CAFÉ ROUX
We hebben afgesproken in Café Roux. Het is een tamelijk belegen restaurant met een Art Déco-achtig interieur. Volgens mijn broer, die de tafel heeft gereserveerd, heeft het 'internationale allure'. Hij bedoelt dat het duur is. En chique, of beter gezegd bourgeois. Truttig. Er komen veel buitenlanders; het restaurant hoort bij Hotel The Grant. Wat mijn broer eigenlijk bedoelt, is dat de sfeer in Café Roux ongeschikt is voor de 'Italiaanse toestanden' waarin onze familie zich tijdens dit soort bijeenkomsten vaak verliest. Krijsen, gillen, huilend van tafel lopen; wij kijken nergens meer van op. Behalve Tom, dus. Hij wil ons tegen onszelf beschermen, dat is de gedachte. Hij zegt: "Emotionele uitbarstingen kunnen we niet gebruiken. Het gaat om de erfenis. Het is al emotioneel genoeg." Desondanks draagt hij een donkere zonnebril. Het is hartje januari, het is avond. Niemand zegt er iets van; tijdens een bespreking over de erfenis kan het natuurlijk een tactiek zijn, zo'n donkere zonnebril. Maar waarschijnlijk heeft hij gewoon een kater. De tekenen wijzen in die richting: hij slaat de Chablis achterover alsof zijn laatste uur geslagen heeft.
Mijn vader bestudeert de menukaart. Intussen vertelt hij een verhaal over zijn mondhygiëniste, die een klacht tegen hem wil indienen bij het antidiscriminatie meldpunt. Hij zet de zaak helder uiteen: “Die mondhygiëniste is een pot, dat kan niet anders. Zo’n reet,” zegt hij, en hij houdt zijn handen een halve meter uit elkaar. “Echt kolossaal, en daar hangen dan van die lappen overheen - gedrapeerde theedoeken of gordijnen, je kent het type wel. Goed, ik ga in de stoel liggen en zij komt op me af met twee glimmende haken in haar handen. Om een verdoving heb ik niet eens gevraagd, die dike peinst er niet over om een spuit te zetten - ik trek na de behandeling altijd een spoor van bloed achter me aan.” Hij zwaait met de menukaart. “Weten jullie het al?” informeert hij. “Het eten is hier peperduur, maar gelukkig hebben we de erfenis. Ja, jongens: jullie betalen de helft van de rekening nu zelf, we kunnen eindelijk gaan brassen. Ik zal het goede voorbeeld geven en het menu de dégustation bestellen.”
Mijn vader draagt een lamswollen trui met gaten. Sinds hij met pensioen is, heeft hij elke vorm van decorum laten varen. Hoewel de secretaresse hem geregeld in het nieuw steekt in de Bijenkorf (“Shoppen,” zegt ze, en ook: “We hebben een leuk jasje geshopt,”) loopt hij erbij als een zwerver. Hij heeft sportschoenen aan, van die grote witte. Het zal wel ‘jeugdig’ bedoeld zijn, maar het effect is aandoenlijk. Hij draagt er een zakkige corduroybroek bij.
“Ik heb geen honger meer,” zeg ik. “Een spoor van bloed. Gadverdamme, wat een smerige verhalen vertel jij, zeg.”
“Kom jij wel eens bij de mondhygiëniste?” vraagt mijn vader.
Ik schud van nee.
“Wacht maar,” zegt hij. “Wacht maar tot jij aan de beurt bent, dan maak je een heel ander geluid.”
Hij vervolgt zijn verhaal: “Ik lig dus in die stoel, en nadat ze een tijdje met die weerhaken in mijn mond heeft zitten poeren, zegt ze tegen me: ‘Nou mijnheer S., uw tandvlees is nog mooi stijf.’ Waarop ik antwoord: ‘En dat is dan alleen nog mijn tandvlees.’” Mijn vader laat een korte stilte vallen voor het dramatische effect en kijkt de tafel rond. “Weten jullie hoe dat heet? Seksuele intimidatie. Seksuele! Intimidatie! Ze is moddervet, dat mens. Ik wil helemaal niet weten wat er onder die lappen zit.” Hij steekt een Barclay op en rond zijn verhaal af met de woorden: “Ik ben benieuwd naar het rapport van het meldpunt.”
“Waarom bel je Ruud Lubbers niet,” zegt Francesca lachend. “Geile Ruudje weet er alles van.”
Aan het tafeltje naast ons zit een echtpaar van middelbare leeftijd. Ze dragen identieke jagersjasjes (mosgroen) en identieke kapsels (kort, grijs). Het kan aan mij liggen, maar sinds de woorden 'pot' en 'geil' zijn gevallen, lijkt hun conversatie niet meer op gang te komen.
“Hoe is het met jou?” vraagt mijn vader aan Tom, die al zeker een half uur zit te zwijgen achter zijn zonnebril, terwijl hij in een krankzinnig tempo doordrinkt. “Heb je iets aan je ogen laten doen?”
“Nee,” zegt Tom.
“Die bril,” gebaart mijn vader. “Is dat... kekkigheid?”
Tom reageert niet. Dan zegt hij plompverloren: “Ik word vader.”
Wij vallen allemaal stil. Het hing in de lucht; om de een of andere reden hangen baby’s sinds de dood van mijn moeder in de lucht, maar zijn mededeling komt toch als een schok. Ten eerste heeft Tom geen vriendin. Het spijt me zeer, maar de oudere vrouw die hij sinds kort heeft leren kennen, en die aan allerhande geestelijke stoornissen lijdt, zie ik niet als zijn toekomstige vriendin, laat staan als zijn vrouw. Haar naam is Chiara. Op de avond van mijn moeders crematie heeft hij Chiara meegenomen naar zijn appartement, ik bedoel dus het appartement van mijn moeder, of eigenlijk bedoel ik haar bed – het bed waarin zij haar laatste adem heeft uitgeblazen, en waarvan hij de de lakens nog niet had verschoond. Detail. Chiara hoeft het nooit te weten. Maar wij weten het wel. Wij weten dat hij daar, in het doodsbed van mijn moeder en omringd door de zware morfinegeur die in de lakens en de gordijnen was gedrongen, dat hij daar een kind heeft verwekt.
Ik probeer aan iets anders te denken, maar het lukt niet.
Frankie is de eerste die de stilte doorbreekt: “Dat meen je niet!” gilt ze. “Oh Tom, je krijgt een baby!” Ze staat op en stort zich in zijn armen. “Ik wil ook een baby!” roept ze half lachend, half huilend. “Ik wil ook, ik wil ook! Hoe heb je dat geflikt? Heb je tips voor me?”
In het tumult richt mijn vader zich tot mij: “Een baby?” fluistert hij iets te hard. “Mis ik iets? Tom was toch homo?”
“Papa,” zucht mijn broer vanachter zijn zonnebril. “Ik heb een vriendin. Ik heb altijd vriendinnen gehad.” Hij maakt zich los uit Francesca’s omhelzing en schenkt zijn glas weer vol. In één teug drinkt hij het leeg.
Mijn vader trekt zijn wenkbrauwen op. “Nou jongen,” zegt hij. “Beter laat dan nooit. Gefeliciteerd. Wie is de gelukkige moeder?”
“Doet er niet toe,” snauwt Tom.
“Okay,” zegt mijn vader, en hij kijkt alsof hij diep nadenkt. “Modern ouderschap. Leuk. Moet kunnen. Heb je de moeder wel ontmoet, ik bedoel in levende lijve, of gaat zoiets tegenwoordig met reageerbuizen?”
“Papa!” roept Frankie. “Bemoei je met je eigen zaken. Wat kan jou dat schelen? Tom heeft een kinderwens; wees blij dat hij de familielijn voortzet.” Ze stoot Tom aan en zegt op samenzweerderige toon: “Vertel, hoe vaak hebben jullie het gedaan?”
Tom schuift ongemakkelijk op zijn stoel.
Gelukkig komt de ober aangelopen met de voorgerechten; we wachten beleefd tot hij de borden met oesters voor ons op tafel heeft gezet. Zodra hij wegloopt, hervat mijn zus de voortplantingsconversatie: “Elke dag?” vraagt ze, en haar wangen kleuren rood van de wijn en de opwinding. “Pablo en ik doen het om de dag, dat schijnt het effectiefst te zijn. Dan blijft de kwaliteit van het zaad op peil. En van achteren,” zegt ze. “Van achteren penetreren, dat is de gouden truc.”
“Francesca!” sist mijn vader.
“Dat is het ideale conceptiestandje.”
“Wat?” zeg ik, terwijl ik snel een oester doorslik. “Om een kind te verwekken moet je het van achteren doen?”
“Meisjes!”
“Op je vruchtbare dagen,” knikt Frankie. “Zodat de man, zeg maar, dieper kan stoten.”
“Is dit jullie idee van een erfenisbespreking?” Mijn vader slaat met zijn vlakke hand op tafel en komt half overeind uit zijn stoel.
“Zonder condoom,” hoor ik Tom mompelen. “Het helpt als je het zonder condoom doet.”
De avond van het jagersechtpaar is nu echt verpest. Ze kijken allebei stuurs voor zich uit. Bovendien heeft de man last van onze rook; hij wuift steeds met zijn hand in de lucht en kucht overdreven. Ik geef toe: wij zijn alle vier straffe rokers, maar tijdens dit soort familiebijeenkomsten gaan de remmen pas goed los. De ene Marlboro wordt met de andere Barclay aangestoken – voor een niet-roker is het geen pretje om in onze nabijheid te zitten, dat begrijp ik best. Maar wat ik niet begrijp, of eigenlijk maakt het me opstandig, is dat een chronische astmapatiënt een tafeltje reserveert in het rokersgedeelte van het restaurant. Ik steek dus mijn zoveelste Marlboro op en zet me schrap voor het vervolg van de avond.
“Prachtig,” roept mijn vader. “De achterwaartse penetratie ter bevordering van de conceptie. Mijn oudste dochter schijnt een expert te zijn op dat gebied. Iemand nog andere suggesties? Standjes? Tips?” Hij maakt een wijds gebaar. "Jullie zeggen het maar. Alles wat ik altijd al wilde weten over het seksleven van mijn volwassen kinderen maar niet durfde te vragen. Toe maar, jongens. Barst los. Laat je gaan. Trek je vooral niks van mij aan, ik ben een ouwe man."
Frankie leunt achterover en zegt: “Stel je niet zo aan, jij hebt ook drie kinderen gemaakt.”
Tot mijn opluchting houdt ze het op drie. Ik zit niet te wachten op een gesprek over de bastaards die hij ongetwijfeld bij zijn minnaressen heeft verwekt en die wij eigenlijk al jaren op de stoep verwachten – “Wij zijn van RTL-4, mogen wij even binnenkomen met de camera?" -, maar tot nu toe zijn onze geheime bloedverwanten godzijdank uit onze levens weggebleven.
“Dat mag zo zijn,” zegt mijn vader, en nu slaat hij zo hard met zijn hand op tafel dat het glaswerk ervan rinkelt, “maar dit is geen tafelconversatie! De erfenis! We hebben een erfenis te verdelen, en jullie zitten de laatste pornostandjes door te nemen.”
Het jagersechtpaar is opgestaan; ze staan stijf en ongemakkelijk naast hun tafeltje, op zoek naar een ober. Na enkele minuten geven ze het op; de man beent naar de bar, zijn vrouw volgt hem.
wordt vervolgd
[ Bericht 0% gewijzigd door Nadine26 op 01-02-2006 11:51:38 ]