quote:ED HARCOURT - The Beautiful Lie (EMI)
Ed Harcourt veroverde in 2001 mijn hart met het bijzonder fraaie album Here Be Monsters, vol van achter de piano gecomponeerde songs, die echter ook invloeden van Tom Waits en eels kenden. Nadat hij zijn klasse twee jaar later bevestigde met From Every Sphere, waarop hij her en der ook klonk als Elliott Smith, was zijn laatste plaat Strangers licht tegenvallend. Misschien was die plaat uit 2004 wel te snel gemaakt. Hoe dan ook, Ed nam wat langer de tijd en komt nu met zijn vierde volwaardig album - debuut EP Maplewood dus niet meegerekend -, getiteld The Beautiful Lie. Wat zal hij ons brengen?
Een heleboel, zo blijkt al vlug. Ed Harcourt lijkt voor The Beautiful Lie al zijn kwaliteiten gebundeld te hebben om daar een zeer gevarieerde plaat van te maken. Er zijn de ballads met de fraaie pianoklanken, er zijn fijne popliedjes rond een goofy drum en met meezingbare refreintjes en er zijn songs waarin Ed heerlijk over de top gaat. Dit alles wordt gecombineerd met steeds persoonlijkere teksten, waarin soms ook ruimte is voor bijtende observaties. In die zin lijkt hij soms de Randy Newman van deze eeuw. Zoals qua zang ook de naam van Jeff Buckley nergens echt ver weg is, al mist Ed die uithalen de hoogte in.
Zijn liedjes kennen stiltes op de juiste momenten en kunnen ook zeker wat lief overkomen. Het maakt van The Beautiful Lie een prima plaat voor een zondagmorgen of voor een donkere avond. Glas wijn erbij, naar buiten kijken en Eds songs op je laten inwerken. Zeker weten dat een door een trompet aangevulde pianoballad als afsluiter Good Friends Are Hard To Find dan de juiste song is. Tikje melancholisch, maar toch nergens zonder hoop. Dat geldt voor meer nummers op deze plaat.
Zoals de meeste songs ook tijd nodig hebben om te groeien. De meer uptempo songs waar de plaat mee opent, met name Visit From The Dead Dog met gastrol voor ex-Blur Graham Coxon, pakken je direct. Andere nummers hebben meer tijd nodig, zoals de bijzonder fraaie songs The Last Cigarette, Rain On The Pretty Ones en The Pristine Claw. De nummers waarin Ed naar een knallende climax toewerkt, hebben ook iets bijzonders. Met name het door een koortje ondersteunde Revolution In The Heart. Als Ed dan ook nog een soort van cabaretesk nummer speelt in de vorm van Scatterbraine doet zijn veelzijdigheid je nog meer zuchten van verwondering.
Een veelzijdig artiest dus, die niet lijkt te willen kiezen voor één richting en dus maar alles doet waar hij zin in heeft. Het is de kracht, maar ook de zwakte van de plaat. Want het vergt de nodige luisterbeurten voor je het geheel in The Beautiful Lie ontdekt. Tijd die misschien niet iedereen aan Ed wil gunnen. Toch maar doen. Goede vrienden zijn dan misschien moeilijk te vinden, zoals Ed zelf zingt, echt goede platen zijn dan eigenlijk net zo goed in het enorme aanbod van tegenwoordig. Ed Harcourt komt er verdraaid dicht in de buurt en dat is, in weerwil van de titel, géén leugen.
quote:SHEARWATER - Palo Santo (Fargo Records)
De band Okkervil River voerde met het album Down The River Of Golden Dreams in 2003 mijn jaarlijst aan. Op americana-leest geschroeide muziek vol emoties, die met name in de af en toe intense zang tot uiting kwamen. Dat soort bands zijn nodig in de muziekwereld, waarin gelikte producties soms de boventoon lijken te voeren. Van die mannen die misschien heus wel eens ergens een tikje uit de toon vallen qua zang, maar daar tenminste niet in de studio aan sleutelen.
De belangrijkste mannen in Okkervil River waren Will Sheff en Jonathan Meiburg. Blijkt dat die heren ook in Shearwater zitten. De rollen zijn hier wel omgedraaid. In Okkervil River is Sheff de belangrijkste man, die de meeste nummers schrijft en het grootste deel van de zang op zich neemt. In Shearwater doet Meiburg dit. Niet dat het erg veel uitmaakt.
Want na beluistering van Palo Santo is volledig duidelijk waarom deze twee heren elkaar ooit hebben gevonden als muzikale vrienden en partners. Ook bij Shearwater vechten de vol emotie gebrachte liederen over alle zware kanten van de liefde en het leven om een plek op de voorgrond met rustigere nummers met een americana of folksausje. Hoogstens is hier een verschil in de stem hoorbaar. Sheff klonk nog wel eens als een Will Oldham of Adam Duritz in dat soort nummers, Meiburg zingt wat hoger.
Het resultaat is een plaat met elf sterke songs, waarin mijn voorkeur niet bij de ballads ligt. Niets mis met mooie nummers als Sing, Little Birdie of Failed Queen, absoluut niet. Toch hoor ik liever de songs waarin Meiburg al zijn emoties soms letterlijk van zich af schreeuwt. De getormenteerde ziel, die de nummers met zijn intense voordracht direct in je maag doet stompen. Je moet ze wel horen, ontsnappen is zinloos.
En van zulke songs heeft hij er wel een paar op plaat gezet. Opener La Dame Et La Licorne bijvoorbeeld, die met een fantastische opbouw al direct laat horen wat Shearwater allemaal kan. Let op de pianoklanken die hier een belangrijke rol spelen. De wat "rockender" nummers Red Sea, Black Sea en Johnny Viola zijn ook zeer geslaagd en knipogen hier en daar wat naar pakweg de jaren zeventig. Het meest geraakt word ik echter door White Waves en met name Hail, Mary. Het zijn precies die nummers waarin Meiburg alles geeft en je daarmee grijpt. Want je voelt, dit is echt.
Het maakt van Palo Santo een opmerkelijke plaat, die nergens geforceerd aandoet en toch zijn doel bereikt. Waarmee Meiburg aantoont dat hij niets onder doet voor Will Sheff en waar de liefhebber van de wat alternatievere americana een hoop lol aan gaat beleven.
Dan zal ik spoedig Stuart A. Staples en Camera Obscura doen, heb je nog meer te lezen.quote:Op dinsdag 18 juli 2006 11:33 schreef Z het volgende:
Ja, 'vakantie-leesvoer'.
quote:STUART A. STAPLES - Leaving Songs (Beggars Banquet Records)
Afscheid nemen is zelden leuk. Zeker niet voor altijd. Laat staan van een geliefde. Zolang als er mensen bestaan, wordt er echter afscheid genomen. Vandaar dat dichters, schrijvers, filmmakers, schilders en muzikanten het thema regelmatig in hun werk laten opduiken. De mooiste kunst kan ontstaan uit de ellende die een afscheid met zich meebrengt. Denk aan de ultieme scheidingsplaten Blood On The Tracks van Bob Dylan en Heartbreaker van Ryan Adams. Helaas is het afscheid ook wel eens tenenkrommend bezongen. Volumia! had ooit een single getiteld Afscheid, waarin het ene na het andere cliché de revue passeerde.
Het is dus wel een gevaarlijk idee om afscheid als thema van je nieuwe plaat te nemen. Stuart A. Staples, bekend van Tindersticks, deed het echter toch. Tien nummers schreef hij, in totaal nog geen veertig minuten. Alles gaat over afscheid. Van oude vrienden, van geliefden, van een stad. Hij beschrijft de gevoelens die hierbij horen en moet het gevoel kennen, want Staples komt eerlijk over. Al dan niet autobiografisch, het is herkenbaar en geloofwaardig wat de man hier zingt.
Nu is het ook weer geen grote verrassing dat dit thema hem past als een warme jas. De stem van Staples is namelijk van nature vol van weemoed. Zijn zware bariton is uitermate geschikt om de sfeer van nachtelijk verdriet in rokerige kroegen vast te leggen. Om de diepe treurnis van mislukte relaties te vertellen. De leegheid van het zoeken naar een beetje verkeerde genegenheid op de foute plaatsen. Niets nieuws, met Tindersticks deed hij het ook al.
De platen met zijn band werden echter steeds wat minder en in die zin is Leaving Songs een mooie comeback. Sterker nog, sommige nummers zouden niet misstaan tussen het materiaal van misschien wel de beste Tindersticks-plaat, Curtains. Qua geluid ligt het ook wel in het verlengde van die plaat. Altijd is er ruimte voor de strijkers, die het geheel een weemoedig tintje geven. Perfect voor het thema.
Omdat Staples als geen ander begrijpt dat zijn zware stem zo heerlijk contrasteert met een heldere vrouwenstem, is hier aan dameszang ook geen gebrek. Het zij als achtergrondzang, door Gina Foster, het zij in duetvorm. De man die al eens memorabele duetten op plaat zette doet het deze keer met Maria McKee. Ze bestormen samen de hemel in This Road Is Long, met ongetwijfeld die ene hit van Maria nog in gedachten. Show Me Heaven ja, voor de popquizliefhebbers. Het hoogtepunt is echter het duet That Leaving Feeling met Lhasa de Sela. Deze zangeres maakte ooit de plaat The Living Road, wellicht één van de best bewaarde geheimen van de afgelopen muziekjaren, en zet met haar omfloerste zang de juiste sfeer neer. Zelfs Staples lijkt een beetje van de kaart.
Al met al dus een geslaagde poging om van dit aloude thema iets moois te maken. Zo goed als Dylan en Adams doet Staples het hier niet, maar zeker de fans van Tindersticks hebben hier een heel fijn plaatje aan. De liefhebber van rustige luisterpop van hoog niveau ook.
Nee, meestal knap ik daar wel erg op af. Ik vind de combi van vrouwenzang in combinatie met een zware mannenstem wel mooi (Leonard Cohen, Nick Cave). Het is gewoon puur een kwestie van smaak en ik kan er ook geen duidelijke reden voor geven, maar het raakt me gewoon niet. Of het nou hele zware muziek is of een poprockbandje, zodra een vrouw de kar trekt haak ik af.quote:Op zaterdag 5 augustus 2006 11:04 schreef methodmich het volgende:
Houd je niet zo van dameszang?
quote:CAMERA OBSCURA - Let's Get Out Of This Country (Elefant Records)
Op het vorige album Underachievers Please Try Harder toonde de Schotse band Camera Obscura aan prima naast landgenoten Belle & Sebastian te kunnen bestaan. Hoewel de muziek van de inmiddels zeskoppige formatie wel heel veel verwantschap kende met die van de groep van Stuart Murdoch, was de kwaliteit wel duidelijk hoorbaar. De verschillen ook. Die zaten vooral in de zang, aangezien bij Camera Obscura de vocalen grotendeels voor rekening van Tracyanne Campbell zijn. Dat is inderdaad een vrouw, wat al direct een verschil is met de doorgaans door mannenstemmen gebrachte muziek van Belle & Sebastian.
Op dit album drijft Camera Obscura ook stilistisch wat weg uit de vijver van Murdoch. Hoewel menig nummer nog altijd dat typische geluid heeft, waarvan je vermoedt dat de tijd ergens in de jaren zestig stil heeft gestaan en deze band nooit meer iets anders gehoord heeft. Camera Obscura volhardt in melodieuze pop die weemoedig en blij tegelijk kan klinken. Hier en daar is er een snufje Motown aan toegevoegd, zodat die zin over The Supremes op de vorige plaat niet helemaal uit de lucht gegrepen was.
Wat overeind blijft is dat heerlijke Schotse accent van Campbell, die de touwtjes nu volledig in handen lijkt te hebben. Mochten de heren in de band op Underachievers Please Try Harder nog af en toe een nummertje zingen, nu doet ze vrijwel alles alleen. Waarbij ze in haar teksten vooral uit haar eigen dagboeken lijkt te putten en niet, zoals Stuart Murdoch, vooral een observerende verhalenverteller is. Op de één of andere manier past zo'n dicht bij huis aanpak wel bij een band waar een vrouw de scepter zwaait. Overigens ontstijgt Tracyanne hier met achteloos gemak het Viva-gehalte dat de hitparadezangeresjes als Dido en Kelly Clarkson zo kenmerkt, maar dat mag geen verrassing heten.
Tussen de tien songs op Let's Get Out Of This Country staat vrijwel geen misser en bovendien maakt de geringe tijdsduur van de plaat dat het nergens saai wordt. Al is het maar omdat de opbouw ook dik in orde is, want mocht je na het treurig voortslepende Country Mile wat weggedroomd zijn, dan doet de Motown-stamper If Looks Could Kill je snel weer bij de les belanden. Op haar best is Campbell vooral in de songs die het dichtst bij het debuut liggen. Opener Lloyd, I'm Ready To Be Heartbroken bijvoorbeeld, maar ook in het melancholieke Tears For Affairs. Ook Come Back Margaret, Dory Previn en The False Contender verdienen de aandacht, maar het hoogtepunt is wat mij betreft het titelnummer. Daarin klinkt Camera Obscura als Belle & Sebastian pakweg tien jaar terug, in misschien wel de beste periode van die band.
Waarmee wel de vraag rijst waarom de vergelijking met die band nu wat moeilijker te maken is. Komt dat door Camera Obscura of komt het door de andere wegen die Belle & Sebastian op de laatste platen ingeslagen is? Hoe dan ook, Camera Obscura laat opnieuw horen dat er in Schotland genoeg interessants gebeurd op muzikaal gebied. En dat accent blijft geweldig.
http://reginaspektor.comquote:REGINA SPEKTOR - Begin To Hope (Sire Records)
Regina Spektor had op basis van haar schitterende album Soviet Kitsch, dat tot de beste werken van 2004 behoorde, al wereldberoemd moeten zijn. Maar tussen had moeten en daadwerkelijk gebeuren zit, zoals wel vaker bij dit soort kwaliteitsmuziek die net wat te eigenwijs en tegendraads is, nog een wereld van verschil. En dus is Begin To Hope vermoedelijk weer een plaat die zich straks gaat meten met alle toppers van 2006, maar de dame die hem aflevert niet in de schijnwerpers gaat zetten.
Waar loopt het dan fout voor deze roodharige rasartieste met Russische roots? In tegenstelling tot die andere lichting "rare meisjes" die de laatste jaren stuk voor stuk topplaten op ons afvuren is haar stem behoorlijk normaal. Dat niet iedereen de dames van CocoRosie trekt kan ik nog wel begrijpen. Dat de stem van Joanna Newsom grote groepen mensen afschrikt, ik snap het ook. De stem van Regina Spektor zit echter dichter bij pakweg een Fiona Apple in de buurt dan bij deze dames. Zou het dan toch dat licht dwarse zijn, dat soms in haar muziek doorklinkt? Die weigering om haar bij tijd en wijle toch zeer conventioneel opgebouwde nummers ook zo te houden en er tegen het einde toch nog net licht mee uit de bocht durft te vliegen? Of gewoon het feit dat ze er niet voor kiest om tien pianoballads op plaat te zetten, maar ook niet terugschrikt voor een paar nummers die, in tegenstelling tot On The Radio, niet op de radio te draaien zijn? Het zal wel zoiets zijn.
Heb daar maling aan, zoals iedereen die haar vorige album Soviet Kitsch terecht in de armen sloot. Want deze dame, die ooit bij een soundcheck de tot op het bot verveelde Julian Casablancas van The Strokes een ware emotie - namelijk begeestering - wist te ontlokken, barst van het talent. Het talent tot het schrijven van liedjes die zich in je hoofd nestelen en best poppy te noemen zijn, getuige Fidelity, Better en het eerder gememoreerde On The Radio. Maar ook de klasse om bloedmooie songs te schrijven, begeleid door gloedvol pianospel. Op deze plaat zijn Samson, Field Below en Lady haar geloofsbrieven op dit gebied. Maar ook het talent om bijzondere songs te schrijven, waarin daadwerkelijk iets gebeurt en die uitnodigen tot vaker luisteren. Hotel Song bijvoorbeeld, maar ook Après Moi, waarin Regina zelfs een paar Russische regels zingt. Het jachtige That Time is ook zo'n song, die ronduit rockt. Om maar te zwijgen van 20 Years Of Snow, dat per luisterbeurt meer prijs geeft. Nee, het mag duidelijk zijn na het horen van slotsong Summer In The City: dit is wederom een prima plaat!
Naast een begenadigd componiste, muzikante en zangeres is Regina Spektor ook een sterk schrijfster. Haar teksten zijn opmerkelijk, intelligent en humoristisch. Ze weet je op die manier maximaal te boeien. Dat doet ze nog grotendeels in haar eentje ook. Want Nick Valensi, ook al zo'n verveeld Strokes-bandlid, mag dan ergens een partijtje meespelen op zijn gitaar, Regina heeft de aanwezigheid van grote namen niet nodig. De tijd is rijp om dit enorme talent nu eindelijk massaal te omarmen. Al is het maar omdat bij een volgende recensie dan meer mensen weten wie Regina Spektor nu eigenlijk is!
quote:GOLDEN SMOG - Another Fine Day (Lost Highway)
Golden Smog begon ooit als een hobbybandje, waarin diverse grootheden uit de Amerikaanse indie- en Americanascene voor de lol lekker speelden. Ellenlange jamsessies, covers van bekende bands, lekker ongedwongen. Onder die sfeer van niets moet en alles mag werd al eens een plaat gemaakt. Nu is er opnieuw één en die verdient best wel wat aandacht.
Wie zitten er dan zoal in Golden Smog? De meest in het oog springende namen zijn die van Gary Louris en Jeff Tweedy. Louris kennen we als de magistrale helft van het songschrijverduo van The Jayhawks. Die andere helft is Mark Olson en hoewel de meningen hierover verdeeld zijn, is het toch zo dat fans van The Jayhawks vooral de platen waarop de beide heren een rol speelden omarmen. Olson stapte uit de band, waarna Louris zich ontwikkelde tot hofcomponist. Hij heeft een goed gevoel voor melodie en laat zich ook wel eens beïnvloeden door The Beatles. Dat is ook Jeff Tweedy niet vreemd. Hij is vooral bekend als de grote man achter superband Wilco.
Het is niet vreemd dat juist de songs waarop deze twee blikvangers de krachten bundelen het best klinken. Het rustige en ontroerende Long Time Ago bijvoorbeeld is een nummer om van te houden, terwijl het knap opgebouwde Listen Joe niet had misstaan op een Wilco-plaat als Summerteeth. Solo tekent Louris voor het schitterende Gone, dat zonder twijfel één van zijn beste songs ooit is.
Maar er is meer. Ook de andere leden - hoewel je daar niet echt van kunt spreken - laten zich horen. Met name Kraig Jarret Johnson heeft zijn steentje bijgedragen aan menig nummer en neemt regelmatig de leadvocals op zich. Met name in de onstuimerige songs, zoals de lekker rockende opener You Make It Easy is dat een goede keuze. Ook Daniel Murphy, drumster Lindat Pitmon, Jayhawks-bandlid Marc Perlman en percussionist Ed Ackerson zijn op diverse songs te horen.
Het geheel klinkt nog steeds als een hobbyband, met alle voor- en nadelen die daaraan gekoppeld zijn. Het spelplezier spat van de nummers af, de ongedwongen sfeer inspireert de artiesten soms tot mooie dingen, maar nodigt ook uit tot wat al te ver doorgedreven vakmanschap. Vakmanschap waar de meeste luisteraars niet op zitten te wachten. Sommige nummers ontstijgen namelijk het niveau van een vrolijke jamsessie niet en dat is jammer. Het maakt het luisteren naar Another Fine Day een wisselende ervaring. Op de beste momenten, waartoe naast de genoemde songs ook de bevlogen Dave Davies-cover Strangers en het intieme Never Felt Before horen, is het genieten met Golden Smog. Op andere momenten is het minder interessant. Zo lijkt Frying Pan Eyes zelfs een beetje een opmaat richting een nummer dat Louris schreef voor de laatste plaat van The Jayhawks, al valt dat datumtechnisch nergens uit op te maken. Al met al een sympathieke plaat, die liefhebbers van met name Louris en Tweedy zich zonder zorgen kunnen aanschaffen.
quote:FIONN REGAN - The End Of History (Bella Union)
Soms heb je ineens van die muzikale ontdekkingen die je niet verwacht. Heuse verrassingen, die volledig uit het niets lijken op te duiken en je vervolgens voor zich winnen. Fionn Regan is er zo één. Deze Ierse singer / songwriter is een veroveraar van het langzame soort, die je niet overrompelt met cadeaus en aandacht, maar langzaam je interesse wekt. Net zolang tot je het punt bereikt hebt waarop je niet meer zonder hem kan en je jezelf afvraagt waarom je dat eigenlijk niet direct hebt gezien. Of gehoord, in dit geval.
Fionn Regan kan qua sound moeiteloos in de rij introverte singer / songwriters worden geplaatst. Denk aan Damien Rice, denk aan Stephen Fretwell, denk aan Nick Drake. Van die mannen die vooral goed gedijen met een gitaar om de nek en die rustig hun fraaie liedjes zingen. Liedjes over de grote dingen van het leven en dan dus vooral de liefde. Intieme en lieve liedjes, al durft Regan af en toe ook feller uit de hoek te komen. En dat werkt natuurlijk, want een rustige persoonlijkheid die ineens erg nadrukkelijk aanwezig is, is verzekerd van aandacht. Hij doet het zowel qua zang als qua muziek, als hij sommige nummers ineens een verraderlijke dynamiek meegeeft. Of juist ineens wat verstilt en zijn stem naar de voorgrond tilt, zoals in de laatste tonen van het fraaie Hey Rabbit.
Regan toont zich ook een waardig schrijver. Zijn teksten hebben iets aparts, al dan niet doordat ze soms behoorlijk cryptisch zijn. Desondanks is het nergens zweverig of pretentieus. Fionn Regan lijkt gewoon een romanticus met een grote woordenschat te zijn, die zonder problemen kan beschikken over mooie metaforen. Er wordt dan ook van alles opgevoerd. Meisjes die schelpen verzamelen, alfabetisch drinken, vrouwen die je als een hoed draagt omdat hoeden huizen zijn voor mensen die alleen wonen en voor spookje spelen in verlaten straten. Geloof me, je leeft je na een paar keer volledig in en begrijpt wat de man bedoelt.
Zoals de songs van Fionn Regan zich steeds meer in je hoofd nestelen. Op het eerste gehoor lijken het mooie liedjes, maar misschien nog niet meer dan dat. Pas later gaan ze hun geheimen prijsgeven. Je wordt vriendjes met ze en kan ze op een bepaald moment niet meer missen. Je deelt het weemoedige gevoel dat sommige songs uit al hun poriën ademen. Je merkt dat er hier een bijzonder talent aan het werk is. Iemand die wellicht alleen nog maar beter kan worden, maar nu al een zeer hoog niveau bereikt. The End Of History is een plaat die me per draaibeurt dierbaarder is geworden en dat maak je niet altijd mee. Volslagen onverwacht en juist daarom zo leuk. En hoewel er vrouwen zijn die elders beweren, bij geduldige veroveraars ga je uiteindelijk toch voor de bijl. En zijn wij muziekliefhebbers niet net zo?
Zekers.. was mijn 2e concert ooit... in de Zalenschaaf te Leeuwarden. Hooguit 200 man daar. Zo'n beetje ten tijde van Hollywood townhall...quote:Op donderdag 5 oktober 2006 18:45 schreef methodmich het volgende:
Jij bent ook Jayhawks-fan toch?
quote:HOWLING BELLS - Self Titled (Liberation Music)
Bands waarin familieleden spelen hebben op voorhand altijd wel iets interessants. Zeker als ze elkaar ook nog wel eens de tent uit willen vechten, zoals bijvoorbeeld bij Oasis. Dat lijkt bij het Australische collectief Howling Bells niet aan de orde. Broer Joel en zus Juanita Stein zullen in hun jeugd heus wel eens ruzie gemaakt hebben, het heeft hun band blijkbaar niet al te zeer aangetast. Zij zijn namelijk de dragende krachten in deze band. Juanita als zangeres, Joel als gitarist. Samen met bassist Brendan Picchio en drummer Glenn Moule debuteren ze met een titelloos debuut, waarop een dozijn knappe liedjes om aandacht van de luisteraar vechten.
De sound van de band is afwisselend genoeg om je te boeien. Rustige liedjes met goed opgebouwde spanningsbogen wisselen af met wat onstuimerig rockwerk. Het meeste werk valt echter te typeren als midtempo. Daarin zorgen ze dan af en toe voor betoverend melancholische passages, maar evengoed wringt de schoen her en der wel eens wat. Dan zit de band een beetje vast in de eigen zoektocht naar een vaste structuur. Regelmatig lijken ze nog op zoek naar hun eigen smoel, met hun mengeling van pop, folk en blues. Het is dan ook niet zo vreemd dat een naam als Nick Cave & The Bad Seeds, maar evengoed My Bloody Valentine of Throwing Muses om de hoek komt zetten.
Wie duidelijk niet meer op zoek hoeft naar een eigen smoel is Juanita. De zangeres klinkt als een kruising tussen Kate Bush en vooral PJ Harvey en is de meest prominente factor in de muziek van Howling Bells. Ze kan veel met haar stem en laat dat ook horen. Op sommige nummers doet ze me ook denken aan Karen O. van The Yeah Yeah Yeahs op het laatste album van die band. Daar zouden diverse songs van Howling Bells ook best op gekund hebben. Een song als Low Happening bijvoorbeeld, waarin Juanita zich lekker mag uitleven. Andere goede instappers voor deze band zijn het rustige Velvet Girl, het vriendelijke Setting Sun, opener The Bell Hit of het heerlijke Broken Bones, wat mij betreft misschien wel het hoogtepunt van de plaat.
Als Howling Bells afsluit met het door vader Peter Stein - jawel, het is een fijne familie - geschreven I'm Not Afraid, dat best wel een song van Nick Cave had kunnen zijn, dringt dan ook het besef door dat we hier te maken hebben met een veelbelovende band. Een band die er nog lang niet is en die her en der dus nog zoekt naar de juiste sound, maar die desondanks in die zoektocht al weet te boeien. Australië heeft al weer een band om trots op te zijn.
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |