlangs besloot muziekblad OOR een complete editie te wijden aan 50 jaar Nederlandse popmuziek. Uiteraard kon hierin een lijst van de beste platen niet ontbreken. Omdat lijsten altijd stof voor discussie opleveren was dat een slimme en leuke toevoeging aan het blad. Opvallende acts kregen een plaatsje tussen de beste 50. Minstens zo opvallend waren enkele afwezigen. Persoonlijk miste ik één bepaald album. Een album dat ik de laatste jaren ook steevast in mijn top 100 zet als er op een forum weer eens een top 100 aller tijden gevraagd wordt. Welk album? Let's Play Boys & Girls van Seedling natuurlijk!
Diverse leden van Seedling, dat er helaas mee stopte, duiken inmiddels op in andere bands. Gelukkig maar, want een Nederlandse band die zelfs de goedkeuring van wijlen John Peel kreeg, is een grote. Mariken Smit deed mee met TomCat, Bas Jacobs richtte een blad op en stortte zich op Pfaff. Susanne Linssen, die met haar viool de dan wel melodieuze dan wel lekker puntige gitaarpopsongs altijd dat heerlijke toefje extra meegaf, bracht onlangs als lid van Hospital Bombers een fijne plaat uit. Een mooi teken van leven en dat krijgen we nu ook van zangeres Marg van Eenbergen. Marg ging min of meer solo, al krijgt ze op deze plaat puike muzikale hulp van bassist / gitarist Maarten Kooijman (Johan) en drummer Stoffel Verlackt (Sukilove).
Marg noemde haar nieuwe muzikale uitspatting Gram, een simpele omkering van haar naam. Of ze haar gram wil halen op iemand? Geen idee, maar als dat een doel is geweest, dan is ze geslaagd. Met Gram Parsons zal het in elk geval niets van doen hebben. Want muzikaal tapt Gram uit hetzelfde vaatje als Seedling deed. Een nummer als Flick The Switch had zo op het door mij zo gewaardeerde Let's Play Boys & Girls gekund. Dit valt te zeggen over meerdere nummers, zoals het dynamische Cut It of The Joke Is On Me. Toch laat Gram ook wat anders horen. Zo zijn er enkele songs die nadrukkelijk leunen op de fraaie zang van Marg. Oh Ainslie is wat dat betreft een goed voorbeeld, een haast verraderlijk lief aandoend liedje. Onweerstaanbaar fraai is zelfs de ode aan Amsterdam, genaamd Amsterdam Calling. Een stad die geadoreerd wordt alsof het het Venetië van het noorden is, zingt ze ergens. Toch druipt er ook een zekere tragiek van de song af, die door de gevoelige zang duidelijk naar voren komt. En ach, we moeten ook weer niet denken dat Marg nu ineens al te lief is geworden, want dan komt er gewoon een song als Dynamite Is A Girl's Best Friend voorbij.
Het maakt van Four-letter Word een zeer geslaagde plaat, waarop Marg laat horen dat er leven is na Seedling. Prima leven zelfs, zoals Susanne met de Hospital Bombers ook al aantoonde. En toch, ik mis in enkele van de beste songs die viool. Dan zou je willen dat Susanne toch ineens stiekem de song binnen komt huppelen en de slagroom op de taart verzorgt. Zoals in het schitterende Endora van Seedling destijds, waarin Marg direct vanaf de eerste tonen de speakers in knalt met haar zang en de viool later binnenstormt. Dit is overigens meer een wens dan een kritiekpunt, want ook met haar nieuwe begeleiding weet de fantastische zangeres en componiste Marg van Eenbergen te boeien. Vijftig jaar popmuziek van eigen bodem hebben we achter de rug, vol hoogtepunten. Gram heeft een plaat afgeleverd die een meer dan fijn startsein voor de volgende vijftig jaar vormt.
quote:AIDAN JOHN MOFFAT - I Can Hear Your Heart (Chemikal Underground)
Het was zo'n band die je, ondanks dat ze misschien geen wereldschokkende albums hadden gemaakt, toch zou gaan missen. Ik doel op het Schotse Arab Strap, waarin Malcolm Middleton en Aidan Moffat hun krachten bundelden. Ze maakten een reeks platen die vol stonden met songs over het nachtleven in Schotland. Moffat verzorgde de zang, al was het vaak meer murmelen, Middleton zorgde voor de muzikale omlijsting. Met de verzamelaar Ten Years Of Tears namen zij eind 2006 definitief afscheid, om zich vervolgens op een solocarrière te richten.
Het was een toepasselijke albumtitel. Vrolijk waren de heren namelijk nooit. Moffat verhaalde maar al te vaak over mislukte liefdes, dronken escapades in de donkere nacht, treurige one-night stands, regenachtige dagen, veel bier, begrafenissen en de triestheid van het bestaan. Middleton zong dan eigenlijk nooit, zijn soloplaten waren al even treurig. Nee, een stel olijke dijenkletsers waren de Schotten niet.
Wel waren de heren volstrekt eerlijk en geloofwaardig. Moffat kon overtuigender dan wie ook de smerigste verhalen vol al dan niet geslaagde seks en drank op plaat zetten. Daar is hij nu mee doorgegaan. Op I Can Hear Your Heart beschrijft Moffat in 24 delen zijn avonturen van de laatste tijd. Dit doet hij meestal gewoon vertellend, in zijn eigen kenmerkende mompelstijl met vet Schots accent. Een sinister zelfportret van de moderne man, zo leest de achterkant van de CD, die is vormgegeven als een soort roman. Zwierige strijkers wellen af en toe op als Moffat vertelt over een seksuele escapade, een vrouw met een piercing in haar clitoris of een eenzame wandeling door de nacht.
Daar zit dan nog eens een tweetal boze mensen tussen, dat woedend de voicemail van Moffat heeft ingesproken nadat die enkele smerige voorstellen had gedaan in hun telefoon. Daar zit een relaas bij van Moffat die thuiskomt na een avondje vreemdgaan en zich niet heeft gerealiseerd dat zijn vriendin een dagje vrij had. Zij doet net alsof ze niet merkt dat hij het bed in stommelt. Ook doet hij een controversieel gedicht waarvoor hij zich eerst excuseert, maar dat toch een mooi einde heeft. Tussen al deze treurnis door zingt Moffat ook nog een keer echt. Hij doet een cover van Hungry Heart van Bruce Springsteen. Wanhopiger heeft dit nummer vermoedelijk nooit geklonken. Hij eindigt met het bijna tien minuten durende verhaal Hilary And Back, waarin Moffat in zijn gestreepte pyjamabroek met enkele blikjes bier in zijn zakken een wandeling begint en bij toeval op een feestje beland. Het feestvarken is Hilary en ze is zestien geworden. De volslagen vreemdeling versiert het meisje, flirt met de moeder en wandelt terug naar huis. Het enige wat hem echt bezwaart is het feit dat zijn telefoon stuk is.
Al met al maakt Moffat hier een bijzonder werkstuk, dat prachtig is vormgegeven en ook nog de nodige extraatjes heeft. Malcolm Middleton heeft de betere liedjes, Moffat houdt de echte ziel van Arab Strap levend. One more wodka, one more beer, and I will walk to you tonight,29 long miles from here. Het vervolg laat zich raden. Oh ja, volgens de CD zelf is dit materiaal slechts bestemd voor volwassenen. Rock & roll zonder gitaren en zang, het kan.
quote:XIU XIU - Women As Lovers (Kill Rock Stars)
Het is een eitje bij Pim-pam-pet. Moeilijke indieband met de X? Xiu Xiu natuurlijk! Het collectief rond Jamie Stewart maakt al enkele platen lang muziek die de luisteraar serieus uitdaagt. Abrupte geluidsuitbarstingen, plotse stiltes, allerhande bijgeluiden uit oude synthesizers, ongebruikelijke instrumenten en de niet alledaagse zang van Stewart vormen samen een vrij uniek geheel. De huilerige voordracht van de zanger, die soms ineens kan omslaan in gefluister of extatisch geschreeuw, past wel bij de al even absurde teksten.
Ook op Women As Lovers komt er weer van alles voorbij. Uiteraard de verwijzingen naar homoseksualiteit, de ene keer zelfs ronduit pervers, de andere keer wat subtieler. Evengoed gaat het over moord, incest, afwijzingen in de liefde, zwangere vrouwen of op welke manier dan ook achtergestelde mensen in de maatschappij. Kortom, alle ingrediënten voor een Xiu Xiu-plaat zijn weer aanwezig.
Maar toch, er is iets dat anders is aan deze laatste proeve van bekwaamheid. De gekte in de sound is iets meer naar de achtergrond gedrukt. Goed, er zijn nog songs waarop Stewart en zijn kompanen vooral lijken te onderzoeken wanneer een combinatie van bepaalde geluiden echt lelijk wordt. Maar steeds vaker zijn de songs prima luisterbaar. Dan houdt Stewart zijn nummers bewust klein. Hetgeen in de incestsong Black Keyboard de sfeer overigens vrij beklemmend maakt. Het is echter wel een verademing om Xiu Xiu eens te horen zonder dat ze zelf hun nummers de hals omdraaien. Om eens te horen waartoe men in staat is.
Welnu, dat is behoorlijk wat. Zo heeft vrouwelijk bandlid Caralee McElroy een grotere rol qua zang toebedeeld gekregen. Haar stem gaat mooi samen met die van Stewart. Het zijn misschien geen memorabele duetten, binnen het muzikale plaatje van Xiu Xiu passen ze prima. Er zijn strijkers in F.T.W., er zijn composities die de kwalificatie catchy mee mogen krijgen en er zijn de al genoemde verstilde songs. Bovendien is er een bizarre cover van het door Queen & Bowie bekend gemaakte Under Pressure, met Michael Gira als extra zanger. Het resultaat is een bijna maniakaal wanhopige versie van dit nummer, waarop de zinsneden over laatste kansen en dansen intenser klinken dan ooit tevoren.
Als Women As Lovers iets leert, is het wel dat Xiu Xiu al die poeha van de vorige albums lang niet altijd nodig heeft. Natuurlijk was dat deels de charme en moet men het niet geheel weglaten, maar Stewart en zijn band lijken nu de juiste afwisseling gevonden te hebben. Een mooie stap in het oeuvre van een bijzondere band.
quote:BABY DEE - Safe Inside The Day (Drag City)
Drag City is altijd een label dat het aandurft om niet alledaagse artiesten een kans te geven. Zo deed men dat ooit met Joanna Newsom. Nu is er, in de categorie apart, Baby Dee. Deze singer / songwriter werd geboren als man, maar onderging een succesvolle sekse-operatie. Tegenwoordig is Baby Dee dus vrouw. Dat gegeven op zich maakt de persoon apart, maar de muziek nog niet.
Toch is hetgeen Baby Dee hier op plaat heeft gezet moeiteloos te scharen onder het kopje apart. Haar zangstem is bijvoorbeeld zowel mannelijk als vrouwelijk te noemen, zoals bijvoorbeeld ook bij Antony. Het enorme bereik van deze superzanger heeft Baby Dee zeker niet. Het lijkt soms ook of ze schroomt om echt eens flink te gaan zingen, want de keren dat er echt wordt aangezet zijn op de vingers van een hand te tellen. Wel heeft ze veel inlevingsvermogen qua voordracht. De zang is dan ook afwisselend en houdt de aandacht vast.
Waar Baby Dee bij samenwerkingen met andere artiesten vooral als harpiste ingezet wordt, doet ze daar op dit album niet heel veel mee. De harp komt slechts enkele keren langs, vaker speelt ze zelf op de piano en laat ze zich omringen door een indrukwekkende band, waarin plaats is voor strijkers. Indrukwekkend, vooral door de aanwezigheid van een drietal bekende heren. Matt Sweeney verzorgt het nodige gitaarwerk, de vuige rocker Andrew WK speelt veelal bas en drumt af en toe, terwijl Will Oldham voor de tweede stem zorgt. Soms is er nog een derde stem in de persoon van Lia Kessel. Baby Dee heeft dus fijne vrienden en dat speelt zeker een rol op dit fijne album.
De zangeres kiest er namelijk voor om deze band veelvuldig in te zetten, in plaats van zelf moederziel alleen achter de piano te gaan zitten. Dat is een goede keuze, zo blijkt uit niemendalletje Big Titty Bee Girl (From Dino Town), dat mede door de idiote tekst over een albino een dissonant vormt op dit verder sterke album. Want vanaf de titelsong, een krachtige pianoballad, tot het afsluitende You'll Find Your Footing weet Baby Dee te boeien. De soms theatraal aandoende muziek heeft behalve iets melancholisch ook vaak een stuwende werking. Het meerstemmige refrein in The Earlie King, dat het meest knipoogt naar cabaret, staat bijvoorbeeld keurig voor het melodieuze A Compass Of The Light. Het indrukwekkendste staaltje kunde geeft ze wat mij betreft echter in de vol grandeur gebrachte songs The Dance Of Diminishing Possibilities en Fresh Out Of Candles.
Tekstueel kiest ze vooral voor de vage poëzie. "Bobby Slot and Freddy Weiss, were not so nice, but I like their names a lot, so I'll say 'em twice" klinkt het bijvoorbeeld ergens. Er komen heiligen voorbij en af en toe is er een verwijzing naar haar eigen leven als transgender. Echt heel persoonlijk wordt ze daarin nooit. Pas in slotsong You'll Find Your Footing komt er iets persoonlijks naar voren. Mede daardoor doet dit nummer denken aan Bird Guhl van Antony op diens onvolprezen laatste plaat. Een prima afsluiter dus.
Al met al is Safe Inside The Day dan ook een album geworden waar Baby Dee trots op mag zijn. Of ze echter zo'n impact zal hebben als bijvoorbeeld Joanna Newsom of Antony lijkt twijfelachtig. Daarvoor mist ze muzikaal net iets. Dit lijkt vooral durf, want hoewel lang niet iedereen gemakkelijk naar deze muziek zal kunnen luisteren, mist ze net dat beetje waardoor je mensen of tot tranen toe kunt roeren of in de gordijnen kunt jagen. Baby Dee zit een beetje op de middenweg, al beweegt ze zich daar met verve.
quote:THE KILLS - Midnight Boom (Domino)
Muzikale duo's in de man / vrouw-vorm zijn altijd in geweest. Denk aan Vive La Fête, The White Stripes of nu weer Blood Red Shoes. Ongetwijfeld heeft de aantrekkingskracht die er tussen beide geslachten nu eenmaal is daar mee te maken. Zeker als dit overslaat op de muziek. In sommige gevallen is er sprake van een puur zakelijke of artistieke aantrekkingskracht. Dat kan aardig zijn, maar leuker wordt het als de vonken er vanaf spatten. En laat dat bij The Kills nu net het geval zijn.
Of Alison "VV" Mosshart en Jamie "Hotel" Hince nu ooit wel of niet een koppeltje zijn geweest, is niet eens zo relevant. Afgaande op de spanning die er tussen de twee hangt, ben je geneigd om ja te zeggen. Dit was al zo op debuutalbum Keep On Your Mean Side en opvolger No Wow, maar komt op Midnight Boom nog meer aan de oppervlakte. Want nondeju, wat een broeierige atmosfeer zetten de twee hier neer in een een dozijn stuk voor stuk energieke en opzwepende songs.
De vorige platen van The Kills, die een soort van garagepunk met een bluesrandje maken, werden nogal eens vergeleken met bijvoorbeeld The White Stripes, maar dan met vrouwelijke zang. Waarbij de stem van Mosshart vergeleken werd met die van PJ Harvey. Dat klopt allemaal. Of beter gezegd, klopte. Want waar Jack & Meg een beetje ingekakt lijken, daar gooien The Kills alle remmen los. Dit is zweterige passie op plaat. En die PJ-achtige stem? Jazeker, die is er nog. Maar dan wel alle Polly's in één. Mosshart zingt zowel onderkoeld, passioneel, verleidelijk en heeft haar hormonen in haar stembanden gekregen.
Dat levert een plaat op zonder zwakke songs. De fijne wisselzang in U.R.A. Fever opent de plaat al pakkend, de met rokershoest afgetrapte en uiterst dansbare oproep tot een beetje gekte op Cheap And Cheerful, het stevig rockende Hook And Line, het zijn stuk voor stuk sterke staaltjes. Het kan nog beter, zo blijkt. Want Mosshart heeft nimmer zo op hol geslagen en toch zo melodieus gezongen als in Tape Song of zo opwindend geklonken als in het refreintje van Last Day Of Magic. Haar grootse vorm tilt ook Hince naar grootse daden, want bij zo'n vrouw wil je niet achterblijven. Op de tweede helft van de plaat trappen de twee soms even op de rem, zoals in het onderhuids broeiende Black Balloon en afsluiter Goodnight Bad Morning, die zo op de bananenplaat van Velvet Underground had gekund.
Het mag duidelijk zijn dat The Kills zichzelf overtreffen op Midnight Boom. Weinig kans dat er dit jaar veel betere albums binnen dit genre zullen uitkomen. Mosshart & Hince zetten niet één, maar meerdere stappen vooruit op deze plaat en stappen definitief uit de schaduw van al die andere jongen / meisje duo's. Dat die zich voortaan maar mogen spiegelen aan dit duo en we voortaan refereren aan The Kills in recensies. Met zo'n bandnaam kan er maar één conclusie komen: moordplaat!
quote:ROB JUNGKLAS - Gully (Madjack Records)
Rob Jungklas is een angstige man. Zo bleek al op zijn album Arkedelphia en dat blijkt nog steeds op opvolger Gully. Tussen beide platen zit vijf jaar. In vijf jaar kan een mens veel doen om angsten te overwinnen. Of Jungklas het geprobeerd heeft weet ik niet. Als dat zo is, is het in elk geval mislukt.
Want ook op Gully vreest Jungklas nog altijd de hele wereld, maar de duivel en God voorop. Zijn elf verhalen over duisternis, moord, demonen en drank zitten nog altijd vol met bijbelse verwijzingen. De duivel zit Jungklas op de hielen, maar ook God kan hem niet verontrusten. Dan is de vergelijking met 16 Horsepower of Low dus snel gemaakt. Wel, daar zit Jungklas wellicht qua teksten of qua voordracht (16 Horsepower) in de buurt, maar echt vergelijkbaar met deze artiesten is hij niet.
Jungklas doet alles met de gitaar in de hand en laat zich bijstaan door enkele muzikale vrienden. Zij zorgen voor bas, cello en vooral drums. Het geluid op Gully is bij tijd en wijle erg overdonderend, hetgeen de boodschap een nog zwaardere lading meegeeft. Vrolijk is het niet, maar eerder angstaanjagend. De nummers ademen vooroorlogse blues en folk en doen oergeluid soms bijna denken aan O Brother Where Art Thou?. Dit komt door de herhaling van de boodschap, die Jungklas regelmatig laat terugkeren in zijn tot ruim over de vier minuten uitgesponnen songs.
Of is sessies een beter woord? Hier is een man bezig zijn demonen en angsten van zich af te spelen en te zingen. Nergens is ruimte voor luchtigheid, want zelfs de wat minder zwaar aangezette songs hebben ergens nog wel een paar zwarte randjes. Hoe meer de plaat vordert, hoe meer Jungklas in vorm lijkt te komen. Het kan ook zijn dat je dan steeds meer gewend bent aan de beklemmende sfeer en er langzaam in meegezogen wordt. Tegen de tijd dat een nummer als Monster dan door je speakers komt, hoor je de schoonheid die in de muziek opgesloten zit. Dan hoor je dat Jungklas zowel ingetogen, haast fluisterend, als voluit zingend de juiste sfeer weet te zetten. Dan blijkt zijn songmateriaal van hoog niveau.
Van huiveringwekkend hoog niveau, zou je eigenlijk moeten zeggen. Want Gully is geen plaat die iedereen zomaar even voor de lol zal draaien. Jungklas kan je soms de stuipen op het lijf jagen, al eindigt hij verrassend hoopvol met het nummer Mule. Laat je echter niet in de war brengen, want hier is een man vijftig minuten lang bezig geweest zijn angsten van zich af te zingen. Psychologie op plaat. Zal Rob Jungklas ook zijn angst verliezen? Muzikaal gezien zou je bijna hopen van niet. Schoonheid hoeft niet altijd over rozen te gaan, zo bewijst Jungklas wederom.
quote:GORKI - Voor Rijpere Jeugd (Lipstick Notes / PIAS)
"En dan worden ze achttien, en daarna ook negentien, en later worden ze honderd, dan brengt de burgemeester bloemetjes." Zulke tekstregels kunnen maar van één man zijn. En inderdaad, ze zijn van Luc De Vos, die met zijn band Gorki maar weer een nieuwe plaat aan het toch al zo rijke oeuvre heeft toegevoegd. Voor Rijpere Jeugd heet de opvolger van Homo Erectus en laat ik maar direct met de deur in huis vallen: Nee, deze plaat brengt niets nieuws.
Maar ja, wat zou De Vos ook vernieuwen met Gorki? Goedbeschouwd heeft hij nooit iets anders gedaan dan fijne liedjes met interessante teksten schrijven. Fraaie gitaarmuziek met her en der ruimte voor een flardje folk of country, zoals op liveplaat Boterhammen zo mooi viel te horen. Maar verder? Haal een willekeurige voorganger uit de kast, zet voor mijn part de DVD op en je zult merken dat Gorki als band nauwelijks is veranderd. Ja, hooguit zijn de heren soms iets milder geworden en De Vos is makkelijker gaan zingen.
Ook op Voor Rijpere Jeugd geen plotselinge surprises. Gorki heeft geen bliepjes en piepjes toegevoegd, is niet op de klassieke toer gegaan met een blik strijkers en maakt geen heavy metal. Gorki maakt "gewoon" weer elf fraaie songs. Songs waarin altijd plaats is voor een bepaalde nostalgie. Nummers die je doen denken aan vroeger, hoe jong je ook bent. Aan de tijd dat je onbezorgd met vrienden naar het park ging om te voetballen, te hangen of wat te drinken. Om meisjes te zien. Meisjes die vervolgens toch altijd weer voor lastige problemen zorgden, hoe leuk ze ook waren.
Luc De Vos is een meester in het scheppen van dit soort beelden, waardoor er altijd wel ergens een brok in de keel ontstaat of desnoods een diepe zucht van verlangen naar toen. Toen, dat was de tijd waarin Veronica reclame maakte op televisie met de fijne slogan "Veronica komt naar je toe deze zomer". De Vos maakt er maar gelijk een liedje over. Hij voegt er "want jij bent jong en je wil eens wat" aan toe. Waar hebben we dat eerder gehoord? Alle thema's zijn weer aanwezig. Zo is De Vos vaak in het park, ontmoet hij mooie en jonge meisjes, zingt hij over de vrije geesten die hippie of surfer zijn, Euro Disney en die eeuwige twijfel.
Op afsluiter Spiegelbeeld bijvoorbeeld, als De Vos mijmert over de dingen die hij voorbij liet gaan. Zo zijn er weer genoeg songs om straks weer te kunnen spelen bij concerten. Waarvan opener Ik Kan Nooit Meer Naar Huis en het schitterende Geluk In Het Spel wat mij betreft tot zijn beste nummers ooit geschaard mogen worden. De Vos zit zelfs te pokeren in laatstgenoemde song. Toch nog even hip en modern dus. En hee, wat is dat, daar halverwege? Het rauwe United Kashmir vormt ineens een flinke stijlbreuk met de rest. Toch nog iets nieuws, want dit deed Gorki nog niet eerder.
Waarmee De Vos ook die mogelijke kritiek van tafel veegt. Prima, maar van mij had het niet gehoeven. Zo om de twee jaar een Gorki-plaat, waarop alles wat hierboven beschreven is op één of andere manier voorbijtrekt, dat is genoeg. Sterren, cijfers, jaarlijstjes, wat zou het allemaal? Gorki ontstijgt dit allemaal, door simpelweg Gorki te zijn en te blijven. De rijpere jeugd weet nu wat te doen.... Op naar die platenzaak, maar wel eerst door het park.
quote:MALCOLM MIDDLETON - Sleight Of Heart (Fulltime Hobby)
Malcolm Middleton is natuurlijk bekend van zijn werk met Arab Strap, de band die er eind 2006 de brui aan gaf. Dat was zonde, want zelden zal de donkere, troosteloze kant van het nachtleven mooier zijn bezongen dan door Arab Strap. Middleton was vooral verantwoordelijk voor de muziek, vaak niet meer dan een ritmebox en zijn eigen gitaar, waarna Aidan John Moffat met zijn bromstem de liedjes murmelde. Beide heren timmeren inmiddels ook solo behoorlijk aan de weg.
De rossige Middleton liet voor het eerst van zich horen in 2002. Zijn plaat met de onmogelijke titel 5:14 Fluoxytine Seagull Alcohol John Nicotine was precies wat je mocht verwachten van hem. Met vet Schots accent bezong hij zijn treurnis. Het werd een bijzonder sterke plaat, die werd opgevolgd door Into The Woods uit 2005 en A Brighter Beat uit 2007. Per plaat kwam er meer bij aan geluid. Waar dat op Into The Woods nog wel goed werkte, daar was dat op A Brighter Beat toch minder het geval. Best sterke songs, maar iets teveel toeters en bellen voor een Middleton-plaat.
Het nu uitgebrachte Sleight Of Heart is een mini-album met vooral outtakes van de vorige plaat en enkele covers. Het is niet zo gek dat deze songs A Brighter Beat niet gehaald hebben. Niet qua kwaliteit, maar qua sound. Want Middleton grijpt hier grotendeels terug op zijn eerste soloplaat. Goed, hij wordt geholpen door een drummer, een pianist, een bassist en een violiste, maar de basis is toch echt weer Middleton met zijn gitaar. Dat levert weer echt indringende nummers op, waarin de teksten goed tot hun recht komen.
Zo begint Middleton al goed in opener Week Off: "It's easy hating yourself, it's hard making it rhyme." Zwartgallig? Wellicht, maar Middleton slaagt er als vanouds in om zijn ellende toch zo te brengen dat het nergens vervelend wordt. De man is gewoon niet de vrolijkste en wie zou dat wel worden in het lege bestaan van doorhalen in het Schotse nachtleven? "Sing along with the sad song," roept hij ons ergens op. En verdraaid, er is sprake van een heuse meezinger. Zo is Middleton weer in grootse vorm op dit tussendoortje. Luister bijvoorbeeld naar Love Comes In Waves, waarop hij zich vertwijfeld afvraagt wat de liefde nu eigenlijk is. "Love is raining in Glasgow, love is a lie," besluit hij dan maar. Om toch weer positief te eindigen in hetzelfde nummer en er nog een heus liefdesliedje als slotsong uit te persen.
Het mag duidelijk zijn dat de negen songs op dit album het beluisteren meer dan waard zijn. Het duurt dan maar net een half uur, het is wel een boeiend half uur. De droevige troubadour covert zelfs Madonna en klinkt haast tropisch vrolijk op Kid Creosote-cover Marguerita Red. Zo wordt Sleight Of Heart in al zijn losheid stiekem misschien wel de leukste plaat die Middleton tot nu toe gemaakt heeft.
ik heb het enkele weken terug wel gemeld maar ik persoonlijk ben na de downtimes van de afgelopen weken een beetje afgehaakt...quote:Op dinsdag 27 mei 2008 18:55 schreef methodmich het volgende:
Doen ze eigenlijk nog wel wat met de submits Rik?
Komt de komende weken weer MM, ik was een maandje oid op vakantiequote:Op dinsdag 27 mei 2008 18:55 schreef methodmich het volgende:
Doen ze eigenlijk nog wel wat met de submits Rik?
quote:ADEM - Takes (Domino Records)
Adem Ilhan liet onder zijn eigen naam voor het eerst iets van zich horen in 2004, toen hij zijn fraaie debuut Homesongs uitbracht. Deze plaat geldt ongetwijfeld als één van de meest onontdekte juweeltjes van dat muziekjaar. Ver verwijderd van de postrock die hij met de formatie Fridge maakte, kwam Adem met een ingetogen werkstuk. De songs waren uiterst lo-fi, door de spaarzame muzikale omlijsting en de verre van gelikte productie. Daarbij is Adem duidelijk niet geboren als zanger, zodat zijn zang gespeend bleef van allerlei mooie kunstjes. Zelden een man gehoord die de noten her en der op zo'n overtuigende wijze niet haalde.
Het droeg allemaal bij aan de puurheid van zijn songs. Het begeleiden van zichzelf met flessen, kleine stokjes en andere ongein leverde ook enige publiciteit op, maar nooit was het Adem te doen om "interessantdoenerij". Alles stond in het teken van zijn muziek, die je in alle eerlijkheid bij de keel kon grijpen. Nummers als Statued, These Are Your Friends, Pillow en vooral Long Drive Home konden in dat jaar tot de mooiste songs gerekend worden.
Opvolger Love And Other Planets uit 2006 leverde meer van hetzelfde, maar wat mij betreft net iets minder goed. Dan is er nu Takes. Muzikaal doet Adem niets anders dan op de andere platen, maar het verhaal van de plaat is nu dat hij geen enkel eigen nummer speelt. Geïnspireerd door positieve reacties tijdens concerten besloot hij om een compleet album vol covers te maken. Adem biedt een soort blik in zijn eigen platenkast en brengt, vol liefde en overtuiging, een leuk dozijn songs.
Daar zitten nummers bij van artiesten die je niet snel op een coveralbum tegen zult komen. Okee, Smashing Pumpkins en Björk, dat kan nog wel. Maar Bedhead? Lisa Germano? Tortoise of The Breeders? Obscure indiebands als Pinback en Yo La Tengo? De mormonen van Low? Nee, dat hoor je niet vaak. Het getuigt van een goede smaak. In de Adem-behandeling zijn deze songs allemaal uitgekleed. Vaak blijft er niet meer over dan zang en begeleiding op gitaar, bas, harmonium, klokkenspel, ukelele, banjo, harp, belletjes en de gebruikelijke kopjes en fietssloten. Hij speelt het allemaal zelf, om tijd te winnen. Op dit album waagt hij zich ook aan piano, vibrafoon, ebow, wurlitzer en viool.
Het leuke is dat je ineens melodielijnen of tekstregels ontdekt die in het origineel nog wel eens verborgen zaten achter een grotere geluidsmuur. Het maakt al verschil om de tekst van Oh My Lover eens gezongen te worden door een man, in plaats van een vrouw. En waar Polly Jean Harvey in haar versie wanhopig klinkt, daar komt Adem haast berustend over. Subtiel is zijn wijziging in de tekst van Hotellounge van dEUS. Waar Tom Barman verliefd was op de stem van Rickie Lee Jones, daar is Adem dat op die van Emmylou Harris. Het kunstje op To Cure A Weakling Child + Boy / Girl Song van Aphex Twin is op zich niet nieuw, maar levert een verrassend mooie song op. Adem zingt de tekst van het ene nummer over de muziek van het andere. Het is een onverwacht hoogtepunt, net als wat mij betreft Tears Are In Your Eyes, waarin hij Yo La Tengo eert.
Het levert een uiterst sympathiek plaatje op, waarop de liefde voor muziek hoogtij viert. Bovendien is het heerlijk om de originelen en de Adem-covers na elkaar af te spelen en zo te ontdekken wat deze dekselse Engelsman nu eigenlijk stiekem allemaal veranderd heeft. Helaas laten mijn zangkwaliteiten het niet toe, anders had ik ook een coveralbum opgenomen. En ja, dan had ik inderdaad een song van Adem opgenomen, alleen al uit respect voor dit bijzondere werkstuk.
Yep, had even tijd nodig methodmich, maar ze komen wel hoorquote:Op maandag 9 juni 2008 16:19 schreef methodmich het volgende:
Staan er lekker veel op de FP nu zag ik!
quote:ZITA SWOON - Big Blueville (Chikaree Records)
Dat de Fransen een eigenzinnig volk zijn mag genoegzaam bekend zijn. Of het door de Fransen komt of door Zita Swoon zelf, dat is me niet bekend, maar feit is dat het album Big City blijkbaar Frankrijk nog niet bereikt had. Waar wij Nederlanders vorig jaar al konden genieten van het fraaie album, daar krijgen de Fransen nu pas die gelegenheid.
Dat is vreemd. Want Zita Swoon is, zeker op de laatste twee platen, een band die toch zeker ook de Fransen moet kunnen aanspreken. De songs van Stef Kamil Carlens en zijn bandgenoten schuiven steeds meer op richting chanson en bovendien is de Franse taal sinds A Song About A Girls ook ruim vertegenwoordigd in de nummers. Op Big City was dat al evenzeer het geval. Speciaal voor de Franse markt is de plaat omgedoopt in Big Blueville en is de inhoud iets anders geworden. Reden genoeg voor de niet-Fransen om de plaat aan te schaffen.
Van de tien songs op Big Blueville kennen we er al vijf van Big City. Wel zijn de songs her en der iets aangepast, want ze zijn opnieuw ingespeeld. Dat resulteert soms in een wat dieper geluid of een klein accentje in de muziek. Niet dat het veel uitmaakt overigens, want de nummers zijn onveranderd sterk. De keuze om Infinite Down als plaatopener te gebruiken, vind ik trouwens een goede. Wellicht één van de beste nummers uit het complete oeuvre van Zita Swoon, wat mij betreft. Everything Is Not The Same klinkt lekker aanstekelijk, I Feel Alive In The City is degelijk en de Franse nummers L'opaque Paradis en Je Range moeten het toch goed doen, met een Frans kaasje en een wijntje erbij.
De vijf andere nummers zijn ook deels Franstalig. Dat is handig als je een markt wilt veroveren. Quand Même Content is een degelijke Zita Swoon-track, niets meer en niets minder. Looking For A Friend, Giving Up The Hero en People Can't Stand The Truth misstaan ook niet. Het is echter het meeslepende en zomerse Josieanna, in het Frans gezongen en her en der door de snelheid zelfs lastig te verstaan, dat de meeste indruk maakt. Vooral het makkelijk meezingbare refrein doet het goed. Je ziet het jezelf al zingen, ergens in Parijs of aan een strand, tegen een knappe Française.
Wat biedt Big Blueville nu eigenlijk in vergelijking met Big City? Wel, wie beide albums nog niet heeft, is wat mij betreft beter af met Big City. Niet alleen bevat die plaat twee nummers meer, ook is deze simpelweg wat sterker. Daar kan ook het handig overnemen van enkele van de beste songs van Big City op Big Blueville niets aan veranderen. Frankrijk kan met laatstgenoemde plaat absoluut veroverd worden, maar Nederland is toch al een tijdje om. De echte Zita Swoon-fan haalt natuurlijk Big Blueville ook binnen, al is het maar voor Josieanna. De gemiddelde fan raad ik echter aan om te wachten tot de volgende écht nieuwe plaat van Stef Kamil Carlens en zijn band.
quote:SCOTT MATTHEW - Self Titled (Glitterhouse Records)
De helaas overleden Elliott Smith was in kleine kring al bekend bij de liefhebbers van ingetogen singer / songwriters. Toen een aantal van zijn songs opdook in de fraaie film Good Will Hunting kwam hij echter plots in de schijnwerpers te staan. De man speelde zelfs op de Oscar-uitreiking. Ergens is het jammer dat een muzikant van dergelijke klasse de hulp van een soundtrack nodig had, maar het was goed dat zijn werk breder bekend raakte.
Zal voor Scott Matthew een dergelijk scenario opgaan? Die vraag stel ik me na het beluisteren van diens titelloze album. Enkele van de de elf songs op dit album werden namelijk gebruikt in de film Shortbus. Ja, inderdaad, die film met die expliciete seks. Daar heeft Matthew verder weinig mee te maken, al hoort hij wel duidelijk tot het wat kunstzinnigere deel van New York. De bebaarde zanger hing rond in de entourage van Antony en diens Johnsons en dan kom je al snel in contact met talloze andere muzikanten en vrije zielen.
Op Scott Matthew staat op zich weinig schokkends. Althans, niet in de zin van een complete verrassing. Het is geen speelse folky muziek met Spaanse hippie-invloeden, zoals bij Devendra Banhart. Er is geen gedoe met leuke geluidjes, zoals bij CocoRosie. Evenmin heeft Matthew de bijzonderheidsfactor van een Antony. Dat heeft de man echter helemaal niet nodig. Op deze plaat overtuigt hij zonder opsmuk en zorgt hij voor iets meer dan een half uur rust. Rust in een hectische wereld.
We horen namelijk elf min of meer tijdloze songs, waarin de rustgevende stem van Matthew over de muziek zweeft. Met wat fantasie kan je zijn zang wel vergelijken met die van Antony, omdat er soms ook die trieste snik in voor lijkt te komen. De vergelijking met David Bowie ligt ook wel op de loer. Matthew pendelt van fluisterend tot hoog kwelend, zonder dat hij de luisteraar van zich afkeert. Zijn stem is namelijk warm en troostrijk. Dat past perfect bij de stemmige muziek, waarin piano, strijkinstrumenten, banjo en ukelele opduiken. Matthew zelf streelt ondertussen de gitaar. Chamber music noemen ze dat in het Engels, geloof ik.
Mooie term wel. Want het lijkt inderdaad alsof Matthew in een kamer is gaan zitten, een beetje treurig naar buiten keek en besloot om maar eens wat muziek te gaan maken. De teksten zijn niet altijd vrolijk, maar een echte klaagzang wordt het nooit. Er straalt namelijk een enorme rust vanuit. Ik zei het al, tijdloos. Deze plaat had Scott Matthew ook veertig jaar geleden kunnen maken en vermoedelijk zal het over veertig jaar nog steeds kunnen.
Daarom is dit een album om te koesteren. Songs als In The End, Amputee, Prescription, Laziest Lie, Ballad Dear en Surgery onthullen steeds meer hun geheimen en schoonheid. Al gaat dit eigenlijk op voor alle elf de nummers. Market Me To Children, heet de laatste. Ik vrees voor Matthew dat de coole kinderen zijn muziek niet gaan kopen, ondanks Shortbus. Of hij het erg vindt? Getuige de regel "Oh the horror" denk ik van niet. Wie deze plaat dan wel moet gaan beluisteren? Wat mij betreft iedereen die een goed stukje rust in de alledaagse hectiek kan waarderen.
quote:ARNO - Covers Cocktail (EMI]
Coveralbums zijn in. Zo bracht Patti Smith vorig jaar al een hommage aan haar muzikale helden, deed Adem onlangs hetzelfde, eerde Bryan Ferry de grote Bob Dylan door diens songs te coveren en debuteerde actrice Scarlett Johansson als zangeres met allerlei vertolkingen van nummers van Tom Waits. Dit is nog maar een kleine greep uit het aanbod, want zoals gezegd: het lijkt in om een plaat te maken vol nummers van anderen. Ook de Belg Arno Hintjens doet er aan mee. Moet wel gesteld worden dat dit album meer een verzameling is van covers die hij al eerder opnam of zelfs al uitbracht op andere albums. Maar toch, de tijd is blijkbaar goed om deze verzameling dan nu maar op de markt te brengen.
Covers Cocktail heeft Arno het genoemd. Liefst twintig songs staan erop, allemaal bewerkt door de Belgische rasartiest. Sommige tracks zijn ingespeeld als Charles & Les Lulus of Charles & The White Trash European Blues Connection, één keer als Arno & The Subrovnicks en her en der krijgt hij hulp van bijvoorbeeld Beverly Jo Scott, Jane Birkin en Stephan Eicher. Maar in elke song klinkt onmiskenbaar door dat Arno er mee aan de slag is gegaan.
Verwacht bij Arno geen droge vertolkingen. Nee, hij voegt er altijd wel iets aan toe, al is het maar die heerlijk krakende stem en zijn eigen manier van zingen. Arno kan fantastisch doorleefd zingen, zeker als hij af en toe lijkt in te houden om daarna fantastisch raspend de volgende zin zingt. Heerlijk rauw komen de woorden soms bijna uit zijn tenen. Dat maakt Covers Cocktail ongeschikt voor fans van sommige door Arno gecoverde artiesten. Die zouden maar schrikken van de manier waarop het liedje van hun geliefkoosde band door deze excentrieke Belg wordt gebracht.
Dus, fans van Abba, sla Knowing Me, Knowing You vooral over. Queen-fans, blijf weg bij I Want To Break Free. Verstokte Beatle-liefhebbers, hoewel die doorgaans wat opener van muzikale geest zijn, zullen wellicht gruwelen van deze Drive My Car. En Death Of A Clown klonk nog nooit zo perfect als muzikale ode aan het graf als bij Arno. De broers Davies zullen vast wel trots zijn. Dat mogen meer artiesten zijn trouwens. Arno brengt Mother's Little Helper van de Stones schitterend, gaat prima aan de haal met de Bowie-composities All The Young Dudes en Jean Baltazaarr, een samen met Beverly Jo Scott gebrachte combinatie van The Jean Genie en het Franse nummer La Fille Du Père Noël. Apart, inderdaad. Als we dat weten is het coveren van twee nummers van Captain Beefheart ook volledig logisch.
Ook de Franse taal is gelukkig niet vergeten. Want, eerlijk gezegd, vind ik de Franstalige nummers van Arno vaak nog een stukje mooier. Omdat de sfeer van het chanson nu eenmaal zo mooi past bij de stem en manier van zingen van Arno. Voir Un Ami Pleurer roert dan inderdaad tot tranen en Arno speelt een prima Gainsbourg in Eliza, het duet met Jane Birkin. Knap gedaan is ook het deels Engelse en Franse Ils Ont Changé Ma Chanson, inderdaad een bewerking van Look What They've Done To My Song, Ma van hippiemeisje Melanie. Een prima keuze als opener. Want wat heeft Arno gedaan met deze twintig songs? Hij heeft ze volledig eigen gemaakt, uitgediept en op fraaie wijze vertolkt. Maar ja, mag dat een verrassing heten bij de man die volgens de tekst in het boekje zelfs het volkslied van Frankrijk en België kan laten vlammen?
quote:MARTHA WAINWRIGHT - I Know You're Married But I've Got Feelings Too (V2)
In 2005 liet Martha Wainwright op haar titelloze debuutplaat voor het eerst horen op eigen benen te kunnen staan. Als telg uit een muzikale familie, die ik hier niet weer volledig zal gaan noemen, was dat op zich niet zo verrassend. Wel had Martha een tijd nodig om dit zelf te beseffen, zo liet ze zelf ook weten. Als achtergrondzangeres bij haar broer Rufus werd haar rol langzamerhand steeds groter en toen kwam daar het moment dat ze het alleen ging proberen.
Dat gebeurde met succes. De plaat stond vol intens gezongen songs, waarop Martha Wainwright zich presenteerde als een vrouw die iets te vertellen had. Ver weg van de flauwe versjes over liefde, liet ze zich her en der in niet mis te verstane bewoordingen uit over mannen. Zo kreeg vader Loudon onder uit de zak in Bloody Mother Fucking Asshole en bleek het taalgebruik van Martha lang niet altijd geschikt voor gevoelige oortjes. Hetgeen de plaat alleen maar beter maakte, in mijn optiek. Dit was namelijk echt. Dat alles in combinatie met de tegen folk leunende muziek en die kristalheldere stem, leverde een fantastische plaat op. Waarbij haar bijzondere voordracht, waarin ze speelt met woorden en ritme door soms wat slepend te zingen, misschien nog wel het mooist was.
De verwachtingen voor I Know You're Married But I've Got Feelings Too waren van mijn kant dan ook hoog gespannen. Om maar direct te zijn, ik ben er nog niet achter of deze met een curieuze titel gezegende plaat aan die verwachtingen voldoet. Martha opent ijzersterk, met het treurige Bleeding All Over You, waarin de titel een sleutelrol speelt in de tekst. Het lichtvoetige, maar oh zo aanstelijke en tegelijkertijd vertwijfelde You Cheated Me is een topsong, Jesus And Mary is fijn, terwijl de wat hese zang en fraaie versnelling richting refrein van Comin' Tonight ook een fantastisch nummer maken. Een geweldige start, maar hardlopers zijn vaak doodlopers.
Helaas gaat dit ook een beetje op voor deze plaat. De songs die volgen zijn niet slecht, maar ook niet dusdanig bijzonder dat je er de repeatknop voor in zou willen drukken. Hearts Club Band en het samen met broer Rufus gebrachte The George Song onttrekken zich hier nog aan, de rest is hooguit aardig en niet zo meeslepend, emotioneel of intens als nummers van Martha Wainwright kunnen en misschien wel moeten zijn. Pas bij de Pink Floyd-cover See Emily Play, die heerlijk ingezongen is, kruipt ze weer op. Afsluiter I Wish I Were is dan een waardig einde voor een plaat die dus over de hele linie wat mij betreft net een tikkie minder is dan de vorige.
Is dat erg? Wellicht niet, want er staat absoluut sterk materiaal op I Know You're Married But I've Got Feelings Too. Maar toch, er had meer in kunnen zitten, gezien de droomstart van de plaat. Het geeft echter ook hoop voor de toekomst. Want het betekent dat Martha Wainwright een betere plaat in zich heeft, mogelijk zelfs één die ook het debuut kan gaan overtreffen. Misschien moet ze zich eerst maar weer eens flink kwaad gaan maken. Iets wat je op basis van de plaattitel nu al had verwacht. Die gevoelens zaten blijkbaar minder diep dan bij die mannen van plaat één. Dat is voor Martha prettig, maar voor ons jammer.
quote:JOAN AS POLICE WOMAN - To Survive (PIAS)
Twee jaar geleden arresteerde Joan Wasser vele muziekliefhebbers. Onder haar artiestennaam Joan As Police Woman kwam de Amerikaanse met een ijzersterk debuutalbum, waar menigeen graag een klein uurtje opsluiting en verplicht luisteren voor over had. Het had even geduurd voor de voormalig geliefde van wijlen Jeff Buckley het aandurfde om de schijnwerpers op te zoeken. Als violiste en achtergrondzangeres van een keur aan bekende artiesten leek zij prima te gedijen. Het waren mannen als Antony Hegarty en Rufus Wainwright die haar aanspoorden met eigen materiaal te komen.
Dat was in 2006, toen Real Life het levenslicht zag. Het werd een overdonderend album voor de liefhebber van fraaie van achter de piano opgetrokken muziek. Haar verzameling melancholische songs bevatte een enorme volwassenheid. Hier zong een vrouw die wist wat het leven te bieden heeft en haar portie had gekregen, zowel positief als negatief. Gezien haar leeftijd was dit ook niet zo vreemd, maar het blijft altijd een verademing een zangeres te horen die wat meer te bieden heeft dan de gebruikelijke meisjesthematiek.
Het gevaar van een sterk debuutalbum is natuurlijk het vechten tegen de hoge verwachtingen bij een opvolger. Ook voor Joan As Police Woman gaat dit op. Want de echte verrassing is er af. Bij haar debuut had ik nog maar sporadisch wat van haar gehoord en ontbrak een referentiekader naar eerder werk. Nu is dat er wel. Helaas merk je dat gelijk. Het geluid is niet nieuw. Op dit album zijn de songs hooguit nog rustiger. In geen van de tien nummers zit nog de luchtige springerigheid die enkele songs van de eerste plaat kenmerkte. Dat hoeft geen probleem te zijn.
De grootste teleurstelling zit voor mij in de toch ietwat vlakke uitvoering van de nummers. Want in de aanloop naar de release werd duidelijk dat Wasser een zwaar thema aan de plaat had verbonden. Haar moeder is overleden aan kanker en dit is voor de zangeres de plaat om dit deels te verwerken. Ze heeft de strijd van haar moeder doorgetrokken naar het complete land in het afsluitende nummer To America. Wasser moet dus zware emoties verwerken.
Dat hoor ik alleen niet echt terug in de songs. Ja, in de teksten. Die overigens ook gewoon handelen over de universele thema's eenzaamheid en liefde. To Be Loved en To Be Lonely staan bijvoorbeeld achter elkaar op de plaat. Wasser blijkt een berustend persoon, in de manier waarop ze dit soort klappen lijkt te verwerken. Want een nummer als Furious, waarin ze keer op keer de zin "Are you not furious?" zingt, mist de woede die je verwacht. Perfect geschikt om in de microfoon te spugen, zulke zinnen. Ze doet het niet. Ze lijkt boos te willen worden, maar slaagt er niet echt in. Zoals Wasser er qua voordracht deze keer helaas niet echt in slaagt om haar emoties over te brengen op de luisteraar.
Het is mijn grootste bezwaar tegen To Survive. Want dat Wasser knappe songs kan schrijven, dat wist ik al. Dat ze dat bewijst met het leeuwendeel van de tien songs op dit album is ook duidelijk. Maar met tien fraaie pianosongs heb je een mooi album, waar gezien het verhaal en de kwaliteit van het materiaal een monumentale plaat gemaakt had kunnen worden. Maar dan had ze dus dieper moeten gaan. Het zorgt ervoor dat de dappere agente van het debuut een beetje is verworden tot een agente die je bekeurt voor een lichte snelheidsovertreding. Een agente die dus haar werk doet, maar meer teleurstelling opwekt dan oprechte bewondering.
quote:DESTROYER - Trouble In Dreams (Rough Trade)
De rolverdeling binnen de geniale indieband New Pornographers is wel duidelijk. Carl Newman verzorgt die heerlijke melodielijnen, de slimme koortjes en knappe bruggetjes. Dat hij daarbij het popgehalte van de band in de gaten houdt, bewees zijn soloplaat van enkele jaren terug. Neko Case is vooral vocaal aanwezig, want haar country-achtige solowerk is niet echt terug te horen in het bandgeluid. Dat geldt natuurlijk wel voor die hemelse stem. En dan is er nog Dan Bejar. Als niet toerend bandlid verzorgt hij per plaat een aantal songs, die altijd een beetje afwijken van het normale pad. Bejar is de man die de kronkelende zijweggetjes betreedt, de man die voor het kleine beetje gekte zorgt.
Dat bewees hij vorig jaar ook nog met zijn gelegenheidsband Swan Lake. Wie de CD Beast Moans niet kent en graag wil horen wat Bejar kan als hij zich volledig op psychedelica richt, doet er goed aan dit miskende werkstuk op te zoeken. Een nummer als Are You Swimming In Her Pools? verdient een groot luisterpubliek. Zijn vaste uitstapje blijft echter Destroyer. Maar, hier is Bejar lang niet zo maf als je op basis van zijn avontuur met Swan Lake zou verwachten.
Op Trouble In Dreams is Bejar vooral een troubadour, die de luisteraar trakteert op elf fraaie songs. Daarin zit precies alles wat de man zo goed maakt. Te beginnen met die stem en die aparte manier van zingen. Bejar is geen groots zanger, maar heeft een stemgeluid dat blijft uitnodigen tot luisteren. Op sommige momenten doet hij een beetje denken aan David Bowie. Daarnaast weet Bejar zijn zinnen op een opmerkelijke manier binnen de melodie te krijgen. Waar je denkt dat het veel te lang is, daar slaagt hij er toch in om zijn verhaal af te maken en niet gigantisch uit de maat te gaan.
Daarnaast zijn er die teksten. Er zijn al mensen die Bejar uitroepen tot één van de moderne dichters in de popmuziek. Kan, maar dan wel één in de lijn van Bob Dylan of Leonard Cohen. Een dichter waarvan je het idee hebt dat hij af en toe zelf ook geen idee heeft waar hij nou eigenlijk over zingt. Denk aan zinnen als "Blue flower, blue flame, a woman by another name is not a woman" of "Sworn enemy of the waitresses there, a late September sunlight travels through her haur - it wants to be seen....". Bejar is dus vooral een verhalenverteller, maar dan wel een ondoorgrondelijke.
Zijn sterkste punt zit echter in zijn voordracht. Bejar is er een meester in om bepaalde zinnen gedurende een nummer diverse keren te herhalen, maar de woorden door zijn zang een andere lading te geven. Het beste voorbeeld is het nummer Rivers, waarin Bejar de zinsnede "You always had a problem flowing down rivers" laat passeren. Waar hij eerst nog berustend en inlevend klinkt, daar valt tegen het einde op dat er ook wel degelijk verwijt in deze woorden gelegd kan worden. Het is een kunstje dat hij regelmatig met succes toepast.
Het levert een plaat met elf fijne songs op, waarin voor de luisteraar altijd wel iets subtiels te ontdekken valt. Op een tweetal iets te lang uitgesponnen nummers na valt er weinig op aan te merken. Het is ook leuk om Shooting Rockets eens te horen in een normale versie en niet, zoals op het Swan Lake-album, geschreeuwd en vervormd vanuit een paar kamers verderop. Bejar bewijst op Trouble In Dreams vooral zijn klasse als songschrijver. Perfect geschikt voor fans van New Pornographers of Swan Lake, maar minstens zo geknipt voor iedere liefhebber van gitaarpop met een folkrandje. In dat genre zullen er namelijk niet veel sterkere platen komen in 2008.
quote:KAWADA - Shaving Your Beard On A Nice White Cloud (Keremos Records)
Wat zijn die Belgen toch een verwend volkje op muzikaal gebied. Natuurlijk, in ons eigen land gebeurt gelukkig ook genoeg, maar de liefhebber van alternatieve popmuziek blijft vaak met een jaloers oog naar onze zuiderburen loeren. Want daar lijken de bandjes als paddenstoelen uit de grond te schieten. En dan niet om Kabouter Plop of een andere creatie van Gert Verhulst te huisvesten, maar om toe te slaan met ijzersterke debuutplaten. Zo sterk dat je haast twijfelt of dit niet gewoon stiekem een samenwerkingsverband is tussen gevestigde artiesten.
De vijf heren en één dame van Kawada sluiten moeiteloos aan in de als maar langer wordende rij Vlaamse kwaliteitsbands. Dit doen ze met een schijfje waarop een dozijn prima songs staat. Dat Pascal Deweze - bekend van pakweg Metal Molly, Mitsoobishy Jacson, Sukilove en Chitlin' Fooks - een deel van de productie voor zijn rekening neemt is een welkome helpende hand, maar op eigen kracht overtuigen deze jonge honden ook. Ooit betrokken bij MTV Road Rally is er nu een volwaardige eersteling. Deze heeft de curieuze titel Shaving Your Beard On A Nice White Cloud gekregen en is gestoken in een smaakvol wit hoesje.
De spil in de band Kawada is Joeri Cnapelinckx. Hij is verantwoordelijk voor zowel de muziek als de teksten op deze plaat. In de meeste nummers laat hij zich muzikaal vergezellen door zijn kornuiten en is er her en der ruimte voor strijkers of blazers. Producer Deweze zingt ook nog ergens een stukje mee. Het resultaat mag er zijn, want er staan eigenlijk alleen maar geslaagde nummers op deze plaat. Natuurlijk, sommige songs sneeuwen wat onder bij de beste werkstukken, maar men zakt nimmer door de ondergrens.
De sterkste troef is het aangename stemgeluid van Cnapelinckx, dat prima past in de melodieuze muzikale omlijsting. Dat Cnapelinckx zijn beroemde landgenoten kent blijkt uit de af en toe aan dEUS refererende wendingen binnen een liedje. Zoals In Campo, een merkwaardig miniatuurtje, lijkt weggelopen van In A Bar, Under The Sea. Cnapelinckx levert enkele potentiële radiohits af met It Grows On You en Creating A Bigger Boat, houdt het bewust klein in Ukulele Song en Daisy, pakt uit met het stuwende Corrugated Board en toont zich een aparte tekstdichter, die oog heeft voor detail. Ronduit sterke troeven zijn ook de bruuske stijlwissel in Frozen Farms en het euforische einde van Fake License. Dat Cnapelinckx echter ook gewoon naturel kan overtuigen bewijst hij in de alleen door hem gebrachte pianoballad Cruel Tree, waarmee de plaat fraai afsluit. "When you drink everything, in your only local bar", zingt hij. Stemmiger kan het niet eindigen.
Over de hele linie doet de sound van Kawada nog het meest denken aan Soulwax in hun gitaarperiode, het Nederlandse Coparck en de Amerikaanse indieband Spoon. Kawada heeft echter genoeg kwaliteit om volledig op zichzelf te mogen staan. De Belgen kunnen weer trots zijn. Wij Nederlanders hoeven niet te rouwen, want we profiteren vrolijk mee. Een heuse ontdekking, dit Shaving Your Beard On A Nice White Cloud.
quote:RON SEXSMITH - Exit Strategy Of The Soul (V2)
De Canadees Ron Sexsmith loopt al wat jaren mee als muzikant. Liefst tien albums maakte hij al, wanneer zijn eersteling Grand Opera Lane uit 1991 wordt meegerekend. Zelf doet Sexsmith dat liever niet en begint hij zijn eigen telling bij Ron Sexsmith uit 1995. Echt veel maakt het natuurlijk niet uit. Laten we Exit Strategy Of The Soul dus maar als nummer elf uit de catalogus beschouwen.
In al die jaren is Sexsmith eigenlijk een zwaar onderschat songschrijver geweest. Hij kreeg vaak meer waardering van andere artiesten dan van het grote publiek. Dit terwijl zijn songs best radiovriendelijk zijn te noemen. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat het fraaie Cobblestone Runway uit 2002 slechts enige aandacht kreeg doordat er een duet met Chris Martin van Coldplay als bonustrack aan was toegevoegd. Het is het lot van Sexsmith.
Nu gebiedt de eerlijkheid ook te zeggen dat hij er niet uit ziet als een grote ster. Zijn ietwat pafferige, jongensachtige gezicht is niet geschikt voor posters of tienerblaadjes. Zijn eenvoudige kleding is niet bedoeld voor glamourachtige awardshows. Ron Sexsmith zit prima waar hij nu zit, in de marge. Waar hij zijn prachtige platen kan maken voor gewone mensen. Nooit hip, nooit meegaand in de laatste muzikale trends, maar gewoon een werkstuk vol fraaie songs.
De kracht van Sexsmith schuilt in zijn warme stem, die de laatste jaren aan kracht lijkt te winnen en minder vaak de hoogte in moet. Hij is ontegenzeggelijk beter gaan zingen. Zijn composities waren altijd al sterk. Melodieuze luistervriendelijke songs, die een tijdloos karakter hebben. Ze ademen net zo goed een stukje Beatles als een stukje Neil Young. De invloed van Elvis Costello, John Hiatt of zelfs een beetje Nick Drake is nooit ver weg. Zijn songs kennen altijd een logische en goede opbouw.
In de recensie van Time Being, zijn vorige plaat, schreef ik dat Sexsmith in de loop der jaren synoniem is geworden voor kwaliteitsmuziek. Dat is nog altijd zo. Wie Exit Strategy Of The Soul wil aanschaffen, weet wat hij krijgt. Een plaat met veertien nummers deze keer, waarvan de opener en de afsluiter instrumentaal zijn. Daar tussendoor gewoon weer twaalf fraaie songs. Lekker weemoedig bij tijd en wijle, verhalend over misgelopen liefdes, maar ook altijd hoopgevend. Kwaliteit dus.
Maar er is toch iets anders aan deze plaat, heb ik het idee. Zijn het de Cubanen, die de muziek van Sexsmith voorzien van diverse leuke percussie, trompet, saxofoon en allerlei andere exotisch aandoende instrumenten? Het zou kunnen, maar het wordt nooit een Spaanse plaat. De invloed is hoorbaar, maar heeft de sound niet drastisch veranderd. Is het dan het feit dat Sexsmith nu veel nummers van achter de piano brengt? Kan, al is dit ook niet nieuw. Heel stiekem zou het gewoon kunnen zijn dat het feit dat ik inmiddels ook weer twee jaar ouder ben de baan voor de immer melodieuze en rustgevende songs van Sexsmith nog vrijer heeft gemaakt. Toch houd ik het er maar op dat Sexsmith zelf in een dusdanig grote vorm stak bij het maken van Exit Strategy Of The Soul dat ik durf te stellen dat dit zijn beste plaat ooit is. Zo goed zelfs dat er dit jaar weinig mooiers gaat uitkomen binnen dit genre. En ja, ik kan wel zeggen dat dit een grote kandidaat is voor album van het jaar, maar daar zal Sexsmith niet bekender door worden. Hoeft ook niet, zo bewijst hij voor de tiende keer in elf jaar.
quote:COLIN MELOY - Sings Live! (Rough Trade)
Het was toch licht verrassend dat een relatief groot label als Capitol in 2006 besloot om indieband The Decemberists te tekenen. Het gaf goed de status weer die de groep rond zanger / songschrijver Colin Meloy op dat moment had. Na enkele prima ontvangen platen, waarvan Picaresque vele deuren opende, mocht de band serieus genomen gaan worden. Op zich niet vreemd, want de altijd wat theatrale popsongs van de band waren best geschikt voor meer oren dan die van de indieliefhebbers.
Meloy zelf is er ook niet onbekender van geworden, zo lijkt het. Want in navolging van bijvoorbeeld Jeff Tweedy (Wilco) trok hij met een soloprogramma door het land. Waar Tweedy's escapades gevangen werden op een DVD, daar werd van "het avondje Meloy" een CD gemaakt. Een album dat in veel doet denken aan dat van Tweedy.
Zo speelt Meloy een nummer of vijftien, eigenlijk vooral van zijn eigen band. Dat is natuurlijk logisch. Direct valt op hoe sterk de nummers zijn, nu ze in een uitgeklede versie op plaat staan. We Both Go Down Together, The Gymnast, High Above The Ground, Engine Driver, On The Bus Mall, Red Right Ankle of The Bachelor And The Bride, ze blijven moeiteloos overeind. Los van alle toegevoegde toeters en bellen van de albumversies blijkt hoe goed sommige songs opgebouwd zijn. Bovendien ontpoppen enkele tracks zich tot ultieme meezingers, zo blijkt bij beluistering van dit album. Here I Dreamt I Was An Architect wordt onthaald zoals de gemiddelde nummer één hit van een hitparade-artiest. Leuk om te horen dat er blijkbaar veel Decemberists-fans zijn.
Nadeel van een liveplaat is toch wel dat er vaak ook ruimte is voor de nodige lolligheid. Daar ontkomt ook Meloy niet aan. Volstrekt begrijpelijk, want het is voor de aanwezigen altijd leuk als een artiest de ruimte en de tijd neemt om af en toe een babbeltje te maken. Op plaat wil dit echter wel eens storen. Want alles is aanwezig. De schreeuwen uit de zaal, de lollige antwoorden, het oproepen van een kampvuursfeertje, een verhaal over de liedjeskeuze en zelfs een heuse bekentenis. Want Meloy vindt dat hij tussen al zijn topnummers ook het nummer moet spelen dat volgens hem zelf het minste is dat hij ooit heeft geschreven. Dracula's Daughter wordt zodoende meer een curiositeit dan een echte song. Aardig is wel weer om te horen hoe Meloy achter zijn eigen nummers soms stiekem kleine stukjes van songs van andere artiesten plakt. Zo horen we een stukje Smiths en een stukje Fleetwoord Mac.
Al met al overheerst het positieve. Meloy speelt goed, is goed bij stem, het publiek is enthousiast en het gespeelde materiaal is vrijwel altijd sterk. Het babbelen moet de luisteraar dan maar voor lief nemen. Fans van Decemberists die benieuwd zijn naar de bekende nummers in een ander jasje doen een goede aanschaf met Colin Meloy Sings Live!. Mensen die het werk van deze man en zijn band willen ontdekken ook, want dit album kan prima als een soort "Best Of" worden gezien. Een meer dan leuk tussendoortje richting een nieuwe plaat dus. Sluit aan bij het kampvuur en doe mee: "And o! My love! My love! We both go down together."
quote:THE FIERY FURNACES - Remember The Fiery Furnaces (Thrill Jockey Records)
De liveplaat is doorgaans in het leven geroepen om de mensen die hun favoriete artiest nog nooit live konden aanschouwen de gelegenheid te geven om te horen hoe dit klinkt. Of om de mensen die er wel waren de gebeurtenis te laten herbeleven. Of om simpelweg illegale bootlegs proberen tegen te gaan. Of om te laten horen wat de artiest puur natuur kan brengen, al dan niet in een Unplugged-sessie. Wat The Fiery Furnaces heeft doen besluiten een liveplaat uit te brengen? Geen idee, maar ze laten er - geheel in eigen stijl - maar direct geen gras over groeien.
Remember The Fiery Furnaces is een dubbelaar geworden, waarop 51 nummers uit het inmiddels vijf studioplaten en een EP tellende oeuvre van broer en zus Friedberger langs komen. Eigenlijk iets minder, want sommige nummers krijgen later ineens nog een leuke reprise, maar daar staat weer tegenover dat men niet schroomt om de klanken van een andere song in te zetten en die vervolgens dan weer niet als zodanig te spelen. Hoe dan ook, voldoende materiaal. Matthew en Eleanor knallen in totaal twee uur en een kwartier door op deze dubbelaar, die de luisteraar achterop de hoes waarschuwt: "Please do not attempt to listen to all at once."
Is die waarschuwing terecht? Waarschijnlijk wel. Wie dit bijzondere en energieke duo kent, weet namelijk dat een gewone plaat van Fiery Furnaces al een lastige zit kan zijn. Doorgaans schieten de van achter de keyboards van Matthew opgebouwde nummers alle kanten op, bij elkaar gehouden door pakkende refreintjes. Bruuske overgangen zijn echter orde van de dag, zelfs binnen een nummer zelf. Het is wat Fiery Furnaces in mijn ogen zo interessant maakt. Je weet eigenlijk nooit wat je kunt gaan verwachten in de boordevol gestopte nummers, waardoor je soms baalt van de onverwachte wendingen, maar net zo vaak bewonderend opveert op je stoel. Met daarbij de heldere stem van Eleanor als andere attractie. Hoe doen ze dat live dan? Wel, grotendeels net zo, zo blijkt na beluistering van deze dubbelaar. De special effects uit de studio zijn er niet altijd, de songs worden meestal compacter gespeeld, maar je weet nog altijd niet hoe het een minuut later zal zijn. En daarom is het misschien wel logisch dat je niet moet proberen om dit in één keer te beluisteren, want dan doemen wel erg veel indrukken op.
Kwalitatief is er weinig op aan te merken als je de studioplaten van de band kunt waarderen. In dat geval is het een leuke puzzel om alle 51 songs te herkennen. Zelf miste ik er, na controle op de site van broer en zus, uiteindelijk vier, waarvan twee reprises. De nadruk op de eerste CD ligt op het werk van Bitter Tea, dat op gegeven moment zo ongeveer integraal wordt nagespeeld, maar wel in verkorte vorm. Al mikken ze daar natuurlijk wel weer even Japanese Slippers van Widow City tussendoor. Die plaat komt er bekaaid vanaf, met slechts op het eind van CD 2 nog een paar nummers. De springerige nummers van Gallowsbird's Bark en de collagemuziek van Blueberry Boat krijgen op beide schijven de verdiende aandacht, ook EP wordt niet vergeten en het feit dat oma niet mee kan doen betekent niet dat Rehearsing My Choir overgeslagen wordt. Integendeel. Persoonlijke favorieten als Two Fat Feet, I'm Waiting To Know You, Chris Michaels, Tropical Ice-land en zelfs dede lastig uit te voeren nummers Chief Inspector Blancheflower en Seven Part-Silver Curses komen langs. Daar staat voor mij dan weer het gemis aan Bright Blue Tie, Up In The North en Police Sweater Blood Vow tegenover, maar zo zal iedere fan zijn aanmerkingen hebben.
Is dit nu een plaat om kennis te maken met Matthew en Eleanor? Ik betwijfel het, want het helpt wel als je de nummers kent. Dan kun je de genoemde overgangen waarderen en groeit de bewondering voor Eleanor, die de teksten toch maar allemaal lijkt te onthouden. Bepaald geen eitje, zo blijkt uit passages als "When they met at Joey Meyer's Red White and Blue Demon basketball seminar tutorial clinic day care camp for underprivileged kids and overstimulated brats". Ze zingt het alsof het de normaalste volzinnen uit dagelijkse conversaties zijn en dat alles in hoog tempo. Nummers van acht minuten met dergelijke teksten, ze draait er de hand niet voor om. Een aanrader, maar vooral voor de fans. En leuk tijdverdrijf in afwachting van hopelijk een nieuwe plaat.
quote:Johnny Horton - The Spectacular Johnny Horton (1960)
Het is september 1972. De in Hamburg wonende Engelsman Les Humphries scoort een grote Europese hit met “Mexico]”. De melodie van dit nummer heeft hij echter geleend van de countrysong “The Battle of New Orleans”, waarvan de tekst in 1936 is geschreven door een leraar uit Arkansas. Hij gebruikte het wijsje om zijn geschiedenislessen mee op te fleuren. Twee decennia later brengt de eveneens uit Arkansas afkomstige Jimmy Driftwood zijn debuutalbum “Newly Discovered Early American Folk Songs” uit. Daarop staat ook de eerst uitgebrachte versie van “The Battle of New Orleans”. Het nummer bevat echter te veel scheldwoorden als “hell” en “damn” om op de Amerikaanse radio gedraaid te worden. Driftwood werd daarom gevraagd om een kortere, gecensureerde versie te schrijven voor een live radio optreden. Rockabilly zanger Johnny Horton hoorde dit nummer op de radio en vroeg Driftwood of hij zijn eigen versie van het nummer mocht opnemen. Dit betekende het hoogtepunt van Horton’s korte doch imposante carrière.
“The Battle of New Orleans” was de tweede single van Horton’s debuutalbum “The Spectacular Johnny Horton”. Eerder bereikte “When It’s Springtime in Alaska (It’s Forty Below)” al de eerste plaats in de Amerikaanse countryhitlijst. Hiervoor bracht hij al enkele jaren singles uit waarvan enkele hoge posities behaalden in dezelfde hitlijst. Zoals onder andere Bill Haley is Johnny Horton een honky tonk/rockabilly zanger die zich toelegde op hetgeen wat destijds rock ’n roll zou worden. Een goed voorbeeld daarvan is het zelfgeschreven “The First Train Headin’ South”, een voortdenderende honky tonksong en “The Golden Rocket” een cover van Hank Snow. Daarnaast bevat het album ook een aantal mierzoete lovesongs. Zo doen “Whispering Pines” en “All For the Love of a Girl” het glazuur van je tanden springen. Deze bijna kneuterigheid heeft voor mij ook wel zijn charme. Zeker wanneer je deze nummers in het juiste tijdsbeeld plaatst.
De geremasterde cd-uitgave van dit album bevat drie bonustracks waaronder een opmerkelijk versie van “The Battle of New Orleans”, speciaal uitgebracht voor de Engelse markt. In deze versie zijn het de rebellen die vluchten voor de Britse troepen in plaats van vice versa!
Spotify
Ik zal eens wat gaan luisterenquote:Op maandag 9 mei 2005 14:05 schreef methodmich het volgende:
Ik denk dat Ranja hem zeker kan waarderen ja!
Een van de band Tompaulin.quote:Op zondag 10 februari 2013 17:54 schreef methodmich het volgende:
Over welk album ging dat toen in vredesnaam? Bijna 8 jaar geleden.
Maak er gelijk even een reeks van.quote:
quote:
Goeie reeks, hoe hier ooit twee delen van zijn volgepost is mij een raadsel.quote:
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |