abonnement Unibet Coolblue
pi_154249868
quote:
0s.gif Op zaterdag 11 juli 2015 14:33 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
f(x) = cos(x)/(sin2(x) + 1)

Hoe kan ik F(x) bepalen? Ik weet wel dat als f(x) = 1/(x2+1), F(x) = arctan(x) + C ; maar wat doe ik met cos(x) in de teller?
Substitutieregel gebruiken met u = sin(x) zodat du/dx = cos(x) en dus du = cos(x)dx. Dat kan ook impliciet met d(sin(x)) = cos(x)dx zodat je direct krijgt

\int \frac{\cos\,x}{1\,+\,\sin^2x}\mathrm{d}x\,=\,\int \frac{\mathrm{d}(\sin\,x)}{1\,+\,\sin^2x}\,=\,\arctan(\sin\,x)\,+\,C

Het wordt juist een stuk lastiger als de teller van de integrand geen factor cos(x) zou hebben gehad. Probeer

\int \frac{\mathrm{d}x}{1\,+\,sin^2x}

maar eens te bepalen.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 11-07-2015 23:00:37 ]
pi_154264865
quote:
0s.gif Op zaterdag 11 juli 2015 17:03 schreef Riparius het volgende:

[..]

Substitutieregel gebruiken met u = sin(x) zodat du/dx = cos(x) en dus du = cos(x)dx. Dat kan ook impliciet met d(sin(x)) = cos(x)dx zodat je direct krijgt

\int \frac{\cos\,x}{1\,+\,\sin^2x}\mathrm{d}x\,=\,\int \frac{\mathrm{d}(\sin\,x)}{1\,+\,\sin^2x}\,=\,\arctan(\sin\,x)\,+\,C

Het wordt juist een stuk lastiger als de teller van de integrand geen factor cos(x) zou hebben gehad. Probeer

\int \frac{\mathrm{d}x}{1\,+\,sin^2x}

maar eens te bepalen.
Ik had niet helemaal door dat de u/du-substitutie gebruikt moest worden in dit geval :@. Hoe dan ook, bedankt.

Klopt het qua notatie als in de volgende oplossing:

∫6x2/(3x3+6) dx

u = 3x3 + 6, dus du= 9x2dx

∫6x2/(3x3+6) dx= ∫2/3u du = d(2/3 * ln(u/3)) = d(2/3 * ln(x3+2)) = ln(x3+2) + C

Het gaat hier om het dikgedrukt deel. Ik benoem u en du, maar mag ik dat zomaar achter een "="-teken plaatsen?
pi_154268989
quote:
0s.gif Op zondag 12 juli 2015 11:04 schreef GeorgeArArMartin het volgende:

[..]

Ik had niet helemaal door dat de u/du-substitutie gebruikt moest worden in dit geval :@. Hoe dan ook, bedankt.

Klopt het qua notatie als in de volgende oplossing:

∫6x2/(3x3+6) dx

u = 3x3 + 6, dus du= 9x2dx

∫6x2/(3x3+6) dx= ∫2/3u du = d(2/3 * ln(u/3)) = d(2/3 * ln(x3+2)) = ln(x3+2) + C

Het gaat hier om het dikgedrukt deel. Ik benoem u en du, maar mag ik dat zomaar achter een "="-teken plaatsen?
Je notatie is niet helemaal correct, want je laat in de derde en vierde stap ten onrechte het integraalteken weg. Maar het dikgedrukte deel is wel in orde. Het doet inderdaad wat vreemd aan dat je bij onbepaalde integralen die immers zijn op te vatten als een notatie voor de verzameling van alle primitieven van een gegeven functie overgaat op een andere variabele maar dit is wel de gebruikelijke manier van opschrijven. We substitueren hier

u\,=\,3x^3\,+\,6

en dan is

\frac{\mathrm{d}u}{\mathrm{d}x}\,=\,9x^2

en dus

\mathrm{d}u\,=\,9x^2\mathrm{d}x

en daarmee ook

\frac{2}{3}\mathrm{d}u\,=\,6x^2\mathrm{d}x

en dus

\int \frac{6x^2}{3x^3\,+\,6}\mathrm{d}x\,=\,\int \frac{2\mathrm{d}u}{3u}\,=\,\frac{2}{3}\cdot\int \frac{\mathrm{d}u}{u}\,=\,\frac{2}{3}\cdot\ln u\,+\, C \,=\,\frac{2}{3}\cdot\ln(3x^3\,+\,6)\,+\,C

Als je met bepaalde (definiete) integralen werkt, dan moet je bedenken dat bij een substitutie ook de grenzen van het interval waarover je integreert in de nieuwe variabele worden uitgedrukt en die grenzen dus over het algemeen zullen veranderen. Dit probleem heb je niet als je een impliciete substitutie uitvoert.

Substitutie van

u\,=\,3x^3\,+\,6

in

\frac{2}{3}\mathrm{d}u\,=\,6x^2\mathrm{d}x

geeft

\frac{2}{3}\mathrm{d}(3x^3\,+\,6)\,=\,6x^2\mathrm{d}x

zodat we dus ook kunnen schrijven

\int \frac{6x^2}{3x^3\,+\,6}\mathrm{d}x\,=\,\int \frac{2\mathrm{d}(3x^3\,+\,6)}{3(3x^3\,+\,6)}\,=\,\frac{2}{3}\cdot\int \frac{\mathrm{d}(3x^3\,+\,6)}{(3x^3\,+\,6)}\,=\,\frac{2}{3}\cdot\ln (3x^3\,+\,6)\,+\, C

Zie ook mijn uitleg hier over het gebruik van de substitutieregel en impliciete substituties bij onbepaalde en bij bepaalde integralen.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 12-07-2015 15:03:15 ]
pi_154274930
Ik dacht dat de d voor de formule het integraalteken verving. Is de uitkomst trouwens niet 2ln(u/3)/3 ? Volgens WolframAlpha wel: http://www.wolframalpha.com/input/?i=6x%5E2%2F%283x%5E3+%2B+6%29
pi_154275794
quote:
0s.gif Op zondag 12 juli 2015 18:00 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
Ik dacht dat de d voor de formule het integraalteken verving.
Nee, de d en de ∫ zijn juist operatoren die - afgezien van de integratieconstante - elkaars inverse zijn. Deze notaties zijn ingevoerd door Leibniz en stonden oorspronkelijk voor resp. differentia en summa. Zie ook hier en hier. In het algemeen heb je

\frac{\mathrm{d}(f(x))}{\mathrm{d}x}\,=\,f'(x)

en dus omgekeerd ook

\int f'(x)\mathrm{d}x\,=\,f(x)\,+\,C

waarvoor we ook kunnen schrijven

\int \frac{\mathrm{d}(f(x))}{\mathrm{d}x}\mathrm{d}x\,=\,f(x)\,+\,C

oftewel

\int \mathrm{d}(f(x))\,=\,f(x)\,+\,C

aangezien

\mathrm{d}(f(x))\,=\,f'(x)\mathrm{d}x
quote:
Is de uitkomst trouwens niet 2ln(u/3)/3 ? Volgens WolframAlpha wel: http://www.wolframalpha.com/input/?i=6x%5E2%2F%283x%5E3+%2B+6%29
Aangezien

3x^3\,+\,6 = 3(x^3\,+\,2)

heb je ook

\ln(3x^3\,+\,6)\,=\,\ln 3\,+\,\ln(x^3\,+\,2)

zodat

\frac{2}{3}\cdot\ln(3x^3\,+\,6)\,+\,C

en

\frac{2}{3}\cdot\ln(x^3\,+\,2)\,+\,C

slechts een constante van elkaar verschillen, namelijk ⅔·ln 3. De uitkomst die WolframAlpha geeft is dus equivalent met de uitkomst die ik hierboven geef. Ken je die grap over de twee professoren en de blonde serveerster?

[ Bericht 2% gewijzigd door Riparius op 12-07-2015 18:40:18 ]
pi_154276355
Bedankt voor de uitleg. Ik vond de notatie altijd nogal verwarrend in tekstboeken. De exacte definitie van de notaties heb ik hiervoor niet voorbij zien komen op school.

De grap over de constante van integratie? Die heb ik al eens van m'n wiskundedocent gehoord.
pi_154301826
Zou iemand mij kunnen helpen met het integreren van bepaalde sinusoïden? Ik heb een f(x) bedacht die niet in het boek staat, maar die ik (denk ik) wel moet kunnen primitiveren. Moet een 5 vwo'er (dit hoofdstuk komt uit het boek van 5 vwo) in staat zijn om deze functie te kunnen primitiveren? Over deze functie heb ik het:



Deze functievoorschrift staat in het boek, maar ik weet niet hoe ik dit moet primitiveren (vraag f):



Deze 2 functievoorschriften heb ik moeten primitiveren (komt uit het boek), maar ik weet niet of ik het goed heb gedaan. Kan iemand bevestigen dat ik dit op de juiste manier doe en zo niet, zou iemand mij kunnen verbeteren?:




Ik zie trouwens dat ik steeds de constante ben vergeten op te schrijven (+C achter iedere F(x)), maar goed, dat moet er natuurlijk ook steeds achter staan.
pi_154302447
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 16:14 schreef BrokenBoy het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het integreren van bepaalde sinusoïden?
Het kunnen primitiveren van de functie f(x) = x·sin2(x) hoort niet tot de stof van wiskunde B. Je zou hiervoor de identiteit sin2(x) = ½ − ½·cos(2x) kunnen gebruiken om de integrand te schrijven als x − x·cos(2x) en vervolgens partiële integratie kunnen toepassen, maar dat laatste hoort dus niet tot de examenstof.

Bij het primitiveren van h(x) = x·sin(x2) ben je een minteken vergeten. Begrijp je waarom? Inderdaad is L(x) = ⅓·sin(x3) een primitieve van ℓ(x) = x2·cos(x3). Het primitiveren van m(x) = 2·sin(x)·cos(x) gaat vrij eenvoudig als je herkent dat 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x).

[ Bericht 8% gewijzigd door Tochjo op 13-07-2015 16:41:32 ]
pi_154303325
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 16:14 schreef BrokenBoy het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het integreren van bepaalde sinusoïden? Ik heb een f(x) bedacht die niet in het boek staat, maar die ik (denk ik) wel moet kunnen primitiveren. Moet een 5 vwo'er (dit hoofdstuk komt uit het boek van 5 vwo) in staat zijn om deze functie te kunnen primitiveren? Over deze functie heb ik het:

[ afbeelding ]
Ik vind in ieder geval dat je in staat moet zijn deze functie te primitiveren, en dat dit ook van een 5VWO leerling verwacht mag worden.

De clou bij goniometrische functies is dat je kunt beschikken over een heel arsenaal aan goniometrische identiteiten die van pas komen om dergelijke functies in een vorm te brengen waarin ze eenvoudig zijn te primitiveren. Het kwadraat van een sinus of een cosinus kun je herschrijven met behulp van de cosinus van de dubbele hoek en dat is wat je hier moet doen.

Je hebt voor de cosinus van de dubbele hoek de volgende drie identiteiten (er zijn er meer, maar deze drie moet je echt kennen):

(1) cos 2α = cos2α − sin2α
(2) cos 2α = 2·cos2α − 1
(3) cos 2α = 1 − 2·sin2α

De tweede en de derde van deze identiteiten kun je overigens gemakkelijk uit de eerste afleiden met behulp van de identiteit

(4) cos2α + sin2α = 1

Hieruit volgt immers sin2α = 1 − cos2α en cos2α = 1 − sin2α, en door dit te substitueren in (1) krijg je resp. (2) en (3).

Welnu, uit (3) volgt

(5) sin2α = ½(1 − cos 2α)

en dus heb je

(6) f(x) = ½ − ½·cos 2x

en de primitieven hiervan zijn uiteraard

(7) F(x) = ½x − ¼·sin 2x + C

Zie je?
quote:
Deze Dit functievoorschrift staat in het boek, maar ik weet niet hoe ik dit moet primitiveren (vraag f):

[ afbeelding ]
Als je even denkt aan de identiteit voor de sinus van de dubbele hoek

(8) sin 2α = 2·sinα·cos α

dan zie je direct dat we hebben

(9) m(x) = sin 2x

en de primitieven hiervan zijn dus

(10) M(x) = −½·cos 2x + C
quote:
Deze 2 functievoorschriften heb ik moeten primitiveren (komt uit het boek), maar ik weet niet of ik het goed heb gedaan. Kan iemand bevestigen dat ik dit op de juiste manier doe en zo niet, zou iemand mij kunnen verbeteren?:
De methode die je hier toepast is fout, want uit je uitwerking maak ik op dat je denkt dat je een primitieve van een product van twee functies kunt verkrijgen door het product te nemen van primitieven van elk van beide functies, maar dat is niet zo. Je kunt gemakkelijk inzien dat dit niet zo werkt: als F en G primitieven zijn van twee functies f en g, dan is de afgeleide van het product FG gelijk aan F'G + FG' = fG + Fg en dus niet fg. Verder lijkt het alsof je denkt dat (1/x2)·cos(x2) een primitieve is van sin(x2) maar ook dat klopt niet. Ga dit zelf maar na door je uitdrukking te differentiëren.

Om dit soort functies op de juiste manier te primitiveren moet je gebruik maken van de substitutieregel uit de integraalrekening voor onbepaalde integralen. Als je even terugscrolt in dit topic dan vind je een paar posts van mij die precies over dit onderwerp gaan. Bestudeer deze posts eerst en probeer dan de opgaven correct op te lossen.
quote:
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]

Ik zie trouwens dat ik steeds de constante ben vergeten op te schrijven (+C achter iedere F(x)), maar goed, dat moet er natuurlijk ook steeds achter staan.
Edit: ik zie nu dat je in je eerste foto de functie f(x) = x·sin2x hebt, en niet f(x) = sin2x zoals ik hierboven aanneem. Helaas zijn foto's hier niet eenvoudig te zien als ik een bericht beantwoord, vandaar de vergissing. Zoals Tochjo opmerkt moet je hier inderdaad partiële integratie gebruiken.

[ Bericht 2% gewijzigd door Riparius op 13-07-2015 17:13:58 ]
pi_154303427
Bedankt voor je reactie, Tochjo :)!

quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 16:32 schreef Tochjo het volgende:

[..]

Het kunnen primitiveren van de functie f(x) = x·sin2(x) hoort niet tot de stof van wiskunde B. Je zou hiervoor de identiteit sin2(x) = ½ − ½·cos(2x) kunnen gebruiken om de integrand te schrijven als x − x·cos(2x) en vervolgens partiële integratie kunnen toepassen, maar dat laatste hoort dus niet tot de examenstof.
Gelukkig hoort dit niet tot de examenstof van vwo Wiskunde B.

quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 16:32 schreef Tochjo het volgende:

[..]

Bij het primitiveren van h(x) = x·sin(x2) ben je een minteken vergeten. Begrijp je waarom? Inderdaad is L(x) = ⅓·sin(x3) een primitieve van ℓ(x) = x2·cos(x3). Het primitiveren van m(x) = 2·sin(x)·cos(x) gaat vrij eenvoudig als je herkent dat 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x).
Ik zie nu inderdaad dat ik de minteken ben vergeten. Dit was slordig van mij, omdat ik weet dat je een minteken moet zetten als je een sinusfunctie primitiveert. Dat van m(x) begrijp ik niet, waarom is 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x)?
pi_154303781
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 17:01 schreef BrokenBoy het volgende:
Bedankt voor je reactie, Tochjo :)!

[..]

Gelukkig hoort dit niet tot de examenstof van vwo Wiskunde B.
Vroeger wel hoor. En in Vlaanderen leert men dit gewoon op school, dus waarom hier niet?
quote:
[..]
Dat van m(x) begrijp ik niet, waarom is 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x)?
Lees mijn post hierboven. Je hebt toch hopelijk wel eens van goniometrische identiteiten gehoord?
pi_154305000
Ik kom bij de volgende vraag uit op 0,51, klopt dit? Kan iemand dit bevestigen of ontkennen?



Ten slotte:

Weet iemand hoe ik vraag 19 kan berekenen?



[ Bericht 31% gewijzigd door GeschiktX op 13-07-2015 18:14:15 ]
pi_154306278
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 17:58 schreef GeschiktX het volgende:
Ik kom bij de volgende vraag uit op 0,51, klopt dit? Kan iemand dit bevestigen of ontkennen?

[ afbeelding ]

Ten slotte:

Weet iemand hoe ik vraag 19 kan berekenen?

[ afbeelding ]
Het antwoord is niet boeiend. De weg naar het antwoord wel.
Wat heb je bij beide al berekend?
I asked God for a bike, but I know God doesn't work that way.
So I stole a bike and asked for forgiveness.
pi_154307125
quote:
1s.gif Op maandag 13 juli 2015 18:46 schreef -J-D- het volgende:

[..]

Het antwoord is niet boeiend. De weg naar het antwoord wel.
Wat heb je bij beide al berekend?
Bij vraag 19 heb ik niks berekend, omdat ik het niet snap. Ik weet wel dat om de correlatiecoefficient te berekenen (r) de formule als volgt luidt:

b1 = r * sy/sx , waarbij b1 de richtingscoëfficient is van de regressieformule, sy de standaarddeviatie van y is en sx de standaarddeviatie is van x.

In dit geval is de formule voor r --> r = (sy/sx) / b1


Vraag 16:


A = slagen voor de test, B= succesvol


P(B) = 0,60 , P(Bc) = 0,40 --> c = complement

P(A|B) = 0,85 , P(Ac | B ) = 0,15
P(Ac | Bc) = 0,90
P(A | Bc) = 0,10

P(A and B ) = 0,85 * 0,60 = 0,51
pi_154307207
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 17:11 schreef Riparius het volgende:

[..]

Vroeger wel hoor. En in Vlaanderen leert men dit gewoon op school, dus waarom hier niet?

[..]

Lees mijn post hierboven. Je hebt toch hopelijk wel eens van goniometrische identiteiten gehoord?
Ik had hierna (en nu) niet genoeg tijd om je post goed door te nemen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide reactie, ik ga er vanavond goed naar kijken.

Ik heb nooit van goniometrische identiteiten gehoord (ik doe wis B er zelf naast, dus heb geen les met klasgenoten gehad). Misschien weet ik wel wat het is a.d.h.v voorbeelden, maar nu zegt het begrip mij niks.
pi_154308383
quote:
1s.gif Op maandag 13 juli 2015 19:11 schreef BrokenBoy het volgende:

[..]

Ik had hierna (en nu) niet genoeg tijd om je post goed door te nemen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide reactie, ik ga er vanavond goed naar kijken.

Ik heb nooit van goniometrische identiteiten gehoord (ik doe wis B er zelf naast, dus heb geen les met klasgenoten gehad). Misschien weet ik wel wat het is a.d.h.v voorbeelden, maar nu zegt het begrip mij niks.
Kijk even hier. Je kunt ook mijn overzichtje downloaden maar dat gaat wel verder dan de stof van de middelbare school.
pi_154311016
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 19:09 schreef GeschiktX het volgende:

[..]

Vraag 16:

A = slagen voor de test, B= succesvol

P(B) = 0,60 , P(Bc) = 0,40 --> c = complement

P(A|B) = 0,85 , P(Ac | B ) = 0,15
P(Ac | Bc) = 0,90
P(A | Bc) = 0,10

P(A and B ) = 0,85 * 0,60 = 0,51
In orde.
Met de andere vraag kan ik je niet helpen, bemerk ik.
I asked God for a bike, but I know God doesn't work that way.
So I stole a bike and asked for forgiveness.
pi_154325777
quote:
0s.gif Op maandag 13 juli 2015 17:58 schreef GeschiktX het volgende:
Ik kom bij de volgende vraag uit op 0,51, klopt dit? Kan iemand dit bevestigen of ontkennen?

[ afbeelding ]

Ten slotte:

Weet iemand hoe ik vraag 19 kan berekenen?

[ afbeelding ]
"Kleinste kwadraten" wil zeggen dat in y^ = ax + b, a en b zo zijn gekozen dat
f(a,b) = \sum (y_i - (ax_i + b))^2
minimaal is. Maar dat betekent dat de afgeleiden naar a en b van f gelijk aan 0 moeten zijn. Werk dit uit, ook voor de andere regressielijn, en je krijgt alle formules die je nodig hebt.
pi_154352198
Beste fokkers, ik weet niet helemaal of het in dit topic hoort of in werk geldzaken en recht, maar ik denk dat jullie er meer verstand van weten.

Als ik een lening opstel van 15.000 eur voor over 60 maanden en ik betaal 18.000 terug in totaal, hoeveel procent rente is dat per maand? of wat is hier de rekensom van?
Ik snap namelijk niet echt hoe ik dit uit moet gaan rekenen.

Alvast bedankt :)
Just me
pi_154352285
quote:
0s.gif Op woensdag 15 juli 2015 09:22 schreef Drumkitje het volgende:
Als ik een lening opstel van 15.000 eur voor over 60 maanden en ik betaal 18.000 terug in totaal, hoeveel procent rente is dat per maand? of wat is hier de rekensom van?
Over een periode van vijf jaar wordt (18000 − 15000) : 15000 x 100% = 20% rente gerekend. Daarbij hoort een groeifactor van 1,2. De groeifactor per maand is 1,21/60 ≈ 1,0030, dus ongeveer 0,30% rente per maand.
pi_154441825
Kan iemand mij op m'n fout wijzen in het onderstaande?

Ik zoek de primitieve van f(x)

f(x) = 6x-4/(x2+8x+24)

Dan neem ik u=x2+8x+24, zodat we du = (2x+8) dx hebben en dan herschrijf ik f(x) zodat we du erin terugvinden:

f(x) = 6x+8-12/(x2+8x+24)

f(x) = 6x+8/(x2+8x+24) - 12/(x2+8x+24)

6x+8/(x2+8x+24) dx= 3/u du = d(3ln(u)) = d(3ln(x2+8x+24))

12/(x2+8x+24) = 1.5/((x+4/√8)2 +1)

1.5/((x+4/√8)2 +1) dx = 1.5√8 * arctan(x+4/√8) + C = 3√2 arctan(x+4/2√2) + C

Dus dat geeft F(x) = 3ln(x2+8x+24 + 3√2 arctan(x+4/2√2) + C

Maar volgens Wolframalpha is het iets anders: http://www.wolframalpha.c(...)x%5E2+%2B8x+%2B24%29

7√2 ipv 3√2 voor arctan.
pi_154442158
quote:
0s.gif Op zaterdag 18 juli 2015 18:08 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
Kan iemand mij op m'n fout wijzen in het onderstaande?

Ik zoek de primitieve van f(x)

f(x) = 6x-4/(x2+8x+24)

Dan neem ik u=x2+8x+24, zodat we du = (2x+8) dx hebben en dan herschrijf ik f(x) zodat we du erin terugvinden:

f(x) = 6x+8-12/(x2+8x+24)

f(x) = 6x+8/(x2+8x+24) - 12/(x2+8x+24)

Deze herleiding is fout. Je moet in de teller van de eerste breuk een veelvoud van 2x + 8 krijgen en je hebt

f(x)\,=\,\frac{3(2x+8)}{x^2+8x+24}\,-\,\frac{28}{x^2+8x+24}

aangezien 3·8 − 28 = 24 − 28 = −4.
pi_154443047
quote:
0s.gif Op zaterdag 18 juli 2015 18:22 schreef Riparius het volgende:

[..]

Deze herleiding is fout. Je moet in de teller van de eerste breuk een veelvoud van 2x + 8 krijgen en je hebt

f(x)\,=\,\frac{3(2x+8)}{x^2+8x+24}\,-\,\frac{28}{x^2+8x+24}

aangezien 3·8 − 28 = 24 − 28 = −4.
Ah natuurlijk. Bedankt!
pi_154657994
ook een vraagje



iemand die weet hoe je deze moet oplossen? Krijg het niet voor elkaar met de geleerde regels :(
'If you really think that the environment is less important than the economy try holding your breath while you count your money'
  zondag 26 juli 2015 @ 21:04:49 #125
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_154658187
quote:
0s.gif Op zondag 26 juli 2015 20:59 schreef poker4lifee het volgende:
ook een vraagje

[ afbeelding ]

iemand die weet hoe je deze moet oplossen? Krijg het niet voor elkaar met de geleerde regels :(
Bedenk eerst dat, als een produkt van twee factoren nul is, één van beide factoren nul moet zijn.
Bedenk daarna dat één van beide factoren in dit geval helemaal geen nul kan worden
En bedenk daarna dat wat je overhoudt alleen maar nul is als 1 - ... = 0 ?
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_154659145
quote:
0s.gif Op zondag 26 juli 2015 21:04 schreef Janneke141 het volgende:

[..]

Bedenk eerst dat, als een produkt van twee factoren nul is, één van beide factoren nul moet zijn.
Bedenk daarna dat één van beide factoren in dit geval helemaal geen nul kan worden
En bedenk daarna dat wat je overhoudt alleen maar nul is als 1 - ... = 0 ?
snap je maar deels denk ik :P Dus dat of 4/x=0 of andere=0 en 4/x=0 kan niet
dus dan hou je over (1-(ln(x))^3)=0?

ohww en dan dus 1-iets=0 moet 1 zijn en eloge=1 dus antwoord dan e.

Thanks :)
'If you really think that the environment is less important than the economy try holding your breath while you count your money'
pi_154660355
quote:
0s.gif Op zondag 26 juli 2015 21:26 schreef poker4lifee het volgende:

[..]

snap je maar deels denk ik :P Dus dat of 4/x=0 of andere=0 en 4/x=0 kan niet
dus dan hou je over (1-(ln(x))^3)=0?

ohww en dan dus 1-iets=0 moet 1 zijn en eloge=1 dus antwoord dan e.

Thanks :)
Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk door dingen als "iets" en "andere" te gebruiken.
En het wordt super onduidelijk voor anderen.

Zeg gewoon
(log x)^3 = 1 ipv iets is 1
log x = 1
x = e ipv dus antwoord is e
pi_154660586
quote:
1s.gif Op zondag 26 juli 2015 21:52 schreef t4rt4rus het volgende:

[..]

Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk door dingen als "iets" en "andere" te gebruiken.
En het wordt super onduidelijk voor anderen.

Zeg gewoon
(log x)^3 = 1 ipv iets is 1
log x = 1
x = e ipv dus antwoord is e
will do :P thx
'If you really think that the environment is less important than the economy try holding your breath while you count your money'
pi_155151885
Voor jullie een makkelijke, ik loop vast!
Veel van de middelbare school wiskunde ben ik kwijt, dus ik ben met Khan Academy begonnen om weer bij te spijkeren voor de fun.
Nu ben ik bij Algebra en het basisprincipe zit er nog niet helemaal in, maar ik kom wel een eindje op weg.



Ik schrijf de sommen helemaal uit, om het ook daadwerkelijk te snappen.
De linkerkant van de som heb ik met bovenstaande gegevens wel gevonden met ouderwets helemaal uitschrijven:
y+2 = -3(1-4) --> -3*(-3)
y+2 = 9 --> -2 = y en 9-2 = 7
y = 7

Goed, dan tijd om x te berekenen
y+2 = -3(x-4)
-2+2 = -3(x-4)
0 = -3(x-4)

Zover kwam ik nog. Maar bij de hints (omdat ik er niet uit kwam) doet hij opeens dit (rode vierkantje)


Waarom die stap? Ik kan me oprecht die stap niet voorstellen. Iemand die mij dit vrij basic kan uitleggen waarom die stap wordt gemaakt?
Want die -3 staat er nog toch?

[ Bericht 1% gewijzigd door #ANONIEM op 12-08-2015 16:32:40 ]
  woensdag 12 augustus 2015 @ 16:33:22 #130
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_155151934
Daar staat eigenlijk -3 maal hetgeen tussen haakjes.

Dus ze delen beiden zijden door -3.

0 blijft 0, en hetgeen binnen de haakjes komt buiten de haakjes.
pi_155152061
quote:
0s.gif Op woensdag 12 augustus 2015 16:33 schreef Scuidward het volgende:
Daar staat eigenlijk -3 maal hetgeen tussen haakjes.

Dus ze delen beiden zijden door -3.

0 blijft 0, en hetgeen binnen de haakjes komt buiten de haakjes.
Dus om die -3 weg te halen, deelt hij dus door 0. Ah, het lichtje begint te branden. Vond het oprecht vreemd omdat het getal binnen de haakjes een apart getal was voor de berekening.
Ik ga er eens mee spelen met andere sommen van dit principe.
Bedankt!
  woensdag 12 augustus 2015 @ 16:40:33 #132
203089 Scuidward
Vleugje cynisme, vol verstand
pi_155152115
quote:
14s.gif Op woensdag 12 augustus 2015 16:38 schreef Monopoly het volgende:

[..]

Dus om die -3 weg te halen, deelt hij dus door 0. Ah, het lichtje begint te branden. Vond het oprecht vreemd omdat het getal binnen de haakjes een apart getal was voor de berekening.
Ik ga er eens mee spelen met andere sommen van dit principe.
Bedankt!
Nee, hij deelt niet door 0.

Hij deelt het allebei door -3.

0 delen door -3 blijft 0.

-3 (x - 4) delen door -3 geeft x-4, net als -3(3), dus eigenlijk -9, gedeeld door -3, ook weer 3 is, wat tussen haakjes stond.

Edit: Misschien is het handig om te weten dat als getallen 'tegen elkaar aan staan', zoals (3)(4) normaal gesproken vermenigvuldigt dienen te worden, dus (3)(4) = 12, en 3(x) = 3x, en 3(x+2) = 3x + 6.
pi_155152901
quote:
0s.gif Op woensdag 12 augustus 2015 16:40 schreef Scuidward het volgende:

[..]

Nee, hij deelt niet door 0.

Hij deelt het allebei door -3.

0 delen door -3 blijft 0.

-3 (x - 4) delen door -3 geeft x-4, net als -3(3), dus eigenlijk -9, gedeeld door -3, ook weer 3 is, wat tussen haakjes stond.

Edit: Misschien is het handig om te weten dat als getallen 'tegen elkaar aan staan', zoals (3)(4) normaal gesproken vermenigvuldigt dienen te worden, dus (3)(4) = 12, en 3(x) = 3x, en 3(x+2) = 3x + 6.
Ja natuurlijk! Wat stom dat ik dat niet door had.
pi_155242879
Een aardige videoreeks voor in de OP?
ING en ABN investeerden honderden miljoenen euro in DAPL.
#NoDAPL
pi_155368894
In een vaas zitten 4 rode ballen en 3 blauwe ballen. Er worden 3 ballen zonder teruglegging
uit de vaas genomen.
Hoe groot is de kans op minstens één blauwe bal?
a. 0,187
b.0,813
c. 0,886

Hoe kan ik dit berekenen met een grafische rekenmachine? Ik weet echter alleen precieze aantallen te berekenen, maar niet met minstens of hoogstens :'(
Man is de baas, vrouw kent haar plaats.
  donderdag 20 augustus 2015 @ 00:52:34 #136
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_155369982
quote:
7s.gif Op donderdag 20 augustus 2015 00:05 schreef phpmystyle het volgende:
Hoe kan ik dit berekenen met een grafische rekenmachine?
Ik heb geen flauw idee, maar de kans op nul blauwe ballen is 4/7*3/6*2/5. De kans op minstens 1 blauwe is 1-dat.
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_155371701
quote:
7s.gif Op donderdag 20 augustus 2015 00:05 schreef phpmystyle het volgende:
In een vaas zitten 4 rode ballen en 3 blauwe ballen. Er worden 3 ballen zonder teruglegging
uit de vaas genomen.
Hoe groot is de kans op minstens één blauwe bal?
a. 0,187
b.0,813
c. 0,886

Hoe kan ik dit berekenen met een grafische rekenmachine? Ik weet echter alleen precieze aantallen te berekenen, maar niet met minstens of hoogstens :'(
Je drukt op math, dan ga je naar PRB, staat rechts boven aan, en dan optie 3 nCr

1 - ( (4 nCr 3) / (7 nCr 3) ) = 1 - de kans op geen blauwe bal

Volgens mij is dat hem. Er komt 0.8857 uit bij mij.

Volgens mij was nCr voor dingen zonder terugleggen en nPr voor dingen met terugleggen maar het is al lang geleden dat ik deze dingen deed op het vwo.

[ Bericht 1% gewijzigd door ForzaMilan op 21-08-2015 14:49:15 ]
Rossoneri siamo noi.
pi_155371730


[ Bericht 100% gewijzigd door ForzaMilan op 20-08-2015 03:37:19 ]
Rossoneri siamo noi.
pi_155838305
Ik snap hier geen hol van:

De top van de grafiek van fp(x) = 0,5x2 + px + q ligt op de parabool y = x2 + x + 1 .
a) Druk q uit in p. ????????????

Ik heb van alles geprobeerd, maar ik kom er niet uit. Kan iemand mij helpen? _O_
pi_155839559
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 12:55 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Ik snap hier geen hol van:

De top van de grafiek van fp(x) = 0,5x2 + px + q ligt op de parabool y = x2 + x + 1 .
a) Druk q uit in p. ????????????

Ik heb van alles geprobeerd, maar ik kom er niet uit. Kan iemand mij helpen? _O_

Er is gegeven dat de top van grafiek op die parabool ligt. Dat wil dus zeggen dat de coordinaten (x-top, y-top) zowel op f(x) als op y(x) liggen.

Je weet als het goed is hoe je de coordinaten van de top moet bepalen. Dit kun je hier ook doen, met p en q als onbekende. Je vindt dan een uitdrukking voor de x-coordinaat van de top in termen van p. Je weet dat het punt (x-top, y-top) ook op y(x) ligt, dus je kunt zeggen: f(x-top) = y(x-top). Nu heb je een vergelijking met alleen p en q als onbekenden, en dus kun je q in p uitdrukken.
pi_155840357
quote:
7s.gif Op zaterdag 5 september 2015 13:51 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

Er is gegeven dat de top van grafiek op die parabool ligt. Dat wil dus zeggen dat de coordinaten (x-top, y-top) zowel op f(x) als op y(x) liggen.

Je weet als het goed is hoe je de coordinaten van de top moet bepalen. Dit kun je hier ook doen, met p en q als onbekende. Je vindt dan een uitdrukking voor de x-coordinaat van de top in termen van p. Je weet dat het punt (x-top, y-top) ook op y(x) ligt, dus je kunt zeggen: f(x-top) = y(x-top). Nu heb je een vergelijking met alleen p en q als onbekenden, en dus kun je q in p uitdrukken.
Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:
fp(x) = 0,5x2 + px + q
y = x2 + x + 1

f(x-top) = -b / 2a = - p
y(x-top) = -b / 2a = - 0,5

y= (-0,5)2 - 0,5 + 1
= 0,75
Snijpunt (S) : S(-0,5 ; 0,75)

fp(-p) = 0,75
0,75 = 0,5*(-p)2 + p * -p + q
0,75= 0,5p2 - p2 + q
0,75= -0,5p2 + q
q = 0,5p2 + 0,75

Maar het antwoordenboek zegt : q = 1,5p2 -p + 1
??????????????????????????????????????????????????????? :?
pi_155840582
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 14:31 schreef BroodmetChocopasta het volgende:

[..]

Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:
fp(x) = 0,5x2 + px + q
y = x2 + x + 1

f(x-top) = -b / 2a = - p
y(x-top) = -b / 2a = - 0,5

y= (-0,5)2 - 0,5 + 1
= 0,75
Snijpunt (S) : S(-0,5 ; 0,75)

fp(-p) = 0,75
0,75 = 0,5*(-p)2 + p * -p + q
0,75= 0,5p2 - p2 + q
0,75= -0,5p2 + q
q = 0,5p2 + 0,75

Maar het antwoordenboek zegt : q = 1,5p2 -p + 1
??????????????????????????????????????????????????????? :?
De fout die je maakt is dat je de top van y(x) berekent. Er staat niet dat de top van f(x) ook de top van y(x) is, de top van f(x) ligt gewoon ergens op y(x). Je moet dus niet x-top van y(x) invullen in y(x), maar de x-top van f(x). Dat is namelijk de coordinaat die hetzelfde is voor beide functies.
  zaterdag 5 september 2015 @ 14:47:09 #143
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_155840689
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 14:31 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:
fp(x) = 0,5x2 + px + q
y = x2 + x + 1

f(x-top) = -b / 2a = - p
y(x-top) = -b / 2a = - 0,5
Hier gaat het mis.
De top van f ligt bij de x-coördinaat -p (dat klopt dus), maar de y-coördinaat van dat bewuste punt is f(-p).
Verder weet je dat het punt (-p;f(-p)) op y moet liggen. Dat levert je wel een uitdrukking in p en q op waar je mee verder kan.

-edit- Oh, iemand was me al voor.
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_155840770
quote:
0s.gif Op donderdag 20 augustus 2015 03:28 schreef ForzaMilan het volgende:

[..]

Volgens mij was nCr voor dingen zonder terugleggen en nPr voor dingen met terugleggen maar het is al lang geleden dat ik deze dingen deed op het vwo.
Zo help je mensen dus van de wal in de sloot:

nCr berekent de combinatie, op hoeveel manieren kan je 3 knikkers uit een vaas van 10 trekken, terwijl de volgorde niet van belang is, bijvoorbeeld omdat je die knikkers in een kommetje (COMmetje) legt.

nPr berekent de permutatie, op hoeveel manieren kunnen in een wedstrijd met 10 personen goud, zilver en brons gewonnen worden, PRijsuitreikingen. De volgorde is van belang.
pi_155840791
quote:
7s.gif Op zaterdag 5 september 2015 14:42 schreef Alrac4 het volgende:

[..]

De fout die je maakt is dat je de top van y(x) berekent. Er staat niet dat de top van f(x) ook de top van y(x) is, de top van f(x) ligt gewoon ergens op y(x). Je moet dus niet x-top van y(x) invullen in y(x), maar de x-top van f(x). Dat is namelijk de coordinaat die hetzelfde is voor beide functies.
Aah, dat deed ik dus de hele tijd verkeerd! Bedankt, ik ben er uitgekomen!
pi_155841364
Nieuwe opdracht:
De selectie van het eerste team van korfbalvereniging Avanti bestaat uit zes heren en zes dames.
Aan het begin van de competitie wordt een foto van de selectie gemaakt. De fotograaf zet de twaalf spelers op een rij.

Hoeveel rijen zijn mogelijk waarbij geen twee heren naast elkaar staan?

Ik dacht dus, dan krijg je man, vrouw, man, vrouw, etc. of vrouw, man, vrouw, man, etc.

de correcte berekening is 2 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1, maar ik snap niet hoe ze hier op komen, want ik dacht zelf aan: 12 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1.
Wat gaat er fout?
  zaterdag 5 september 2015 @ 15:29:59 #147
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_155841589
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 15:19 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Nieuwe opdracht:
De selectie van het eerste team van korfbalvereniging Avanti bestaat uit zes heren en zes dames.
Aan het begin van de competitie wordt een foto van de selectie gemaakt. De fotograaf zet de twaalf spelers op een rij.

Hoeveel rijen zijn mogelijk waarbij geen twee heren naast elkaar staan?

Ik dacht dus, dan krijg je man, vrouw, man, vrouw, etc. of vrouw, man, vrouw, man, etc.

de correcte berekening is 2 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1, maar ik snap niet hoe ze hier op komen, want ik dacht zelf aan: 12 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1.
Wat gaat er fout?
Dat.

Volgens jouw denkwijze heb je voor de eerste plaats 12 kandidaten. Voor de volgende positie heb je er nog zes (een van de zes van het andere geslacht). Voor positie drie zijn er nog 5 (Er is er namelijk al eentje van het betreffende geslacht opgesteld). Etc.

Daarmee kom je op 12 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1).

Dat is hetzelfde als het andere antwoord, want daar staat 2 • 6 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1). Door de haakjes zie je meteen dat dat hetzelfde is. De gedachte in dat antwoord is dat je voor iedere positie 6, 6, 5, 5 etc. mogelijkheden hebt, en de eerste factor 2 komt doordat je kan beginnen met danwel een man, danwel een vrouw.

[ Bericht 0% gewijzigd door Janneke141 op 05-09-2015 15:37:50 ]
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_155841971
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 15:29 schreef Janneke141 het volgende:

[..]

Dat.

Volgens jouw denkwijze heb je voor de eerste plaats 12 kandidaten. Voor de volgende positie heb je er nog zes (een van de zes van het andere geslacht). Voor positie drie zijn er nog 5 (Er is er namelijk al eentje van het betreffende geslacht opgesteld). Etc.

Daarmee kom je op 12 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1).

Dat is hetzelfde als het andere antwoord, want daar staat 2 • 6 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1). Door de haakjes zie je meteen dat dat hetzelfde is. De gedachte in dat antwoord is dat je voor iedere positie 6, 6, 5, 5 etc. mogelijkheden hebt, en de eerste factor 2 komt doordat je kan beginnen met danwel een man, danwel een vrouw.
top! helemaal duidelijk!
pi_155867099
quote:
0s.gif Op zaterdag 5 september 2015 14:50 schreef la_perle_rouge het volgende:

[..]

Zo help je mensen dus van de wal in de sloot:

nCr berekent de combinatie, op hoeveel manieren kan je 3 knikkers uit een vaas van 10 trekken, terwijl de volgorde niet van belang is, bijvoorbeeld omdat je die knikkers in een kommetje (COMmetje) legt.

nPr berekent de permutatie, op hoeveel manieren kunnen in een wedstrijd met 10 personen goud, zilver en brons gewonnen worden, PRijsuitreikingen. De volgorde is van belang.
Ik zeg toch ook volgens mij. :')
Rossoneri siamo noi.
pi_155892200
Goedemorgen,

Ik heb een vraag omtrent de 'inverse'. Zojuist heb ik de MPLc (marginal product of labor in cars) berekend. Er wordt beweerd dat als je de productie van auto's wilt uitbreiden met 1 unit, dat je dan de labor input met 1/MPLc uren moet verhogen.



Wat zegt de inverse van MPLc dan eigenlijk? Waarom neem je überhaupt 1/MPLc?


P.S; dit soort dingen tref ik overigens wel vaker:



Hierbij snap ik wiskunde technisch wel hoe je op 1/ ALc komt (ALc = labor requirement, w = wage, Pc= prijs van kaas). Ook snap ik dat als je het loon deelt door de prijs van kaas dat je weet hoeveel kaas je kunt kopen. Desondanks begrijp ik praktisch gezien niet (wiskundig wel) waarom je met 1/ALc hetzelfde kunt berekenen? Waarom die 1/..? 1/aantal labor? Weer zo'n inverse...

[ Bericht 5% gewijzigd door Super-B op 07-09-2015 11:48:06 ]
pi_155897847
quote:
0s.gif Op maandag 7 september 2015 11:40 schreef Super-B het volgende:
Goedemorgen,

Ik heb een vraag omtrent de 'inverse'. Zojuist heb ik de MPLc (marginal product of labor in cars) berekend. Er wordt beweerd dat als je de productie van auto's wilt uitbreiden met 1 unit, dat je dan de labor input met 1/MPLc uren moet verhogen.

[ afbeelding ]

Wat zegt de inverse van MPLc dan eigenlijk? Waarom neem je überhaupt 1/MPLc?

P.S; dit soort dingen tref ik overigens wel vaker:

[ afbeelding ]

Hierbij snap ik wiskunde technisch wel hoe je op 1/ ALc komt (ALc = labor requirement, w = wage, Pc= prijs van kaas). Ook snap ik dat als je het loon deelt door de prijs van kaas dat je weet hoeveel kaas je kunt kopen. Desondanks begrijp ik praktisch gezien niet (wiskundig wel) waarom je met 1/ALc hetzelfde kunt berekenen? Waarom die 1/..? 1/aantal labor? Weer zo'n inverse...
Schrijf de betrekking

\mathrm{d}Q_c\,=\,MPL_c\mathrm{d}L_c

eens als

\frac{\mathrm{d}Q_c}{\mathrm{d}L_c}\,=\,MPL_c

dan zie je wellicht beter dat Qc (het aantal geproduceerde auto's) kwadratisch afhangt van Lc (de hoeveelheid arbeid die wordt geïnvesteerd om die auto's te produceren). Dit is in feite een differentiaalvergelijking en als je als beginvoorwaarde aanneemt Qc = 0 voor Lc = 0 (immers: zonder arbeid zul je geen auto's produceren) dan krijg je als oplossing voor deze differentiaalvergelijking

Q_c\,=\,\frac{1}{2}MPL_c^2

Nu zijn Lc en Qc hier wiskundig gezien reële grootheden waarbij Qc continu afhangt van Lc maar in de praktijk is in ieder geval Qc een discrete grootheid (je produceert een geheel aantal auto's), zodat dit (eenvoudige) wiskundige model maar in beperkte mate een economische realiteit weerspiegelt.

Maar je ziet wel dat de kwadratische relatie tussen de hoeveelheid arbeid en de aantallen geproduceerde auto's impliceert dat naarmate het aantal geproduceerde auto's hoger ligt er steeds minder extra arbeid nodig is om nog één extra auto te produceren (schaalvergroting maakt de productie efficiënter). Dat kun je ook mooi zien als je een grafiek tekent van bovenstaande relatie tussen Qc en Lc. De grafiek van Qc als functie van Lc is een (halve) dalparabool, en je ziet dat deze steeds steiler gaat lopen naarmate Lc groter wordt. In feite is de steilheid van (de raaklijn aan) de parabool in ieder punt recht evenredig met Lc.

Een differentiaalquotiënt is niets anders dan een limiet van een differentiequotiënt en zo hebben we hier

\frac{\mathrm{d}Q_c}{\mathrm{d}L_c}\,=\,\lim_{{\mathrm \Delta} L_c \to 0}\frac{\mathrm{\Delta} Q_c}{\mathrm{\Delta} L_c}

Voor kleine waarden van ΔLc is het differentiaalquotiënt dQc/dLc bij benadering gelijk aan het differentiequotiënt ΔQc/ΔLc zodat we dus ook bij benadering hebben

\frac{\mathrm{\Delta}Q_c}{\mathrm{\Delta}L_c}\,=\,MPL_c

en daarmee ook

\mathrm{\Delta}Q_c\,=\,MPL_c\mathrm{\Delta}L_c

Als nu het aantal geproduceerde auto's met één toeneemt, dus ΔQc = 1, dan hebben we zo

1\,=\,MPL_c\mathrm{\Delta}L_c

waaruit volgt dat

\mathrm{\Delta}L_c\,=\,\frac{1}{MPL_c}

De hoeveelheid extra arbeid ΔLc benodigd om nog één extra auto te produceren (ΔQc = 1) is hier dus inderdaad omgekeerd evenredig met de reeds geïnvesteerde hoeveelheid arbeid Lc.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 07-09-2015 16:41:49 ]
pi_155963958
Statistici onder ons:

Let q be an unbiased estimator of p. Proof that q² is a biased estimator of p².

Nu volgens mij komt dat neer op aantonen dat:

E[q²] - p² ≠ 0

Ik dacht dat:

E[q²] - p²
= E[q²-p²] (p is niet random toch?)
= E[(q-p)(p+q)]
= Cov((q-p),(p+q)) + E[q-p]E[p+q], deze laatste term is dan identiek 0.

Maar verder heb ik geen idee.


Cov(X,Y) := E[(X - E[X])(Y-E[Y])]

E[q-p] = 0 zodat:

Cov(q-p,p+q) = E[(q-p)(q+p-E[q] - p)]
= E[(q-p)(q-E[q])]


En daar loop ik een beetje vast. Iemand?
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_155967473
Var q = E(q2) - (Eq)2 = E(q2) - p2

en variantie is geen 0

denk ik
pi_155968818
quote:
0s.gif Op donderdag 10 september 2015 09:56 schreef Anoonumos het volgende:
Var q = E(q2) - (Eq)2 = E(q2) - p2

en variantie is geen 0

denk ik
Ja dat idee had ik ook al, maar waarom?

Het wachten is op Thabit :P
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_155968920
quote:
1s.gif Op donderdag 10 september 2015 11:02 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Ja dat idee had ik ook al, maar waarom?

Het wachten is op Thabit :P
Waarom wat?

Die vergelijking is simpel en variantie is alleen 0 voor een degenerate distribution

Ik zei alleen 'denk ik' omdat ik nog half sliep ( :') ) maar het is wel simpel.
pi_155969887
quote:
0s.gif Op donderdag 10 september 2015 11:08 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Waarom wat?

Die vergelijking is simpel en variantie is alleen 0 voor een degenerate distribution

Ik zei alleen 'denk ik' omdat ik nog half sliep ( :') ) maar het is wel simpel.
Ik vroeg mij af waarom ik mocht zeggen dat de variantie ongelijk 0 is. _O- Maar okay! Ik ben niet zo'n held betreffende de kansrekening.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_155982544
quote:
0s.gif Op donderdag 10 september 2015 11:56 schreef Amoeba het volgende:

[..]

Ik vroeg mij af waarom ik mocht zeggen dat de variantie ongelijk 0 is. _O- Maar okay! Ik ben niet zo'n held betreffende de kansrekening.
Als het een degenerate distribution is dan is de stelling gewoon niet waar.

Stel je hebt een verdeling gedefinieerd door P(X=2)=1, dan is 2 een unbiased estimator van X, en 2²=4 een unbiased estimator van X^2.

Als je aanneemt dat de verdeling niet degenerate is, dan kun je gebruiken dat Var X>0 (of equivalent, Jensen's ongelijkheid).
pi_156023040
Hallo goedemiddag,

Tijdens het studeren ben ik iets in de war geraakt betreffende de richtingscoëfficiënt. Zo ver ik weet wordt het als volgt berekend:




Desondanks stuitte ik op iets verwarrends:





Ik zou juist denken aan: A*LW/ A*LC. Waarom is het hier anders?


Hier wordt namelijk wel de ´juiste´ methodiek toegepast (dY/dX):






De opportunity cost van 'manufactured goods' is, in mijn ogen, 100/10 = 10, waartegen dat in strijd is met de eerste twee afbeeldingen waarbij dX/dY wordt gedaan..(?)

Zou iemand het mij kunnen verklaren?


[ Bericht 2% gewijzigd door Super-B op 12-09-2015 13:58:23 ]
pi_156026036
quote:
0s.gif Op zaterdag 12 september 2015 13:52 schreef Super-B het volgende:
Hallo goedemiddag,

Tijdens het studeren ben ik iets in de war geraakt betreffende de richtingscoëfficiënt. Zo ver ik weet wordt het als volgt berekend:


[snip]

Zou iemand het mij kunnen verklaren?[/b]
Als je vroeger goed had leren rekenen met breuken dan had je direct gezien dat de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van de rechte door de punten P en F in je eerste plaatje gelijk is aan

(L/aLW) / (L/aLC) = aLC / aLW
pi_156302723
Kan je hier ook terecht met rekenvragen? ( :') )

Ik doe nu MBO, niv 3. Ik kan een jaar overslaan maar dan moet ik even eindtoetsen maken om van elk vak te laten zien dat ik niet een complete idioot ben. :') Ik kan opzich best rekenen (wiskunde iets minder, maar dat heb ik niet gelukkig) maar het is echt heel erg weggezakt. Ik moet dus weer wat theorie lezen en opdrachten maken. (Ik zou nu niet kunnen benoemen hoe je een breuk deelt. Bijvoorbeeld, maar dat heb ik dan ook een jaar of 2 niet meer gedaan.. )

Ik zoek dus eigenlijk een samenvatting voor niveau 2F rekenen, dan kan ik alle stof nog eens doorlezen. Ik zie het niet echt zitten om 2 rekenboeken van 2F door te nemen in een week :')

Ik hoef dus niet echt meer iets te leren (het niveau is echt droevig van dit rekenboek) Wil dus vooral stof herhalen en omhoog halen.

[ Bericht 6% gewijzigd door #ANONIEM op 22-09-2015 19:14:25 ]
pi_156303543
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 september 2015 19:10 schreef d4v1d het volgende:
Kan je hier ook terecht met rekenvragen? ( :') )

Ik doe nu MBO, niv 3. Ik kan een jaar overslaan maar dan moet ik even eindtoetsen maken om van elk vak te laten zien dat ik niet een complete idioot ben. :') Ik kan opzich best rekenen (wiskunde iets minder, maar dat heb ik niet gelukkig) maar het is echt heel erg weggezakt. Ik moet dus weer wat theorie lezen en opdrachten maken. (Ik zou nu niet kunnen benoemen hoe je een breuk deelt. Bijvoorbeeld, maar dat heb ik dan ook een jaar of 2 niet meer gedaan.. )

Ik zoek dus eigenlijk een samenvatting voor niveau 2F rekenen, dan kan ik alle stof nog eens doorlezen. Ik zie het niet echt zitten om 2 rekenboeken van 2F door te nemen in een week :')
Hiermee geef je al aan dat je niet echt moeite wenst te doen.

Ik vind wel overheidspublicaties met de eisen, maar geen echte samenvattingen van de stof. Ga dus toch maar braaf die twee boeken doornemen die je kennelijk al hebt.
quote:
Ik hoef dus niet echt meer iets te leren (het niveau is echt droevig van dit rekenboek) Wil dus vooral stof herhalen en omhoog halen.
Hiermee spreek je jezelf tegen, want je hebt net gezegd dat de stof heel erg is weggezakt. Rekenen is net als fietsen: als je het eenmaal kunt, dan blijf je het je hele leven kunnen (zolang je tenminste nog fysiek en geestelijk in orde bent).

Hier vind je een voorbeeldtoets. Maak die om te kijken of je de stof beheerst. Als dat niet zo is dan heb je het nooit goed geleerd.
pi_156306907


Stel dat ik deze functie vermenigvuldig met Q om de totale opbrengsten te krijgen, dan krijg ik dit:

TO = aQ/b - Q²/b

Als ik hiervan de marginale opbrengsten formule wil afleiden, moet ik d TO / dQ berekenen. Dat gebeurt als volgt:

dTO/dQ: a/b - 2Q/b

Klopt dit?
pi_156311100
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 september 2015 21:25 schreef RustCohle het volgende:
[ afbeelding ]

Stel dat ik deze functie vermenigvuldig met Q om de totale opbrengsten te krijgen, dan krijg ik dit:

TO = aQ/b - Q²/b

Als ik hiervan de marginale opbrengsten formule wil afleiden, moet ik d TO / dQ berekenen. Dat gebeurt als volgt:

dTO/dQ: a/b - 2Q/b

Klopt dit?
Ja, dit klopt. Schrijf alleen liever d(TO)/dQ omdat TO hier één grootheid voorstelt (en niet het product van twee grootheden T en O).
pi_156313288
quote:
0s.gif Op donderdag 10 september 2015 20:34 schreef thenxero het volgende:

[..]

Als het een degenerate distribution is dan is de stelling gewoon niet waar.

Stel je hebt een verdeling gedefinieerd door P(X=2)=1, dan is 2 een unbiased estimator van X, en 2²=4 een unbiased estimator van X^2.

Als je aanneemt dat de verdeling niet degenerate is, dan kun je gebruiken dat Var X>0 (of equivalent, Jensen's ongelijkheid).
We kregen later een mailtje met de rectificatie. Je moet dan gebruiken dar Var(X) > 0 en dan 'if you are very picky' in dat mailtje. Nee flikker op, ik heb een half uur lopen zoeken naar een goed bewijs en dan kom je met deze onzin aanzetten :')
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_156317130
quote:
1s.gif Op woensdag 23 september 2015 01:01 schreef Amoeba het volgende:

[..]

'if you are very picky'
Lees: 'if you are a mathematician'
pi_156318411
quote:
10s.gif Op woensdag 23 september 2015 11:12 schreef thenxero het volgende:

[..]

Lees: 'if you are a mathematician'
'
Ja precies. Ik vind uitspraken doen waarvan ik eigenlijk zeker weet dat ze niet per se waar zijn ook wel een dooddoener. Als je dan nog niet weet dat het bewijs eigenlijk niet waar is (ik was niet op de hoogte van de uitzondering van een degenerate distribution), dan blijf je rondjes lopen. Best vervelend om zo je tijd te moeten verspillen en dat je dan zo'n afgezaagd mailtje krijgt dat je 'picky' bent.
Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
pi_156319957
quote:
0s.gif Op maandag 7 september 2015 16:06 schreef Riparius het volgende:

[..]

Schrijf de betrekking

\mathrm{d}Q_c\,=\,MPL_c\mathrm{d}L_c

eens als

\frac{\mathrm{d}Q_c}{\mathrm{d}L_c}\,=\,MPL_c

dan zie je wellicht beter dat Qc (het aantal geproduceerde auto's) kwadratisch afhangt van Lc (de hoeveelheid arbeid die wordt geïnvesteerd om die auto's te produceren). Dit is in feite een differentiaalvergelijking en als je als beginvoorwaarde aanneemt Qc = 0 voor Lc = 0 (immers: zonder arbeid zul je geen auto's produceren) dan krijg je als oplossing voor deze differentiaalvergelijking

Q_c\,=\,\frac{1}{2}MPL_c^2

Nu zijn Lc en Qc hier wiskundig gezien reële grootheden waarbij Qc continu afhangt van Lc maar in de praktijk is in ieder geval Qc een discrete grootheid (je produceert een geheel aantal auto's), zodat dit (eenvoudige) wiskundige model maar in beperkte mate een economische realiteit weerspiegelt.

Maar je ziet wel dat de kwadratische relatie tussen de hoeveelheid arbeid en de aantallen geproduceerde auto's impliceert dat naarmate het aantal geproduceerde auto's hoger ligt er steeds minder extra arbeid nodig is om nog één extra auto te produceren (schaalvergroting maakt de productie efficiënter). Dat kun je ook mooi zien als je een grafiek tekent van bovenstaande relatie tussen Qc en Lc. De grafiek van Qc als functie van Lc is een (halve) dalparabool, en je ziet dat deze steeds steiler gaat lopen naarmate Lc groter wordt. In feite is de steilheid van (de raaklijn aan) de parabool in ieder punt recht evenredig met Lc.

Een differentiaalquotiënt is niets anders dan een limiet van een differentiequotiënt en zo hebben we hier

\frac{\mathrm{d}Q_c}{\mathrm{d}L_c}\,=\,\lim_{{\mathrm \Delta} L_c \to 0}\frac{\mathrm{\Delta} Q_c}{\mathrm{\Delta} L_c}

Voor kleine waarden van ΔLc is het differentiaalquotiënt dQc/dLc bij benadering gelijk aan het differentiequotiënt ΔQc/ΔLc zodat we dus ook bij benadering hebben

\frac{\mathrm{\Delta}Q_c}{\mathrm{\Delta}L_c}\,=\,MPL_c

en daarmee ook

\mathrm{\Delta}Q_c\,=\,MPL_c\mathrm{\Delta}L_c

Als nu het aantal geproduceerde auto's met één toeneemt, dus ΔQc = 1, dan hebben we zo

1\,=\,MPL_c\mathrm{\Delta}L_c

waaruit volgt dat

\mathrm{\Delta}L_c\,=\,\frac{1}{MPL_c}

De hoeveelheid extra arbeid ΔLc benodigd om nog één extra auto te produceren (ΔQc = 1) is hier dus inderdaad omgekeerd evenredig met de reeds geïnvesteerde hoeveelheid arbeid Lc.
quote:
0s.gif Op zaterdag 12 september 2015 16:21 schreef Riparius het volgende:

[..]

Als je vroeger goed had leren rekenen met breuken dan had je direct gezien dat de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van de rechte door de punten P en F in je eerste plaatje gelijk is aan

(L/aLW) / (L/aLC) = aLC / aLW
Bedankt voor je uitgebreide uitleg. :)
pi_156322318
quote:
0s.gif Op woensdag 23 september 2015 12:20 schreef Amoeba het volgende:

[..]

'
Ja precies. Ik vind uitspraken doen waarvan ik eigenlijk zeker weet dat ze niet per se waar zijn ook wel een dooddoener. Als je dan nog niet weet dat het bewijs eigenlijk niet waar is (ik was niet op de hoogte van de uitzondering van een degenerate distribution), dan blijf je rondjes lopen. Best vervelend om zo je tijd te moeten verspillen en dat je dan zo'n afgezaagd mailtje krijgt dat je 'picky' bent.
Ik zou gewoon even terugmailen :)
pi_156479352
Ik heb de vergelijking
x/2 = (3/x)+p

Waarvan ze zeggen dat het antwoord moet zijn;
x1= p + wortel(p²+6)
x2= p - wortel(p²+6)

Als ik alle termen van x naar links haal hou ik over na vereenvoudigen;
x= -0,4P
  dinsdag 29 september 2015 @ 21:17:17 #170
376125 CapnIzzy
Geef aye voor de kapitein
pi_156482326
quote:
0s.gif Op dinsdag 29 september 2015 19:36 schreef nickname89 het volgende:
Ik heb de vergelijking
x/2 = (3/x)+p

Waarvan ze zeggen dat het antwoord moet zijn;
x1= p + wortel(p²+6)
x2= p - wortel(p²+6)

Als ik alle termen van x naar links haal hou ik over na vereenvoudigen;
x= -0,4P
Komt volgens mij gewoon neer op de abc-formule toepassen
Onoverwinnelijk/Rotterdam/Zeerover
https://www.playgwent.com/en/ - Official beta of Gwent: The Witcher Gard Game
pi_156482440
quote:
0s.gif Op dinsdag 29 september 2015 19:36 schreef nickname89 het volgende:
Ik heb de vergelijking
x/2 = (3/x)+p

Waarvan ze zeggen dat het antwoord moet zijn;
x1= p + wortel(p²+6)
x2= p - wortel(p²+6)

Als ik alle termen van x naar links haal hou ik over na vereenvoudigen;
x= -0,4P
Nee ...

Nu doe je net of je vergelijking luidt x/2 = 3x + p, maar dat staat er niet. Je moet dus om te beginnen beter uit je doppen kijken. We hebben

\frac{x}{2}\,=\,\frac{3}{x}\,+\,p

Nu zie je dat we in de breuk in het rechterlid de onbekende x in de noemer hebben staan. Het is zaak om eerst te zorgen dat je geen breuk meer hebt waar de onbekende in de noemer voorkomt. Hoe zou je dat hier aan kunnen pakken?
pi_156488017
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 september 2015 19:39 schreef Riparius het volgende:

[..]

Hiermee geef je al aan dat je niet echt moeite wenst te doen.

Ik vind wel overheidspublicaties met de eisen, maar geen echte samenvattingen van de stof. Ga dus toch maar braaf die twee boeken doornemen die je kennelijk al hebt.

[..]

Hiermee spreek je jezelf tegen, want je hebt net gezegd dat de stof heel erg is weggezakt. Rekenen is net als fietsen: als je het eenmaal kunt, dan blijf je het je hele leven kunnen (zolang je tenminste nog fysiek en geestelijk in orde bent).

Hier vind je een voorbeeldtoets. Maak die om te kijken of je de stof beheerst. Als dat niet zo is dan heb je het nooit goed geleerd.
Ik had geen quote alert gekregen hiervan schijnbaar.

Heb twee avondjes zittrn leren en het is weer goed. Het was dus weggezakt. Ik heb altijd kunnen rekenen maar t trucje voor grote grtallen × elkaar. Of rekenen met breuken was ik kwijt. Dst heb ik serieus nooit buiten school nodig gehad dus dan zakt t weg.
pi_156489605
quote:
0s.gif Op dinsdag 29 september 2015 21:20 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee ...

Nu doe je net of je vergelijking luidt x/2 = 3x + p, maar dat staat er niet. Je moet dus om te beginnen beter uit je doppen kijken. We hebben

\frac{x}{2}\,=\,\frac{3}{x}\,+\,p

Nu zie je dat we in de breuk in het rechterlid de onbekende x in de noemer hebben staan. Het is zaak om eerst te zorgen dat je geen breuk meer hebt waar de onbekende in de noemer voorkomt. Hoe zou je dat hier aan kunnen pakken?
Link en rechts vermenigvuldig met x. Dan krijg ik.
X^2/2=3+P
Dan vermenigvuldig met 2.
X^2=6+p^2
pi_156489706
quote:
1s.gif Op woensdag 30 september 2015 01:09 schreef nickname89 het volgende:

[..]

Link en rechts vermenigvuldigen met x. Dan krijg ik

X^2/2=3+P

Nee, dit is al fout. Vermenigvuldiging is immers distributief ten opzichte van optelling, dus als je beide leden met x vermenigvuldigt dan krijg je

\frac{x^2}{2}\,=\,3\,+\,px

Nu kunnen we de breuk in het linkerlid ook nog verdrijven door beide leden met 2 te vermenigvuldigen en dan krijgen we

x^2\,=\,6\,+\,2px

Nu jij weer.
pi_156490235
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 01:16 schreef Riparius het volgende:

[..]

Nee, dit is al fout. Vermenigvuldiging is immers distributief ten opzichte van optelling, dus als je beide leden met x vermenigvuldigt dan krijg je

\frac{x^2}{2}\,=\,3\,+\,px

Nu kunnen we de breuk in het linkerlid ook nog verdrijven door beide leden met 2 te vermenigvuldigen en dan krijgen we

x^2\,=\,6\,+\,2px

Nu jij weer.
Omzetten naar een ax^2+bx+c.
X^2-2px-6=0

Abc formule
A=1
B=-2p
C=-6

Edit; zal de abc formule invullen als ik thuis ben zodat ik hem hier overzichtelijk kan weergeven
pi_156490687
X1,2=(-(-2P) ± √((-2p)2-4*1*-6))) / 2*1

is vereenvoudigd (2p ± √ (2p2-(-24)) / 2

is vereenvoudigd p ± √(p2+12)
pi_156491296
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 06:20 schreef nickname89 het volgende:
X1,2=(-(-2P) ± √((-2p)2-4*1*-6))) / 2*1

is vereenvoudigd (2p ± √ (2p2-(-24)) / 2

is vereenvoudigd p ± √(p2+12)
Nee, dat is weer niet goed. Je hebt namelijk

(2p)^2\,=\,4p^2

en

\sqrt{4p^2\,+\,24}\,=\,2\sqrt{p^2\,+\,6}

en dus

x_{1,2}\,=\,\frac{2p\,\pm\,2\sqrt{p^2\,+\,6}}{2}\,=\,p\,\pm\,\sqrt{p^2\,+\,6}

Het is trouwens beter om deze vierkantsvergelijking op te lossen met behulp van kwadraatafsplitsing, dat geeft minder kans op dit soort fouten. We hadden

x^2\,=\,6\,+\,2px

Van beide leden 2px aftrekken geeft

x^2\,-\,2px\,=\,6

Nu kun je het linkerlid completeren tot een volkomen kwadraat door er p2 bij op te tellen, maar dan moeten we dat rechts ook doen en krijgen we dus

x^2\,-\,2px\,+\,p^2\,=\,p^2\,+\,6

Dit kunnen we schrijven als

(x\,-\,p)^2\,=\,p^2\,+\,6

en dus hebben we

x\,-\,p\,=\,\pm\sqrt{p^2\,+\,6}

zodat

x\,=\,p\,\pm\,\sqrt{p^2\,+\,6}
pi_156499656
Is duidelijk nu.
Samengevat;
1. Noemers wegwerken door *2 en *x
2. Uitschrijven naar vergelijk ax+bx+c=0
3. Invullen in abc formule.
4. Wortel uitwerken middels methode √ 24 = √ 6 *√ 4 waarna er staat 2*√ 6
5. Vervolgens delen door noemer, waarna je vergelijking goed is.

Dank je wel voor je uitleg. Je hebt me verlost van een breinbreker waar ik talloze uren naar gestaard heb.
  woensdag 30 september 2015 @ 18:01:24 #179
390376 Goldenrush
Everything is a remix.
pi_156502049
In vraag vier van het CE in 2015 heb ik gevonden p+q=-6 en p+6q=-8

Alleen; hoe verder? Het correctievoorschrift laat niet zien hoe je deze vergelijkingen kunt oplossen?
pi_156502200
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 18:01 schreef Goldenrush het volgende:
In vraag vier van het CE in 2015 heb ik gevonden p+q=-6 en p+6q=-8

Alleen; hoe verder? Het correctievoorschrift laat niet zien hoe je deze vergelijkingen kunt oplossen?
Omdat het te makkelijk is.

p + q = -6
geeft p = -6 - q

p = -6 - q substitueren in die andere vergelijking en q uitrekenen
pi_156505167
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 16:11 schreef nickname89 het volgende:
Is duidelijk nu.
Samengevat;
1. Breuken wegwerken door *2 en *x
2. Uitschrijven naar vergelijking ax²+bx+c=0
3. Invullen in abc formule.
4. Wortel uitwerken middels methode √ 24 = √ 6 *√ 4 waarna er staat 2*√ 6
5. Vervolgens delen door noemer, waarna je oplosssing goed is.

Dank je wel voor je uitleg. Je hebt me verlost van een breinbreker waar ik talloze uren naar gestaard heb.
OK. Maar begrijp je de alternatieve oplossing van de vierkantsvergelijking middels kwadraatafsplitsing nu ook?

[ Bericht 1% gewijzigd door Riparius op 30-09-2015 20:55:09 ]
pi_156505307
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 18:01 schreef Goldenrush het volgende:
In vraag vier van het CE in 2015 heb ik gevonden p+q=-6 en p+6q=-8

Alleen; hoe verder? Het correctievoorschrift laat niet zien hoe je deze vergelijkingen kunt oplossen?
Ik mag toch hopen dat het oplossen van een lineair stelsel van twee vergelijkingen in twee onbekenden nog steeds wordt onderwezen?

Hint: je kunt gebruik maken van het principe dat als A = B en tevens C = D dat dan ook geldt A − C = B − D. Trek de leden van je eerste vergelijking eens af van de leden van je tweede vergelijking, wat krijg je dan?
pi_156516228
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 20:15 schreef Riparius het volgende:

[..]

OK. Maar begrijp je de alternatieve oplossing van de vierkantsvergelijking middels kwadraatafsplitsing nu ook?
Ja,
Ik heb op youtube een instructievideo van de wiskundeacademie bekeken over kwadraat afsplitsen, omdat de methode nieuw is voor mij. Ik snap het principe en de gedachte hierachter.
  donderdag 1 oktober 2015 @ 17:33:42 #184
390376 Goldenrush
Everything is a remix.
pi_156525812
quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 20:21 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik mag toch hopen dat het oplossen van een lineair stelsel van twee vergelijkingen in twee onbekenden nog steeds wordt onderwezen?

Hint: je kunt gebruik maken van het principe dat als A = B en tevens C = D dat dan ook geldt A − C = B − D. Trek de leden van je eerste vergelijking eens af van de leden van je tweede vergelijking, wat krijg je dan?
Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.

quote:
0s.gif Op woensdag 30 september 2015 18:09 schreef Anoonumos het volgende:

[..]

Omdat het te makkelijk is.

p + q = -6
geeft p = -6 - q

p = -6 - q substitueren in die andere vergelijking en q uitrekenen
Dat lukt hier ook niet, want dan vind je p=p
pi_156526244
quote:
0s.gif Op donderdag 1 oktober 2015 17:33 schreef Goldenrush het volgende:

[..]

Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.

[..]

Dat lukt hier ook niet, want dan vind je p=p
Je faalt gewoon (no offence)

p+q=-6 en p+6q=-8

de tweede vergelijking van de eerste aftrekken (wat Riparius zei)

p + q - (p + 6q) = -6 - (-8)
-5q = 2
q = -2/5 = -0.4
pi_156526262
Of

p+q=-6 en p+6q=-8

eerste vergelijking geeft p = -6 - q
substitueren in de tweede vergelijking geeft

(-6 -q) + 6q = -8
5q = -2
q = -2/5 = -0.4
pi_156526550
quote:
0s.gif Op donderdag 1 oktober 2015 17:33 schreef Goldenrush het volgende:

[..]

Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.

Nee hoor, dan doe je iets fout. En echt, dit is brugklasalgebra. We hebben

p\,+\,q\,=\,-6

en

p\,+\,6q\,=\,-8

Trek je nu de leden van de eerste vergelijking af van de leden van de tweede vergelijking, dan krijg je

(p\,+\,6q)\,-\,(p\,+\,q)\,=\,-8\,-\,(-6)

en dus

p\,+\,6q\,-\,p\,-\,q\,=\,-8\,+\,6

en dat geeft

5q\,=\,-2

en daarmee

q\,=\,-\,\frac{2}{5}\,=\,-0,4

Nu is het niet moeilijk meer om ook p te bepalen, want we moeten immers hebben p + q = −6 zodat

p\,=\,-q\,-\,6

en dus hebben we

p\,=\,-(-\,\frac{2}{5})\,-\,6\,=\,\frac{2}{5}\,-\,\frac{30}{5}\,=\,-\,\frac{28}{5}\,=\,-5\frac{3}{5}\,=\,-5,6

Zie je?
pi_156809900
-

[ Bericht 22% gewijzigd door RustCohle op 14-10-2015 15:59:02 ]
pi_156842442
even via een foto, want had net alles ingevuld via mathtype, maar die verdwijnen als ik het kopieer naar het forum
pi_156845779
quote:
0s.gif Op woensdag 14 oktober 2015 22:49 schreef Silverdigger2 het volgende:
even via een foto, want had net alles ingevuld via mathtype, maar die verdwijnen als ik het kopieer naar het forum
[ afbeelding ]
Je probleem is dat je je goniometrische identiteiten niet goed kent.

Je hebt voor de cosinus van de dubbele hoek de volgende drie identiteiten (er zijn er meer, maar deze drie moet je echt kennen):

(1) cos 2α = cos2α − sin2α
(2) cos 2α = 2·cos2α − 1
(3) cos 2α = 1 − 2·sin2α

De tweede en de derde van deze identiteiten kun je overigens gemakkelijk uit de eerste afleiden met behulp van de identiteit

(4) cos2α + sin2α = 1

Hieruit volgt immers sin2α = 1 − cos2α en cos2α = 1 − sin2α, en door dit te substitueren in (1) krijg je resp. (2) en (3).

Welnu, je hebt

(5) x = 3·cos t
(6) y = 3·cos 2t

en met behulp van (2) vinden we dus direct dat

(7) y = 3·(2·(x/3)2 − 1)

waarvoor we ook kunnen schrijven

(8) y = (6/9)·x2 − 3
pi_156845891
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 08:34 schreef Riparius het volgende:

[..]

Je probleem is dat je je goniometrische identiteiten niet goed kent.

Je hebt voor de cosinus van de dubbele hoek de volgende drie identiteiten (er zijn er meer, maar deze drie moet je echt kennen):

(1) cos 2α = cos2α − sin2α
(2) cos 2α = 2·cos2α − 1
(3) cos 2α = 1 − 2·sin2α

De tweede en de derde van deze identiteiten kun je overigens gemakkelijk uit de eerste afleiden met behulp van de identiteit

(4) cos2α + sin2α = 1

Hieruit volgt immers sin2α = 1 − cos2α en cos2α = 1 − sin2α, en door dit te substitueren in (1) krijg je resp. (2) en (3).

Welnu, je hebt

(5) x = 3·cos t
(6) y = 3·cos 2t

en met behulp van (2) vinden we dus direct dat

(7) y = 3·(2·(x/3)2 − 1)

waarvoor we ook kunnen schrijven

(8) y = (6/9)·x2 − 3
Dankjewel ^O^

in de formulekaart voor de eindexamen staan inderdaad (1) (2) en (3) achter elkaar genoemd. Ik keek alleen naar (3) omdat die als laatste stond en probeerde met die regel verder te gaan.
pi_156849169
at is de wiskundige betekenis van een relatieve verhouding onderling? Ik zie vele verhoudingen, maar ondanks dat interpreteer ik verschillende verhoudingen anders wat leidt tot verwarring. Is er iemand die hier duidelijkheid over kan scheppen?

Er zijn een aantal voorbeelden wat ik onduidelijk vind:

Stel dat je twee goederen hebt: X en Y. De prijs van goed x (Px) is ¤2 en de prijs van goed Y (Py) is ¤1.

De relatieve prijsverhouding Px/Py = 2. In eerste instantie zou ik zeggen dat dit betekent dat goed X dus 2x zo duur is dan goed Y.

Nu heb ik nog een andere situatie:

De wisselkoers tussen de Dollar en de Euro ( Dollar/Euro koers) is 0.88. Dit betekent dat je voor 1 dollar 0,88 euro krijgt. Desondanks betekent het ook dat naarmate de wisselkoers stijgt de dollar minder waard wordt. Als de wisselkoers daarentegen daalt dan stijgt de dollar in waarde.

Wat mijn vragen dus uiteindelijk zijn:

-Hoe komt het dat als Px/Py stijgt dat er geïmpliceerd wordt dat goed X duurder wordt ten opzichte van Y, terwijl dat als de wisselkoers (Dollar/Euro) stijgt dat er dan sprake is van een depreciatie van de dollar in plaats van een appreciatie?

-Hoe kan ik in één keer weten wat de betekenis is van een verhouding? Stel dat de wisselkoers euro/dollar = 1,14, hoe moet ik dat dan lezen? 1,14 euro per dollar? Hoe zie je dat en waaraan? Hetzelfde geldt voor Px/Py. Als Px/Py gelijk is aan 2, dan impliceert dat enerzijds dat goed X twee keer zo duur is dan Py, maar aan de andere kant in termen van wisselkoersen is het iets negatiefs? Kan iemand mij dit verklaren?
pi_156850562
quote:
1s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 12:18 schreef RustCohle het volgende:
Wat is de wiskundige betekenis van een relatieve verhouding onderling? Ik zie vele verhoudingen, maar ondanks dat interpreteer ik verschillende verhoudingen anders wat leidt tot verwarring. Is er iemand die hier duidelijkheid in kan scheppen?

Er zijn een aantal voorbeelden wat ik onduidelijk vind:

Stel dat je twee goederen hebt: X en Y. De prijs van goed x (Px) is ¤2 en de prijs van goed Y (Py) is ¤1.

De relatieve prijsverhouding Px/Py = 2. In eerste instantie zou ik zeggen dat dit betekent dat goed X dus 2x zo duur is dan als goed Y.
Ik heb geen verstand van economie, maar dit lijkt me zonder meer juist.
quote:
Nu heb ik nog een andere situatie:

De wisselkoers tussen de Dollar en de Euro ( Dollar/Euro koers) is 0.88. Dit betekent dat je voor 1 dollar 0,88 euro krijgt. Desondanks betekent het ook dat naarmate de wisselkoers stijgt de dollar minder waard wordt. Als de wisselkoers daarentegen daalt dan stijgt de dollar in waarde.
Nee, als de verhouding $ : ¤ = 0,88 : 1 groter wordt dan wordt de US Dollar juist meer waard. Maar daarbij moet je bedenken dat het gaat om de waarde van de US Dollar ten opzichte van de waarde van de Euro op een gegeven moment. De waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro hoeft geen gelijke tred te houden met de waarde ten opzichte van het Britse Pond, om maar eens wat te noemen.
quote:
Wat mijn vragen dus uiteindelijk zijn:

-Hoe komt het dat als Px/Py stijgt dat er geïmpliceerd wordt dat goed X duurder wordt ten opzichte van Y, terwijl dat als de wisselkoers (Dollar/Euro) stijgt dat er dan sprake is van een depreciatie van de dollar in plaats van een appreciatie?
Dat laatste is niet waar. Als de verhouding $ : ¤ stijgt dan wordt de US Dollar juist meer waard ten opzichte van de Euro.
quote:
-Hoe kan ik in één keer weten wat de betekenis is van een verhouding? Stel dat de wisselkoers euro/dollar = 1,14, hoe moet ik dat dan lezen? 1,14 euro per dollar?
Nee, als je hiermee bedoelt ¤ : $ = 1,14 : 1, dan is het 1,14 US Dollar per Euro.
quote:
Hoe zie je dat en waaraan? Hetzelfde geldt voor Px/Py. Als Px/Py gelijk is aan 2, dan impliceert dat enerzijds dat goed X twee keer zo duur is dan Py, maar aan de andere kant in termen van wisselkoersen is het iets negatiefs? Kan iemand mij dit verklaren?[/b]
Ik denk dat je probleem zit in het feit dat je niet goed ziet dat a/b en b/a elkaars omgekeerde zijn, i.e. het product van deze grootheden is steeds 1. Als a/b stijgt, dan daalt b/a, en omgekeerd, als a/b daalt, dan stijgt b/a. Als dus de waarde van de Euro ten opzichte van de dollar (¤ : $) stijgt, dan daalt de waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤), en omgekeerd, als als de waarde van van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤) stijgt, dan daalt de waarde van de Euro ten opzichte van de US Dollar (¤ : $).
pi_156853367
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 13:30 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik heb geen verstand van economie, maar dit lijkt me zonder meer juist.

[..]

Nee, als de verhouding $ : ¤ = 0,88 : 1 groter wordt dan wordt de US Dollar juist meer waard. Maar daarbij moet je bedenken dat het gaat om de waarde van de US Dollar ten opzichte van de waarde van de Euro op een gegeven moment. De waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro hoeft geen gelijke tred te houden met de waarde ten opzichte van het Britse Pond, om maar eens wat te noemen.

[..]

Dat laatste is niet waar. Als de verhouding $ : ¤ stijgt dan wordt de US Dollar juist meer waard ten opzichte van de Euro.

[..]

Nee, als je hiermee bedoelt ¤ : $ = 1,14 : 1, dan is het 1,14 US Dollar per Euro.

[..]

Ik denk dat je probleem zit in het feit dat je niet goed ziet dat a/b en b/a elkaars omgekeerde zijn, i.e. het product van deze grootheden is steeds 1. Als a/b stijgt, dan daalt b/a, en omgekeerd, als a/b daalt, dan stijgt b/a. Als dus de waarde van de Euro ten opzichte van de dollar (¤ : $) stijgt, dan daalt de waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤), en omgekeerd, als als de waarde van van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤) stijgt, dan daalt de waarde van de Euro ten opzichte van de US Dollar (¤ : $).
Zowel in de college-aantekeningen die uitgereikt zijn via het internet als in de benodigde literatuur staat toch aangegeven dat een stijging van ($ : ¤) resulteert in een depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro.Heel vaag, aangezien ik hetzelfde als jou denk:

$ 1,50 / ¤ 1 = 1,5

Dat betekent dus dat ik met 1,5 euro 1 dollar kan kopen, naar mate de wisselkoers stijgt daalt de waarde van de euro ten opzichte van de dollar.

Maar.. wat zegt de literatuur?:



''(1,75 ¤ / $) is the exchange rate of ¤1,75 per dollar. A depreciation of the dollar against de euro is a fall in the euro price per dollar.''
pi_156854679
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 15:58 schreef RustCohle het volgende:

[..]

Zowel in de college-aantekeningen die uitgereikt zijn via het internet als in de benodigde literatuur staat toch aangegeven dat een stijging van ($ : ¤) resulteert in een depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro.Heel vaag, aangezien ik hetzelfde als jou denk:

$ 1,50 / ¤ 1 = 1,5

Dat betekent dus dat ik met 1,5 euro 1 dollar kan kopen, naar mate de wisselkoers stijgt daalt de waarde van de euro ten opzichte van de dollar.
Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.
quote:
Maar.. wat zegt de literatuur?:

Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.
pi_156858737
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 17:12 schreef Riparius het volgende:

[..]

Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.

[..]

Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.
Denk je? Dat zou een hoop verklaren!

$ : ¤ waar jij het over hebt is de breuk/wiskundige deling/verhouding tussen dollar en euro?
pi_156862020
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 17:12 schreef Riparius het volgende:

[..]

Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.

[..]

Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.
quote:
0s.gif Op donderdag 15 oktober 2015 20:06 schreef RustCohle het volgende:

[..]

Denk je? Dat zou een hoop verklaren!

$ : ¤ waar jij het over hebt is de breuk/wiskundige deling/verhouding tussen dollar en euro?
Ik weet het niet meer... wat de literatuur bedoeld:











PPP = Purchasing power parity


Stukje uit de literatuur:

''If the dollar/pound exchange rate is 1,50, then that means $1,50 per pound. An increase in the price level of the dollar results in a depreciation of the dollar''

Heel vaag.. als ik het vergelijk met een compleet ander voorbeeld:

Stel dat je twee goederen kunt maken: bier en pizza. Om bier te maken kost het je 1 uur en om pizza te maken kost het je 2 uur.

De verhouding bier/pizza is dan 1/2. Dat betekent dus dat je 1/2 pizza kon maken in plaats van 1 bier.

Als ik dit vertaal naar wisselkoersen zou ik dus denken dat een dollar/pound exchange rate van 1,5 juist zou betekenen dat je 1,5 pound betaalt per dollar (aangezien de pound ook in de noemer zit.....)

[ Bericht 5% gewijzigd door RustCohle op 15-10-2015 22:23:52 ]
pi_156895138
Find any local maxima or minima for the following function:

z=4x²-5xy+3y²+x³

ik heb eerst fx gedaan = 8x-5y+3x² en daarna fy=-5x+6y

Dit gelijkstellen aan 0 geeft natuurlijk x=0 & y=0 maar ook 5x=6y, oftewel x=1.2y. Nu geeft het boek als antwoord aan dat naast x & y = 0 ook x=-1.278 en y=-1.065 is. Als je dit invult in -5x+6y krijg je inderdaad 0, maar hoe kom je aan dit antwoord?
pi_156895259
quote:
0s.gif Op zaterdag 17 oktober 2015 12:01 schreef wihehin het volgende:
hoe kom je aan dit antwoord?
Substitueer x = 1,2y in fx = 8x − 5y + 3x2, stel gelijk aan nul en los vervolgens op naar y.
pi_156895312
quote:
0s.gif Op zaterdag 17 oktober 2015 12:01 schreef wihehin het volgende:
Find any local maxima or minima for the following function:

z=4x²-5xy+3y²+x³

ik heb eerst gedaaan fx(x,y) = 8x - 5y + 3x² en daarna fy(x,y) = -5x + 6y

De beide partiële afgeleiden gelijk stellen aan 0 geeft natuurlijk x = 0 & y = 0 maar ook 5x = 6y, oftewel x = 1.2y. Nu geeft het boek als antwoord aan dat naast x & y = 0 ook x = -1.278 en y= -1.065 is. Als je dit invult in -5x+6y krijg je inderdaad 0, maar hoe kom je aan dit antwoord?
Je hebt een stelsel van twee vergelijkingen in x en y, en dat stelsel is niet lineair en heeft inderdaad twee oplossingen, kijk maar.

Wat je moet doen is y = (5/6)·x substitueren in 8x − 5y + 3x2 = 0. Dan krijg je een vierkantsvergelijking in x die je gemakkelijk op kunt lossen, want je kunt dan immers in het linkerlid een factor x buiten haakjes halen.
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')