zoem | maandag 2 januari 2012 @ 13:55 |
Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde. Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld! Opmaak: • met de [tex]-tag kun je Latexcode in je post opnemen om formules er mooier uit te laten zien (uitleg). Links: • http://integrals.wolfram.com/index.jsp: site van Wolfram, makers van Mathematica, om online symbolische integratie uit te voeren. • http://mathworld.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg korte wiki-achtige artikelen over wiskundige concepten en onderwerpen, incl. search. • http://functions.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg identiteiten, gerangschikt per soort functie. • http://scholar.google.com/: Google scholar, zoek naar trefwoorden specifiek in (wetenschappelijke) artikelen. Vaak worden er meerdere versies van hetzelfde artikel gevonden, waarvan één of meer van de website van een journaal en (dus) niet vrij toegankelijk, maar vaak ook een versie die wel vrij van de website van de auteur te halen is. • http://www.wolframalpha.com Meest geavanceerde rekenmachine van het internet. Handig voor het berekenen van integralen, afgeleides, etc... OP | |
zoem | maandag 2 januari 2012 @ 13:56 |
| |
Warren | maandag 2 januari 2012 @ 14:11 |
@ freiss en zoem: bedankt voor jullie antwoord! | |
kutkloon7 | dinsdag 3 januari 2012 @ 00:57 |
Zou iemand kunnen toelichten wat hier precies gebeurt? Uit een oud studieboek, er staat verder geen toelichting bij . Het staat na een hoofdstuk over grootste gemene delers en kleinste gemene veelvouden... Ik zie wel dat 8 de grootste gemene deler van 16 en 24 is, en 3 van 24 en 9, en 4 van 32, 24 en 16, maar wat ze nou precies doen is me nog onduidelijk. [ Bericht 22% gewijzigd door kutkloon7 op 03-01-2012 01:06:40 ] | |
VanishedEntity | dinsdag 3 januari 2012 @ 01:01 |
Hee, als je een vraag post wel ff laten staan ja; niet gelijk weghalen als je het antwoord al hebt. | |
GlowMouse | dinsdag 3 januari 2012 @ 01:15 |
Het komt uit http://ia600306.us.archiv(...)elemen00carrrich.pdf (pagina 37), maar daar staat ook geen uitleg bij | |
GlowMouse | dinsdag 3 januari 2012 @ 02:22 |
Met http://nl.wikipedia.org/wiki/Worteltrekken kom ik op dit onvolledige verhaaltje: Je begint van rechts met het maken van groepjes van 2 coefficienten. De 16 blijft los over. 16 is een kwadraat, dus daar komt de 4 in het antwoord van. Dan het volgende groepje van 2: -24+41. De voorlopige wortel is 4, twee maar vier is die 8 die links staat*. -24/8 = -3 rest 0. Dan trek je van -24+41 de 8*(-3) + 3^2 af, houd je de 32 over. Pak je er weer een groepje van twee getallen bij. thabit komt morgen vertellen hoe het verder gaat *het voorlopige antwoord is 4a+b, waarbij a is zoals in de opgave en b wat we verder nog zoeken. (4a+b)² = 16a²+8ab+b². Die 24 is de 8b, dus b=-3. [ Bericht 10% gewijzigd door GlowMouse op 03-01-2012 02:39:13 ] | |
kutkloon7 | dinsdag 3 januari 2012 @ 12:20 |
Volgens mij snap ik het. Ze zoeken eerst een x en y zodat Dan is x natuurlijk 4, dan zoeken we y zodat Dus y = -3 Dan heb je: En dan haal je die 9 van de 41 af, en hou je 32 over. Dan doen ze: dus kan je alleen al uit die z2 = 16 concluderen dat z 4 moet zijn (en dan moet je natuurlijk wel controleren of z = 4 wel het gewenste resultaat oplevert als je hem invult in de middelste formule, anders is er geen mooie wortel). Ok, dit is geloof ik niet echt wat ze daar doen, maar voor mij werkt het . En nu moet ik leren, ik kijk er misschien vanavond of morgen nog een keer naar, want nu snap ik er niks meer van als ik naar die methode van het plaatje kijk . Dank voor de hulp! Edit: ik had natuurlijk net zo goed in één keer: kunnen stellen, en dan kunnen concluderen dat x = 4 (want x2 moet 16 zijn), dan dat y = -3 (want 2xy = 8y = -24), en dan z = 4 (want z2 = 16) (nu ben ik de mogelijkheden x = -4 en z = -4 vergeten, als je deze neemt krijg je gewoon de negatieve polynoom, wat in het kwadraat ook 16a2 - 24aa + 41a + 24 a + 16) is, maar geen wortel omdat deze negatief is) [ Bericht 17% gewijzigd door kutkloon7 op 03-01-2012 12:30:15 ] | |
thenxero | dinsdag 3 januari 2012 @ 12:23 |
Waarom moet je dit weten? Check hier de laatste pagina, waarom het werkt. http://www.rightbase.nl/Worteltrekken_met_pen_en_papier.pdf | |
kutkloon7 | dinsdag 3 januari 2012 @ 12:32 |
Eh, algemene interesse Dat lijkt inderdaad de methode te zijn die ze daar ook gebruiken, thanks (ik kijk er vanavond of morgen verder naar). [ Bericht 3% gewijzigd door kutkloon7 op 03-01-2012 12:37:44 ] | |
s4enohPi | zondag 8 januari 2012 @ 23:36 |
Ik weet niet goed waar ik dit moet plaatsen, en aangezien het voor een vak wiskunde en financiële rekenkunde is plaatst ik het hier.. Een studente moet aan het einde van iedere half jaar 12 gelijke termijnen van ¤500,- betalen aan een bank. S.I. = 8 % per jaar. De eerste termijn moet betaald worden op 31 december 2008. De in financiële nood geraakte studente wil na betaling van de eerste 2 termijnen de betaling van de overige 10 termijnen met 1 jaar uitstellen: dit betekent dat de studente op 31 december 2010 het derde termijnbedrag zal betalen, op 30 juni 2011 zal zij het vierde termijnbedrag betalen..etc. b1) Hoe groot is de resterende restschuld van de studente op 1 juli 2009 direct na betaling van de tweede termijn? Mijn antwoord is: R = Ann [ 1/1.0392 .... + 1/1.0392^10] Som meetkundige rij = 8.1433 Nu heb ik als antwoord 500 * 8.1433 = 4017.65 euro, maar de '500' klopt in dit geval niet. Hieronder een voorbeeld uit het boek: Ik snap dan ook niet hoe ze hier aan de 37.488,80 komen. | |
GlowMouse | zondag 8 januari 2012 @ 23:44 |
In het voorbeeld: je kunt niet 200.000 door 8 delen, want er komt ook nog rente bij. Om die 37.488 uit te rekenen, moet je ook weer gebruik maken van een meetkundige rij. Daar staat vast ook wel een voorbeeldje van in je boek, anders kun je het uitschrijven. | |
Kaneelstokje | zondag 8 januari 2012 @ 23:51 |
Ik heb een vraag. Ik heb slakkenhuisjes gemeten op een aantal punten en daar ook ratio's tussen genomen. Nou wil ik weten of de verschillen die er tussen de verschillende populaties zijn veroorzaakt worden door ecologische parameters (regenval, temperatuur, hoogte). Een vriend raadde mij een covariantie matrix aan, maar hij is nu op vakantie en kan me daar niet mee helpen. Wat zeggen de cijfers in zo'n matrix precies? | |
GlowMouse | zondag 8 januari 2012 @ 23:53 |
Je kunt geen oorzaken bepalen aan de hand van het door jou uitgevoerde onderzoek. | |
Kaneelstokje | zondag 8 januari 2012 @ 23:56 |
Ik begrijp dat je niet met zekerheid kunt zeggen dat iets daardoor veroorzaakt wordt. Maar stel dat ik wil zien of er een verband bestaat tussen bijvoorbeeld grootte van de schelp en hoogte van vindplaats. Hoe kan ik dit dan aanpakken? Ik weet helaas vrij weinig van statistiek, dus alvast mijn excuses als ik hier dom overkom. | |
GlowMouse | maandag 9 januari 2012 @ 00:06 |
Dat gaat met een statistische toets. Iemand met kennis van regressie zou je hierbij kunnen helpen, misschien ken je iemand aan een sociale of economische faculteit want het is lastig om hier allemaal neer te zetten. | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 13:58 |
wat is de afgeleide van: 1/wortel3x | |
Haushofer | donderdag 12 januari 2012 @ 14:06 |
Schrijf deze functie als | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 14:15 |
dan krijg je -1/2 . (3x)^-1,5 . 3? | |
GlowMouse | donderdag 12 januari 2012 @ 14:18 |
En dan kun je dat nog mooier opschrijven. | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 14:20 |
ja tegen die stap loop ik aan | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 14:23 |
Ik zou zeggen (-1 / 2 . wortel3x) . 3 | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 14:30 |
ik denk dat ik hem heb: (-1 . 1 . 1 / 2 . 3x . wortel 3 ) x 3 = -1 / 2x wortel 3 | |
Haushofer | donderdag 12 januari 2012 @ 14:33 |
Je krijgt | |
zoem | donderdag 12 januari 2012 @ 14:40 |
Ken je de kettingregel? Want die moet je hier gebruiken. | |
Tauchmeister | donderdag 12 januari 2012 @ 14:51 |
Ik moet y vrijmaken uit p-(15y^2-80y+96)=0. p-(15y^2-80y+96)=0 p=(15y^2-80y+96) Wanneer ik de abc-formule gebruik kom ik uit op D=(-80)^2-(4*15*96)=640. In het dictaat gaat men echter uit van een discriminant van 640+60. Waar komt die 60 vandaan? [ Bericht 2% gewijzigd door Tauchmeister op 12-01-2012 15:07:57 ] | |
Haushofer | donderdag 12 januari 2012 @ 14:53 |
Wat heb je met je p gedaan? | |
bloodysunday | donderdag 12 januari 2012 @ 14:57 |
Ja die ken ik volgens mij moet het goed zijn op die manier, tenminste als ik naar het antwoord uit het boek kijk. | |
Tauchmeister | donderdag 12 januari 2012 @ 14:58 |
Eigenlijk niets nu ik het zo bekijk. In het dictaat verdwijnt deze echter ook en wordt het y(p)=8/3±1/30*(640+60)^0,5. Daar kom ik ook op uit, op die 60 na in de discriminant. | |
Haushofer | donderdag 12 januari 2012 @ 15:04 |
Ik heb de vgl De discriminant is dan De oplossing voor y wordt dan | |
Tauchmeister | donderdag 12 januari 2012 @ 15:13 |
Dus in het dictaat zijn ze vergeten om een p achter die 60 te zetten? Dan is de discriminant dus 640+60p. | |
Haushofer | donderdag 12 januari 2012 @ 15:15 |
Die discriminant moet iig een p bevatten Je hebt immers (met mijn notatie) dat C = -(96+p). | |
Tauchmeister | donderdag 12 januari 2012 @ 15:16 |
Thanks. | |
Sir_Windsor | donderdag 12 januari 2012 @ 21:44 |
Ik heb het volgende in R geschreven om een CDF van een compound poisson distributie te schatten met behulp van simulatie. N<-rpois(1000,5) X=(1:1000) for (i in 1:1000){ x=sample(1:6, N[i], repl=T, prob=c(1,1,1,2,2,3)) X[i]=sum(x)} Nu wil ik alleen graag van X weten hoe vaak elke waarde voorkomt. Iemand enig idee? | |
thenxero | zondag 15 januari 2012 @ 17:40 |
[ Bericht 53% gewijzigd door thenxero op 16-01-2012 18:19:17 ] | |
Oneironaut | zondag 15 januari 2012 @ 20:40 |
Gewone differentiaalvergelijking, homogeen met complexe eigenwaarden Ik heb het volgende beginwaardeprobleem: Een zeker oplossing is Met is de eigenwaarde van de bovenstaande matrix en de bijbehorende eigenvector. Ok. Ik bereken de eigenwaarden... die blijken en (de compl. geconjugeerde). De bijbehorende (eerste) eigenvector is Tot zover alles goed. Gechecked en klopt. Maar nu wil ik dus de algemene oplossing opschrijven. En tref ik twee verschillende uitleggen aan. • Mijn dictaat zegt: De algemene oplossing wordt nu gegeven door: omdat zowel de eigenwaarden, eigenvectoren als factoren complex geconjugeerden van elkaar zijn. • Maar een ander dictaat zegt (en dit snap ik dus wel): de algemene oplossing wordt gegeven door: Waarbij en volgen door je eerste specifieke oplossing te schrijven als Vervolgens haal je uit de beginconditie de constanten. • Met het andere dictaat kom ik op het antwoord dat ook wolframalpha onderschrijft: klik • Maar met eigen dictaat kom je op: En dat lijkt toch niet hetzelfde te zijn.... Dus mijn vraag is klopt het onderstreepte uit mijn dictaat? En zo ja, leveren beide aanpakken dan dus wel hetzelfde antwoord op? [ Bericht 0% gewijzigd door Oneironaut op 15-01-2012 20:48:13 ] | |
thabit | zondag 15 januari 2012 @ 20:51 |
Je gaat er hier van uit dat c1 reëel is, maar dat hoeft niet. | |
Oneironaut | zondag 15 januari 2012 @ 20:54 |
Ah verhip. Als ik dus nu uit mijn specifieke eerste oplossing m.b.v. de begincondities c1 afleid en dan vervolgens die regel uit het dictaat toepas zou er hetzelfde moeten uitkomen? Bedankt voor je snelle antwoord | |
Oneironaut | zondag 15 januari 2012 @ 20:56 |
Nee wacht hoe kom ik nu aan c1? | |
thenxero | maandag 16 januari 2012 @ 22:34 |
Laat {N(t), t>0} een Poisson proces zijn met parameter k. Bereken E(N(4) - N(2) | N(1)=3). Ik heb twee manieren bedacht, maar ze geven verschillende antwoorden. Wat gaat er fout? E(N(4) - N(2) | N(1)=3) = E(N(3) - N(1) | N(1)=3) (vanwege "stationarity") = E(N(3) - 3) = 3k -3 E(N(4) - N(2) | N(1)=3) =E(N(4) - N(2)) (vanwege "independent increments") =E(N(2) - N(0)) (vanwege stationarity) =E(N(2)) =2k | |
twaalf | maandag 16 januari 2012 @ 23:17 |
Dit klopt niet want N(3) | N(1)=3 heeft een andere verdeling dan N(3). | |
thenxero | maandag 16 januari 2012 @ 23:32 |
Ah, dus E(N(4) - N(2) | N(1)=3) = E(N(3) - N(1) | N(1)=3) = E(N(3) | N(1) = 3) - 3 = E(N(2)) + 3 - 3 = 2k En dan klopt het weer. Thanks. | |
Anoonumos | woensdag 18 januari 2012 @ 17:40 |
Is er iemand die me op weg kan hen helpen met deze vraag over continuiteit? [ Bericht 22% gewijzigd door Anoonumos op 18-01-2012 18:01:07 ] | |
Physics | woensdag 18 januari 2012 @ 18:54 |
Let niet op wat na = teken staat, ik heb het even in wolfram ingetypt zodat ik niet met LaTeX hoefde te kloten Evalueer over gebied D met D={(x,y)| |x|+|y|=<1} (1) Ondergrens x en y zijn als |x| of |y| minimaal zijn voor |x|+|y|<=1, dat is voor x,y=-1 als y,x=0 (2) Bovengrens x en y zijn als |x| of |y| maximaal zijn voor |x|+|y|<=1, dat is voor x,y=1 als y,x=0 (3) Dus integreren naar x en y met beide grenzen van -1 naar 1 Klopt mijn gedachtegang?? | |
twaalf | woensdag 18 januari 2012 @ 19:56 |
Gewoon even een plaatje tekenen hoe gebied D eruit ziet. Je krijgt dan een gebied dat wordt afgebakend door de vier lijnen |y|=1-|x|. Ja dat zijn vier lijnen, want |y|=+-y, |x|=+-x. | |
twaalf | woensdag 18 januari 2012 @ 19:57 |
Geen plaatjes kopiëren van Wolfram, want die zijn binnen een uur weer verdwenen van hun server. | |
twaalf | woensdag 18 januari 2012 @ 20:10 |
Voor de x die de inversen zijn van een natuurlijk getal, is het bewijs makkelijk. Maar als je een x hebt die bijvoorbeeld ligt in het interval ligt, staat er niets over convergentie. In de limiet gaat de lengte van dit interval naar nul, dus kun je dan bewijzen dat kleiner is dan een zekere . Als je het voor beide soorten x hebt bewezen, heb je het voor het gehele interval bewezen. | |
slacKard.x | woensdag 18 januari 2012 @ 21:00 |
Goedenavond FOK!ers. Ik snap deze vragen niet, eerst lukte het aardig maar ik ben het na de kerstvakantie weer helemaal kwijtgeraakt Ik heb de blaadjes even gescanned. http://img52.imageshack.us/img52/29/17012012443copycopy.jpg (copy/paste deze link) http://img688.imageshack.us/img688/2536/17012012445copy.jpg (copy/paste deze link) Groeten SlacKard | |
twaalf | woensdag 18 januari 2012 @ 21:02 |
Nog een vraag in het bijzonder want ik ga niet 8 vragen voormaken? | |
slacKard.x | woensdag 18 januari 2012 @ 21:05 |
Vraag 1. | |
Merkie | woensdag 18 januari 2012 @ 21:07 |
1a. Pythagoras. 1b. Sinus/cosinus (SOSCASTOA). | |
slacKard.x | woensdag 18 januari 2012 @ 21:09 |
Ah thx, ik snap t weer! | |
thenxero | woensdag 18 januari 2012 @ 21:09 |
Alle opgaven zijn te doen met soscastoa & pythagoras | |
twaalf | woensdag 18 januari 2012 @ 21:10 |
a) ABC is een rechthoekige driehoek. In een rechthoekige driehoek geldt de stelling van Pythagoras. De 'schuine zijde' is AC, dus Hierin kun je de waardes van AB en BC invullen. b) ABC is een rechthoekige driehoek. In een rechthoekige driehoek gelden de goniometrische identiteiten, samengevat als Sos-cas-toa. Stel dat je op punt A gaat staan en naar de driehoek kijkt, dan is AB de aanliggende rechthoekszijde, AC de overstaande rechthoekszijde en BC de schuine zijde. Omdat je AB en BC het nauwkeurigste weet, gebruik je de goniometrische identiteit waar o en a in voorkomen, dit is die van de tangens. , verder invullen. | |
slacKard.x | woensdag 18 januari 2012 @ 21:11 |
Das mooi om te horen, heb hier nog een blaadje met alle info over SOSCASTOA, dus dat komt goed. | |
Merkie | woensdag 18 januari 2012 @ 21:12 |
Volgens mij had je net zo goed je boek even open kunnen slaan, luiwammes . | |
slacKard.x | woensdag 18 januari 2012 @ 21:17 |
Nee want ik wist totaal de functie niet meer van de Stelling van Pythagoras, ik dacht dat het sinus was maar dan minder handig | |
JohnSpek | donderdag 19 januari 2012 @ 13:38 |
Als ik in SPSS een lineaire regressie uitvoer, dan vind ik het vreemd dat eigenlijk alles wel significant is. Ik heb een grote dataset. Elke willekeurige combinatie van variabelen heeft een significant effect, de R^2 is daarentegen soms heel laag (0,0005) dus de onafhankelijke variabel verklaart vrijwel niks in de afhankelijke variabel. Hoe kan het dat zowat alles significant is? | |
Kaas- | donderdag 19 januari 2012 @ 15:52 |
4(1/4Q)2 = 1/4Q2, terwijl ik dacht dat het 1/2Q2 zou moeten zijn. Kan iemand mij het rekenregeltje uitleggen die ik blijkbaar vergeten ben? Ik deed: 4(1/4Q)2 4(1/8Q2) 1/2Q2 | |
zoem | donderdag 19 januari 2012 @ 15:58 |
De regel dat je bij een breuk in het kwadraat, de teller en noemer kwadrateert? En aangezien 4*1/16 weer 1/4 is komt er 1/4Q2 uit. | |
Kaas- | donderdag 19 januari 2012 @ 16:00 |
Ah, zowel teller als noemer kwadrateren dus. Bedankt! | |
Andeh | donderdag 19 januari 2012 @ 23:33 |
Even snelle vraag. Hoe werk ik dit uit? Wil het graag buiten haakjes werken. Graag met de stappen erbij. Bvd (8x+6)^7 | |
kutkloon7 | donderdag 19 januari 2012 @ 23:35 |
Ik zou het je kunnen uitleggen, ik denk dat googlen naar 'binomium van Newton' sneller is. Je zou ook alles term voor term kunnen uitwerken, maar dat duurt een stuk langer en is een stuk gevoeliger voor rekenfouten: (8x+6)^7=(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)=(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)(8x+6)(64x^2+36+96x)=... en zo door [ Bericht 16% gewijzigd door kutkloon7 op 19-01-2012 23:42:43 ] | |
IrishBastard | zondag 22 januari 2012 @ 14:58 |
Ik ga er voor het gemak even van uit dat statistiek ook wiskunde is. Ik zit met het volgende probleem: In een bernoulli experiment met onbekende kans p op succes wordt 50 keer gegooid (n=50), waarvan 30 keer succesvol is (x=30). Ik moet het rechtseenzijdige betrouwbaarheidsinterval voor p op onbetrouwbaarheidslevel 5% bepalen. Wat ik tot nu toe gedaan heb: n=50 x=30 p=3/5 q=2/5 sigma=sqrt(50.3/5.2/5)=3,46 mu=50.3/5=30 Zx = (30-(50.0,5)-0,5)/3,46 = 1,30 Opgezocht in de tabel geeft dit 0,0968. Ik zou in ieder geval kunnen concluderen dat mu groter moet zijn dan 0,5, want 0,0968>alfa=0,05. Ik heb een 95% betrouwbaarheidsinterval berekend: 0,6-1,96.sqrt((0,6.0,4)/50) < pi < 0,6+1,96.sqrt((0,6.0,4)/50) wat uitgerekend dit geeft: 0,6-0,429 < pi < 0,6+0,429 Maar hoe kom ik nou tot dat rechtséénzijdige betrouwbaarheidsinterval? | |
GlowMouse | zondag 22 januari 2012 @ 15:12 |
Pak [0,6-1,645.sqrt((0,6.0,4)/50), infinity) | |
IrishBastard | zondag 22 januari 2012 @ 15:22 |
Chill, dankjewel Nou is alleen de volgende vraag 'Iemand beweerd dat de schatting p=0,55 door hem gevonden is, en dat het rechtseenzijdige begrouwbaarheidsinterval op 1% de waarde p=0,5 niet bevat. Hoeveel pogingen heeft hij minstens gedaan?' Heb nu dan bedacht dat 0,55-2,325.(sqrt((0,55.0,45)/x)) > 0,5 Ik heb alleen geen idee hoe ik dit uit moet rekenen en of het klopt:'( [ Bericht 35% gewijzigd door IrishBastard op 22-01-2012 15:53:36 ] | |
GlowMouse | zondag 22 januari 2012 @ 16:13 |
Het klopt, uitrekenen is niet zo lastig, gewoon een vergelijking oplossen en nadenken in welke richting je moet afronden. | |
thenxero | zondag 22 januari 2012 @ 16:24 |
Waarom denken sommige mensen toch dat statistiek géén wiskunde is? | |
IrishBastard | zondag 22 januari 2012 @ 16:30 |
Omdat het expliciet het 'bèta wiskunde' topic is. Statistiek is nou eenmaal niet echt 'zware' bèta wiskunde, of wel dan | |
GlowMouse | zondag 22 januari 2012 @ 16:35 |
dat laatste | |
thenxero | zondag 22 januari 2012 @ 18:39 |
Dat laatste inderdaad. Als je wat gegevens in SPSS stopt dan heb je het misschien niet door, omdat de echte wiskunde achter de schermen plaatsvindt. | |
GivanildoVieiraDeSouza | zondag 22 januari 2012 @ 20:37 |
Hallo iedereen dit is een vraagje met betrekking tot statistiek; Als er wordt gevraagd test de significantie van dit lineaire model (met maar 1 variabele). Moet dit dan door middel van H0; B1 = 0 & Ha; B1 geen 0. En dan T= b1/SEb1 Degrees of freedom = N-2. Tabel D. We verwerpen de nulhypothese (niet). Er is (wel/geen) significant bewijs dat β1≠0 ? En als het om een lineair model met meerdere variabelen gaat moet ik dan deze F-toets gebruiken? Test de hypothese dat de coëfficiënten voor alle variabelen (gezamenlijk) gelijk zijn aan nul. H0; β1 = β2 = βi = 0 Ha; Tenminste een van de parameters is ongelijk aan nul. F= MSR/MSE = (SSR/DFR) / (SSE/DFE) = (SSR / p) / (SSE / (n-p-1) ) = (SSR/p)/s^2. Heeft een F distributie onder H0 met vrijheidsgraden p en n-p-1 . We verwerpen de nulhypothese (niet). Er is (wel/geen) significant bewijs dat β1=β2 =βi =0 ? | |
Fingon | zondag 22 januari 2012 @ 20:49 |
Welke beta is voor jou de intercept in het grote model? Voor deze specifieke toets gebruik ik F = (n-k) / (k-1) * (R^2 / (1-R^2)) | |
GivanildoVieiraDeSouza | zondag 22 januari 2012 @ 21:05 |
Y(hat) = Beta0 + Beta1X1 + Epsilon dus Beta0 is dan de intercept en Beta1 de slope, dat is toch standaard zo? En met deze specifieke toets bedoel jij dan een lineair model met meerdere variabelen? En dan testen we dus wel hetzelfde? | |
GlowMouse | zondag 22 januari 2012 @ 22:32 |
Er zijn heel veel manieren om de test statistic voor de F-toets te berekenen. Je kunt ook laten zien dat jouw t-toets gelijk is aan de F-toets. | |
Wereldgozer | dinsdag 24 januari 2012 @ 02:43 |
Ben er al uit. [ Bericht 90% gewijzigd door Wereldgozer op 24-01-2012 03:01:13 ] | |
vault_tec | dinsdag 24 januari 2012 @ 16:04 |
stel ik heb een deling van 3.3 x 10-4 /1000 wat is hier dan het quotient van? | |
GlowMouse | dinsdag 24 januari 2012 @ 16:16 |
Die vraag kun je niet beantwoorden. Het quotiënt is de uitkomst van de deling. | |
vault_tec | dinsdag 24 januari 2012 @ 16:23 |
wikipedia is niet helemaal duidelijk er over maar ik zal jouw woord voor waarheid nemen | |
Fingon | dinsdag 24 januari 2012 @ 16:37 |
Correct, wij beginnen echter bij B1 dus dat is zeker niet standaard. Jouw weergave Y(hat) = Beta0 + Beta1X1 + Epsilon vind ik echter ook niet helemaal correct want je hebt in die X1 ook een vector met 1-en zitten die bij de Beta0 horen maargoed. | |
GlowMouse | dinsdag 24 januari 2012 @ 16:45 |
Hij vergeet gewoon de subscript i. Zou X de datamatrix zijn, dan was het model omdat matrixvermenigvuldiging niet commutatief is. | |
appelsjap | woensdag 25 januari 2012 @ 12:46 |
Kan iemand mij vertellen wat hier precies gebeurt? Tot zover ik begrijp zou het bij eerste stap gewoon 3x^2 en 6x^5 moeten zijn, dan zou die gewoon kloppen? Dus als ik het goed heb heeft mijn software het fout. Correct me if i am wrong.. | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 13:23 |
Je software heeft het inderdaad fout. | |
Fingon | woensdag 25 januari 2012 @ 16:25 |
Mijn fout, niet op de volgorde gelet. Bij z'n F-test ging het echter over meerdere beta's dus dan was die met subscripts niet het juiste model ervoor. | |
naatje_1 | woensdag 25 januari 2012 @ 17:53 |
Het snijpunt M van bissectrices is gelijk aan het middelpunt van de ingeschreven cirkel. Bewijs dat dit het geval is. Hier kom ik dus niet uit. | |
kutkloon7 | woensdag 25 januari 2012 @ 18:08 |
De punten die op de bisectrice van hoek ABC liggen, hebben de eigenschap dat ze evenver van lijn AB als van lijn BC liggen. Die eigenschap kan je ook op de andere bisectrices toepassen. | |
naatje_1 | woensdag 25 januari 2012 @ 18:17 |
Dat snap ik, dat heb ik ook al gebruikt om te bewijzen dat de bissectrices allen hetzelfde snijpunt hebben (M), maar hoe bewijs ik daarmee dan dat M ook het middelpunt is van de ingeschreven cirkel? | |
kutkloon7 | woensdag 25 januari 2012 @ 18:19 |
Het middelpunt van de ingeschreven cirkel moet even ver van alle randen van de driehoek liggen, dus als je bewijst dat dat punt M aan die eigenschap voldoet ben je klaar. | |
vault_tec | woensdag 25 januari 2012 @ 21:07 |
heb wat beter op moeten letten bij wiskunde deze periode. Moet de volgende dingen differentiëren 1*e-x Ln5x Wat komt hier uit? | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 21:14 |
-1 en 1/x. Dat laatste is makkelijk in te zien door het te schrijven als ln5 + lnx. | |
vault_tec | woensdag 25 januari 2012 @ 21:22 |
ik kan het niet goed schrijven. Het is 1 keer e tot de macht min x. dan wordt het toch -1 e tot de macht min ? | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 21:24 |
-1 e tot de macht min x | |
Nelis89 | woensdag 25 januari 2012 @ 21:24 |
klopt, denk ook wel dat GlowMouse dat bedoelt | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 21:25 |
Nee, ik bedoelde echt -1. | |
Nelis89 | woensdag 25 januari 2012 @ 21:26 |
Ah nu zie ik het, gebrekkige notatie van e-x | |
vault_tec | woensdag 25 januari 2012 @ 21:27 |
sorry daarvoor, mannen jullie hebben mij gered. super bedankt | |
norrie13 | woensdag 25 januari 2012 @ 21:33 |
kan iemand me helpen met haakjes verwijderen en deferentieren met deze 2 sommen. en graag de stapjes erbij vermelden? a) g(t)=t²(5t³+8t) b) O(p)=p²(p-4)(2p+7) bedankt | |
Merkie | woensdag 25 januari 2012 @ 21:36 |
Productregel kan. Als f(t) = g(t)*h(t), dan geldt f'(t) = g'(t)*h(t) + g(t)*h'(t). Je kan ook haakjes wegwerken en elke term apart differentiëren. a(b+c) = ab + ac. | |
Hans_van_Baalen | woensdag 25 januari 2012 @ 21:42 |
1A is 2,47 meter edit: ho | |
kutkloon7 | woensdag 25 januari 2012 @ 21:46 |
Niet om te haten, maar als je nog veel dingen moet differentiëren of integreren waar je niet uitkomt is het misschien handig om wolfram alpha te gebruiken: http://www.wolframalpha.com/input/?i=derivative%20of%20t%C2%B2(5t%C2%B3%2B8t) Hij kan ook de stappen erbij laten zien, best handig Als je het nog steeds niet snapt moet je het natuurlijk vragen, maar daar heb je iig gelijk een antwoord. | |
norrie13 | woensdag 25 januari 2012 @ 21:51 |
thanks de eerste snap ik 2e snap ik nogsteeds niet : O(p)=p²(p-4)(2p+7) en hoe quot je? me quot button is weg | |
thenxero | woensdag 25 januari 2012 @ 22:01 |
Wat snap je er niet aan dan? En als je een quote-knop wil hebben moet je Ad-blocker uit. | |
vault_tec | woensdag 25 januari 2012 @ 22:02 |
laatste vraag, ben ik klaar met mijn huiswerk. Wat komt er uit (tan x)² als je het differentieert. Morgen even langs mijn docent voor wat bijscholing. ik heb zelf 2 (tan x) * cos² x | |
bert_van_dirkjan | woensdag 25 januari 2012 @ 22:04 |
Is de absolute waarde van een imaginair getal de wortel van de kwadraten van het reële en imaginaire deel? Oftewel geldt: Abs(a+bi) = (a^2+b^2)^(1/2) ? | |
bert_van_dirkjan | woensdag 25 januari 2012 @ 22:11 |
Je kan het op meerdere manieren oplossen, bijv. de product regel: tan (x) * tan(x) Tan(x) = sin(x)/cos(x) -> afgeleide sin(x)/cos(x) = (cos2x + sin2x)/cos2x = 1/cos2x = afgeleide van tan(x) -> 2*tanx/cos2x | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 22:15 |
ja | |
thenxero | woensdag 25 januari 2012 @ 22:31 |
Nee, de afgeleide van tan(x) is niet cos²(x). | |
vault_tec | woensdag 25 januari 2012 @ 22:32 |
wat is het dan wel? | |
thenxero | woensdag 25 januari 2012 @ 22:33 |
Schrijf tan(x)=sin(x)/cos(x) en pas de quotiënt/productregel toe. | |
GlowMouse | woensdag 25 januari 2012 @ 22:39 |
Wiskunde vraagje [ Bericht 16% gewijzigd door GlowMouse op 25-01-2012 23:09:51 ] | |
thenxero | woensdag 25 januari 2012 @ 22:56 |
[ Bericht 100% gewijzigd door thenxero op 25-01-2012 23:15:22 ] | |
RedroseSK | donderdag 26 januari 2012 @ 15:47 |
Hallo! Kan iemand mij uitleggen hoe je de POWER moet berekenen [statistiek] met onderstaande gegevens: H0 μ = 100, σ = 10, n = 50 en Ha μ = 105 en 5 % significantie Ik dacht dus zelf 105-100 / [10/wortel 50] dan z waarde opzoeken met bijbehorende kans Ik kom maar niet op het juiste antwoord:: wat doe ik verkeerd?? | |
vault_tec | donderdag 26 januari 2012 @ 15:57 |
volgens mijn docent is na differentieren Ln 6x 1/6e * 6x geworden maar dit is toch 1/x ? en 3e^-x -e^-x maar dat klopt toch ook niet? | |
lyolyrc | donderdag 26 januari 2012 @ 16:00 |
Ik kom uit op 6/6x = 1/x en -3e-x | |
vault_tec | donderdag 26 januari 2012 @ 16:08 |
dus die vermenigvuldiging bij 1/6e* 6x moet eigenlijk een deling zijn? | |
zoem | donderdag 26 januari 2012 @ 16:10 |
differentiëren: Waar die docent de exponent vandaan haalt is me een raadsel. De regel is dat Dus het juiste antwoord is Je kunt dit verklaren met de kettingregel die ik hierboven heb gebruikt. | |
thenxero | donderdag 26 januari 2012 @ 16:11 |
Gebruik eens wat haakjes want volgens mij snap je zelf ook niet wat je eigenlijk zegt. | |
vault_tec | donderdag 26 januari 2012 @ 16:12 |
het sterretje staat voor een keer teken. die dat moet dus een deling deelteken zijn? Bedankt in ieder geval mannen | |
thenxero | donderdag 26 januari 2012 @ 16:15 |
Ik bedoel het volgende: 1/6e* 6x betekent 1/(6e* 6x) = 1/(36*e*x) Want vermenigvuldigen gaat voor delen. Gebruik dus haakjes als je wat anders bedoelt. | |
zoem | donderdag 26 januari 2012 @ 16:15 |
Tip: gebruik de [tex] en [ /tex] voor duidelijke opmaak van vergelijkingen (of ongelijkheden ) \frac{teller}{noemer} Zie ook http://web.ift.uib.no/Teori/KURS/WRK/TeX/symALL.html voor beschikbare tags. | |
thenxero | donderdag 26 januari 2012 @ 16:16 |
Dat is inderdaad beter. Het liefst met \frac{a}{b} voor a/b. | |
vault_tec | donderdag 26 januari 2012 @ 16:18 |
zoem heeft het al goed uitgelegd | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 22:10 |
Bump | |
GlowMouse | donderdag 26 januari 2012 @ 22:15 |
Dat is een zwakte van statistiek. | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 22:25 |
Ik heb nu een model met 4 variabelen met een adjusted R^2 van 12%. Het gaat over het underpricing fenomeen van aandelen (gemiddelde eerste dag returns zijn niet verklaarbaar hoog). Ik weet niet echt wat ik nu kan zeggen. Hoe weet ik of 12% veel is? | |
GlowMouse | donderdag 26 januari 2012 @ 22:27 |
Dat hangt van het model af. Als je iets helemaal niet verwacht is 12% hoog. Als je iets echt wilt verklaren is 80% laag. | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 22:38 |
Ik heb gewoon hypotheses (of tenminste, die moet ik nog opschrijven) in de vorm van "Variabel 1 heeft een positief effect op variabel Y". Dan is het erg laag dus? | |
GlowMouse | donderdag 26 januari 2012 @ 22:42 |
Hij kan genoeg zijn om je nulhypothese (geen effect) te verwerpen. | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 22:44 |
Wat voor factoren hebben daar invloed op? De p waarde van alle beta's in het model zijn kleiner dan 0,01 | |
GlowMouse | donderdag 26 januari 2012 @ 22:53 |
Van wat ik me herinner, zijn p-waarden vaak kleiner dan 0,01 als je heel erg veel waarnemingen hebt zelfs als het effect heel klein is. | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 23:07 |
Zijn er andere statistische methoden om wat meer duidelijkheid te creëren of er een effect is? | |
Sir_Windsor | donderdag 26 januari 2012 @ 23:12 |
Je kan gebruik maken van de volgende test (n-k)/(n-1)*R^2/(1-R^2) de test statistic volgt een F distributie. Met H0: b2...bk=0. Je test dus dat alle beta's 0 zijn behalve de intersectie. Ook kun je een anova test doen om te kijken als je R-square 0 is. Met behulp van sum of squares van de regressie en de residuals [ Bericht 27% gewijzigd door Sir_Windsor op 26-01-2012 23:18:24 ] | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 23:19 |
Met jouw hypothese set H0: b1=b2..=bk = 0 en H1: Niet H0 Test je toch juist of 1 of meer beta's niet gelijk zijn aan 0? | |
Sir_Windsor | donderdag 26 januari 2012 @ 23:22 |
Je test als R^2 0 kan zijn of niet. Je kijkt dus als je bewijs hebt om aan te nemen dat er geen verband is tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen. | |
JohnSpek | donderdag 26 januari 2012 @ 23:32 |
Dat doet SPSS volgens mij automatisch? Gewoon het testen van het regressiemodel? dit is de output: http://imageshack.us/f/546/spssoutput.png (copy/paste deze link) [ Bericht 5% gewijzigd door JohnSpek op 26-01-2012 23:37:27 ] | |
RedroseSK | vrijdag 27 januari 2012 @ 12:04 |
Weer ff een vraag over statistiek: 5. Bij een tweezijdige toetsing van een H0 wordt een Z-waarde gevonden van 1,72. Wat zal er met de H0 gebeuren als je toets bij een alfa van 5 %? a) niet verwerpen, want de p-waarde zal kleiner zijn dan alfa b) niet verwerpen, want de gevonden z-waarde is kleiner dan de kritieke z-waarde c) zowel a als b d) noch a, noch b Ik heb opgezocht de kans die bij de Z-waarde 1,72 hoort; aflezen in tabel = 0.9564, dan 1 - 0.9564 = 0.0436. De significantie waarde is 0.05, 0,0436 is kleiner als de alfa van 5%, dus H0 verwerpen lijkt me.. of maak ik hier een denkfout? Het antwoord is namelijk B.. dan heb ik nog een vraag; hoe kan je weten aan de hand van deze gegevens dat de z-waarde kleiner is dan de kritieke z-waarde? Geldt eigenlijk precies hetzelfde verhaal bij deze vraag: 6. Bij een rechtzijdige toetsing van een H0 wordt een Z-waarde gevonden van 1,84. Wat zal er met de H0 gebeuren als je toets bij een alfa van 1 %? a) niet verwerpen, want de p-waarde zal kleiner zijn dan alfa b) niet verwerpen, want de gevonden z-waarde is kleiner dan de kritieke z-waarde c) zowel a als b d) noch a, noch b Z waarde is hierbij 0.9664 --> 1 - 0.9664 = 0.0336 Wie o wie kan mij helpen??? | |
RedroseSK | vrijdag 27 januari 2012 @ 12:25 |
18. Bij een onderzoek naar het populatiegemiddelde van een persoonlijkheidtest vindt men in een steekproef van 25 mensen een gemiddelde van 80 en een variantie van 75. Wat is de waarde van de toetsingsgrootheid als je de nulhypothese toetst dat het populatiegemiddelde 85 is? a) t = -2.89 b) t = 2,89 c) z = -2.89 d) z = 2.89 En nog een.. ik snap dat je gebruik moet maken van de T-waarde.. maar hoe je dan komt op het getal -2.89..?? Ik kijk bij N-1 = 24 in dit geval of moet je hier kijken in de tabel met aantal vrijhedsgraden in de teller en in de noemer en zo zoeken?? ? | |
GlowMouse | vrijdag 27 januari 2012 @ 12:35 |
Die 2.89 bereken je aan de hand van je data en vergelijk je met de waarde in de tabel. | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:09 |
100e-q/2 Hoe los ik q op? | |
zoem | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:11 |
Wat is de andere kant van de vergelijking, of moet er geïntegreerd danwel gedifferentieerd worden? q oplossen Stel: Dan: Eventueel nog: Differentiëren Integreren [ Bericht 28% gewijzigd door zoem op 28-01-2012 22:20:20 ] | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:24 |
uh? ik wil gewoon graag een nummer ipv q. dat nummer is 0.02003 | |
GlowMouse | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:30 |
steek maar meer moeite in het stellen van je vraag | |
zoem | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:30 |
Je bedoelt ? Want dan is Of bedoel je ? Erg duidelijk ben je niet Inderdaad. | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:33 |
haha, Ik had niet verwacht dat mijn vraag zo onduidelijk was. Hmm er ontbreek natuurlijk iets. stom. Ik dacht dat dit stuk wel genoeg was... nog es kijken dan | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:47 |
100 - 1e -(0.04/12) = 100e -q/2 Zo dus. Nu is het logischer toch? hoe los ik nu q op? Sorry van mijn eerdere fuck-up | |
zoem | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:48 |
Ik zal eens kijken [edit] Zie voor het isoleren van q mijn post hierboven en zie 100-e-0.04/12 als a, dan: Ik heb geen GR bij de hand en geen zin om Matlab te starten, dus dat moet je zelf even intoetsen [ Bericht 35% gewijzigd door zoem op 28-01-2012 22:22:08 ] | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:49 |
gaarne | |
zoem | zaterdag 28 januari 2012 @ 21:57 |
Zie boven. Goed zo? | |
One_conundrum | zaterdag 28 januari 2012 @ 22:07 |
hmm het komt niet echt uit, ik krijg niet echt 0.02etc uit mijn GR.. het moet dus zijn uuuh 100 - 1e-(0.04/12) = 100e -(q/2) 99.003etc = 100e -(q/2) | |
zoem | zaterdag 28 januari 2012 @ 22:13 |
Je weet dat je ook lijntjes kan plotten op je GR? y1 = 100e -(q/2) y2 = 100 - 1e-(0.04/12) Dan kun je het verloop van de vergelijking zien en met intersect heb je ook je antwoord [edit] Ah ik zie ik dat ik ben vergeten een 2 van de 1/2 te maken toen ik het naar "rechts" gooide. Even fixen hierboven [ Bericht 27% gewijzigd door zoem op 28-01-2012 22:21:27 ] | |
hattricker | zondag 29 januari 2012 @ 10:24 |
99.003etc = 100e -(q/2) 99.003etc/100 = e -(q/2) ln 99.003etc/100 = -(q/2) -2*(ln 99.003etc/100) = q De truc is dus om beide kanten maal ln te doen en dan valt de e weg. | |
RedroseSK | zondag 29 januari 2012 @ 10:42 |
Weer ff een vraag over statistiek: 5. Bij een tweezijdige toetsing van een H0 wordt een Z-waarde gevonden van 1,72. Wat zal er met de H0 gebeuren als je toets bij een alfa van 5 %? a) niet verwerpen, want de p-waarde zal kleiner zijn dan alfa b) niet verwerpen, want de gevonden z-waarde is kleiner dan de kritieke z-waarde c) zowel a als b d) noch a, noch b Ik heb opgezocht de kans die bij de Z-waarde 1,72 hoort; aflezen in tabel = 0.9564, dan 1 - 0.9564 = 0.0436. De significantie waarde is 0.05, 0,0436 is kleiner als de alfa van 5%, dus H0 verwerpen lijkt me.. of maak ik hier een denkfout? Het antwoord is namelijk B.. dan heb ik nog een vraag; hoe kan je weten aan de hand van deze gegevens dat de z-waarde kleiner is dan de kritieke z-waarde? Geldt eigenlijk precies hetzelfde verhaal bij deze vraag: 6. Bij een rechtzijdige toetsing van een H0 wordt een Z-waarde gevonden van 1,84. Wat zal er met de H0 gebeuren als je toets bij een alfa van 1 %? a) niet verwerpen, want de p-waarde zal kleiner zijn dan alfa b) niet verwerpen, want de gevonden z-waarde is kleiner dan de kritieke z-waarde c) zowel a als b d) noch a, noch b Z waarde is hierbij 0.9664 --> 1 - 0.9664 = 0.0336 Wie o wie kan mij helpen??? | |
hattricker | zondag 29 januari 2012 @ 11:08 |
Er is een verschil tussen een tweezijdige en een enkelzijdige toetsing. Bij een tweezijdige toetsing kan je z verwerpen als het > 1.96 of <-1.96 is. Bij een enkelzijdig toetsing mag je z verwerpen als het > 1.645 of < -1.645 bij een alfa van 0.05. Zoek de formules op in de slides of in je boek. B is inderdaad correct. | |
RedroseSK | zondag 29 januari 2012 @ 11:19 |
Oke dat begrijp ik, maar hoe kan je dan weten dat de p-waarde kleiner zal zijn dan alfa of niet? | |
GlowMouse | zondag 29 januari 2012 @ 12:44 |
"Z-waarde is (in absolute waarde) kleiner dan de kritieke z-waarde" en "p-waarde is groter dan alfa" zijn hier equivalente uitspraken. | |
One_conundrum | zondag 29 januari 2012 @ 12:47 |
Bedankt Zoem en Hattricker. Ik zal er vanaaf weer naar kijken. x | |
RedroseSK | zondag 29 januari 2012 @ 13:21 |
hoe bedoel je equivalente uitspraken | |
martijnnum1 | zondag 29 januari 2012 @ 18:15 |
Ik heb een bepaalde functie sqrt ( xa + yb) , x,y>0 Hiervan moet ik aan de hand van de definietheid v/d hessian bepalen voor welke a,b (in R2) deze functie convex dan wel concaaf is. Hessian is te bepalen, dat zijn de 2e orde partiele afgeleiden. Deze zijn makkelijk te bepalen met mathematica. Voor: strict convex moet gelden dat: hessian positief definiet convex H pos. semidef Concaaf/strict concaaf evenzo maar dan negatief Om nu verder te kijken voor welke a & b alle entries groter/gelijk 0 zijn voor positief semidefiniet, respectievelijk kleiner/gelijk 0 voor negatief semidefiniet, lukt me niet. De 2e orde partiele afgeleiden zijn vrij gecompliceerde functies, waar mathematica zo geen raad mee weet. Iemand een tip hoe verder te gaan? | |
GlowMouse | zondag 29 januari 2012 @ 19:27 |
Zo lastig is het niet. De dubbele afgeleide naar a is positief als De determinant van de Hessiaan is positief als Dit kun je makkelijk zelf controleren door te gebruiken dat voor elke a. Bij de Hessiaan kun je ook nog een factor herkennen. | |
martijnnum1 | zondag 29 januari 2012 @ 20:27 |
Ik bepaal nu de Hessiaan twee x met partieel afgeleiden naar 2 * x , xy, yx en 2*y. De hessiaan moet dus worden genomen met a & b als variabelen? Thanks! | |
GlowMouse | zondag 29 januari 2012 @ 20:34 |
Ik bedoelde naar x, we doen hetzelfde | |
martijnnum1 | zondag 29 januari 2012 @ 20:41 |
Zie alleen niet in hoe jij er vanaf hier bij komt dat deze 2e afgeleide positief (> of >= 0?) is wanneer a(yb - (2-a) * (xa + yb)) .= 0 is. Die tweede regel (wanneer de determinant van de hessian positief is) kan ik ook niet achterhalen hoe je daarbij komt | |
GlowMouse | zondag 29 januari 2012 @ 22:24 |
Vanaf daar zou het mij ook niet lukken, dat is niet te lezen. Maar ik zie al dingen staan met ^{3/2} en een wortel, daarvan weet je dat het niet negatief is. | |
martijnnum1 | zondag 29 januari 2012 @ 22:38 |
Sorry voor de onduidelijke post.. Maar kom er nog niet uit hoe jij vanuit: tot komt? En hoe kun je deze dan verder oplosssen voor alle waarden van a&b? Dat snap ik dus voor de determinant van de gehele hessiaan ook niet, alleen waarschijnlijk snap ik die wel als ik deze eerste snap! bedankt alvast! | |
zoem | zondag 29 januari 2012 @ 22:47 |
Voor strict concaaf moeten de determinant en de eigenwaardes van de Hessiaan positief zijn. Waarom dan het gelijk-aan-of-groter teken? Of is dit nog niet de (juiste) oplossing voor het strict geval? | |
GlowMouse | zondag 29 januari 2012 @ 22:50 |
Die breuk kun je optellen door de noemers gelijk te maken. a-2 ziet er bovendien makkelijker uit dan -2+a. Daarna kun je zien dat de noemer positief is, en concludeer je dat de teller positief moet zijn. In de teller herken je nog een factor kun je schrijven als: Wat b is maakt hier niet zo gek veel uit. Je kunt onderscheid maken tussen b=0 en b>0. Ik ben inderdaad niet helemaal netjes met de tekens. Eigenlijk moet je de volgende twee aanpassingen doen tov wat ik deed: - Voor strict convex moet de dubbele afgeleide naar x strict positief zijn en de determinant ook. - Voor gewoon convex moet ook de dubbele afgeleide naar y niet-negatief zijn. Maar het probleem zat hem niet in de criteria [ Bericht 0% gewijzigd door GlowMouse op 29-01-2012 22:59:53 ] | |
zoem | zondag 29 januari 2012 @ 22:55 |
Nouja, als het groter of gelijk aan 0 is dan kan het nog wel convex zijn maar dan is het niet meer positief definiet. Maar dat heeft niets met deze opdracht te maken natuurlijk Ik denk dat als je de analytische vergelijkingen hebt, je vast wel elementen kan wegstrepen omdat deze toch positief zijn (zoals je zelf net al zei GM). Dingen als worteltrekken en even machten. | |
martijnnum1 | maandag 30 januari 2012 @ 00:16 |
En allerlaatste vraag, hoe kom jij vanaf die (in mijn ogen) zeer complexe determinant van de Hessiaan tot ab(2+ab-a-2b) > 0 ? Bedankt voor de hulp | |
GlowMouse | maandag 30 januari 2012 @ 01:15 |
1/16 xa-2yb-2 wegdelen, ab buiten haakjes halen, xa+yb wegdelen, nog een keer door 2 delen, nog een xa+yb wegdelen | |
RedroseSK | maandag 30 januari 2012 @ 11:43 |
12) Een onderzoeker voert een meta-analyse uit naar de correlatie tussen intelligentie van Nederlandse ouders en dat van hun kinderen. Na combinatie van gegevens van 20 onderzoeken blijkt de correlatie tussen ouders en kinderen 0.75 te zijn, met een 95% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van [ 0.73 ; 0.77 ]. Welke conclusie kan op grond van deze bevinding worden getrokken? a) Er is waarschijnlijk geen verband tussen intelligentie van Nederlandse ouders en hun kinderen b) Er is waarschijnlijk een verband tussen de intelligentie van Nederlandse ouders en hun kinderen, maar over de sterkte van dit verband valt niets te zeggen c) Er is waarschijnlijk een verband tussen de intelligentie van Nederlandse ouders en hun kinderen, en dit verband is tamelijk sterk d) Er kan geen conclusie getrokken worden, omdat onbekend is hoe groot de steekproeven van de 20 onderzoeken waren Wie kan mij uitleggen wat het antwoord op deze vraag is en waarom? | |
thenxero | maandag 30 januari 2012 @ 12:14 |
Ik ben geen statistiek expert maar ik ga voor (c). De correlatie zit altijd tussen -1 en 1. Als het significant van 0 verschilt dan kan je spreken van correlatie. In (c) staat nog een woordje waarschijnlijk, omdat een statistische test altijd heel ver van de werkelijke waarde kan zitten (bijvoorbeeld doordat je niet willekeurig genoeg mensen hebt gekozen). Dus zeker ben je nooit. (a) is pure onzin, (b) is onzin omdat de correlatie een maat is voor de sterkte. Bij (d) is er op zich wel het punt dat je steekproef groot genoeg moet zijn, maar omdat het confidence interval al [ 0.73 ; 0.77 ] is, is je steekproef kennelijk groot genoeg om te concluderen dat de correlatie significant groter dan 0 is. | |
GlowMouse | maandag 30 januari 2012 @ 12:14 |
a en d wegstrepen is simpel: a. Zonder verband is de correlatie 0. Op grond van het betrouwbaarheidsinterval kun je de nulhypothese dat de correlatie 0 is, verwerpen. d. de grootte van de steekproef zit verwerkt in de breedte van het betrouwbaarheidsinterval Dan resteert de vraag hoe groot het verband is. Ik vind 'tamelijk sterk' een vaag begrip, maar dat er niets over valt te zeggen is ook niet waar (hoe groter de correlatie, hoe sterk het verband). Ik zou zeggen dat geen enkel antwoord echt goed is, maar c is de minst foute. | |
synthesix | maandag 30 januari 2012 @ 12:36 |
Hoe duid je de index van het minimum van een rij getallen aan in wiskundige notatie? Meer specifiek, ik heb een matrix R en voor gegeven kolom k, zoek ik het minimum van die vector en daar weer de index j van. Er staat me iets bij dat je min met de gewenste index letter er onder schrijft maar ik kan het niet terugvinden. Ik heb nu dit [ Bericht 14% gewijzigd door synthesix op 30-01-2012 12:42:08 ] | |
GlowMouse | maandag 30 januari 2012 @ 12:37 |
Afhankelijk van je definitie van argmin moet je nog wat doen met een niet-uniek minimum. | |
123hopsaflops | vrijdag 3 februari 2012 @ 12:19 |
Iemand enig idee hoe deze opgelost kan worden? [ Bericht 2% gewijzigd door 123hopsaflops op 03-02-2012 12:27:04 ] | |
GlowMouse | vrijdag 3 februari 2012 @ 12:22 |
n/m [ Bericht 73% gewijzigd door GlowMouse op 03-02-2012 12:39:14 ] | |
123hopsaflops | vrijdag 3 februari 2012 @ 12:27 |
verbeterd | |
Anoonumos | zondag 5 februari 2012 @ 22:18 |
Wat gebeurt er met je meetfout als je de meting een aantal keer herhaalt en dan het gemiddelde neemt? Bijvoorbeeld als ik een meetfout van 0,5 cm bij één meting heb en de meting 10x doe en dan het gemiddelde neem. | |
GlowMouse | zondag 5 februari 2012 @ 22:20 |
Is de meetfout systematisch of willekeurig? Is die altijd precies 5mm? | |
Anoonumos | zondag 5 februari 2012 @ 22:34 |
Willekeurig en altijd 5mm. | |
twaalf | zondag 5 februari 2012 @ 23:19 |
Nou ja, je zit erboven of eronder, dus je krijgt iets binomiaals denk ik, 10 trekkingen. | |
GlowMouse | zondag 5 februari 2012 @ 23:26 |
Mits de meetfouten onafhankelijk zijn. | |
bezemsteeltaart | donderdag 9 februari 2012 @ 13:43 |
Laat A en B 2x2 matrices zijn met de determinanten |A|=4 en |B|=7 ik weet dat |A|+|B| niet gelijk is aan |A+B| maar wat zijn de verschillen dan? Is |A|+|B|=11 of is |A+B|=11?? Is |A+B| dan eerst de A+B matrices bij elkaar optellen en daar de determinant van ofzo?? Ik heb geen idee.. | |
GlowMouse | donderdag 9 februari 2012 @ 13:52 |
precies, dat staat er | |
123hopsaflops | donderdag 9 februari 2012 @ 17:28 |
ik zou twee voorbeeldmatrices maken en het dan allebei uitproberen let er op dat je geen 0 invoert op x_12 en x_21 (met die laatste tip zou je al moeten zien waar het mis gaat) | |
kutkloon7 | vrijdag 10 februari 2012 @ 01:19 |
Ik moet bewijzen dat als Kan iemand me een aanwijzing geven? Ik kan wel aantonen dat als ook maar hier kom ik niet echt verder mee. | |
thabit | vrijdag 10 februari 2012 @ 11:20 |
Ten eerste kun je kijken of A1/3 het enige vaste punt van de substitutie is. Als dat zo is, is het genoeg om na te gaan dat de rij convergeert. Je kan dan bijvoorbeeld nagaan of xn steeds dichterbij A1/3 komt te liggen. | |
Riparius | vrijdag 10 februari 2012 @ 11:31 |
Je hebt hier in feite gewoon de bekende Newton-Raphson iteratie voor de bepaling van het nulpunt van - in dit geval - f(x) = x3 - A, waarbij geldt: Je zou eerst moeten aantonen dat je rij {xn} überhaupt convergeert, en dat is nog niet zo eenvoudig (zie hier). | |
thenxero | vrijdag 10 februari 2012 @ 12:52 |
Dat hoeft ook helemaal niet in het algemeen te bewezen worden, maar alleen in dit specifieke geval. Dan wordt het vast makkelijker. | |
Anoonumos | zaterdag 11 februari 2012 @ 21:05 |
1) Kan elke permutatie van {A,B,C,D} gemaakt worden uit de tranposities (AB), (BC) en (CD)? Ja, want ik kan de transposities (AC), (AD) en (BD) schrijven als product van de andere drie transposities, en elke permutatie is een product van transposities. 2) Hoeveel vermenigvuldigingen zijn er dan maximaal nodig? Bij 1) vond ik dat ik (AC) 3 stappen kost om te maken. (BD) ook 3 en (AD) 5. Van ABCD naar DCBA (of CDAB) gaan kost dan 6 stappen en ik vermoed dat dit het maximale is. Maar hoe bewijs je zoiets? | |
thenxero | zaterdag 11 februari 2012 @ 21:50 |
Neem {A,B,C,D} als beginpermutatie. Gegeven een eindpermutatie. Neem de letter die in de eindpermutatie in de uiterst rechter positie terecht moet komen (positie 4). Dit kan in hoogstens 3 stappen. Nu de rechterletter vaststaat, is het probleem gereduceerd tot het volgende: "Hoeveel vermenigvuldigingen zijn er maximaal nodig om van {A,B,C} met de transposities (AB) en (BC) een willekeurige permutatie van {A,B,C} te maken". Als je het argument op deze manier afmaakt krijg je 3+2+1=6. | |
Anoonumos | zaterdag 11 februari 2012 @ 23:10 |
Dank. Dus voor het geval dat je alleen de transpositie (AB) en 4-cykel (ABCD) mag gebruiken, is het: 4 + 3 + 1 = 7 maximaal 4 stappen om de eerste 2 in volgorde te zetten, en dan nog 3 + 1 om alles om op de goede plaats te zetten (doorschuiven) en eventueel de laatste 2 nog in goede volgorde te zetten. | |
GlowMouse | zaterdag 11 februari 2012 @ 23:15 |
Je geeft nu een bovengrens voor het aantal vermenigvuldigingen. | |
thenxero | zaterdag 11 februari 2012 @ 23:28 |
De vraagsteller had 6 ook al als ondergrens. | |
GlowMouse | zaterdag 11 februari 2012 @ 23:30 |
Ahja, al zou dat wel even bewezen moeten worden. | |
thenxero | zaterdag 11 februari 2012 @ 23:34 |
Ik snap niet echt wat je hier bedoelt. (ABCD) verandert de volgorde van je permutatie niet (?). En daarnaast is 4+3+1 natuurlijk geen 7 | |
Riparius | zondag 12 februari 2012 @ 17:19 |
Je hebt wel gelijk dat alleen een bewijs gevraagd wordt voor de convergentie van deze specifieke iteratie, maar ook dat is niet echt eenvoudig en in zijn algemeenheid trouwens niet juist. Als we bijvoorbeeld A = 2 kiezen en als startwaarde x0 = -1, dan breekt de iteratie af na x1 = 0 omdat x2 dan ongedefinieerd is. De vragensteller geeft dus onvolledige informatie. Als we echter veronderstellen dat A > 0 en tevens x0 > 0 kiezen dan gaat het wel goed. Het is dan mogelijk te bewijzen dat de rij {xn} in ieder geval vanaf de tweede term x1 monotoon dalend is en tevens begrensd, waaruit volgt dat de rij een limiet heeft. En dan is het niet moeilijk meer te bewijzen dat die limiet inderdaad A1/3 is. | |
solidslayer | dinsdag 14 februari 2012 @ 15:13 |
Kan iemand deze voor mij oplossen? 3 √16 ---------- = 2 * 4√64 (de 4 is de 4e machtswortel van 64) | |
M.rak | dinsdag 14 februari 2012 @ 15:23 |
Klik. | |
zoem | dinsdag 14 februari 2012 @ 15:34 |
Herschrijven naar machten met basisgetal 4 en de regel gebruiken: 1. 2. Dus: Nu 3/2 ervoor en klaar. | |
kutkloon7 | woensdag 15 februari 2012 @ 18:19 |
Bedankt voor de reacties! Hier staat ook een manier, kwam ik toevallig tegen . | |
Riparius | woensdag 15 februari 2012 @ 22:39 |
Dit artikel gaat alleen over het bestaan van de derdemachtswortel van 2 als reëel getal, en daar schiet je niets mee op voor jouw vraagstuk. Ik denk dat je je vraagstuk erg onderschat, dus ik zal even laten zien hoe ik het zou aanpakken. Gegeven is de functie f(x) = x3 - A, waarbij ik A > 0 veronderstel om redenen die ik eerder al heb aangegeven. We willen nu het nulpunt x = A1/3 van deze functie gaan benaderen met de iteratiemethode van Newton-Raphson. Dit houdt in dat we een startwaarde x0 > 0 kiezen en dan een steeds betere benadering van het nulpunt berekenen met de recursieve betrekking: (1) xn+1 = xn - f(xn)/f'(xn) Gevraagd wordt nu te bewijzen dat (a) de aldus verkregen rij {xn} convergent is en (b) dat de limiet van deze rij gelijk is aan A1/3. De methode van Newton-Raphson berust erop dat we, uitgaande van een eerder berekende waarde xn, de vergelijking opstellen van de raaklijn aan de curve van f in het punt (xn;f(xn)) en het snijpunt van de raaklijn met de x-as berekenen. De x-coördinaat van het snijpunt van deze raaklijn met de x-as is dan de nieuwe benadering xn+1. De richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de curve van f in het punt (xn;f(xn)) is f'(xn) en de vergelijking van een rechte lijn met richtingscoëfficiënt m door een punt P(xP;yP) is y - yP = m(x - xP), zodat we voor de vergelijking van de raaklijn krijgen: (2) y - f(xn) = f'(xn)(x - xn) Door y = 0 te nemen in (2) vind je x = xn - f(xn)/f'(xn) voor de x-coördinaat van het snijpunt van de raaklijn met de x-as. Deze waarde is dan de nieuwe benadering xn+1, waarmee dus de recursieformule (1) is verklaard. In ons geval hebben we f(x) = x3 - A en dus f'(x) = 3x2, zodat het recursievoorschrift (1) wordt: (3) xn+1 = xn - ((xn3 - A)/3xn2) Hier kunnen we in het rechterlid een factor xn buiten haakjes halen en xn - ((xn3 - A)/3xn2) herschrijven als xn - xn((xn3 - A)/3xn3) = xn + xn((A - xn3)/3xn3) = xn + (1/3)xn((A/xn3 - 1) = xn [1 + (1/3)(A/xn3 -1)], zodat voor (3) ook is te schrijven: (4) xn+1 = xn [1 + (1/3)(A/xn3 -1)] En door beide leden van (4) te delen door xn en vervolgens van beide leden 1 af te trekken is (4) ook nog te schrijven als: (5) xn+1/xn - 1 = (1/3)(A/xn3 - 1) Uiteraard moet hierbij xn steeds ongelijk aan nul zijn, daar xn+1 anders niet is gedefinieerd en de recursie dan afbreekt. Zoals ik zal laten zien is het voldoende om een startwaarde x0 > 0 te kiezen om te kunnen garanderen dat xn nooit nul wordt. We bekijken nu eerst wat er gebeurt met de recursie als xn ≥ A1/3. In dit geval is (xn3 - A) ≥ 0 en dus ook ((xn3 - A)/3xn2) ≥ 0, zodat uit (3) volgt dat dan xn+1 ≤ xn. Dus: als xn ≥ A1/3 dan is xn+1 ≤ xn. Maar, aan de hand van (4) kunnen we nog iets anders concluderen. Uit A > 0 en xn > 0 volgt uiteraard A/xn3 > 0 en dus ook A/xn3 - 1 > -1 en dus a fortiori (1/3)(A/xn3 -1) > -1. En dus volgt uit (4) op grond van de ongelijkheid van Bernoulli dat: (6) xn+13 = xn3[1 + (1/3)(A/xn3 -1)]3 ≥ xn3(1 + A/xn3 - 1) = A Dus: als xn > 0 dan geldt xn+13 ≥ A en derhalve xn+1 ≥ A1/3. Dit impliceert dat voor elke startwaarde x0 > 0 geldt dat x1 ≥ A1/3 en daarmee xn ≥ A1/3 voor elke n > 0. Maar we hadden net al gezien dat voor elke xn ≥ A1/3 ook geldt xn+1 ≤ xn. En dus vinden we dat ongeacht de gekozen startwaarde x0 > 0 geldt: (7) A1/3 ≤ xn+1 ≤ xn voor elke n > 0 We zien dus dat de rij {xn} in ieder geval vanaf de tweede term x1 monotoon dalend is én dat deze rij een ondergrens A1/3 heeft. En een monotoon dalende rij met een ondergrens is convergent. We hebben nu bewezen dat limn→∞ xn bestaat, maar daarmee zijn we er nog niet. We moeten nu nog aantonen dat deze limiet inderdaad gelijk is aan A1/3. Laten we deze limiet L noemen, dus: (8) limn→∞ xn = L Het is evident dat L ≥ A1/3 moet zijn. Immers, als L < A1/3 zou zijn, dan zou vanaf een zekere n moeten gelden xn < A1/3 en dat is niet zo, want we hebben gezien dat xn ≥ A1/3 voor elke n > 0. Aangezien L > 0 en uiteraard limn→∞ xn+1 = limn→∞ xn = L volgt uit (8) dat ook geldt: (9) limn→∞ (xn+1/xn - 1) = 0 En op grond van (5) moet dus ook gelden: (10) limn→∞ (A/xn3 - 1) = 0 Maar dit impliceert dat: (11) limn→∞ xn3 = A Uit (8) volgt echter dat: (12) limn→∞ xn3 = L3 Op grond van (11) en (12) hebben we L3 = A en dus inderdaad: (13) L = A1/3 QED [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 17-02-2012 22:13:05 ] | |
Anoonumos | vrijdag 17 februari 2012 @ 22:17 |
Ik wil deze limiet berekenen: als (x,y) naar (0,0) gaat. Alleen weet ik niet hoe ik die sinus kan wegwerken. Ik dacht aan een taylorreeks, maar dat hebben we nog niet gehad met twee variabelen. Ik krijg de breuk ook niet kleiner gepraat dan iets zonder sinus. Heeft iemand een tip? | |
Riparius | zaterdag 18 februari 2012 @ 00:02 |
Beetje creatief zijn. Bedenk dat (1) limt→0 sin(t)/t = limt→0 t/sin(t) = 1 Dus geldt ook: (2) lim(x;y)→(0;0) (x2 + y2)/sin(x2 + y2) = 1 Je kunt (xy2)/sin(x2 + y2) herschrijven als het product: (3) ((x2 + y2)/sin(x2 + y2))∙((xy2)/(x2 + y2)) De limiet van de eerste factor voor (x;y) → (0;0) ken je al, die is 1. Hiermee heb je het probleem herleid tot de bepaling van de limiet van (xy2)/(x2 + y2) voor (x;y) → (0;0). Ga over op poolcoördinaten om aan te tonen dat geldt: (4) | (xy2)/(x2 + y2) | < √(x2 + y2) voor (x;y) ≠ (0;0) De limiet van de tweede factor in (3) voor (x;y) → (0;0) is dus 0, zodat de limiet van (3) voor (x;y) → (0;0) ook 0 is. Ergo: (5) lim(x;y)→(0;0) (xy2)/(sin(x2 + y2)) = 0 [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 18-02-2012 00:10:38 ] | |
Anoonumos | zaterdag 18 februari 2012 @ 00:09 |
Ik snap hem, bedankt. | |
bezemsteeltaart | zondag 19 februari 2012 @ 16:06 |
Kan iemand mij helpen met het berekenen van de volgende integraal: dx ik kom er niet zover mee, bvd. | |
M.rak | zondag 19 februari 2012 @ 16:10 |
. [ Bericht 99% gewijzigd door M.rak op 19-02-2012 16:11:16 ] | |
zoem | zondag 19 februari 2012 @ 16:13 |
Bijna Noooes, mis ik ook net iets [ Bericht 3% gewijzigd door zoem op 19-02-2012 16:18:49 ] | |
GlowMouse | zondag 19 februari 2012 @ 16:16 |
Bijna | |
M.rak | zondag 19 februari 2012 @ 16:17 |
Ook bijna . | |
GlowMouse | zondag 19 februari 2012 @ 16:18 |
waarbij je ook op kunt schrijven als: | |
GlowMouse | zondag 19 februari 2012 @ 16:19 |
Hier gebruik je dat: | |
M.rak | zondag 19 februari 2012 @ 16:19 |
Kloptj, de uiteindelijke integraal wordt dus | |
GlowMouse | zondag 19 februari 2012 @ 16:20 |
ik zag het wel, met je ninja-edit | |
M.rak | zondag 19 februari 2012 @ 16:21 |
Psst! | |
zoem | zondag 19 februari 2012 @ 16:21 |
We zijn er in ieder geval uit. Volgende keer netjes uitschrijven, dat voorkomt stomme fouten | |
bezemsteeltaart | zondag 19 februari 2012 @ 16:54 |
waar gaat die initiele +1 dan heen van: ? | |
GlowMouse | zondag 19 februari 2012 @ 16:56 |
Er is geen +1. Je moet (x+3) buiten haakjes halen, dan heb je er x²+1 van en je hebt er -1 van, dus x² totaal. | |
bezemsteeltaart | zondag 19 februari 2012 @ 17:15 |
oh hehe dringt eindelijk tot me door, bedankt heren(en dames als die ertussen zitten) | |
VanishedEntity | maandag 20 februari 2012 @ 22:49 |
psst, die is nog steeds fout hoor; je vergat nl. de absoluutstrepen om de term v/d logaritme | |
Sokz | dinsdag 21 februari 2012 @ 11:51 |
En een constante 'C' ? | |
VanishedEntity | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:01 |
Ach, zolang er geen verdere randvoorwaarden vermeldt staan lig ik daar niet wakker van . Foutieve domeinrestrictie daarintegen ... | |
gogosweden | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:05 |
wat is de nederlandse naam voor equation ookalweer? ben het ff helemaal kwijt | |
kutkloon7 | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:07 |
Vergelijking is denk ik wat het meest in de buurt komt. Google translate? | |
gogosweden | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:07 |
het klonk toch niet helemaal goed dus daarom vroeg ik het hier voor de zekerheid na | |
thenxero | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:18 |
En in het Zweeds is het zeker førglaikin. | |
gogosweden | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:21 |
ekvation | |
thenxero | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:23 |
Cool, bijna zoals in het engels | |
kutkloon7 | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:45 |
Ik wil de nde macht van een simpele matrix uitrekenen. Is er een manier voor? Mathematica komt er wel uuit, dus ik dacht dat het ook wel met de hand na te gaan moet zijn. For the record, dit is de matrix: En de nde macht van deze matrix is: Oja, ik ken de manier waarbij je de matrix diagonaliseert, dat kan bij deze matrix niet omdat er geen basis van eigenvectoren is. Er is wel een matrix te maken zodat (als we de matrix met eigenvectoren als kolommen V noemen, de matrix waarvan ik de diagonaalmatrix wil hebben M en de diagonaalmatrix met eigenwaarden L): MV = VL Maar nu is v niet inverteerbaar, omdat zijn determinant 0 is. [ Bericht 5% gewijzigd door motorbloempje op 12-08-2013 12:46:22 ] | |
thabit | dinsdag 21 februari 2012 @ 20:53 |
Ken je de Jordan-normaalvorm van een matrix? | |
kutkloon7 | dinsdag 21 februari 2012 @ 21:05 |
Ik denk dat dat is waar ik naar op zoek ben ja. Het is wel een keer kort behandeld, maar blijkbaar niet blijven hangen. Ik zoek het wel op in mijn dictaat lineaire algebra. Dankje, ouwe baas | |
bezemsteeltaart | donderdag 23 februari 2012 @ 15:17 |
Oke morgen tentamen, ik heb een gedefinieerde integraal wordt: 1/4e^2+ 1/2 - 0 toch?? In het antwoordmodel staat dat als je 0 invult in de formule je er 1/4e uitkrijgt?? Waar staat btw dat wiskundescript? ik kopieer het nu uit vorige post maar zie het niet ergens staan | |
Haushofer | donderdag 23 februari 2012 @ 15:24 |
waarbij C een constante is. Grenswaarden invullen geeft Je zou alle tussenstappen moeten opschrijven. Dus eerst de primitieve uitrekenen met de rekenregeltjes die je kent, en dan de grenswaarden invullen. Haakjes gebruiken en de maat dx opschrijven helpt ook. Het lijkt net alsof jij niet primitiveert, maar gewoon de grenswaarden in de integrand invult. Waar invult? In de bovengrens? Ondergrens? Iets anders? Mijn ervaring is dat als je je vragen heel precies opschrijft, je vaak al bij de helft van je antwoord bent. En voor de persoon die je probeert te helpen is precisie wel zo fijn | |
GlowMouse | donderdag 23 februari 2012 @ 15:28 |
| |
Haushofer | donderdag 23 februari 2012 @ 15:28 |
| |
bezemsteeltaart | donderdag 23 februari 2012 @ 15:37 |
Oh shit Haushofer, hij was al geintegreerd, ik had er eigenlijk andere dingen omheen moeten zetten dus zo: Bovengrens: e Ondergrens: 0 de integraal had ik al berekend, dus [1/4x^2 + 1/2 ln x] als ik hierin de grenzen invul krijg ik toch1/4e^2 + 1/2 - 0 Volgens het antwoordmodel moet het 1/4e^2+ 1/2 - 1/4 = 1/4e^2 + 1/4 | |
Haushofer | donderdag 23 februari 2012 @ 18:29 |
is niet gedefinieerd, aangezien niet bestaat; los uit de pols zou je kunnen zeggen dat Dus ik vrees dat je ergens een foutje maakt. Wat is volgens jou de logaritme van 0? Als , dan . Als x=0, wat gebeurt er dan met y? | |
Lagente | vrijdag 24 februari 2012 @ 00:35 |
Ik volg nu onderbouw vwo (lees: een naar alle waarschijnlijkheid basis der basisvragen) en ik heb een vraag, of nou ja; ik kom er niet uit. Ik heb net een aantal hoofdstukken wiskunde B afgerond en dat ging voornamelijk over breuken. Aftrekken, optellen, delen en vermenigvuldigen. Alles ging goed en alle oefenvragen heb ik goed gemaakt, maar dan komen de huiswerkopgaven en dan worden er sommen gegeven met negatieve getallen (Dit is ook geen 1 keer voor gekomen in de oefenopgaven) En dat snap ik niet. -13/5 minus 24/6 Zou iemand mij dit stapsgewijs willen uitleggen, dan probeer ik het toe te passen op de andere sommen waar ook plotseling met negatieve getallen wordt gewerkt | |
GlowMouse | vrijdag 24 februari 2012 @ 00:50 |
Lagente | vrijdag 24 februari 2012 @ 00:54 |
Mag ik jou vriendelijk bedanken | |
Setting_Sun | zaterdag 25 februari 2012 @ 18:36 |
hoe toon je, gegeven onderstaande definities van de sinus en cosinus, aan dat cos2 + sin2 = 1 ??? (mijn vraag komt van de oorspronkelijke vraag waarom de functie exp(ri) een cirkel in het complexe vlak geeft, geen huiswerk maar eigen interesse) | |
kutkloon7 | zaterdag 25 februari 2012 @ 19:08 |
Je kan beter even naar de meetkundige definities kijken (eventueel even een eenheidscirkel bekijken met daarop een punt dat een bepaalde hoek maakt met de x-as, dan zie je het wel denk ik), ik zou je graag verder helpen maar ik moet nu eten . | |
thenxero | zaterdag 25 februari 2012 @ 19:09 |
Ik zou niet weten hoe dat moet met die reeksen. Maar met de stelling van Pythagoras en de meetkundige definities is het heel makkelijk aan te tonen. | |
thenxero | zaterdag 25 februari 2012 @ 19:19 |
Het kan trouwens wel gewoon: cos²(x) = 1- (1/2! + 1/2!)x² + (1/4! + 1/2!2! + 1/4!)x^4/4! - ... sin²(x) = x² - (1/3! + 1/3!) x^4/4! + ... Alles valt tegen elkaar weg behalve die 1, die blijft staan. Probeer het zelf maar eens netjes uit te schrijven. | |
Physics | zaterdag 25 februari 2012 @ 19:44 |
Lekker kansrekenen en matrix 2 volgend blok, zal jullie wel weer lastig vallen met vragen | |
kutkloon7 | zaterdag 25 februari 2012 @ 21:37 |
Iemand een idee wat handig is om aan te tonen dat als je de Peterson graafinbed in het platte vlak, er minstens twee snijpunten zijn? (dus waar twee zijden elkaar snijden...) (En dezelfde vraag voor K6, de complete graaf met 6 en 3 snijpunten, maar misschien kom ik daar zelf wel achter als ik deze snap) Ik wil eigenlijk gebruiken dat als je bijvoorbeeld K5 inbed in het platte vlak met maar een (ik kan geen accenten op de e doen?) snijpunt, dat de topologie dan als het ware elke keer hetzelfde is, anders moet je erg veel gevallen gaan onderscheiden. Als iemand me kan helpen, graag! | |
GlowMouse | zaterdag 25 februari 2012 @ 22:03 |
Ik kan er weinig over zeggen, maar het is de Petersengraaf, zonder o en zonder spatie. En het zijn geen zijden maar kanten. | |
kutkloon7 | zaterdag 25 februari 2012 @ 22:11 |
Hehe, twee fouten en dat nog wel in een dikgedrukte tekst . Ik weet trouwens zeker dat het bij college wel zijdes werden genoemd (maar dat zegt natuurlijk niks, behalve dat ik het dan misschien verkeerd geleerd heb ). | |
Setting_Sun | zondag 26 februari 2012 @ 06:26 |
Denk dat je deze stelling moet gebruiken: A finite graph is planar if and only if it does not have K5 or K3,3 as a minor. Van wikipedia. | |
thabit | zondag 26 februari 2012 @ 11:52 |
Gebruik dat sin'(x) = cos(x) en cos'(x) = -sin(x); dat volgt direct uit die machtreeksdefinities. Daarna kun je sin2(x) + cos2(x) eenvoudig differentiëren en zien dat daar 0 uitkomt. De uitdrukking is dus constant; x=0 invullen geeft dat er 1 uitkomt. | |
Riparius | zondag 26 februari 2012 @ 13:07 |
Je zou dit heel eenvoudig kunnen doen door eerst aan de hand van de reeksontwikkelingen aan te tonen dat cos x en sin x resp. -sin x en cos x als afgeleide hebben. Vervolgens definieer je de functie: f(x) = cos2x + sin2x Je kunt nu gemakkelijk controleren dat f'(x) = 2∙cos x∙(-sin x) + 2∙sin x∙cos x = 0 voor elke x ∈ R, zodat f(x) een constante functie moet zijn. Substitutie van x = 0 geeft f(0) = 1, zodat geldt f(x) = 1 voor elke x ∈ R, QED. Bekijk het eens als volgt. Je weet dat je een curve in een plat vlak met een cartesisch assenstelsel kunt beschrijven met een parametervoorstelling x = x(t) en y = y(t). Op dezelfde wijze kun je in het complexe vlak een curve beschrijven met een complexe functie z(t) = x(t) + i∙y(t) van een reële variabele t, aangezien het punt (x(t);y(t)) het beeldpunt is van het complexe getal x(t) + i∙y(t). Laten we nu verder aannemen dat x(t) en y(t) differentieerbare functies zijn van t, zodat ook z(t) differentieerbaar is met z'(t) = x'(t) + i∙y'(t). Als je de parametervoorstelling z(t) = x(t) + i∙y(t) nu even 'fysisch' beschouwt als de baan van een puntvormig deeltje in het complexe vlak als functie van de tijd t, dan begrijp je dat de afgeleide z'(t) = x'(t) + i∙y'(t) eigenlijk de snelheidsvector voorstelt van het bewegende puntdeeltje. En dat betekent dat de richting (i.e het argument) van z'(t) steeds de richting aangeeft van de beweging - en dus de richting van de raaklijn aan de curve - en dat de absolute waarde ofwel modulus | z'(t) | van z'(t) steeds de grootte van de snelheid aangeeft waarmee het puntdeeltje op dat moment beweegt. Laten we ons nu voorstellen dat we een parametervoorstelling z(t) hebben van een curve in het complexe vlak die voldoet aan: (1) z'(t) = i∙z(t), z(0) = 1 Wat betekent dit meetkundig? Wel, zoals je (hopelijk) weet representeert een vermenigvuldiging van een complex getal z = a + bi met i meetkundig een rotatie om de oorsprong tegen de klok in over een rechte hoek van het beeldpunt (a;b) van z = a + bi. Immers, we hebben i∙z = i∙(a + bi) = a∙i + b∙i2 = -b + ai, en je kunt gemakkelijk controleren dat het beeldpunt (-b;a) van i∙z een kwart slag tegen de klok in is gedraaid t.o.v. het beeldpunt (a;b) van z (als je dit niet begrijpt, maak dan een tekening of kijk even hier). Goed, maar wat betekent dit meetkundig voor de curve die wordt beschreven door (1)? Wel, aangezien z'(t) op ieder tijdstip (i.e. voor elke reële waarde van t) gelijk is aan i∙z(t) en dus op ieder tijdstip de raaklijn aan de curve loodrecht staat op het lijnstuk tussen de oorsprong het beeldpunt van z(t), volgt dat (1) een cirkelbeweging rond de oorsprong beschrijft. Immers, kenmerkend voor een cirkel is nu juist dat de raaklijn aan ieder punt op de cirkel loodrecht staat op de straal naar het raakpunt. Maar, we kunnen nog meer zeggen over de curve die wordt beschreven door (1). Aangezien is gespecificeerd dat z(0) = 1 ligt het startpunt (i.e. de positie op tijdstip t = 0) van de baan van z(t) in het beeldpunt (1;0) van het getal 1 + 0∙i = 1. En omdat uit z'(t) = i∙z(t) en z(0) = 1 volgt dat z'(0) = i en dus | z'(0) | = 1 weten we dat de beweging op het tijdstip t = 0 loodrecht omhoog is gericht en dat de snelheid op dat moment een grootte 1 (eenheid per eenheid van tijd) heeft. Maar omdat er sprake is van een cirkelbeweging rond de oorsprong is de afstand | z(t) | van het beeldpunt van z(t) tot de oorsprong constant. En dus is | z'(t) | = | i∙z(t) | = | i |∙| z(t) | = | z(t) | eveneens constant, en wel gelijk aan | z(0) | = 1. De baan die wordt beschreven door (1) is dus een eenparige cirkelbeweging tegen de klok in langs de eenheidscirkel met een snelheid één, en waarbij het puntdeeltje zich op tijdstip t = 0 in het punt (1;0) bevindt. Laten we nu eens kijken naar de curve die wordt beschreven door: (2) z(t) = eit Als je nu even aanneemt dat eit differentieerbaar is naar t en dat voor het differentiëren de gewone rekenregels gelden zoals je die kent van reële functies, dan kun je gemakkelijk nagaan (kettingregel) dat de afgeleide van (2) zou moeten zijn: (3) z'(t) = i∙eit Maar dit betekent dat voor (2) geldt z'(t) = i∙z(t), en door substitutie van t = 0 in (2) vinden we ook dat z(0) = e0 = 1. De curve die beschreven wordt door (2) voldoet dus aan (1), en zoals we hebben gezien betekent dit niets anders dan dat (2) een parametervoorstelling is van de eenheidscirkel! Zoals je weet kunnen we een parametervoorstelling van een eenparige cirkelbeweging tegen de klok in met snelheid één langs de eenheidscirkel in een cartesisch assenstelsel met startpunt (1;0) ook voorstellen door x(t) = cos t, y(t) = sin t. Dit is een direct gevolg van de definitie van de cosinus en sinus functies aan de hand van de eenheidscirkel. En dus kunnen we de curve z(t) = x(t) + i∙y(t) die wordt gekarakteriseerd door (1) ook beschrijven als: (4) z(t) = cos t + i∙sin t En aangezien (2) en (4) dezelfde curve beschrijven met dezelfde parametrisering hebben we dus: (5) eit = cos t + i∙sin t Dit is uiteraard de bekende formule van Euler. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 28-02-2012 11:58:53 ] | |
thabit | zondag 26 februari 2012 @ 13:17 |
Je kunt proberen aan te tonen dat je minstens 2 kanten moet weghalen om de graaf planair te maken. Een standaardargument met Euler's formule zou hier wel moeten werken denk ik. Je hebt in elk geval dat elk vlakdeel minstens een vijfhoek is. | |
Mathemaat | zondag 26 februari 2012 @ 13:53 |
Merk eerst op dat je alle complexe functies als het volgende kunt schrijven met i als het complexe getal Beschouw vervolgens de machtsreeks van de complexe e-macht, die kun je schrijven als de machtsreeks van de cosinus plus de sinus (de formule van Euler). Definieer als voorbereiding We kunnen met de formule van Euler schrijven dat Je kunt de laatste uitdrukking herschrijven naar iets bekends van de vwo oftewel in parametervoorstelling | |
pocketplayer09 | maandag 27 februari 2012 @ 18:17 |
Hallo, Ik kom er niet uit:los algebraisch op : f (x)=3. Iemand die wel weet hoe het moet? | |
GlowMouse | maandag 27 februari 2012 @ 18:18 |
x = f-1(3) | |
pocketplayer09 | maandag 27 februari 2012 @ 18:20 |
Bedankt voor het antwoord, zou u misschien uit willen leggen hoe u er op gekomen bent? | |
thenxero | maandag 27 februari 2012 @ 19:02 |
Dat is de definite van een inverse functie. Je kan er pas concreet mee aan de slag als je f weet. Ik ben het trouwens niet helemaal met GM eens, want het is niet gegeven dat f inverteerbaar is [ Bericht 14% gewijzigd door thenxero op 27-02-2012 19:40:44 ] | |
VanishedEntity | maandag 27 februari 2012 @ 19:41 |
fixed that for ya | |
GlowMouse | maandag 27 februari 2012 @ 19:43 |
http://mathworld.wolfram.com/InverseFunction.html | |
thenxero | maandag 27 februari 2012 @ 19:47 |
Die notatie heb ik nog nooit gezien | |
VanishedEntity | maandag 27 februari 2012 @ 19:53 |
Ik heb een hekel aan de -1 notatie want dat impliceert multiplicatieve inverse terwijl in ons geval compositief inverse bedoeld wordt. voorbeeld: sin-1x = 1/sinx =/= arcsinx | |
thabit | maandag 27 februari 2012 @ 20:00 |
Dat is een kutnotatie. Gebruik liever (sin x)-1 voor zoiets. | |
VanishedEntity | maandag 27 februari 2012 @ 20:05 |
Whatever floats your boat... | |
twaalf | maandag 27 februari 2012 @ 21:39 |
cscx | |
kutkloon7 | maandag 27 februari 2012 @ 21:50 |
Ik ben er niet helemaal uitgekomen, maar het was een inleveropgave en ik heb van niemand gehoord dat hij er helemaal uitgekomen is. Misschien was het niet de bedoeling om een bewijs te geven (er stond 'laat zien'). In ieder geval bedankt! | |
thabit | maandag 27 februari 2012 @ 22:09 |
Volgens mij werkt het wel op de manier die ik voorstelde. Voor planaire grafen geldt de formule van Euler: v - e + f = 2. Voor de Petersengraaf hebben v=10 en e=15. Hieruit volgt 10 - 15 + f = 2, ofwel f = 7. Elk vlak is minstens een vijfhoek (elke cykel heeft lengte minstens 5). Verder grenst elke kant aan 2 vlakken, dus 5f <= 2e = 30, dus f <= 6, in tegenspraak met f=7. Wat we moeten bewijzen is, dat als we 1 kant weghalen, dat dat ding nog steeds niet planair is (als er maar 1 snijpunt zou zijn, dan zou je namelijk 1 van de twee betreffende kanten weg kunnen halen om het planair te maken). De resulterende graaf heeft dan v=10 en e=14, dus f=6. Maar nog steeds geldt 5f <= 2e, wat in dit geval 28 is. Dit is in tegenspraak met f=6. Aangezien er wel inbeddingen bestaan met 2 snijpunten, zou nog een kant weghalen geen tegenspraak meer moeten geven (even als sanity check). Maar dan krijg je inderdaad e=13 en f=5 uit Euler, dus 5f = 25 en 2e = 26. | |
kutkloon7 | maandag 27 februari 2012 @ 22:14 |
Klopt, het was alleen niet de bedoeling dat we de formule van Euler gebruikten 'want die kwam pas in het hoofdstuk erna'. Wel bewonderenswaardig dat je zo snel een bewijs weet te produceren . | |
VanishedEntity | dinsdag 28 februari 2012 @ 02:45 |
nog beter | |
Thas | dinsdag 28 februari 2012 @ 20:01 |
y is de variabele en alpha>0 is gegeven. Waarom mag je dan stellen dat dit 0 is? Het lijkt mij dat je krijgt -(e^(-inf))*inf^(a-1), ik zie niet hoezo dat 0 is, 0*oneindig is toch niet gedefiniëerd? | |
GlowMouse | dinsdag 28 februari 2012 @ 20:09 |
Je moet de termen niet los bekijken. Een exponentiële functie 'wint' altijd van een machtsfunctie. | |
Thas | dinsdag 28 februari 2012 @ 21:13 |
Daar kan ik nog wel inkomen, maar waarom is dit dan onbepaald, want dat is toch feitelijk hetzelfde? | |
GlowMouse | dinsdag 28 februari 2012 @ 21:19 |
je rekent een oneigenlijke integraal per definitie uit als limiet: link | |
Thas | dinsdag 28 februari 2012 @ 21:52 |
Ah, ok, dat wist ik niet. Hoe kan ik trouwens laten zien dat de ene functie het "wint" van de andere? Het enige wat ik kan verzinnen is van zowel de teller als de noemer de afgeleide nemen en dan laten zien dat die van de noemer voor elke a>0 en x>0 groter is, maar dat is hier duidelijk niet het geval, (a-1)*x^(a-2) is niet kleiner dan e^x voor elke combinatie van x en a. Of is dit gewoon een regel die ik maar moet onthouden zonder dat het veel te ingewikkeld wordt? | |
Anoonumos | dinsdag 28 februari 2012 @ 21:54 |
Hallo, ik heb een vraag over deze algebra opgave: Zij X = {1,2,3...} de verzameling van positieve natuurlijke getallen en vat S_n op als ondergroep van S(X) door zijn natuurlijke werking op {1,2,3,...,n}. Laat zien dat een ondergroep is van S(X). Is H gelijk aan S(X)? Ik zou zeggen dat voor alle n geldt dat , en dan heb ik al een bewijs dat zegt dat de vereniging van twee ondergroepen een ondergroep is als er één bevat is in de ander. En voor het tweede deel lijkt me dat een element a in S(X) bevat is in S_a, en andersom iets soortgelijks. Maar het kan nooit zo gemakkelijk zijn, dus ik vroeg me af of iemand hier weet wat ik over het hoofd zie? | |
GlowMouse | dinsdag 28 februari 2012 @ 22:00 |
Deze kun je wel onthouden, maar je kunt ook laten zien dat er voor elke epsilon altijd wel een x* bestaat zodanig dat ax / xb < epsilon voor x>x* (mits a>1). Daarvoor kun je gebruiken dat | |
thenxero | dinsdag 28 februari 2012 @ 22:04 |
Versta je onder natuurlijke werking dat je modulo n rekent met optelling? Wat je nog kan laten zien is dat die eigenschap van ondergroepen die je gebruikt, ook aftelbaar vaak toegepast mag worden. | |
Anoonumos | dinsdag 28 februari 2012 @ 22:18 |
DIe uitspraak is nooit voorgekomen voor deze vraag, dus ik weet ook niet helemaal hoe ik dat moet interpreteren. Dat zal ik morgen vragen. Bedankt in ieder geval. | |
thabit | dinsdag 28 februari 2012 @ 23:39 |
Nee, je permuteert alleen de eerste n getallen; de rest laat je op z'n plaats. H is niet gelijk aan S(X). De bijectie die 2k met 2k-1 verwisselt voor alle k zit wel in S(X) maar niet in H. | |
Dale. | woensdag 29 februari 2012 @ 16:07 |
Lijkt mij niet te kloppen? | |
GlowMouse | woensdag 29 februari 2012 @ 16:10 |
waarom de vraag dan nog? | |
freiss | woensdag 29 februari 2012 @ 16:11 |
Nee, je integreert nu over een halve kubus in plaats van een halve bol. | |
Dale. | woensdag 29 februari 2012 @ 16:15 |
Ja dat dacht ik al idd maar hoe fix ik dat? Denk dat ik naar cillindercoordinaten (of bol) moet omzetten toch ? Dus dan wordt het... loopt van 0 naar 2, is 360 graden, en is van 0 naar 2? Weet alleen [tex]\phi[/tex] niet zeker want dat kan ook 180 graden zijn? Omdat het een halve bol zeg maar is? Nee is fout want dat is eigenlijk een functie van en dus is ... maar arg [ Bericht 29% gewijzigd door Dale. op 29-02-2012 16:29:57 ] | |
GlowMouse | woensdag 29 februari 2012 @ 16:28 |
een halve bol is geen cilinder | |
Dale. | woensdag 29 februari 2012 @ 16:30 |
Nee idd bolcoordinaten dus. [ Bericht 14% gewijzigd door Dale. op 29-02-2012 16:35:18 ] | |
GlowMouse | woensdag 29 februari 2012 @ 16:41 |
z = r cos(phi) moet positief zijn, dus phi loopt van ... | |
Dale. | woensdag 29 februari 2012 @ 16:45 |
True dus van -.5pi tot .5pi en theta is de cirkel dus van 0 tot 2pi i.p.v. tot pi. Maar dit moet toch makkelijker kunnen ? [ Bericht 10% gewijzigd door Dale. op 29-02-2012 17:30:00 ] | |
Riparius | donderdag 1 maart 2012 @ 13:23 |
Ik krijg er 16π uit. Zo dus. Je kunt gewoon in cartesische coördinaten blijven werken en het is met de hand te doen, maar ik ga het hier niet voor je uitschrijven. Je eerste idee om x en y om te zetten naar poolcoördinaten en z te behouden is ook prima, maar je vergeet hierbij te bedenken dat het interval waarover r loopt afhangt van z. We hebben immers x2 + y2 + z2 ≤ 4 en dus r2 = x2 + y2 ≤ 4 - z2, zodat 0 ≤ r ≤ √(4 - z2). Je krijgt dan deze integraal, en de waarde daarvan is uiteraard ook 16π. [ Bericht 13% gewijzigd door Riparius op 01-03-2012 16:34:57 ] | |
Riparius | donderdag 1 maart 2012 @ 18:03 |
Nee, je mag ∞ niet als een getal behandelen, wat je hier doet heeft geen betekenis. Wil je limx→∞ xa/ex bepalen, bedenk dan dat je xa voor x > 0 kunt schrijven als ea∙ln(x), zodat: (1) xa/ex = ea∙ln(x)∙e-x = ea∙ln(x) - x = e-x∙(1 - a∙ln(x)/x) Nu is: (2) limx→∞ ln(x)/x = 0, en dus: (3) limx→∞ e(1 - a∙ln(x)/x) = e1 = e, zodat: (4) limx→∞ xa/ex = limx→∞ (e(1 - a∙ln(x)/x))-x = limx→∞ e-x = 0. Om in te zien dat (2) geldt kun je bedenken dat: (5) ln(x) < x - 1 < x voor x > 1 En aangezien voor x > 1 ook ln(x) > 0 hebben we dus: (6) ln(x)/x > 0 voor x > 1 Verder is ln(x)/x = ln((√x)2)/x = 2∙ln(√x)/x < 2∙(√x)/x voor x > 1, en dus: (7) ln(x)/x < 2/√x voor x > 1 Uit (6) en (7) volgt nu: (8) 0 < ln(x)/x < 2/√x voor x > 1, en aangezien limx→∞ 2/√x = 0 volgt (2) uit (8) op grond van de insluitstelling. [ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 01-03-2012 21:23:32 ] | |
#ANONIEM | donderdag 1 maart 2012 @ 22:33 |
Weet iemand hoe ik de afgeleide van 3^x bereken? | |
thenxero | donderdag 1 maart 2012 @ 22:36 |
f(x)=a^x, met a constant, heeft als (standaard-)afgeleide f'(x) = a^x * ln(a). | |
#ANONIEM | donderdag 1 maart 2012 @ 22:37 |
Sorry hoor maar wat is In(a) Ik weet dat f(x)= 3x^2 wordt f'(x) = 6x, alleen deze snap ik niet. | |
Riparius | donderdag 1 maart 2012 @ 22:40 |
Als je niet weet wat natuurlijke logaritmen zijn, zul je het antwoord van thenxzero niet begrijpen. | |
thenxero | donderdag 1 maart 2012 @ 22:43 |
Het verschil tussen die twee is dat bij 3x^2 de variabele op de grond staat en bij 3^x in de macht. Dus die kan je niet hetzelfde behandelen. ln staat voor de natuurlijke logaritme, d.w.z. de logaritme met grondtal e. | |
#ANONIEM | donderdag 1 maart 2012 @ 22:47 |
Hmm... Dat zegt me niks eigenlijk. De opgave waar ik op vastloop is: gegeven is f(x) = 3^x. Bereken de hellimg van f voor x = -2. Het antwoord is f'(-2) = 0,122. Ik heb alleen geen idee hoe ik dat zelf moet invullen. | |
TJV | donderdag 1 maart 2012 @ 22:50 |
Je berekent de afgeleide van 3^x en in die afgeleide vul je voor x -2 in. | |
#ANONIEM | donderdag 1 maart 2012 @ 22:51 |
Ja dat snap ik, maar ik weet niet wat de afgeleide van 3^x is. | |
twaalf | donderdag 1 maart 2012 @ 22:58 |
Door het numerieke antwoord verwacht ik dat het met de GR moet. | |
zoem | donderdag 1 maart 2012 @ 22:59 |
Daarvoor moet je de machtsregel toepassen: Dus voor 3x wordt dat: Vul x = -2 in en je zult 0.122068... als antwoord vinden. | |
#ANONIEM | donderdag 1 maart 2012 @ 23:02 |
Wtf wat vaag allemaal. Ik heb dit vorig jaar wel eens gehad maar zo ingewikkeld met die formules kan het toch niet zijn? Voor een normale afgeleide kun je gewoon zeggen je doet de macht keer het voorste getal en trekt 1 van die macht af en dat is de afgeleide? En dat In komt me ook totaal onbekend voor. | |
zoem | donderdag 1 maart 2012 @ 23:10 |
Dat is helemaal geen rare formule eigenlijk, hij is alleen wat minder bekend. De regel die jij noemt is eigenlijk een versimpelde variant van die formule. Pas het maar eens toe op bijvoorbeeld x3: | |
thenxero | donderdag 1 maart 2012 @ 23:13 |
Er is toch niks ingewikkelds aan. Eigenlijk is het nog makkelijker: als je de afgeleide neemt hoef je er alleen maar ln(a) bij te zetten . |