Substitutieregel gebruiken met u = sin(x) zodat du/dx = cos(x) en dus du = cos(x)dx. Dat kan ook impliciet met d(sin(x)) = cos(x)dx zodat je direct krijgtquote:Op zaterdag 11 juli 2015 14:33 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
f(x) = cos(x)/(sin2(x) + 1)
Hoe kan ik F(x) bepalen? Ik weet wel dat als f(x) = 1/(x2+1), F(x) = arctan(x) + C ; maar wat doe ik met cos(x) in de teller?
Ik had niet helemaal door dat de u/du-substitutie gebruikt moest worden in dit geval . Hoe dan ook, bedankt.quote:Op zaterdag 11 juli 2015 17:03 schreef Riparius het volgende:
[..]
Substitutieregel gebruiken met u = sin(x) zodat du/dx = cos(x) en dus du = cos(x)dx. Dat kan ook impliciet met d(sin(x)) = cos(x)dx zodat je direct krijgt
Het wordt juist een stuk lastiger als de teller van de integrand geen factor cos(x) zou hebben gehad. Probeer
maar eens te bepalen.
Je notatie is niet helemaal correct, want je laat in de derde en vierde stap ten onrechte het integraalteken weg. Maar het dikgedrukte deel is wel in orde. Het doet inderdaad wat vreemd aan dat je bij onbepaalde integralen die immers zijn op te vatten als een notatie voor de verzameling van alle primitieven van een gegeven functie overgaat op een andere variabele maar dit is wel de gebruikelijke manier van opschrijven. We substitueren hierquote:Op zondag 12 juli 2015 11:04 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
[..]
Ik had niet helemaal door dat de u/du-substitutie gebruikt moest worden in dit geval . Hoe dan ook, bedankt.
Klopt het qua notatie als in de volgende oplossing:
∫6x2/(3x3+6) dx
u = 3x3 + 6, dus du= 9x2dx
∫6x2/(3x3+6) dx= ∫2/3u du = d(2/3 * ln(u/3)) = d(2/3 * ln(x3+2)) = ln(x3+2) + C
Het gaat hier om het dikgedrukt deel. Ik benoem u en du, maar mag ik dat zomaar achter een "="-teken plaatsen?
Nee, de d en de ∫ zijn juist operatoren die - afgezien van de integratieconstante - elkaars inverse zijn. Deze notaties zijn ingevoerd door Leibniz en stonden oorspronkelijk voor resp. differentia en summa. Zie ook hier en hier. In het algemeen heb jequote:Op zondag 12 juli 2015 18:00 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
Ik dacht dat de d voor de formule het integraalteken verving.
Aangezienquote:Is de uitkomst trouwens niet 2ln(u/3)/3 ? Volgens WolframAlpha wel: http://www.wolframalpha.com/input/?i=6x%5E2%2F%283x%5E3+%2B+6%29
Het kunnen primitiveren van de functie f(x) = x·sin2(x) hoort niet tot de stof van wiskunde B. Je zou hiervoor de identiteit sin2(x) = ½ − ½·cos(2x) kunnen gebruiken om de integrand te schrijven als x − x·cos(2x) en vervolgens partiële integratie kunnen toepassen, maar dat laatste hoort dus niet tot de examenstof.quote:Op maandag 13 juli 2015 16:14 schreef BrokenBoy het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het integreren van bepaalde sinusoïden?
Ik vind in ieder geval dat je in staat moet zijn deze functie te primitiveren, en dat dit ook van een 5VWO leerling verwacht mag worden.quote:Op maandag 13 juli 2015 16:14 schreef BrokenBoy het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het integreren van bepaalde sinusoïden? Ik heb een f(x) bedacht die niet in het boek staat, maar die ik (denk ik) wel moet kunnen primitiveren. Moet een 5 vwo'er (dit hoofdstuk komt uit het boek van 5 vwo) in staat zijn om deze functie te kunnen primitiveren? Over deze functie heb ik het:
[ afbeelding ]
Als je even denkt aan de identiteit voor de sinus van de dubbele hoekquote:Deze Dit functievoorschrift staat in het boek, maar ik weet niet hoe ik dit moet primitiveren (vraag f):
[ afbeelding ]
De methode die je hier toepast is fout, want uit je uitwerking maak ik op dat je denkt dat je een primitieve van een product van twee functies kunt verkrijgen door het product te nemen van primitieven van elk van beide functies, maar dat is niet zo. Je kunt gemakkelijk inzien dat dit niet zo werkt: als F en G primitieven zijn van twee functies f en g, dan is de afgeleide van het product FG gelijk aan F'G + FG' = fG + Fg en dus niet fg. Verder lijkt het alsof je denkt dat (1/x2)·cos(x2) een primitieve is van sin(x2) maar ook dat klopt niet. Ga dit zelf maar na door je uitdrukking te differentiëren.quote:Deze 2 functievoorschriften heb ik moeten primitiveren (komt uit het boek), maar ik weet niet of ik het goed heb gedaan. Kan iemand bevestigen dat ik dit op de juiste manier doe en zo niet, zou iemand mij kunnen verbeteren?:
Edit: ik zie nu dat je in je eerste foto de functie f(x) = x·sin2x hebt, en niet f(x) = sin2x zoals ik hierboven aanneem. Helaas zijn foto's hier niet eenvoudig te zien als ik een bericht beantwoord, vandaar de vergissing. Zoals Tochjo opmerkt moet je hier inderdaad partiële integratie gebruiken.quote:[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
Ik zie trouwens dat ik steeds de constante ben vergeten op te schrijven (+C achter iedere F(x)), maar goed, dat moet er natuurlijk ook steeds achter staan.
Gelukkig hoort dit niet tot de examenstof van vwo Wiskunde B.quote:Op maandag 13 juli 2015 16:32 schreef Tochjo het volgende:
[..]
Het kunnen primitiveren van de functie f(x) = x·sin2(x) hoort niet tot de stof van wiskunde B. Je zou hiervoor de identiteit sin2(x) = ½ − ½·cos(2x) kunnen gebruiken om de integrand te schrijven als x − x·cos(2x) en vervolgens partiële integratie kunnen toepassen, maar dat laatste hoort dus niet tot de examenstof.
Ik zie nu inderdaad dat ik de minteken ben vergeten. Dit was slordig van mij, omdat ik weet dat je een minteken moet zetten als je een sinusfunctie primitiveert. Dat van m(x) begrijp ik niet, waarom is 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x)?quote:Op maandag 13 juli 2015 16:32 schreef Tochjo het volgende:
[..]
Bij het primitiveren van h(x) = x·sin(x2) ben je een minteken vergeten. Begrijp je waarom? Inderdaad is L(x) = ⅓·sin(x3) een primitieve van ℓ(x) = x2·cos(x3). Het primitiveren van m(x) = 2·sin(x)·cos(x) gaat vrij eenvoudig als je herkent dat 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x).
Vroeger wel hoor. En in Vlaanderen leert men dit gewoon op school, dus waarom hier niet?quote:Op maandag 13 juli 2015 17:01 schreef BrokenBoy het volgende:
Bedankt voor je reactie, Tochjo !
[..]
Gelukkig hoort dit niet tot de examenstof van vwo Wiskunde B.
Lees mijn post hierboven. Je hebt toch hopelijk wel eens van goniometrische identiteiten gehoord?quote:[..]
Dat van m(x) begrijp ik niet, waarom is 2·sin(x)·cos(x) = sin(2x)?
Het antwoord is niet boeiend. De weg naar het antwoord wel.quote:Op maandag 13 juli 2015 17:58 schreef GeschiktX het volgende:
Ik kom bij de volgende vraag uit op 0,51, klopt dit? Kan iemand dit bevestigen of ontkennen?
[ afbeelding ]
Ten slotte:
Weet iemand hoe ik vraag 19 kan berekenen?
[ afbeelding ]
Bij vraag 19 heb ik niks berekend, omdat ik het niet snap. Ik weet wel dat om de correlatiecoefficient te berekenen (r) de formule als volgt luidt:quote:Op maandag 13 juli 2015 18:46 schreef -J-D- het volgende:
[..]
Het antwoord is niet boeiend. De weg naar het antwoord wel.
Wat heb je bij beide al berekend?
Ik had hierna (en nu) niet genoeg tijd om je post goed door te nemen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide reactie, ik ga er vanavond goed naar kijken.quote:Op maandag 13 juli 2015 17:11 schreef Riparius het volgende:
[..]
Vroeger wel hoor. En in Vlaanderen leert men dit gewoon op school, dus waarom hier niet?
[..]
Lees mijn post hierboven. Je hebt toch hopelijk wel eens van goniometrische identiteiten gehoord?
Kijk even hier. Je kunt ook mijn overzichtje downloaden maar dat gaat wel verder dan de stof van de middelbare school.quote:Op maandag 13 juli 2015 19:11 schreef BrokenBoy het volgende:
[..]
Ik had hierna (en nu) niet genoeg tijd om je post goed door te nemen. Hartstikke bedankt voor je uitgebreide reactie, ik ga er vanavond goed naar kijken.
Ik heb nooit van goniometrische identiteiten gehoord (ik doe wis B er zelf naast, dus heb geen les met klasgenoten gehad). Misschien weet ik wel wat het is a.d.h.v voorbeelden, maar nu zegt het begrip mij niks.
In orde.quote:Op maandag 13 juli 2015 19:09 schreef GeschiktX het volgende:
[..]
Vraag 16:
A = slagen voor de test, B= succesvol
P(B) = 0,60 , P(Bc) = 0,40 --> c = complement
P(A|B) = 0,85 , P(Ac | B ) = 0,15
P(Ac | Bc) = 0,90
P(A | Bc) = 0,10
P(A and B ) = 0,85 * 0,60 = 0,51
"Kleinste kwadraten" wil zeggen dat in y^ = ax + b, a en b zo zijn gekozen datquote:Op maandag 13 juli 2015 17:58 schreef GeschiktX het volgende:
Ik kom bij de volgende vraag uit op 0,51, klopt dit? Kan iemand dit bevestigen of ontkennen?
[ afbeelding ]
Ten slotte:
Weet iemand hoe ik vraag 19 kan berekenen?
[ afbeelding ]
Over een periode van vijf jaar wordt (18000 − 15000) : 15000 x 100% = 20% rente gerekend. Daarbij hoort een groeifactor van 1,2. De groeifactor per maand is 1,21/60 ≈ 1,0030, dus ongeveer 0,30% rente per maand.quote:Op woensdag 15 juli 2015 09:22 schreef Drumkitje het volgende:
Als ik een lening opstel van 15.000 eur voor over 60 maanden en ik betaal 18.000 terug in totaal, hoeveel procent rente is dat per maand? of wat is hier de rekensom van?
Deze herleiding is fout. Je moet in de teller van de eerste breuk een veelvoud van 2x + 8 krijgen en je hebtquote:Op zaterdag 18 juli 2015 18:08 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
Kan iemand mij op m'n fout wijzen in het onderstaande?
Ik zoek de primitieve van f(x)
f(x) = 6x-4/(x2+8x+24)
Dan neem ik u=x2+8x+24, zodat we du = (2x+8) dx hebben en dan herschrijf ik f(x) zodat we du erin terugvinden:
f(x) = 6x+8-12/(x2+8x+24)
f(x) = 6x+8/(x2+8x+24) - 12/(x2+8x+24)
Ah natuurlijk. Bedankt!quote:Op zaterdag 18 juli 2015 18:22 schreef Riparius het volgende:
[..]
Deze herleiding is fout. Je moet in de teller van de eerste breuk een veelvoud van 2x + 8 krijgen en je hebt
aangezien 3·8 − 28 = 24 − 28 = −4.
Bedenk eerst dat, als een produkt van twee factoren nul is, één van beide factoren nul moet zijn.quote:Op zondag 26 juli 2015 20:59 schreef poker4lifee het volgende:
ook een vraagje
[ afbeelding ]
iemand die weet hoe je deze moet oplossen? Krijg het niet voor elkaar met de geleerde regels
snap je maar deels denk ik Dus dat of 4/x=0 of andere=0 en 4/x=0 kan nietquote:Op zondag 26 juli 2015 21:04 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Bedenk eerst dat, als een produkt van twee factoren nul is, één van beide factoren nul moet zijn.
Bedenk daarna dat één van beide factoren in dit geval helemaal geen nul kan worden
En bedenk daarna dat wat je overhoudt alleen maar nul is als 1 - ... = 0 ?
Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk door dingen als "iets" en "andere" te gebruiken.quote:Op zondag 26 juli 2015 21:26 schreef poker4lifee het volgende:
[..]
snap je maar deels denk ik Dus dat of 4/x=0 of andere=0 en 4/x=0 kan niet
dus dan hou je over (1-(ln(x))^3)=0?
ohww en dan dus 1-iets=0 moet 1 zijn en eloge=1 dus antwoord dan e.
Thanks
will do thxquote:Op zondag 26 juli 2015 21:52 schreef t4rt4rus het volgende:
[..]
Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk door dingen als "iets" en "andere" te gebruiken.
En het wordt super onduidelijk voor anderen.
Zeg gewoon
(log x)^3 = 1 ipv iets is 1
log x = 1
x = e ipv dus antwoord is e
Dus om die -3 weg te halen, deelt hij dus door 0. Ah, het lichtje begint te branden. Vond het oprecht vreemd omdat het getal binnen de haakjes een apart getal was voor de berekening.quote:Op woensdag 12 augustus 2015 16:33 schreef Scuidward het volgende:
Daar staat eigenlijk -3 maal hetgeen tussen haakjes.
Dus ze delen beiden zijden door -3.
0 blijft 0, en hetgeen binnen de haakjes komt buiten de haakjes.
Nee, hij deelt niet door 0.quote:Op woensdag 12 augustus 2015 16:38 schreef Monopoly het volgende:
[..]
Dus om die -3 weg te halen, deelt hij dus door 0. Ah, het lichtje begint te branden. Vond het oprecht vreemd omdat het getal binnen de haakjes een apart getal was voor de berekening.
Ik ga er eens mee spelen met andere sommen van dit principe.
Bedankt!
Ja natuurlijk! Wat stom dat ik dat niet door had.quote:Op woensdag 12 augustus 2015 16:40 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Nee, hij deelt niet door 0.
Hij deelt het allebei door -3.
0 delen door -3 blijft 0.
-3 (x - 4) delen door -3 geeft x-4, net als -3(3), dus eigenlijk -9, gedeeld door -3, ook weer 3 is, wat tussen haakjes stond.
Edit: Misschien is het handig om te weten dat als getallen 'tegen elkaar aan staan', zoals (3)(4) normaal gesproken vermenigvuldigt dienen te worden, dus (3)(4) = 12, en 3(x) = 3x, en 3(x+2) = 3x + 6.
Ik heb geen flauw idee, maar de kans op nul blauwe ballen is 4/7*3/6*2/5. De kans op minstens 1 blauwe is 1-dat.quote:Op donderdag 20 augustus 2015 00:05 schreef phpmystyle het volgende:
Hoe kan ik dit berekenen met een grafische rekenmachine?
Je drukt op math, dan ga je naar PRB, staat rechts boven aan, en dan optie 3 nCrquote:Op donderdag 20 augustus 2015 00:05 schreef phpmystyle het volgende:
In een vaas zitten 4 rode ballen en 3 blauwe ballen. Er worden 3 ballen zonder teruglegging
uit de vaas genomen.
Hoe groot is de kans op minstens één blauwe bal?
a. 0,187
b.0,813
c. 0,886
Hoe kan ik dit berekenen met een grafische rekenmachine? Ik weet echter alleen precieze aantallen te berekenen, maar niet met minstens of hoogstens
Er is gegeven dat de top van grafiek op die parabool ligt. Dat wil dus zeggen dat de coordinaten (x-top, y-top) zowel op f(x) als op y(x) liggen.quote:Op zaterdag 5 september 2015 12:55 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Ik snap hier geen hol van:
De top van de grafiek van fp(x) = 0,5x2 + px + q ligt op de parabool y = x2 + x + 1 .
a) Druk q uit in p. ????????????
Ik heb van alles geprobeerd, maar ik kom er niet uit. Kan iemand mij helpen?
Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:quote:Op zaterdag 5 september 2015 13:51 schreef Alrac4 het volgende:
[..]
Er is gegeven dat de top van grafiek op die parabool ligt. Dat wil dus zeggen dat de coordinaten (x-top, y-top) zowel op f(x) als op y(x) liggen.
Je weet als het goed is hoe je de coordinaten van de top moet bepalen. Dit kun je hier ook doen, met p en q als onbekende. Je vindt dan een uitdrukking voor de x-coordinaat van de top in termen van p. Je weet dat het punt (x-top, y-top) ook op y(x) ligt, dus je kunt zeggen: f(x-top) = y(x-top). Nu heb je een vergelijking met alleen p en q als onbekenden, en dus kun je q in p uitdrukken.
De fout die je maakt is dat je de top van y(x) berekent. Er staat niet dat de top van f(x) ook de top van y(x) is, de top van f(x) ligt gewoon ergens op y(x). Je moet dus niet x-top van y(x) invullen in y(x), maar de x-top van f(x). Dat is namelijk de coordinaat die hetzelfde is voor beide functies.quote:Op zaterdag 5 september 2015 14:31 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
[..]
Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:
fp(x) = 0,5x2 + px + q
y = x2 + x + 1
f(x-top) = -b / 2a = - p
y(x-top) = -b / 2a = - 0,5
y= (-0,5)2 - 0,5 + 1
= 0,75
Snijpunt (S) : S(-0,5 ; 0,75)
fp(-p) = 0,75
0,75 = 0,5*(-p)2 + p * -p + q
0,75= 0,5p2 - p2 + q
0,75= -0,5p2 + q
q = 0,5p2 + 0,75
Maar het antwoordenboek zegt : q = 1,5p2 -p + 1
???????????????????????????????????????????????????????
Hier gaat het mis.quote:Op zaterdag 5 september 2015 14:31 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Ik heb het geprobeerd, maar ik kom nog steeds niet uit. Wat is er fout aan mijn berekening?:
fp(x) = 0,5x2 + px + q
y = x2 + x + 1
f(x-top) = -b / 2a = - p
y(x-top) = -b / 2a = - 0,5
Zo help je mensen dus van de wal in de sloot:quote:Op donderdag 20 augustus 2015 03:28 schreef ForzaMilan het volgende:
[..]
Volgens mij was nCr voor dingen zonder terugleggen en nPr voor dingen met terugleggen maar het is al lang geleden dat ik deze dingen deed op het vwo.
Aah, dat deed ik dus de hele tijd verkeerd! Bedankt, ik ben er uitgekomen!quote:Op zaterdag 5 september 2015 14:42 schreef Alrac4 het volgende:
[..]
De fout die je maakt is dat je de top van y(x) berekent. Er staat niet dat de top van f(x) ook de top van y(x) is, de top van f(x) ligt gewoon ergens op y(x). Je moet dus niet x-top van y(x) invullen in y(x), maar de x-top van f(x). Dat is namelijk de coordinaat die hetzelfde is voor beide functies.
Dat.quote:Op zaterdag 5 september 2015 15:19 schreef BroodmetChocopasta het volgende:
Nieuwe opdracht:
De selectie van het eerste team van korfbalvereniging Avanti bestaat uit zes heren en zes dames.
Aan het begin van de competitie wordt een foto van de selectie gemaakt. De fotograaf zet de twaalf spelers op een rij.
Hoeveel rijen zijn mogelijk waarbij geen twee heren naast elkaar staan?
Ik dacht dus, dan krijg je man, vrouw, man, vrouw, etc. of vrouw, man, vrouw, man, etc.
de correcte berekening is 2 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1, maar ik snap niet hoe ze hier op komen, want ik dacht zelf aan: 12 • 6 • 6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1.
Wat gaat er fout?
top! helemaal duidelijk!quote:Op zaterdag 5 september 2015 15:29 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Dat.
Volgens jouw denkwijze heb je voor de eerste plaats 12 kandidaten. Voor de volgende positie heb je er nog zes (een van de zes van het andere geslacht). Voor positie drie zijn er nog 5 (Er is er namelijk al eentje van het betreffende geslacht opgesteld). Etc.
Daarmee kom je op 12 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1).
Dat is hetzelfde als het andere antwoord, want daar staat 2 • 6 • (6 • 5 • 5 • 4 • 4 • 3 • 3 • 2 • 2 • 1 • 1). Door de haakjes zie je meteen dat dat hetzelfde is. De gedachte in dat antwoord is dat je voor iedere positie 6, 6, 5, 5 etc. mogelijkheden hebt, en de eerste factor 2 komt doordat je kan beginnen met danwel een man, danwel een vrouw.
Ik zeg toch ook volgens mij.quote:Op zaterdag 5 september 2015 14:50 schreef la_perle_rouge het volgende:
[..]
Zo help je mensen dus van de wal in de sloot:
nCr berekent de combinatie, op hoeveel manieren kan je 3 knikkers uit een vaas van 10 trekken, terwijl de volgorde niet van belang is, bijvoorbeeld omdat je die knikkers in een kommetje (COMmetje) legt.
nPr berekent de permutatie, op hoeveel manieren kunnen in een wedstrijd met 10 personen goud, zilver en brons gewonnen worden, PRijsuitreikingen. De volgorde is van belang.
Schrijf de betrekkingquote:Op maandag 7 september 2015 11:40 schreef Super-B het volgende:
Goedemorgen,
Ik heb een vraag omtrent de 'inverse'. Zojuist heb ik de MPLc (marginal product of labor in cars) berekend. Er wordt beweerd dat als je de productie van auto's wilt uitbreiden met 1 unit, dat je dan de labor input met 1/MPLc uren moet verhogen.
[ afbeelding ]
Wat zegt de inverse van MPLc dan eigenlijk? Waarom neem je überhaupt 1/MPLc?
P.S; dit soort dingen tref ik overigens wel vaker:
[ afbeelding ]
Hierbij snap ik wiskunde technisch wel hoe je op 1/ ALc komt (ALc = labor requirement, w = wage, Pc= prijs van kaas). Ook snap ik dat als je het loon deelt door de prijs van kaas dat je weet hoeveel kaas je kunt kopen. Desondanks begrijp ik praktisch gezien niet (wiskundig wel) waarom je met 1/ALc hetzelfde kunt berekenen? Waarom die 1/..? 1/aantal labor? Weer zo'n inverse...
Ja dat idee had ik ook al, maar waarom?quote:Op donderdag 10 september 2015 09:56 schreef Anoonumos het volgende:
Var q = E(q2) - (Eq)2 = E(q2) - p2
en variantie is geen 0
denk ik
Waarom wat?quote:Op donderdag 10 september 2015 11:02 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja dat idee had ik ook al, maar waarom?
Het wachten is op Thabit
Ik vroeg mij af waarom ik mocht zeggen dat de variantie ongelijk 0 is. Maar okay! Ik ben niet zo'n held betreffende de kansrekening.quote:Op donderdag 10 september 2015 11:08 schreef Anoonumos het volgende:
[..]
Waarom wat?
Die vergelijking is simpel en variantie is alleen 0 voor een degenerate distribution
Ik zei alleen 'denk ik' omdat ik nog half sliep ( ) maar het is wel simpel.
Als het een degenerate distribution is dan is de stelling gewoon niet waar.quote:Op donderdag 10 september 2015 11:56 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik vroeg mij af waarom ik mocht zeggen dat de variantie ongelijk 0 is. Maar okay! Ik ben niet zo'n held betreffende de kansrekening.
Als je vroeger goed had leren rekenen met breuken dan had je direct gezien dat de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van de rechte door de punten P en F in je eerste plaatje gelijk is aanquote:Op zaterdag 12 september 2015 13:52 schreef Super-B het volgende:
Hallo goedemiddag,
Tijdens het studeren ben ik iets in de war geraakt betreffende de richtingscoëfficiënt. Zo ver ik weet wordt het als volgt berekend:
[snip]
Zou iemand het mij kunnen verklaren?[/b]
Hiermee geef je al aan dat je niet echt moeite wenst te doen.quote:Op dinsdag 22 september 2015 19:10 schreef d4v1d het volgende:
Kan je hier ook terecht met rekenvragen? ( )
Ik doe nu MBO, niv 3. Ik kan een jaar overslaan maar dan moet ik even eindtoetsen maken om van elk vak te laten zien dat ik niet een complete idioot ben. Ik kan opzich best rekenen (wiskunde iets minder, maar dat heb ik niet gelukkig) maar het is echt heel erg weggezakt. Ik moet dus weer wat theorie lezen en opdrachten maken. (Ik zou nu niet kunnen benoemen hoe je een breuk deelt. Bijvoorbeeld, maar dat heb ik dan ook een jaar of 2 niet meer gedaan.. )
Ik zoek dus eigenlijk een samenvatting voor niveau 2F rekenen, dan kan ik alle stof nog eens doorlezen. Ik zie het niet echt zitten om 2 rekenboeken van 2F door te nemen in een week
Hiermee spreek je jezelf tegen, want je hebt net gezegd dat de stof heel erg is weggezakt. Rekenen is net als fietsen: als je het eenmaal kunt, dan blijf je het je hele leven kunnen (zolang je tenminste nog fysiek en geestelijk in orde bent).quote:Ik hoef dus niet echt meer iets te leren (het niveau is echt droevig van dit rekenboek) Wil dus vooral stof herhalen en omhoog halen.
Ja, dit klopt. Schrijf alleen liever d(TO)/dQ omdat TO hier één grootheid voorstelt (en niet het product van twee grootheden T en O).quote:Op dinsdag 22 september 2015 21:25 schreef RustCohle het volgende:
[ afbeelding ]
Stel dat ik deze functie vermenigvuldig met Q om de totale opbrengsten te krijgen, dan krijg ik dit:
TO = aQ/b - Q²/b
Als ik hiervan de marginale opbrengsten formule wil afleiden, moet ik d TO / dQ berekenen. Dat gebeurt als volgt:
dTO/dQ: a/b - 2Q/b
Klopt dit?
We kregen later een mailtje met de rectificatie. Je moet dan gebruiken dar Var(X) > 0 en dan 'if you are very picky' in dat mailtje. Nee flikker op, ik heb een half uur lopen zoeken naar een goed bewijs en dan kom je met deze onzin aanzettenquote:Op donderdag 10 september 2015 20:34 schreef thenxero het volgende:
[..]
Als het een degenerate distribution is dan is de stelling gewoon niet waar.
Stel je hebt een verdeling gedefinieerd door P(X=2)=1, dan is 2 een unbiased estimator van X, en 2²=4 een unbiased estimator van X^2.
Als je aanneemt dat de verdeling niet degenerate is, dan kun je gebruiken dat Var X>0 (of equivalent, Jensen's ongelijkheid).
'quote:Op woensdag 23 september 2015 11:12 schreef thenxero het volgende:
[..]
Lees: 'if you are a mathematician'
quote:Op maandag 7 september 2015 16:06 schreef Riparius het volgende:
[..]
Schrijf de betrekking
eens als
dan zie je wellicht beter dat Qc (het aantal geproduceerde auto's) kwadratisch afhangt van Lc (de hoeveelheid arbeid die wordt geïnvesteerd om die auto's te produceren). Dit is in feite een differentiaalvergelijking en als je als beginvoorwaarde aanneemt Qc = 0 voor Lc = 0 (immers: zonder arbeid zul je geen auto's produceren) dan krijg je als oplossing voor deze differentiaalvergelijking
Nu zijn Lc en Qc hier wiskundig gezien reële grootheden waarbij Qc continu afhangt van Lc maar in de praktijk is in ieder geval Qc een discrete grootheid (je produceert een geheel aantal auto's), zodat dit (eenvoudige) wiskundige model maar in beperkte mate een economische realiteit weerspiegelt.
Maar je ziet wel dat de kwadratische relatie tussen de hoeveelheid arbeid en de aantallen geproduceerde auto's impliceert dat naarmate het aantal geproduceerde auto's hoger ligt er steeds minder extra arbeid nodig is om nog één extra auto te produceren (schaalvergroting maakt de productie efficiënter). Dat kun je ook mooi zien als je een grafiek tekent van bovenstaande relatie tussen Qc en Lc. De grafiek van Qc als functie van Lc is een (halve) dalparabool, en je ziet dat deze steeds steiler gaat lopen naarmate Lc groter wordt. In feite is de steilheid van (de raaklijn aan) de parabool in ieder punt recht evenredig met Lc.
Een differentiaalquotiënt is niets anders dan een limiet van een differentiequotiënt en zo hebben we hier
Voor kleine waarden van ΔLc is het differentiaalquotiënt dQc/dLc bij benadering gelijk aan het differentiequotiënt ΔQc/ΔLc zodat we dus ook bij benadering hebben
en daarmee ook
Als nu het aantal geproduceerde auto's met één toeneemt, dus ΔQc = 1, dan hebben we zo
waaruit volgt dat
De hoeveelheid extra arbeid ΔLc benodigd om nog één extra auto te produceren (ΔQc = 1) is hier dus inderdaad omgekeerd evenredig met de reeds geïnvesteerde hoeveelheid arbeid Lc.
Bedankt voor je uitgebreide uitleg.quote:Op zaterdag 12 september 2015 16:21 schreef Riparius het volgende:
[..]
Als je vroeger goed had leren rekenen met breuken dan had je direct gezien dat de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van de rechte door de punten P en F in je eerste plaatje gelijk is aan
(L/aLW) / (L/aLC) = aLC / aLW
Ik zou gewoon even terugmailenquote:Op woensdag 23 september 2015 12:20 schreef Amoeba het volgende:
[..]
'
Ja precies. Ik vind uitspraken doen waarvan ik eigenlijk zeker weet dat ze niet per se waar zijn ook wel een dooddoener. Als je dan nog niet weet dat het bewijs eigenlijk niet waar is (ik was niet op de hoogte van de uitzondering van een degenerate distribution), dan blijf je rondjes lopen. Best vervelend om zo je tijd te moeten verspillen en dat je dan zo'n afgezaagd mailtje krijgt dat je 'picky' bent.
Komt volgens mij gewoon neer op de abc-formule toepassenquote:Op dinsdag 29 september 2015 19:36 schreef nickname89 het volgende:
Ik heb de vergelijking
x/2 = (3/x)+p
Waarvan ze zeggen dat het antwoord moet zijn;
x1= p + wortel(p²+6)
x2= p - wortel(p²+6)
Als ik alle termen van x naar links haal hou ik over na vereenvoudigen;
x= -0,4P
Nee ...quote:Op dinsdag 29 september 2015 19:36 schreef nickname89 het volgende:
Ik heb de vergelijking
x/2 = (3/x)+p
Waarvan ze zeggen dat het antwoord moet zijn;
x1= p + wortel(p²+6)
x2= p - wortel(p²+6)
Als ik alle termen van x naar links haal hou ik over na vereenvoudigen;
x= -0,4P
Ik had geen quote alert gekregen hiervan schijnbaar.quote:Op dinsdag 22 september 2015 19:39 schreef Riparius het volgende:
[..]
Hiermee geef je al aan dat je niet echt moeite wenst te doen.
Ik vind wel overheidspublicaties met de eisen, maar geen echte samenvattingen van de stof. Ga dus toch maar braaf die twee boeken doornemen die je kennelijk al hebt.
[..]
Hiermee spreek je jezelf tegen, want je hebt net gezegd dat de stof heel erg is weggezakt. Rekenen is net als fietsen: als je het eenmaal kunt, dan blijf je het je hele leven kunnen (zolang je tenminste nog fysiek en geestelijk in orde bent).
Hier vind je een voorbeeldtoets. Maak die om te kijken of je de stof beheerst. Als dat niet zo is dan heb je het nooit goed geleerd.
Link en rechts vermenigvuldig met x. Dan krijg ik.quote:Op dinsdag 29 september 2015 21:20 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee ...
Nu doe je net of je vergelijking luidt x/2 = 3x + p, maar dat staat er niet. Je moet dus om te beginnen beter uit je doppen kijken. We hebben
Nu zie je dat we in de breuk in het rechterlid de onbekende x in de noemer hebben staan. Het is zaak om eerst te zorgen dat je geen breuk meer hebt waar de onbekende in de noemer voorkomt. Hoe zou je dat hier aan kunnen pakken?
Nee, dit is al fout. Vermenigvuldiging is immers distributief ten opzichte van optelling, dus als je beide leden met x vermenigvuldigt dan krijg jequote:Op woensdag 30 september 2015 01:09 schreef nickname89 het volgende:
[..]
Link en rechts vermenigvuldigen met x. Dan krijg ik
X^2/2=3+P
Omzetten naar een ax^2+bx+c.quote:Op woensdag 30 september 2015 01:16 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, dit is al fout. Vermenigvuldiging is immers distributief ten opzichte van optelling, dus als je beide leden met x vermenigvuldigt dan krijg je
Nu kunnen we de breuk in het linkerlid ook nog verdrijven door beide leden met 2 te vermenigvuldigen en dan krijgen we
Nu jij weer.
Nee, dat is weer niet goed. Je hebt namelijkquote:Op woensdag 30 september 2015 06:20 schreef nickname89 het volgende:
X1,2=(-(-2P) ± √((-2p)2-4*1*-6))) / 2*1
is vereenvoudigd (2p ± √ (2p2-(-24)) / 2
is vereenvoudigd p ± √(p2+12)
Omdat het te makkelijk is.quote:Op woensdag 30 september 2015 18:01 schreef Goldenrush het volgende:
In vraag vier van het CE in 2015 heb ik gevonden p+q=-6 en p+6q=-8
Alleen; hoe verder? Het correctievoorschrift laat niet zien hoe je deze vergelijkingen kunt oplossen?
OK. Maar begrijp je de alternatieve oplossing van de vierkantsvergelijking middels kwadraatafsplitsing nu ook?quote:Op woensdag 30 september 2015 16:11 schreef nickname89 het volgende:
Is duidelijk nu.
Samengevat;
1. Breuken wegwerken door *2 en *x
2. Uitschrijven naar vergelijking ax²+bx+c=0
3. Invullen in abc formule.
4. Wortel uitwerken middels methode √ 24 = √ 6 *√ 4 waarna er staat 2*√ 6
5. Vervolgens delen door noemer, waarna je oplosssing goed is.
Dank je wel voor je uitleg. Je hebt me verlost van een breinbreker waar ik talloze uren naar gestaard heb.
Ik mag toch hopen dat het oplossen van een lineair stelsel van twee vergelijkingen in twee onbekenden nog steeds wordt onderwezen?quote:Op woensdag 30 september 2015 18:01 schreef Goldenrush het volgende:
In vraag vier van het CE in 2015 heb ik gevonden p+q=-6 en p+6q=-8
Alleen; hoe verder? Het correctievoorschrift laat niet zien hoe je deze vergelijkingen kunt oplossen?
Ja,quote:Op woensdag 30 september 2015 20:15 schreef Riparius het volgende:
[..]
OK. Maar begrijp je de alternatieve oplossing van de vierkantsvergelijking middels kwadraatafsplitsing nu ook?
Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.quote:Op woensdag 30 september 2015 20:21 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik mag toch hopen dat het oplossen van een lineair stelsel van twee vergelijkingen in twee onbekenden nog steeds wordt onderwezen?
Hint: je kunt gebruik maken van het principe dat als A = B en tevens C = D dat dan ook geldt A − C = B − D. Trek de leden van je eerste vergelijking eens af van de leden van je tweede vergelijking, wat krijg je dan?
Dat lukt hier ook niet, want dan vind je p=pquote:Op woensdag 30 september 2015 18:09 schreef Anoonumos het volgende:
[..]
Omdat het te makkelijk is.
p + q = -6
geeft p = -6 - q
p = -6 - q substitueren in die andere vergelijking en q uitrekenen
Je faalt gewoon (no offence)quote:Op donderdag 1 oktober 2015 17:33 schreef Goldenrush het volgende:
[..]
Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.
[..]
Dat lukt hier ook niet, want dan vind je p=p
Nee hoor, dan doe je iets fout. En echt, dit is brugklasalgebra. We hebbenquote:Op donderdag 1 oktober 2015 17:33 schreef Goldenrush het volgende:
[..]
Had ik geprobeerd, maar dat levert q=-3 ^ p=-3 op terwijl je op q=-0,4 ^ p=-5,6 moet uitkomen.
Je probleem is dat je je goniometrische identiteiten niet goed kent.quote:Op woensdag 14 oktober 2015 22:49 schreef Silverdigger2 het volgende:
even via een foto, want had net alles ingevuld via mathtype, maar die verdwijnen als ik het kopieer naar het forum
[ afbeelding ]
Dankjewelquote:Op donderdag 15 oktober 2015 08:34 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je probleem is dat je je goniometrische identiteiten niet goed kent.
Je hebt voor de cosinus van de dubbele hoek de volgende drie identiteiten (er zijn er meer, maar deze drie moet je echt kennen):
(1) cos 2α = cos2α − sin2α
(2) cos 2α = 2·cos2α − 1
(3) cos 2α = 1 − 2·sin2α
De tweede en de derde van deze identiteiten kun je overigens gemakkelijk uit de eerste afleiden met behulp van de identiteit
(4) cos2α + sin2α = 1
Hieruit volgt immers sin2α = 1 − cos2α en cos2α = 1 − sin2α, en door dit te substitueren in (1) krijg je resp. (2) en (3).
Welnu, je hebt
(5) x = 3·cos t
(6) y = 3·cos 2t
en met behulp van (2) vinden we dus direct dat
(7) y = 3·(2·(x/3)2 − 1)
waarvoor we ook kunnen schrijven
(8) y = (6/9)·x2 − 3
Ik heb geen verstand van economie, maar dit lijkt me zonder meer juist.quote:Op donderdag 15 oktober 2015 12:18 schreef RustCohle het volgende:
Wat is de wiskundige betekenis van een relatieve verhouding onderling? Ik zie vele verhoudingen, maar ondanks dat interpreteer ik verschillende verhoudingen anders wat leidt tot verwarring. Is er iemand die hier duidelijkheid in kan scheppen?
Er zijn een aantal voorbeelden wat ik onduidelijk vind:
Stel dat je twee goederen hebt: X en Y. De prijs van goed x (Px) is ¤2 en de prijs van goed Y (Py) is ¤1.
De relatieve prijsverhouding Px/Py = 2. In eerste instantie zou ik zeggen dat dit betekent dat goed X dus 2x zo duur is dan als goed Y.
Nee, als de verhouding $ : ¤ = 0,88 : 1 groter wordt dan wordt de US Dollar juist meer waard. Maar daarbij moet je bedenken dat het gaat om de waarde van de US Dollar ten opzichte van de waarde van de Euro op een gegeven moment. De waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro hoeft geen gelijke tred te houden met de waarde ten opzichte van het Britse Pond, om maar eens wat te noemen.quote:Nu heb ik nog een andere situatie:
De wisselkoers tussen de Dollar en de Euro ( Dollar/Euro koers) is 0.88. Dit betekent dat je voor 1 dollar 0,88 euro krijgt. Desondanks betekent het ook dat naarmate de wisselkoers stijgt de dollar minder waard wordt. Als de wisselkoers daarentegen daalt dan stijgt de dollar in waarde.
Dat laatste is niet waar. Als de verhouding $ : ¤ stijgt dan wordt de US Dollar juist meer waard ten opzichte van de Euro.quote:Wat mijn vragen dus uiteindelijk zijn:
-Hoe komt het dat als Px/Py stijgt dat er geïmpliceerd wordt dat goed X duurder wordt ten opzichte van Y, terwijl dat als de wisselkoers (Dollar/Euro) stijgt dat er dan sprake is van een depreciatie van de dollar in plaats van een appreciatie?
Nee, als je hiermee bedoelt ¤ : $ = 1,14 : 1, dan is het 1,14 US Dollar per Euro.quote:-Hoe kan ik in één keer weten wat de betekenis is van een verhouding? Stel dat de wisselkoers euro/dollar = 1,14, hoe moet ik dat dan lezen? 1,14 euro per dollar?
Ik denk dat je probleem zit in het feit dat je niet goed ziet dat a/b en b/a elkaars omgekeerde zijn, i.e. het product van deze grootheden is steeds 1. Als a/b stijgt, dan daalt b/a, en omgekeerd, als a/b daalt, dan stijgt b/a. Als dus de waarde van de Euro ten opzichte van de dollar (¤ : $) stijgt, dan daalt de waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤), en omgekeerd, als als de waarde van van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤) stijgt, dan daalt de waarde van de Euro ten opzichte van de US Dollar (¤ : $).quote:Hoe zie je dat en waaraan? Hetzelfde geldt voor Px/Py. Als Px/Py gelijk is aan 2, dan impliceert dat enerzijds dat goed X twee keer zo duur is dan Py, maar aan de andere kant in termen van wisselkoersen is het iets negatiefs? Kan iemand mij dit verklaren?[/b]
Zowel in de college-aantekeningen die uitgereikt zijn via het internet als in de benodigde literatuur staat toch aangegeven dat een stijging van ($ : ¤) resulteert in een depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro.Heel vaag, aangezien ik hetzelfde als jou denk:quote:Op donderdag 15 oktober 2015 13:30 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik heb geen verstand van economie, maar dit lijkt me zonder meer juist.
[..]
Nee, als de verhouding $ : ¤ = 0,88 : 1 groter wordt dan wordt de US Dollar juist meer waard. Maar daarbij moet je bedenken dat het gaat om de waarde van de US Dollar ten opzichte van de waarde van de Euro op een gegeven moment. De waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro hoeft geen gelijke tred te houden met de waarde ten opzichte van het Britse Pond, om maar eens wat te noemen.
[..]
Dat laatste is niet waar. Als de verhouding $ : ¤ stijgt dan wordt de US Dollar juist meer waard ten opzichte van de Euro.
[..]
Nee, als je hiermee bedoelt ¤ : $ = 1,14 : 1, dan is het 1,14 US Dollar per Euro.
[..]
Ik denk dat je probleem zit in het feit dat je niet goed ziet dat a/b en b/a elkaars omgekeerde zijn, i.e. het product van deze grootheden is steeds 1. Als a/b stijgt, dan daalt b/a, en omgekeerd, als a/b daalt, dan stijgt b/a. Als dus de waarde van de Euro ten opzichte van de dollar (¤ : $) stijgt, dan daalt de waarde van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤), en omgekeerd, als als de waarde van van de US Dollar ten opzichte van de Euro ($ : ¤) stijgt, dan daalt de waarde van de Euro ten opzichte van de US Dollar (¤ : $).
Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.quote:Op donderdag 15 oktober 2015 15:58 schreef RustCohle het volgende:
[..]
Zowel in de college-aantekeningen die uitgereikt zijn via het internet als in de benodigde literatuur staat toch aangegeven dat een stijging van ($ : ¤) resulteert in een depreciatie van de dollar ten opzichte van de euro.Heel vaag, aangezien ik hetzelfde als jou denk:
$ 1,50 / ¤ 1 = 1,5
Dat betekent dus dat ik met 1,5 euro 1 dollar kan kopen, naar mate de wisselkoers stijgt daalt de waarde van de euro ten opzichte van de dollar.
Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.quote:Maar.. wat zegt de literatuur?:
Denk je? Dat zou een hoop verklaren!quote:Op donderdag 15 oktober 2015 17:12 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.
[..]
Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.
quote:Op donderdag 15 oktober 2015 17:12 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat is niet wat ik heb gezegd. Met $ : ¤ bedoelde ik de waarde van een dollar in verhouding tot de waarde van een euro en als die verhouding stijgt, dan stijgt uiteraard de waarde van een dollar ten opzichte van de waarde van een euro.
[..]
Ik denk dat ik je probleem zie. Met exchange rate $/¤ wordt hier bedoeld het aantal dollars dat je voor een euro krijgt, en als dat aantal toeneemt wordt de dollar uiteraard minder waard. Dat is iets anders dan ik met $ : ¤ bedoelde.
Ik weet het niet meer... wat de literatuur bedoeld:quote:Op donderdag 15 oktober 2015 20:06 schreef RustCohle het volgende:
[..]
Denk je? Dat zou een hoop verklaren!
$ : ¤ waar jij het over hebt is de breuk/wiskundige deling/verhouding tussen dollar en euro?
Je hebt een stelsel van twee vergelijkingen in x en y, en dat stelsel is niet lineair en heeft inderdaad twee oplossingen, kijk maar.quote:Op zaterdag 17 oktober 2015 12:01 schreef wihehin het volgende:
Find any local maxima or minima for the following function:
z=4x²-5xy+3y²+x³
ik heb eerst gedaaan fx(x,y) = 8x - 5y + 3x² en daarna fy(x,y) = -5x + 6y
De beide partiële afgeleiden gelijk stellen aan 0 geeft natuurlijk x = 0 & y = 0 maar ook 5x = 6y, oftewel x = 1.2y. Nu geeft het boek als antwoord aan dat naast x & y = 0 ook x = -1.278 en y= -1.065 is. Als je dit invult in -5x+6y krijg je inderdaad 0, maar hoe kom je aan dit antwoord?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |