Inderdaad, maar als jij een driehoek hebt met een cirkel eromheen dan ligt het voor de hand om het eindpunt van een straal samen te laten vallen met een hoekpunt van je driehoek. En dan heb je maar drie mogelijkheden om twee stralen weer te geven.quote:Op vrijdag 5 februari 2010 22:46 schreef gaussie het volgende:
Maar het hangt toch af waar je die twee stralen tekent? Je hoeft toch geen gelijkzijdige te krijgen?
quote:
Dat is mijn conclusie niet. Maak eens een paint.quote:Op vrijdag 5 februari 2010 22:53 schreef gaussie het volgende:
Het blijft onduidelijk voor mij. Van welke axioma, definitie of stelling maak je gebruik om te beweren dat hoek c 60 graden is?
Je praat makkelijker over een hoek als je hem ook kunt zien, zeker als de betreffende hoek niet in het verhaal genoemd wordt.quote:
Ik heb niet het idee dat je nou erg je best doet om het antwoord logisch te beredeneren aan de hand van een figuur. En zo doe je je nick geen eer aan ...quote:Op vrijdag 5 februari 2010 23:11 schreef gaussie het volgende:
Ik heb het geprobeerd te tekenen, schijnbaar doe ik iets fout. Kun je gewoon het antwoord geven en de intuitie daarachter? Zoniet dan wacht ik wel tot iemand anders het juiste antwoord kan geven....
Omdat we de indruk hebben dat je niet erg veel moeite doet om zelf na te denken. Maar je wil een kant en klaar antwoord, nou dat kan.quote:Op vrijdag 5 februari 2010 23:39 schreef gaussie het volgende:
Prima dat jullie me dwingen om zelf over de oplossing na te denken, maar andere mensen hier krijgen gewoon een kant en klaar antwoord. Snap niet waarom dit niet in mijn geval gebeurt....
Er wordt een driehoek met drie gelijke zijden geconstrueerd zonder enige stelling te gebruiken.quote:Op zaterdag 6 februari 2010 00:02 schreef gaussie het volgende:
Nee, dat heb je verkeerd geinterpreteerd. Mn meetkundig inzicht liet me in de steek. Soms zie je het gewoon niet. En niet iedereen zit op hetzelfde wiskunde niveau... Ik ga ervan uit dat je gebruik gemaakt heb van hoek c= 0.5*boog ab. Maar dan moet gelden dat boog ab 60 graden is. Wat ik nog steeds niet zie is, waarom de gebruikte assumptie tot een gelijkzijdige driehoek leidt? Maak je gebruik van een definitie, stelling etc... En zo ja welke.
Nee, ik heb niet gebruik gemaakt van cirkelbogen. Bovendien is de veronderstelling dat driehoek ABC gelijkzijdig zou zijn onjuist. Maar dat wist je al, want anders kon hoek γ niet 30 graden zijn. Sterker nog, er volgt uit de gegevens ook niet dat driehoek ABC gelijkbenig zou zijn, dat hoeft helemaal niet. Wat wél geldt, is dat driehoek OAB gelijkzijdig is, dat is immers gegeven door AB = OA = OB.quote:Op zaterdag 6 februari 2010 00:02 schreef gaussie het volgende:
Nee, dat heb je verkeerd geinterpreteerd. Mn meetkundig inzicht liet me in de steek. Soms zie je het gewoon niet. En niet iedereen zit op hetzelfde wiskunde niveau... Ik ga ervan uit dat je gebruik gemaakt heb van hoek c= 0.5*boog ab. Maar dan moet gelden dat boog ab 60 graden is. Wat ik nog steeds niet zie is, waarom de gebruikte assumptie tot een gelijkzijdige driehoek leidt? Maak je gebruik van een definitie, stelling etc... En zo ja welke.
Ja, het omgekeerde geldt ook, en dat kun je inderdaad het eenvoudigst inzien met cirkelbogen. Als ∠ACB = 30°, dan is bg(AB) = ∠AOB = 60°, en aangezien OA = OB geldt ∠OAB = ∠ABO. Aangezien de som van de hoeken van driehoek OAB 180 graden is, volgt dus ∠OAB = ∠ABO = 60°, waaruit weer volgt dat OAB gelijkzijdig is, zodat AB = OA = OB en AB dus gelijk is aan de straal van de omgeschreven cirkel van driehoek ABC.quote:Op zaterdag 6 februari 2010 00:14 schreef gaussie het volgende:
Ok, maar geldt de converse dan ook of niet? Met converse bedoel ik; als driehoek abc 1 hoek van 30 graden heeft, dat dan een zijde even lang is als de straal van de omgeschreven cirkel? Zo ja uit welk argument volgt dat dan?
Deze stap volg ik al niet, want b kan ook negatief zijn. Ik zou beginnen om twee gevallen te onderscheiden. Je hebt zoals je zelf al opmerkt |b| = b of |b| = -b, aangenomen dat b reëel is uiteraard.quote:Op zondag 7 februari 2010 15:46 schreef Hanneke12345 het volgende:
Ik moet bewijzen dat |b|≤a dan en slechts dan als -a ≤ b ≤ a,
Ik heb nu:
Stel |b| ≤ a
0 ≤ b ≤ a, dus 0 ≤ a
Oh, ik ben daar absoluutstrepen vergeten. Maar de andere kant op bewijzen is net gelukt, dus ik ga een nieuwe poging wagen!quote:Op zondag 7 februari 2010 15:55 schreef Riparius het volgende:
[..]
Deze stap volg ik al niet, want b kan ook negatief zijn. Ik zou beginnen om twee gevallen te onderscheiden. Je hebt zoals je zelf al opmerkt |b| = b of |b| = -b, aangenomen dat b reëel is uiteraard.
volgt niet direct uit de axioma's.quote:
Als 0 ≤ b, dan |b| = b, als b ≤ 0, dan |b| = -b, b ≤ 0 of 0 ≤ b, dus ..quote:Op zondag 7 februari 2010 16:19 schreef GlowMouse het volgende:
Het klopt allemaal wel, maar
[..]
volgt niet direct uit de axioma's.
quote:Op zondag 7 februari 2010 16:23 schreef Hanneke12345 het volgende:
[..]
Als 0 ≤ b, dan |b| = b, als b ≤ 0, dan |b| = -b, b ≤ 0 of 0 ≤ b, dus ..
Dat moet ik echt zo uitschrijven, ja?
Daar staat |b| <= |a-b| + |a| ofwel |a|-|b| >= -|a-b|.quote:Op zondag 7 februari 2010 19:58 schreef Hanneke12345 het volgende:
Ik kom deze echt niet uit.
Te bewijzen: ||a|-|b|| ≤ |a-b|
Het antwoordenmodel zegt dat ik gebruik kan maken van dat wat ik eerder aangetoond heb, |b|≤a desda -a ≤ b ≤ a.
Aan te tonen: -|a-b| ≤ |a|-|b|≤|a-b|, oké zover snap ik het.
Vervolgens doen ze:
|b|=|(b-a)+a|≤|b-a|+|a|=|a-b|+|a|. which implies the first inequality. Ik heb echt geen idee waarom.
Dat hangt ervan af wat je oorspronkelijke functie is, dat vertel je er niet bij.quote:Op dinsdag 9 februari 2010 21:02 schreef Joewy het volgende:
n(x) = 1 - 2 cos x
' De grafiek ontstaat door de vermenigvuldiging t.o.v. de x-as met factor -2 gevolgd door de verschuiving 2 omhoog '
Waarom is het 2 omhoog en niet 1 ?
Dan moet het een fout zijn in je boek.quote:Op dinsdag 9 februari 2010 21:30 schreef Joewy het volgende:
De standaard f(x) = cos x, sorry.
http://forum.allaboutcircuits.com/showthread.php?t=8234quote:Op donderdag 11 februari 2010 11:27 schreef gias het volgende:
Staat ie standaard op.
Docent weet het ook niet.
Ik denk dat je die kwadraat dan verkeerd hebt uitgewerkt. Als je als primitieve 1/5*x^5-2/3*x^3+x neemt komt er wel 16/15 pi uitquote:Op vrijdag 12 februari 2010 16:01 schreef beertenderrr het volgende:
Die hoorde daar niet, fout opgeschrevenDie kwadraat wordt die stap erboven al weggewerkt.
Als dat zo op het bord heeft gestaan als je het hier hebt gepost dan begrijpt je docent kennelijk ook niet hoe je het volume van een omwentelingslichaam berekent. Die factor 2π klopt dan niet en het antwoord 16/15 π dus ook niet. Het omwentelingslichaam past in een cilinder met straal 1 en lengte 1, en het volume daarvan is π. Je uitkomst kan dus niet kloppen.quote:Op vrijdag 12 februari 2010 20:09 schreef beertenderrr het volgende:
holy shit, wat domhet klopt idd ja. Bedankt voor de hulp
en ja, de vraagstelling is idd wat krom.
Dan geldt:quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:24 schreef GlowMouse het volgende:
Relateer hem niet aan epsilon, maar schat hem af. Zorg dat 1/|x| niet te groot wordt door delta altijd kleiner dan 0.25 te kiezen.
wat denk je zelf?quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:28 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
En daarmee is het bewezen?
Dit gaat al niet goed. De uitspraak lim x→½ 1/x = 2 betekent dat er voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat | 1/x - 2 | < ε voor elke x waarvoor geldt 0 < | x - ½ | < δ. Je moet dus een existentiebewijs geven en laten zien dat er voor elke ε > 0 zo'n δ > 0 bestaat. Dit doe je door uit te gaan van | 1/x - 2 | < ε en daaruit te herleiden waaraan x moet voldoen. Dan kun je δ in ε uitdrukken, waarmee het gestelde is aangetoond.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:22 schreef BasementDweller het volgende:
Bewijs met de epsilon-delta definitie van een limiet dat:
[ afbeelding ]
Bewijs:
Zij [ afbeelding ]willekeurig. Neem [ afbeelding ] en laat[ afbeelding ] voldoen aan[ afbeelding ]. Dan geldt:[ afbeelding ].
Moet ik die |x| uit de noemer zien te krijgen? Hoe kan ik dat doen?
Ja, want voor elke epsilon>0 is er een delta>0 zodanig dat als |x-1/2| < delta dat dan |1/x -2| < epsilon .quote:
Dat is toch precies wat ik nu gedaan heb?quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:32 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit gaat al niet goed. De uitspraak lim x→½ 1/x = 2 betekent dat er voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat | 1/x - 2 | < ε voor elke x waarvoor geldt 0 < | x - ½ | < δ. Je moet dus een existentiebewijs geven en laten zien dat er voor elke ε > 0 zo'n δ > 0 bestaat. Dit doe je door uit te gaan van | 1/x - 2 | < ε en daaruit te herleiden waaraan x moet voldoen. Dan kun je δ in ε uitdrukken, waarmee het gestelde is aangetoond.
Het staat er nu alleen meer als een kladje zoals Riparius opmerkt. Je begint met zij eps>0, neem delta = min{1/4, eps/8}, zij x in Df, |x-2|<delta, dan .... < eps, klaar. Delta>0 komt bv. ook nooit voor als aparte regel in je bewijs.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:35 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Ja, want voor elke epsilon>0 is er een delta>0 zodanig dat als |x-1/2| < delta dat dan |1/x -2| < epsilon .
Beter lezen, dit schrijf ik niet. Verder bedoel ik dat je een existentiebewijs moet geven en dat je dat kunt doen door te laten zien dat je bij elke gegeven ε > 0 een δ > 0 kunt construeren die aan het gestelde voldoet.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:36 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Dat is toch precies wat ik nu gedaan heb?
Waarneer refereerde je precies met "dit gaat niet altijd goed"?
Je bedoelt zeker: delta < min(1/4,epsilon/8.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:38 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Het staat er nu alleen meer als een kladje zoals Riparius opmerkt. Je begint met zij eps>0, neem delta = min{1/4, eps/8}, zij x in Df, |x-2|<delta, dan .... < eps, klaar. Delta>0 komt bv. ook nooit voor als aparte regel in je bewijs.
Delta kan anders natuurlijk ook nul zijn, dus het moet wel genoemd worden.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 15:42 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Je bedoelt zeker: delta < min(1/4,epsilon/8.
Delta>0 vind ik wel ergens terug in een bewijsje in mijn diktaat, maar is inderdaad overbodig omdat delta groter is dan de absolute waarde van iets.
Is inderdaad wel netjes om het op die manier op te schrijven, maar ik wilde hier meer laten zien wat ik aan het doen was. Bedankt!
Nee. Je omwerking van 1/(1+x2) - 1/2 klopt al niet.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:16 schreef BasementDweller het volgende:
Even om te checken of ik het nu goed doe, een ander voorbeeld van een delta-epsilon limiet.
Te bewijzen: [ afbeelding ]
Bewijs:
Zij [ afbeelding ]. Neem [ afbeelding ]. Laat [ afbeelding ] voldoen aan [ afbeelding ]. Dan geldt: [ afbeelding ].[ afbeelding ]
oepsquote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:26 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee. Je omwerking van 1/(1+x2) - 1/2 klopt al niet.
Nee, bij het bewijs van een limiet voor x → a aan de hand van de ε,δ definitie gaat het om waarden van x zodanig dat 0 < | x - a | < δ, en dan kan δ niet nul zijn.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:25 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Delta kan anders natuurlijk ook nul zijn, dus het moet wel genoemd worden.
http://mathworld.wolfram.com/Epsilon-DeltaProof.html
Ik krijg met mathematica hetzelfde, dus wat zou het volgens jou wel moeten zijn dan?quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:26 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee. Je omwerking van 1/(1+x2) - 1/2 klopt al niet.
Dat is wat ik bedoel, je noemt dus dat delta groter is dan nul door te zeggen dat 0 < | x - a | < δ .quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:31 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, bij het bewijs van een limiet voor x → a aan de hand van de ε,δ definitie gaat het om waarden van x zodanig dat 0 < | x - a | < δ, en dan kan δ niet nul zijn.
Minnetjes en plusjes gaan fout. Dat zie je ook als je gewoon x=1 invult.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:34 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Ik krijg met mathematica hetzelfde, dus wat zou het volgens jou wel moeten zijn dan?
Als ik x=1 invul krijg ik voor beide 0.. volgens mij klopt ie toch echt.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:37 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Minnetjes en plusjes gaan fout. Dat zie je ook als je gewoon x=1 invult.
Nee, het ligt anders (en subtieler). Er is een verschil tussen de ε,δ definities bij een limiet voor x → a en bij continuïteit in x = a.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:36 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Dat is wat ik bedoel, je noemt dus dat delta groter is dan nul door te zeggen dat 0 < | x - a | < δ .
Continuiteit heb ik nog niet zo 'rigoreus' gekregen, maar hier lees ik hetzelfde:quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:43 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, het ligt anders (en subtieler). Er is een verschil tussen de ε,δ definities bij een limiet voor x → a en bij continuiteit in x = a.
http://mathworld.wolfram.com/Epsilon-DeltaDefinition.htmlquote:for all epsilon>0 there is delta>0 such that, whenever 0<|x-x_0|<delta, then |f(x)-y_0|<epsilon
Het enige verschil is toch dat je de limietwaarde neemt ipv f(c)?quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:43 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, het ligt anders (en subtieler). Er is een verschil tussen de ε,δ definities bij een limiet voor x → a en bij continuiteit in x = a.
In de noemer krijg je 1-x², wat overigens hetzelfde is door de absoluutstrepen. Je eerste ongelijkheidsteken vind ik een onlogische stap.nvm er mist een kwadraatquote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:41 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Als ik x=1 invul krijg ik voor beide 0.. volgens mij klopt ie toch echt.
Ja, het klopt dus wel gewoonquote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:49 schreef GlowMouse het volgende:
In de noemer krijg je 1-x², wat overigens hetzelfde is door de absoluutstrepen. Je eerste ongelijkheidsteken vind ik een onlogische stap.
Ja, maar δ=0 komt in dat hele verhaal niet te pas. Bovendien klopt de definitie van continuiteit die in je linkje wordt gegeven niet, want hier wordt x = x0 ten onrechte uitgesloten door 0 < | x - x0 | < δ te nemen. Kijk maar eens naar de functie f(x) = (sin x) /x. Die zou continu zijn in x = 0 als we het verhaal uit je linkje mogen geloven, maar dit is niet zo, want de functie is niet gedefinieerd voor x = 0. Je kunt de discontinuïteit in x = 0 wel opheffen door f(0) = 1 te definiëren, want lim x→0 (sin x)/x = 1, maar dat is een ander verhaal.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:46 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Continuiteit heb ik nog niet zo 'rigoreus' gekregen, maar hier lees ik hetzelfde:
[..]
http://mathworld.wolfram.com/Epsilon-DeltaDefinition.html
Je begint dus met 0<|x-x_0|<delta en laat zien dat daaruit volgt dat |f(x)-y_0|<epsilon. Je neem dus aan dat 0<delta.
Nee, 14/9de komt uit de lucht vallen.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:53 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Anyway, is het inhoudelijk correct?
Omdat delta < 1/4 en |x-1|<delta, volgt |x-1|<1/4 dusquote:Op zaterdag 13 februari 2010 16:59 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Nee, 14/9de komt uit de lucht vallen.
Dit gaat helemaal niet goed, dus laat ik het maar even voor je uitwerken.quote:Op zaterdag 13 februari 2010 17:02 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Omdat delta < 1/4 en |x-1|<delta, volgt |x-1|<1/4 dus [ afbeelding ]. Als ik 3/4 invul is de breuk het grootst (is eigenlijk niet triviaal, hoe kan ik dit meenemen in het bewijs?) dus dat heb ik gedaan.
Verder heb ik een rekenfout gemaakt en moet het 14/25 zijn ipv 14/9.
Wauw dat is een hoop werk, dank je wel!!quote:Op zondag 14 februari 2010 16:07 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit gaat helemaal niet goed, dus laat ik het maar even voor je uitwerken.
De opgave: bewijs aan de hand van de ε,δ definitie dat lim x→1 1/(1+x2) = 1/2.
We bekijken eerst eens de uitdrukking 1/(1 + x2). Er geldt x2 ≥ 0, dus 1 + x2 ≥ 1, dus 1/(1 + x2) ≤ 1, en aangezien ook geldt 1/(1 + x2) > 0 hebben we dus:
(1) 0 < 1/(1 + x2) ≤ 1,
en dus ook:
(2) -½ < 1/(1 + x2) - ½ ≤ ½,
en dus:
(3) | 1/(1 + x2) - ½ | ≤ ½
Dit betekent dat voor ε > ½ elke waarde van δ > 0 voldoet, aangezien (3) geldt voor elke x en daarmee ook voor elke x die voldoet aan 0 < | x - 1 | < δ, ongeacht de keuze van δ. We hoeven nu dus alleen nog waarden van ε ≤ ½ te onderzoeken.
Sluiten we x = 0 uit, dan is | 1/(1 + x2) | < 1 en dus ook | 1/(1 + x2) - ½ | < ½, zodat we kunnen concluderen dat voor ε = ½ de waarde δ = 1 voldoet, we hebben immers:
(4) | 1/(1 + x2) - ½ | < ½ voor elke x zodanig dat 0 < | x - 1 | < 1
In zijn algemeenheid kun je voor lim x→a f(x) = L opmerken dat een gegeven δ0 die voldoet voor een gegeven ε0 ook zal voldoen voor elke andere ε > ε0, daar immers uit | f(x) - L | < ε0 en ε0 < ε ook volgt dat | f(x) - L | < ε indien 0 < | x - a | < δ0. Het is dus irrelevant om willekeurig grote waarden van ε te onderzoeken zodra we een bovengrens voor ε hebben gevonden, het is dan nog uitsluitend van belang aan te tonen dat voor elke willekeurig kleine ε > 0 een δ > 0 bestaat waarmee aan de voorwaarden uit de definitie wordt voldaan. Voor deze opgave hebben we al gevonden dat we alleen nog waarden van ε < ½ hoeven te onderzoeken.
We willen nu aantonen dat voor elke positieve ε < ½ een δ > 0 bestaat zodanig dat
(5) | 1/(1 + x2) - ½ | < ε
indien
(6) 0 < | x - 1 | < δ
Voor (5) kunnen we schrijven:
(7) | (1 - x)(1 + x)/(2∙(1 + x2)) | < ε
En aangezien we voor ε < ½ mogen veronderstellen dat δ < 1 en dus blijkens (6) | x + 1| niet 0 kan zijn kunnen we (7) herschrijven als:
(8) | x - 1 | < 2ε ∙| (1 + x2)/(1 + x) |
Nu moeten we de factor | (1 + x2)/(1 + x) | onderzoeken, en aangezien we δ < 1 mogen veronderstellen, en dus | x - 1 | < 1, kunnen we ons beperken tot het interval (0,2).
Het is direct te zien dat (1 + x2)/(1 + x) gelijk is aan 1 voor x = 0 en x = 1. Ook is duidelijk dat deze uitdrukking positief is op het interval (0,2) en dat de waarde in ieder geval stijgend is voor x > 1 aangezien x2 sneller in grootte toeneemt dan x voor x > 1. Maar nu zijn we geïnteresseerd in een minimum van deze uitdrukking op het interval (0,2). Als we namelijk een ondergrens m > 0 kunnen bepalen zodanig dat:
(9) m < | (1 + x2)/(1 + x) |
Dan is ook:
(10) 2ε∙m < 2ε∙| (1 + x2)/(1 + x) |
In dit geval volgt uit (8) en (10) dat voor elke positieve ε < ½ de keuze δ = 2ε∙m impliceert dat voor elke x zodanig dat 0 < | x - 1 | < δ wordt voldaan aan (8) en daarmee dus ook aan (7) en dus ook aan (5), zoals gewenst.
Nu is eenvoudig te bepalen dat (1 + x2)/(1 + x) op het interval (0,2) een minimum aanneemt bij x = -1+√2 en dat dit minimum 2√2 - 2 bedraagt. Ook is 2√2 - 2 > ½, dus kunnen we bijvoorbeeld m = ½ nemen, er geldt immers op het interval (0,2):
(11) ½ < | (1 + x2)/(1 + x) |
Kiezen we dus bij een willekeurig kleine ε < ½ voor δ = 2ε∙½ = ε, dan wordt voor elke x die voldoet aan (6) voldaan aan (8) en daarmee ook aan (5). Hiermee is aangetoond dat er inderdaad voor voor elke ε > 0 een δ > 0 bestaat zodanig dat voor elke x die voldoet aan (6) wordt voldaan aan (5), QED.
Kies een n zodanig dat n > 1/a en tevens n > a. Dan is 1/n < a en a < n, waaruit het gestelde volgt.quote:Op zondag 14 februari 2010 21:10 schreef Hanneke12345 het volgende:
Oké ik kom er weer niet uit. Prove that if a>0, then there exists n in N such that 1/n < a < n.
a < n is makkelijk. Round(a)+1 (mag dat gewoon?).
1/n < a kom ik niet uit. Ik dacht eerst 't zelfde te doen als net. a/2. Maar als a irrationaal is kan dat niet omgevormd anar 1/n. round(a)/2 gaat ook alleen maar goed als a groter is dan een half.
Ik begrijp niet zo goed waarom je hier met een inproduct wil werken. Als R in hetzelfde vlak ligt als P en Q en dezelfde lengte heeft als P omdat je P over een hoek van 30 graden in positieve richting roteert om R te verkrijgen, dan heb je R(50*cos(-30°),0,50*sin(-30°)). Het minteken is vanwege de ligging van je normaal (kurketrekkerregel).quote:Op dinsdag 16 februari 2010 10:28 schreef greatchampion het volgende:
een probleem met het inproduct waar ik niet helemaal uit kom:
ik heb 2 vectoren die een plane opspannen laten we zeggen:
P(50,0,0) en Q(0,0,50) (x,y,z)
met een normaal van de plane N(0,1,0)
Nu moet ik een vector R bepalen die +30 graden is tov vector P die ook in de plane ligt. Hoe doe ik dit?
Kom niet verder dan in het invullen van deze formule:
P*R = |P| |R| * cos( hoek )
P weet ik hier, lengte van R ook moet hoe reken ik nou die vector R uit? want als ik het oplos deel ik het rechter stuk door vector P maar dan ligt vector R nog steeds op dezelfde richting als P. Ik zie volgens mij iets over het hoofd
Ja, ik dacht dat ik de vector Q kon uitrekenen door de vergelijking op te lossen aangezien ik de rest van de gegevens had. Maar het kon dus simpelerquote:Op dinsdag 16 februari 2010 11:42 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik begrijp niet zo goed waarom je hier met een inproduct wil werken. Als R in hetzelfde vlak ligt als P en Q en dezelfde lengte heeft als P omdat je P over een hoek van 30 graden in positieve richting roteert om R te verkrijgen, dan heb je R(50*cos(-30°),0,50*sin(-30°)). Het minteken is vanwege de ligging van je normaal (kurketrekkerregel).
quote:Op zondag 14 februari 2010 21:10 schreef Hanneke12345 het volgende:
Oké ik kom er weer niet uit. Prove that if a>0, then there exists n in N such that 1/n < a < n.
a < n is makkelijk. Round(a)+1 (mag dat gewoon?).
1/n < a kom ik niet uit. Ik dacht eerst 't zelfde te doen als net. a/2. Maar als a irrationaal is kan dat niet omgevormd anar 1/n. round(a)/2 gaat ook alleen maar goed als a groter is dan een half.
ik wil het aantonen voor n>1, voor n=2 klopt het, maar nu voor n>2quote:Op dinsdag 16 februari 2010 13:55 schreef GlowMouse het volgende:
Waarom zou je n=3 nodig hebben om het gevraagde aan te tonen?
Je wilt aantonen dat de groep Abels is. Je hebt aangetoond ab=ba. Wat wil je nog meer aantonen?quote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:18 schreef JoPiDo het volgende:
[..]
ik wil het aantonen voor n>1, voor n=2 klopt het, maar nu voor n>2
daarom keek ik naar 3 en zag dat ik terug uit kom op n=2
ik heb aangetoond dat het voor n=2 geldt, maar niet voor n>2, dat moet ik ook aantonenquote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:20 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Je wilt aantonen dat de groep Abels is. Je hebt aangetoond ab=ba. Wat wil je nog meer aantonen?
??quote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:29 schreef GlowMouse het volgende:
Wat heeft commutativiteit met n te maken?
Dat hoef je niet te bewijzen, er is alleen gegeven dat het voor alle n geldt. Er staat niet dat je voor alle n moet bewijzen dat G abels is.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:34 schreef JoPiDo het volgende:
[..]
??
hoe laat ik zien dat het geldt voor n>2? dat is niet zo'n heel rare vraag...?
Heb ik gedaan, daarom heb ik ook de oppervlakte van x = 1 tm 8 onder de y=8 lijn uitgerekend (wat 8x7 is.) en dan min de oppervlakte onder de f(x) lijn (van x=1 tm 8)quote:Op dinsdag 16 februari 2010 15:23 schreef GlowMouse het volgende:
Als je een figuur tekent, zie je dat je nu de oppervlakte bepaalt van het stuk begrensd door de grafiek, de lijn y=8 en de lijn x=8.
Ik zit nog eens te kijken, maar kan ik egienlijk niet net als ik bij 2 doe bij 1 gelijk zeggen dat voor elke n>1 1/n<a, omdat a >=1 ?quote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:11 schreef GlowMouse het volgende:
bij 1 zou ik 1/n<a iets uitgebreider motiveren: 1<a dus n < na dus 1 < na en vermenigvuldigen met het positief getal 1/n (waarom positief?) levert 1/n < a.
de laatste dus bij 2 gaat ook wel heel snel.
de stap van n>1 naar 1/n < 1 moet uiteraard gemotiveerd worden; het is allemaal evenveel werk.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 16:09 schreef Hanneke12345 het volgende:
[..]
Ik zit nog eens te kijken, maar kan ik egienlijk niet net als ik bij 2 doe bij 1 gelijk zeggen dat voor elke n>1 1/n<a, omdat a >=1 ?
Wel, bijvoorbeeld iets als ab{c,d}bba.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:12 schreef Keiichi het volgende:
Ik ben bezig met verzamelingsleer. Waar ik niet helemaal aan uit kom met de informatie die ik heb.
Ik heb verzameling A = {a,b,c} . Eenvoudig. Van A* zijn bv woorden als aa,bb en cc te maken
Wat als een element een verzameling opzich is? Dus B = {a,b,{c,d}} . Wat zijn van B* woorden die ik kan maken op aa en bb na?
Nee, met triviaal wordt {e} bedoeld.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 16:39 schreef Hanneke12345 het volgende:
Ah, oké.
Een andere vraag dan: Ik moet bewijzen dat een ondergroep in een abelse groep ook abels is. Maar een ondergroep heeft toch altijd dezelfde bewerking als de normale groep, en is dus automatisch abels? Valt daar nog iets in te bewijzen?
Daarna "geef een niet-triviaal voorbeeld van een abelse ondergroep van een niet-abelse groep", een groep met drie elementen {e, a, a-1} met orde van a is 2 is zeker triviaal?
Dat lijkt me gewoon machtsverheffen:quote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:37 schreef poesemuis het volgende:
als
2log(1+t0) = log(1+t0+T)
en T is hier de verdubbelingstijd, wat is dan T?
het antwoord is T = t0 + t2boven0
in eerste instantie herken ik die notatie niet, t en dan twee cijfers boven elkaar, weet iemand wat dit betekent?
en ten tweede begrijp ik sowieso niet hoe je dit moet oplossen..
Je kunt een superscript met [sup] en [ /sup] en een subscript tussen [sub] en [ /sub] (maar dan zonder spaties). Misschien maakt dat je opgave wat leesbaarder.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:37 schreef poesemuis het volgende:
als
2log(1+t0) = log(1+t0+T)
en T is hier de verdubbelingstijd, wat is dan T?
het antwoord is T = t0 + t2boven0
in eerste instantie herken ik die notatie niet, t en dan twee cijfers boven elkaar, weet iemand wat dit betekent?
en ten tweede begrijp ik sowieso niet hoe je dit moet oplossen..
het is een t, en direct daarna twee cijfers, eentje boven en eentje onder, de 2 boven en de 0 daaronder, geen machtnotatiequote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:47 schreef thabit het volgende:
[..]
Je kunt een superscript met [sup] en [ /sup] en een subscript tussen [sub] en [ /sub] (maar dan zonder spaties). Misschien maakt dat je opgave wat leesbaarder.
Om te beginnen: gebruik alsjeblieft een duidelijke notatie, subscript en superscript zijn er niet voor niks. Nu is het zo dat iemand eerst je opgave moet ontcijferen om überhaupt te kunnen snappen wat de vraag is. En dat geldt helaas niet alleen voor jou.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:37 schreef poesemuis het volgende:
als
2log(1+t0) = log(1+t0+T)
en T is hier de verdubbelingstijd, wat is dan T?
het antwoord is T = t0 + t2boven0
in eerste instantie herken ik die notatie niet, t en dan twee cijfers boven elkaar, weet iemand wat dit betekent?
en ten tweede begrijp ik sowieso niet hoe je dit moet oplossen..
Ik weet niet wat dat sub en sub is.. maar ik zal eens uitzoekenquote:Op dinsdag 16 februari 2010 22:34 schreef Riparius het volgende:
[..]
Om te beginnen: gebruik alsjeblieft een duidelijke notatie, subscript en superscript zijn er niet voor niks. Nu is het zo dat iemand eerst je opgave moet ontcijferen om überhaupt te kunnen snappen wat de vraag is. En dat geldt helaas niet alleen voor jou.
Wat ik eruit opmaak is dat je hebt:
2∙log(1 + t0) = log(1 + t0 + T)
Dan hebben we dus:
(1 + t0)2 = 1 + t0 + T
En dus:
T = (1 + t0)2 - t0 - 1
En uitwerken geeft dan:
T = t0 + t02
De nul in t0 is een index en de twee in t02 een kwadraat, niks bijzonders dus.
quote:Op dinsdag 16 februari 2010 14:44 schreef -jos- het volgende:
[..]
Dat hoef je niet te bewijzen, er is alleen gegeven dat het voor alle n geldt. Er staat niet dat je voor alle n moet bewijzen dat G abels is.
Elementaire algebra. Als:quote:Op woensdag 17 februari 2010 16:23 schreef poesemuis het volgende:
Als
xn+1 = a(1-xn) = xn (omdat we te maken hebben met een evenwichtspunt)
waarom is dan xn = a / (1+a)?
De cosinusfunctie is injectief op [0, pi] dus het enige dat fout zou kunnen gaan is de driehoeksongelijkheid: misschien is het mogelijk om een viertal (a,b,c,gamma) te vinden dat aan de cosinusregel voldoet maar bijvoorbeeld niet a <= b + c. Als inderdaad a > b + c geldt dan hebben we c < a - b en dus c2 < a2 + b2 - 2ab. Ofwel 2ab*cos(gamma) > 2ab. Maar de cosinus zit altijd op het interval [-1,1] dus die driehoeksongelijkheid moet gewoon gelden. Evenzo voor de andere driehoeksongelijkheden.quote:Op woensdag 17 februari 2010 22:03 schreef gaussie het volgende:
Ik heb een vraag over de cosinus regel. Ik neem aan dat hij bekend is. Maar ik zal hem voor de duidelijkheid herhalen:
Voor de drie zijden a, b en c van een driehoek als ook voor de tegenover de zijde c liggende hoek, dat wil zeggen de door de twee zijden, a en b ingesloten hoek, γ geldt:
c^2 = a^2 + b^2 - 2 a b cos©
Als je het bewijs van de cosinus regel bekijkt dan zie je in dat dit een implicatie is in de vorm A impliceert B. Dus een Als..., dan.... stelling. A is de hypothese en B is dan de conclusie. In dit geval is de conclusie duidelijk c^2 = a^2 + b^2 - 2 a b cos©.
Nu lees ik in een boek dat de converse van de cosinus regel niet waar is. Met converse bedoel ik het verwisselen van de hypothese met de conclusie. Dus B impliceert A. Volgens het boek komt dit omdat in het bewijs van de cosinus regel gebruik wordt gemaakt van de stelling van Pythagoras. Dit klopt maar wat is de samenhang met de converse? Dit ontgaat mij. kan iemand me uitleggen waarom de converse niet waar is? Hetzij met een tegenvoorbeeld of logisch argument.
Kun je even vertellen in welk boek dat staat? Of letterlijk citeren wat het boek hierover zegt?quote:Op woensdag 17 februari 2010 22:03 schreef gaussie het volgende:
Nu lees ik in een boek dat de converse van de cosinus regel niet waar is. Met converse bedoel ik het verwisselen van de hypothese met de conclusie. Dus B impliceert A. Volgens het boek komt dit omdat in het bewijs van de cosinus regel gebruik wordt gemaakt van de stelling van Pythagoras. Dit klopt maar wat is de samenhang met de converse? Dit ontgaat mij. kan iemand me uitleggen waarom de converse niet waar is? Hetzij met een tegenvoorbeeld of logisch argument.
Mijn post was een bewijs, ik zal het argument even verduidelijken:quote:Op woensdag 17 februari 2010 22:35 schreef gaussie het volgende:
Het is nu veel duidelijker. Dit is gewoon een fout in het boek. Heb je misschien een bewijs van de converse? Ik kan hem namelijk nergens vinden....
Q/Zquote:Op donderdag 18 februari 2010 23:36 schreef JoPiDo het volgende:
weet iemand een groep met oneindige orde, waarin elk element eindige orde heeft?
ik kan echt niets bedenken!
Zeker weten? Het klinkt namelijk als een soort van instinker.quote:Op dinsdag 16 februari 2010 21:33 schreef thabit het volgende:
[..]
Wel, bijvoorbeeld iets als ab{c,d}bba.
Nee.quote:Op zondag 21 februari 2010 02:23 schreef koffiegast het volgende:
Symmetrie met dezelfde waarden voor alfa/beta.
Nee.quote:Uit reflexiviteit en symmetrie volgt transiviteit.
Nee, er moet een eps>0 bestaan zodanig dat er geen delta>0 bestaat zodanig dat de implicatie waar is.quote:Op zondag 21 februari 2010 16:30 schreef BasementDweller het volgende:
Ik moet aan de hand van de delta-epsilon definitie van een limiet bewijzen dat een limiet niet bestaat. Daarvoor wil ik de negatie van de eps-delta definitie gebruiken. Als ik het goed heb luidt deze als volgt:
De limiet van f in a bestaat niet als er voor een zekere [ afbeelding ] een positief reëel getal [ afbeelding ]bestaat zodat de volgende implicatie niet waar is: [ afbeelding ] en[ afbeelding ] [ afbeelding ] [ afbeelding ].
Klopt dit?
Ja.quote:Op zondag 21 februari 2010 16:33 schreef Keiichi het volgende:
[..]
Zeker weten? Het klinkt namelijk als een soort van instinker.
Blijkbaar mag ik dan weer gaan opzoeken hoe relaties in domeinen in zijn werk gaatquote:
Wat ik snap van reflexief/symmetrie/transitief is dat je dingen als het volgende moet hebben:quote:Op zondag 21 februari 2010 18:07 schreef GlowMouse het volgende:
Nee, dit kun je gewoon beredeneren vanuit de definities.
Wat ze met "they may be true of something" bedoelen snap ik ook niet echt. Met "Axioms are not true in any absolute sense" bedoelen ze denk ik dat je niet kan afleiden/bewijzen dat ze waar zijn. Axioma's zijn eigenlijk aannames die je moet maken waaruit alle andere stellingen in een systeem uit volgen. Als je dat idee snapt voegt het zinnetje "but they may be true of something" denk ik niet zoveel toequote:Op maandag 22 februari 2010 14:13 schreef gaussie het volgende:
Ik ben nu het boek concepts of modern mathematics aan het lezen. Een aanrader voor iedereen die geinteresseerd is in wiskunde, maar dat terzijde. In het hoofstuk over axiomatische systemen ben ik een beetje vastgelopen. Vooral op 1 bepaalde passage. Die luidt als volgt: 'Are the group axioms true?', is a nonsense question. Axioms are not true in any absolute sense; but they may be true of something.
Ik raak in de war van het stukje ''may be true of something". Wat is dat "something"? Een wiskundig object? Kan iemand dit verduidelijken met een voorbeeld?
van 1-3/(x+3) naar x/x+3 is makkelijk, je schrijft gewoon 1 om naar x+3/x+3quote:Op dinsdag 23 februari 2010 14:49 schreef Conversatie het volgende:
Ik vroeg me het volgende af:
Als je de functie x/(x+3) integreer kom je uit op:
x-3ln(x+3)+C
Maar als ik dat vervolgens afleidt kom ik uit op:
1-3/(x+3). En dus niet x/(x+3). Dit is dezelfde functie, maar hoe schrijf je 1-3(x+3) om naar x/(x+3) of moet je dat gewoon beredeneren oid?
Ah verrek, dat ik daar niet zelf op kwam.quote:Op dinsdag 23 februari 2010 15:11 schreef -jos- het volgende:
[..]
van 1-3(x+3) naar x/x+3 is makkelijk, je schrijft gewoon 1 om naar x+3/x+3
andersom gebruik je staartdelen
Bepaal de richtingscoëfficiënt van de buigraaklijn en de coördinaten van het buigpunt. Met die twee gegevens kun je de vergelijking van de buigraaklijn opstellen.quote:Op donderdag 25 februari 2010 15:27 schreef Siddartha het volgende:
Stel een vergelijking op van de buigraaklijn k van de grafiek van
f(x) = x e^x
Dus:
f'(x) = e^x + xe^x
f''(x)= 2e^x + xe^x
f'' (x) = 0 levert op x = -2
Maar wat moet ik dan doen?
Ah, x=-2 invullen in f'(x) geeft de rc !quote:Op donderdag 25 februari 2010 16:22 schreef Riparius het volgende:
[..]
Bepaal de richtingscoëfficiënt van de buigraaklijn en de coördinaten van het buigpunt. Met die twee gegevens kun je de vergelijking van de buigraaklijn opstellen.
De vergelijking die je geeft is niet algebraïsch op te lossen, en Lambert W verandert daar niets aan. Weet je wel zeker dat je de juiste vergelijking hebt opgesteld als het expliciet de bedoeling is deze algebraïsch op te lossen?quote:Op donderdag 25 februari 2010 19:30 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Nee, zou je me die uit kunnen leggen?
(Wiki/mathworld/google bieden ook geen uitleg)
Je snijpunten met de x-as zijn fout. Bereken die nog eens of laat zien wat je gedaan hebt.quote:Op vrijdag 26 februari 2010 12:05 schreef Siddartha het volgende:
Gegeven is de functie :
f(x) = 1 + 2sin(x-1/3Pi) Met domein [0, 2Pi ]
Bereken de oppervlakte van het vlakdeel dat ingesloten wordt door de grafiek van f en de x-as.
Ik kom er niet uit... Snijpunten berekenen, dan primitiveren.
Snijpunten zijn (volgens mij) x= 1/2 Pi V x= 1/1/6Pi
F(x) = x-2cos(x-1/3Pi)
Als ik dan F(1/1/6Pi) - F(1/2Pi) doe krijg ik
1/1/6Pi + Wortel3 - 1/2Pi +wortel3 = 2wortel3 + 5/6Pi
Maar volgens het antwoordboekje moet het 2wortel 3 + 1/1/3Pi zijn ?
Daar moet inderdaad wel de fout zitten.quote:Op vrijdag 26 februari 2010 12:12 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je snijpunten met de x-as zijn fout. Bereken die nog eens of laat zien wat je gedaan hebt.
Hier gaat het verkeerd.quote:Op vrijdag 26 februari 2010 12:24 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Daar moet inderdaad wel de fout zitten.
Even kijken,
1+2sin(x-1/3Pi) = 0
sin(x-1/3Pi) = -0.5
Sin p = -0.5
p = 1/1/6Pi v p = 1/5/6Pi
Ah, dat anders opschrijven geeftquote:Op vrijdag 26 februari 2010 12:30 schreef Riparius het volgende:
[..]
Hier gaat het verkeerd.
sin(x-π/3) = -½
x - π/3 = -1/6∙π + 2kπ of x - π/3 = 7/6∙π + 2kπ.
Nu mag je zelf weer even verder.
Bedoel je met Col A de range van A?quote:Op zondag 28 februari 2010 19:43 schreef GlowMouse het volgende:
A is links-inverteerbaar desda Ax=b slechts één oplossing heeft voor iedere b in ColA.
Oké. Dus alleen maar nullen is in ieder geval niet mogelijk, en alleen maar complexe getallen ook niet. Wat je nu zegt over multipliciteit herinner ik me inderdaad van lineaire algebra.quote:Op zondag 28 februari 2010 14:44 schreef thabit het volgende:
Een projectieve transformatie is altijd inverteerbaar. Als ze dat niet is, dan moet ze een punt in V naar 0 sturen, maar daar is dan de afbeelding niet gedefinieerd.
Als f(x) een polynoom is en a een nulpunt, dan kun je f(x) factoriseren: f(x) = (x-a)m * g(x), waarbij m een positief geheel getal is en g(x) een polynoom dat a niet als nulpunt heeft. De multipliciteit van a is dan m.
Nee, want dan zou de matrix een niet-triviale kern hebben en er dus punten naar (0:0:0) gestuurd moeten worden.quote:Op zondag 28 februari 2010 21:35 schreef Hanneke12345 het volgende:
[..]
Oké. Dus alleen maar nullen is in ieder geval niet mogelijk, en alleen maar complexe getallen ook niet. Wat je nu zegt over multipliciteit herinner ik me inderdaad van lineaire algebra.
Maar is 't niet alsnog mogelijk om twee complexe eigenwaarden te hebben en één eigenwaarde 0?
Je bedoelt een oplossing voor elke b?quote:Op zondag 28 februari 2010 20:45 schreef GlowMouse het volgende:
Ax=0 =>x=0
dus kolommen A lin.onafh.
dus rank(AT) =n en m>=n.
dus AT x = b heeft een oplossing voor elke x.
Nee, hier gaat het fout. Je gebruikt de kettingregel niet correct. De afgeleide van -cos 2x is 2∙sin 2x.quote:Op maandag 1 maart 2010 08:46 schreef Siddartha het volgende:
Gegeven is de formule :
f(x) = 2sin^2 x + sin x - 1
Punt A ligt op de grafiek met Xa = 1/3Pi
Stel de lijn k op die de grafiek raakt in A.
Eerst f(x) anders opschrijven:
f(x) = -cos2x +sinx
Die differentiëren: f'(x) = sin2x + cosx
Leg eens uit waarom je de functie hierboven überhaupt wil omschrijven. Kennelijk om het jezelf wat makkelijker te maken bij het differentiëren, maar dat doe je dan alsnog fout. Het is niet nodig deze functie om te schrijven om de afgeleide ervan te bepalen. Bij integreren daarentegen kunnen goniometrische identiteiten goede diensten bewijzen, bijvoorbeeld om een integrand die een rationale functie is van sin x, cos x en tan x om te zetten in een rationale functie van t via de substitutie t = tan ½x.quote:Op maandag 1 maart 2010 08:46 schreef Siddartha het volgende:
Heeft iemand nog tips voor goniometrie, met name het omzetten van sinussen in cosinussen en andersom? Ik heb de standaard omzettingen ( sin^2 x + cos^2 x = 1 bijv.), maar ik snap niet precies wat ik moet doen als de gegeven functie niet helemaal volgens zo'n omzetting is (zoals hierboven).
Volgens mij is het ook niet noodzakelijk, maar meer om vertrouwd te raken met goniometrische functies. Maar ik zou dus ook een functie als f(x)= sin^2 (3x) gewoon volgens de productregel kunnen integreren/differntieren ?quote:Op maandag 1 maart 2010 15:01 schreef Riparius het volgende:
[..]
Leg eens uit waarom je de functie hierboven überhaupt wil omschrijven. Kennelijk om het jezelf wat makkelijker te maken bij het differentiëren, maar dat doe je dan alsnog fout. Het is niet nodig deze functie om te schrijven om de afgeleide ervan te bepalen. Bij integreren daarentegen kunnen goniometrische identiteiten goede diensten bewijzen, bijvoorbeeld om een integrand die een rationale functie is van sin x, cos x en tan x om te zetten in een rationale functie van t via de substitutie t = tan ½x.
Differentiëren is eenvoudig m.b.v. (tweemaal!) de kettingregel, maar integreren van iets als f(x) = sin2(3x) is (uit het blote hoofd) niet zo eenvoudig. Maar het kwadraat van een sinus of cosinus kun je eenvoudig omzetten in de cosinus van de dubbele hoek en dan kun je het wel weer eenvoudig integreren.quote:Op maandag 1 maart 2010 16:55 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Volgens mij is het ook niet noodzakelijk, maar meer om vertrouwd te raken met goniometrische functies. Maar ik zou dus ook een functie als f(x)= sin^2 (3x) gewoon volgens de productregel kunnen integreren/differntieren ?
Dus bij primitiveren wel gebruik maken van de identiteiten?quote:Op maandag 1 maart 2010 17:04 schreef Riparius het volgende:
[..]
Differentiëren is eenvoudig m.b.v. (tweemaal!) de kettingregel, maar integreren van iets als f(x) = sin2(3x) is (uit het blote hoofd) niet zo eenvoudig. Maar het kwadraat van een sinus of cosinus kun je eenvoudig omzetten in de cosinus van de dubbele hoek en dan kun je het wel weer eenvoudig integreren.
Tja, ach, de voornaamste goniometrische identiteiten zou je gewoon uit het hoofd moeten kennen. Als je dat niet lukt, zorg ervoor dat je dan in ieder geval de somformules voor cos(α+β) en sin(α+β) wel uit het blote hoofd kent, aangezien je de meeste andere identiteiten daar gemakkelijk uit af kunt leiden. Voor de cosinus van de dubbele hoek zijn er drie formules die vaak van pas komen, als volgt:quote:Op maandag 1 maart 2010 17:18 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Dus bij primitiveren wel gebruik maken van de identiteiten?
Dan zit er niks anders op dan meer oefenen.
Ik zal het zo proberen te onthouden en er nog wat mee oefenen.quote:Op maandag 1 maart 2010 17:34 schreef Riparius het volgende:
[..]
Tja, ach, de voornaamste goniometrische identiteiten zou je gewoon uit het hoofd moeten kennen. Als je dat niet lukt, zorg ervoor dat je dan in ieder geval de somformules voor cos(α+β) en sin(α+β) wel uit het blote hoofd kent, aangezien je de meeste andere identiteiten daar gemakkelijk uit af kunt leiden. Voor de cosinus van de dubbele hoek zijn er drie formules die vaak van pas komen, als volgt:
cos 2α = cos2α - sin2α
cos 2α = 2cos2α - 1
cos 2α = 1 - 2sin2α
Uit de tweede en derde van deze formules volgt direct hoe je een kwadraat van een cosinus of sinus om kunt zetten in de cosinus van de dubbele hoek:
cos2α = ½(1 + cos 2α)
sin2α = ½(1 - cos 2α)
Zo kan ik direct zeggen dat f(x) = sin23x = ½(1 - cos 6x), zodat een primitieve van deze functie is: F(x) = ½x - (1/12)∙sin 6x.
Dat is waar. Als je begrijpt dat:quote:Op maandag 1 maart 2010 17:55 schreef Borizzz het volgende:
Complexe functies kun je ook gebruiken bij het vinden van goniometrische relaties.
verkapte tvp overigens.
Klopt, ik heb geen idee waar het over gaat.quote:Op maandag 1 maart 2010 18:10 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat is waar. Als je begrijpt dat:
cos(α+β) + i∙sin(α+β) = (cos α + i∙sin α)(cos β + i∙sin β)
dan hoef je zelfs de somformules voor cos(α+β) en sin(α+β) niet uit het blote hoofd te weten. Maar ik heb het idee dat Siddartha daar nog niet aan toe is.
De identiteit die ik gaf laat zien dat bij vermenigvuldiging van twee complexe getallen de argumenten worden opgeteld. In Nederland is het nog steeds zo dat complexe getallen niet in de normale schoolstof zitten, terwijl dat in veel andere landen wel zo is. Ik kwam pas nog wat aardige PDFjes tegen van een Vlaamse zomercursus, hier. Daar zit een ook PDF bij met een inleiding in de complexe getallen. Misschien heb je daar wat aan.quote:Op maandag 1 maart 2010 18:19 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Klopt, ik heb geen idee waar het over gaat.
Ah, zo. Wat moet je (ongeveer) weten voor dat tentamen in april? Wellicht heb ik nog wat linkjes of tips voor je.quote:Om mijn 'niveau' aan te geven, ik heb wiskunde a12 afgesloten met een 8+. Daarna ben ik een verkeerde studie gaan doen, waarna ik erachter kwam dat ik wat met wiskunde wil gaan doen. Dus probeer ik nu in april mijn voortentamen wiskunde B (nieuwe nieuwe nieuwe fase) met zelfstudie te halen. Wat nog best pittig is, in die korte tijd.
Ik heb het bij mijn favorieten gezet, ik ga het zeker doorbladeren. Er staat ook goniometrie bij, met een beetje uitleg! Geweldig, dat is al een stuk beter dan puur wat formules en opdrachten.quote:Op maandag 1 maart 2010 18:45 schreef Riparius het volgende:
[..]
De identiteit die ik gaf laat zien dat bij vermenigvuldiging van twee complexe getallen de argumenten worden opgeteld. In Nederland is het nog steeds zo dat complexe getallen niet in de normale schoolstof zitten, terwijl dat in veel andere landen wel zo is. Ik kwam pas nog wat aardige PDFjes tegen van een Vlaamse zomercursus, hier. Daar zit een ook PDF bij met een inleiding in de complexe getallen. Misschien heb je daar wat aan.
[..]
Ah, zo. Wat moet je (ongeveer) weten voor dat tentamen in april? Wellicht heb ik nog wat linkjes of tips voor je.
OK. Die PDF vind ik nogal een 'ambtelijk' stuk, waar ik niet zoveel wijzer van word. Vaak wordt het Basisboek Wiskunde van Van de Craats aangeraden. Ik kende dat boek inhoudelijk niet zo, maar het blijkt integraal op een legale (!) webserver te staan, zodat ik het eens door heb kunnen nemen, en ik ben er niet enthousiast over. Ik vind het niet erg geschikt voor zelfstudie als je niet op een docent terug kunt vallen, al was het maar door het ontbreken van uitwerkingen.quote:Op maandag 1 maart 2010 18:58 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Ik heb het bij mijn favorieten gezet, ik ga het zeker doorbladeren. Er staat ook goniometrie bij, met een beetje uitleg! Geweldig, dat is al een stuk beter dan puur wat formules en opdrachten.
Mijn grootste deficiënt is meetkunde/goniometrie. Primitiver en de afgeleide vinden lukt aardig, maar die gebieden blijven nog onduidelijk voor me. Hoe zo'n functie om te schrijven en wat wel/niet geoorloofd is, is me nog niet helemaal duidelijk.
[snip]
Db: Goniometrische functies Db1: Goniometrische functies
Gb: Voortgezette meetkunde Gb1: Oriëntatie op bewijzen
Gb2: Constructie en bewijzen in de vlakke meetkunde
F: Keuzeonderwerpen[/i]
Bron: http://www.digischool.nl/(...)B_vwo_DEFINITIEF.pdf
Het is een keuze onderdeel binnen wiskunde D.quote:Op maandag 1 maart 2010 18:45 schreef Riparius het volgende:
[..]
In Nederland is het nog steeds zo dat complexe getallen niet in de normale schoolstof zitten, terwijl dat in veel andere landen wel zo is. Ik kwam pas nog wat aardige PDFjes tegen van een Vlaamse zomercursus,
Vd Craats heeft ook een "inleiding" geschreven over complexe getallen:quote:Ah, zo. Wat moet je (ongeveer) weten voor dat tentamen in april? Wellicht heb ik nog wat linkjes of tips voor je.
Ja, dat weet ik. Maar daarmee is het nog geen standaard onderdeel van de stof, terwijl dat in veel andere (Europese) landen wel zo is.quote:Op maandag 1 maart 2010 21:16 schreef Borizzz het volgende:
[..]
Het is een keuze onderdeel binnen wiskunde D.
bron: http://www.nvvw.nl/media/downloads/examens/examenprogramma_wiskunde_d_vwo_definitief.pdf
[..]
Ja, weet ik. Hoewel ik zijn oude versie wat aardiger vind.quote:Vd Craats heeft ook een "inleiding" geschreven over complexe getallen:
http://staff.science.uva.nl/~craats/CGnieuw.pdf
Bedankt! Daar kom ik al een stuk verder mee.quote:Op maandag 1 maart 2010 20:12 schreef Riparius het volgende:
[..]
OK. Die PDF vind ik nogal een 'ambtelijk' stuk, waar ik niet zoveel wijzer van word. Vaak wordt het Basisboek Wiskunde van Van de Craats aangeraden. Ik kende dat boek inhoudelijk niet zo, maar het blijkt integraal op een legale (!) webserver te staan, zodat ik het eens door heb kunnen nemen, en ik ben er niet enthousiast over. Ik vind het niet erg geschikt voor zelfstudie als je niet op een docent terug kunt vallen, al was het maar door het ontbreken van uitwerkingen.
Veel beter geschikt voor zelfstudie vind ik dan een aantal publicaties van de Open Universiteit die je terug kunt vinden op hun website als je even slim zoekt. Die geven meer dan je waarschijnlijk nodig hebt, maar ik zou ze zeker eens doorkijken, je kunt er veel uit leren.
Voor de vlakke meetkunde, tenslotte, kun je hier goed terecht. Mooi overzicht van alle belangrijke stellingen, met bewijzen.
Probeer een goede balans te bewaren tussen het krijgen van inzicht en het krijgen van routine in het oplossen van opgaven of het gebruik van standaardtechnieken (zoals algebraïsche herleidingen, werken met goniometrische formules of differentiëren). Wiskunde gaat niet (alleen) over het maken van sommetjes. En wees niet bang dat je te veel doet, dat is nooit weg als je later verder gaat met iets waar wiskunde aan te pas komt.quote:Op dinsdag 2 maart 2010 10:08 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Bedankt! Daar kom ik al een stuk verder mee.
Verder zal ik gewoon moeten doorbijten en veel oefenen.
Geen idee, eerlijk gezegd. Maar pin jezelf niet vast op allerlei opsommingen over wat je wel of niet moet weten. Je kunt beter te veel weten dan te weinig.quote:Weet je toevallig ook (Wat een vragen!) hoe het niveau van een voortentamen is? (http://www.ccvx.nl/)
Ik zie net dat zo'n examen iets afwijkt van een normaal eindexamen,
Ik begrijp je aanpak niet zo, althans niet als je gebruik mag maken van het feit dat √2 irrationaal is. Als r + √2 = a/b (met a,b ∈ ℤ, b ≠ 0) en r ∈ ℚ, dan zijn er twee getallen p,q ∈ ℤ, q ≠ 0 zodanig dat r = p/q en heb je dus √2 = a/b - p/q = (aq - bp)/bq, waarmee √2 rationaal zou zijn: een tegenspraak. Ergo, r + √2 is niet rationaal voor r ∈ ℚ.quote:Op dinsdag 2 maart 2010 12:39 schreef Hanneke12345 het volgende:
Ik wil laten zien dat {r+sqrt{2} : r in Q} irrationaal is.
Stel r+sqrt{2}=a/b
dan (r+sqrt{2})^2=a^2/b^2
Dus r^2+2sqrt{2}+2=a^2/b^2
Kan ik dan nu gewoon 2(1/2r^2+sqrt{2}+1)=a^2/b^2, en dan concluderen dat ggd(a,b) minstens 2 moet zijn dus tegenspraak?
Je bedoelt neem ik aan het volume van het omwentelingslichaam? En wat is je uitkomst?quote:Op dinsdag 2 maart 2010 13:50 schreef Siddartha het volgende:
Dit is zo frustrerend!
f(x) = sin 2x
V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door f(x), de x-as, x= 1/3Pi, en x= 1/6Pi.
Bereken het omwentelingslichaam dat ontstaat als V wentelt om de x-as.
Ah, ik moet f(x) eerst kwadrateren en dan pas integreren!
In het boek staat gewoon 'het vlakdeel', wat in dit geval gelijk is aan het volume (toch?).quote:Op dinsdag 2 maart 2010 14:22 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je bedoelt neem ik aan het volume van het omwentelingslichaam? En wat is je uitkomst?
Nee, want een vlakdeel heeft geen volume. En bij een omwentelingslichaam kan het ook nog zijn dat wordt gevraagd de oppervlakte van dat omwentelingslichaam te berekenen. In de opgave moet duidelijk staan wat de bedoeling is.quote:Op dinsdag 2 maart 2010 15:40 schreef Siddartha het volgende:
[..]
In het boek staat gewoon 'het vlakdeel', wat in dit geval gelijk is aan het volume (toch?).
Dit is correct.quote:Uitkomst had ik 1/12Pi^2 + 1/8Pi Wortel3
(als primitive functie had ik F(x) = 1/2x -1/8sin4x , invullen voor b=1/3pi en a = 1/6 pi, etc geeft de inhoud. Dat keer Pi en ik heb de uitkomst.)
Snijd het omwentelingslichaam in gedachten eens in n hele dunne plakjes met een dikte Δx, waarbij het snijvlak loodrecht op de as van de rotatie staat. Elk van die dunne plakjes kun je bij benadering als een cilinder met straal f(xk) en lengte Δx beschouwen. Het volume van één zo'n cilinder is dan π∙{f(xk)}2∙Δx. Het volume van al die plakjes (met k = 1,2 ... n) moet je sommeren om een benadering te krijgen van het volume van het omwentelingslichaam. Deze benadering wordt beter naarmate je de plakjes dunner maakt. Zo krijg je de limiet van wat ze wel een Riemann som noemen, en deze limiet is de integraal die je hebt uitgerekend.quote:Maar ik vind het vreemd dat je de originele functie moet kwadrateren en niet de uitkomsten van de integrale functie.
GGB: 6/14 * 5/13 * 8/12 =10/91quote:Op dinsdag 2 maart 2010 21:12 schreef GlowMouse het volgende:
Reken die kansen eens afzonderlijk voor mij uit dan
Dus een integraal is de somfunctie van alle 'y' op gebied delta x (waar x zo klein mogelijk is) en is dus voor elke delta x eigenlijk (een benadering van) de straal?quote:Op dinsdag 2 maart 2010 16:39 schreef Riparius het volgende:
[..]
Snijd het omwentelingslichaam in gedachten eens in n hele dunne plakjes met een dikte Δx, waarbij het snijvlak loodrecht op de as van de rotatie staat. Elk van die dunne plakjes kun je bij benadering als een cilinder met straal f(xk) en lengte Δx beschouwen. Het volume van één zo'n cilinder is dan π∙{f(xk)}2∙Δx. Het volume van al die plakjes (met k = 1,2 ... n) moet je sommeren om een benadering te krijgen van het volume van het omwentelingslichaam. Deze benadering wordt beter naarmate je de plakjes dunner maakt. Zo krijg je de limiet van wat ze wel een Riemann som noemen, en deze limiet is de integraal die je hebt uitgerekend.
Wat jij wilde is de oppervlakte van het vlakdeel kwadrateren, maar daarmee bereken je geen inhoud (waarom niet?). Probeer het maar eens met wat eenvoudige figuren als een cirkel of een vierkant die je om hun symmetrie-as roteert, dan zie je dat jouw idee over het volume van een omwentelingslichaam niet klopt.
Ik volg het niet helemaal waarom je de stappen neemt die je neemt, maar volgens mij klopt het niet.quote:Op dinsdag 2 maart 2010 23:40 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Dus een integraal is de somfunctie van alle 'y' op gebied delta x (waar x zo klein mogelijk is) en is dus voor elke delta x eigenlijk (een benadering van) de straal?
Hmm, wat ik dus deed was puur de oppervlakte kwadrateren, terwijl oppervlakte niet gelijk is aan straal. Wat ik deed was de stralen/lijnen onder het gegeven gebied uitrekenen, bij elkaar optellen en dan kwadrateren. Door de formule van de integraal te kwadrateren, kwadrateer ik elke straal en ( x Pi) krijg ik wel de inhoud.
Klopt dit een beetje?
Ik had in een opgave de uitkomst van de integraal gekwadrateerd en vroeg me af waarom je de hele formule moest kwadrateren. Maar dat is dus omdat de integraal een verzameling is van stralen (of benaderingen ervan) voor elk stapje delta x binnen het aangegeven gebied?quote:Op woensdag 3 maart 2010 00:29 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Ik volg het niet helemaal waarom je de stappen neemt die je neemt, maar volgens mij klopt het niet.
Een voorbeeld:
De straal van het cilindertje is de functiewaarde en de "hoogte" van de cilinder is de dx. Je kan het zien als een worst die je in infinitesimaal dunne plakjes snijdt. Als je de volumes van de kleine plakjes bij elkaar optelt heb je het formule van de hele worst. Een worst die in dikte varieert kan je zien als een niet-constante functie. Stel dat je worst wel kaarsrecht is met constante straal f(x)=c en lengte L. Dan kun je de inhoud uitrekenen met de "standaardformule" voor een cilinder: pi × c² × L (dat is dus gewoon de "oppervlakte maal hoogte". Je kan ook de volgende integraal uitrekenen:
[ afbeelding ]
Voor een gewone cilinder is dit eigenlijk overbodig werk, maar het geeft je misschien wel een idee dat het voor niet-constante formules ook de inhoud geeft.
Misschien is het wel een leuke oefening om mbv een omwentelingslichaam de inhoud van een kegel met hoogte L te bepalen. Je zou een kegel kunnen kiezen met als tophoek 90 graden. Dan kan je de functie f(x)=x gebruiken. Welke integraal bereken je dan?
Nee, je vervalt weer in dezelfde denkfout door de primitieve te kwadrateren, en daarmee in feite de oppervlakte van het vlakdeel omder de curve te kwadrateren.quote:Op woensdag 3 maart 2010 08:19 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Ik had in een opgave de uitkomst van de integraal gekwadrateerd en vroeg me af waarom je de hele formule moest kwadrateren. Maar dat is dus omdat de integraal een verzameling is van stralen (of benaderingen ervan) voor elk stapje delta x binnen het aangegeven gebied?
Hmm, een kegel. De f(x) lijn is in dit geval de schuine zijde, de x-lijn de hoogte(L) en x=b is de straal. Als ik f(x) primitiveer en voor 2 getallen invul (waarvan a = 0), krijg ik de oppervlakte onder de lijn. Zonder de primitive had ik gewoon uitgerekent: Pi x straal^2 x L x 1/3
Maar omdat F(x) = 1/2x^2 voor (b=x en a=0) al de oppervlakte geeft, hoef ik toch alleen maar:
Pi x F(x)^2 uit te rekenen?
In de laatste regel bedoel ik F(x) als gehele functie te kwadrateren, dusquote:Op woensdag 3 maart 2010 08:44 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, je vervalt weer in dezelfde denkfout door de primitieve te kwadrateren, en daarmee in feite de oppervlakte van het vlakdeel omder de curve te kwadrateren.
Ik begrijp wat je bedoelt, maar het is gewoon fout. Het volume van een omwentelingslichaam verkregen door de curve van y = f(x) tussen x=a en x= b rond de x-as te wentelen wordt gegeven door:quote:Op woensdag 3 maart 2010 09:05 schreef Siddartha het volgende:
[..]
In de laatste regel bedoel ik F(x) als gehele functie te kwadrateren, dus
F(x) = 1/2x^2
F(x)^2 = 1/4x^4 (En daarvoor invullen, x Pi geeft het volume, toch?)
1. Een derdegraads polynoom is wat lastig te ontbinden in factoren tenzij je tenminste één van de nulpunten zo al ziet (of echt een kubische vergelijking wilt gaan oplossen), maar in dit geval is het betrekkelijk eenvoudig. Het product van de wortels van a3 - 3a + 2 = 0 is -2, dus ligt het voor de hand plus of min 1 en plus of min 2 te proberen, en dan kom je er snel achter dat a = 1 en a = -2 voldoen. Door het uitvoeren van een polynoomstaartdeling vind je dan (a3 - 3a + 2)/(a + 2) = a2 - 2a + 1, en dus a3 - 3a + 2 = (a + 2)(a2 - 2a + 1). Verder is a2 - 2a + 1 = (a - 1)2, maar dat is gewoon een kwestie van het merkwaardig product (a - b)2 = a2 -2ab + b2 gebruiken.quote:Op woensdag 3 maart 2010 13:35 schreef Matr het volgende:
Hallo,
Ik heb wat vragen over ontbinden in factoren:
1. Ik begrijp deze stappen niet:
[ afbeelding ]
2. Ik moet de determinant van een matrix bepalen. Ik kom op de hieronderstaande waarde uit:
( de vergelijking moet als uitkomst 0 hebben).
[ afbeelding ]
Als antwoord is alleen het eindantwoord gegeven: a = 0 a = 1 of a = 2.
Ik kom hier niet op uit heb ik iets fout gedaan of zien jullie deze antwoorden zo?
Alvast bedankt
Hmm, wat ik deed was dus weer dezelfde fout: De oppervlakte kwadrateren.quote:Op woensdag 3 maart 2010 09:18 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik begrijp wat je bedoelt, maar het is gewoon fout. Het volume van een omwentelingslichaam verkregen door de curve van y = f(x) tussen x=a en x= b rond de x-as te wentelen wordt gegeven door:
(1) π∙∫ab (f(x))2dx
Maar wat jij schijnt te denken is dat dit hetzelfde is als:
(2) π∙[∫ab f(x)dx]2
Maar (2) is niet hetzelfde als (1), en bovendien kan (2) onmogelijk het volume van het omwentelingslichaam voorstellen. Zie je ook waarom?
Je kunt het beste denken aan het verdelen van een omwentelingslichaam in hele dunne plakjes die elk bij benadering een cilinder zijn. Door de volumina van die cilinders bij elkaar op te tellen krijg je een benadering voor het volume van het omwentelingslichaam die beter wordt naarmate de plakjes dunner worden. Een integraal is in principe te definiëren als de limiet van een dergelijke Riemann som. Dat suggereert het integraalteken ook. De ∫ is oorspronkelijk een langgerekte s van summa. Probeer om het principe beter te begrijpen eens of je ook een formule kunt opstellen voor de manteloppervlakte van een omwentelingslichaam (hint: stel eerst een formule op voor de lengte van de curve van y = f(x) tussen x=a en x=b).quote:Op woensdag 3 maart 2010 15:41 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Hmm, wat ik deed was dus weer dezelfde fout: De oppervlakte kwadrateren.
Door f(x) te kwadrateren, kwadrateer je alleen de straal voor elke x, en met integreren tel je dan alle gekwadrateerde stralen in een gebied(=lengte) bij elkaar op. En dus heb je de straal^2 x lengte zo berekend.( Dan volgt vanzelf keer Pi)
Terwijl je door F(x) te kwadrateren, tel je alle stralen bij elkaar op in een gebied en dat kwadrateer je. Wat dus fout is.
Ik denk dat ik het nu snap!
Nou, de lengte is y voor f(delta x) maal 2 omdat je met y alleen maar de straal van het midden naar de 'cirkel' hebt, terwijl je aan de andere kant nog eens die lengte hebt.quote:Op woensdag 3 maart 2010 15:56 schreef Riparius het volgende:
[..]
Probeer om het principe beter te begrijpen eens of je ook een formule kunt opstellen voor de manteloppervlakte van een omwentelingslichaam (hint: stel eerst een formule op voor de lengte van de curve van y = f(x) tussen x=a en x=b).
Nee, dat gaat niet goed. Eerst de booglengte s van de curve van y = f(x) tussen x=a en x=b. Die wordt gegeven door:quote:Op woensdag 3 maart 2010 16:23 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Nou, de lengte is y voor f(delta x) maal 2 omdat je met y alleen maar de straal van het midden naar de 'cirkel' hebt, terwijl je aan de andere kant nog eens die lengte hebt.
dus lengte is 2y: 2f(x)
Omtrek van een figuur is Pi x lengte.
Om de lengte van elke delta x bij elkaar op te tellen kan ik de integraal gebruiken. Door (2f(x)) te primitiveren tel ik al die lengtes bij elkaar op en door dan met Pi te vermenigvuldigen krijg ik de omtrek/mantel. Toch?
Wat ik dus deed gaf niet de oppervlakte van een willekeurig figuur (met f(x) ongedifineerd)?quote:
Nee.quote:Op woensdag 3 maart 2010 17:41 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Wat ik dus deed gaf niet de oppervlakte van een willekeurig figuur (met f(x) ongedefineerd)?
Nee, om de lengte van één zo'n dunne ring te bepalen moet je de omtrek 2πr = 2πf(xk) vermenigvuldigen met de breedte van de ring, en die breedte is gelijk aan de booglengte van de curve y = f(x) over dat intervalletje. De breedte van de ring is niet Δx, dat zou alleen zo zijn als de curve horizontaal loopt (en dus f'(x) = 0).quote:Ik heb gewoon de formule gepakt van de omtrek van een cirkel (dat gebeurt er namelijk ook op delta x)
2Pi r = Pi maal lengte. En de rest staat in mijn vorige post.
Omdat de breedte van elke ring afhangt van de steilheid van de curve op het betreffende intervalletje.quote:Ik snap niet goed waarvoor ik een booglengte nodig heb?
Op jouw manier bereken je gewoon de oppervlakte van het vlakdeel onder de curve vermenigvuldigd met 2π. Dan krijg je niet de manteloppervlakte van het omwentelingslichaam. Probeer het maar eens met een halve cirkel als curve.quote:
Waarom moet je nu niet als eerste stap f(x) keer 2 doen? Dan heb je namelijk de 2 x straal op vlakdeel delta x, waarna je kan gaan integreren (en uiteindelijk nog keer Pi).
Kun je even specificeren wat je me wilt laten doen?quote:Op woensdag 3 maart 2010 18:09 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee.
[..]
Nee, om de lengte van één zo'n dunne ring te bepalen moet je de omtrek 2πr = 2πf(xk) vermenigvuldigen met de breedte van de ring, en die breedte is gelijk aan de booglengte van de curve y = f(x) over dat intervalletje. De breedte van de ring is niet Δx, dat zou alleen zo zijn als de curve horizontaal loopt (en dus f'(x) = 0).
[..]
Omdat de breedte van elke ring afhangt van de steilheid van de curve op het betreffende intervalletje.
[..]
Op jouw manier bereken je gewoon de oppervlakte van het vlakdeel onder de curve vermenigvuldigd met 2π. Dan krijg je niet de manteloppervlakte van het omwentelingslichaam. Probeer het maar eens met een halve cirkel als curve.
Probeer gewoon eens de oppervlakte en het volume te berekenen van een bol met straal r door een halve cirkel met straal r om de x-as te laten wentelen, zoals ik hierboven al had voorgesteld. Begin maar met het volume, dat is het eenvoudigst.quote:Op woensdag 3 maart 2010 18:17 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Kun je even specificeren wat je me wilt laten doen?
Dus, wat voor figuur en wat ik moet berekenen ( oppervlakte/omtrek/beide)?
En ik neem aan dat lengte is de x-as en y geeft de breedte? (die heb ik in eerdere berichten een paar keer door elkaar gebruikt.)
Trouwens, heel erg bedankt hiervoor. Dit zal meer voor mijn inzicht doen dan puur wat sommetjes maken.
En als je eenmaal het volume hebt is de oppervlakte ook nog maar één stap(je)quote:Op woensdag 3 maart 2010 18:26 schreef Riparius het volgende:
[..]
Probeer gewoon eens de oppervlakte en het volume te berekenen van een bol met straal r door een halve cirkel met straal r om de x-as te laten wentelen, zoals ik hierboven al had voorgesteld. Begin maar met het volume, dat is het eenvoudigst.
Volume is:quote:Op woensdag 3 maart 2010 18:26 schreef Riparius het volgende:
[..]
Probeer gewoon eens de oppervlakte en het volume te berekenen van een bol met straal r door een halve cirkel met straal r om de x-as te laten wentelen, zoals ik hierboven al had voorgesteld. Begin maar met het volume, dat is het eenvoudigst.
Ja, en als je dat uitwerkt, wat krijg je dan uiteindelijk?quote:Op woensdag 3 maart 2010 19:12 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Volume is:
Eerst de gewone formule: f(x) = Wortel(r^2 - x^2)
Dat kwadrateren, dan primitiveren geeft als volume:
V = Pi x [(r^2)x - 1/3x^3]a,b met a=-r en b=r
Dan krijg je Pi maal 2r^3 - 2/3r^3 = Pi maal 1/1/3r^3quote:Op woensdag 3 maart 2010 19:26 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, en als je dat uitwerkt, wat krijg je dan uiteindelijk?
Juist. Het volume van een bol met straal r is dus 4/3∙π∙r3.quote:Op woensdag 3 maart 2010 19:33 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Dan krijg je Pi maal 2r^3 - 2/3r^3 = Pi maal 1/1/3r^3
Ok, dat is wel erg handig!
Dat is dus 2Pi maal lengte ( en niet breedte, zoals ik de vorige keer deed!).quote:Op woensdag 3 maart 2010 19:38 schreef Riparius het volgende:
[..]
Juist. Het volume van een bol met straal r is dus 4/3∙π∙r3.
Maar nu de oppervlakte ...
Het lijkt me toch echt dat dat andersom moet: met de axioma's beginnen en vanaf daar naar de conclusie werken.quote:Op woensdag 3 maart 2010 14:26 schreef Friek_ het volgende:
[..]
Ik moet dus een aantal zaken bewijzen. Hierbij ga ik er vanuit dat ik vanaf de conclusie (het bewijs) mezelf terug moet werken naar de axioma's toe. Maar hoe werkt zoiets precies? Hoe begin ik daarmee?
Ik heb de post aangepast. Bedankt voor je reactie tot zover.quote:Op woensdag 3 maart 2010 20:32 schreef thabit het volgende:
[..]
Het lijkt me toch echt dat dat andersom moet: met de axioma's beginnen en vanaf daar naar de conclusie werken.
Het lijkt me dat (1) makkelijk is op te lossen door □(φ ∧¬φ) aan te nemen, D toe te passen en dan vervolgens φ ∧¬φ te concluderen, waaruit je met propositielogica weer een falsum kan afleiden.
Je hebt T niet gegeven, dus (2) en (3) kan ik niet oplossen. En U begrijp ik niet, zit daar een tikfout in?
Bij (4) volgt de tweede regel uit (D) door □φ voor φ te substitueren. Voor de eerste regel heb je misschien U nodig, maar dan moet ik wel de juiste formulering weten..
Nee, dit gaat al niet goed, je vergeet de kettingregel bij het differentiëren. De formule voor de manteloppervlakte (area) van het omwentelingslichaam verkregen door de curve van y = f(x) (≥ 0) tussen x=a en x=b om de x-as te wentelen isquote:Op woensdag 3 maart 2010 20:04 schreef Siddartha het volgende:
[..]
Dat is dus 2Pi maal lengte ( en niet breedte, zoals ik de vorige keer deed!).
Lengte is
[ afbeelding ]
Waarbij dy/dx = - 1/(Wortel(r^2- x^2))
Kwadrateren geeft = 1/(r^2 -x^2)
Klopt het tot nu toe nog? Waarschijnlijk zal ik de functie moeten primitiveren, want anders kan ik ook niet x=r invullen.
Voor (2) moet je aantonen dat als T geldt, dat dan ook D geldt. ◊φ interpreteer ik als ¬□¬φ. Je hebt dus de implicatie □φ → φ en je wilt daaruit afleiden □φ → ¬□¬φ. Je kunt nu A3 toepassen en ¬φ → ¬□φ afleiden. Substitueer nu ¬φ voor φ en er staat ¬¬φ → ¬□¬φ. De implicaties □φ → φ, φ → ¬¬φ en ¬¬φ → ¬□¬φ tezamen geven □φ → ¬□¬φ.quote:Op woensdag 3 maart 2010 14:26 schreef Friek_ het volgende:
Kan iemand (Iblis, GlowMouse?) me helpen bij het vak 'modale logica'? Ik zit alweer met problemen rondom de wat meer wiskundige kant van mijn studie.
Modale logica dus. Modale logica is strikt gezien de studie naar het deductieve gedrag van de expressies 'het is noodzakelijk dat' (□) en 'het is mogelijk dat' (◊). Nu heeft de docent syntaxis (wat welgevormde zinnen zijn) en axiomatiek beschreven (de drie axioma's van de propositielogica, de Neccissitatie-regel (N) en het K(ripke)-, D-, U, en T-axioma). Deze axiomatiek wordt dus gebruikt om verdere welgevormde proposities te bewijzen (kijken of ze dus afleidbaar zijn uit die axioma's).
Ik heb de volgende opgaven:
1. Bewijs zelf het omgekeerde ⊨ ¬□(φ ∧¬φ) ⇒ C! D
2. Toon aan dat T sterker is dan D.
3. Bewijs dat T inderdaad U impliceert, als ook N geldt.
4. Toon de volgende beweringen aan:⊨ □φ → □□φ ⊨ □□φ → □φ
Axioma's:
N: ⊨ If φ is a theorem of K, then so is □φ (Neccissitatie regel)
K: ⊨ □(φ →ψ) → (□φ →□ψ). (Distribution Axiom)
T: ⊨ □φ→φ
U: ⊨ □(□φ→φ)
D: ⊨ □φ→◊φ
Ah, logisch. Bedankt!quote:Op zondag 7 maart 2010 14:54 schreef GlowMouse het volgende:
Bij een complexe vector neem je het inproduct met zijn complex geadjugeerde.
Bedoel je dit?quote:Op maandag 8 maart 2010 18:26 schreef julian6 het volgende:
Wie weet hoe je 4√x-x in je GR moet intikken?
Welke tabel en welke waardes? Je moet echt meer info geven als je wil dat mensen je kunnen helpen.quote:Op maandag 8 maart 2010 20:59 schreef julian6 het volgende:
De bijbehorende tabel staat in mijn boek, maar de waardes komen niet overeen als ik het vergelijk met die in mijn GR
Abels betekent xy = yx voor elke x en y in G. Als jij f(xy)=f(yx) aantoont, toon je aan dat (xy)² = (yx)², ofwel xyxy = yxyx. Hiermee toon je niet aan dat xy=yx.quote:Op maandag 8 maart 2010 15:38 schreef JoPiDo het volgende:
[ afbeelding ]
Om te laten zien dat de afbeelding abels is, moet ik dan laten zien dat geldt: f(xy)=f(yx) of moet ik verder gaan en laten zien dat xy=yx?
quote:Op maandag 8 maart 2010 21:08 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Abels betekent xy = yx voor elke x en y in G. Als jij f(xy)=f(yx) aantoont, toon je aan dat (xy)² = (yx)², ofwel xyxy = yxyx. Hiermee toon je niet aan dat xy=yx.
Het hoofdstuk gaat over toenamediagrammen en ik ben nu bij een vraag aan beland waarbij ik tijdsintervallen moet berekenen. De waardes die bij de formule 4√x-x horen volgens mij boek zijn:quote:Op maandag 8 maart 2010 21:00 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Welke tabel en welke waardes? Je moet echt meer info geven als je wil dat mensen je kunnen helpen.
Dus in menu TABLE vul je in:quote:Op dinsdag 9 maart 2010 10:26 schreef julian6 het volgende:
[..]
Het hoofdstuk gaat over toenamediagrammen en ik ben nu bij een vraag aan beland waarbij ik tijdsintervallen moet berekenen. De waardes die bij de formule 4√x-x horen volgens mij boek zijn:
X y1
0 0
1 3
2 3.6569
3 3.9282
4 4
5 3.9443
6 3.798
en als ik het in mijn GR plot en de tabel bekijk dan staat er of overal 0, of ERROR of allemaal negatieve waardes
nee die hoek is niet 90 graden.quote:Op dinsdag 9 maart 2010 16:27 schreef Mindstream het volgende:
is die hoek helemaal rechts ook 90 graden? Dan is het makkelijk want de som van de hoeken van een vierhoek is altijd 360 graden.
Je geeft niet voldoende informatie, maar uitgaande van de veronderstelling dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is krijg ik:quote:Op dinsdag 9 maart 2010 16:23 schreef toma het volgende:
Hopelijk zit ik hier in het goede topic.
Ben student werktuigbouwkunde (hbo) en ben bezig een machine te ontwikkelen. Om alle krachten en spanningen goed in beeld te brengen komt er helaas wat wiskunde bij kijken. Dit is helaas niet mijn allersterkste punt.
De opdracht is om een functie te maken van hoek alpha.
[ afbeelding ]
Hopelijk kan iemand me helpen want ik kom er niet uit.
Hoe bedoel je gelijkbenig? Hoek alpha is in de top van de vierhoek iig links en rechts niet gelijk aan elkaar. En welke informatie moet je nog meer weten? De verticale zijde tussen L2 en (1/2)L1 staat loodrecht op L3. Verder is geen één hoek 90 graden.quote:Op dinsdag 9 maart 2010 17:23 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je geeft niet voldoende informatie, maar uitgaande van de veronderstelling dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is krijg ik:
α = arcsin (2∙(L3 - ½√2∙L2 + L4∙cos β)/L1)
Was dat wat je bedoelde?
Nee, maar dat heb ik ook niet beweerd of aangenomen. Weet je eigenlijk wel wat een gelijkbenige driehoek is? Zoals gezegd heb ik aangenomen dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is. Dat betekent dus dat de lengte van de hoogtelijn in je figuur gelijk is aan de lengte van het lijnstuk vanaf het hoekpunt linksonder in je figuur totaan het voetpunt van je hoogtelijn.quote:Op dinsdag 9 maart 2010 17:31 schreef toma het volgende:
[..]
Hoe bedoel je gelijkbenig? Hoek alpha is in de top van de vierhoek iig links en rechts niet gelijk aan elkaar.
Dat was me natuurlijk al duidelijk. Maar als jij meent dat de linker driehoek in je figuur niet gelijkbenig is, dan geef je te weinig informatie.quote:En welke informatie moet je nog meer weten? De verticale zijde tussen L2 en (1/2)L1 staat loodrecht op L3. Verder is geen één hoek 90 graden.
Het gaat erom dat je de (horizontale) afstand van het meest rechtse hoekpunt in je figuur totaan de hoogtelijn bepaalt. Laten we die afstand d noemen, dan is het duidelijk dat sin α = d/(½L1). Probeer nu zelf eens een uitdrukking voor d te vinden, dan zie je hoe het zit.quote:Heel erg bedankt alvast
En zou je misschien kunnen beargumenteren hoe je aan het antwoord komt?
Sorry, ik begreep niet goed wat je bedoelde met die gelijkbenige driehoek.quote:Op dinsdag 9 maart 2010 17:43 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, maar dat heb ik ook niet beweerd of aangenomen. Weet je eigenlijk wel wat een gelijkbenige driehoek is? Zoals gezegd heb ik aangenomen dat de linker driehoek in je figuur gelijkbenig is. Dat betekent dus dat de lengte van de hoogtelijn in je figuur gelijk is aan de lengte van het lijnstuk vanaf het hoekpunt linksonder in je figuur totaan het voetpunt van je hoogtelijn.
[..]
Dat was me natuurlijk al duidelijk. Maar als jij meent dat de linker driehoek in je figuur niet gelijkbenig is, dan geef je te weinig informatie.
[..]
Het gaat erom dat je de (horizontale) afstand van het meest rechtse hoekpunt in je figuur totaan de hoogtelijn bepaalt. Laten we die afstand d noemen, dan is het duidelijk dat sin α = d/(½L1). Probeer nu zelf eens een uitdrukking voor d te vinden, dan zie je hoe het zit.
Mijn oplossing klopt, onder de voorwaarde dat de oranje driehoek gelijkbenig zou zijn. Nu zeg je dat dat niet zo is, en dan wordt het een stuk ingewikkelder. Laten we de hoogte van de oranje driehoek h noemen, en de basis b. Dan geldt volgens Pythagoras:quote:Op dinsdag 9 maart 2010 17:51 schreef toma het volgende:
[..]
Sorry, ik begreep niet goed wat je bedoelde met die gelijkbenige driehoek.
[ afbeelding ]
Maar dit oranje gekleurde gedeelte is niet gelijkbenig. Dus ik ben bang dat jouw oplossing niet klopt.
Duizend maal dankquote:Op dinsdag 9 maart 2010 19:04 schreef Riparius het volgende:
[..]
Mijn oplossing klopt, onder de voorwaarde dat de oranje driehoek gelijkbenig zou zijn. Nu zeg je dat dat niet zo is, en dan wordt het een stuk ingewikkelder. Laten we de hoogte van de oranje driehoek h noemen, en de basis b. Dan geldt volgens Pythagoras:
(1) b = √(L22 - h2)
En voor de hoogte h hebben we:
(2) h = ½L1∙cos α + L4∙sin β
Door substitutie van (2) in (1) krijg je dan een uitdrukking voor b, waarna we de afstand d van het meest rechtse hoekpunt in de figuur tot de hoogtelijn kunnen geven als:
(3) d = (L3 - b) + L4∙cos β
Tot slot is dan:
(4) sin α = 2d/L1
Door nu de gevonden uitdrukking voor b in (3) te substituren en de aldus gevonden uitdrukking voor d weer in (4) krijg je een betrekking waaruit je sin α kunt oplossen, en dus ook een uitdrukking voor α kunt geven.
Eronder staat wel: 2 * q^2 + 16000quote:Op woensdag 10 maart 2010 20:21 schreef GlowMouse het volgende:
geen idee, dat is gewoon een uitdrukking.
ok.quote:Op woensdag 10 maart 2010 20:33 schreef GlowMouse het volgende:
je kunt gebruiken dat a*b = b*a. Hier kun je q² en 1/16 omwisselen, en dan is het niet zo lastig meer.
Nee, met deze uitleg niet. Misschien herken ik het niet ofzo, maar m'n leraar zei dat het tweede klas stof is.quote:
Is dit het antwoord ofzo.. sorry snap er niets van. In mijn boek staat dat het antwoord: 2 * q^2 + 16000 is.quote:Op woensdag 10 maart 2010 20:41 schreef GlowMouse het volgende:
32 * q^2 * 1/16 + 16000
= 32 * 1/16 * q² + 16000
Geen tijd meer voor. Wat ik ook niet snap.. wat moet ik met dit? Het ging eerst namelijk de hele tijd over MK=TK', dacht daarom dat ik die 16000 ook moest weglaten.quote:Op woensdag 10 maart 2010 20:45 schreef GlowMouse het volgende:
Als je dit niet ziet, zou ik toch wat onderbouwliteratuur openslaan.
Toevallig data mining techniques bij de VU?quote:Op woensdag 10 maart 2010 22:10 schreef Dzy het volgende:
Hey hey,
ik ben bezig met een probleempje voor een vriend. Het gaat erom om de gewichten van een formule te vinden waarmee een eindcijfer berekend is. Er is gegeven dat de formule uit 5 onderdelen met 5 gewichten bestaat, de cijfers waarmee de gewichten worden vermenigvuldigd en dan bij elkaar worden opgeteld zijn bekend. Er is een dataset van 60 mensen, dus in principe meer dan genoeg om gewoon een stelsel van 5 vergelijkingen met 5 onbekenden op te lossen, alleen is het probleem dat de cijfers afgerond zijn in de dataset. De bedoeling is om de gewichten zo dicht mogelijk te benaderen, hoe dat staat vrij maar het lijkt me waarschijnlijk dat dit met een wiskundig programma moet, of zijn er suggesties om dit mooi met de hand zelf te doen? De cijfers worden op halven afgerond. Iemand een idee hoe dit aan te pakken? Thanks!
Dit is de formule trouwens:
f(x) = g1 * D + g2 * S1 + g3 * S2 + g4 * e^(-3(D-S1)2 + g5 * e^(-3(D-S2)2
Waarbij D het cijfer is dat gegeven is door de docent, S1 is het cijfer gegeven door de eerste student en S2 is het cijfer gegeven door de tweede student. g1 tot en met g5 zijn de gewichten. D, S1 en S2 zijn dus gewoon bekend, net als de e-machten die erin voorkomen.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |