BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 11:19 |
Vorige deel: [Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde. Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld! Links: Opmaak: Een uitleg over LaTeX-code kun je hier vinden Wiskundig inhoudelijk: OP [ Bericht 1% gewijzigd door Iblis op 14-01-2010 11:25:58 ] | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 11:20 |
Laatste post uit vorige topic:quote: | |
Iblis | donderdag 14 januari 2010 @ 11:26 |
tvp | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 11:31 |
quote:dat inproduct moet je niet doen; g(x) = f(c)+Df(c)(x-c). met g de functie voor het raakvlak en Df je gradient. | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 11:40 |
Je bedoelt Df als afgeleidematrix, en dan matrixvermenigvuldigen. Dat is precies hetzelfde als grad(f) (inproduct) (x-c). Trouwens, de reden om dat inproduct gelijk te stellen aan nul is omdat de grad(f) loodrecht staat op het raakvlak in dat punt. | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 11:44 |
quote:Dan moet je het gelijkstellen aan 0 niet doen ![]() | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 11:59 |
Ik zie inderdaad in het boek staan dat die methode met gradient alleen werkt als de functie gelijk is aan een constante. Ik snap alleen niet waarom... ![]() | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 12:00 |
quote: ![]() Bij een constante functie zal het niet moeilijk zijn om een vector te vinden die inproduct 0 met de gradient heeft ![]() | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 12:05 |
Ik bedoelde met een functie die gelijk is aan een constante bijvoorbeeld: f(x,y)=5x+3y²=2. Er moet ook gelden dat grad(f) is ongelijk aan 0. | |
Clesar03 | donderdag 14 januari 2010 @ 12:17 |
quote:iemand? | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 12:18 |
Als je zo'n vraag hebt: Bepaal het raakvlak in het punt (1, 2, 1) aan het oppervlak x^3 + y^2 − 2yz = 1. Stel je dan wel het inproduct van grad(x^3 + y^2 − 2yz) en (x-1,y-2,z-1) gelijk aan nul om het raakvlak te vinden? Als ik het goed begrijp, wel. ![]() [ Bericht 21% gewijzigd door BasementDweller op 14-01-2010 12:43:13 ] | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 15:18 |
Nieuw probleem: Find the points on the surface: z²-xy=1 nearest to the origin Poging met behulp van de Lagrange methode: grad(f)= lambda grad(g) (?) f(x,y,z)=z²-xy (?) g=(0,0,0) (?) grad(f)=(-y, -x, 2z)= lambda (0,0,0) = (0,0,0) -y=0 => y=0 -x=0 => x=0 2z=0 => z=0 Maar (x,y,z)=(0,0,0) voldoet niet aan f(x,y,z)=1. Waar zit de fout ![]() | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 15:25 |
quote:ik kom op heel andere dingen uit, laat maar een uitwerking zien quote:merk op dat we wortel(x²+y²+z²) willen minimaliseren en dat gelijk is aan minimaliseren van het kwadraat ervan. merk op dat je constraint niet convex is en je dus ook lokale minima/maxima kunt vinden. L(x,y,z,l) = x²+y²+z²+l(z²-xy-1) FOC: 2x-ly = 0 2y-lx = 0 z(2+2l) = 0 z²-xy = 1 en dan oplossen ![]() | |
Clesar03 | donderdag 14 januari 2010 @ 15:30 |
quote:Ua = Xa1/3 Xb-2/3 Ya2/3 = Xa1/3 (100-Xa)-2/3 Ya2/3 partieel naar X: 1/3 Xa-2/3 (100-Xa)-2/3 Ya2/3 + 2/3 Xa1/3 (100-Xa)-5/3 Ya2/3 partieel naar Y: 2/3 Xa1/3 (100-Xa)-2/3 Ya-1/3 Nu voor Xa 33 1/3 invullen en voor Ya 66 2/3 Invullen geeft dan: 0,064 / 0,032 = 2 | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 15:38 |
Xa+Xb=100 is een rare aanname, maar verder zie ik geen fouten. | |
Clesar03 | donderdag 14 januari 2010 @ 15:41 |
Ja dat kwam door de vraag (er zijn maar 2 consumenten). Ik heb maar even een mailtje gestuurd naar de docent, misschien is het wel gewoon een foutje in mijn uitwerking ofzo | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 16:07 |
quote:Wat bedoel je precies hiermee? L(x,y,z,l) = x²+y²+z²+l(z²-xy-1) En bedoel je met convex dat het gebied gesloten en begrensd is? Uit de eerste twee vgl volgt: x=y. Dan krijg je 2x-lx=0 dus l=2 of x=0. Als l=2 krijg je z(2+4)=6z=0 dus z=0. Dus heb je x=y=z=0, maar dat kan niet vanwege de constraint. Dus l=!2 en x=y=0. Dan wordt z²-xy=z²=1 dus z=+/- 1. Dus de dichtsbijzijnde punten zijn (x,y,z)=(0,0,+/-1). Bedankt ![]() | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 16:09 |
quote:http://en.wikipedia.org/wiki/Lagrange_multipliers quote:nietes | |
BasementDweller | donderdag 14 januari 2010 @ 16:12 |
quote:Toch wel? 2x-ly=0=2y-lx 2(x-y)=l(y-x)=-l(x-y) Dus x-y=0 of l=-2. Maar als l=-2 dan voldoet ie niet aan de constraint, dus x=y. (ok, het volgt uit alle vergelijkingen, niet alleen de eerste twee ![]() | |
GlowMouse | donderdag 14 januari 2010 @ 16:18 |
quote:Je leek de conclusie inderdaad te nemen op basis van symmetrie en snelheid ipv op logica. | |
-J-D- | donderdag 14 januari 2010 @ 17:14 |
quote: | |
thabit | donderdag 14 januari 2010 @ 18:39 |
tvp | |
Dzy | vrijdag 15 januari 2010 @ 12:42 |
tvp | |
Matr | zaterdag 16 januari 2010 @ 13:45 |
Weet iemand hoe je dit (rechtergedeelte) op je rekenmachine uitrekent?![]() Als bijv: x = 10 m = 2 n = 4 Zal wel easy zijn maar kom er niet uit ![]() | |
GlowMouse | zaterdag 16 januari 2010 @ 13:47 |
door het in te typen als het linkergedeelte. | |
Matr | zaterdag 16 januari 2010 @ 14:03 |
Oke ![]() | |
Riparius | zaterdag 16 januari 2010 @ 16:20 |
quote:Het trekken van een n-de machts wortel is hetzelfde als verheffen tot de macht 1/n. Daarna de uitkomst weer verheffen tot de macht m. Maar aangezien (ap)q = apq (voor a > 0) kun je jezelf werk besparen door meteen te verheffen tot de macht m/n, zoals in het linkerlid van je identiteit. Overigens kan het met de waarden die je geeft nog veel eenvoudiger, want hier is m/n = ½, zodat je in feite vraagt naar de vierkantswortel uit 10. | |
julian6 | zaterdag 16 januari 2010 @ 18:03 |
Een enquêtebureau weet uit ervaring dat één op de vier mensen wil meedoen aan een telefonische enquête. Een medewerkster belt achter elkaar vier aselect gekozen nummers. a Bereken de kans dat iedereen wilt meedoen. b Hoe groot is de kans dat maar 1 persoon wilt meewerken? c Hoe groot is de kans dat 3 personen willen meedoen? d Bereken de kans dat minstens 2 personen mee willen doen. in het antwoordenblad staat bij a (1/4)^4 = 1/256 = 0.0039. Weet iemand waarom je tot de 4e macht moet rekenen?? | |
GlowMouse | zaterdag 16 januari 2010 @ 18:14 |
blader je boek eens open bij de binomiale verdeling | |
julian6 | zaterdag 16 januari 2010 @ 18:21 |
Het is als chinees voor mij ![]() Dit is nu het gevolg als je een nieuwe wiskunde docente krijgt die nauwelijks nederlands kan spreken ![]() Hoe werk je met de binomiale verdeling? 1. Stel vast wat je succes noemt en geef het aantal successen aan met X. 2. Stel de parameters n en p vast. n snap ik maar wat is p? [ Bericht 24% gewijzigd door julian6 op 16-01-2010 18:30:17 ] | |
RQPS | zaterdag 16 januari 2010 @ 19:14 |
quote:Of je gebruikt gewoon even Google: http://mathworld.wolfram.com/BinomialDistribution.html Eerste zin. | |
Thas | zaterdag 16 januari 2010 @ 20:05 |
quote:Op mijn GR (Casio CFX-9850GC Plus), krijg je bij shift+^ een "x-de machtswortel". Als je daar een 4 voorzet, wordt het de vierdemachtswortel. Het komt er dan in totaal uit te zien als "(4x√10)²". Dit geeft hetzelfde antwoord als 10^(2/4), alleen duurt het wel langer dus zie ik niet in waarom je het zou willen doen. Ik ben niet zo sterk met Latex (lui ![]() ![]() Nu had ik ook nog een vraag; De vraag was "Completely Factor x^4-3x²-4". Nu kom ik op (x-1)(x+1)(x²+4), maar wolframalpha komt op (x-2) (x+2) (x²+1). Zijn beide antwoorden even goed? | |
Iblis | zaterdag 16 januari 2010 @ 20:14 |
(x - 1)(x + 1)(x2 + 4) = (x2 - 1)(x2 + 4) = x4 + 3x2 - 4 Dus dat lijkt me niet even goed. | |
GlowMouse | zaterdag 16 januari 2010 @ 20:15 |
Die van jou is +3x². | |
GlowMouse | zaterdag 16 januari 2010 @ 20:16 |
Als je de relatie tussen factoriseren en nulpunten vinden kent, zie je ook waarom ze niet beide goed kunnen zijn. | |
Thas | zaterdag 16 januari 2010 @ 20:22 |
quote: quote:Ohja, oeps ![]() quote:Ik zie het, stom foutje ![]() Bedankt ![]() | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 12:05 |
quote:Als je de eerste keer belt is de kans 1/4 dat iemand meedoet. De kans dat er de volgende keer weer iemand meedoet is weer een kwart. Dus in een kwart van een kwart, dus 1/4*1/4=(1/4)2, van de gevallen doet de tweede persoon ook mee. Zo gaat het door totdat je (1/4)4 hebt omdat de medewerkster 4 mensen belt. Overigens: p=probability of succes n=number of trials | |
Matr | zondag 17 januari 2010 @ 12:25 |
Ik heb problemen met dit soort ''dingen'' oplossen (herschrijven) Iemand misschien tips? Zijn hier wat regels voor of moet je dit gewoon zien? (1/2)(x+y2)-1/2 = 1 / (2 √ x + y2) Heb zo`n hekel aan dat wortelteken ![]() | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 12:27 |
quote:De regeltjes die gebruikt worden: x^(1/2) =√(x) (zie de algemenere rekenregel die je op pagina 1 hebt gepost) y^(-1) = 1/y Voor de rest gebeurt er eigenlijk niks ![]() | |
Sport_Life | zondag 17 januari 2010 @ 13:14 |
Ik heb ook een vraagje.. Ik ben een oefentoets aan het maken en heb een dikke reader voor me liggen met theorie, maar ik kom maar niet uit de volgende vraag:quote:Ik dacht dat het dmv combinaties moet, dus: Combinaties ((0,9*35);25) * Combinaties ((0,1*35);10 gedeeld door Combinaties 35;25 Maar hiermee kom ik niet op het juiste antwoord, iemand een idee? | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 13:17 |
geef eens een interpretatie aan het aantal combinaties | |
Sport_Life | zondag 17 januari 2010 @ 13:20 |
hoe bedoel je dat? | |
Dzy | zondag 17 januari 2010 @ 13:20 |
Binomiaal verdeeld (al dan niet succes, met succes = internetaansluiting) we kijken eerst eens naar het rijtje WWWWW WWWWW WWWWW WWWWW WWWWW NNNNN NNNNN met W = wel en N = niet. De kans om precies dit rijtje te krijgen is: (0.9)^25 * (0.1)^10 (eerst 25x succes met kans 0.9 en dan 10x faal met kans 0,1) Nu hebben we alleen de situatie dat de eerste 25 studenten wel inet hebben en de laatste 10 niet. We willen alle mogelijke configuraties meenemen dus we moeten het nog vermenigvuldigen met (35 boven 25) | |
Sport_Life | zondag 17 januari 2010 @ 13:28 |
![]() ![]() ![]() | |
Matr | zondag 17 januari 2010 @ 13:30 |
quote:Maar er staat toch tot de macht --1/2 waarom doe je dan x1/2? Het wortel teken loopt ook zeg maar t/m boven y2. Snap er weinig van ![]() | |
Iblis | zondag 17 januari 2010 @ 13:54 |
Er geldt, in z’n algemeenheid: Dus. En verder: En dit is natuurlijk gelijk aan: | |
Matr | zondag 17 januari 2010 @ 14:15 |
Tnx zo snap ik het! Zat alleen verkeerd te doen met die haakjes denk ik. Omdat (1/2) ook tussen haakjes stond wilde ik eerste alle haakjes wegwerken, ik vermenigvuldigde deze met -1/2 maar zal ook wel een rekenregel zijn dat je deze gewoon buiten haakjes weer kan zetten? | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 14:19 |
quote:Je zou die (1/2) in de wortel kunnen halen als je dat bedoelt. Op zo'n manier: (1/2)wortel(x) = wortel ((1/2)^2 x) = wortel ( (1/4) x) Of als je hebt 1/(2wortel (x)), dan is dat gelijk aan 1/(wortel (4x)) | |
peter070 | zondag 17 januari 2010 @ 14:49 |
wie kan mij helpen deze oplossen: Gegeven is de functie "F:X --> 2x - 4: Stel een vergelijking op van de lijn I die door A (5,-1) gaat en die evenwijdig is aan de grafiek van F | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 14:55 |
bij helpen is er eigen inbreng he? | |
peter070 | zondag 17 januari 2010 @ 15:05 |
dat is helemaal waar, zal straks even mijn oplossing posten (echter is die fout volgens het boek). wellicht kan iemand me helpen met de volgende: Vergelijking: -2x-1=-4x-4 1e stap -2x+-4X = -1 - -4 -6X = 3 Echter is het antwoord onjuist. wat doe ik hier fout? | |
Riparius | zondag 17 januari 2010 @ 15:14 |
quote:Beetje inzicht kan geen kwaad. Er is een gemakkelijk te onthouden vergelijking voor een lijn door een gegeven punt P(x0;y0) met een gegeven richtingscoëfficiënt m. Die vergelijking kunnen we als volgt afleiden. Beschouw een willekeurig tweede punt Q(x;y) op de bedoelde lijn, dan hebben we: Δy = y - y0, Δx = x - x0, en m = Δy/Δx, dus: (y - y0)/(x - x0) = m, dus: y - y0 = m(x - x0) Nu weet je dat lijn l door het punt A(5;-1) moet gaan, en je kent ook de richtingscoëfficiënt van lijn l, want die loopt immers evenwijdig met de lijn waarvan de vergelijking y = 2x - 4 is. Nu zou je de opgave gemakkelijk op moeten kunnen lossen. | |
Riparius | zondag 17 januari 2010 @ 15:20 |
quote:Je probeert twee dingen tegelijk te doen terwijl je daar duidelijk nog niet aan toe bent. Je hebt: -2x - 1 = -4x - 4 Bij beide leden 4x optellen geeft: 2x - 1 = -4 Nu bij beide leden 1 optellen en je krijgt: 2x = -3 [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 18-01-2010 14:22:09 ] | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 15:20 |
quote:Als je links +-4X doet, moet je dat rechts ook doen, en krijg je -8X (zelfde geldt voor de -1, en je -4 verandert in een --4). | |
julian6 | zondag 17 januari 2010 @ 17:31 |
Wie weet hoe je dit in je GR moet typen?![]() | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 17:32 |
1500 nCr 12. | |
julian6 | zondag 17 januari 2010 @ 17:40 |
bedankt. | |
Masanga | zondag 17 januari 2010 @ 18:01 |
Voor wie houdt van een wiskundige uitdaging: Ik weet niet goed waar ik het het moet posten, maar hier in Vlaanderen is er jaarlijks een Wiskunde Olympiade, een soort wiskundewedstrijd voor leerlingen van de laatste 2 jaren middelbaar onderwijs (hoe dat in Nederland ook noemt ![]() Zelf heb ik vroeger steeds met veel plezier deelgenomen aan de wedstrijd, en hoewel ik intussen als ingenieur ben afgestudeerd blijf ik de wedstrijd thuis oplossen. Dit jaar is het alvast de eerste keer dat ik alle vragen kon oplossen, al waren er 2 die ik niet binnen de 3 uur had afgerond. De vragen: http://www.vwo.be/vwo/vwo-1r-2010.pdf De oplossingen (zonder uitleg): http://www.vwo.be/vwo/Enq(...)/Overzichtantwoorden Tot op heden is het nog niet gekend hoeveel je moet hebben om door te stoten naar de tweede ronde, meestal moet je tussen de 100 en 110 op 150 scoren. (correct antwoord: 5ptn, fout antwoord: 0 ptn, geen antwoord: 1 pt) | |
bulbjes | zondag 17 januari 2010 @ 19:47 |
Dit is totaal geen wiskunde maar omdat mijn topic met mn specifieke vraag gesloten werd en ik hierheen werd verwezen, plaats ik mn vraag maar braaf hier. In mijn studieboek staat de volgende berekening plus uitkomst: 40.000 x 25% x 15/366 = 409.83 Als ik deze berekening op mijn rekenmachine nadoe, kom ik tot een ander uitkomst. Nu heb ik dan ook enige moeite met weten welke knoppen je moet gebruiken op je rekenmachine om iets uit te rekenen, dus mijn vraag, wat doe ik fout? Hieronder de berekening zoals ik m maak op mn rekenmachine: 40000 x 0.25 x 15 a b/c knop 366 = 409, 51, 61 (die komma is dus zo'n raar gevalletje zoals je ook krijgt als je op die a/bc knop drukt). Waarom komt er bij mij 409, 51 nogwat uit en niet 409,83?? | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 19:49 |
Ik heb de integraal Als ik deze integreer, kom ik uit op: Als ik D herschrijf naar kom ik op En als dat überhaupt goed is kom ik nog niet verder. [ Bericht 0% gewijzigd door Hondenbrokken op 17-01-2010 20:05:18 (typo fixed) ] | |
AskMe | zondag 17 januari 2010 @ 19:49 |
quote:40.000 x 0.25 x (15 / 366) = 409.83 ![]() | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 19:49 |
De rekenmachine zegt dat het antwoord 409 51/61 is. | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 19:51 |
quote:De primitieve naar x is y e^(xy). quote:Die herschrijving is fout, je krijgt {(x,y) | 0 <= x <= 4, x <= y <= 4}. Maak een schetsje van het gebied, dan zie je het direct. | |
bulbjes | zondag 17 januari 2010 @ 19:53 |
quote:Eh, hoe werkt dat met die haakjes ![]() Welke haakjes moet ik dan hebben? Ook ander haakje gevonden inmiddels: (--) maar dat werkt evenmin als ik intoets (--) 15 a/bc 366 =....komt ook weer dat verkeerde antwoord uit... | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 19:54 |
je moet de / toets (of : toets) hebben ipv de a/bc toets. | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 19:55 |
quote:De rekenmachine geeft het antwoord exact (omdat je de abc-toets gebruikt) Als we de streepbreuk 51/61 omrekenen naar een decimaal, komt er 51/61 = 0.83606557377 uit. Het antwoord is dus goed. Omrekenen kan door ipv 'a b/c' een '/' te gebruiken of door op de f<>d toets te drukken. Je hebt dus niks fout gedaan. [ Bericht 0% gewijzigd door Hondenbrokken op 17-01-2010 20:03:21 ] | |
bulbjes | zondag 17 januari 2010 @ 19:57 |
quote:Ahhhh ok....tnx :-) Als je het eenmaal maar weet he, dan is het best leuk, rekenen :-D :-p | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:00 |
quote:Klopt en als ik dan x = y en x=0 invul, kom ik op het antwoord dat in mijn post staat uit. quote:Je hebt gelijk, maar dat was een typo toen ik het overtikte. | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:04 |
ik kom hie rmaar niet uit : bereken de volgende kansen geef je antwoord in een breuk. A De kans de je met een dobbelsteen minder dan 3 gooit. B de kans de je bij een worp met twee muntstukken twee keer munt gooit C de kans dat je drie vierkeuze vragen alle drie fout gokt? ik denk zelf: A 2/6 B 1/2 × 4 c 3/4×3 maar ik weet het niet zeker.. | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 20:06 |
B en C zijn niet goed, een kans is nooit groter dan 1. | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 20:06 |
quote:A is goed B 1/2 * 4 =2 ? Een kans van 200%? ![]() C fout | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:08 |
quote:Voorbeeld om je te helpen van een soortgelijke som. Bereken kans dat je 2 keer minder dan 3 gooit? De kans op 1 keer minder dan 3 is 2/6 (zie opgave A) De kans dat dit 2 keer gebeurt is (2/6)^2 = 4/36. Ik weet niet hoe jullie dit leren, maar een boomdiagram zou zo'n probleem erg inzichtelijk maken. De conclusie van zo'n boomdiagram is dat je kansen kunt vermenigvuldigen. Dus p(A en B) = p(A) * p(B) als p(x) een functie is die de kans op x berekent. (Hopleijk is dit niet te ingewikkeld) | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:09 |
is B dan 1/2 ^4? | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:10 |
een boomdiagram is inderdaad overzichtelijk maar ook tijdrovend | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:11 |
volgens mij moet ik die × veranderen door ^ | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:12 |
quote:Je wordt al warmer. Hoe kom je eigenlijk op het getal 4? | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:13 |
quote:Een schetsje is meer dan voldoende om het in te zien en heb je binnen 5 seconden gemaakt. | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:15 |
quote:ik merk het ik zit er even niet bij met mn hoofd een van mn zwaktes met wiskunde niet goed lezen het zal dan dus moeten zijn bij B/C (1/2×1/2)+(1/2×1/2) C 3 ncr 4 × (3/4)^3 ? | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:18 |
nee neee neee nee ik ga helemaal fout | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 20:20 |
quote:Inderdaad. De mogelijkheden als je twee munten gooit zijn: (K=kop, M=munt) MM MK KM KK Hoe groot is de kans op MM? | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:20 |
quote:Wat is de kans dat je 1x munt gooit. Wat is de kans dat je 1 vierkeuzevraag fout gokt? (Kan er ook nog een expert naar mijn vraag kijken?) | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 20:23 |
quote:De eerste aanpak is gelukt nu; de tweede lukt ook maar je moet partieel integreren. | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:29 |
quote:1/4 | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:32 |
quote:1 vierkeuze vraag fout is toch 3/4 want er is er maar 1tje goed van de 4 | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:33 |
quote:De eerste is slechts half gelukt. Ik moet namelijk 2 keer integreren en ik heb slechts 1 keer geïntegreerd. Ik krijg y^2e^{y^2} namelijk niet geïntegreerd (als dat überhaupt integreerbaar is) | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:34 |
kunnen we op havo 4 niveau blijven? | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 20:35 |
eerst naar x: primitieve is y exp(xy); invullen geeft integraal [ y exp(y²) - y exp(0y) ] dy = integraal [ y exp(y²) - y ] dy. Primitiveren daarvan is eenvoudig. | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:37 |
quote:Goed. Nu de kans dit dit 3 keer gebeurt. | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 20:43 |
quote:al doe ik (3/4)^3 krijg ik : 0.4218 wat mij waarschijnlijker lijkt dan dat als ik (3/4)×3= 2.25 intyp | |
BasementDweller | zondag 17 januari 2010 @ 20:51 |
quote:Goed ![]() Onthoud dat iedere kans groter dan 1 sowieso niet het goede antwoord kan zijn. ![]() | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:53 |
quote:Hebbes. Ik kom op 1/2 e^16 - 18.5 en dat komt overeen met de antwoordenlijst. Je kan dus op 4 verschillende manieren integreren. Eerst de x of eerst de y. Herschreven of niet herschreven. | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 20:59 |
quote:Klopt. Machtsheffen is herhaaldelijk vermenigvuldigen. Als je zegt. A is de gebeurtenis dat de eerste vraag fout gegokt wordt. (3/4) B is de gebeurtenis dat de tweede vraag fout gegokt wordt. (3/4) C is de gebeurtenis dat de derde vraag fout gegokt wordt. (3/4) Dan p(ABC) = (3/4) * (3/4) * (3/4) = (3/4)^3 = 27 / 64 [ Bericht 0% gewijzigd door Hondenbrokken op 19-01-2010 15:51:38 ] | |
denkjedat | zondag 17 januari 2010 @ 21:41 |
quote:thnx | |
GlowMouse | zondag 17 januari 2010 @ 21:50 |
quote:Als je eerst de y doet dan moet je herschrijven, en anders moet je niet herschrijven. Er zijn dus maar twee manieren. | |
Hondenbrokken | zondag 17 januari 2010 @ 22:01 |
quote:Je hebt gelijk. Ik heb van die poging waarbij ik herschreef er een rommel van gemaakt en beide omgedraaid en raakte in de war toen jij ze weer goed zette. | |
Q.E.D. | maandag 18 januari 2010 @ 09:55 |
enigszins verlate tvp ![]() | |
Haushofer | maandag 18 januari 2010 @ 10:09 |
Hi, ik heb een kort vraagje over semi-directe producten van groepen. Directe producten van groepen ken ik, maar semi-directe producten vind ik wat lastiger. In de notes die ik nu aan het lezen ben staat, dat de groep G is een direct product van twee andere groepen als G twee normale subgroepen N1 en N2 heeft zodanig dat N1 en N2 alleen de identiteit gemeenschappelijk hebben, en dan G= N1N2. (Hier wordt een direct product verstaan neem ik aan). Is dit in het algemeen zo, is dit een voorwaarde? Kun je ook groepen verzinnen die wel een direct product zijn van twee groepen maar niet twee van dergelijke normale subgroepen N hebben? De notie van semidirecte groepen is dan algemener dan die van directe groepen en zou ik al een stuk beter begrijpen als ik zou begrijpen hoe sterk bovenstaande uitspraak is ![]() | |
gaussie | maandag 18 januari 2010 @ 11:59 |
Ik heb een probleem waar ik niet uitkom. Laat f(x) gegeven zijn door 1/(1-x). Definieer de functie f^r als f^r(x)=f(f(f(f.....(f(f(x)))). Vind f^653(56). Dit is dus een iteratie probleem. Ik zou het gemakkelijk met mathematica kunnen uitrekenen, maar ik zou graag willen weten hoe je het analytisch oplost. Er zal vast een patroon zijn, wat ik niet zie. Alle hulp is welkom! | |
thabit | maandag 18 januari 2010 @ 14:24 |
quote:Je kan een afbeelding x -> (ax + b) / (cx + d) weergeven met een matrix (a b) (c d). Het samenstellen van zulke afbeeldingen komt dan overeen met het vermenigvuldigen van matrices. Op die manier kun je inzien dat f3(x) gelijk is aan x. | |
thabit | maandag 18 januari 2010 @ 14:33 |
quote:Met N1N2 wordt niet het direct product bedoelt maar de deelverzameling {n1n2 : n1 in N1, n2 in N2} van G. Uit de aanname dat een van de twee Ni normaal is volgt dat deze verzameling een groep is. Als G een direct product van twee groepen is, zeg G = H1 x H2, dan kun je altijd N1 = H1 x {e} en N2 = {e} x H2 nemen. | |
Hondenbrokken | maandag 18 januari 2010 @ 14:50 |
Ik vergeet die trigonometirische identiteiten steeds weer? Dingen als cos(x) = cos(-x) zie ik nog voor me. En sin(x)^2 + cos(x)^2 = 1 is gewoon pythagoras. Maar waarom gelden de dubbele en halvehoeksformules en de additie en subtractieformules? sin(2x) = 2sin(x) cos(x) Ik had ze op de middelbare school al moeten leren, maar ik kon ze niet onthouden en ik heb nooit begrepen waarom die formules kloppen. Ik heb al gegoogeld op trigonometric identities, maar ik krijg alleen maar opsommingen van formules zonder uitleg. Bestaat er een site met uitleg? | |
Iblis | maandag 18 januari 2010 @ 14:56 |
Je kunt ze afleiden uit Alhoewel het handigste en meest directe gewoon ‘stampen’ is. Een van de zeldzame momenten waar dit bij wiskunde echt handig is. | |
Hondenbrokken | maandag 18 januari 2010 @ 15:38 |
quote:Gelezen en ik snap het nu weer. Ik ben niet zo dol op stampen en zat vroeger ook formules voor logaritmnen ter plekke te beredeneren door ze te vergelijken met formules van machten. | |
Riparius | maandag 18 januari 2010 @ 15:39 |
quote:Fundamenteel zijn in ieder geval de beide somformules voor sin(α+β) en cos(α+β). Die moet je echt uit het blote hoofd op kunnen schrijven. Op de middelbare school wordt (of werd ![]() Pragmatisch gezien kun je de somformules natuurlijk afleiden met de formule van Euler, zoals Iblis aangeeft, maar aangezien Euler zijn formule afleidde uit de formule van De Moivre, die hij weer afleidde uit de bekende formules voor de cosinus en sinus van de som van twee hoeken, begeef je je zo eigenlijk in een cirkelredenering (no pun intended). | |
Iblis | maandag 18 januari 2010 @ 15:49 |
quote:Zoals hier: http://aaup.wordpress.com(...)ion-formula-of-sine/ ? quote:Ja, daar heb je helemaal gelijk in natuurlijk. Het is als je het als ‘bewijs’ presenteert een cirkelredenering. | |
thabit | maandag 18 januari 2010 @ 15:53 |
Tegenwoordig worden functies als exp, cos en sin gedefinieerd aan de hand van machtreeksen. In dat geval is de formule van Euler geen cirkelredenering maar een tautologie. ![]() | |
Riparius | maandag 18 januari 2010 @ 16:02 |
quote:Nee, dat zijn ook klassiekers maar niet wat ik bedoelde. Het fraaie van het vectorbewijs is dat het geldt voor willekeurige hoeken, zowel positief als negatief. | |
Haushofer | maandag 18 januari 2010 @ 16:36 |
quote:Ah ja, een Cartesisch product dus. quote:Dat begrijp ik ook. quote:Ah, dus kun je zeggen dat in elk geval één van die N een normale subgroep van G moet zijn omdat anders G geen groep zou zijn? En dat je dan twee gevallen kunt onderscheiden: De andere N is een subgroep --> het product op G wordt geinterpreteerd als een direct product De andere N is geen subgroep --> het product op G wordt geinterpreteerd als een semi-direct product ? | |
thabit | maandag 18 januari 2010 @ 16:50 |
quote:De Ni zijn altijd ondergroepen. In het geval van een direct product zijn ze beide normaal, in het geval van een semi-direct product is er slechts eentje normaal. Degene die niet normaal is wordt dan ook doorgaans niet met een N aangeduid. Een andere manier om tegen semi-directe producten aan te kijken is de volgende. Stel we hebben een groep G en een normale ondergroep N. Dan kunnen we het quotient H = G/N vormen, dit is een groep (omdat N normaal is). Een sectie van H naar G is een functie die aan elk element van H een representant in G koppelt. Er bestaan iha tig secties omdat elk element van H meerdere representanten in G heeft. Nu is G een semi-direct product van N en H desda er een sectie bestaat die een groepshomomorfisme is. | |
Haushofer | dinsdag 19 januari 2010 @ 11:04 |
quote:Ja, die definitie ben ik ook tegengekomen, en het lijkt nu wat te gaan dagen ![]() Waar ik nu in geïnteresseerd ben is het geval van Lie-groepen (we blijven natuurkundige, tenslotte ![]() In elk geval bedankt weer, Thabit! | |
Hondenbrokken | dinsdag 19 januari 2010 @ 16:39 |
Is de volgende uitwerking correct? Bepaald de convergentie van: Ik doe: Dus volgens de divergentietest is de bijbehorende reeks divergent. Zou dat goed gerekend worden? Een uitwerking can mijn leraar gebruikte hiervoor de integraaltest. Edit: Nee, natuurlijk niet lim van 1/wortel(ln(n)) is natuurlijk 0 en 1/n is 0 en 0*0 = 0 [ Bericht 4% gewijzigd door Hondenbrokken op 19-01-2010 16:55:08 ] | |
Ascendancy | woensdag 20 januari 2010 @ 17:14 |
Even iets een beetje kwijt over een opdracht met imaginaire getallen. De vraag is, los op Ik kom op het volgende: En dit dan invullen in: Ik weet vrijwel zeker dat ik ergens een fout maak, maar omdat ik het antwoord op de vraag niet heb, kan ik de fout zelf niet vinden. Alvast bedankt ![]() [ Bericht 6% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:35:15 ] | |
thabit | woensdag 20 januari 2010 @ 17:16 |
Waarom zou het fout zijn? | |
Ascendancy | woensdag 20 januari 2010 @ 17:19 |
Ik weet niet meer waarom dat delen door 3 moet(ik snap dat het van z^3 komt, maar waarom. En tevens dacht ik dat ik ook iets moest doen met dat z^3 sowieso -i is. | |
thabit | woensdag 20 januari 2010 @ 17:21 |
Snap je wel hoe je de vermenigvuldiging van complexe getallen kunt uitdrukken in poolcoordinaten? | |
Iblis | woensdag 20 januari 2010 @ 17:27 |
quote:Nadat je (=Ascendancy) dat snapt, kun je ook eens op Wolfram Alpha kijken hoe de oplossingen in het complexe vlak liggen. En speel dan eens een beetje met z3 en z4 enz. Als je de visuele interpretatie snapt, en hoe vermenigvuldigen uitgedrukt in poolcoördinaten werkt, dan kun je denk ik veel meer voorstellen bij zo’n vergelijking en wordt het oplossen ook makkelijker. | |
Haushofer | woensdag 20 januari 2010 @ 17:30 |
quote:Het helpt als je beide kanten in termen van poolcoordinaten opschrijft. Dus je krijgt dan zoiets als De hoek is gedefinieerd mod 2 pi, dus je krijgt Dit kun je oplossen voor r en theta, namelijk [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:35:21 ] | |
j-jopie | woensdag 20 januari 2010 @ 20:34 |
Lach me maar uit, zolang je ook het antwoord geeft!! Opgave 1 Na analyse van de omzetontwikkeling van een bedrijf vindt de manager de volgende trendvergelijking: Tt = 17.000 + 60 t Hierbij wordt t in maanden uitgedrukt, t = 0 in januari 2007. Als seizoensindex voor juli vindt zij 1,28. Geef met dit model een voorspelling voor de omzet van juli 2007 en juli 2008. a. De omzet (afgerond) wordt in juli 2007 17.646 en in juli 2008 22.221. b. De omzet (afgerond) wordt in juli 2007 22.221 en in juli 2008 23.142. c. De omzet (afgerond) wordt in juli 2007 17.646 en in juli 2008 18.380. Zal vast en zeker heel makkelijk zijn, maar ik zie het gewoon niet. pfff en dit is pas opgave 1. | |
motorbloempje | woensdag 20 januari 2010 @ 20:40 |
nogmaals, laat even zien wat je zelf al hebt gedaan. Dit is niet het grote 'maak mijn huiswerk voor mij forum' ![]() | |
thabit | woensdag 20 januari 2010 @ 20:51 |
Deze opgave hoort in het gammatopic thuis, het gaat er immers puur om wat de begrippen "trend" en "seizoensindex" inhouden. | |
j-jopie | woensdag 20 januari 2010 @ 20:58 |
jongens alsjeblieft, ik ga huilen. Het is niet maak mij huiswerk. Het is de oefentoets voor mijn tentame van overmorgen. Ik word gek. Ik heb zelf niets gedaan, omdat ik gewoon niet weet hoe ik hieruit moet komen. Ik dacht het volgende: 0 = januari 2007 1,28 = juli 2007 is 7 maanden. 1,28/7= 0,18 17.000+60 x 0,18 = niet goed dus | |
GlowMouse | woensdag 20 januari 2010 @ 21:03 |
Voor t moet je de maand invullen; 6 dus (want januari=0, februari=1, etc). Dan krijg je Tt = 17000+60*6 = 17360. Dan komt de seizoenscorrectie nog, 1,28 * 17360 = 22220,8. volgens mij ![]() | |
j-jopie | woensdag 20 januari 2010 @ 21:18 |
ja, maar hoe zit dat dan 2008 juli? | |
Iblis | woensdag 20 januari 2010 @ 21:30 |
quote:Dat is 12 maanden later. | |
j-jopie | woensdag 20 januari 2010 @ 21:39 |
quote:dan komt het er (naar mij berekening) niet uit | |
Iblis | woensdag 20 januari 2010 @ 21:46 |
quote:Wat is die dan, als je die op de manier van GlowMouse doet? | |
Gitaarmat | donderdag 21 januari 2010 @ 20:00 |
Ik heb een vraag maar om die te stellen moet ik eerst weten hoe ik een breuk intyp bijvoorbeeld 2 delen door a | |
Riparius | donderdag 21 januari 2010 @ 20:07 |
quote:Schrijf gewoon 2/a. Wel haakjes gebruiken indien nodig om ambiguïteiten te vermijden. | |
Gitaarmat | donderdag 21 januari 2010 @ 20:15 |
Ik zit in een hoofdstuk over breuken waar ik slecht in ben. ![]() (3a+2/a)(a+1/a) korter schrijven: ik denk eerst alles keer a doen om de breuken weg te werken dus : (3a^2+2)(a^2+1) En dan haakjes wegwerken dus: 4a^2+3a^2+2a^2+2 = 9a^2+2 Maar het antwoord in het boekje is: 3a^2+3+2+2/a^2= 3a^2+5+2/a^2 | |
Iblis | donderdag 21 januari 2010 @ 20:29 |
Wat jij doet, dat kan niet. Je hebt dus: Dit kun je gewoon uit vermenigvuldigen zoals je dat waarschijnlijk vaker geleerd hebt: Wordt: Wat jij doet, dat kan niet. Ja, je kunt wel, als je een breuk hebt, teller en noemer met a vermenigvuldigen, maar dan vermenigvuldig je in feite met 1, want (a/a = 1). Wat jij doet is echter gewoon even elke factor met een a opschalen, maar dan krijg je dus wat anders. Daarbij werk je ook nog fout je haakjes weg. Immers 3a2 · a2 = 3a4 en niet 4a2 wat jij doet. Als je dus jouw uitwerking netjes zou uitwerken zou je 3a4 + 5a2 + 2 krijgen; hetzelfde dus als het antwoorden boekje, maar dan met a2 vermenigvuldigd omdat je illegaal die twee factoren met a hebt vermenigvuldigd. [ Bericht 1% gewijzigd door Iblis op 21-01-2010 20:40:50 ] | |
Riparius | donderdag 21 januari 2010 @ 20:30 |
quote:Je kunt natuurlijk niet zomaar beide factoren van je product met a vermenigvuldigen omdat je dat beter uitkomt en dan blijven verwachten dat je antwoord zal kloppen. Zo werkt dat niet. Verder houd je er heel merkwaardige ideëen op na voor wat betreft het wegwerken van de haakjes. Dat klopt zo niet. De juiste werkwijze is dat je elke term uit de eerste factor vermenigvuldigt met elke term uit de tweede factor, zodat je in dit geval dus 4 producten krijgt, die je bij elkaar optelt. | |
Gitaarmat | donderdag 21 januari 2010 @ 20:32 |
quote:Precies wat ik doe dus. ![]() | |
Riparius | donderdag 21 januari 2010 @ 20:34 |
quote:Nee, je doet iets anders dan je nu beweert. Lees de uitleg van Iblis er nog maar eens op na. | |
Sport_Life | donderdag 21 januari 2010 @ 23:45 |
quote:Heb een 9 voor het tentamen statistiek gehaald ![]() ![]() | |
BasementDweller | donderdag 21 januari 2010 @ 23:50 |
quote:Respect ![]() | |
leLe-- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:38 |
hee allemaal ik heb nogal een simpel vraagje maar wat ik niet snap is hoe je erachter komt dat bijvoorbeeld √8 =2√2 ik weet dat het bewezen is enz met Pythagoras maar wat is een snelle manier om het uit te rekenen voor bijvoorbeeld √32? alvast bedankt | |
GlowMouse | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:41 |
√32 = √16*2 = √16 * √2 = 4 √2. De algemene truuk is ontbinden in priemfactoren; bv √72 = √(2*2*2*3*3) = √(2*3)²*2 = 6√2. Alles wat in de priemontbinding dubbel voorkomt is een kwadraat en kun je dus naar voren halen. | |
leLe-- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:44 |
BEdankt voor je snelle reactie maar ik snap het nog niet.. ik snap het tot √16 * √2 maar waarom wordt het dan 4*√2 en niet 8√2 | |
-J-D- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:46 |
omdat de wortel van 16 4 is en niet 8 | |
leLe-- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:46 |
Even iets simpelers bijvoorbeeld √12= √4*3 =√4 * √3 en dan verder? | |
-J-D- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:47 |
quote:√4 = 2 dus √4 * √3 = 2 * √3 | |
leLe-- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:49 |
quote:Okeee maar waarom is √8 dan 2√2 ? 2 is ook niet de wortel van 8 of wacht ik begrijp het denk ik! √8 = √4*2 = √4 * √2 = 2* √2 wan t twee is wortel van 4! | |
leLe-- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:49 |
Ik begrijp 'm! dankjewel jongens! | |
-J-D- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:50 |
quote: ![]() | |
hello_moto1992 | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:54 |
quote:Hier maak je een klein foutje. Het eindantwoord klopt wel. | |
-J-D- | vrijdag 22 januari 2010 @ 10:56 |
Er hadden idd haakjes gemogen (/gemoeten) | |
ErictheSwift | zaterdag 23 januari 2010 @ 03:28 |
quote:Meer abuse of notation; in de tweede "term" had de wortelstreep doorgetrokken moeten worden tot inclusief over de 2. Om dat mooi te kunnen doen moet je met LaTex aan de gang, maar ik denk niet dat Lele zich al daaraan gaat wagen. | |
Hanneke12345 | zaterdag 23 januari 2010 @ 14:25 |
Een kansruimte is gedefinieerd met een Ω, A en p. A is een collectie deelverzamelingen van Ω met 1) 2) 3) Nu gaat het even verderop over Borelverzamelingen. "Voor elke functie F met deze eigenschappen (rechts-continu en niet-dalend) bestaat er een stochastische grootheid X met verdelingsfunctie F[sub]X[/subF. Kies namelijk B is een verzameling van alle intervallen(/verzamelingen) van de vorm (-∞, a). Maar dit voldoet dan toch niet aan de eisen waar sier-A aan moet voldoen? Namelijk eigenschap 2, als A=(-∞, a], dan moet ook Ac erin, dus (a, ∞)? | |
GlowMouse | zaterdag 23 januari 2010 @ 15:07 |
quote:Dat klopt niet, B wordt door die intervallen gegenereerd maar bevat veel meer intervallen, waaronder die die jij noemde. | |
Hanneke12345 | zaterdag 23 januari 2010 @ 15:15 |
Ah, ja. Ik had niet goed gelezen. "Zij B de kleinste collectie deelverzamelingen van R die alle intervallen van de vorm (-∞, a] met a in R bevat en die voldoet aan die drie eigenschappen", Heeft B dan alleen deelverzamelingen van de vorm (-∞, a], (a, ∞) en (-∞, ∞)? | |
Iblis | zaterdag 23 januari 2010 @ 15:34 |
Nee, B bevat ‘alles wat je zou verwachten’. Dus ook (-∞, a), [a, b] (a, b) en (a, b) ∪ [c, d]. Het bevat echter een paar heel specifieke verzamelingen niet (en dat is maar goed ook, want die zijn niet meetbaar). | |
Hanneke12345 | zaterdag 23 januari 2010 @ 15:46 |
Maar hoe volgt dat dan uit die drie eigenschappen? (Ik zie vast iets heel stoms over 't hoofd, maar toch) Want (Mits b > a). Als er ook dingen tussen zitten als [a,b] is het niet meer de kleinst mogelijke verzameling, toch? | |
Iblis | zaterdag 23 januari 2010 @ 15:56 |
Je kunt doorgaan met verenigingen doen, je kunt zelfs aftelbaar (veel) doorsnedes pakken. En bedenk dat (Ac ∪ Bc ∪ ··· ∪ Zc)c = (A ∩ B ∩ ··· ∩ Z). En gesloten verzamelingen kun je definiëren als een reeks van verenigingen van open verzamelingen, iets als: En die kun je uiteindelijk ook construeren. Het gaat erom dat je dan de kleinst mogelijke verzameling hebt die dit alles bevat, maar niet meer. Want er zijn verzamelingen die je zo niet kunt maken, b.v. de Vitali set – en die wil je er dus niet in. | |
Borizzz | zondag 24 januari 2010 @ 17:55 |
typ. Heeft er iemand een website of adres die een goede inleiding geeft tot combinatoriek? | |
Riparius | zondag 24 januari 2010 @ 20:06 |
quote:Even zoeken op combinatorics op een nzb site levert een hele waslijst aan textbooks op, daar zit vast wel iets bruikbaars bij. | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 14:02 |
Hallo, Ik zit met een klein probleempje; ik snap te weinig van integreren. Kan iemand mij deze regels even verduidelijken? Het is een deel van het bewijs van de formule voor de grootte van de elektrische veldsterkte van een oneindig lange lijn met een lading Q. ![]() Wat ik weet; Bij de eerste formule (dEx) kunnen een reeks onderdelen geschrapt worden; de constanten zijn de termen zonder thèta en mogen voor het integratieteken geplaatst worden. Je bekomt de eerste gelijkheid bij de tweede formule. Nu snap ik niet goed wat die 2e gelijkheid wil zeggen, hoe je daar komt en hoe je tot de meest vereenvoudigde vorm komt (gelijkheid 3). Als je cosinus thèta integreert krijg je sinus, oké, maar wat doe je dan met die integratiegrenzen? | |
BasementDweller | maandag 25 januari 2010 @ 14:12 |
quote:Je vult de bovenste integratiegrens in als theta, en trekt daarna de onderste integratiegrens ingevuld er vanaf. Dus vb: integraal van a tot b x dx = 1/2 x² |ba = 1/2 (b² - a²) | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 14:17 |
Ok, de versie met de streep is de primitieve functie... Je houdt dan cos 0 = 1 over, dus dat valt weg, maar vanwaar gaat de 4 pi naar 2 pi in de noemer? Bedankt alvast! [ Bericht 53% gewijzigd door tony_clifton- op 25-01-2010 14:24:19 ] | |
Iblis | maandag 25 januari 2010 @ 14:26 |
quote:Als eerste: die streep betekent voor welke waarden de primitieve geëvalueerd wordt. De definitie van een bepaalde integraal is immers: En dit schrijft men ook wel kortweg als: Dus die notatie hierboven kun je ook als F(b) - F(a) lezen waarbij voor θ π/2 en -π/2 wordt ingevuld. Men werkt verder met radialen, sin(π/2) = sin(90°) = 1 en sin(-π/2) = -1; maar, als ik vragen mag, als je dit snapt (wat verder geen schande is), waarom wil je dan toch deze berekening doen, want volgens mij mist er dan aardig wat voorkennis. | |
Iblis | maandag 25 januari 2010 @ 14:26 |
quote:Die sin is al geprimitiveerd, die wordt niet nogmaals geprimitiveerd. | |
BasementDweller | maandag 25 januari 2010 @ 14:27 |
quote:Je moet het bij de sinus invullen he! BIj de bovengrens krijg je sin(pi/2)=1 en bij de ondergrens sin(-pi/2)=-1. Als ik dat zooitje constantes even A noem, dan krijg je: 1*A - (-1*A) = 2A. Omdat A iets is met 4 in de noemer, dan komt er dus een twee in de noemer als je A met 2 vermenigvuldigd ![]() | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 14:31 |
quote:Thanks! Moet wel, komt voor in een cursus die ik doormoet (elektromagnetisme). Heb nooit wiskunde gehad en de cursus wiskunde op school is veel te abstract - een paar belachelijk simpele voorbeelden en dan ineens functies waar je een blad voor nodig hebt om ze uit te werken... Probeer al wat voor te zitten en ben nog op zoek naar boeken wiskunde waar 't wat gemakkelijker in staat uitgelegd... (als iemand titels heeft btw, zeker even melden ![]() | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 14:32 |
quote:Thanks allebei! Zie 't nu ![]() Helemaal niet zo moeilijk (deze toch) als je 't verstaanbaar uitgelegd krijgt ![]() [ Bericht 5% gewijzigd door tony_clifton- op 25-01-2010 14:43:12 ] | |
BasementDweller | maandag 25 januari 2010 @ 14:44 |
quote:Dit is nog een eenvoudige integraal die kant en klaar opgelost kan worden, dat leer je als het goed is op de middelbare school (als je wiskunde hebt ![]() Maar als je elektromagnetisme doet, dan studeer je iets als natuurkunde/elektrotechniek? Dan zou je die stof wel gehad moeten hebben... ![]() | |
BasementDweller | maandag 25 januari 2010 @ 14:45 |
quote:Valt inderdaad mee. Het ziet er ingewikkelder uit dan het is door al die constantes ![]() You're welcome. | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 14:50 |
Ik studeer chemie (hogeschool, da's eentje lager dan unif ![]() Altijd erdoor op chemievakken maar de wiskunde en fysica blijft mij achtervolgen, gewoon omwille van 't feit dat de leercurve bij desbetreffende leerkracht te stijl is. Ga nu proberen om al wat voor te zitten op de cursus EM (heb nog 2 weken vakantie), en ondertussen de cursus wiskunde op te halen met toegankelijkere studieboeken (moet ik wel nog ff naar zoeken). | |
Iblis | maandag 25 januari 2010 @ 14:53 |
quote:Er is het ‘basisboek wiskunde’ dat volgens mij hiervoor bedoeld is. Van Jan Craats. Je kunt online veel downloaden, maar niet de integratiehoofdstukken. Maar allicht dat het je een beeld geeft of het je een nuttig boek lijkt. | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 15:04 |
Thanks! Ziet er best goed uit! Veel gemakkelijke en iets moeilijkere oefeningen! Ga ik zeker eens doornemen en evt. bestellen... | |
Hanneke12345 | maandag 25 januari 2010 @ 19:11 |
quote:Jan van de Craats, huhu. Als je hoofdstukken mist en geen zin hebt het te kopen, wil ik eventueel ook nog wel eens wat inscannen overigens. | |
synthesix | maandag 25 januari 2010 @ 19:15 |
Kan iemand mij mijn denkfout aanwijzen? "A train consists of n cars.Each of m passengers (m > n) will choose a car at random to ride in. What is the probability a) there will be at least one passenger in each car; b) exactly r (r < n) cars remain unoccupied?" Ik zeg, makkelijk: a) n^(m-n) / n^m b) (n-r)^m / n^m Boek komt aan met: a) b) En ik begrijp niet eens hoe ze er aan komen.. ![]() [ Bericht % gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:35:31 ] | |
thabit | maandag 25 januari 2010 @ 19:30 |
Ken je het principe van inclusie-exclusie? | |
synthesix | maandag 25 januari 2010 @ 19:40 |
quote:Yeah ik dacht al wel dat het daar mee te maken had.. Maar ik snap dan nog niet hoe ze er aan komen.. Wat wordt de kans dan als je hem uitschrijft? Ik kan me voorstellen dat het zo iets wordt als: P(vereniging van de eventualiteiten dat er minimaal 1 passagier in wagon i zit) Maar hoe dan verder? | |
thabit | maandag 25 januari 2010 @ 19:49 |
Je kunt als volgt redeneren. Het totaal aantal mogelijkheden om mensen over wagens te verdelen is n^m. Maar ja, dan tel je er te veel, namelijk alle mogelijkheden waarbij er eentje niet gebruikt wordt. Dus je moet daarvan aftrekken het aantal mogelijkheden waarbij wagen j niet gebruikt wordt, gesommeerd over alle j, ofwel n*(n-1)^m Echter, trek je er dan weer te veel van af: alle mogelijkheden waarbij minstens 2 wagens niet gebruikt worden; die moet je er dus weer bij optellen, etc. | |
tony_clifton- | maandag 25 januari 2010 @ 19:59 |
quote:Ik denk dat ik 't boek gewoon ga kopen, ga het véél nodig hebben, en dan is een papieren versie wel zo makkelijk ![]() Toch bedankt voor het aanbod, is vriendelijk ![]() | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 10:59 |
Ik kom er echt niet uit en ik word er een beetje gek van. Vandaar hulp gevraagd Het gaat over landmeten; persoon A staat op een vast punt op de berg. persoon B loopt, niet in een rechte lijn omhoog. Hij loopt x meter naar rechts en y meter naar voren (de y is als je de helling dus niet meerekent, in het platte vlak) en z meter naar boven Je meet de afstand tussen persoon A en B. Je meet de verticale hoek. Je meet de horizontale hoek. Nu moet ik x,z en y weten. Maar hoe ?? Volgens mij is het redelijk makkelijk, maar ik kom er gewoon echt niet uit.... sorry dat ik het eerst verkeerd had geplaatst trouwens. en bij het antwoord kom ik zelf niet verder als de '3d driehoek' 2d maken en dan met de consinus regel. Maar dat klopt niet. Sowieso snap ik niet wat je met de horizontale hoek moet, want in die driehoek is verder niks bekend toch? | |
Iblis | woensdag 27 januari 2010 @ 11:17 |
Je kunt eerst met de verticale hoek en de afstand tussen A en B uitrekenen hoe hoog B staat. Dat is een gewone driehoek als je het tekent: de schuine zijde heb je dan, en je hebt de hoek bij A. Je kunt ook de afstand tot het punt onder B op dezelfde hoogte als A uitrekenen, dat is de derde zijde van die driehoek. Nu kun je met behulp van die laatste zijde nog een driehoek tekenen waarvan die laatste zijde de schuine zijde is, en je de horizontale hoek gebruikt. Reken je nu de andere twee zijdes uit, dan heb je x en y. Hopelijk is het zo duidelijk. | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 11:31 |
quote:Bedankt voor je antwoord! op deze manier dacht ik het ook. maar het antwoord is verkeerd. Ik heb al gekeken of ik wel de goede hoeken denk te hebben, maar volgens mij is dat goed...... | |
Iblis | woensdag 27 januari 2010 @ 11:44 |
quote:En je gaat ook goed met graden en radialen? Kun je anders de getallen en het verwachte antwoord geven? | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 11:57 |
quote:euhm het gaat in gons, en die heb ik omgerekend naar graden (400gon=360graden) De vraag is iets anders dan ik hem had gesteld. Want ze meten nu vanuit punt P punten A en B (die dus ergens op de 'berg' liggen) En dan vragen ze het verschil in hoogte tussen A en B. Het antwoord met de methode volgens hierboven staat er wel bij, maar is verkeerd. De waarnemingen vanaf punt P zijn: Richtpunt Hor. richting Vert. richting Gemeten afstand Optelconstante A 53.2215 gon 93.5791 gon 53.641 meter 34 millimeter B 88.4961 gon 98.3644 gon 172.144 meter 34 millimeter antwoorden: Hoe groot is het hoogteverschil tussen punt A en punt B? a) 118.718 meter. b) 0.981 meter. c) 0.977 meter. en het goede antwoord is c. alvast bedankt! | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 11:58 |
hmm ik probeerde dat tabelletje iets overzichtelijker weer te geven. maar dat lukt niet volg je het zo? | |
Iblis | woensdag 27 januari 2010 @ 12:03 |
Ik heb geen idee wat je met een optelconstante moet doen. Die corrigeert vast voor een meetfout in het apparaat, maar hoe corrigeer je daarmee? | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 12:05 |
quote:optelconstante is het verschil tussen de elektronisch gemeten afstand en de werkelijke afstand. Dus volgens mij moet je de optelconstante bij de gemeten afstand op tellen..... | |
Iblis | woensdag 27 januari 2010 @ 12:28 |
Ik heb zo niet echt een idee, het zal er wel om gaan hoe je die hoeken precies refereert, mijn eerste interpretatie zal onjuist zijn, dat geeft immers dat je tweemaal vrijwel recht omhoog meet (100 gon is namelijk recht omhoog toch?), ik kan me niet voorstellen dat dat heel realistisch of ideaal is om te doen. Dan kom je inderdaad op het foute antwoord, maar hoe het dan wél te interpreteren, dat weet ik niet. | |
Iblis | woensdag 27 januari 2010 @ 12:40 |
Oh ja, als je als 100 gon ‘recht vooruit’ neemt, dan kom je al meer in de buurt. Ik ben er dan nog niet helemaal… | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 20:16 |
quote:Oke in plaats van recht omhoog bedoel je? Dat kan ik wel gaan proberen! en anders vul ik maar gewoon wat in. Ik heb het tentamen al gehaald, dit is alleen een inhaalopdracht voor een gemist landmeetpracticum..... | |
molleymijsje | woensdag 27 januari 2010 @ 20:16 |
quote: | |
Granaatappel | donderdag 28 januari 2010 @ 07:57 |
Ik moet de exacte coördinaten van de top berekenen bij: (x^3 + 125)^0,5 (wortel dus) Hoe pak ik dit aan? | |
Riparius | donderdag 28 januari 2010 @ 08:58 |
quote:De grafiek van deze functie heeft geen top. We hebben: y = (x3 + 125)½ De afgeleide is: dy/dx = ½∙(x3 + 125)-½∙3x2 De afgeleide is 0 voor x = 0, maar hier heeft de grafiek een buigpunt. Beredeneer zelf maar even waarom. | |
APPELBOOMZOR | donderdag 28 januari 2010 @ 14:37 |
Morgen heb ik een proefwerk wiskunde (Wiskunde A/C 4VWO), en ik snap het tamelijk goed, op één ding na. Ik weet niet of dit een fout in het boek is of dat ik iets over het hoofd zie. Ik heb er even een foto van gemaakt:![]() Mijn vraag: Hoezo doen ze bij DeltaQ / DeltaP 30-90 / 8-5 Voor zover ik weet moet je altijd het hoogste - laagste doen. In dit geval 90-30 i.p.v. 30-90? Is dit een drukfout, of heb ik iets gemist? ![]() | |
Iblis | donderdag 28 januari 2010 @ 14:50 |
quote:Je hebt iets gemist. De grafiek die ze hebben gemaakt toont het in feite. Je hebt twee punten (5, 90) en (8, 30). Die punten zijn getekend en ze hebben daar een lijn doorheen getrokken (het lineaire verband). Ze willen nu de richtingscoëfficiënt van die lijn weten. Daartoe moet je Δp en Δq bepalen. Dit doe je door de x-coördinaten en de y-coördinaten van elkaar af te trekken. En het verschil te delen. Van belang is dat je dezelfde volgorde aanhoudt, dus als je de y-coördinaat van de eerste minus de y-coördinaat van de tweede doet, moet je ook delen door de x-coördinaat van de eerste minus de x-coördinaat van de tweede. Zeg dat (5, 90) punt A is en (8, 30) punt B, dan doen ze dus: Je kunt het ook omdraaien in principe, dat boeit niet zoveel: Wat je echter niet mag doen is bovenin A - B en onderin B - A (en dat is wat jij wilt doen). Een negatieve uitkomst betekent verder dat de richtingscoëfficiënt negatief is, en dus, dat als je het tekent dat de lijn ‘van rechtsboven naar linksonder loopt’, als een backslash: \ Positief betekent dat deze ‘van linksonder naar rechtsboven loopt’, als een slash: / Wat jij wilt doen, altijd de grootste - de kleinste levert altijd een positief getal gedeeld door nog een positief getal op: dus dat zou altijd een positieve richtingscoëfficiënt geven, ook bij een lijn die naar beneden loopt! Dat kan niet. Kortom: het maakt niet uit of je de grootste min de kleinste doet in de teller, als je in de noemer maar dezelfde volgorde aanhoudt. | |
Haushofer | donderdag 28 januari 2010 @ 14:50 |
quote:Ok, dus je hebt een functie q(p). Als dq/dp<0, dan betekent dat dat als p groter wordt, q kleiner wordt. Als dq/dp>0, dan betekent dat dat als p groter wordt, q ook groter wordt. Het teken geeft dus aan of de lijn stijgt of daalt. Nou kun jij denk ik wel bedenken waar dat minteken in jouw geval vandaan komt ![]() -edit: Iblis was me voor ![]() | |
APPELBOOMZOR | donderdag 28 januari 2010 @ 15:06 |
quote:Damn, ty! ![]() ![]() @Andere (naam kwijt ![]() ![]() EDIT: Haushofer dus ![]() | |
Chapelle | donderdag 28 januari 2010 @ 15:54 |
hoe doe je dit: ![]() | |
Iblis | donderdag 28 januari 2010 @ 16:03 |
quote:Zo: Bedenk x-a = 1/xa: Boel naar de andere kant: Deel door 80: Vereenvoudig: | |
Hondenbrokken | donderdag 28 januari 2010 @ 16:15 |
quote:Waarschijnlijk heb ik hem fout, maar als je labda substitueert, krijgt je: En dat is waar voor alle waarden zolang y/x > 0 en x != 0 | |
Chapelle | donderdag 28 januari 2010 @ 16:15 |
Ok, thanx! Ik had een domme denkfout bij de 3e stap... iig bedankt. | |
Hondenbrokken | donderdag 28 januari 2010 @ 16:20 |
Oh, dat wat achter labda stond, was het antwoord. Ik dacht dat je dat moest substitueren en dan zou de opgave wel erg raar zijn omdat er zo'n beetje oneindig antwoorden zijn. Dan is het eigenlijk bestwel een makkelijke opgave. | |
Chapelle | donderdag 28 januari 2010 @ 16:22 |
quote:Ja het is een onderdeel van een contrained optimization functie dmv langrange;) | |
synthesix | donderdag 28 januari 2010 @ 20:46 |
quote:Ik begin het nu een beetje te begrijpen maar waar ik nog steeds mn hoofd over breek is hoe ze aan het uiteindelijke antwoord komen.. ![]() Ik neem aan dat ze gebruik maken van de binomiale expansie oid. Maar deze vergelijking voldoet helemaal niet aan de vorm van het binomium van newton zoals ik hem ken. Mis ik hier een tussenstapje ofzo? EDIT: vergelijking gecorrigeerd [ Bericht 0% gewijzigd door motorbloempje op 01-09-2013 21:35:42 ] | |
Granaatappel | donderdag 28 januari 2010 @ 20:52 |
quote:Dankje, zo ver was ik ook al gekomen met de kettingregel. Dom van me, klasgenoot vertelde me het vanmorgen op school: Wortel heeft geen top. | |
Riparius | donderdag 28 januari 2010 @ 20:57 |
quote:De uitspraak dat functies met een wortel geen locaal extremum kunnen hebben is in zijn algemeenheid niet juist. Ik had gehoopt dat je inzag dat de eerste afgeleide niet van teken wisselt bij x = 0. | |
Granaatappel | donderdag 28 januari 2010 @ 21:06 |
quote:Niet van teken wisselt? | |
Riparius | donderdag 28 januari 2010 @ 21:07 |
quote:Nee. | |
Granaatappel | donderdag 28 januari 2010 @ 21:09 |
quote:Ik snap jouw redenering niet helemaal: 'Niet van teken wisselt.' Achteraf zie ik gewoon in dat een wortelfunctie geen top heeft, mocht deze uitspraak niet juist zijn, kun je me dit dan verhelderen met een voorbeeld bij welke wortelfunctie hier wel sprake van is? | |
Riparius | donderdag 28 januari 2010 @ 21:13 |
quote:Een wedervraag: vertel eens aan welke voorwaarden een (differentieerbare) functie precies voldoet als er sprake is van een (locaal) minimum of maximum? quote:Probeer eens een wortel van een kwadratisch polynoom waarbij dat kwadratische polynoom zelf een maximum heeft (en dus als grafiek een bergparabool). Aangenomen dat de top boven de x-as ligt kun je nu ook de wortel van die kwadratische functie nemen, en die heeft dan toch ook een maximum? | |
Granaatappel | donderdag 28 januari 2010 @ 21:21 |
Kwadratisch polynoom etc. gaat mij te ver. Zit in V6 Wiskunde A. Antwoord op eerste vraag: f'(x) = 0. | |
Riparius | donderdag 28 januari 2010 @ 21:27 |
quote:Nee, dat gaat niet te ver, nu probeer je je er met een Jantje van Leiden vanaf te maken. Een kwadratisch polynoom is gewoon een veelterm van de vorm ax2 + bx + c. quote:Nee, dat antwoord is niet volledig. Voor een locaal minimum of maximum moet de eerste afgeleide niet alleen nul zijn maar op dat punt ook nog van teken wisselen, dus van positief naar negatief gaan (dan heb je een maximum) of van negatief naar positief gaan (dan heb je een minimum). Maar dat doet de eerste afgeleide van jouw functie nou juist niet, die is positief aan weerszijden van x=0. En dus heb je bij x=0 geen locaal extremum maar een buigpunt. Met de aanwezigheid van de wortel in het functievoorschrift heeft dit verder niets te maken. | |
Haushofer | donderdag 28 januari 2010 @ 21:37 |
quote:Dan heb je een nogal lineair wereldbeeld. | |
Granaatappel | vrijdag 29 januari 2010 @ 09:36 |
Van die term heb ik simpelweg nog nooit gehoord, en ik vind het niet prettig dat sommigen zich hier elitair opstellen. Ik heb totaal geen probleem met wiskunde, sta een 8.9. Afgeleide van een functie gelijkstellen aan 0 kan inderdaad of een maximum/minimum betekenen óf een buigpunt, dit kun je verder uitzoeken met de tweede afgeleide. Ik neem aan dat ik dit niet aan jullie uit hoef te leggen, daarom zie ik de noodzaak ook niet dat er aan mij vragen worden gesteld. | |
Haushofer | vrijdag 29 januari 2010 @ 09:44 |
Je kan het natuurlijk ook even googlen. Een kwadratisch polynoom is, zoals Riparius al zei, niks anders dan een uitdrukking als ax2 + bx + c met a,b,c constanten. Dat heb je natuurlijk al es eerder gezien; de nulpunten ervan kun je oplossen met de ABC-formule. Tenminste, ik mag hopen dat je niet het VWO verlaat zonder ooit een kwadratische vergelijking gezien te hebben. Mijn post was trouwens een poging tot een vrij matige nerdgrap en niet elitair bedoeld. Overigens, als een afgeleide van teken wisselt betekent dat dat de helling van teken wisselt, wat betekent dat een functie van dalend naar stijgend overgaat of van stijgend naar dalend. | |
Granaatappel | vrijdag 29 januari 2010 @ 09:48 |
quote:Natuurlijk ken ik die vorm, ik wist alleen niet dat dit een 'kwadratisch polynoom' heet. Overigens probeer ik die functies eerst te ontbinden in factoren (x +/- ...)(x +/- ...), als dat niet lukt inderdaad ABC-formule toepassen. | |
Iblis | vrijdag 29 januari 2010 @ 09:52 |
quote:Je hebt hier de tweede afgeleide niet per se nodig hoor om te bepalen of het een buigpunt is. Riparius had je de afgeleide al gegeven: 1/2·(x3 + 125)-1/2·3x2, of zo: Deze is dus 0 voor x = 0. Verder zie je dat de teller altijd positief is (kwadraat) en de noemer ook (wortel-term) voor zover deze bestaat, dus op de overige punten is de afgeleide sowieso positief, dus de afgeleide wisselt niet van teken wat bij een top of dal wel gebeurt. Je kun ook echt waarden invullen zoals x = 1 of x = -1. Maar dat komt op hetzelfde neer. [ Bericht 1% gewijzigd door Iblis op 29-01-2010 10:13:06 ] | |
Iblis | vrijdag 29 januari 2010 @ 09:56 |
quote:Dat is hopelijk jou niet aan te reken maar de onderwijsmethode, maar je zit serieus in 6VWO, doet wiskunde, en hebt de term ‘kwadratisch polynoom’ nog nooit gehoord? ![]() | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 10:05 |
quote:De definitie van een buigpunt is dat de tweede afgeleide van teken wisselt, en dat heeft niks met een stationair punt te maken. | |
Iblis | vrijdag 29 januari 2010 @ 10:12 |
quote:Oké, laat me het in dit geval herschrijven dan naar: je hebt de tweede afgeleide hier niet per se nodig om te bepalen of het stationaire punt ook een buigpunt is. | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 10:20 |
quote:Je redenering eronder beschrijft een stationair punt dat geen extremum is, dus ik snap niet waarom je het over buigpunten hebt. | |
Riparius | vrijdag 29 januari 2010 @ 10:35 |
quote:Inderdaad. En als iemand in een examenklas die naar eigen zeggen bijna een 9 voor wiskunde staat van een klasgenoot (!) hoort dat 'functies met een wortel geen top hebben' en dat vervolgens kennelijk ook voor zoete koek aanneemt, dan is er toch iets ernstig mis met het wiskundeonderwijs in die klas. | |
Iblis | vrijdag 29 januari 2010 @ 10:38 |
quote:Volgens mij volg ik je punt niet meer. | |
BasementDweller | vrijdag 29 januari 2010 @ 16:33 |
quote:Op het VWO noemden ze het volgens mij altijd een kwadratische vergelijking of een tweedegraads vergelijking. Maar als je latijn hebt gehad snap je polynoom ook wel zonder dat het aan je is uitgelegd ![]() | |
BasementDweller | vrijdag 29 januari 2010 @ 16:38 |
quote:Die klasgenooit zei "wortel heeft geen top". Deze uitspraak heeft geen betekenis als je niet zegt de wortel waarvan. De eenvoudigste wortel is wortel(x) en die heeft inderdaad geen top. Dus als je de uitspraak als zodanig interpreteert zou ik het ook slikken als zoete koek. Dus je kan het wiskundeonderwijs daardoor wel belachelijk gaan maken, misschien ook wel terecht, maar niet om een slordige formulering van een willekeurige klasgenoot in een willekeurige VWO klas. Dan schiet je toch echt door ![]() | |
Iblis | vrijdag 29 januari 2010 @ 16:44 |
quote:Behalve dat poly- en nomos uit het Grieks komen. ![]() | |
BasementDweller | vrijdag 29 januari 2010 @ 16:51 |
quote:Je krijgt grieks precies dan als je ook latijn krijgt. ![]() | |
koffiegast | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:12 |
Hey, ik zit met een probleem. Ik kan niet echt uitgoochelen of ik de juiste T-test pak en of ik juist iets anders moet hebben. Ik heb namelijk een experiment gerunt met 2 verschillende algoritmes. Namelijk robot planning. Robots lopen door een arena van een startpunt naar een eindgoal. Daarbij heb ik voor elke keer dat ik een simulatie deed (met 1 van de algoritmes) een random arena gecreëerd (dus op random posities obstakels). De startpositie is op (1,1) en eindgoal op (50,50) en de arena is 50x50 groot. Ideaal is er geen obstakel en loopt hij rechtstreeks naar de goal in 49 stappen (lager kan niet, en schuin kost evenveel tijd als hori/verticaal). Ik heb vervolgens op diverse nivo's % obstakels (0% obstakels, 5%, 10%, 15% etc tot 60%) 1000 runs gedaan met elk algoritme. Als resultaat krijg ik natuurlijk op 0% gemiddeld 49 en std 0, op 25% 67 gemiddeld en std 24 voor de ene algoritme en 58 gemiddeld met 3 std voor de andere. We hadden als hypothese dat de ene algoritme veel beter (minder stappen nodig heeft) dan de andere. Het probleem nu is, is dat het domein natuurlijke getallen zijn met een ondergrens van 49 en dat je dus niet zoiets hebt als 50,5 stap nodig maar juist 50 of 51. Nou had ik eerst aangenomen dat ik een T-test hiervoor kon gebruiken, maar ik twijfel vanwege het domein en de ondergrens. Na wat gezocht te hebben, kom ik er nog niet helemaal uit wat ik nou precies moet doen en of ik wel kan stellen dat het normaal verdeeld is. Iemand suggesties? Alvast bedankt | |
squig | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:14 |
de ondergrens is geen probleem voor een t-test. Of het normaal verdeeld is kun je gewoon plotten in een frequentietabelletje en kijken. Zelfs als het niet normaal verdeeld is, is dat niet echt een probleem voor je toets aangezien je zo veel waarnemingen hebt. | |
speknek | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:30 |
Maar 50,5 is hier wel een relevante waarde. Als je twee keer met een dobbelsteen gooit, een keer een 2 en een keer een 3, zeg je ook dat je gemiddeld 2,5 hebt gehaald. 12 Stappen is precies de helft van 24 stappen, niet 'een stuk minder'. Ik zou hier sowieso geen t-test doen maar een MANOVA trouwens. | |
koffiegast | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:32 |
Dus het maakt niet uit dat het onmogelijk is om lager dan 49 te halen? Kortom ik kan gewoon T-test gebruiken ongeacht dat het 'sort-of' begrenst is en dat het domein natuurlijke getallen is ipv reëel. Apart! Maar inderdaad wat speknek zegt, ik geef een gemiddelde met iets achter de komma (de mediaan dan weer niet want die is altijd een heel getal in mijn geval) en de std heeft ook wat cijfers achter de komma. | |
speknek | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:39 |
Volgens mij zou dat niet uit moeten maken, zolang het maar voor beide algoritmes geldt dat 49 de ondergrens is. Als je kijkt of twee groepen mensen een significant andere leeftijd hebben, hoef je er ook geen babies van 0 in te stoppen om de statistiek te laten werken. Maar desgewenst zou je in plaats van het aantal stappen natuurlijk het aantal extra stappen kunnen meten, dus alle scores -49 doen. | |
ErictheSwift | vrijdag 29 januari 2010 @ 17:59 |
OK, kunnen we nu even het semantisch geneuzel laten voor wat het is aub ![]() hier is wat ik tot nu toe heb gevonden: x2 - y2 = 1 impliciet differentiëren: d(x2 - y2) = d1 uitwerken: d(x2 - y2) = d1 d(x2) - d(y2) = 0 2xdx - 2ydy = 0 2xdx = 2ydy 2x = 2ydy/dx 2x/2y = dy/dx Dan denk je in eerste instantie: wat mo'k doar now mee? Nu, mss maar eens een substitutie proberen. We hebben per slot van rekening de oorspronkelijke vgl. x2 - y2 = 1, en die valt heus wel om te bouwen. x2 - y2 = 1 x2 - 1 = y2 SQRT(x2 - 1) = y _OF_ -SQRT(x2 - 1) = y inpluggen in de diff.vgl. x/SQRT(x2 - 1) = dy/dx Neem de limiet van x naar oneindig: x/SQRT(x2 - 1) = a worteltruuk gebruiken ( x = SQRT(x2) voor x => 0 ): SQRT(x2) ----------------------------------- = a SQRT(x2 - 1) Limietberekentechniek nummer zoveel: delen door de hoogste macht in de noemer: SQRT(x2/x2) -------------------------------------------------------------------------- = a SQRT(x2/x2 - 1/x2) uitdelen van breuktermen in teller en noemer SQRT(1) --------------------------------- = a SQRT(1 - 1/x2) laat x naar oneindig lopen: SQRT(1) -------------------- = a = 1 (met SQRT(x2) = -x voor x < 0 vinden we natuurlijk a = -1) SQRT(1 - 0) het lijkt er dus op dat we dus scheve asymptoten gaan vinden, en zo te zien wel meer dan 1. De algemene formule daarvoor luidt y - ax - b = 0 oftewel y - ax = b. So let's try that. we hebben 4 gevallen, want we hebben 2 mogelijke richtingscoëfficienten voor de asymptoten, en omdat x naar +oneindig en -oneindig kan lopen: -.1) SQRT(x2 - 1) -1x = b (voor x naar +oneindig) -.2) -SQRT(x2 - 1) -1x = b (voor x naar +oneindig) -.3) SQRT(x2 - 1) +1x = b (voor x naar -oneindig) -.4) -SQRT(x2 - 1) +1x = b (voor x naar -oneindig) om met 1 te beginnen: SQRT(x2 - 1) -1x = b weer een worteltruuk (eigenlijk breuken gelijknamig maken dmv merkwaardig product de wortel in de teller wegwerken) gebruiken: ( SQRT(x2 - 1) - x ) * ( SQRT(x2 - 1 ) + x ) -------------------------------------------------------------------------------- = b ( SQRT(x2 - 1 ) + x ) uitwerken: x2 - 1 - x2 ------------------------------------------------ = b ( SQRT(x2 - 1 ) + x ) -1 ----------------------------------------------- = b ( SQRT(x2 - 1 ) + x ) -1/SQRT(x2) ----------------------------------------------------------------------- = b ( SQRT (1 - 1/x2 ) ) + x/SQRT(x2) -1/x ---------------------------------------------------------- = b ( SQRT (1 - 1/x2 ) ) + x/x laat x naar oneindig gaan: -1/x ---------------------------------------------------------- = b = 0 ( SQRT (1 - 1/x2 ) ) + 1 Dit geeft dus voor 1 v/d asymptoten y = ax als vgl. Geval 2.) geeft volgens analoge berekeningen y = -ax voor de andere asymptoot. Geval 3.) en .4) leveren wederom y = ax en y =-ax op want het teken klapt alleen om. Mijn vraag; heb ik het wel goed gedaan, of staan de elitairen en Huysses onder ons weer te trappelen om te roepen dat ik er weer eens geen kont van snap? feel free to shoot ![]() [ Bericht 0% gewijzigd door ErictheSwift op 29-01-2010 18:15:12 ] | |
koffiegast | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:00 |
quote:Beide algoritmes zijn onderhevig aan dezelfde arena eigenschappen (dus minimaal 49 stappen nodig). Maar goed, kan ik nu dus een T-test runnen of moet ik toch aan de MANOVA (wat ik nog niet eens gehad heb geloof ik)? | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:00 |
quote:waarnaar differentiëren wij? | |
ErictheSwift | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:03 |
quote:bij impliciet differentiëren moet je toch term voor term te werk gaan, evt rekening houdend met zaken als productregel? | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:03 |
quote:ja was al te laat ![]() | |
speknek | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:09 |
quote:Je kunt het gemiddelde van de uitkomsten nemen en een t-test doen, of een manova doen over alle uitkomsten. Er is niets mis met het eerste, de uitkomst is makkelijk te verklaren. Als je niet weet hoe een manova werkt zou ik dat doen. Het kan bijvoorbeeld alleen zijn dat algoritme 1 heel goed is bij weinig obstakels, maar slecht bij veel obstakels, terwijl algoritme 2 heel goed is bij veel obstakels, maar slecht bij weinig. Als je dan het gemiddelde neemt, komen ze op evenveel stappen uit en zou je met een t-test denken dat er geen verschil in gebruik tussen de twee algoritmes zit. Met een manova is dat wel te achterhalen. | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:10 |
quote:bij de bepaling van b gaat je x² in de noemer fout. | |
GlowMouse | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:15 |
quote:Ik zou voor elk algoritme en voor elk aantal obstakels een flink aantal grote batches draaien en van elke batch het gemiddelde pakken. Van dat gemiddelde kun je (toepassing centrale limietstelling) zeggen dat hij normaal verdeeld is, bij benadering die nauwkeuriger is bij grote batch. Je hebt dan een reeks normaal verdeelde stochasten en je kunt de t-toets doen. Heel belangrijk is hier je random nummer generator. | |
ErictheSwift | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:20 |
quote:Gezien, my bad; ( SQRT (x2 - 1) + x ) ------------------------------------------ SQRT(x2) moet natuurlijk ( SQRT ( 1 - 1/x2) ) + x/SQRT(x2) = ( SQRT ( 1 - 1/x2) ) + x/x = ( SQRT ( 1 - 1/x2) ) + 1 worden | |
squig | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:25 |
een MANOVA met maar een afhankelijke? Dat is een beetje nutteloos. Wat wel beter zou zijn is een Anova / univariate met 2 onafhankelijke (robot als dichotoom en aantal obstakels als continu) of evt. zelfs een regressie-toets met robot als dummy. Uiteindelijk komen ze allemaal op hetzelfde neer. natuurlijke of reeele getallen maakt natuurlijk helemaal niets uit | |
koffiegast | vrijdag 29 januari 2010 @ 18:42 |
quote:De situatie is nu dat de ene algoritme op elk nivo (met uitzondering van 0% want daar scoren ze gelijk) beter scoort en ook nog eens veel lagere standaardafwijkingen heeft, zo scoort de ene met 60% obstacles 174,3571 gemiddeld en std 78.3578 en de andere 497,125 en std 261.7346. Ook op lagere % scoort de ene lager en is std meestal niet eens de helft. Wat een vriend van me deed was voor alle 13 levels (0%,5%,10%, etc tot 60%) de twee algoritmes vergelijken met een t-test (dus op 25% t-test tussen beide algos, dan 30%, dan 35% etc) en dan per level aanduiden dat het significant is of niet. Is dat handiger dan voor alle 13 levels samen per algoritme het gemiddelde nemen en dan er een uitspraak over doen? Ik heb nu dus voor alle 13 levels 2 verschillende algos gerund met ieder 1000 runs (dus 26000 runs totaal), en er vanuit gegaan dat er in principe 2 onafhankelijke variabelen zijn: het algoritme en % obstacles (waarbij dit niet continu % is btw) en 1 afhankelijke variabele: de hoeveelheid iteraties/stappen. | |
squig | vrijdag 29 januari 2010 @ 19:11 |
quote:alle 13 levels samen kun je doen maar dan verlies je informatie omdat je alleen nog een uitspraak over het geheel kunt doen. (vergeet niet dat je dan ook je std aan moet passen en je de kans loopt dat het geheeld niet meer significant is) beste is een 13 lvls x 2 algoritmes Anova te doen | |
Riparius | vrijdag 29 januari 2010 @ 19:39 |
quote:Je maakt het allemaal wel (onnodig) moeilijk. Herleiden geeft y = √(x2 -1) of y = -√(x2 -1), en dus: dy/dx = x/√(x2-1) of dy/dx = -x/√(x2-1) Je ziet dan direct dat dy/dx naar 1 of naar -1 gaat als |x| steeds groter wordt. Vanwege de symmetrie t.o.v. de oorsprong hebben de asymptoten dus als vergelijking y = x en y = -x. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 31-01-2010 00:04:05 ] | |
koffiegast | zaterdag 30 januari 2010 @ 21:36 |
Jaja daar is koffiegast weer met een huiswerkvraag. Ik dacht dat ik nulhypothese goed snapte. Maar zodra ik weer sites bezoek met uitleg erover of hoe het hele verwerpen werkt (of zelfs de uitleg van hoe de t-test functies uit matlab/R werken) dan maak ik me zelf gek. Kortom ik weet het ff niet meer. De gedachte is dat ik als hypothese heb dat algoritme 1 minder stappen nodig heeft dan algoritme 2. Dus de mean van algo1 < mean van algo2. Ik nam aan dat ik dit als alternatieve hypothese moet doen en als nulhypothese: algo1 >= algo2. Vervolgens heb ik in Matlab (na veel overleg met me groepje en lezen de functie) het volgende gedaan: ttest2(algo1, algo2, 0.05, 'left','unequal'). Waarbij ttest2 inhoudt two-sample t-test, 0.05 significantieniveau en 'left' inhoudt dat de means van algo1 lager is dan algo2 en 'unequal' dat de varianties van beide algo's verschillend zijn. Hieruit komt rollen H=1 (wat volgens de uitleg van de functie verteelt to "verwerp nulhypothese", maar ik ben nu zo in de war geraakt dat ik niet meer weet of datgene met 'left' wat ik invoer de nulhypothese is, of dat de functie zelf er iets anders van maakt) en p-value 0. Zelfs bij algo1: gemiddelde 50.5467 & sd 0.8604 & algo2: gemiddelde 51.3454 en sd 1.5319 geeft hij p-value 0. Dit lijkt me zo onrealistisch dat ik nog verder twijfel of dit allemaal klopt. Kortom ik weet het ff niet meer en het vinden van paginas die recht door zee zijn lijken niet te bestaan als het aankomt op statistiek Oo | |
GlowMouse | zaterdag 30 januari 2010 @ 21:43 |
Als je onzin in de computer stopt, moet je niet verwachten dat er wat zinnigs uitkomt. | |
koffiegast | zaterdag 30 januari 2010 @ 22:06 |
quote: ![]() volgensmij snap je dat dat me niet helpt. Ik heb nog gekeken of het resultaat anders is bij oneway anova/two way anova/ N way anova. Allemaal p-waarde 0. Of het is goed of ik doe iets goed fout en ik zie niet wat. | |
GlowMouse | zaterdag 30 januari 2010 @ 22:13 |
Die 'statistici' hierboven kunnen ook vast een 0,02 tevoorschijn toveren, of een 0,15 als je dat liever hebt. | |
koffiegast | zaterdag 30 januari 2010 @ 22:29 |
quote:Mja wellicht vraag ik wel te specifiek dat ik iets anders wil zien dan een 0. Het zal wel komen dat ik nog nooit iets heb gezien dat op het eerste oogslag vrijwel niet verschilt toch resulteert in een p-waarde van 0. Mogelijk komt het gewoon door de enorme hoeveelheid data, zodat hetgene onder de breuk gigantisch wordt en het resultaat zo klein wordt dat het in Matlab als 0 wordt weergegeven. [ Bericht 4% gewijzigd door koffiegast op 30-01-2010 22:34:56 ] | |
squig | zondag 31 januari 2010 @ 11:31 |
quote: ![]() met een hoge sample size kan zo'n klein verschil wel degelijk significant zijn trouwens | |
GlowMouse | zondag 31 januari 2010 @ 11:38 |
quote:Als hij het knopje voor de F-test had ingedrukt, had hij ook een mooie p-waarde gehad. Je moet er alleen geen conclusies aan willen verbinden. En ik dacht dat dit juist een compliment was. ''Hoe kan ik de statistische analyse zo aanpassen dat het doet wat ik wil' werd als goede eigenschap genoemd bij de winnares van de laatste rema-thesis award een paar maanden geleden. ![]() | |
squig | zondag 31 januari 2010 @ 11:39 |
quote:het ging ook om de " ![]() | |
Matr | zondag 31 januari 2010 @ 15:25 |
Ik heb een vraag over een formule: F = 30e5%+2%-3,5% = 31,069 Dacht dat die e een logaritme was. Ben alleen vergeten wat die e nu exact met 30 doet zodat 31,069 ontstaat. Iemand die mij dit simpel kan uitleggen ![]() | |
GlowMouse | zondag 31 januari 2010 @ 15:26 |
e is een getal, je moet gewoon in gaan vullen alles. | |
BasementDweller | zondag 31 januari 2010 @ 15:27 |
quote:e = 2.7183... Er staat dus gewoon dertig keer e tot de macht 3.5/100 | |
Matr | zondag 31 januari 2010 @ 15:37 |
Oke bedankt ik begrijp het ![]() | |
Discovery. | maandag 1 februari 2010 @ 14:52 |
Ik heb een cilinderkop met twee inlaatkleppen. Beide hebben een diameter van 20mm Ik moet een carburateur hebben die net zo groot is als de twee inlaatkleppen samen. Oftewel: ik heb twee gaten van 20mm en ik wil weten hoe groot de diameter is van een cirkel die gelijk is aan de oppervlakte van de twee gaten samen. Ik doe pi x r ^2 voor 1 gat dat is pi x 10 x 10 dan kom ik logischerwijs op 314,1592mm dus dat is de oppervlakte. die moet ik maal twee doen dat is 628,3164mm en nu moet ik de diameter weten van de cirkel met die oppervlakte toch? Ja ik heb Havo afgemaakt. Ik doe nu MBO en heb vrijdag zaterdag en zondag te veel gezopen, you do the math ![]() | |
thabit | maandag 1 februari 2010 @ 15:20 |
Gewoon die 20 met wortel(2) vermenigvuldigen. | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 15:31 |
quote:Zoals ik het begrijp heeft hij meerdere 'levels' gemaakt waar de robot doorheen moet lopen, dat lijken me gewoon verschillende afhankelijke variabelen. Tenzij de robots een soort geheugen hebben. quote:Tenzij je een retegoede onderbouwing hebt, zijn 1-tailed t-tests niet echt gebruikelijk (meestal worden ze zelfs niet eens geaccepteerd, want het lijkt vaak een trucje om toch significantie te scoren). Doe gewoon 2-tailed. nulhypothese = de twee algoritmes scoren gelijk. quote:Waarom wil je het per se in Matlab doen, en niet in een statistisch pakket zoals Statistica of SPSS? quote:Zeg blijf jij lekker met cijfertjes spelen en laat de wetenschap over aan de wetenschappers. | |
GlowMouse | maandag 1 februari 2010 @ 16:48 |
quote:Onzin, voor elke toets heb je onderbouwing nodig. Voor eenzijdig niet meer of minder dan voor tweezijdig. quote:De help van Matlab toont tenminste duidelijk wat het pakket precies doet. quote: ![]() | |
squig | maandag 1 februari 2010 @ 18:29 |
quote:dat zijn dus onafhankelijke variabelen... en wat glowmouse zegt, op dat spss na want syntax [ Bericht 5% gewijzigd door squig op 01-02-2010 18:39:04 ] | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 19:41 |
quote:Je hebt gelijk. Ik was in de war en zag ze als verschillende metrieken van de factor succes. [ Bericht 10% gewijzigd door speknek op 01-02-2010 19:46:36 ] | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 19:43 |
quote:Nee echt? quote:Jawel. quote:Wiskunde is geen wetenschap. | |
thabit | maandag 1 februari 2010 @ 19:46 |
quote:Sprak de informaticus. ![]() | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 19:48 |
quote:Informatica is, als afgeleide van wiskunde, ook geen wetenschap uiteraard. Eventueel zou je wat koffiegast nu doet nog zo op kunnen vatten, als observatie van een systeem. Maar ik doe geen informatica-onderzoek meer. | |
thabit | maandag 1 februari 2010 @ 19:53 |
Je deed toch onderzoek naar computerspelletjes? Of doe je nu weer iets anders? | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 19:54 |
Jawel, maar vanuit een cognitief-psychologische invalshoek. | |
BasementDweller | maandag 1 februari 2010 @ 19:55 |
Als er iets op aarde is wat je wetenschap kan noemen, dan is het wel wiskunde ![]() | |
squig | maandag 1 februari 2010 @ 19:58 |
quote:ok, dus een manova is dus niet nodig kunt een 2x2 anova doen, maar dan categoriseer je de obstakels, andere (voor interpretatie betere) opties zijn regressie of ancova | |
Riparius | maandag 1 februari 2010 @ 20:17 |
quote:Gauß noemde wiskunde de koningin der wetenschappen. En hij kon het weten. | |
squig | maandag 1 februari 2010 @ 20:23 |
quote:Wetenschap wordt doorgaans gezien als een proces waarbij, binnen bepaalde wetenschappelijk regels, kennis vergaard wordt. Dan is wiskunde dus geen wetenschap maar slechts een tool. | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 20:50 |
quote:Omdat hij als wiskundige zo onafhankelijk en een groot epistemoloog was ofzo? Sinds Kant kennen we de analytisch-synthetisch distinctie, en alhoewel er wat discussie bestaat over de onoverbrugbaarheid van Hume's Fork sinds WvO Quine, moge het duidelijk zijn dat de empirie aan de andere kant van het spectrum staat ten opzichte van de episteme van de wiskunde. | |
Iblis | maandag 1 februari 2010 @ 21:04 |
Wetenschap heeft in de loop der jaren een betekenisverschuiving ondergaan. Oorspronkelijk is het, tamelijk letterlijk, een verzameling van kennis, en als zodanig toepasbaar op ongeveer elke activiteit die kennis verzamelde. Net zoals het Latijnse scientia ook kennis of kunde in de breedste zin betekende:quote:Wetenschap heeft ook in het Nederlands al die begrippen gehad, zie het WNT: quote:Ook voor het Duitse Wissenschaft geldt zo’n ruim begrip: quote:Als zodanig is het met name een semantisch-filosofische kwestie wat je onder wetenschap wilt verstaan. Sensu stricto kun je het beperken tot b.v. falsifieerbare empirische kenvormen. Voor Gauß kon het dus best heel wat anders betekenen dan voor ons. (Zoals voor Augustinus de mathematici b.v. ook de astrologen waren. ![]() [ Bericht 1% gewijzigd door Iblis op 01-02-2010 21:10:34 ] | |
Q.E.D. | maandag 1 februari 2010 @ 21:09 |
quote:Dit geldt für immer. ![]() En nog verderop staat een filosoof die zich afvraagt waar hij is en of hij bestaat. ![]() | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 21:10 |
Wat mij betreft is het meer het begrip kennis dat een semantische verandering heeft ondergaan, van rationalisme naar empirisme, maar we gaan nu wel ver offtopic ![]() | |
speknek | maandag 1 februari 2010 @ 21:14 |
quote:Interessant om het met een ancova te doen, ik snap dat het technisch gezien 'under the hood' niet zo veel verschilt met een regressie, misschien is het zelfs wel beter, maar het is in deze context raar om het een covariaat te noemen. | |
Q.E.D. | maandag 1 februari 2010 @ 21:18 |
quote:Of je kan het nog bonter maken, zoals Bertrand Russell: quote:http://en.wikipedia.org/wiki/Knowledge_by_acquaintance | |
squig | maandag 1 februari 2010 @ 21:19 |
quote:true maar als je binnen de anova-set wilt blijven en geen regressie wilt gebruiken is het voor zover ik weet de enige manier om toch een continue onafhankelijke variabele er in te verwerken. Je zult alleen iets uitgebreider over je interpretatie na moeten denken denk ik, ik heb het ook nog nooit zo gebruikt, regressie is wat simpeler ![]() | |
koffiegast | maandag 1 februari 2010 @ 21:20 |
quote:Omdat ik de simulatie in matlab deed en ik heel veel capriolen moet uithalen 1000 cijfers voor elke parameterinstelling eruit te hale, apart bewaren en vervolgens in R of dergelijk te openen (inleze ook uitzoeken) en dan pas iets mee kan doen ![]() Als goed is heb ik 2-way gedaan. En de nulhypothese heb ik idd Algo1==algo2 gedaan. (Eergister ingeleverd nog) | |
speknek | dinsdag 2 februari 2010 @ 14:28 |
Niet echt huiswerk, maar toch wiskunde deficientie mijnerzijds: Ik heb acht verschillende concepten. Die wil ik paarsgewijs in alle verschillende combinaties aanbieden. Naar mijn idee heb je dan 8 boven 2 combinaties. Het artikel waarin de procedure wordt uitgelegd rept alleen over n(n-1)/2. Uit berekeningen komt altijd hetzelfde. Zijn deze formules ook hetzelfde? | |
speknek | dinsdag 2 februari 2010 @ 14:31 |
nvm, nu ik er wat langer over nadenk is dat natuurlijk zo, want 8 boven 2 = 8! / 6! / 2! = 8*7 * 6! / 6! / 2. | |
Iblis | dinsdag 2 februari 2010 @ 15:06 |
Of, in het algemeen: 2! = 2 immers, en als je de factoren van (n - 2)! wegdeelt uit de teller blijft daarin n(n - 1) over. | |
andrew.16 | dinsdag 2 februari 2010 @ 17:52 |
Is er een functie in Mathematica waarbij je via de plot een x-waarde kan aflezen? Ik heb namelijk m'n y-waarde maar moet "via de grafiek" m'n x-waarde vinden. Iemand enig idee? | |
BasementDweller | dinsdag 2 februari 2010 @ 18:33 |
quote:Wat bedoel je met "via de grafiek"? Je kan het in ieder geval doen als volgt. Stel f[x] is de funtie, dan doe je: Solve[f[x]==y,x]. | |
Hanneke12345 | dinsdag 2 februari 2010 @ 19:39 |
Algebrasom: Laat x1, ..., xn elementen van een groep G zijn. Bewijs: Ik zit t ekijken naar de eigenschappen die ik ken over een groep. Ik heb het drietal: associatief, er is een eenheidselement en elk element heeft een inverse staan, maar ik heb geen idee of/hoe ik het met deze drie moet bewijzen. [ Bericht 5% gewijzigd door Hanneke12345 op 02-02-2010 19:50:25 ] | |
thabit | dinsdag 2 februari 2010 @ 19:41 |
Inductie naar n. | |
tony_clifton- | woensdag 3 februari 2010 @ 00:02 |
Woeps, moest in natuurkunde staan; voor de geïnteresseerden zie spoiler ![]() SPOILER [ Bericht 0% gewijzigd door tony_clifton- op 03-02-2010 00:12:31 ] | |
thabit | woensdag 3 februari 2010 @ 00:10 |
Ik ben bang, dat je voor dat soort vragen in het andere beta-topic moet zijn. | |
Matr | donderdag 4 februari 2010 @ 15:21 |
Weet iemand hoe je zo`n vergelijking snel kunt oplossen? Kom er niet uit ![]() 130 = c/(1+4%) + c /(1+4%)^2 + (130+c) / (1+4%)^3 c = 5,2 | |
BasementDweller | donderdag 4 februari 2010 @ 16:22 |
quote:Als je c al weet, wat wil je dan nog oplossen? ![]() | |
Matr | donderdag 4 februari 2010 @ 16:48 |
Ik wil weten hoe ik dat zelf kan doen ![]() | |
Iblis | donderdag 4 februari 2010 @ 16:59 |
quote: Je kunt in principe direct links en rechts met 1.043 vermenigvuldigen, maar met de eerste twee stappen is het idee denk ik inzichtelijker: Eerst noemers gelijk maken: Alles onder één noemer brengen: Vermenigvuldig nu links en rechts met 1.043: Breng de 130 naar de andere kant: Haal nu rechts c buiten haakjes: Als je het uitrekent heb je dan: 16,2323 = 3,1216c en dus c ≈ 5.2. | |
BasementDweller | donderdag 4 februari 2010 @ 17:11 |
quote:Precies 5.2 zelfs ![]() | |
Granaatappel | donderdag 4 februari 2010 @ 17:21 |
quote:Staat je rekenmachine denk ik ingesteld op 1 decimaal. | |
Iblis | donderdag 4 februari 2010 @ 17:26 |
quote:Nee, het is precies 5.2: Substitueer dat dat en maak van de linkerkant 130(1.043 - 1) en je vindt dat c = 130·0.04 = 130/25 = 5 1/5. Maar ik had er net niet bij nagedacht en het gewoon numeriek gedaan en aangenomen dat ’t afrondde. Nou ja. | |
Matr | donderdag 4 februari 2010 @ 17:36 |
Bedankt voor de heldere uitleg ![]() | |
BasementDweller | donderdag 4 februari 2010 @ 17:40 |
quote:Ik vergeef het je ![]() | |
Luciano23 | vrijdag 5 februari 2010 @ 11:46 |
Ik ben bezig met een keuzevak en daar wordt enige kennis van DV verondersteld. Nu heb ik dat nooit gehad, dus ik probeer me een beetje wegwijs te maken. Maar ik kom er vaak bij gekoppelde systemen niet uit. Bijvoorbeeld het volgende systeem: Er zijn 2 bakken. Beide bakken hebben een gat. Bak 1 stroom leegt in Bak 2. Bak 2 stroom gewoon leeg in de omgeving. In de beginsituatie is Bak 2 leeg en zit Bak 1 vol. Nu wil ik graag een differentiaalvergelijking opstellen die de hoogte van het waterniveau in bak 2 beschrijft. Daarbij is het gat in Bak 2 een factor Y kleiner dan het gat in Bak 1. | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 11:47 |
Hoe snel komt het erin; hoe snel komt het eruit? | |
Luciano23 | vrijdag 5 februari 2010 @ 12:01 |
quote:Dat wordt beschreven door de DV: h'=-ch lijkt me, waarbij h de hoogte is van het waterniveau in Bak1? Het uitstroomdebiet is niet constant toch? | |
dof | vrijdag 5 februari 2010 @ 13:58 |
Ik vroeg me af hoe in het laplacedomein bepaald kan worden naar welke waarde de output convergeert als de input een dirac kam is met frequentie 1/T. Het gaat hierbij om eerste orde overdachtsfuncties in de vorm 1/(s+c). | |
Riparius | vrijdag 5 februari 2010 @ 16:50 |
quote:Het is niet handig dat je je vragen over het opstellen van differentiaalvergelijkingen voor leegstromende waterreservoirs nu in twee verschillende topics tegelijk post. Kijk even in het andere β-topic, daar heb ik net je eerdere vraag proberen te beantwoorden. Voor deze vraag kun je m.i. heel goed inspiratie opdoen uit die vraag over zoutconcentraties in twee met elkaar in verbinding staande waterreservoirs waar ik je al eerder naar verwees. | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:20 |
Ik heb een meetkunde probleem waar ik niet uit kom. Van een driehoek ABC is zijde AB even lang als de straal van de omgeschreven cirkel. Hoe groot is hoek c? Wellicht dat je gebruik moet maken van de stelling van Thales? Alle hulp is welkom! | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:26 |
quote:Je kunt in een schets twee stralen tekenen. Het is direct wel duidelijk naar welke twee punten dat moet, en daarna is het makkelijk ![]() | |
gaussie | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:30 |
Ik heb het getekend, maar toch zie ik het niet. Kun je iets duidelijker zijn? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:30 |
quote:Zie je al een gelijkzijdige driehoek? | |
GlowMouse | vrijdag 5 februari 2010 @ 22:31 |
[Bèta wiskunde] Huiswerk- en vragentopic |