GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:31 |
Vorige deel: [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde. Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld! Links: Opmaak: Een uitleg over LaTeX-code kun je hier vinden Wiskundig inhoudelijk: OP | |
Q.E.D. | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:32 |
TVP [ Bericht 95% gewijzigd door GlowMouse op 09-03-2010 09:38:26 ] | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:46 |
Maar het hangt toch af waar je die twee stralen tekent? Je hoeft toch geen gelijkzijdige driehoek te krijgen? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:47 |
quote:Inderdaad, maar als jij een driehoek hebt met een cirkel eromheen dan ligt het voor de hand om het eindpunt van een straal samen te laten vallen met een hoekpunt van je driehoek. En dan heb je maar drie mogelijkheden om twee stralen weer te geven. | |
-jos- | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:49 |
quote: ![]() | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:53 |
Het blijft onduidelijk voor mij. Van welke axioma, definitie of stelling maak je gebruik om te beweren dat hoek c 60 graden is? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:55 |
quote:Dat is mijn conclusie niet. Maak eens een paint. | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:59 |
Maar je beweert toch dat je een driehoek met drie gelijke zijden krijgt? Dan moet elke hoek 60 graden zijn. Ik ben op zoek naar een argument dat volgens de regels van de logica geldig is. Een tekening geldt niet als logisch geldig argument. Ik heb dus een axioma, definitie of stelling nodig waaruit het antwoord volgt. | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:00 |
Een tekening verschaft inzicht. | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:11 |
Ik heb het geprobeerd te tekenen, schijnbaar doe ik iets fout. Kun je gewoon het antwoord geven en de intuitie daarachter? Zoniet dan wacht ik wel tot iemand anders het juiste antwoord kan geven.... | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:16 |
als je geen tekening wilt maken, wens ik je succes met wachten | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:24 |
Een tekening is toch geen geldig argument in de meetkunde of zie ik dat verkeerd? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:25 |
quote:Je praat makkelijker over een hoek als je hem ook kunt zien, zeker als de betreffende hoek niet in het verhaal genoemd wordt. | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:27 |
Mag ik jou vragen waarom je het antwoord niet gewoon geeft? Dit is toch een topic over wiskunde vragen? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:28 |
waarom zou ik voor jou een paint maken? | |
Riparius | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:28 |
quote:Ik heb niet het idee dat je nou erg je best doet om het antwoord logisch te beredeneren aan de hand van een figuur. En zo doe je je nick geen eer aan ... Maar vooruit, ik ga je even op weg helpen. Gegeven is een driehoek ABC. Noem het snijpunt van de middelloodlijnen O, dit is dan het middelpunt van de omgeschreven cirkel, en dus geldt: OA = OB = OC = r, waarbij r de straal is van de omgeschreven cirkel. Nu is echter ook gegeven AB = r, en dus is OA = OB = AB, zodat driehoek OAB gelijkzijdig is. De som van de hoeken van een driehoek is 180 graden, en dus geldt voor driehoek ABC: ∠CAB + ∠ABC + ∠BCA = 180° Maar nu wordt elk van de drie hoeken door de lijnstukken vanaf de hoekpunten A,B,C naar O in twee delen verdeeld. Kijk nu eens naar deze zes hoeken en wat je daar over kunt zeggen. | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:39 |
Prima dat jullie me dwingen om zelf over de oplossing na te denken, maar andere mensen hier krijgen gewoon een kant en klaar antwoord. Snap niet waarom dit niet in mijn geval gebeurt.... | |
Riparius | vrijdag 5 februari 2010 @ 23:45 |
quote:Omdat we de indruk hebben dat je niet erg veel moeite doet om zelf na te denken. Maar je wil een kant en klaar antwoord, nou dat kan. Als je het goed doet, moet je kunnen beredeneren dat hoek γ = 30°. | |
gaussie | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:02 |
Nee, dat heb je verkeerd geinterpreteerd. Mn meetkundig inzicht liet me in de steek. Soms zie je het gewoon niet. En niet iedereen zit op hetzelfde wiskunde niveau... Ik ga ervan uit dat je gebruik gemaakt heb van hoek c= 0.5*boog ab. Maar dan moet gelden dat boog ab 60 graden is. Wat ik nog steeds niet zie is, waarom de gebruikte assumptie tot een gelijkzijdige driehoek leidt? Maak je gebruik van een definitie, stelling etc... En zo ja welke. | |
GlowMouse | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:04 |
quote:Er wordt een driehoek met drie gelijke zijden geconstrueerd zonder enige stelling te gebruiken. | |
Riparius | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:14 |
quote:Nee, ik heb niet gebruik gemaakt van cirkelbogen. Bovendien is de veronderstelling dat driehoek ABC gelijkzijdig zou zijn onjuist. Maar dat wist je al, want anders kon hoek γ niet 30 graden zijn. Sterker nog, er volgt uit de gegevens ook niet dat driehoek ABC gelijkbenig zou zijn, dat hoeft helemaal niet. Wat wél geldt, is dat driehoek OAB gelijkzijdig is, dat is immers gegeven door AB = OA = OB. | |
gaussie | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:14 |
Ok, maar geldt de converse dan ook of niet? Met converse bedoel ik; als driehoek abc 1 hoek van 30 graden heeft, dat dan een zijde even lang is als de straal van de omgeschreven cirkel? Zo ja uit welk argument volgt dat dan? | |
Riparius | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:24 |
quote:Ja, het omgekeerde geldt ook, en dat kun je inderdaad het eenvoudigst inzien met cirkelbogen. Als ∠ACB = 30°, dan is bg(AB) = ∠AOB = 60°, en aangezien OA = OB geldt ∠OAB = ∠ABO. Aangezien de som van de hoeken van driehoek OAB 180 graden is, volgt dus ∠OAB = ∠ABO = 60°, waaruit weer volgt dat OAB gelijkzijdig is, zodat AB = OA = OB en AB dus gelijk is aan de straal van de omgeschreven cirkel van driehoek ABC. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 06-02-2010 02:49:47 ] | |
gaussie | zaterdag 6 februari 2010 @ 00:28 |
Nu is het helemaal duidelijk. Bedankt! | |
-J-D- | zaterdag 6 februari 2010 @ 11:38 |
Tekeningen zijn onmisbaar ![]() tvp. | |
thabit | zaterdag 6 februari 2010 @ 13:15 |
tvp | |
Siddartha | zaterdag 6 februari 2010 @ 17:48 |
tvp | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 15:46 |
Ik moet bewijzen dat |b|≤a dan en slechts dan als -a ≤ b ≤ a, Ik heb nu: Stel |b| ≤ a 0 ≤ |b| ≤ a, dus 0 ≤ a |b| ≤ a, dus b ≤ a (omdat |b|=b, of -|b|=b, en -|b|≤|b|) |b|≤a dus -a≤-|b| Kan ik hier al concluderen dat dan -a ≤ b? [ Bericht 0% gewijzigd door Hanneke12345 op 07-02-2010 15:59:38 ] | |
Riparius | zondag 7 februari 2010 @ 15:55 |
quote:Deze stap volg ik al niet, want b kan ook negatief zijn. Ik zou beginnen om twee gevallen te onderscheiden. Je hebt zoals je zelf al opmerkt |b| = b of |b| = -b, aangenomen dat b reëel is uiteraard. [ Bericht 2% gewijzigd door Riparius op 07-02-2010 16:00:50 ] | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 15:59 |
quote:Oh, ik ben daar absoluutstrepen vergeten. Maar de andere kant op bewijzen is net gelukt, dus ik ga een nieuwe poging wagen! | |
GlowMouse | zondag 7 februari 2010 @ 16:00 |
Een truuk die vaak werkt, is bij |x| onderscheid te maken tussen x<0 en x>=0. | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 16:12 |
Ik ben er bijna uit: Stel |b| ≤ a 0 ≤ |b| ≤ a, dus 0 ≤ a |b| = b of |b| = -b Als |b| = b, dan b ≤ a, en omdat 0 ≤ a en 0 ≤ b is -a ≤ b Als |b| = -b, dan -b ≤ a dus -a ≤ b, en b ≤ 0, 0 ≤ a, dus b ≤ a Dus in beide gevallen geldt -a ≤ b ≤ a. Toch? Of ben ik toch noge rgens te overhaast? | |
GlowMouse | zondag 7 februari 2010 @ 16:19 |
Het klopt allemaal wel, maarquote:volgt niet direct uit de axioma's. | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 16:23 |
quote:Als 0 ≤ b, dan |b| = b, als b ≤ 0, dan |b| = -b, b ≤ 0 of 0 ≤ b, dus .. Dat moet ik echt zo uitschrijven, ja? | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 19:58 |
Ik kom deze echt niet uit. Te bewijzen: ||a|-|b|| ≤ |a-b| Het antwoordenmodel zegt dat ik gebruik kan maken van dat wat ik eerder aangetoond heb, |b|≤a desda -a ≤ b ≤ a. Aan te tonen: -|a-b| ≤ |a|-|b|≤|a-b|, oké zover snap ik het. Vervolgens doen ze: |b|=|(b-a)+a|≤|b-a|+|a|=|a-b|+|a|. which implies the first inequality. Ik heb echt geen idee waarom. | |
GlowMouse | zondag 7 februari 2010 @ 20:12 |
quote: ![]() quote:Daar staat |b| <= |a-b| + |a| ofwel |a|-|b| >= -|a-b|. | |
Hanneke12345 | zondag 7 februari 2010 @ 20:26 |
Ah, ja. Tuurlijk. ![]() | |
Borizzz | zondag 7 februari 2010 @ 22:19 |
tvp | |
Joewy | dinsdag 9 februari 2010 @ 21:02 |
n(x) = 1 - 2 cos x ' De grafiek ontstaat door de vermenigvuldiging t.o.v. de x-as met factor -2 gevolgd door de verschuiving 2 omhoog ' Waarom is het 2 omhoog en niet 1 ? | |
Riparius | dinsdag 9 februari 2010 @ 21:28 |
quote:Dat hangt ervan af wat je oorspronkelijke functie is, dat vertel je er niet bij. | |
Joewy | dinsdag 9 februari 2010 @ 21:30 |
De standaard f(x) = cos x, sorry. | |
Riparius | dinsdag 9 februari 2010 @ 21:33 |
quote:Dan moet het een fout zijn in je boek. | |
gias | donderdag 11 februari 2010 @ 00:10 |
Lopen er hier nog mensen rond met Matlab ervaring? Ik heb een vraagje: als ik een berekening laat uitvoeren met Matlab, dan geeft hij het antwoord exact weer, dus in "som-vorm" ,maar wat ik wil is dat hij er gelijk één getal uit braakt. Dus eigenlijk van een exact antwoord wil ik direct de benadering in 3 cijfers achter de komma. Maar hoe laat ik hem dat weten... vb: stel je hebt iets van (5*10)/2, dan drukt hij het uit als 50/2, maar ik wil dan dat ie direct 25 geeft. (maar dan gaat het over getallen als -1529507700186385500251/33351231400106740678656+63595717592748263604825/68078519651958026928128*cos(3/10*pi)+158291783209258431323833/2668098512008539254292480*sin(3/10*pi)-4851982502419173/360287970189639680*cos(1/5*pi)) ![]() Ik krijg wel een antwoord als ik hetzelfde nog's laat uitvoeren, maar dan moet ik dus weer een extra opdracht geven. | |
GlowMouse | donderdag 11 februari 2010 @ 08:07 |
format short? | |
gias | donderdag 11 februari 2010 @ 11:27 |
Staat ie standaard op. Docent weet het ook niet. ![]() | |
Matr | donderdag 11 februari 2010 @ 13:16 |
Kan iemand mij stapsgewijs uitleggen hoe je de onderstaande vergelijking oplost? (kom er even niet uit met die macht en haakjes ![]() 150 = 100(1+r)5 | |
-jos- | donderdag 11 februari 2010 @ 13:26 |
Matr | donderdag 11 februari 2010 @ 13:40 |
Tnx ik snap hem weer ![]() | |
GlowMouse | vrijdag 12 februari 2010 @ 00:20 |
quote:http://forum.allaboutcircuits.com/showthread.php?t=8234 ik heb het nog nooit gezien | |
beertenderrr | vrijdag 12 februari 2010 @ 12:53 |
Even een vraagje betreft integralen, zie hieronder voor de som.![]() Dit heb ik gister van het bord overgenomen op school, maar iets zegt me dat dit niet klopt. Als ik namelijk in de primitieve functie 1 invul, komt er 17/15e uit, en dit moet nog met 2pi vermenigvuldigd worden. Dan kan het antwoord toch nooit 16/15 pi zijn? Ik kom in dit geval uit op 34/15 pi. Hoe zit de vork nou in de steel hier? | |
GlowMouse | vrijdag 12 februari 2010 @ 15:12 |
De primitieve is fout; je moet eerst het kwadraat wegwerken in de integrand. | |
beertenderrr | vrijdag 12 februari 2010 @ 16:01 |
Die hoorde daar niet, fout opgeschreven ![]() | |
GlowMouse | vrijdag 12 februari 2010 @ 19:39 |
werk het toch maar nauwkeuriger uit | |
-jos- | vrijdag 12 februari 2010 @ 19:41 |
quote:Ik denk dat je die kwadraat dan verkeerd hebt uitgewerkt. Als je als primitieve 1/5*x^5-2/3*x^3+x neemt komt er wel 16/15 pi uit trouwens hoe kan je nou weer de inhoud van een vlakdeel berekenen, stomme vraag zeg ![]() | |
GlowMouse | vrijdag 12 februari 2010 @ 19:54 |
De zin is inderdaad fout: het vlakdeel wordt om de x-as gewenteld. | |
beertenderrr | vrijdag 12 februari 2010 @ 20:09 |
holy shit, wat dom ![]() ![]() | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 14:18 |
quote:Als dat zo op het bord heeft gestaan als je het hier hebt gepost dan begrijpt je docent kennelijk ook niet hoe je het volume van een omwentelingslichaam berekent. Die factor 2π klopt dan niet en het antwoord 16/15 π dus ook niet. Het omwentelingslichaam past in een cilinder met straal 1 en lengte 1, en het volume daarvan is π. Je uitkomst kan dus niet kloppen. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:22 |
Bewijs met de epsilon-delta definitie van een limiet dat: Bewijs: Zij Moet ik die |x| uit de noemer zien te krijgen? Hoe kan ik dat doen? [ Bericht 3% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:36:49 ] | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:24 |
Relateer hem niet aan epsilon, maar schat hem af. Zorg dat 1/|x| niet te groot wordt door delta goed te kiezen. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:28 |
quote:Dan geldt: Dus volgt dat: Dus: En daarmee is het bewezen? [ Bericht 1% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:36:54 ] | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:32 |
quote:wat denk je zelf? | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:32 |
quote:Dit gaat al niet goed. De uitspraak lim x→½ 1/x = 2 betekent dat er voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat | 1/x - 2 | < ε voor elke x waarvoor geldt 0 < | x - ½ | < δ. Je moet dus een existentiebewijs geven en laten zien dat er voor elke ε > 0 zo'n δ > 0 bestaat. Dit doe je door uit te gaan van | 1/x - 2 | < ε en daaruit te herleiden waaraan x moet voldoen. Dan kun je δ in ε uitdrukken, waarmee het gestelde is aangetoond. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:35 |
quote:Ja, want voor elke epsilon>0 is er een delta>0 zodanig dat als |x-1/2| < delta dat dan |1/x -2| < epsilon . | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:36 |
quote:Dat is toch precies wat ik nu gedaan heb? Waarneer refereerde je precies met "dit gaat niet altijd goed"? | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:38 |
quote:Het staat er nu alleen meer als een kladje zoals Riparius opmerkt. Je begint met zij eps>0, neem delta = min{1/4, eps/8}, zij x in Df, |x-2|<delta, dan .... < eps, klaar. Delta>0 komt bv. ook nooit voor als aparte regel in je bewijs. | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:40 |
quote:Beter lezen, dit schrijf ik niet. Verder bedoel ik dat je een existentiebewijs moet geven en dat je dat kunt doen door te laten zien dat je bij elke gegeven ε > 0 een δ > 0 kunt construeren die aan het gestelde voldoet. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 15:42 |
quote:Je bedoelt zeker: delta < min(1/4,epsilon/8. Delta>0 vind ik wel ergens terug in een bewijsje in mijn diktaat, maar is inderdaad overbodig omdat delta groter is dan de absolute waarde van iets. Is inderdaad wel netjes om het op die manier op te schrijven, maar ik wilde hier meer laten zien wat ik aan het doen was. Bedankt! | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:16 |
Even om te checken of ik het nu goed doe, een ander voorbeeld van een delta-epsilon limiet. Te bewijzen: Bewijs: Zij [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:37:00 ] | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:25 |
quote:Delta kan anders natuurlijk ook nul zijn, dus het moet wel genoemd worden. http://mathworld.wolfram.com/Epsilon-DeltaProof.html | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:26 |
quote:Nee. Je omwerking van 1/(1+x2) - 1/2 klopt al niet. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:28 |
quote:oeps | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:31 |
quote:Nee, bij het bewijs van een limiet voor x → a aan de hand van de ε,δ definitie gaat het om waarden van x zodanig dat 0 < | x - a | < δ, en dan kan δ niet nul zijn. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:34 |
quote:Ik krijg met mathematica hetzelfde, dus wat zou het volgens jou wel moeten zijn dan? | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:36 |
quote:Dat is wat ik bedoel, je noemt dus dat delta groter is dan nul door te zeggen dat 0 < | x - a | < δ . | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:37 |
quote:Minnetjes en plusjes gaan fout. Dat zie je ook als je gewoon x=1 invult. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:41 |
quote:Als ik x=1 invul krijg ik voor beide 0.. volgens mij klopt ie toch echt. | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:43 |
quote:Nee, het ligt anders (en subtieler). Er is een verschil tussen de ε,δ definities bij een limiet voor x → a en bij continuïteit in x = a. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 13-02-2010 16:59:18 ] | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:46 |
quote:Continuiteit heb ik nog niet zo 'rigoreus' gekregen, maar hier lees ik hetzelfde: quote:http://mathworld.wolfram.com/Epsilon-DeltaDefinition.html Je begint dus met 0<|x-x_0|<delta en laat zien dat daaruit volgt dat |f(x)-y_0|<epsilon. Je neem dus aan dat 0<delta. | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:49 |
quote:Het enige verschil is toch dat je de limietwaarde neemt ipv f(c)? quote:In de noemer krijg je 1-x², wat overigens hetzelfde is door de absoluutstrepen. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:53 |
quote:Ja, het klopt dus wel gewoon ![]() Wat ik eigenlijk doe bij het eerste ongelijkheidsteken, is die |(x-1)| vervangen door delta. edit: oja, kwadraatje vergeten over te typen verderop. Anyway, is het inhoudelijk correct? | |
Riparius | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:55 |
quote:Ja, maar δ=0 komt in dat hele verhaal niet te pas. Bovendien klopt de definitie van continuiteit die in je linkje wordt gegeven niet, want hier wordt x = x0 ten onrechte uitgesloten door 0 < | x - x0 | < δ te nemen. Kijk maar eens naar de functie f(x) = (sin x) /x. Die zou continu zijn in x = 0 als we het verhaal uit je linkje mogen geloven, maar dit is niet zo, want de functie is niet gedefinieerd voor x = 0. Je kunt de discontinuïteit in x = 0 wel opheffen door f(0) = 1 te definiëren, want lim x→0 (sin x)/x = 1, maar dat is een ander verhaal. | |
GlowMouse | zaterdag 13 februari 2010 @ 16:59 |
quote:Nee, 14/9de komt uit de lucht vallen. | |
BasementDweller | zaterdag 13 februari 2010 @ 17:02 |
quote:Omdat delta < 1/4 en |x-1|<delta, volgt |x-1|<1/4 dus Verder heb ik een rekenfout gemaakt en moet het 14/25 zijn ipv 14/9. [ Bericht 22% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:37:08 ] | |
Riparius | zondag 14 februari 2010 @ 16:07 |
quote:Dit gaat helemaal niet goed, dus laat ik het maar even voor je uitwerken. De opgave: bewijs aan de hand van de ε,δ definitie dat lim x→1 1/(1+x2) = 1/2. We bekijken eerst eens de uitdrukking 1/(1 + x2). Er geldt x2 ≥ 0, dus 1 + x2 ≥ 1, dus 1/(1 + x2) ≤ 1, en aangezien ook geldt 1/(1 + x2) > 0 hebben we dus: (1) 0 < 1/(1 + x2) ≤ 1, en dus ook: (2) -½ < 1/(1 + x2) - ½ ≤ ½, en dus: (3) | 1/(1 + x2) - ½ | ≤ ½ Dit betekent dat voor ε > ½ elke waarde van δ > 0 voldoet, aangezien (3) geldt voor elke x en daarmee ook voor elke x die voldoet aan 0 < | x - 1 | < δ, ongeacht de keuze van δ. We hoeven nu dus alleen nog waarden van ε ≤ ½ te onderzoeken. Sluiten we x = 0 uit, dan is | 1/(1 + x2) | < 1 en dus ook | 1/(1 + x2) - ½ | < ½, zodat we kunnen concluderen dat voor ε = ½ de waarde δ = 1 voldoet, we hebben immers: (4) | 1/(1 + x2) - ½ | < ½ voor elke x zodanig dat 0 < | x - 1 | < 1 In zijn algemeenheid kun je voor lim x→a f(x) = L opmerken dat een gegeven δ0 die voldoet voor een gegeven ε0 ook zal voldoen voor elke andere ε > ε0, daar immers uit | f(x) - L | < ε0 en ε0 < ε ook volgt dat | f(x) - L | < ε indien 0 < | x - a | < δ0. Het is dus irrelevant om willekeurig grote waarden van ε te onderzoeken zodra we een bovengrens voor ε hebben gevonden, het is dan nog uitsluitend van belang aan te tonen dat voor elke willekeurig kleine ε > 0 een δ > 0 bestaat waarmee aan de voorwaarden uit de definitie wordt voldaan. Voor deze opgave hebben we al gevonden dat we alleen nog waarden van ε < ½ hoeven te onderzoeken. We willen nu aantonen dat voor elke positieve ε < ½ een δ > 0 bestaat zodanig dat (5) | 1/(1 + x2) - ½ | < ε indien (6) 0 < | x - 1 | < δ Voor (5) kunnen we schrijven: (7) | (1 - x)(1 + x)/(2∙(1 + x2)) | < ε En aangezien we voor ε < ½ mogen veronderstellen dat δ < 1 en dus blijkens (6) | x + 1| niet 0 kan zijn kunnen we (7) herschrijven als: (8) | x - 1 | < 2ε ∙| (1 + x2)/(1 + x) | Nu moeten we de factor | (1 + x2)/(1 + x) | onderzoeken, en aangezien we δ < 1 mogen veronderstellen, en dus | x - 1 | < 1, kunnen we ons beperken tot het interval (0,2). Het is direct te zien dat (1 + x2)/(1 + x) gelijk is aan 1 voor x = 0 en x = 1. Ook is duidelijk dat deze uitdrukking positief is op het interval (0,2) en dat de waarde in ieder geval stijgend is voor x > 1 aangezien x2 sneller in grootte toeneemt dan x voor x > 1. Maar nu zijn we geïnteresseerd in een minimum van deze uitdrukking op het interval (0,2). Als we namelijk een ondergrens m > 0 kunnen bepalen zodanig dat: (9) m < | (1 + x2)/(1 + x) | Dan is ook: (10) 2ε∙m < 2ε∙| (1 + x2)/(1 + x) | In dit geval volgt uit (8) en (10) dat voor elke positieve ε < ½ de keuze δ = 2ε∙m impliceert dat voor elke x zodanig dat 0 < | x - 1 | < δ wordt voldaan aan (8) en daarmee dus ook aan (7) en dus ook aan (5), zoals gewenst. Nu is eenvoudig te bepalen dat (1 + x2)/(1 + x) op het interval (0,2) een minimum aanneemt bij x = -1+√2 en dat dit minimum 2√2 - 2 bedraagt. Ook is 2√2 - 2 > ½, dus kunnen we bijvoorbeeld m = ½ nemen, er geldt immers op het interval (0,2): (11) ½ < | (1 + x2)/(1 + x) | Kiezen we dus bij een willekeurig kleine ε < ½ voor δ = 2ε∙½ = ε, dan wordt voor elke x die voldoet aan (6) voldaan aan (8) en daarmee ook aan (5). Hiermee is aangetoond dat er inderdaad voor voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat voor elke x die voldoet aan (6) wordt voldaan aan (5), QED. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 14-02-2010 17:30:17 ] | |
Hanneke12345 | zondag 14 februari 2010 @ 16:33 |
Te bewijzen: a en b uit R, als a <= b1 voor alle b1>b, dan a <= b. Stel dat het niet zo is. Dus b<a. Dan is a > b, maar dat is nog geen tegenspraak. Ik weet wel dat er oneindig veel getallen nog tussen a en b liggen, waarvoor dus geldt dat a>b1>b, maar ik weet niet hoe ik dat wiskundig moet gaan opschrijven of ik dat uberhaupt zomaar aan kan nemen. | |
GlowMouse | zondag 14 februari 2010 @ 16:35 |
Zij a en b in R. Neem aan a <= b1 voor alle b1 > b, maar a > b. Je moet dan op een tegenspraak uitkomen, en dat kan hier door een b1>b te vinden zodanig dat a > b1. | |
Hanneke12345 | zondag 14 februari 2010 @ 16:41 |
Dat is precies zover als ik ook was. Maar ik heb geen idee hoe ik die b1 kan vinden. Ik zou denk ik b1 moeten schrijven als functie van b en a. Iets met een breuk misschien? Verder dan dit kom ik niet. | |
thabit | zondag 14 februari 2010 @ 16:50 |
Wat dacht je van (a+b)/2 ? | |
Hanneke12345 | zondag 14 februari 2010 @ 16:54 |
Ach stom, uiteraard. | |
BasementDweller | zondag 14 februari 2010 @ 18:36 |
quote:Wauw dat is een hoop werk, dank je wel!! ![]() (heb nu even geen tijd maar ga het binnenkort zeker doornemen! Als ik dan nog vragen heb horen jullie het wel ![]() | |
Hanneke12345 | zondag 14 februari 2010 @ 21:10 |
Oké ik kom er weer niet uit. Prove that if a>0, then there exists n in N such that 1/n < a < n. a < n is makkelijk. Round(a)+1 (mag dat gewoon?). 1/n < a kom ik niet uit. Ik dacht eerst 't zelfde te doen als net. a/2. Maar als a irrationaal is kan dat niet omgevormd anar 1/n. round(a)/2 gaat ook alleen maar goed als a groter is dan een half. | |
GlowMouse | zondag 14 februari 2010 @ 21:19 |
Ik zou om te beginnen onderscheid maken tussen a<1 en a>=1. | |
Riparius | zondag 14 februari 2010 @ 21:24 |
quote:Kies een n zodanig dat n > 1/a en tevens n > a. Dan is 1/n < a en a < n, waaruit het gestelde volgt. | |
greatchampion | dinsdag 16 februari 2010 @ 10:28 |
een probleem met het inproduct waar ik niet helemaal uit kom: ik heb 2 vectoren die een plane opspannen laten we zeggen: P(50,0,0) en Q(0,0,50) (x,y,z) met een normaal van de plane N(0,1,0) Nu moet ik een vector R bepalen die +30 graden is tov vector P die ook in de plane ligt. Hoe doe ik dit? Kom niet verder dan in het invullen van deze formule: P*R = |P| |R| * cos( hoek ) P weet ik hier, lengte van R ook moet hoe reken ik nou die vector R uit? want als ik het oplos deel ik het rechter stuk door vector P maar dan ligt vector R nog steeds op dezelfde richting als P ![]() | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 11:21 |
P*R = |P| |R| * cos( hoek ) die kun je niet oplossen door rechts door P te delen, want er staat geen P maar |P|. Bovendien kun je niet delen door een vector. Je kunt R schrijven als lineaire combinatie van P en Q omdat hij in het vlak ligt. | |
Riparius | dinsdag 16 februari 2010 @ 11:42 |
quote:Ik begrijp niet zo goed waarom je hier met een inproduct wil werken. Als R in hetzelfde vlak ligt als P en Q en dezelfde lengte heeft als P omdat je P over een hoek van 30 graden in positieve richting roteert om R te verkrijgen, dan heb je R(50*cos(-30°),0,50*sin(-30°)). Het minteken is vanwege de ligging van je normaal (kurketrekkerregel). | |
greatchampion | dinsdag 16 februari 2010 @ 12:57 |
quote:Ja, ik dacht dat ik de vector Q kon uitrekenen door de vergelijking op te lossen aangezien ik de rest van de gegevens had. Maar het kon dus simpeler ![]() heb nu: R = P * cos( hoek in radialen ) + Q * sin( hoek in radialen ) thx ![]() | |
123hopsaflops | dinsdag 16 februari 2010 @ 13:50 |
Voor n=2 is het duidelijk: Als je nu kijkt naar n=3, dan: Mag je nu zeggen: dus voor n=3 is hij Abels, op dezelfde manier voor n+1 [ Bericht 0% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:37:15 ] | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 13:55 |
Waarom zou je n=3 nodig hebben om het gevraagde aan te tonen? | |
Hanneke12345 | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:05 |
quote: ![]() Is dit een goed genoeg antwoord? Nja, behalve dan dat 1 a>=1 moet zijn en 2 a<1. | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:11 |
bij 1 zou ik 1/n<a iets uitgebreider motiveren: 1<a dus n < na dus 1 < na en vermenigvuldigen met het positief getal 1/n (waarom positief?) levert 1/n < a. de laatste dus bij 2 gaat ook wel heel snel. | |
123hopsaflops | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:18 |
quote:ik wil het aantonen voor n>1, voor n=2 klopt het, maar nu voor n>2 daarom keek ik naar 3 en zag dat ik terug uit kom op n=2 | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:20 |
quote:Je wilt aantonen dat de groep Abels is. Je hebt aangetoond ab=ba. Wat wil je nog meer aantonen? | |
123hopsaflops | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:24 |
quote:ik heb aangetoond dat het voor n=2 geldt, maar niet voor n>2, dat moet ik ook aantonen | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:29 |
Wat heeft commutativiteit met n te maken? | |
123hopsaflops | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:34 |
quote:?? hoe laat ik zien dat het geldt voor n>2? dat is niet zo'n heel rare vraag...? | |
-jos- | dinsdag 16 februari 2010 @ 14:44 |
quote:Dat hoef je niet te bewijzen, er is alleen gegeven dat het voor alle n geldt. Er staat niet dat je voor alle n moet bewijzen dat G abels is. | |
Siddartha | dinsdag 16 februari 2010 @ 15:03 |
V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de grafiek van f(x) = 8/x^2, de x-as, de yas en de lijnen x=8 en y=8. Bereken de oppervlakte van V. Om de een of andere reden zie ik niet wat ik fout doe/anders moet doen? Ik bereken totale oppervlakte onder lijn x en y ( dus 7 x 8 = 56) Primitiveer f(x), F(x) = -8x^-1. Dan is het dus 56 - [F(x)]1tm8 = 56 - 7 = 49 |Maar dat klopt niet.. | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 15:23 |
Als je een figuur tekent, zie je dat je nu de oppervlakte bepaalt van het stuk begrensd door de grafiek, de lijn y=8 en de lijn x=8. | |
Siddartha | dinsdag 16 februari 2010 @ 15:48 |
quote: Ah ik zie het al, ik heb de vraag verkeerd begrepen! Bedankt, nu klopt het! | |
Hanneke12345 | dinsdag 16 februari 2010 @ 16:09 |
quote:Ik zit nog eens te kijken, maar kan ik egienlijk niet net als ik bij 2 doe bij 1 gelijk zeggen dat voor elke n>1 1/n<a, omdat a >=1 ? | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 16:24 |
quote:de stap van n>1 naar 1/n < 1 moet uiteraard gemotiveerd worden; het is allemaal evenveel werk. | |
Hanneke12345 | dinsdag 16 februari 2010 @ 16:39 |
Ah, oké. Een andere vraag dan: Ik moet bewijzen dat een ondergroep in een abelse groep ook abels is. Maar een ondergroep heeft toch altijd dezelfde bewerking als de normale groep, en is dus automatisch abels? Valt daar nog iets in te bewijzen? Daarna "geef een niet-triviaal voorbeeld van een abelse ondergroep van een niet-abelse groep", een groep met drie elementen {e, a, a-1} met orde van a is 2 is zeker triviaal? | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 16:45 |
Die eerste lijkt me triviaal om te bewijzen ja. {e} lijkt me zeker triviaal, die van jou weet ik niet. | |
Zuivelkoe | dinsdag 16 februari 2010 @ 19:06 |
sorry, verkeerd topic! ![]() [ Bericht 80% gewijzigd door Zuivelkoe op 16-02-2010 19:58:17 ] | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 19:11 |
*ziet wiskunde in de topictitel staan* | |
Keiichi | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:12 |
Ik ben bezig met verzamelingsleer. Waar ik niet helemaal aan uit kom met de informatie die ik heb. Ik heb verzameling A = {a,b,c} . Eenvoudig. Van A* zijn bv woorden als aa,bb en cc te maken Wat als een element een verzameling opzich is? Dus B = {a,b,{c,d}} . Wat zijn van B* woorden die ik kan maken op aa en bb na? | |
thabit | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:33 |
quote:Wel, bijvoorbeeld iets als ab{c,d}bba. | |
poesemuis | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:37 |
als 2log(1+t0) = log(1+t0+T) en T is hier de verdubbelingstijd, wat is dan T? het antwoord is T = t0 + t2boven0 in eerste instantie herken ik die notatie niet, t en dan twee cijfers boven elkaar, weet iemand wat dit betekent? en ten tweede begrijp ik sowieso niet hoe je dit moet oplossen.. | |
thabit | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:44 |
quote:Nee, met triviaal wordt {e} bedoeld. | |
GlowMouse | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:46 |
quote:Dat lijkt me gewoon machtsverheffen: heb je een plaatje van de opgave, want ik snap je notatie niet. [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:38:24 ] | |
thabit | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:47 |
quote:Je kunt een superscript met [sup] en [ /sup] en een subscript tussen [sub] en [ /sub] (maar dan zonder spaties). Misschien maakt dat je opgave wat leesbaarder. | |
poesemuis | dinsdag 16 februari 2010 @ 21:53 |
quote:het is een t, en direct daarna twee cijfers, eentje boven en eentje onder, de 2 boven en de 0 daaronder, geen machtnotatie | |
thabit | dinsdag 16 februari 2010 @ 22:04 |
Probeer dan die log eens weg te werken door links en rechts een e-macht te nemen (of wat voor grondtal je standaard voor logaritmen hanteert). | |
poesemuis | dinsdag 16 februari 2010 @ 22:31 |
oh god ik denk dat mijn antwoordenboekje hier toch een machtnotatie bedoelde ![]() want zo klopt het toch: 2log(1+t0) = log(1+t0+T) log((1+t0)^2) = log(1+t0+T) (1+t0)^2 = 1+t0+T 1 + 2t0 + t0^2 = 1+t0+T T = t0 + t0^2 | |
Riparius | dinsdag 16 februari 2010 @ 22:34 |
quote:Om te beginnen: gebruik alsjeblieft een duidelijke notatie, subscript en superscript zijn er niet voor niks. Nu is het zo dat iemand eerst je opgave moet ontcijferen om überhaupt te kunnen snappen wat de vraag is. En dat geldt helaas niet alleen voor jou. Wat ik eruit opmaak is dat je hebt: 2∙log(1 + t0) = log(1 + t0 + T) Dan hebben we dus: (1 + t0)2 = 1 + t0 + T En dus: T = (1 + t0)2 - t0 - 1 En uitwerken geeft dan: T = t0 + t02 De nul in t0 is een index en de twee in t02 een kwadraat, niks bijzonders dus. | |
poesemuis | woensdag 17 februari 2010 @ 11:05 |
quote:Ik weet niet wat dat sub en sub is.. maar ik zal eens uitzoeken ![]() | |
poesemuis | woensdag 17 februari 2010 @ 11:10 |
Vraagje: De verdubbelingstijd van 1+bt ,met t=tijd en b=positieve constante, verdubbelingstijd in T het antwoord moet zijn T = (1/b) + t0 (t-nul staat daar) ik begrijp niet hoe je daaraan komt, iemand? hoe ik begonnen was: 2(1+bt0) = 1 + bt0 + T 2 + 2bt0 = 1 + bt0 + T T = 1 + bt0 | |
poesemuis | woensdag 17 februari 2010 @ 11:23 |
ah, ik denk dat ik het al begrijp ineens! 2+ 2bt0 = 1 + bt0 + bT ja, zo klopt het ![]() | |
Dzy | woensdag 17 februari 2010 @ 11:31 |
Als je een getal onderaan wilt zetten moet je het tussen [sub ] en [/sub ] zetten (zonder de spaties) en bovenin tussen [sup ] en [/sup]. Dat maakt je opgaven een stuk leesbaarder en kunnen mensen hier je dus beter en sneller helpen. Je kunt ook het cijfer selecteren en dan op die knopjes met x2 en x2 drukken. | |
123hopsaflops | woensdag 17 februari 2010 @ 12:58 |
quote: sorry, jullie hebben helemaal gelijk! ik was in de war, er wordt natuurlijk maar 1 groep bedoeld waarop deze bewerking geldt en ik had in mijn hoofd verschillende groepen waarin voor elke groep de n anders is | |
poesemuis | woensdag 17 februari 2010 @ 16:23 |
Als xn+1 = a(1-xn) = xn (omdat we te maken hebben met een evenwichtspunt) waarom is dan xn = a / (1+a)? | |
GlowMouse | woensdag 17 februari 2010 @ 16:44 |
Kun je lineaire vergelijkingen oplossen? Het is de oplossing van x = a(1-x). | |
Riparius | woensdag 17 februari 2010 @ 16:44 |
quote:Elementaire algebra. Als: xn = a∙(1 - xn), Dan is: xn = a - a∙xn, En dus: xn + a∙xn = a, Dus: xn∙(1 + a) = a, Dus: xn = a/(1 + a) Welke vooropleiding heb je eigenlijk? Dit zou toch geen probleem mogen zijn ... | |
gaussie | woensdag 17 februari 2010 @ 22:03 |
Ik heb een vraag over de cosinus regel. Ik neem aan dat hij bekend is. Maar ik zal hem voor de duidelijkheid herhalen: Voor de drie zijden a, b en c van een driehoek als ook voor de tegenover de zijde c liggende hoek, dat wil zeggen de door de twee zijden, a en b ingesloten hoek, γ geldt: c^2 = a^2 + b^2 - 2 a b cos© Als je het bewijs van de cosinus regel bekijkt dan zie je in dat dit een implicatie is in de vorm A impliceert B. Dus een Als..., dan.... stelling. A is de hypothese en B is dan de conclusie. In dit geval is de conclusie duidelijk c^2 = a^2 + b^2 - 2 a b cos©. Nu lees ik in een boek dat de converse van de cosinus regel niet waar is. Met converse bedoel ik het verwisselen van de hypothese met de conclusie. Dus B impliceert A. Volgens het boek komt dit omdat in het bewijs van de cosinus regel gebruik wordt gemaakt van de stelling van Pythagoras. Dit klopt maar wat is de samenhang met de converse? Dit ontgaat mij. kan iemand me uitleggen waarom de converse niet waar is? Hetzij met een tegenvoorbeeld of logisch argument. | |
thabit | woensdag 17 februari 2010 @ 22:26 |
quote:De cosinusfunctie is injectief op [0, pi] dus het enige dat fout zou kunnen gaan is de driehoeksongelijkheid: misschien is het mogelijk om een viertal (a,b,c,gamma) te vinden dat aan de cosinusregel voldoet maar bijvoorbeeld niet a <= b + c. Als inderdaad a > b + c geldt dan hebben we c < a - b en dus c2 < a2 + b2 - 2ab. Ofwel 2ab*cos(gamma) > 2ab. Maar de cosinus zit altijd op het interval [-1,1] dus die driehoeksongelijkheid moet gewoon gelden. Evenzo voor de andere driehoeksongelijkheden. De 'converse' geldt dus gewoon. | |
gaussie | woensdag 17 februari 2010 @ 22:35 |
Het is nu veel duidelijker. Dit is gewoon een fout in het boek. Heb je misschien een bewijs van de converse? Ik kan hem namelijk nergens vinden.... | |
Riparius | woensdag 17 februari 2010 @ 22:48 |
quote:Kun je even vertellen in welk boek dat staat? Of letterlijk citeren wat het boek hierover zegt? | |
thabit | woensdag 17 februari 2010 @ 22:59 |
quote:Mijn post was een bewijs, ik zal het argument even verduidelijken: Neem een viertal (a, b, c, gamma), met a,b,c > 0 en gamma in [0, pi] dat aan de vergelijking in de cosinusregel voldoet. Dan geldt voor a, b, c de driehoeksongelijkheid (omdat cos(gamma) in [-1, 1] zit, probeer maar uit te werken). Er is dus een driehoek met zijden a, b, c. De driehoek zal ook een hoek tegenover c hebben, noem deze hoek gamma'. Voor gamma' geldt dat het in [0, pi] zit en aan de cosinusregel voldoet. Omdat gamma daar ook aan voldoet, geldt cos(gamma) = cos(gamma'). Maar dan ook gamma = gamma' want op [0,pi] is de cosinusfunctie strikt dalend van 1 naar -1 en kan dus twee verschillende gammas dezelfde waarde aannemen. | |
123hopsaflops | donderdag 18 februari 2010 @ 23:36 |
weet iemand een groep met oneindige orde, waarin elk element eindige orde heeft? ik kan echt niets bedenken! | |
thabit | vrijdag 19 februari 2010 @ 00:33 |
quote:Q/Z | |
Mike544 | vrijdag 19 februari 2010 @ 09:37 |
nvm [ Bericht 39% gewijzigd door Mike544 op 19-02-2010 11:43:45 ] | |
koffiegast | zondag 21 februari 2010 @ 01:47 |
Ik weet niet of dit de geschikte is (of dat ik de beta overig moet gebruiken), maar het leek me het meest logisch mijn vraag hier te plaatsen aangezien het om een wiskundige relatie gaat tussen twee waarden en mijn wiskundeknobbel het even laat afweten hoe ik dit op een logische manier beschrijf dat er een relatie onderling bevindt. Intro: Two games (N; v) and (N;w) are strategically equivalent if there exists Alfa > 0 and Beta in |R^n such that for all C SUB N w(C) = Alfa*v(C) + Beta*(C) = Alfa*v(C) + sum(i in C) Beta i (SUB bedoel ik dus C is een subset van N, i in C is i is a member of C) De vraag is nu: Prove that strategic equivalence is an equivalence relation (i.e., it is reflexive, symmetric and transitive). Ik snap onder het mom van dat er een logische relatie is onderling, dat w(C) -> w(C), en als symmetrisch is dat daaruit transitiviteit volgt, maar hoe ik dit in duidelijke taal neerknal is een ander verhaal. Met mijn beknopte en half vergeten logica kennis weet ik enkel enigszins iets over p-morfismes en dat ze dezelfde eigenschappen hebben in zo'n geval. Maar of dit vergelijkbaar is? Iemand die me in een richting kan wijzen? Alvast bedankt (weer verder gaat huiswerken) | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 01:51 |
Student in Tilburg? Ik zal een eigenschap voordoen, dan kun je de andere twee zelf. Reflexive: (N,v) is strategisch equivalent met (N,v) omdat dit direct volgt uit de definitie met alpha=1 en beta=0. Symmetric: Als (N,v) equivalent is aan (N,w) dan geldt ...., nu geldt ook dat (N,w) equivalent is aan (N,v) omdat .... | |
koffiegast | zondag 21 februari 2010 @ 02:23 |
Nee Amsterdam, volg cooperative games aan de UvA (er is geen boek, slides vertelt hier niks over en de leraar is onduidelijk ![]() Hartstikke bedankt, dat is een goeie ogenopener. Me bedenksel voortgebouwd op je eye opener: Symmetrie met dezelfde waarden voor alfa/beta. Uit reflexiviteit en symmetrie volgt transiviteit. Wat weer op neer komt dat de relatie equivalent is. [ Bericht 27% gewijzigd door koffiegast op 21-02-2010 02:37:59 ] | |
BasementDweller | zondag 21 februari 2010 @ 16:30 |
Ik moet aan de hand van de delta-epsilon definitie van een limiet bewijzen dat een limiet niet bestaat. Daarvoor wil ik de negatie van de eps-delta definitie gebruiken. Als ik het goed heb luidt deze als volgt: De limiet van f in a bestaat niet als er voor een zekere Klopt dit? [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:38:46 ] | |
Keiichi | zondag 21 februari 2010 @ 16:33 |
quote:Zeker weten? Het klinkt namelijk als een soort van instinker. | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 16:39 |
quote:Nee. quote:Nee. | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 16:40 |
quote:Nee, er moet een eps>0 bestaan zodanig dat er geen delta>0 bestaat zodanig dat de implicatie waar is. [ Bericht 3% gewijzigd door GlowMouse op 21-02-2010 16:51:47 ] | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 16:42 |
quote:Ja. | |
BasementDweller | zondag 21 februari 2010 @ 16:49 |
[ Bericht 49% gewijzigd door BasementDweller op 21-02-2010 16:50:37 ] | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 16:51 |
zie edit ![]() | |
koffiegast | zondag 21 februari 2010 @ 17:30 |
quote:Blijkbaar mag ik dan weer gaan opzoeken hoe relaties in domeinen in zijn werk gaat ![]() ![]() Ik kom niet van een wiskundige achtergrond. Waar ik nu op zoek zijn lineaire functies, mapping, morfismes en relaties tussen functies, is dit wel waar ik naar moet zoeken? [ Bericht 13% gewijzigd door koffiegast op 21-02-2010 18:00:46 ] | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 18:07 |
Nee, dit kun je gewoon beredeneren vanuit de definities. | |
koffiegast | zondag 21 februari 2010 @ 18:16 |
quote:Wat ik snap van reflexief/symmetrie/transitief is dat je dingen als het volgende moet hebben: for all a in N, Raa for all a,b in N, Rab -> Rba for all a,b,c in N, Rab ^ Rbc -> Rac Ik heb alleen nooit iets geleerd over hoe ik dit kan koppelen bij zoiets als die functies. Ik zie wel in dat als je alfa = 1, beta = 0 doet dat je dan v(N) = w(N) krijgt, maar of dat reflexief is.. dat weet ik eigenlijk niet eens zeker. Wat ik maar dus aannam was dat in dit geval reflexief was en dat je dus Rv(N),w(N) hebt en dus ook Rw(N),v(N) en dus symmetrie hebt en dat je hieruit ook transitief hebt. Maar dat was meer een hersenscheet, ik heb eerlijk gezegd geen flauw idee hoe ik die functie moet koppelen aan iets als een relatie, want ik heb zoiets nooit gehad. Kan bij symmetrie het zo zijn dat je bij de definitie bv zoiets kan hebben: w(C) = Alfa*v(C) + sum(i in C) Beta i v(C) = 1/alfa*w(C) + sum(i in C) -(Beta i / alfa) Ik was onder de impressie dat bij symmetrie dezelfde soort handelingen moeten worden gedaan, maar blijkbaar komt symmetrie enkel er op neer dat je van het ene naar het andere kant met de bepaalde waardens? [ Bericht 7% gewijzigd door koffiegast op 21-02-2010 18:35:18 ] | |
koffiegast | zondag 21 februari 2010 @ 19:32 |
Ik heb nog eens gekeken naar je: "Reflexive: (N,v) is strategisch equivalent met (N,v) omdat dit direct volgt uit de definitie met alpha=1 en beta=0. Symmetric: Als (N,v) equivalent is aan (N,w) dan geldt ...., nu geldt ook dat (N,w) equivalent is aan (N,v) omdat ...." Ik moet toch juist aantonen dat het equivalent op basis van dat het strategical equivalent is i.p.v. dat ik aanneem dat het equivalent is? | |
GlowMouse | zondag 21 februari 2010 @ 19:35 |
Equivalent en strategical equivalent zijn hier hetzelfde. for all a,b in N, Rab -> Rba Voor het bewijs hiervan neem je Rab aan en kom je van daaruit op Rba. | |
gaussie | maandag 22 februari 2010 @ 14:13 |
Ik ben nu het boek concepts of modern mathematics aan het lezen. Een aanrader voor iedereen die geinteresseerd is in wiskunde, maar dat terzijde. In het hoofstuk over axiomatische systemen ben ik een beetje vastgelopen. Vooral op 1 bepaalde passage. Die luidt als volgt: 'Are the group axioms true?', is a nonsense question. Axioms are not true in any absolute sense; but they may be true of something. Ik raak in de war van het stukje ''may be true of something". Wat is dat "something"? Een wiskundig object? Kan iemand dit verduidelijken met een voorbeeld? | |
thabit | maandag 22 februari 2010 @ 14:49 |
Een verzameling met een bewerking erop kan een groep zijn, of niet. Ze is een groep als ze aan de axioma's van een groep voldoet; in dat geval zullen ook alle stellingen die voor groepen gelden op haar van toepassing zijn. Als onze verzameling niet aan de groepsaxioma's voldoet, is ze geen groep. Axioma's zijn altijd uitgangspunten van waaruit je verder redeneert. Zo bestaan er ook axioma's voor de verzamelingenleer. Een van de eerste voorbeelden die mensen vaak geven als verzamelingen worden uitgelegd is een verzameling van koeien. Dit is echter een slecht voorbeeld want uit de axioma's voor de verzamelingenleer kan niet afgeleid worden dat er zoiets als een verzameling van koeien bestaat. | |
BasementDweller | maandag 22 februari 2010 @ 15:54 |
quote:Wat ze met "they may be true of something" bedoelen snap ik ook niet echt. Met "Axioms are not true in any absolute sense" bedoelen ze denk ik dat je niet kan afleiden/bewijzen dat ze waar zijn. Axioma's zijn eigenlijk aannames die je moet maken waaruit alle andere stellingen in een systeem uit volgen. Als je dat idee snapt voegt het zinnetje "but they may be true of something" denk ik niet zoveel toe ![]() | |
Conversatie | dinsdag 23 februari 2010 @ 14:49 |
Ik vroeg me het volgende af: Als je de functie x/(x+3) integreer kom je uit op: x-3ln(x+3)+C Maar als ik dat vervolgens afleidt kom ik uit op: 1-3/(x+3). En dus niet x/(x+3). Dit is dezelfde functie, maar hoe schrijf je 1-3(x+3) om naar x/(x+3) of moet je dat gewoon beredeneren oid? | |
-jos- | dinsdag 23 februari 2010 @ 15:11 |
quote:van 1-3/(x+3) naar x/x+3 is makkelijk, je schrijft gewoon 1 om naar x+3/x+3 andersom gebruik je staartdelen | |
Conversatie | dinsdag 23 februari 2010 @ 15:13 |
quote:Ah verrek, dat ik daar niet zelf op kwam. ![]() | |
Siddartha | donderdag 25 februari 2010 @ 13:41 |
Differentieer: Ik dacht: t/n t = x t'= 1 n= (3x^2+1)^2 n'= 12x(3x^2+1) Dus: f'(x) = En dat valt te herleiden tot: Maar volgens het antwoordboekje moet ik niet 12x^2 krijgen, maar 9x^2 ? [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:40:00 ] | |
-jos- | donderdag 25 februari 2010 @ 14:14 |
je gebruikt gewoon de quotientregel, volgens mij ben je een kwadraat vergeten. | |
Siddartha | donderdag 25 februari 2010 @ 14:21 |
Ah, klopt! ben gewoon het kwadraat vergeten in nt'. Bedankt ![]() | |
Siddartha | donderdag 25 februari 2010 @ 15:27 |
Stel een vergelijking op van de buigraaklijn k van de grafiek van f(x) = x e^x Dus: f'(x) = e^x + xe^x f ''(x)= 2e^x + xe^x F '' (x) = 0 levert op x = -2 Maar wat moet ik dan doen? | |
Riparius | donderdag 25 februari 2010 @ 16:22 |
quote:Bepaal de richtingscoëfficiënt van de buigraaklijn en de coördinaten van het buigpunt. Met die twee gegevens kun je de vergelijking van de buigraaklijn opstellen. | |
Siddartha | donderdag 25 februari 2010 @ 16:30 |
quote:Ah, x=-2 invullen in f'(x) geeft de rc ! Bedankt, nu klopt het. Nu ik toch aan het vragen ben, hoe kan ik dit (algebraisch) oplossen: ( Er moet staan, e tot de macht -0.01x^2) [ Bericht 19% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:40:07 ] | |
GlowMouse | donderdag 25 februari 2010 @ 19:14 |
Ken je de Lambert W functie? | |
Siddartha | donderdag 25 februari 2010 @ 19:30 |
quote:Nee, zou je me die uit kunnen leggen? (Wiki/mathworld/google bieden ook geen uitleg) | |
Siddartha | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:05 |
Gegeven is de functie : f(x) = 1 + 2sin(x-1/3Pi) Met domein [0, 2Pi ] Bereken de oppervlakte van het vlakdeel dat ingesloten wordt door de grafiek van f en de x-as. Ik kom er niet uit... Snijpunten berekenen, dan primitiveren. Snijpunten zijn (volgens mij) x= 1/2 Pi V x= 1/1/6Pi F(x) = x-2cos(x-1/3Pi) Als ik dan F(1/1/6Pi) - F(1/2Pi) doe krijg ik 1/1/6Pi + Wortel3 - 1/2Pi +wortel3 = 2wortel3 + 5/6Pi Maar volgens het antwoordboekje moet het 2wortel 3 + 1/1/3Pi zijn ? | |
Riparius | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:07 |
quote:De vergelijking die je geeft is niet algebraïsch op te lossen, en Lambert W verandert daar niets aan. Weet je wel zeker dat je de juiste vergelijking hebt opgesteld als het expliciet de bedoeling is deze algebraïsch op te lossen? | |
Riparius | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:12 |
quote:Je snijpunten met de x-as zijn fout. Bereken die nog eens of laat zien wat je gedaan hebt. | |
Siddartha | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:24 |
quote:Daar moet inderdaad wel de fout zitten. Even kijken, 1+2sin(x-1/3Pi) = 0 sin(x-1/3Pi) = -0.5 Sin p = -0.5 p = 1/1/6Pi v p = 1/5/6Pi Dus x= 1/1/6Pi + 1/3Pi = 1/1/2Pi v x= 2/1/6Pi Hmm, dan komt het nog steeds niet uit? | |
Riparius | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:30 |
quote:Hier gaat het verkeerd. sin(x-π/3) = -½ x - π/3 = -1/6∙π + 2kπ of x - π/3 = 7/6∙π + 2kπ. Nu mag je zelf weer even verder. | |
Siddartha | vrijdag 26 februari 2010 @ 12:52 |
quote:Ah, dat anders opschrijven geeft x= 1/6Pi v x= 1/1/2Pi En dan klopt de rest ook! Bedankt! ![]() | |
Hanneke12345 | zaterdag 27 februari 2010 @ 13:36 |
Projectieve meetkunde: Let T: V-> V be an invertible transformation. Show that if v in Vis an eigenvector of T, then [v] in P(V) is a fixed point of the projective transformation 'tau' defined by T. Prove that any projective transformation of P2(R) has a fixed point. Eerste deel van de vraag lukte nog wel. Met een plaatje erbij wat het in de R2 betekent enzo. Dat snap ik wel redelijk. Denk ik. Tweede deel "bewijs dat elke projectieve transformatie van P2(R) een fixed point heeft" is lastiger. Ik moet mezelf afvragen, denk ik, of er altijd een (reële) eigenwaarde (dus bijbehorende eigenvector ook reëel, toch?) is. Een trasnformatie met P2(R), dus in de R3. De representatieve matrix is dus 3x3. Voor de eigenwaarden te berekenen krijg je een derdegraadspolynoom dus in principe drie antwoorden. Als er een complexe waarde bij zit, dan ook de complex geconjugeerde. Dus zou er minstens één reële oplossing moeten zijn. Ik twijfel alleen nog of het niet ook kan dat stel je hebt λ1, λ2, λ3. Dat dan λ1 = λ2 en λ3 is de complex geconjugeerde van deze. Dus twee dezelfde complexe waarden. En daarbij kan een eigenwaarde ook altijd 0 zijn, toch? Of zelfs alledrie nul. Als de enige eigenwaarde nul is, gaat het dan allemaal nog wel zoals ik wil gaan? | |
thabit | zaterdag 27 februari 2010 @ 15:00 |
T is inverteerbaar dus er kan geen eigenwaarde nul zijn. En uit de tussenwaardestelling volgt makkelijk dat een polynoom in R[x] van oneven graad altijd een nulpunt in R heeft. Bovendien, als een polynoom f in R[x] een complex nulpunt a van een bepaalde multipliciteit heeft, dan heeft de complex geconjugeerde a' dezelfde multipliciteit als nulpunt: g := (x-a)(x-a') heeft reele coefficienten en dus f/g ook. | |
Hanneke12345 | zondag 28 februari 2010 @ 01:09 |
Maar bij het tweede deel staat "Prove that any projective transformation ...", of is een projectieve transformatie altijd inverteerbaar? Het tweede stuk van je post, over multipliciteit snap ik niet helemaal. Ik moet denk ook even nazoeken wat multipliciteit ook alweer precies is. | |
thabit | zondag 28 februari 2010 @ 14:44 |
Een projectieve transformatie is altijd inverteerbaar. Als ze dat niet is, dan moet ze een punt in V naar 0 sturen, maar daar is dan de afbeelding niet gedefinieerd. Als f(x) een polynoom is en a een nulpunt, dan kun je f(x) factoriseren: f(x) = (x-a)m * g(x), waarbij m een positief geheel getal is en g(x) een polynoom dat a niet als nulpunt heeft. De multipliciteit van a is dan m. | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 16:02 |
Ik wil bewijzen dat rank(A) = rank(A*A) (waarbij A* de getransponeerde van de complex geconjugeerde van A is). De hint is om te gebruiken dat ker(A) = ker(A*A). Verder weet ik dat Ran(A) + dim(ker(A)) = n (misschien dat ik dat nodig heb). Kan iemand een hint geven, want ik zie niet hoe ik dit kan aanpakken ![]() | |
GlowMouse | zondag 28 februari 2010 @ 16:22 |
ker(A) = ker(A*A) rank(A) + dim(ker(A)) = n rank(A*A) + dim(ker(A*A)) = n meer heb je niet nodig. | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 16:29 |
Ik heb het al ![]() | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 19:40 |
Stel A is een mxn matrix. Te bewijzen: Als Ax=0 => x=0, dan is A links-inverteerbaar. Klein hintje nodig hoe te beginnen ![]() Ik heb al bedacht: Als Ax=0 => x=0, dan IAx=I0=0 => x=0. Ook geldt: Ix=0 => x=0. | |
GlowMouse | zondag 28 februari 2010 @ 19:43 |
A is links-inverteerbaar desda Ax=b slechts één oplossing heeft voor iedere b in ColA. | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 19:47 |
quote:Bedoel je met Col A de range van A? | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 19:51 |
Ik zie die stelling trouwens nergens in mijn boek staan, dus die zou ik dan ook nog moeten bewijzen. Is er ook een andere manier om het op te lossen? Er staat als hint (You can just write a formula for the left inverse). Maar dat vind ik nogal een vage hint ![]() | |
GlowMouse | zondag 28 februari 2010 @ 19:57 |
Komt op hetzelfde neer allemaal. Noem de linkerinverse B, er geldt BA=I, ofwel AT BT = I. A heeft dus een linker-inverse desda AT een rechterinverse heeft. Met "Als Ax=0 => x=0" kun je ook wat zeggen over AT. | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 20:09 |
Stel Ax=0. Dan x=0. Dus ATAx = 0 => Ax=0 => x=0. Dus ATAx = ATA 0 = I0 = 0 dus ATA=I dus AT is de linkerinverse van A. Klopt dit? | |
GlowMouse | zondag 28 februari 2010 @ 20:12 |
Met jouw redenering kun je alles pakken voor AT; hij klopt dan ook niet. Het gaat fout bij "dus ATA=I". | |
BasementDweller | zondag 28 februari 2010 @ 20:29 |
Ik zag het inderdaad al... Het is waarschijnlijk iets heel simpels, maar ik zie het gewoon niet ![]() Ik weet ook niet wat je kan zeggen over AT als Ax=0 =>x=0. Misschien dat ATx=0 => x=0 ? | |
GlowMouse | zondag 28 februari 2010 @ 20:45 |
Ax=0 =>x=0 dus kolommen A lin.onafh. dus rank(AT) =n en m>=n. dus AT x = b heeft een oplossing voor elke x. | |
Hanneke12345 | zondag 28 februari 2010 @ 21:35 |
quote:Oké. Dus alleen maar nullen is in ieder geval niet mogelijk, en alleen maar complexe getallen ook niet. Wat je nu zegt over multipliciteit herinner ik me inderdaad van lineaire algebra. Maar is 't niet alsnog mogelijk om twee complexe eigenwaarden te hebben en één eigenwaarde 0? | |
thabit | zondag 28 februari 2010 @ 22:05 |
quote:Nee, want dan zou de matrix een niet-triviale kern hebben en er dus punten naar (0:0:0) gestuurd moeten worden. | |
Hanneke12345 | zondag 28 februari 2010 @ 22:55 |
Ohja, wacht. De determinant nul betekent dat één van de eigenwaarden nul is natuurlijk. Niet alledrie. Stom. ;x Bedankt, dan snap ik het geloof ik wel ![]() | |
BasementDweller | maandag 1 maart 2010 @ 00:11 |
quote:Je bedoelt een oplossing voor elke b? ![]() | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 08:46 |
Gegeven is de formule : f(x) = 2sin^2 x + sin x - 1 Punt A ligt op de grafiek met Xa = 1/3Pi Stel de lijn k op die de grafiek raakt in A. Eerst f(x) anders opschrijven: f(x) = -cos2x +sinx Die differentieren: f'(x) = sin2x + cosx Invullen voor f'(1/3Pi) geeft de rc, dus: f'(1/3Pi) =Wortel3 + 1/2 Dan k = (wortel3+1/2)x + b gelijkstellen aan f(1/3Pi) (wortel3 +1/2)(1/3Pi)+ b = -1 + 1/2Wortel3 b= -1 + 1/2wortel3 -1/3Piwortel3 - 1/6Pi Maar dit klopt niet( -1 moet +1/2 zijn?). Heeft iemand nog tips voor goniometrie, met name het omzetten van sinussen in cosinussen en andersom? Ik heb de standaard omzettingen ( sin^2 x + cos^2 x = 1 bijv.), maar ik snap niet precies wat ik moet doen als de gegeven functie niet helemaal volgens zo'n omzetting is (zoals hierboven). (Wijziging: andere vraag gepakt) [ Bericht 42% gewijzigd door Siddartha op 01-03-2010 11:12:13 ] | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 14:52 |
quote:Nee, hier gaat het fout. Je gebruikt de kettingregel niet correct. De afgeleide van -cos 2x is 2∙sin 2x. | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 15:01 |
quote:Leg eens uit waarom je de functie hierboven überhaupt wil omschrijven. Kennelijk om het jezelf wat makkelijker te maken bij het differentiëren, maar dat doe je dan alsnog fout. Het is niet nodig deze functie om te schrijven om de afgeleide ervan te bepalen. Bij integreren daarentegen kunnen goniometrische identiteiten goede diensten bewijzen, bijvoorbeeld om een integrand die een rationale functie is van sin x, cos x en tan x om te zetten in een rationale functie van t via de substitutie t = tan ½x. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 01-03-2010 16:03:06 ] | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 16:55 |
quote:Volgens mij is het ook niet noodzakelijk, maar meer om vertrouwd te raken met goniometrische functies. Maar ik zou dus ook een functie als f(x)= sin^2 (3x) gewoon volgens de productregel kunnen integreren/differntieren ? | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 17:04 |
quote:Differentiëren is eenvoudig m.b.v. (tweemaal!) de kettingregel, maar integreren van iets als f(x) = sin2(3x) is (uit het blote hoofd) niet zo eenvoudig. Maar het kwadraat van een sinus of cosinus kun je eenvoudig omzetten in de cosinus van de dubbele hoek en dan kun je het wel weer eenvoudig integreren. | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 17:18 |
quote:Dus bij primitiveren wel gebruik maken van de identiteiten? Dan zit er niks anders op dan meer oefenen. | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 17:34 |
quote:Tja, ach, de voornaamste goniometrische identiteiten zou je gewoon uit het hoofd moeten kennen. Als je dat niet lukt, zorg ervoor dat je dan in ieder geval de somformules voor cos(α+β) en sin(α+β) wel uit het blote hoofd kent, aangezien je de meeste andere identiteiten daar gemakkelijk uit af kunt leiden. Voor de cosinus van de dubbele hoek zijn er drie formules die vaak van pas komen, als volgt: cos 2α = cos2α - sin2α cos 2α = 2cos2α - 1 cos 2α = 1 - 2sin2α Uit de tweede en derde van deze formules volgt direct hoe je een kwadraat van een cosinus of sinus om kunt zetten in de cosinus van de dubbele hoek: cos2α = ½(1 + cos 2α) sin2α = ½(1 - cos 2α) Zo kan ik direct zeggen dat f(x) = sin23x = ½(1 - cos 6x), zodat een primitieve van deze functie is: F(x) = ½x - (1/12)∙sin 6x. | |
Borizzz | maandag 1 maart 2010 @ 17:55 |
Complexe functies kun je ook gebruiken bij het vinden van goniometrische relaties. verkapte tvp overigens. | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 18:02 |
quote:Ik zal het zo proberen te onthouden en er nog wat mee oefenen. In ieder geval bedankt voor je hulp ![]() | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 18:10 |
quote:Dat is waar. Als je begrijpt dat: cos(α+β) + i∙sin(α+β) = (cos α + i∙sin α)(cos β + i∙sin β) dan hoef je zelfs de somformules voor cos(α+β) en sin(α+β) niet uit het blote hoofd te weten. Maar ik heb het idee dat Siddartha daar nog niet aan toe is. | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 18:19 |
quote:Klopt, ik heb geen idee waar het over gaat. Om mijn 'niveau' aan te geven, ik heb wiskunde a12 afgesloten met een 8+. Daarna ben ik een verkeerde studie gaan doen, waarna ik erachter kwam dat ik wat met wiskunde wil gaan doen. Dus probeer ik nu in april mijn voortentamen wiskunde B (nieuwe nieuwe nieuwe fase) met zelfstudie te halen. Wat nog best pittig is, in die korte tijd. | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 18:45 |
quote:De identiteit die ik gaf laat zien dat bij vermenigvuldiging van twee complexe getallen de argumenten worden opgeteld. In Nederland is het nog steeds zo dat complexe getallen niet in de normale schoolstof zitten, terwijl dat in veel andere landen wel zo is. Ik kwam pas nog wat aardige PDFjes tegen van een Vlaamse zomercursus, hier. Daar zit een ook PDF bij met een inleiding in de complexe getallen. Misschien heb je daar wat aan. quote:Ah, zo. Wat moet je (ongeveer) weten voor dat tentamen in april? Wellicht heb ik nog wat linkjes of tips voor je. | |
Siddartha | maandag 1 maart 2010 @ 18:58 |
quote:Ik heb het bij mijn favorieten gezet, ik ga het zeker doorbladeren. Er staat ook goniometrie bij, met een beetje uitleg! Geweldig, dat is al een stuk beter dan puur wat formules en opdrachten. Mijn grootste deficiënt is meetkunde/goniometrie. Primitiver en de afgeleide vinden lukt aardig, maar die gebieden blijven nog onduidelijk voor me. Hoe zo'n functie om te schrijven en wat wel/niet geoorloofd is, is me nog niet helemaal duidelijk. Inhoud van Wiskunde B: In het centraal examen zal meer dan in de vorige situatie het geval was aandacht worden besteed aan formele wiskunde, wiskunde zonder context, en het abstracte denken. Subdomein A5 is hierdoor aan het examenprogramma toegevoegd. Het geeft aan dat de bij het examenprogramma passende algebraïsche vaardigheden ook zonder gebruik van een grafische rekenmachine moeten worden beheerst. Domeinen Subdomeinen A: Vaardigheden A1: Informatievaardigheden A2: Onderzoeksvaardigheden A3: Technisch-instrumentele vaardigheden A4: Oriëntatie op studie en beroep A5: Algebraïsche vaardigheden Bg: Functies en grafieken Bg1: Standaardfuncties Bg2: Functies, grafieken, vergelijkingen en ongelijkheden Cg: Discrete analyse Cg1: Veranderingen Bb: Differentiaal- en integraalrekening Bb1: Afgeleide functies Bb2: Algebraïsche technieken Bb3: Integraalrekening Db: Goniometrische functies Db1: Goniometrische functies Gb: Voortgezette meetkunde Gb1: Oriëntatie op bewijzen Gb2: Constructie en bewijzen in de vlakke meetkunde F: Keuzeonderwerpen Bron: http://www.digischool.nl/(...)B_vwo_DEFINITIEF.pdf | |
Borizzz | maandag 1 maart 2010 @ 19:38 |
Betekent dit dat je met name je wil richten op de vetggedrukte onderdelen? Gaat daar jouw tentamen over? Op zich wel pittige onderdelen, maar wel te doen als je er de tijd voor hebt en er energie in wil steken. En hier op dit forum kunnen we jou wel een handje helpen. ![]() | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 20:12 |
quote:OK. Die PDF vind ik nogal een 'ambtelijk' stuk, waar ik niet zoveel wijzer van word. Vaak wordt het Basisboek Wiskunde van Van de Craats aangeraden. Ik kende dat boek inhoudelijk niet zo, maar het blijkt integraal op een legale (!) webserver te staan, zodat ik het eens door heb kunnen nemen, en ik ben er niet enthousiast over. Ik vind het niet erg geschikt voor zelfstudie als je niet op een docent terug kunt vallen, al was het maar door het ontbreken van uitwerkingen. Veel beter geschikt voor zelfstudie vind ik dan een aantal publicaties van de Open Universiteit die je terug kunt vinden op hun website als je even slim zoekt. Die geven meer dan je waarschijnlijk nodig hebt, maar ik zou ze zeker eens doorkijken, je kunt er veel uit leren. Voor de vlakke meetkunde, tenslotte, kun je hier goed terecht. Mooi overzicht van alle belangrijke stellingen, met bewijzen. | |
Borizzz | maandag 1 maart 2010 @ 21:16 |
quote:Het is een keuze onderdeel binnen wiskunde D. bron: http://www.nvvw.nl/media/downloads/examens/examenprogramma_wiskunde_d_vwo_definitief.pdf Het is alleen jammer dat niet alle middelbare scholen wiskunde D ook daadwerkelijk aanbieden. quote:Vd Craats heeft ook een "inleiding" geschreven over complexe getallen: http://staff.science.uva.nl/~craats/CGnieuw.pdf | |
Riparius | maandag 1 maart 2010 @ 21:24 |
quote:Ja, dat weet ik. Maar daarmee is het nog geen standaard onderdeel van de stof, terwijl dat in veel andere (Europese) landen wel zo is. quote:Ja, weet ik. Hoewel ik zijn oude versie wat aardiger vind. | |
Siddartha | dinsdag 2 maart 2010 @ 10:08 |
quote:Bedankt! Daar kom ik al een stuk verder mee. Verder zal ik gewoon moeten doorbijten en veel oefenen. Weet je toevallig ook (Wat een vragen!) hoe het niveau van een voortentamen is? (http://www.ccvx.nl/) Ik zie net dat zo'n examen iets afwijkt van een normaal eindexamen, "Het programma van het voortentamen wiskunde B is gebaseerd op het examenprogramma Wiskunde B van het vwo en omvat de volgende domeinen uit dit programma: - A5: Algebraïsche vaardigheden - Bg: Functies en Grafieken - Bb: Differentiaal- en integraalrekening - Cg: Discrete analyse - Db: Goniometrische functies - Gb: Voortgezette Meetkunde Bij het voortentamen ligt de nadruk op domeinen Bg en Bb en Db. De algebraïsche vaardigheden komen in de opgaven over deze drie domeinen met nadruk aan de orde. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de inhoud van de domeinen." | |
Riparius | dinsdag 2 maart 2010 @ 11:21 |
quote:Probeer een goede balans te bewaren tussen het krijgen van inzicht en het krijgen van routine in het oplossen van opgaven of het gebruik van standaardtechnieken (zoals algebraïsche herleidingen, werken met goniometrische formules of differentiëren). Wiskunde gaat niet (alleen) over het maken van sommetjes. En wees niet bang dat je te veel doet, dat is nooit weg als je later verder gaat met iets waar wiskunde aan te pas komt. quote:Geen idee, eerlijk gezegd. Maar pin jezelf niet vast op allerlei opsommingen over wat je wel of niet moet weten. Je kunt beter te veel weten dan te weinig. | |
Hanneke12345 | dinsdag 2 maart 2010 @ 12:39 |
Ik wil laten zien dat {r+sqrt{2} : r in Q} irrationaal is. Stel r+sqrt{2}=a/b dan (r+sqrt{2})^2=a^2/b^2 Dus r^2+2sqrt{2}+2=a^2/b^2 Kan ik dan nu gewoon 2(1/2r^2+sqrt{2}+1)=a^2/b^2, en dan concluderen dat ggd(a,b) minstens 2 moet zijn dus tegenspraak? [ Bericht 0% gewijzigd door Hanneke12345 op 02-03-2010 12:54:33 ] | |
thabit | dinsdag 2 maart 2010 @ 12:42 |
Nee, a2/b2 is niet a2+b2. | |
Hanneke12345 | dinsdag 2 maart 2010 @ 12:54 |
Oh, wacht, ik bedoelde overal = a^2/b^2. Gekke typfout! Maar los daarvan, kan het wel op deze manier? | |
Riparius | dinsdag 2 maart 2010 @ 13:15 |
quote:Ik begrijp je aanpak niet zo, althans niet als je gebruik mag maken van het feit dat √2 irrationaal is. Als r + √2 = a/b (met a,b ∈ ℤ, b ≠ 0) en r ∈ ℚ, dan zijn er twee getallen p,q ∈ ℤ, q ≠ 0 zodanig dat r = p/q en heb je dus √2 = a/b - p/q = (aq - bp)/bq, waarmee √2 rationaal zou zijn: een tegenspraak. Ergo, r + √2 is niet rationaal voor r ∈ ℚ. | |
Hanneke12345 | dinsdag 2 maart 2010 @ 13:22 |
Ja, ik wist wel dat r+i (r in Q, i niet in Q) irrationaal was, maar wist niet hoe ik dat moest bewijzen en probeerde dat op deze manier. ;x Merci! | |
Siddartha | dinsdag 2 maart 2010 @ 13:50 |
Dit is zo frustrerend! f(x) = sin 2x V is het vlakdeel dat word ingesloten door f(x), de x-as, x= 1/3Pi, en x= 1/6Pi. Bereken het omwentelingslichaam dat ontstaat als V wentelt om de x-as. Ah, ik moet f(x) eerst kwadrateren en dan pas integreren! [ Bericht 31% gewijzigd door Siddartha op 02-03-2010 13:56:04 ] | |
Riparius | dinsdag 2 maart 2010 @ 14:22 |
quote:Je bedoelt neem ik aan het volume van het omwentelingslichaam? En wat is je uitkomst? | |
beertenderrr | dinsdag 2 maart 2010 @ 14:27 |
primitiveren en uitrekenen ![]() | |
Siddartha | dinsdag 2 maart 2010 @ 15:40 |
quote:In het boek staat gewoon 'het vlakdeel', wat in dit geval gelijk is aan het volume (toch?). Uitkomst had ik 1/12Pi^2 + 1/8Pi Wortel3 (als primitive functie had ik F(x) = 1/2x -1/8sin4x , invullen voor b=1/3pi en a = 1/6 pi, etc geeft de inhoud. Dat keer Pi en ik heb de uitkomst.) Maar ik vind het vreemd dat je de originele functie moet kwadrateren en niet de uitkomsten van de integrale functie. | |
Riparius | dinsdag 2 maart 2010 @ 16:39 |
quote:Nee, want een vlakdeel heeft geen volume. En bij een omwentelingslichaam kan het ook nog zijn dat wordt gevraagd de oppervlakte van dat omwentelingslichaam te berekenen. In de opgave moet duidelijk staan wat de bedoeling is. quote:Dit is correct. quote:Snijd het omwentelingslichaam in gedachten eens in n hele dunne plakjes met een dikte Δx, waarbij het snijvlak loodrecht op de as van de rotatie staat. Elk van die dunne plakjes kun je bij benadering als een cilinder met straal f(xk) en lengte Δx beschouwen. Het volume van één zo'n cilinder is dan π∙{f(xk)}2∙Δx. Het volume van al die plakjes (met k = 1,2 ... n) moet je sommeren om een benadering te krijgen van het volume van het omwentelingslichaam. Deze benadering wordt beter naarmate je de plakjes dunner maakt. Zo krijg je de limiet van wat ze wel een Riemann som noemen, en deze limiet is de integraal die je hebt uitgerekend. Wat jij wilde is de oppervlakte van het vlakdeel kwadrateren, maar daarmee bereken je geen inhoud (waarom niet?). Probeer het maar eens met wat eenvoudige figuren als een cirkel of een vierkant die je om hun symmetrie-as roteert, dan zie je dat jouw idee over het volume van een omwentelingslichaam niet klopt. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 02-03-2010 18:57:45 ] | |
Borizzz | dinsdag 2 maart 2010 @ 21:10 |
Te stom voor woorden Plaatsvervangend probleempje voor wie het leuk vind om over na te denken. Construeer vierkant met alleen een passer en een lineaal. (dus GEEN geo ofzo). [ Bericht 77% gewijzigd door Borizzz op 02-03-2010 21:19:07 ] | |
GlowMouse | dinsdag 2 maart 2010 @ 21:12 |
Reken die kansen eens afzonderlijk voor mij uit dan ![]() | |
Borizzz | dinsdag 2 maart 2010 @ 21:16 |
quote:GGB: 6/14 * 5/13 * 8/12 =10/91 GBG: 6/14 * 8/13 * 5/12 =10/91 BGG: 8/14 * 6/13 * 5/12 = 10/91 Samen 30/91ong 0.3296 Oke laat maar, kleine misvatting ![]() Maar ik vind het didactisch niet echt verantwoord om het zo kort neer te zetten. Beter is het om het geheel uit te werken en het te laten zien. | |
phpmystyle | dinsdag 2 maart 2010 @ 23:17 |
Kan iemand mij vlug uitleggen hoe ik de Y kan of moet vrijmaken? Aub beginnen met iets heel elementairs. | |
Siddartha | dinsdag 2 maart 2010 @ 23:40 |
quote:Dus een integraal is de somfunctie van alle 'y' op gebied delta x (waar x zo klein mogelijk is) en is dus voor elke delta x eigenlijk (een benadering van) de straal? Hmm, wat ik dus deed was puur de oppervlakte kwadrateren, terwijl oppervlakte niet gelijk is aan straal. Wat ik deed was de stralen/lijnen onder het gegeven gebied uitrekenen, bij elkaar optellen en dan kwadrateren. Door de formule van de integraal te kwadrateren, kwadrateer ik elke straal en ( x Pi) krijg ik wel de inhoud. Klopt dit een beetje? | |
BasementDweller | woensdag 3 maart 2010 @ 00:29 |
quote:Ik volg het niet helemaal waarom je de stappen neemt die je neemt, maar volgens mij klopt het niet. Een voorbeeld: De straal van het cilindertje is de functiewaarde en de "hoogte" van de cilinder is de dx. Je kan het zien als een worst die je in infinitesimaal dunne plakjes snijdt. Als je de volumes van de kleine plakjes bij elkaar optelt heb je het formule van de hele worst. Een worst die in dikte varieert kan je zien als een niet-constante functie. Stel dat je worst wel kaarsrecht is met constante straal f(x)=c en lengte L. Dan kun je de inhoud uitrekenen met de "standaardformule" voor een cilinder: pi × c² × L (dat is dus gewoon de "oppervlakte maal hoogte". Je kan ook de volgende integraal uitrekenen: Voor een gewone cilinder is dit eigenlijk overbodig werk, maar het geeft je misschien wel een idee dat het voor niet-constante formules ook de inhoud geeft. Misschien is het wel een leuke oefening om mbv een omwentelingslichaam de inhoud van een kegel met hoogte L te bepalen ![]() [ Bericht 2% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:40:28 ] | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 08:19 |
quote:Ik had in een opgave de uitkomst van de integraal gekwadrateerd en vroeg me af waarom je de hele formule moest kwadrateren. Maar dat is dus omdat de integraal een verzameling is van stralen (of benaderingen ervan) voor elk stapje delta x binnen het aangegeven gebied? Hmm, een kegel. De f(x) lijn is in dit geval de schuine zijde, de x-lijn de hoogte(L) en x=b is de straal. Als ik f(x) primitiveer en voor 2 getallen invul (waarvan a = 0), krijg ik de oppervlakte onder de lijn. Zonder de primitive had ik gewoon uitgerekent: Pi x straal^2 x L x 1/3 Maar omdat F(x) = 1/2x^2 voor (b=x en a=0) al de oppervlakte geeft, hoef ik toch alleen maar: Pi x F(x)^2 uit te rekenen? | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 08:44 |
quote:Nee, je vervalt weer in dezelfde denkfout door de primitieve te kwadrateren, en daarmee in feite de oppervlakte van het vlakdeel omder de curve te kwadrateren. | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 09:05 |
quote:In de laatste regel bedoel ik F(x) als gehele functie te kwadrateren, dus F(x) = 1/2x^2 F(x)^2 = 1/4x^4 (En daarvoor invullen, x Pi geeft het volume, toch?) | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 09:18 |
quote:Ik begrijp wat je bedoelt, maar het is gewoon fout. Het volume van een omwentelingslichaam verkregen door de curve van y = f(x) tussen x=a en x= b rond de x-as te wentelen wordt gegeven door: (1) π∙∫ab (f(x))2dx Maar wat jij schijnt te denken is dat dit hetzelfde is als: (2) π∙[∫ab f(x)dx]2 Maar (2) is niet hetzelfde als (1), en bovendien kan (2) onmogelijk het volume van het omwentelingslichaam voorstellen. Zie je ook waarom? | |
Matr | woensdag 3 maart 2010 @ 13:35 |
Hallo, Ik heb wat vragen over ontbinden in factoren: 1. Ik begrijp deze stappen niet: 2. Ik moet de determinant van een matrix bepalen. Ik kom op de hieronderstaande waarde uit: ( de vergelijking moet als uitkomst 0 hebben). Als antwoord is alleen het eindantwoord gegeven: a = 0 a = 1 of a = 2. Ik kom hier niet op uit heb ik iets fout gedaan of zien jullie deze antwoorden zo? Alvast bedankt ![]() [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:40:33 ] | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 13:57 |
quote:1. Een derdegraads polynoom is wat lastig te ontbinden in factoren tenzij je tenminste één van de nulpunten zo al ziet (of echt een kubische vergelijking wilt gaan oplossen), maar in dit geval is het betrekkelijk eenvoudig. Het product van de wortels van a3 - 3a + 2 = 0 is -2, dus ligt het voor de hand plus of min 1 en plus of min 2 te proberen, en dan kom je er snel achter dat a = 1 en a = -2 voldoen. Door het uitvoeren van een polynoomstaartdeling vind je dan (a3 - 3a + 2)/(a + 2) = a2 - 2a + 1, en dus a3 - 3a + 2 = (a + 2)(a2 - 2a + 1). Verder is a2 - 2a + 1 = (a - 1)2, maar dat is gewoon een kwestie van het merkwaardig product (a - b)2 = a2 -2ab + b2 gebruiken. 2. Hier ben je kennelijk haakjes vergeten. Als je hebt (a - 1)(a2 - 2a) = 0 dan kun je uit de tweede factor van dit product nog een factor a buiten haakjes halen en krijg je dus a(a - 1)(a - 2) = 0, waaruit volgt a = 0 of a = 1 of a = 2. | |
Matr | woensdag 3 maart 2010 @ 14:21 |
Tnx zal het binnenkort even narekenen ![]() | |
#ANONIEM | woensdag 3 maart 2010 @ 14:26 |
Kan iemand (Iblis, GlowMouse?) me helpen bij het vak 'modale logica'? Ik zit alweer met problemen rondom de wat meer wiskundige kant van mijn studie. Modale logica dus. Modale logica is strikt gezien de studie naar het deductieve gedrag van de expressies 'het is noodzakelijk dat' (□) en 'het is mogelijk dat' (◊). Nu heeft de docent syntaxis (wat welgevormde zinnen zijn) en axiomatiek beschreven (de drie axioma's van de propositielogica, de Neccissitatie-regel (N) en het K(ripke)-, D-, U, en T-axioma). Deze axiomatiek wordt dus gebruikt om verdere welgevormde proposities te bewijzen (kijken of ze dus afleidbaar zijn uit die axioma's). Ik heb de volgende opgaven: 1. Bewijs zelf het omgekeerde ⊨ ¬□(φ ∧¬φ) ⇒ C! D 2. Toon aan dat T sterker is dan D. 3. Bewijs dat T inderdaad U impliceert, als ook N geldt. 4. Toon de volgende beweringen aan: Axioma's: N: ⊨ If φ is a theorem of K, then so is □φ (Neccissitatie regel) K: ⊨ □(φ →ψ) → (□φ →□ψ). (Distribution Axiom) T: ⊨ □φ→φ U: ⊨ □(□φ→φ) D: ⊨ □φ→◊φ Axioma's voor de propositielogica (die we gebruiken voor de modale logica) A1: ![]() A2: ![]() A3: ![]() Ik moet dus een aantal zaken bewijzen. Hierbij ga ik er vanuit dat ik vanaf de conclusie (het bewijs) mezelf terug moet werken naar de axioma's toe. Maar hoe werkt zoiets precies? Hoe begin ik daarmee? Alvast bedankt! [ Bericht 0% gewijzigd door #ANONIEM op 03-03-2010 21:53:58 ] | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 15:41 |
quote:Hmm, wat ik deed was dus weer dezelfde fout: De oppervlakte kwadrateren. Door f(x) te kwadrateren, kwadrateer je alleen de straal voor elke x, en met integreren tel je dan alle gekwadrateerde stralen in een gebied(=lengte) bij elkaar op. En dus heb je de straal^2 x lengte zo berekent.( Dan volgt vanzelf keer Pi) Terwijl je door F(x) te kwadrateren, tel je alle stralen bij elkaar op in een gebied en dat kwadrateer je. Wat dus fout is. Ik denk dat ik het nu snap! | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 15:56 |
quote:Je kunt het beste denken aan het verdelen van een omwentelingslichaam in hele dunne plakjes die elk bij benadering een cilinder zijn. Door de volumina van die cilinders bij elkaar op te tellen krijg je een benadering voor het volume van het omwentelingslichaam die beter wordt naarmate de plakjes dunner worden. Een integraal is in principe te definiëren als de limiet van een dergelijke Riemann som. Dat suggereert het integraalteken ook. De ∫ is oorspronkelijk een langgerekte s van summa. Probeer om het principe beter te begrijpen eens of je ook een formule kunt opstellen voor de manteloppervlakte van een omwentelingslichaam (hint: stel eerst een formule op voor de lengte van de curve van y = f(x) tussen x=a en x=b). | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 16:23 |
quote:Nou, de lengte is y voor f(delta x) maal 2 omdat je met y alleen maar de straal van het midden naar de 'cirkel' hebt, terwijl je aan de andere kant nog eens die lengte hebt. dus lengte is 2y: 2f(x) Omtrek van een figuur is Pi x lengte. Om de lengte van elke delta x bij elkaar op te tellen kan ik de integraal gebruiken. Door (2f(x)) te primitiveren tel ik al die lengtes bij elkaar op en door dan met Pi te vermenigvuldigen krijg ik de omtrek/mantel. Toch? | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 17:14 |
quote:Nee, dat gaat niet goed. Eerst de booglengte s van de curve van y = f(x) tussen x=a en x=b. Die wordt gegeven door: (1) s = ∫ab √(1 + (f'(x))2)dx Voor de afleiding van deze formule moet je hier maar even kijken. Nu de manteloppervlakte. Hierbij neem ik aan dat f(x) op het interval [a,b] niet negatief wordt. Verdeel het omwentelingslichaam weer in heel dunne plakjes met een dikte Δx, dan kun je de manteloppervlakte van één zo'n plakje (ring) benaderen door de booglengte van de curve van y = f(x) over het betreffende interval te vermenigvuldigen met de omtrek 2πr van zo'n ring. Dit geeft als benadering voor de manteloppervlakte van één zo'n ring 2π∙f(xk)√(1 + (f'(xk))2)Δx, waarbij xk een waarde van x is op het betreffende intervalletje. Om de manteloppervlakte van x=a tot x=b te benaderen moet je al deze stukjes (met k = 1 ... n) optellen, waarbij de benadering weer beter wordt naarmate we de dikte Δx van de plakjes tot nul laten naderen. Voor de manteloppervlakte A van het omwentelingslichaam dat ontstaat door de curve van y = f(x) tusen x=a en x=b om de x-as te wentelen vinden we zo: (2) A = 2π∙∫ab f(x)∙√(1 + (f'(x))2)dx Probeer eens of je nu formules voor de inhoud en de oppervlakte van een bol met straal r kunt afleiden. Neem f(x) = √(r2 - x2) (r > 0). De grafiek hiervan is een halve cirkel met als middelpunt de oorsprong en als straal r, zodat bij wenteling om de x-as een bol met straal r ontstaat. | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 17:41 |
quote:Wat ik dus deed gaf niet de oppervlakte van een willekeurig figuur (met f(x) ongedifineerd)? Ik heb gewoon de formule gepakt van de omtrek van een cirkel (dat gebeurt er namelijk ook op delta x) 2Pi r = Pi maal lengte. En de rest staat in mijn vorige post. Ik snap niet goed waarvoor ik een booglengte nodig heb? Waarom moet je nu niet als eerste stap f(x) keer 2 doen? Dan heb je namelijk de 2 x straal op vlakdeel delta x, waarna je kan gaan integreren (en uiteindelijk nog keer Pi). | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 18:09 |
quote:Nee. quote:Nee, om de lengte van één zo'n dunne ring te bepalen moet je de omtrek 2πr = 2πf(xk) vermenigvuldigen met de breedte van de ring, en die breedte is gelijk aan de booglengte van de curve y = f(x) over dat intervalletje. De breedte van de ring is niet Δx, dat zou alleen zo zijn als de curve horizontaal loopt (en dus f'(x) = 0). quote:Omdat de breedte van elke ring afhangt van de steilheid van de curve op het betreffende intervalletje. quote:Op jouw manier bereken je gewoon de oppervlakte van het vlakdeel onder de curve vermenigvuldigd met 2π. Dan krijg je niet de manteloppervlakte van het omwentelingslichaam. Probeer het maar eens met een halve cirkel als curve. | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 18:17 |
quote:Kun je even specificeren wat je me wilt laten doen? Dus, wat voor figuur en wat ik moet berekenen ( oppervlakte/omtrek/beide)? En ik neem aan dat lengte is de x-as en y geeft de breedte? (die heb ik in eerdere berichten een paar keer door elkaar gebruikt.) Trouwens, heel erg bedankt hiervoor. Dit zal meer voor mijn inzicht doen dan puur wat sommetjes maken. | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 18:26 |
quote:Probeer gewoon eens de oppervlakte en het volume te berekenen van een bol met straal r door een halve cirkel met straal r om de x-as te laten wentelen, zoals ik hierboven al had voorgesteld. Begin maar met het volume, dat is het eenvoudigst. | |
BasementDweller | woensdag 3 maart 2010 @ 18:40 |
quote:En als je eenmaal het volume hebt is de oppervlakte ook nog maar één stap(je) ![]() | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 19:12 |
quote:Volume is: Eerst de gewone formule: f(x) = Wortel(r^2 - x^2) Dat kwadrateren, dan primitiveren geeft als volume: V = Pi x [(r^2)x - 1/3x^3]a,b met a=-r en b=r | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 19:26 |
quote:Ja, en als je dat uitwerkt, wat krijg je dan uiteindelijk? | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 19:33 |
quote:Dan krijg je Pi maal 2r^3 - 2/3r^3 = Pi maal 1/1/3r^3 Ok, dat is wel erg handig! | |
Riparius | woensdag 3 maart 2010 @ 19:38 |
quote:Juist. Het volume van een bol met straal r is dus 4/3∙π∙r3. Maar nu de oppervlakte ... | |
Siddartha | woensdag 3 maart 2010 @ 20:04 |
quote:Dat is dus 2Pi maal lengte ( en niet breedte, zoals ik de vorige keer deed!). Lengte is ![]() Waarbij dy/dx = - 1/(Wortel(r^2- x^2)) Kwadrateren geeft = 1/(r^2 -x^2) Klopt het tot nu toe nog? Waarschijnlijk zal ik de functie moeten primitiveren, want anders kan ik ook niet x=r invullen. | |
thabit | woensdag 3 maart 2010 @ 20:32 |
quote:Het lijkt me toch echt dat dat andersom moet: met de axioma's beginnen en vanaf daar naar de conclusie werken. Het lijkt me dat (1) makkelijk is op te lossen door □(φ ∧¬φ) aan te nemen, D toe te passen en dan vervolgens φ ∧¬φ te concluderen, waaruit je met propositielogica weer een falsum kan afleiden. Je hebt T niet gegeven, dus (2) en (3) kan ik niet oplossen. En U begrijp ik niet, zit daar een tikfout in? Bij (4) volgt de tweede regel uit (D) door □φ voor φ te substitueren. Voor de eerste regel heb je misschien U nodig, maar dan moet ik wel de juiste formulering weten. ![]() | |
#ANONIEM | woensdag 3 maart 2010 @ 21:52 |
quote:Ik heb de post aangepast. Bedankt voor je reactie tot zover. ![]() | |
Riparius | donderdag 4 maart 2010 @ 04:58 |
quote:Nee, dit gaat al niet goed, je vergeet de kettingregel bij het differentiëren. De formule voor de manteloppervlakte (area) van het omwentelingslichaam verkregen door de curve van y = f(x) (≥ 0) tussen x=a en x=b om de x-as te wentelen is A = 2π∙∫ab f(x)∙√(1 + (f'(x))2)dx We moeten nu eerst de integrand f(x)∙√(1 + (f'(x))2) berekenen met f(x) = √(r2 - x2). Daarvoor moeten we dus de afgeleide f'(x) bepalen. Ik vind het zelf vaak handig om een wortel even om te schrijven naar een macht, dus: f(x) = (r2 - x2)1/2 Dan is (let op de kettingregel): f'(x) = 1/2∙(r2 - x2)-1/2∙(-2x) = -x∙(r2 - x2)-1/2 Voor het kwadraat van f'(x) krijgen we dan: (f'(x))2 = x2∙(r2 - x2)-1 = x2/(r2 - x2) En dus hebben we dan ook: 1 + (f'(x))2 = 1 + x2/(r2 - x2) = (r2 - x2)/(r2 - x2) + x2/(r2 - x2) = r2/(r2 - x2). Nu kun je de berekening van de integrand f(x)∙√(1 + (f'(x))2) zelf wel afmaken en dan integreren over het interval [-r,r] en vermenigvuldigen met 2π om de oppervlakte van een bol met straal r te vinden. | |
thabit | donderdag 4 maart 2010 @ 12:11 |
quote:Voor (2) moet je aantonen dat als T geldt, dat dan ook D geldt. ◊φ interpreteer ik als ¬□¬φ. Je hebt dus de implicatie □φ → φ en je wilt daaruit afleiden □φ → ¬□¬φ. Je kunt nu A3 toepassen en ¬φ → ¬□φ afleiden. Substitueer nu ¬φ voor φ en er staat ¬¬φ → ¬□¬φ. De implicaties □φ → φ, φ → ¬¬φ en ¬¬φ → ¬□¬φ tezamen geven □φ → ¬□¬φ. Bij (4) neem je voor alle φ, □φ→φ als axioma aan. Een axioma is per definitie een theorema dus passen we N toe met □φ→φ gesubstitueerd voor φ. Dan krijg je □(□φ→φ). PS: Mijn uitwerkingen zijn uiteraard wel wat informeel, je zult ze zelf moeten formaliseren. | |
Agiath | donderdag 4 maart 2010 @ 15:28 |
Even een simulatie vraagje. Ik moet de bezettingsgraad van een AGV (Automatic Guided Vehicle) uitrekenen. Het zit zo. Je hebt een haven met kranen, 5 stuks totaal. Per kraan 2 AGV's. De kranen pikken een container op en zetten die op de AGV, die rijdt er vervolgens mee naar de loods en weer terug. Tijd die nodig is om container vanaf schip te laden = 6 minuten Tijd die nodig is om container van kraan op AGV te zetten = 2 minuten. Gemiddelde rijtijd naar en van loods = 6 minuten. De kranen zijn 0.8 bezet, die loodsen dus gemiddeld 6 containers per uur. (0,8 * (60/6+2). De AGV's doen gemiddeld 14 minuten over 1 container( 6+6+2). De 2 AGV's kunnen dus in 1 uur 2*(60/14) = 8.57 containers aan. Bezettingsgraad = 6/8.57 = 0.7 Klinkt in mijn ogen allemaal goed. Alleen als ik de simualtie run (met Delphi/Tomas) krijg ik toch wel een stuk hogere bezettingsgraad uit, namelijk 0.91 ![]() Hou ik ergens geen rekening mee? Je zou verwachten dat mijn bezettingsgraad alleen geld in het meest efficiënte geval en dat de werkelijke zelfs lager zou moeten liggen..... | |
Agiath | donderdag 4 maart 2010 @ 15:34 |
![]() Net hele verhaal getypt. Zie ik dat er toch al gesimuleerd is met een extra 4 minuten lostijd per AGV bij de loods. Tja dan komt het wel goed uit ![]() Ik ga zelf weer verder | |
famousje | vrijdag 5 maart 2010 @ 00:26 |
Kan iemand helpen? Los op: 10 log(x²-4x+5)=0 bvd | |
GlowMouse | vrijdag 5 maart 2010 @ 00:28 |
wanneer is een logaritme 0? | |
BasementDweller | zondag 7 maart 2010 @ 14:50 |
Hoe normaliseer je een complexe vector? Ik heb geleerd dat een eigenshap van een genormaliseerde vector is dat het (standaard) inproduct met zichzelf gelijk aan 1 is. Als ik aan mathematica vraag of ie (1,i,0) voor me wil normaliseren, geeft ie 1/sqrt2 (1,i,0). Maar als ik dan het inproduct met dezelfde vector neem krijg ik 0, en dus niet 1. Hoe zit dat nou? ![]() | |
GlowMouse | zondag 7 maart 2010 @ 14:54 |
Bij een complexe vector neem je het inproduct met zijn complex geadjugeerde. | |
BasementDweller | zondag 7 maart 2010 @ 14:56 |
quote:Ah, logisch. Bedankt! ![]() | |
123hopsaflops | maandag 8 maart 2010 @ 15:38 |
Om te laten zien dat de afbeelding abels is, moet ik dan laten zien dat geldt: f(xy)=f(yx) of moet ik verder gaan en laten zien dat xy=yx? [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:41:37 ] | |
julian6 | maandag 8 maart 2010 @ 18:26 |
Wie weet hoe je 4√x-x in je GR moet intikken? | |
BasementDweller | maandag 8 maart 2010 @ 19:32 |
quote:Bedoel je dit? Dan lijkt het me straightforward intypen met haakjes om de x-x. Als je dit bedoelt: Tja... je kan het gewoon intikken in je GR, alleen wat verwacht je voor een antwoord? [ Bericht 2% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:41:41 ] | |
julian6 | maandag 8 maart 2010 @ 20:59 |
De bijbehorende tabel staat in mijn boek, maar de waardes komen niet overeen als ik het vergelijk met die in mijn GR ![]() | |
BasementDweller | maandag 8 maart 2010 @ 21:00 |
quote:Welke tabel en welke waardes? Je moet echt meer info geven als je wil dat mensen je kunnen helpen. | |
GlowMouse | maandag 8 maart 2010 @ 21:08 |
quote:Abels betekent xy = yx voor elke x en y in G. Als jij f(xy)=f(yx) aantoont, toon je aan dat (xy)² = (yx)², ofwel xyxy = yxyx. Hiermee toon je niet aan dat xy=yx. | |
123hopsaflops | maandag 8 maart 2010 @ 22:35 |
quote: Ik heb hem al uitgewerkt naar xy=yx, bedankt voor je reactie! | |
Mindstream | dinsdag 9 maart 2010 @ 09:37 |
kan een mod dat plaatje in reply #1 weghalen. Zit hier fuckin op mijn werk ![]() | |
GlowMouse | dinsdag 9 maart 2010 @ 09:39 |
![]() | |
julian6 | dinsdag 9 maart 2010 @ 10:26 |
quote:Het hoofdstuk gaat over toenamediagrammen en ik ben nu bij een vraag aan beland waarbij ik tijdsintervallen moet berekenen. De waardes die bij de formule 4√x-x horen volgens mij boek zijn: X y1 0 0 1 3 2 3.6569 3 3.9282 4 4 5 3.9443 6 3.798 en als ik het in mijn GR plot en de tabel bekijk dan staat er of overal 0, of ERROR of allemaal negatieve waardes ![]() | |
Siddartha | dinsdag 9 maart 2010 @ 10:53 |
quote:Dus in menu TABLE vul je in: 4Wortelx - x (zonder haakjes!) En dan klopt het gewoon. (Weet je zeker dat je het goed ingevoerd hebt/er ook y=... staat en niet x=.. ? ) | |
julian6 | dinsdag 9 maart 2010 @ 16:20 |
Ik heb het al aan mijn wiskunde docente gevraagd, en uit het onverstaanbare gebrabbel heb ik toch nog kunnen opmaken dat het zo moest: 4√(x)-x | |
toma | dinsdag 9 maart 2010 @ 16:23 |
Hopelijk zit ik hier in het goede topic. Ben student werktuigbouwkunde (hbo) en ben bezig een machine te ontwikkelen. Om alle krachten en spanningen goed in beeld te brengen komt er helaas wat wiskunde bij kijken. Dit is helaas niet mijn allersterkste punt. De opdracht is om een functie te maken van hoek alpha. ![]() Hopelijk kan iemand me helpen want ik kom er niet uit. | |
Mindstream | dinsdag 9 maart 2010 @ 16:27 |
is die hoek helemaal rechts ook 90 graden? Dan is het makkelijk want de som van de hoeken van een vierhoek is altijd 360 graden. | |
toma | dinsdag 9 maart 2010 @ 16:29 |
quote:nee die hoek is niet 90 graden. | |
Riparius | dinsdag 9 maart 2010 @ 17:23 |
quote:Je geeft niet voldoende informatie, maar uitgaande van de veronderstelling dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is krijg ik: α = arcsin (2∙(L3 - ½√2∙L2 + L4∙cos β)/L1) Was dat wat je bedoelde? | |
toma | dinsdag 9 maart 2010 @ 17:31 |
quote:Hoe bedoel je gelijkbenig? Hoek alpha is in de top van de vierhoek iig links en rechts niet gelijk aan elkaar. En welke informatie moet je nog meer weten? De verticale zijde tussen L2 en (1/2)L1 staat loodrecht op L3. Verder is geen één hoek 90 graden. Heel erg bedankt alvast ![]() En zou je misschien kunnen beargumenteren hoe je aan het antwoord komt? | |
Riparius | dinsdag 9 maart 2010 @ 17:43 |
quote:Nee, maar dat heb ik ook niet beweerd of aangenomen. Weet je eigenlijk wel wat een gelijkbenige driehoek is? Zoals gezegd heb ik aangenomen dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is. Dat betekent dus dat de lengte van de hoogtelijn in je figuur gelijk is aan de lengte van het lijnstuk vanaf het hoekpunt linksonder in je figuur totaan het voetpunt van je hoogtelijn. quote:Dat was me natuurlijk al duidelijk. Maar als jij meent dat de linker driehoek in je figuur niet gelijkbenig is, dan geef je te weinig informatie. quote:Het gaat erom dat je de (horizontale) afstand van het meest rechtse hoekpunt in je figuur totaan de hoogtelijn bepaalt. Laten we die afstand d noemen, dan is het duidelijk dat sin α = d/(½L1). Probeer nu zelf eens een uitdrukking voor d te vinden, dan zie je hoe het zit. | |
toma | dinsdag 9 maart 2010 @ 17:51 |
quote:Sorry, ik begreep niet goed wat je bedoelde met die gelijkbenige driehoek. ![]() Maar dit oranje gekleurde gedeelte is niet gelijkbenig. Dus ik ben bang dat jouw oplossing niet klopt. | |
Riparius | dinsdag 9 maart 2010 @ 19:04 |
quote:Mijn oplossing klopt, onder de voorwaarde dat de oranje driehoek gelijkbenig zou zijn. Nu zeg je dat dat niet zo is, en dan wordt het een stuk ingewikkelder. Laten we de hoogte van de oranje driehoek h noemen, en de basis b. Dan geldt volgens Pythagoras: (1) b = √(L22 - h2) En voor de hoogte h hebben we: (2) h = ½L1∙cos α + L4∙sin β Door substitutie van (2) in (1) krijg je dan een uitdrukking voor b, waarna we de afstand d van het meest rechtse hoekpunt in de figuur tot de hoogtelijn kunnen geven als: (3) d = (L3 - b) + L4∙cos β Tot slot is dan: (4) sin α = 2d/L1 Door nu de gevonden uitdrukking voor b in (3) te substituren en de aldus gevonden uitdrukking voor d weer in (4) krijg je een betrekking waaruit je sin α kunt oplossen, en dus ook een uitdrukking voor α kunt geven. | |
toma | dinsdag 9 maart 2010 @ 19:33 |
quote:Duizend maal dank ![]() Ik heb alles ingevuld. Uiteindelijk krijg ik dit. sin α = ( 2∙(L3 - √( L22 - ( ½L1∙cos α+ L4∙sin β )2 ) + L4 ∙ cos β ) / L1 Nu heb ik nog steeds aan beide zeiden α staan. Maar dat moet ik nog even oplossen ![]() | |
Gitaarmat | woensdag 10 maart 2010 @ 19:37 |
Ik ben met school bezig met tabellen invullen (Rekenmachine TI-84 Plus). Via L2 en L3 cumsum manier. Ik heb in L1 1990t/m 2000 staan in L2 aantal mannen in L3 aantal vrouwen In L4 moet ik het totaal hebben. Ik heb al geprobeerd om dan L4>Enter>Sum(L2+L3) maar dan krijg ik een dismatch error. Hoe werkt dit? | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 19:39 |
je moet het andersom doen: sum(L2+L3) -> L4. | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:14 |
Hoi beste mensen 32 * q^2/16 + 16000 wat moet ik hiermee? | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 20:21 |
geen idee, dat is gewoon een uitdrukking. | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:32 |
quote:Eronder staat wel: 2 * q^2 + 16000 hoe zou ik daar dan bij moeten komen? | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 20:33 |
je kunt gebruiken dat a*b = b*a. Hier kun je q² en 1/16 omwisselen, en dan is het niet zo lastig meer. | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:36 |
quote:ok. ![]() ![]() | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 20:38 |
niet duidelijk? | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:39 |
quote:Nee, met deze uitleg niet. Misschien herken ik het niet ofzo, maar m'n leraar zei dat het tweede klas stof is. ![]() | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 20:41 |
32 * q^2 * 1/16 + 16000 = 32 * 1/16 * q² + 16000 | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:43 |
quote:Is dit het antwoord ofzo.. sorry snap er niets van. In mijn boek staat dat het antwoord: 2 * q^2 + 16000 is. | |
GlowMouse | woensdag 10 maart 2010 @ 20:45 |
Als je dit niet ziet, zou ik toch wat onderbouwliteratuur openslaan. | |
Bilmiyorem | woensdag 10 maart 2010 @ 20:46 |
quote:Geen tijd meer voor. Wat ik ook niet snap.. wat moet ik met dit? Het ging eerst namelijk de hele tijd over MK=TK', dacht daarom dat ik die 16000 ook moest weglaten. | |
Dzy | woensdag 10 maart 2010 @ 22:10 |
Hey hey, ik ben bezig met een probleempje voor een vriend. Het gaat erom om de gewichten van een formule te vinden waarmee een eindcijfer berekend is. Er is gegeven dat de formule uit 5 onderdelen met 5 gewichten bestaat, de cijfers waarmee de gewichten worden vermenigvuldigd en dan bij elkaar worden opgeteld zijn bekend. Er is een dataset van 60 mensen, dus in principe meer dan genoeg om gewoon een stelsel van 5 vergelijkingen met 5 onbekenden op te lossen, alleen is het probleem dat de cijfers afgerond zijn in de dataset. De bedoeling is om de gewichten zo dicht mogelijk te benaderen, hoe dat staat vrij maar het lijkt me waarschijnlijk dat dit met een wiskundig programma moet, of zijn er suggesties om dit mooi met de hand zelf te doen? De cijfers worden op halven afgerond. Iemand een idee hoe dit aan te pakken? Thanks! Dit is de formule trouwens: f(x) = g1 * D + g2 * S1 + g3 * S2 + g4 * e^(-3(D-S1)2 + g5 * e^(-3(D-S2)2 Waarbij D het cijfer is dat gegeven is door de docent, S1 is het cijfer gegeven door de eerste student en S2 is het cijfer gegeven door de tweede student. g1 tot en met g5 zijn de gewichten. D, S1 en S2 zijn dus gewoon bekend, net als de e-machten die erin voorkomen. | |
koffiegast | woensdag 10 maart 2010 @ 23:35 |
quote:Toevallig data mining techniques bij de VU? Ik heb zelf geprobeerd met weka iets te vinden, maar nog niet veel succes daarmee geboekt (vanwege dat afronden en linear regression altijd een E toevoegt ![]() Ik heb wel succes geboekt met evolutionary algorithm (simpele GA met real values, gaussian perturbation mutation, scattered crossover, etcetera met een eigen fitness functie die voor alle instanties kijkt wat de uitkomst is met de waardens en vervolgens afrondt naar halve getallen (kun je simpel doen door je uitkomst *2 te doen en vervolgens afronden op een geheel getal om weer te delen door 2 om afrondingen te krijgen op halve (dus 5, 5.5, 6, 6.5, etc)). Ik heb zelf Matlab gebruikt hiervoor, maar je kunt ook Mobat gebruiken (moet je even eigen functie uitschrijven) of je kunt het helemaal zelf programmeren. Ik wou zelf nog een andere methode proberen omdat ik issues heb met missing values (heb nog niet achterhaald wat zijn methode daarvoor is, ik heb wel al een oplossing met 0 fouten gevonden als ik enkel de data gebruik die geen missing values bevatten). [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic 2 |