Uit Trouw
Johan Derksen / Voetbal was mijn vluchtroute
tien geboden
arjan visser
Johan Derksen (Heteren, 1949) is sportjournalist. Hij werkt sinds 1977 bij het weekblad Voetbal International. Sinds 2000 is hij hoofdredacteur. Derksen verschijnt wekelijks als analist in het sportprogramma van RTL7 ’Voetbal Insite’.
1 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
„Mijn vader stemde CHU, het was de tijd van meneer Tilanus. We hadden tijdens de verkiezingen altijd zo’n affiche voor het raam hangen. Mijn moeder was een Vermeer. Mijn opa, Johannes, naar wie ik ben vernoemd, was een neef van Evert Vermeer uit Tiel, een van de oprichters van de SDAP. Nou, ik kan je verzekeren: de verjaardagspartijtjes van mijn jeugd waren bijzonder onaangenaam. Altijd vervelende discussies. Mijn vader was niet zo progressief. De Vara verkondigde linkse propaganda, de V.P.R.O was onbeschaafd en de KRO, dat waren de roomsen, die kon je niet vertrouwen. Toen het CDA ontstond, ging hij over naar de VVD omdat hij niet met die roomse gluiperds in één club wilde zitten. Dan weet je zo’n beetje hoe ik ben opgevoed. Mijn vader was adjudant bij de politie en in die jaren was zo iemand, zeker in een kleine gemeente, nog een autoriteit. Hij nam voor ieder boodschapje de auto, maar op zondag liep hij naar de kerk zodat iedereen kon zien dat hij een voorbeeldig christen was. Onze buren waren van de PvdA, die waagden het om op zondag in de tuin te gaan zitten niksen. Hij zette dan alle ramen open en ging, voor het eten, heel hard het Onze Vader declameren. Het was de hypocrisie van mijn vader die mijn geloof – de hersenspoeling die ik als kind had ondergaan – aan het wankelen bracht. Een halve liter jenever in je mik gooien, je vrouw terroriseren, maar ’s zondags wel met een vrome kop voorin de kerk gaan zitten. Ik nam me voor om, zodra ik eigen baas was, met dat hele zootje te breken. Het heeft nog jaren geduurd, maar toen eerst mijn moeder op haar 57ste aan kanker overleed en tien jaar later mijn vrouw stierf nadat ze ongelukkig van de trap was gevallen, had ik er meer dan genoeg van. De avond waarop de stekker er bij haar werd uitgetrokken, kwam een dominee bij me op bezoek die zei dat het toch ook een vreugdevolle dag was geweest omdat mijn vrouw nu veilig op het eindstation was aangekomen. Op dat soort lulkoek zat ik helemaal niet te wachten. Ik kwam tot de conclusie – met alle respect voor mensen die er nog wél in willen geloven – dat de Bijbel niet meer was dan een gedateerd sprookjesboek. Ik begrijp niet hoe ik ooit in al die onzin heb kunnen geloven.”
Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
„Soms soms denk ik wel eens: wat ben je toch eigenlijk een kwal van een man dat je jezelf zo belangrijk vindt om op televisie je meninkje te gaan verkondigen.Ik ben gelukkig nog opgegroeid met de generatie Cruijff, Van Hanegem en Jansen. We hadden de telefoonnummers van die jongens, je kon ze bellen en dan zat je de volgende dag bij ze aan de keukentafel. Ik was kind aan huis bij Cruijff. Ik schoof aan voor bietjes met een bal gehakt, weet je wel? Cruijff was de zoon van een groenteboer uit Betondorp en hij is altijd diezelfde doodgewone boerenlul gebleven. Als Jordi wel eens Johan tegen mij zei, werd hij door Cruijff op de vingers getikt: ’Heb je soms naast meneer Derksen in de klas gezeten?’ Nu is de voetballerij een wereldje van filmsterren en klatergoud. Nu hoor je dat Seedorf tijdens het EK van Portugal zijn Maserati uit Italië laat overkomen omdat hij geen zin heeft om met een taxi naar het stadion gebracht te worden. Nu zit je in een pershonk van het stadion, met een voorlichter erbij die ingrijpt als je een te kritisch vraagje stelt. En de tekst van het interview moet vervolgens óók aan de trainer, de directeur, de zaakwaarnemer en de jurist worden voorgelegd. Alles is veranderd. Niet alleen de manier waarop voetballers zich gedragen, ook het publiek heeft kennelijk een grotere behoefte aan heldenverering gekregen. Ik begrijp niet hoe het kan dat mijn buurman, de registeraccountant die elke dag in een grijs driedelig pak naar zijn werk gaat, dit jaar ineens met een oranje klomp op zijn hoofd op de bus naar Zwitserland is gestapt. Honderdvijftigduizend Nederlanders hebben daar op een paar pleintjes – want een kaartje hadden ze niet – hun oranjegevoel beleden. Ik heb er geen kritiek op hoor – het is een categorie mensen die geen onrust zoekt, ze vieren gewoon een feestje – maar ik snap er helemaal niets van. Het ergst vind ik toch het gedrag van die misselijke voetballertjes. Komen ze aan op Schiphol, staat er nog een kluitje supporters op ze te wachten – hoe trouw kun je zijn? – en wat doen de heren? Ze verlaten als Frank Sinatra via de achteruitgang het vliegveld. Vroeger leefden die voetballers naast hun publiek. Tegenwoordig worden ze omringd door mensen die belangrijk gevonden willen worden, allemaal jaknikkers. Met als gevolg dat bijvoorbeeld een man als Marco Van Basten totaal verbijsterd is als hij op zijn 35ste een keer wordt tegengesproken. Als je dán pas wordt tegengesproken, hoe arm ben je dan?”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
„Knevel – bijzonder aardige man, hoor – is altijd bezig met zieltjes winnen. Zo ben ik niet. Ik heb mijn beslissing niet langer in dat sprookjesboek te geloven zelfstandig genomen en ik zal met die overtuiging niet de boer op gaan, maar ik kan het niet helpen me te verbazen over mensen die maar blijven vasthouden aan dat geloof. Als ik die blijde jongeren op de EO landdag zie hossen, dan denk ik: dat kan niets anders dan een vlucht uit de boze buitenwereld zijn. Ik ben gestopt met vluchten, ik ga niets meer uit de weg. Mijn vrouw is niet boven op een eindstation gearriveerd. Ze is dood. Weg. Dat is de realiteit. Daar moet ik het mee doen.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
„Zelfs op mijn zestiende, toen ik in het eerste elftal van de dorpsclub voetbalde, werd ik op zondagochtend nog door mijn vader mee naar de kerk gesleept. Als we ’s middags speelden en ik de kleedkamer binnenstapte, riepen de oudere spelers: ’We kunnen niet meer verliezen jongens, want Johan is al voor ons wezen bidden.’ Op mijn zeventiende werd ik prof en ging ik naar Go Ahead Eagles. Ik ging het huis uit, onder het juk van mijn vader vandaan. Sindsdien ben ik niet meer in de kerk geweest.”
V Eer uw vader en uw moeder
„Mijn vader was een bijzonder driftige man die, als hij zijn zin niet kreeg, meteen met stemverheffing sprak. Ik denk trouwens dat ik daarom Louis van Gaal ook zo slecht kan verdragen. Als hij zijn stem verheft, denk ik: nee, Louis, dáár heb ik geen zin meer in. Ik ben volkomen anti- autoritair geworden; ik pik niets meer, van niemand. Maar goed, mijn vader had bovendien een kwaaie dronk die er voor zorgde dat hij wel eens een klap uitdeelde. Mij sloeg hij op den duur natuurlijk niet meer, maar mijn moeder kon er niet altijd aan ontkomen. We hadden overal ruzie over. Hij zat gevangen in de tijdgeest van de jaren vijftig, maar het waren de sixties; ik was opstandig, deed allerlei dingen waar hij helemaal niets van begreep. De strijd om lang haar nam bij ons thuis echt ziekelijke vormen aan. Ik weet zeker dat hij, nog voor ik bij de kapper aankwam, al had gebeld: ’Haal de tondeuse er maar weer eens flink overheen!’ Al die zinloze prestige-strijdjes… Je had in die tijd spijkerbroeken met van die wijde pijpen, Saint Tropez-pijpen waren dat: mocht ik niet. Zondagse kleren! Wat is dat voor een lulkoek? We leefden voor de familie, de relatiekring, de buren. Op een dag liepen de ruzies zo hoog op dat mijn moeder, toen hij achter me aanzat, zijn dienstpistool verstopte omdat ze bang was dat hij uit razernij rare dingen zou gaan doen. Toen we, vanwege de zoveelste bevordering van mijn vader, naar Rolde verhuisden leerde ik Eelco Gelling – de zoon van een collega van mijn vader – kennen. Eelco was de gitarist van Cuby and the Blizzards. Ik kon al aardig drummen en als ik nou iets wilde in mijn leven, dan was het ooit in zo’n band te kunnen spelen. Mijn vader vond het verschrikkelijk – want die jongens hadden lang haar. Hij heeft er werkelijk alles aan gedaan om een carrière in de muziek te dwarsbomen. Als ik een nieuw drumstel nodig had, weigerde hij voor de financiering te tekenen. Als ik met mijn bandje ergens speelde moest ik om elf uur thuis zijn, terwijl dan de tweede set begon. Hij is één keer bij een optreden geweest, samen met mijn moeder. Een vriendje kwam toen vertellen dat hij hem tegen haar had horen zeggen dat ik me vreselijk aanstelde en dat hij zich voor me schaamde. Terwijl ik, als zestienjarige, dacht dat ik het helemaal stond te maken, daar op het podium. Ik wilde zo snel mogelijk het huis uit en voetbal was mijn vluchtroute. Weg van de man die alles wat ik wilde onmogelijk maakte. Het is gek, maar ik vind het nog altijd moeilijk om te zeggen dat ik van mijn vader hield. Het zal wel – hij was tenslotte mijn vader en hij had het beste met me voor – maar toch… Dat ik van mijn moeder heb gehouden kan ik echt met honderd procent zekerheid zeggen. Ze was een schat, die vrouw. En ze heeft het niet makkelijk gehad: altijd maar tussen twee ruziënde mannen in. Mijn moeder was de vredesengel. Haar dood is een enorme klap voor mij geweest.”
VI Gij zult niet doodslaan
„Toen ik nog verslaggever was, heb ik veel zitten wroeten in de zwartgeldcircuits van al die voetbalclubs. Door wat ik bij FC Groningen heb blootgelegd, draaiden drie mensen de gevangenis in en de gevolgen waren dramatisch. Renze de Vries, de voorzitter, raakte zijn veehandel kwijt, de scheepswerf van de penningmeester ging failliet en met het hotel van de secretaris ging het al niet veel beter. De vrouw van de secretaris, zo is mij verteld, kon al die moeilijkheden niet aan en heeft zelfmoord gepleegd. Het gaat misschien te ver om me ook verantwoordelijk voor haar dood te voelen, maar toch… ik heb die lui kapot gemaakt. Ik vraag me af of ik nu, op mijn 59ste, hetzelfde zou doen als ik deze feiten in handen kreeg. Ik was toen wekenlang de gevierde man, een journalist met aanzien – het verhaal klopte van A tot Z, er was niets op aan te merken – maar als ik kijk naar het leed dat ik anderen heb berokkend, denk ik: is
VII Gij zult niet echtbreken
„Ik wist niet dat een mens zoveel verdriet kon hebben. Ik ben geen type dat snel en veel huilt, maar ik heb de eerste dagen na haar dood genoeg gehuild voor de rest van mijn leven. We waren zestien jaar getrouwd geweest. Ik was eenenveertig, had een dochter van twaalf, ik wist niet waar ik het zoeken moest. Toen heb ik de grootste fout van mijn leven gemaakt. Ik wilde dat alles weer bij het oude werd, de gezinssituatie herstellen, aan het werk. Ik kon mijn kind niet aan haar lot overlaten, dus kwam een oude kennis af en toe helpen. Daar is iets uit ontstaan en na een jaar ben ik met haar getrouwd. Vrienden hebben me gewaarschuwd, die zagen dat ik nog midden in mijn rouwproces zat en dat het helemaal geen goed idee was om zo snel weer te trouwen, maar ik was niet te coachen. We hebben een jaar lang ellende gehad en zijn toen gescheiden. Daarna ben ik vier jaar alleen geweest om helemaal tot rust te komen. Mijn dochter ging een jaar naar Amerika en toen is papa weer op zoek gegaan. En heeft deze vrouw gevonden. Ik ben nu elf jaar met haar getrouwd. Uitstekende vrouw, net zoals mijn eerste echtgenote. Ik ben dus wel drie keer getrouwd geweest, maar eigenlijk is er maar één huwelijk echt mislukt.”
VIII Gij zult niet stelen
„Als zoontje van de adjudant had ik een soort voorbeeldfunctie. Ik was een kwajongen, zoals alle kwajongens in het dorp, maar ik moest wel uitkijken dat ik niet bij echte rellen betrokken raakte want dat kon ten koste gaan van de status van mijn vader. Ik heb eigenlijk nooit iets slechts gedaan… ja, ik heb als voetballer pep gebruikt, maar dan moest ik bijvoorbeeld tegen René van de Kerkhof spelen – die jongen was sneller dan het geluid – en ik had geen zin om voor tienduizend man publiek voor lul te staan. Maar het hoort niet hè? Ik ben toch een beetje een fatsoensrakker, in dat soort dingen. Ik geloof dat ik redelijk in evenwicht ben. Ik ben vrij sociaal en… oké, de buurtbarbecue is niet aan mij besteed. Ik hou beslist niet van bruiloften en partijen. Ik begrijp het ook niet zo goed: volgende week dinsdag hebben we een feest, kom je ook? Nou, ik denk het niet. Ik weet helemaal niet of ik volgende week dinsdag in een feeststemming ben en ik hou bovendien helemaal niet van grote gezelschappen. Verder heb ik zes van de zeven dwangneuroses, maar als het waterpas willen hebben staan van de boeken en de cd’s in mijn kast, of het drie keer per week uitzuigen van mijn auto mijn gevaarlijkste kant is, dan kan ik nog wel een tijdje mee, toch?”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
„Ik heb over alles en iedereen een mening, maar ze mogen ook een mening over mij hebben, daar kan ik heel goed mee leven. Misschien is het niet altijd verstandig om altijd eerlijk te zijn – ik moet wel eens uit een stadion vluchten omdat ik iets onaardigs over een of ander clubje heb gezegd – maar ik heb nog nooit gelogen. En ik zal nooit onzin verkopen. Goed, ik zal je eerlijk zeggen: soms denk ik, op weg naar de studio, wel eens: wat ben je toch eigenlijk een kwal van een man dat je jezelf zo belangrijk vindt om op televisie je meninkje te gaan verkondigen, maar vervolgens realiseer ik me dat ik nergens makkelijker mijn alimentatie kan verdienen en dan rijd ik vrolijk door.”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
„Soms ga ik naar het optreden van een band met jongens van mijn leeftijd, dan zie ik de drummer spelen en denk: daar had ik kunnen zitten. Maar ik misgun hem zijn succes niet. Bovendien: ik heb ook in de journalistiek een geweldig leven gehad: ik ging van de stadsredactie van het Nieuwsblad van het Noorden naar Voetbal International. Van de saaie gemeenteraadsverslagen naar zes weken wereldkampioenschap voetballen in Argentinië. Ik heb voor VI de hele wereld afgereisd. Ja, misschien heeft mijn vader toch een beetje gelijk gehad… Ik heb een prachtige baan, maar dat is toch zijn verdienste niet? Weet je wat hij eigenlijk wilde? Dat ik na mijn carrière als profvoetballer… gek, hij was er wel trots op dat ik de linksback van Haarlem en MVV was, hij kwam ook bij wedstrijden kijken en maakte soms de fout om voor aanvang tegen iemand in het publiek te zeggen: ’Kijk, die nummero vijf, dat is mijn zoon’ waarop ik even later een tegenspeler een doodschop verkocht en hij problemen kreeg op de tribune, maar goed, hij wilde dus dat ik na mijn profcarrière trainer én postbode zou worden. Dat had hij helemaal zo uitgedokterd. Om zes uur ’s ochtends de post rondbrengen, ’s middags een club trainen. Zo moest het gaan. Alles moest gaan zoals mijn vader het vader het wilde. Dat heeft hij tot het laatst toe volgehouden. Zelfs op zijn sterfbed zei hij nog dat het maar goed was dat hij me bij de muziek had weggehouden omdat ik anders niet zo’n ’goede vaste baan’ had gehad. Ik had geen zin meer in heibel. Het enige wat ik nog tegen hem heb gezegd is: ’Als we dit leven ooit op een of andere manier nog een keer over zouden mogen doen, mag ik dan mijn eigen keuzes maken?’
Mart Smeets :"In alle drukte heb ik rust."