Ik ben afgelopen zomer weer eens in mijn eentje op reis gegaan. Niet lang, tien dagen Litouwen (Vilnius), maar het alleen reizen beviel me dit keer stukken minder goed. Had deels met mezelf te maken, ik had teveel om over na te denken dan goed voor me was. En deels had het te maken met de plek waar ik sliep. Een prachtig hotel in een oud klooster, binnen de muren van het historische centrum, op het eerste gezicht een ideale locatie maar er waren nauwelijks andere gasten en als ze er wel waren, waren ze een stuk ouder dan ik. Ingekakte boel dus, en daar werd ik na een paar dagen niet echt vrolijk van.
Ik zei al dat ik wat teveel met mezelf bezig was om een fris plan te trekken, dus ik ben verder niet van hotel veranderd. En omdat het keihard ging regenen, viel mijn plan om een paar dagen naar de kust te gaan ook in het water.

En daar zat ik dan, flink en eenzaam te wezen. Ik begon ook steeds meer te drinken. En maar dwalen door die stad, waar het overigens prachtig dwalen is. De laatste avond heb ik uit pure wanhoop een fles wodka leeggezopen, ben de straat opgegaan, een kroeg ingedoken en daar heb ik vriendschappen gesloten met
(1) een hippe barman die "goedendag" kon zeggen in het Nederlands
(2) vier vrolijke Noren met baarden
(3) een lekkere Russische chick
(4) de vriend van die lekkere Russische chick
Het grootste gedeelte van de nacht is volledig uit mijn geheugen gewist maar ik weet nog dat ik op een zonovergoten ochtend nog steeds over straat zwierf, neerviel, overeind kwam, doorliep en er af en toe weer eens bij ging liggen.
Ik werd wakker in een plantsoentje, tegenover het Centraal Station. Zonder geld, terwijl ik toch genoeg op zak had genomen om een dure hoer te kunnen bestellen, en daarna nog een. Geen hoer die nacht, dat weet ik zeker, maar mijn geld was wel pleite. Daar kwam ik trouwens pas achter toen ik in de plaatselijke McDonald's met mijn dronken harses mijn ontbijt wilde betalen.
De verlopen held uit een B-film, die het hotel kwam binnenstrompelen, om half elf 's ochtends. De receptionist durfde me niet aan te kijken. Op mijn kamer ben ik in een koortsig coma weggezakt.
Wat ik hiermee wilde zeggen:
A. Een reis is geen vlucht voor de spoken in je hoofd.
B. Ik ben een socialer dier dan ik zelf wel suggereer te zijn.
C. In stille hotels vol vrome echtparen leg ik doorgaans maar weinig contacten.