quote:Post hier weer al je vragen, passies, trauma's en andere dingen die je uit je slaap houden met betrekking tot de wiskunde.
Van MBO tot WO, hier is het topic waar je een antwoord kunt krijgen op je vragen. Vragen over stochastiek in het algemeen en stochastische processen & analyse in het bijzonder worden door sommigen extra op prijs gesteld!
Opmaak:
• met de [tex]-tag kun je Latexcode in je post opnemen om formules er mooier uit te laten zien (uitleg).
Links:
• http://integrals.wolfram.com/index.jsp: site van Wolfram, makers van Mathematica, om online symbolische integratie uit te voeren.
• http://mathworld.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg korte wiki-achtige artikelen over wiskundige concepten en onderwerpen, incl. search.
• http://functions.wolfram.com/: site van Wolfram met een berg identiteiten, gerangschikt per soort functie.
• http://scholar.google.com/: Google scholar, zoek naar trefwoorden specifiek in (wetenschappelijke) artikelen. Vaak worden er meerdere versies van hetzelfde artikel gevonden, waarvan één of meer van de website van een journaal en (dus) niet vrij toegankelijk, maar vaak ook een versie die wel vrij van de website van de auteur te halen is.
• http://www.wolframalpha.com Meest geavanceerde rekenmachine van het internet. Handig voor het berekenen van integralen, afgeleides, etc...
OP
Handig:
Riparius heeft ooit een PDF geschreven over goniometrische identiteiten. Deze kun je hier downloaden:
www.mediafire.com/view/?2b214qltc7m3v0d
quote:Op maandag 18 november 2013 14:07 schreef Reemi het volgende:
[..]
Thanks. Ik blijf er mee stoeien, kan iemand me nog met deze helpen?
Bepaal het aantal oplossingen in gehele getallen x1; ...; x6 ≥ 0 van de vergelijking x1 + ... + x6 = 15.
Die snap ik niet helemaal. Bedoeld wordt dus hoeveel verschillende x1, x2, x3, x4, x5 en x6 samen 15 worden.quote:
Is het 1x +2x... of x1 +x2...?quote:Op maandag 18 november 2013 14:40 schreef Reemi het volgende:
[..]
Die snap ik niet helemaal. Bedoeld wordt dus hoeveel verschillende x1, x2, x3, x4, x5 en x6 samen 15 worden.
Oh, sorry. Geen van beide:quote:Op maandag 18 november 2013 14:43 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Is het 1x +2x... of x1 +x2...?
Geen idee dan. Heeft het iets met meetkundige reeks te maken? xn =arn-1quote:Op maandag 18 november 2013 14:44 schreef Reemi het volgende:
[..]
Oh, sorry. Geen van beide:
x1 + ... + x6
Ik kan geen fout ontdekken in mijn berekening. Zou fijn zijn als iemand anders het misschien wel ziet.quote:Op zondag 17 november 2013 23:49 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Het gegeven antwoord is 202020. Ik zal morgen dit nog eens doornemen.
Ik hebquote:Op maandag 18 november 2013 15:29 schreef Ensemble het volgende:
[..]
Ik kan geen fout ontdekken in mijn berekening. Zou fijn zijn als iemand anders het misschien wel ziet.
Je moet dit zien als een probleem waar je 6 bakken hebt. En over die 6 bakken moet je 15 dingen verdelen.quote:Op maandag 18 november 2013 14:40 schreef Reemi het volgende:
[..]
Die snap ik niet helemaal. Bedoeld wordt dus hoeveel verschillende x1, x2, x3, x4, x5 en x6 samen 15 worden.
Thanks, bijna duidelijk. Maar waarom 7 plekken om de strepen neer te zetten?quote:Op maandag 18 november 2013 16:52 schreef Ensemble het volgende:
[..]
Je moet dit zien als een probleem waar je 6 bakken hebt. En over die 6 bakken moet je 15 dingen verdelen.
Dus op hoeveel manieren kan je 15 dingen verdelen over 6 bakken.
Stel we bekijken dit eerst voor een kleiner probleem. Dus hoeveel oplossingen heeft x1 + x2 + x3 = 5
5 is ook te schrijven als 1 1 1 1 1 (5 eenen). Nu kunnen we dit in 3 bakken verdelen door 2 streepjes te zetten.
Dus bijv 1 1 1 | 1 | 1. Dan zitten er 3 eenen in de eerste bak, 1 een in de tweede bak en 1 een in de derde bak. De vraag is dus op hoeveel manieren we die strepen neer kunnnen zetten.
Nu hebben we dus 5+2 = 7 plekken om die strepen neer te zetten. En daarvan moeten we er 2 uitkiezen. Dit is weer een simpele combinatie. (Dit kan je ook zien als een herhalingscombinatie, maar dat maakt het misschien lastiger)
Dus x1 + x2 + x3 = 5 heeft 21 oplossingen.
Nu moet jouw vraag ook wel lukken.
Bijna. Je hebt 15+5 plekken om strepen neer te zetten. Dus het is 20 boven 5 = 15504 oplossingen.quote:Op maandag 18 november 2013 17:55 schreef Reemi het volgende:
[..]
Thanks, bijna duidelijk. Maar waarom 7 plekken om de strepen neer te zetten?
Edit: oh, omdat het ook 0 kan zijn.
Ik zou dan denken: 17 boven 5. Klopt dat?
En vanwaar die +5 plekken dan?quote:Op maandag 18 november 2013 18:21 schreef Ensemble het volgende:
[..]
Bijna. Je hebt 15+5 plekken om strepen neer te zetten. Dus het is 20 boven 5 = 15504 oplossingen.
Je kan het ook zo zien:quote:Op maandag 18 november 2013 18:22 schreef Reemi het volgende:
[..]
En vanwaar die +5 plekken dan?
E: Oh, 5 stuks kunnen 0 zijn. Duidelijk, thanks!
Ik zal de eerste even voordoen, daarna moet je zelf de tweede uitwerken. We hebbenquote:Op maandag 18 november 2013 18:21 schreef Manke het volgende:
Veeltermen die in factoren moeten worden ontbonden polynomials die gefactort moeten worden, simpel, maar ik loop er op vast:
[ afbeelding ]
Wie kan/wil helpen met een uitwerking?
Welnu, inderdaad moeten we bewijzen datquote:Op zondag 17 november 2013 19:18 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat lijkt me wel. Maar laat nog maar even weten hoe je geacht werd opgave 4b te doen zonder gebruik van de ongelijkheid van Bernoulli. Ben ik wel benieuwd naar.
Thanks manquote:Op maandag 18 november 2013 18:47 schreef Ensemble het volgende:
[..]
Je kan het ook zo zien:
Stel dit zijn 20 plekken. Als je dan 5 plekken uitkiest om een 'streepje' te zetten: (maakt niet uit waar)
Dan zijn de 15 elementen verdeeld over de overige lege 15 plekken.
Dus daarom heb je in totaal 15+5=20 plekken om streepjes neer te zetten.
quote:Op maandag 18 november 2013 19:03 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik zal de eerste even voordoen, daarna moet je zelf de tweede uitwerken. We hebben
2x3 − 8a2x + 24x2 + 72x
Je kijkt nu eerst of de termen factoren gemeen hebben, en zo ja welke factoren dit zijn, want dan kun je beginnen met die factor(en) buiten haakjes te halen. Welnu, het valt direct op dat alle termen een factor x bevatten, en ook zijn alle coëfficiënten even. Dat betekent dus dat we in ieder geval een factor 2x buiten haakjes kunnen halen. Doen we dit, dan krijgen we
2x(x2 − 4a2 + 12x + 36)
Nu zien we dat we eigenlijk één vreemde eend in de bijt hebben, en dat is die term 4a2. Als we die even buiten beschouwing laten, dan zie je dat de overige drie termen x2 + 12x + 36 samen een kwadratische veelterm vormen, en die kun je ontbinden in factoren. In dit geval is dat zelfs heel gemakkelijk als je je merkwaardige producten tenminste kent. Je hebt immers
(a + b)2 = a2 + 2ab + b2
en dus zie je direct dat x2 + 12x + 36 = (x + 6)2. Maar nu zien we verder dat die resterende term 4a2 ook als een kwadraat is te schrijven, immers 4a2 = (2a)2. Dus hebben we nu
2x((x + 6)2 − (2a)2)
Maar nu kun je een verschil van de kwadraten van twee grootheden altijd schrijven als een product van de som en het verschil van die grootheden, want je hebt immers
(a + b)(a − b) = a2 − b2
En dus krijgen we zo
2x(x + 6 + 2a)(x + 6 − 2a)
en daarmee is de ontbinding voltooid.
De voorwaarde n5/3n < 1/n, n ∈ N is equivalent met n6 < 3n en dat is het geval voor n > 14. Dan heb je dus 0 < bn < 1/n voor n > 14 en voor elke ε > 0 is dan bn < ε voor n > max(1/ε,14) zodat limn→∞ bn = 0.quote:Op maandag 18 november 2013 19:10 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Welnu, inderdaad moeten we bewijzen dat
bn < 1/n voor n > 14, met n een natuurlijk getal.
Ik neem aan dat dit een inductiebewijs is, en daarna is het natuurlijk flauw. Als bn < 1/n en het is altijd een positieve breuk, dus
0 < bn < 1/n voor voldoende grote n. Gebruiken we de insluitstelling (wat ook al niet mocht), dan vinden we snel het gevraagde.
Wat betreft l'Hospital, de instructeur was daar duidelijk over: we konden functies van reële getallen nog niet bevatten, iets met 3√2 ofzo.
Mjah, snap ik. Dat inductiebewijs is aardig lastig als je er niet zo getraind in bent. Ineens wordt de wiskunde heel formeel, dus wellicht kun je mij, daar waar nodig, op terecht wijzen. De heer de Weger vond het ook nodig om vage uitspraken als epsilon willekeurig klein, de limiet van epsilon naar 0 direct naar de prullenbak te verbannen.quote:Op maandag 18 november 2013 20:05 schreef Riparius het volgende:
[..]
De voorwaarde n5/3n < 1/n, n ∈ N is equivalent met n6 < 3n en dat is het geval voor n > 14. Dan heb je dus 0 < bn < 1/n voor n > 14 en voor elke ε > 0 is dan bn < ε voor n > max(1/ε,14) zodat limn→∞ bn = 0.
De voorwaarde n6/3n < 1 geldt in ieder geval voor n = 15, en als deze geldt voor een zekere n = k ≥ 15 dan is (k+1)6/3k+1 < ⅓·(1 + 1/k)6 < 1, zodat de voorwaarde dan ook geldt voor n = k+1. Ergo, n6/3n < 1 geldt voor elke n > 14.
Een formele definitie van machten met irrationale exponenten is inderdaad lastig, denk er maar eens over na hoe je dat precies zou willen doen.
Tja, hier was het bewijs met inductie dat n6 < 3n voor n > 14 toch echt heel eenvoudig. Ik denk dat als je dit lastig vindt, dat je dan eerder een probleem hebt met de gedachtengang als zodanig bij een bewijs met (volledige) inductie. Ik heb dat vaker gezien, ook hier op het forum en ook bij mensen die wiskunde studeerden. Een bewijs met inductie bestaat altijd uit twee delen. Eerst bewijs je dat de aan te tonen uitspraak geldig is voor een bepaalde gehele startwaarde n = n0 (vaak n = 0 of n = 1, maar dat hoeft uiteraard niet). Vervolgens bewijs je dat de aan te tonen uitspraak juist is voor n = k + 1 áls deze juist is voor een zekere n = k ≥ n0. Je creëert daarmee een oneindige keten gevolgtrekkingen (uitspraak is juist voor n = n0 ⇒ uitspraak is juist voor n = n0 + 1 ⇒ uitspraak is juist voor n = n0 + 2 ⇒ ...) op grond waarvan je kunt besluiten dat de uitspraak juist is voor élke gehele n ≥ n0.quote:Op maandag 18 november 2013 21:42 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Mjah, snap ik. Dat inductiebewijs is aardig lastig als je er niet zo getraind in bent.
Wat dat tweede betreft moet ik hem gelijk geven. Als je het begrip limiet definieert aan de hand van de bekende ε, δ definitie van Weierstrass, dan mag je in die definitie niet spreken over een limiet van bijvoorbeeld ε, of dat ε 'nadert' tot 0, want dan gebruik je in een definitie een begrip dat je nog niet geheel hebt gedefinieerd, resp. in het geheel niet hebt gedefinieerd, en dat mag niet. Het is wel zo dat je uiteindelijk terecht komt bij bepaalde begrippen die je ongedefinieerd moet laten omdat je nu eenmaal niet alles kunt definiëren aan de hand van eerder gedefinieerde begrippen, zoals het begrip 'punt' in de Euclidische meetkunde, wat niet wegneemt dat Euclides toch een poging deed: Σημεῖόν ἐστιν, οὗ μέρος οὐθέν 'een punt is dat wat geen deel heeft'.quote:Ineens wordt de wiskunde heel formeel, dus wellicht kun je mij, daar waar nodig, op terecht wijzen. De heer de Weger vond het ook nodig om vage uitspraken als epsilon willekeurig klein, de limiet van epsilon naar 0 direct naar de prullenbak te verbannen.
Helaas begrijp ik het principe van volledige inductie maar al te goed. Ik zou alleen niet uit mezelf bedenken hoe je die sterkere ongelijkheid forceert.quote:Op maandag 18 november 2013 23:29 schreef Riparius het volgende:
[..]
Tja, hier was het bewijs met inductie dat n6 < 3n voor n > 14 toch echt heel eenvoudig. Ik denk dat als je dit lastig vindt, dat je dan eerder een probleem hebt met de gedachtengang als zodanig bij een bewijs met (volledige) inductie. Ik heb dat vaker gezien, ook hier op het forum en ook bij mensen die wiskunde studeerden. Een bewijs met inductie bestaat altijd uit twee delen. Eerst bewijs je dat de aan te tonen uitspraak geldig is voor een bepaalde gehele startwaarde n = n0 (vaak n = 0 of n = 1, maar dat hoeft uiteraard niet). Vervolgens bewijs je dat de aan te tonen uitspraak juist is voor n = k + 1 áls deze juist is voor een zekere n = k ≥ n0. Je creëert daarmee een oneindige keten gevolgtrekkingen (uitspraak is juist voor n = n0 ⇒ uitspraak is juist voor n = n0 + 1 ⇒ uitspraak is juist voor n = n0 + 2 ⇒ ...) op grond waarvan je kunt besluiten dat de uitspraak juist is voor élke gehele n ≥ n0.
Wat ik vaak heb gezien is dat studenten bijvoorbeeld beginnen met te stellen dat de te bewijzen uitspraak geldig is voor een 'willekeurige' n of zelfs voor 'elke' n, maar dat mag je uiteraard niet doen, dat is een petitio principii. Dan neem je datgene wat je wil bewijzen al op voorhand voor waar aan, en dan bewijs je dus niets. Wat je wel moet doen is laten zien dat de juistheid van de te bewijzen uitspraak voor n = k + 1 volgt uit de juistheid van de te bewijzen uitspraak voor n = k, en dat is iets heel anders. Je gebruikt dan namelijk niet dat de te bewijzen uitspraak geldig is voor n = k, maar toont alleen aan dat de te bewijzen uitspraak geldig is voor n = k + 1 als deze geldig is voor n = k.
[..]
Wat dat tweede betreft moet ik hem gelijk geven. Als je het begrip limiet definieert aan de hand van de bekende ε, δ definitie van Weierstrass, dan mag je in die definitie niet spreken over een limiet van bijvoorbeeld ε, of dat ε 'nadert' tot 0, want dan gebruik je in een definitie een begrip dat je nog niet geheel hebt gedefinieerd, resp. in het geheel niet hebt gedefinieerd, en dat mag niet. Het is wel zo dat je uiteindelijk terecht komt bij bepaalde begrippen die je ongedefinieerd moet laten omdat je nu eenmaal niet alles kunt definiëren aan de hand van eerder gedefinieerde begrippen, zoals het begrip 'punt' in de Euclidische meetkunde, wat niet wegneemt dat Euclides toch een poging deed: Σημεῖόν ἐστιν, οὗ μέρος οὐθέν 'een punt is dat wat geen deel heeft'.
Zelf til ik niet zo zwaar aan een uitspraak als 'voor een willekeurig kleine (positieve) ε bestaat er een N0 zodanig dat ...' en hier is ook niets vaags aan. Ik begrijp het formele bezwaar wel, want de definitie voor limn→∞ an = L houdt in dat er voor elke ε > 0 een N0 ∈ N bestaat zodanig dat | an − L | < ε voor elke (gehele) n > N0, niets meer en niets minder. Maar het is evident dat 'grote' waarden van ε niet interessant zijn, want als we voor een zekere ε0 een N0 hebben zodanig dat | an − L | < ε0 voor elke n > N0, dan is voor elke ε > ε0 evengoed | an − L | < ε voor elke n > N0 met diezelfde N0. Vandaar dat men vaak spreekt van een willekeurig kleine (positieve) ε. Met de woorden willekeurig klein wordt hier bedoeld dat ε > 0 kleiner kan worden gekozen dan elk gegeven positief getal en dat er dan steeds een N0 ∈ N bestaat zodanig dat | an − L | < ε voor elke (gehele) n > N0.
Mag jij me aanwijzen waar de fout zit. Ik heb alcohol (Grolsch ) op, dus 't zou heel goed kunnen.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:16 schreef MaximusTG het volgende:
Alleen je laatste stap klopt volgens mij niet?
√((x+3)/x) = √(1+3/x)quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:20 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Mag jij me aanwijzen waar de fout zit. Ik heb alcohol (Grolsch ) op, dus 't zou heel goed kunnen.
(x+3)/x = x/x + 3/x = 1+3/xquote:Op dinsdag 19 november 2013 23:27 schreef Manke het volgende:
[..]
√((x+3)/x) = √(1+3/x)
je kan volgens mij niet zo die x wegstrepen of verlagen in de teller, die staat tussen haakjes
proost
Niemand heeft gezegd wat x überhaupt is, x kan net zo goed een complex getal zijn.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:36 schreef Riparius het volgende:
Bedenk wel dat jullie nu aannemen dat x > 0, maar dat is niet gegeven.
Super, hardstikke bedankt!quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:04 schreef Amoeba het volgende:
Bedenk je eens dat x2 + 3x = x(x+3)
En dus
√(x2 + 3x)/x = √x√(x+3)/x
√x√(x+3)/x = √(x+3)/√x
Zodat
√(x+3)/√x = √((x+3)/x) = √(1+3/x)
Ja, maar dan is de vierkantswortel sowieso niet eenduidig. Overigens denk ik bij x eerder aan een reële variabele en zou ik voor een complexe variabele eerder z verwachten. Maar de vragensteller moet beseffen dat zijn vraag zo niet (correct) is te beantwoorden.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:38 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Niemand heeft gezegd wat x überhaupt is, x kan net zo goed een complex getal zijn.
Ik ook. Je vergeet trouwens dat x ≤ -3 ook voldoet.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:42 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, maar dan is de vierkantswortel sowieso niet eenduidig. Overigens denk ik bij x eerder aan een reële variabele en zou ik voor een complexe variabele eerder z verwachten. Maar de vagensteller moet beseffen dat zijn vraag zo niet (correct) is te beantwoorden.
Ja, dat had je gedacht ... Kijk eens wat er gebeurt als je x < −3 neemt.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:40 schreef koekjestrommel1 het volgende:
[..]
Super, hardstikke bedankt!
Ook flink zitten borrelen, of hoe zit het daar?quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:43 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, dat had je gedacht ... Kijk eens wat er gebeert als je x < −3 neemt.
In dit geval werd gegeven dat x>0. Maar het ging me er meer om om er even achter te komen hoe dat trucje ook alweer werkte, en dat heeft hij me mooi uitgelegd.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:43 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, dat had je gedacht ... Kijk eens wat er gebeert als je x < −3 neemt.
Nee hoor. Je mag de rekenregels √a/√b = √(a/b) en √a · √b = √(ab) niet gebruiken voor a,b < 0.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:46 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ook flink zitten borrelen, of hoe zit het daar?
Daar zit wat in.quote:Op dinsdag 19 november 2013 23:49 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee hoor. Je mag de rekenregels √a/√b = √(a/b) en √a · √b = √(ab) niet gebruiken voor a,b < 0.
Je maakt een fout. Maar stop het gewoon even in WolframAlpha, dan hoef je hier niet te vragen of het klopt en hoeven wij jouw onbeholpen notaties niet te ontcijferen.quote:
Hoe kun je differentiëren naar x als f onafhankelijk is van x?quote:Op woensdag 20 november 2013 22:01 schreef Crisisstudent het volgende:
Stel je hebt een functie f met f(y,y') (dus onafhankelijk van x). Als je dan de niet-partiele afgeleide df/dx neemt, wat doe je dan precies?
Je bewijs klopt niet. Je beweert o.m. dat |β| < |β+1| maar dat is in zijn algemeenheid niet juist (neem β = −¾).quote:Op woensdag 20 november 2013 21:49 schreef Novermars het volgende:
[ afbeelding ]
Hoe kan je dit het beste aanpakken? In R1 lukken me dit soort bewijzen wel, maar in Rk heb ik er meer moeite mee. Ik neem aan dat we de euclidean norm ergens moet gebruiken en een shitload een triangle inequalities?
EDIT: [ afbeelding ]
Iemand die een fout kan spotten?
Ik zou het herschrijven.quote:Op donderdag 21 november 2013 00:27 schreef Novermars het volgende:
De notatie die ik nu heb, dus met alpha en beta etc is de notatie die de hooglerares gebruikt, de x en y notatie gebruikt het boek. (dit was een opgave uit het boek). Aangezien de hooglerares mijn tentamens nakijkt, prefereer ik de eerste notatie.
Maar inhoudelijk, mee eens dat het niet klopt. Is het eventueel snel te fixen door vanaf de ongelijkheid, r5 van onder, absolute waardes te gebruiken en van de 1 die ik er bij optel om problemen te voorkomen als beta =0 is een epsilon te maken? Of kan ik beter gewoon opnieuw beginnen?
Je hebt |x·y| ≤ ||x||·||y||. Zegt de dubbele naam Cauchy-Schwarz je iets?quote:Hoe ga je trouwens van de absolute waarde naar de euclidean norm?
Als een vector a convergeert naar een vector b, dan convergeren alle componenten van a ook naar de componenten van die van b. Als je het inproduct nu uitschrijft als een som, dan kan je dus gewoon het resultaat uit R^1 gebruiken.quote:Op woensdag 20 november 2013 21:49 schreef Novermars het volgende:
[ afbeelding ]
Hoe kan je dit het beste aanpakken? In R1 lukken me dit soort bewijzen wel, maar in Rk heb ik er meer moeite mee. Ik neem aan dat we de euclidean norm ergens moet gebruiken en een shitload een triangle inequalities?
EDIT: [ afbeelding ]
Iemand die een fout kan spotten? Ik denk eigenlijk dat het definiëren van c(n) overbodig is, maar ach...
Ten eerste leg je de factorstelling (met rest 0) verkeerd uit. Als (x-a) een nulpunt is van f(x) te schrijven als het product g(x)(x-a) met deg(g(x)) = deg(f(x))-1quote:Op zaterdag 23 november 2013 12:28 schreef wiskundenoob het volgende:
Mbv factorstelling, f(x)=(x-a)g(x)+(a) moet ik de nulpunten vinden van
vinden.
Dan is
Maar hoe doe je dat? Wat ik ervan heb begrepen is dat je eerst (x-a), a is nulpunt van f(x), moet vinden. En vervolgens f(x)/(x-a) om g(x) te bepalen? En dat steeds herhalen totdat n, macht van het polynoom, 1 is zodat je alle nulpunten hebt gevonden.
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt. Binnen de complexe getallen heeft h(x) wel nulpunten, bekijk daarvoor eens de hoofdstelling van de algebra.
Stel dat x = a een nulpunt is van f(x), dan weten we
f(x) = (x-a)g(x) (factorstelling)
En dus
g(x) = f(x)/(x-a)
Veronderstel f(x) en (x-a) bekend, dan kun je met behulp van een polynoomstaartdeling g(x) eenvoudig berekenen.
http://www.wisfaq.nl/show3archive.asp?id=13995&j=2003
Kijk daarvoor eens hier. Als je het eenmaal snapt is het niet zo moeilijk, maar het uitleggen is best klote en laat ik ook liever aan Riparius over als hij daar tijd/zin in heeft, wellicht heeft hij zelfs een beter alternatief.
De algemene factorstelling is
f(x) = g(x)p(x) + r(x)
Nu moet je zelf even nadenken wat je kunt zeggen over de graad van de polynomen g(x), p(x) en r(x) als
g(x) het quötient heet
p(x) de deler
en r(x) de rest.
waarbij de graad van het polynoom f(x) gelijk is aan n.
[ Bericht 5% gewijzigd door Amoeba op 23-11-2013 12:53:47 ]Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
Dit polynoom heeft geen rationale nulpunten, aangezien eventuele rationale nulpunten geheel zouden moeten zijn en, afgezien van het teken, tevens delers van 2. Maar je kunt gemakkelijk nagaan dat −1, 1, −2 en 2 geen nulpunten zijn. Aangezien het een vijfdegraadspolynoom is, zijn de nulpunten in het algemeen ook niet algebraïsch uit te drukken in de coëfficiënten. Dus zou je de nulpunten numeriek moeten benaderen, maar dat lijkt me gezien de opdracht om het polynoom met behulp van de factorstelling te ontbinden ook niet de bedoeling. Controleer nog eens of je de opgave niet verkeerd hebt overgenomen.quote:Op zaterdag 23 november 2013 12:28 schreef wiskundenoob het volgende:
Mbv factorstelling, f(x)=(x-a)g(x)+f(a) als a een reëel getal is, moet ik de nulpunten vinden van
Dan is
Maar hoe doe je dat? Wat ik ervan heb begrepen is dat je eerst (x-a), a is nulpunt van f(x), moet vinden. En vervolgens f(x)/(x-a) om g(x) te bepalen? En dat steeds herhalen totdat n, macht van het polynoom, 1 is zodat je alle nulpunten hebt gevonden.
Mwa, dit is allemaal eerstejaars wiskunde . En met al tekentjes als en kan het er al gauw schokkender uitzien dan dat het is.quote:Op zaterdag 23 november 2013 13:30 schreef Noppie2000 het volgende:
Respect dat jullie dit snappen, de tering zeg
Dat uitschrijven is nu juist overbodig als je gebruik maakt van Cauchy-Schwarz, zoals ik hierboven ook al aangeef. Het bewijs wordt dan een stuk eenvoudiger en eleganter.quote:Op vrijdag 22 november 2013 16:31 schreef thenxero het volgende:
[..]
Als een vector a convergeert naar een vector b, dan convergeren alle componenten van a ook naar de componenten van die van b. Als je het inproduct nu uitschrijft als een som, dan kan je dus gewoon het resultaat uit R^1 gebruiken.
Ja en Cauchy Schwarz is overbodig als je het wel uitschrijft. Kwestie van smaak, en altijd goed om meerdere manieren in te zien.quote:Op zaterdag 23 november 2013 13:58 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dat uitschrijven is nu juist overbodig als je gebruik maakt van Cauchy-Schwarz, zoals ik hierboven ook al aangeef. Het bewijs wordt dan een stuk eenvoudiger en eleganter.
Nou, wat moet ik kan dan concluderen over de n van g(x), p(x) en r(x)?quote:Op zaterdag 23 november 2013 12:38 schreef Amoeba het volgende:
De algemene factorstelling is
f(x) = g(x)p(x) + r(x)
Nu moet je zelf even nadenken wat je kunt zeggen over de graad van de polynomen g(x), p(x) en r(x) als
g(x) het quötient heet
p(x) de deler
en r(x) de rest.
waarbij de graad van het polynoom f(x) gelijk is aan n.
Vb-opgave is correct overgenomen, maar ik zie nu dat a, nulpunt van f(x), wordt meegegeven. Dus de bedoeling is dat ik die veeltermen deelt door de factor.quote:Op zaterdag 23 november 2013 13:31 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit polynoom heeft geen rationale nulpunten, aangezien eventuele rationale nulpunten geheel zouden moeten zijn en, afgezien van het teken, tevens delers van 2. Maar je kunt gemakkelijk nagaan dat −1, 1, −2 en 2 geen nulpunten zijn. Aangezien het een vijfdegraadspolynoom is, zijn de nulpunten in het algemeen ook niet algebraïsch uit te drukken in de coëfficiënten. Dus zou je de nulpunten numeriek moeten benaderen, maar dat lijkt me gezien de opdracht om het polynoom met behulp van de factorstelling te ontbinden ook niet de bedoeling. Controleer nog eens of je de opgave niet verkeerd hebt overgenomen.
Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Je kunt nu wel algebraïsch je veelterm delen door (x − a), maar daarmee vind je echt geen nulpunt, je weet namelijk niet wat a is.quote:Op zaterdag 23 november 2013 22:08 schreef wiskundenoob het volgende:
Vb-opgave is correct overgenomen, maar ik zie nu dat a, nulpunt van f(x), wordt meegegeven. Dus de bedoeling is dat ik die veeltermen deel door de factor.
Er is een stelling die zegt dat voor eventuele rationale nulpunten p/q van een veelterm (met p en q geheel en onderling ondeelbaar) geldt dat p een deler is van de constante term en q een deler van de coëfficiënt van de hoogste macht. Welnu, die laatste is hier 1 (de coëfficiënt van x5) en daaruit volgt dat eventuele rationale nulpunten van je veelterm geheel moeten zijn en, afgezien van het teken, delers van de constante term 2. Nu is 2 alleen deelbaar door 1 en door 2, en dus hoeven we alleen −1, 1, −2 en 2 te proberen als mogelijke rationale nulpunten. Maar geen van deze vier blijkt een nulpunt te zijn, en dus kunnen we met zekerheid zeggen dat je veelterm geen rationale nulpunten heeft. Als je de nulpunten van een veelterm (zowel reëel als complex) numeriek wil bepalen dan kun je dat bijvoorbeeld hier doen.quote:Waarom moet je nagaan dat −1, 1, −2 en 2 nulpunten zijn? Ligt dat aan dit soort opgaves? Dat er één van die getallen vaak een nulpunt is.
En wat bedoel je precies met delers van 2?
a = 1 en dus kan je wel de rationele nulpunten vinden als die er zijn. Als er restwaarde ontstaat na het delen dan zijn er geen rationele nulpunten.quote:Op zaterdag 23 november 2013 23:08 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Je kunt nu wel algebraïsch je veelterm delen door (x − a), maar daarmee vind je echt geen nulpunt, je weet namelijk niet wat a is.
[..]
Nee. Ten eerste kun je niet spreken over een n van g(x), p(x) en r(x), en daarnaast bestaat 'geen graad' niet. Een constante functie heeft graad 0, namelijk.quote:Op zaterdag 23 november 2013 22:08 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Nou, wat moet ik kan dan concluderen over de n van g(x), p(x) en r(x)?
Het quotiënt is n-degraads polynoom en de deler is een eerstegraads factor en r(x) heeft geen graad.
Ken je Hermite-interpolatie?quote:Op zondag 24 november 2013 14:08 schreef Hanneke12345 het volgende:
Vraag van numerieke wiskunde:
http://staff.science.uva.nl/~rstevens/oefententamen.pdf
Opgave 1a was makkelijk (nagaan dat het voor de basisfuncties van P_3 geldt, dus 1, x, x^2 en x^3. Rest volgt uit lineariteit). Opgave b lukt me niet. Ik meen me te herinneren dat het idee was om een of andere rare functie te maken, en dan heel vaak (vier keer wss) Rolle toe te passen. Om Rolle zo vaak toe te kunnen passen heb ik een functie nodig met nulpunten in [0,1]..
Mocht de tip van thabit niet genoeg zijn:quote:Op zondag 24 november 2013 14:08 schreef Hanneke12345 het volgende:
Vraag van numerieke wiskunde:
http://staff.science.uva.nl/~rstevens/oefententamen.pdf
Opgave 1a was makkelijk (nagaan dat het voor de basisfuncties van P_3 geldt, dus 1, x, x^2 en x^3. Rest volgt uit lineariteit). Opgave b lukt me niet. Ik meen me te herinneren dat het idee was om een of andere rare functie te maken, en dan heel vaak (vier keer wss) Rolle toe te passen. Om Rolle zo vaak toe te kunnen passen heb ik een functie nodig met nulpunten in [0,1]..
Thanks. Maar wat gebeurt er met hoofdletter pi dan? Waarom is het ineens een sigma aan de rechterkant?quote:Op dinsdag 26 november 2013 16:43 schreef MaximusTG het volgende:
Dat is toch gewoon toepassen van de logaritme-rekenregels?
namelijk deze:
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
en deze
[ afbeelding ]
Je struikelt over een stukje brugklasalgebra:quote:Op zaterdag 30 november 2013 18:44 schreef Spinosaurus het volgende:
Hallo allemaal. Ik snap iets niet bij een opdracht van wiskunde. Het gaat om opdracht 33.
''De top van de grafiek van fp(x) = px^2 + (p - 4)x + 3 ligt op de lijn y = x + 9
Bereken p en de bijbehorende extreme waarde.
Bij de uitwerking staat er p * ( etc etc. *Zie het rode vakje op het plaatje* En dan na het = teken staat de p * er niet meer aan het begin, nergens zelfs. Ik vraag me af wat er met die p * is gedaan?
Plaatje met het antwoord uitgewerkt:
[ afbeelding ]
Hmm bedankt voor je uitleg maar ik snap niet waarom je (p-4)^2 / 4p^2 vermenigvuldigt met p en dan die factor van p verdwijnt en er dus 4p komt te staan. ik weet dat p ook p/1 is...quote:Op zaterdag 30 november 2013 20:54 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je struikelt over een stukje brugklasalgebra:
Als je
kwadrateert, dan heb je
en als je deze breuk nog met p vermenigvuldigt, dan verdwijnt één van de twee factoren p uit de noemer en heb je dus inderdaad
De uitwerking kan trouwens veel eenvoudiger als je weet dat de grafiek van
een parabool is met als top het punt met de coördinaten
waarbij
de discriminant is van de kwadratische veelterm.
Je hebt kennelijk nooit leren rekenen met breuken. Na vermenigvuldiging met p = p/1 hebben teller en noemer van de resulterende breuk een factor p gemeen, en kun je de breuk dus vereenvoudigen door teller en noemer van de breuk door p te delen. Daardoor verdwijnt de factor p weer uit de teller en verdwijnt tevens één van de beide factoren p uit de noemer.quote:Op zaterdag 30 november 2013 21:22 schreef Spinosaurus het volgende:
[..]
Hmm bedankt voor je uitleg maar ik snap niet waarom je (p-4)^2 / 4p^2 vermenigvuldigt met p en dan die factor van p verdwijnt en er dus 4p komt te staan. ik weet dat p ook p/1 is...
quote:Op zaterdag 30 november 2013 21:29 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je hebt kennelijk nooit leren rekenen met breuken. Na vermenigvuldiging met p = p/1 hebben teller en noemer van de resulterende breuk een factor p gemeen, en kun je de breuk dus vereenvoudigen door teller en noemer van de breuk door p te delen. Daardoor verdwijnt de factor p weer uit de teller en verdwijnt tevens één van de beide factoren p uit de noemer.
Nou nee, je verwoordt het niet goed. Ik schijf het even uit met wat meer tussenstappen:quote:Op zaterdag 30 november 2013 21:41 schreef Spinosaurus het volgende:
[..]
Dus als ik het goed begrepen heb vermenigvuldig je gewoon de hele breuk met p en deel je het daarna door p zodat je de oorspronkelijke breuk weer terug hebt gekregen en je van de p * voor de breuk kwijt bent?
Meer oefenen.quote:Op zondag 1 december 2013 15:40 schreef Nattekat het volgende:
Ik heb een vraagje over het bewijzen van stellingen, wat mijn grote zwakte is bij de wiskunde. Een paar weken geleden had ik hier een SE over, wat ik dus compleet heb verpest.
Meestal als ik een bewijs zie kom ik er gewoon helemaal niet uit, ik probeer van alles maar mis gewoon de laatste stap om het bewijs op te lossen. Aan het begrip van de stof ligt het niet, zodra ik hoor hoe het moet kan ik het met gemak opnieuw maken.
Heeft iemand hier een tip hoe ik die bewijzen kan oplossen op mijn aankomende herkansing?
Sharelatex.comquote:Op maandag 2 december 2013 15:24 schreef Aardappeltaart het volgende:
Ik ben druk aan mijn profielwerkstuk misleidende statistiek bezig, maar ik loop nu tegen het probleem aan dat mijn MathType trial verlopen is. Heeft er iemand misschien een goed alternatief of oplossing voor me? Dat zou geweldig zijn!
Dankjewel! Maar de Syntax leren heb ik geen tijd/zin in nu. Ik vond MathType fijn omdat ik dan (a) een fijnere en betere vergelijkingseditor in Word heb, met wat vooraf ingestelde formules en (b) het kan converteren voor hier op Fok! Ben nu toch al in Word bezig, omdat ik daar automatische bronnen en inhoudsopgave kan doen.quote:
Doe ik er dan verstandig aan om de regels van l'hopital te kennen?quote:• Afgeleiden van rationale functies (met graad van teller en noemer ten hoogste 4),
irrationale functies van de vorm
met
reële getallen, en van goniometrische, exponentiële en logaritmische functies met
beperkte moeilijkheidsgraad.
• Verloop van de in a) vermelde types van functies:
domein
tekenverloop
stijgen en dalen
extrema
asymptotisch gedrag
buigpunten
• Gebruik van de eerste en tweede afgeleide om deze kenmerken te onderzoeken.
• Bepaalde en onbepaalde integralen van veeltermfuncties, goniometrische functies,
exponentiële en logaritmische functies
• Berekenen van oppervlakte aan de hand van een bepaalde integraal
Nee. De Regel van l'Hospital zegt iets over de limiet van een quotiënt van functies in bepaalde gevallen.quote:Op maandag 2 december 2013 22:01 schreef DefinitionX het volgende:
Als men aan dit denkt:
[..]
Doe ik er dan verstandig aan om de regels van l'hopital te kennen?
Lijkt me vrij pittig voor een profielwerkstuk. Probeer eerst maar eens de precieze formulering van de stelling te begrijpen.quote:Op maandag 2 december 2013 20:34 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
In ieder geval, in het kader van mijn profielwerkstuk. Ik kwam de centrale limietstelling tegen. Is het bewijs hiervan te begrijpen en is er ergens helder iets over te vinden? Het ligt een een beetje buiten mijn onderwerp (misleidende statistiek), maar 'k dacht eraan om het als appendix op te nemen ofzoiets.
In LaTeX heb je ook een automatische inhoudsopgave en functies om met bronnen om te gaan. Maar ik kan me voorstellen dat je er geen tijd voor hebt. Voordat je het goed onder de knie hebt ben je wel even bezig, maar als je later iets met wiskunde gaat doen zal je er wel veel profijt van hebben.quote:Op maandag 2 december 2013 20:34 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Dankjewel! Maar de Syntax leren heb ik geen tijd/zin in nu. Ik vond MathType fijn omdat ik dan (a) een fijnere en betere vergelijkingseditor in Word heb, met wat vooraf ingestelde formules en (b) het kan converteren voor hier op Fok! Ben nu toch al in Word bezig, omdat ik daar automatische bronnen en inhoudsopgave kan doen.
In ieder geval, in het kader van mijn profielwerkstuk. Ik kwam de centrale limietstelling tegen. Is het bewijs hiervan te begrijpen en is er ergens helder iets over te vinden? Het ligt een een beetje buiten mijn onderwerp (misleidende statistiek), maar 'k dacht eraan om het als appendix op te nemen ofzoiets.
Dankje!quote:Op maandag 2 december 2013 22:11 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Nee. De Regel van l'Hospital zegt iets over de limiet van een quotiënt van functies in bepaalde gevallen.
Die formulering, daar ben ik natuurlijk óók naar op zoek. Heeft iemand een heldere pagina of dictaat dat hierover gaat? Het is meer uit interesse dan om het daadwerkelijk een belangrijk onderdeel te laten zijn. Misschien neem ik het op in een appendix.quote:Op maandag 2 december 2013 22:19 schreef thabit het volgende:
[..]
Lijkt me vrij pittig voor een profielwerkstuk. Probeer eerst maar eens de precieze formulering van de stelling te begrijpen.
Later iets met wiskunde zit er wel in (studie), maar voor dat profielwerkstuk heb ik nu gewoon geen tijd ervoor om het te leren. Alles in Word staat nét zo goed afgesteld. Misschien dat ik me er erna eens in ga verdiepen, bedankt voor de tip!quote:Op maandag 2 december 2013 22:52 schreef thenxero het volgende:
[..]
In LaTeX heb je ook een automatische inhoudsopgave en functies om met bronnen om te gaan. Maar ik kan me voorstellen dat je er geen tijd voor hebt. Voordat je het goed onder de knie hebt ben je wel even bezig, maar als je later iets met wiskunde gaat doen zal je er wel veel profijt van hebben.
Wat betreft de CLT, dat is inderdaad lastig met alleen middelbare-schoolkennis. Voor de meest simpele versie van de CLT heb je volgens mij al de karakteristieke functie van een normale verdeling en een Taylorbenaderingen nodig. Aan de andere kant, als je wel de juiste voorkennis hebt dan is het bewijs vrij eenvoudig.
Ik denk dat jij de kansdichtheidsfunctie (probability density function, pdf) bedoelt van de normale verdeling. Een karakteristieke functie is weer wat anders. Het is de verwachtingswaarde van een e-macht van de stochast (zie Wikipedia). Er is een stelling die zegt dat iedere verdeling een unieke karakteristieke functie heeft. Als je dus kan bewijzen dat de karakteristieke functie van de gestandaardiseerde stochasten (dus schuiven en schalen van de verdeling zodat gemiddelde 0 wordt en standaard deviatie 1) convergeert naar de karakteristieke functie van de standaard normale verdeling, dan bewijs je daarmee dus de CLT.quote:Op dinsdag 3 december 2013 16:44 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Die formulering, daar ben ik natuurlijk óók naar op zoek. Heeft iemand een heldere pagina of dictaat dat hierover gaat? Het is meer uit interesse dan om het daadwerkelijk een belangrijk onderdeel te laten zijn. Misschien neem ik het op in een appendix.
[..]
Later iets met wiskunde zit er wel in (studie), maar voor dat profielwerkstuk heb ik nu gewoon geen tijd ervoor om het te leren. Alles in Word staat nét zo goed afgesteld. Misschien dat ik me er erna eens in ga verdiepen, bedankt voor de tip!
Klinkt ingewikkeld, maar wel interessant! Van Taylorreeksen heb ik al wel wat gehoord en de functie voor de normale verdeling in termen van mu, sigma en x heb ik al. Ik ben wel bereid om de kennis wat uit te bereiden, uit interesse. Dan gaat mijn begeleider misschien niet huilen dat mijn profielwerkstuk te weinig wiskunde bevat. Hij houdt niet zo van statistiek, dus mijn onderwerp is geweldig gekozen!
Inderdaad interessant, maar als het zo uitgebreid wordt, laat ik het opnemen ervan maar achterwege. Dankjewel! Ik moet al op gaan passen dat het niet té dik gaat worden. Heeft iemand ergens een goeie bron over de CLT? Ik moet er toch naar gaan verwijzen (reden dat metingen van grootheden, gebaseerd op veel variabelen, normaal verdeeld zijn), zonder het zelf helemaal te begrijpen en te bewijzen dan maar. Lijkt me ook interessant om te lezen.quote:Op dinsdag 3 december 2013 20:50 schreef thenxero het volgende:
[..]
Ik denk dat jij de kansdichtheidsfunctie (probability density function, pdf) bedoelt van de normale verdeling. Een karakteristieke functie is weer wat anders. Het is de verwachtingswaarde van een e-macht van de stochast (zie Wikipedia). Er is een stelling die zegt dat iedere verdeling een unieke karakteristieke functie heeft. Als je dus kan bewijzen dat de karakteristieke functie van de gestandaardiseerde stochasten (dus schuiven en schalen van de verdeling zodat gemiddelde 0 wordt en standaard deviatie 1) convergeert naar de karakteristieke functie van de standaard normale verdeling, dan bewijs je daarmee dus de CLT.
Als je het echt interessant vindt kan je hier zo'n beetje je hele PWS over schrijven. Het is niet iets wat je even in een half A4tje kunt uitleggen als je zonder voorkennis begint.
Je formule klopt niet, die heb je kennelijk verkeerd overgenomen: daar waar je o hebt staan moet a staan.quote:Op dinsdag 3 december 2013 19:30 schreef Miraculously het volgende:
Ik heb onderstaand figuur (versimpelde weergave v/d werkelijkheid):
[ afbeelding ]
En ik heb een formule gekregen om de hoek β te berekenen, namelijk:
Deze heb ik vereenvoudigd tot (aangezien in dit geval geldt dat de lengte e nul is):
Maar nu vraag ik mij af waarom deze formule klopt, ik heb zelf al een aantal dingen geprobeerd maar ik kom er telkens niet uit..
Heel eenvoudig: pas de cosinusregel toe in je scheefhoekige driehoek en gebruik de stelling van Pythagoras voor de hypotenusa van de rechthoekige driehoek, dan heb jequote:Iemand die mij een stap de goede richting in kan sturen?
Als je een goede bron voor de CLT zoekt, dan voldoet bijna ieder boek waarbij de woorden "Introduction" en "probability" of "statistics" in de titel voorkomen .quote:Op dinsdag 3 december 2013 20:56 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Inderdaad interessant, maar als het zo uitgebreid wordt, laat ik het opnemen ervan maar achterwege. Dankjewel! Ik moet al op gaan passen dat het niet té dik gaat worden. Heeft iemand ergens een goeie bron over de CLT? Ik moet er toch naar gaan verwijzen (reden dat metingen van grootheden, gebaseerd op veel variabelen, normaal verdeeld zijn), zonder het zelf helemaal te begrijpen en te bewijzen dan maar. Lijkt me ook interessant om te lezen.
Zojuist mezelf ingeschreven voor Wiskunde aan de UU. Hoera!
Oh ja, in mijn tekening heb ik in plaats van een o een a gebruikt en ben dit vervolgens vergeten aan te passen.quote:Op dinsdag 3 december 2013 21:24 schreef Riparius het volgende:
Je formule klopt niet, die heb je kennelijk verkeerd overgenomen: daar waar je o hebt staan moet a staan.
Aah, natuurlijk. Ik dacht weer eens te moeilijk.quote:Heel eenvoudig: pas de cosinusregel toe in je scheefhoekige driehoek en gebruik de stelling van Pythagoras voor de hypotenusa van de rechthoekige driehoek, dan heb je
c2 = b2 + (a2 + d2) - 2b·√(a2 + d2)·cos β
Schrijf de matrix op in elementen en werk uit wat er komt uit de producten Ae1 etc. Dan zie je zo wat de matrix is.quote:Op donderdag 5 december 2013 18:07 schreef Banaanensuiker het volgende:
Kan iemand mij hiermee op weg helpen?
[ afbeelding ]
Ja, dat lukt me wel, maar krijg die t waarde niet uitgerekend op de en of andere manier.quote:Op donderdag 5 december 2013 21:32 schreef thenxero het volgende:
[..]
Schrijf de matrix op in elementen en werk uit wat er komt uit de producten Ae1 etc. Dan zie je zo wat de matrix is.
Je weet dat in het algemeen moet gelden voor eigenwaarden:quote:Op donderdag 5 december 2013 22:20 schreef Banaanensuiker het volgende:
[..]
Ja, dat lukt me wel, maar krijg die t waarde niet uitgerekend op de en of andere manier.
Je hebt voor elk van beide curves iets alsquote:Op vrijdag 6 december 2013 11:29 schreef Quyxz_ het volgende:
[ afbeelding ]
Ik heb twee datasets zoals hierboven. Nu wil ik op beide een curve fitten waaruit ik een tijdschaal kan halen. Die tijdschaal wil ik dan gaan vergelijken. Een directe exponentiële curve hierop fitten is alleen niet direct mogelijk. Hebben jullie enig advies hoe ik het kan aanpakken?
Eerste hint dan maar: wat kun je vertellen over een reële functie die continu is op een gesloten interval?quote:Op zondag 8 december 2013 15:45 schreef Amoeba het volgende:
Zij continu, f(0) = 1 en en
Laat zien:
Ik heb werkelijk waar geen idee hoe ik hieraan moet beginnen. Ik denk dat ik moet laten zien dat f(x) sowieso begrensd is naar boven, maar ik heb zo 1,2,3 geen idee hoe ik hieraan moet beginnen. Tipje, iemand?
Deze bereikt een maximale en een minimale waarde. Dat zal wel het hele idee van die opgave zijn.quote:Op zondag 8 december 2013 21:14 schreef Riparius het volgende:
[..]
Eerste hint dan maar: wat kun je vertellen over een reële functie die continu is op een gesloten interval?
Rijen lijken me niet nodig. Hint: Op een gegeven moment is de functie buiten het gesloten interval bevat in [-epsilon, +epsilon]. Leuke opgave, ik kende deze nog niet.quote:Op zondag 8 december 2013 21:26 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Deze bereikt een maximale en een minimale waarde. Dat zal wel het hele idee van die opgave zijn.
Ik moet ook in termen van rijen denken, wellicht mis ik hier iets. Ik wil inderdaad de stelling van een maximum/minimum gebruiken op een gesloten interval voor een reële, continu functie.
Aaaah, ik zie het. Doordat f(0) = 1 > 0 kan ik 2 limietdefinities uitschrijven en zo een gesloten interval maken.quote:Op zondag 8 december 2013 23:32 schreef thenxero het volgende:
[..]
Rijen lijken me niet nodig. Hint: Op een gegeven moment is de functie buiten het gesloten interval bevat in [-epsilon, +epsilon]. Leuke opgave, ik kende deze nog niet.
Het rigoreus opschrijven vergt nog wel wat inspanning .quote:Op maandag 9 december 2013 00:13 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Aaaah, ik zie het. Doordat f(0) = 1 > 0 kan ik 2 limietdefinities uitschrijven en zo een gesloten interval maken.
Ja, maar ik begrijp het idee. Doordat die limiet bestaat is er dus een x* en een x" zodat |f(x)| < 1 voor alle x kleiner gelijk x* en voor alle x groter gelijk x", en dus omdat f(0) = 1 > 0 kan ik dus het gesloten interval [x*, x"] beschouwen en hierop de extremumstelling van Weierstrass toepassen, omdat alles buiten dit interval toch kleiner is dan f(0) = 1.quote:Op maandag 9 december 2013 00:43 schreef thenxero het volgende:
[..]
Het rigoreus opschrijven vergt nog wel wat inspanning .
Bedankt! Qua software heb ik MATLAB tot mijn beschikking met veel toolboxes. Had het al geprobeerd met de Curve Fitting toolbox, maar die werkte niet mee. Zal zo eens kijken naar jouw handmatige methode. Of heeft MATLAB daar ook een geschikte functie voor?quote:Op vrijdag 6 december 2013 17:27 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je hebt voor elk van beide curves iets als
y(t) = a + (b − a)·e−ct
Je zou dan a en b kunnen schatten en vervolgens een best fit voor c en daarmee voor de tijdconstante τ = 1/c kunnen zoeken, maar of dat de beste aanpak is hangt af van de eventuele hulpmiddelen (software) waarover je kunt beschikken, daar zeg je namelijk niets over. Zo te zien naderen beide curves asymptotisch tot ca. 3,25, dus dan heb je voor je beide curves a ≈ 3,25. Voor de blauwe curve is dan verder b ≈ 0,5 en voor de rode b ≈ 5,5.
Handmatig is helemaal niet zo moeilijk. Ik had al geschatte waarden voor a en b gegeven. Uitquote:Op maandag 9 december 2013 09:18 schreef Quyxz_ het volgende:
[..]
Bedankt! Qua software heb ik MATLAB tot mijn beschikking met veel toolboxes. Had het al geprobeerd met de Curve Fitting toolbox, maar die werkte niet mee. Zal zo eens kijken naar jouw handmatige methode. Of heeft MATLAB daar ook een geschikte functie voor?
Heel goed .quote:Op maandag 9 december 2013 07:37 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja, maar ik begrijp het idee. Doordat die limiet bestaat is er dus een x* en een x" zodat |f(x)| < 1 voor alle x kleiner gelijk x* en voor alle x groter gelijk x", en dus omdat f(0) = 1 > 0 kan ik dus het gesloten interval [x*, x"] beschouwen en hierop de extremumstelling van Weierstrass toepassen, omdat alles buiten dit interval toch kleiner is dan f(0) = 1.
Ik denk dat ik ook moet vermelden dat 0 een element uit dat interval is, maar in principe spreekt dat voor zich.
Nogmaals bedankt! Heb besloten om het zelf te programmeren, omdat je dan alles goed kan zien en aanpassen en vooral omdat het niet al te moeilijk is!quote:Op maandag 9 december 2013 10:14 schreef Riparius het volgende:
[..]
Handmatig is helemaal niet zo moeilijk. Ik had al geschatte waarden voor a en b gegeven. Uit
volgt
Voor de blauwe curve nemen we a = 3,25, b = 0,5 en lezen we uit de grafiek af dat y(150) = 2, en dat geeft dus c = (1/150)·ln(−2,75/−1,25) ≈ 0,00526 en daarmee τ ≈ 190 sec.
Voor de rode curve nemen we a = 3,25, b = 5,5 en lezen we uit de grafiek af dat y(200) = 4, en dat geeft dus c = (1/200)·ln(2,25/0,75) ≈ 0,00549 en daarmee τ ≈ 182 sec.
De (geschatte) tijdconstantes liggen dicht bij elkaar, en dat is ook niet zo vreemd, want de curves zijn vrijwel elkaars spiegelbeeld in hun gemeenschappelijke horizontale asymptoot.
Als je de meetwaarden in numerieke vorm hebt, dan kun je uiteraard een betere fit krijgen dan je alleen uit de grafiek kunt afleiden. Wil je dat doen met Matlab, kijk dan eens hier.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 | for a=3:0.0005:3.5; for b=0:000.1:1; k=k+1; situation(k,:)=[a b]; c=(1./x).*log((b-a)./(y-a)); tau=c.^-1; taustd(k)=std(tau); end end idealk=find(taustd==min(taustd)) |
Je mag toch niet gewoon een term wegdelen?quote:Op maandag 9 december 2013 23:14 schreef DefinitionX het volgende:
Ik ben aan het klunzen met een vraagstuk dat niet zo moeilijk moet zijn.
Mij word gevraagd om het volgende te differentieren: http://www.wolframalpha.com/input/?i=%28sinx%29^6+%2B+%28cosx%29^6
Ik verdeel de functie in twee functies g(x) en h(x).
g'(x)=6(sinx)^5 * cosx
h'(x)= - 6(cosx)^5 * sinx
Samenvoegen geeft
6sin(x)^5 * cosx - 6(cosx)^5 * sinx
Delen door 6 geeft
sin(x)^5 * cosx - cos(x)^5 * sin x Ik zou hier een goniometrische identiteit op los kunnen laten, maar waarom zou ik.
Delen door eerst cos x en daarna sin x geeft
sin(x)^4 - cos(x)^4
Dit klopt echter niet....Of ik schrijf het op een andere manier. Ik zie werkelijk niet waar ik de mist in ga. Telkens gebruik ik goede algebra.
Differentiëren en vervolgens vereenvoudigen van het resultaat zijn twee heel verschillende bewerkingen ...quote:Op maandag 9 december 2013 23:59 schreef DefinitionX het volgende:
Ik weet het nu even niet meer.
Ik dacht dat ik aan het vereenvoudigen was.
Dit is een standaardprimitieve. Het blijkt dat de afgeleide van arctan(x) gelijk is aan f(x), dus als je de stappen van de afgeleide kunt volgen van F(x) (hint: denk aan de formele definitie van de afgeleide) dan weet je de primitieve functie.quote:Op dinsdag 10 december 2013 16:49 schreef DefinitionX het volgende:
Als iemand even tijd heeft......Hoe zouden jullie de primitieve functie van deze functie vinden:
f(x) = 1/ (1 + x^2)
Ik zou graag de tussenstappen ook willen zien.
Hyperbool, zoek je dat?quote:Op dinsdag 10 december 2013 17:15 schreef 2thmx het volgende:
Bij een xy-plot kan je een (of meerdere) curve(s) trekken waarbij x*y gelijk is aan een (verschillende) constante(s), is er een naam voor die lijn(en)?
quote:Op dinsdag 10 december 2013 17:06 schreef Amoeba het volgende:SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
Willen jullie even verifiëren of mijn bewijs juist is?
Bewijs:
Definieer: f: R → R continu en periodiek met T>0
Definieer: g(x) = f(x) - f(x+T/2), g(x) is een verschil van 2 continu periodieke functies en is dus zelf ook periodiek en continu.
Neem aan dat er géén waarde x ∈ R bestaat zodanig dat f(x) = f(x+T/2)
dan:
(1): ∃x ∈ R: f(x) > f(x+T/2) (of andersom: analoog)
Neem nu aan dat f(x) > f(x+T/2) ∀x ∈ R
Dit kan niet, want als f(x) > f(x+T/2) ∀x ∈ R, dan f(x) > f(x+T/2) > f(x+T), en er geldt juist f(x) = f(x+T), dus: (?)
(2):: ∃x ∈ R: f(x) < f(x+T/2)
dus:
(1) ∃x1 ∈ R: ⇒ g(x) > 0
(2) ∃x2 ∈ R: ⇒ g(x) < 0
Passen we nu de tussenwaardestelling op g(x) toe dan:
∃x3 ∈ [x1, x2]: g(x3) = 0 ⇒ f(x3) - f(x3+T/2) = 0 ⇒ f(x3) = f(x3+T/2) en het gevraagde volgt.
Ik heb ergens een (?) bij geplaatst. Dit formuleren vind ik nogal lastig, wellicht maak ik hier een fout. Kan iemand me dan vertellen hoe ik dat wel goed opschrijf?
[ Bericht 0% gewijzigd door Amoeba op 10-12-2013 19:06:22 ]Fervent tegenstander van het korps lasergamers.
Substitueer x=tan(x)quote:Op dinsdag 10 december 2013 16:49 schreef DefinitionX het volgende:
Als iemand even tijd heeft......Hoe zouden jullie de primitieve functie van deze functie vinden:
f(x) = 1/ (1 + x^2)
Ik zou graag de tussenstappen ook willen zien.
Ik neem aan dat je met (1) en (2) bedoelt geval 1 en geval 2. Wel raar dat je binnen geval (1) je aanname opeens verruimt naar "voor alle x" ipv "er bestaat een x".quote:Op dinsdag 10 december 2013 18:48 schreef Amoeba het volgende:
[..]
[ afbeelding ]
Willen jullie even verifiëren of mijn bewijs juist is?
Bewijs:
Definieer: f: R → R continu en periodiek met T>0
Definieer: g(x) = f(x) - f(x+T/2), g(x) is een verschil van 2 continu periodieke functies en is dus zelf ook periodiek en continu.
Neem aan dat er géén waarde x ∈ R bestaat zodanig dat f(x) = f(x+T/2)
dan:
(1): ∃x ∈ R: f(x) > f(x+T/2) (of andersom: analoog)
Neem nu aan dat f(x) > f(x+T/2) ∀x ∈ R
Dit kan niet, want als f(x) > f(x+T/2) ∀x ∈ R, dan f(x) > f(x+T/2) > f(x+T), en er geldt juist f(x) = f(x+T), dus: (?)
(2):: ∃x ∈ R: f(x) < f(x+T/2)
dus:
(1) ∃x1 ∈ R: ⇒ g(x) > 0
(2) ∃x2 ∈ R: ⇒ g(x) < 0
Passen we nu de tussenwaardestelling op g(x) toe dan:
∃x3 ∈ [x1, x2]: g(x3) = 0 ⇒ f(x3) - f(x3+T/2) = 0 ⇒ f(x3) = f(x3+T/2) en het gevraagde volgt.
Ik heb ergens een (?) bij geplaatst. Dit formuleren vind ik nogal lastig, wellicht maak ik hier een fout. Kan iemand me dan vertellen hoe ik dat wel goed opschrijf?
Dit mag natuurlijk nooit. x = tan(x) is een relatie waarbij x = tan(x) voor alle x in het domein. En dat is niet het geval voor R...quote:
Betere notatie is inderdaad x=tan(y) ofquote:Op dinsdag 10 december 2013 20:27 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Dit mag natuurlijk nooit. x = tan(x) is een relatie waarbij x = tan(x) voor alle x in het domein. Nou, dan beperk je je domein tot 0, en dat is natuurlijk niet wenselijk.
Jazeker. Ik neem aan dat f(x) > f(x+T/2) voor alle x, en wil laten zien dat dit niet kan, zodat er een x bestaat waarvoor f(x) < f(x+T/2). Maar hoe laat ik dat netjes zien?quote:Op dinsdag 10 december 2013 20:27 schreef thenxero het volgende:
[..]
Ik neem aan dat je met (1) en (2) bedoelt geval 1 en geval 2. Wel raar dat je binnen geval (1) je aanname opeens verruimt naar "voor alle x" ipv "er bestaat een x".
Dus nogal vaag opgeschreven, maar er zitten wel juiste ideeën in.
Inderdaad. Dan krijg je inderdaad een uitdrukking die je wel kunt integreren. Wilde even dat hij het zelf zou zien.quote:Op dinsdag 10 december 2013 20:28 schreef thenxero het volgende:
[..]
Betere notatie is inderdaad x=tan(y) of
Maar het punt van de poster lijkt me duidelijk .
Dat heb je toch ook gedaan (alleen dan dat f(x) <= f(x+T/2)) ?quote:Op dinsdag 10 december 2013 20:29 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Jazeker. Ik neem aan dat f(x) > f(x+T/2) voor alle x, en wil laten zien dat dit niet kan, zodat er een x bestaat waarvoor f(x) < f(x+T/2). Maar hoe laat ik dat netjes zien?
Ja dat komt op hetzelfde neer. Mijn vraag is of die redenering juist is. Onze instructeur kijkt nogal streng na, en dit is een inleveropgave voor het van Analyse I. Vandaar dat ik het even goed op wil schrijven. En jazeker, ik heb dit helemaal zelf verzonnen. Ik moest denken aan die post waar ik ook zo'n probleem met de tussenwaardestelling had.quote:Op dinsdag 10 december 2013 20:32 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dat heb je toch ook gedaan (alleen dan dat f(x) <= f(x+T/2)) ?
Je laat zien "niet voor alle x geldt f(x) > f(x+T/2)" en dus "er bestaat een x zodat f(x) <= f(x+T/2)".
Dat stukje van de redenering is goed. Maar de bewijsstructuur is niet goed of op zijn minst rommelig. Kijk daar nog eens naar.quote:Op dinsdag 10 december 2013 20:36 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja dat komt op hetzelfde neer. Mijn vraag is of die redenering juist is. Onze instructeur kijkt nogal streng na, en dit is een inleveropgave voor het van Analyse I. Vandaar dat ik het even goed op wil schrijven. En jazeker, ik heb dit helemaal zelf verzonnen. Ik moest denken aan die post waar ik ook zo'n probleem met de tussenwaardestelling had.
Je maakt het veel te moeilijk. Je kunt gemakkelijk laten zien dat voor jouw functie g(x) geldtquote:Op dinsdag 10 december 2013 20:36 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja dat komt op hetzelfde neer. Mijn vraag is of die redenering juist is. Onze instructeur kijkt nogal streng na, en dit is een inleveropgave voor het van Analyse I. Vandaar dat ik het even goed op wil schrijven. En jazeker, ik heb dit helemaal zelf verzonnen. Ik moest denken aan die post waar ik ook zo'n probleem met de tussenwaardestelling had.
Het maakt eigenlijk ook geen fluit of g(x) periodiek is. Doet niet eens ter zake.quote:Op dinsdag 10 december 2013 21:05 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dat stukje van de redenering is goed. Maar de bewijsstructuur is niet goed of op zijn minst rommelig. Kijk daar nog eens naar.
En is een verschil van periodieke functies wel altijd periodiek? Neem een functie met periode 1 en één met periode pi. Wat is de periode van het verschil?
Crap, je bent echt een genie.quote:Op dinsdag 10 december 2013 21:18 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je maakt het veel te moeilijk. Je kunt gemakkelijk laten zien dat voor jouw functie g(x) geldt
g(T/2) = −g(0)
Als g(0) = 0 dan is er niets meer te bewijzen, dus veronderstel g(0) ≠ 0. Dan hebben g(0) en g(T/2) een tegengesteld teken, en is er dus volgens de tussenwaardestelling een ξ ∈ (0, T/2) zodanig dat g(ξ) = 0 en daarmee f(ξ) = f(ξ + T/2), QED.
En opmerking vooraf: je kunt niet spreken van de primitieve van een functie, omdat een primitieve altijd slechts tot op een constante is bepaald: als F(x) een primitieve is van f(x), dan is G(x) = F(x) + C met een willekeurige constante C eveneens een primitieve van f(x), omdat de afgeleide van een constante immers nul is en je dus ook hebt G'(x) = F'(x) + 0 = f(x).quote:Op dinsdag 10 december 2013 16:49 schreef DefinitionX het volgende:
Als iemand even tijd heeft......Hoe zouden jullie de primitieve functie van deze functie vinden:
f(x) = 1/ (1 + x^2)
Ik zou graag de tussenstappen ook willen zien.
Exponentiële functie?quote:Op dinsdag 10 december 2013 23:48 schreef 2thmx het volgende:
[..]
Nee, ik bedoel een naam voor specifiek de curve die ik omschrijf. Zoiets: [ afbeelding ]
Kan goed zijn dat er geen naam voor bestaat hoor .
Nee, ik bedoel dus een naam specifiek voor deze curve . Als die bestaat, that is.quote:
De curve in je figuur is één tak van een orthogonale hyperbool. De andere tak ligt in het derde kwadrant. Deze hyperbool heet orthogonaal omdat de asymptoten van deze hyperbool loodrecht op elkaar staan, de coördinaatassen zijn immers de asymptoten.quote:Op dinsdag 10 december 2013 23:52 schreef 2thmx het volgende:
[..]
Nee, ik bedoel dus een naam specifiek voor deze curve . Als die bestaat, that is.
Ah dat kan niet. Er is geen veelvoud van 1 wat deelbaar is door piquote:Op dinsdag 10 december 2013 21:05 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dat stukje van de redenering is goed. Maar de bewijsstructuur is niet goed of op zijn minst rommelig. Kijk daar nog eens naar.
En is een verschil van periodieke functies wel altijd periodiek? Neem een functie met periode 1 en één met periode pi. Wat is de periode van het verschil?
Ja, dit klopt, afgezien van je typo f''(x) voor f'(x), maar je hebt dit niet allemaal nodig om van de regel voor partieel integreren gebruik te kunnen maken.quote:Op donderdag 12 december 2013 00:06 schreef DefinitionX het volgende:
http://www.kaveurne.be/wiskunde/wiskunde.htm
2008b, opgave 2.
Ik heb een strategie om dit op te lossen, maar die gaat uit van iets, namelijk dat deze waarden correct zijn:
F(X) = 1/2 x^2
f(x) = x
f'(x) = 1
G(X) = -sin(x) - cos(x)
g(x) = -cos(x) + sin(x)
g'(x) = sin(x) + cos(x)
Kloppen deze waarden?
Ja, je past in feite de hoofdstelling van de integraalrekening toe om een bepaalde integraal te berekenen, en bij gebruik van de regel voor partieel integreren is dat niet anders. Alleen werk je de integraal dan eerst om naar een integraal waarbij je gemakkelijker een primitieve van de integrand kunt opschrijven.quote:In de opgave wordt er een formule gegeven. Ik bereken rechts van de eerste formule alles voor x=pi en daar trek ik vanaf: alles rechts van de formule maar voor x=0. Klopt dat?
Nee, dat klopt niet. Kijk nog eens naar de eenheidscirkel: als we het startpunt (1;0) over π radialen oftewel een halve slag tegen de klok in roteren om de oorsprong, dan komen we uit in het punt (−1;0). De cosinus van π is dus −1 en niet +1 zoals de cosinus van 0.quote:Edit:
Daarbij merk ik op dat voor cos(x) er geen verschil zit wat betreft een waarde x=pi en x=0, deze geven allebei uiteindelijk 1.
quote:Op donderdag 12 december 2013 01:01 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, dit klopt, afgezien van je typo f''(x) voor f'(x), maar je hebt dit niet allemaal nodig om van de regel voor partieel integreren gebruik te kunnen maken.
[..]
Ja, je past in feite de hoofdstelling van de integraalrekening toe om een bepaalde integraal te berekenen, en bij gebruik van de regel voor partieel integreren is dat niet anders. Alleen werk je de integraal dan eerst om naar een integraal waarbij je gemakkelijker een primitieve van de integrand kunt opschrijven.
De hoofdstelling van de integraalrekening zegt dat als f: [a,b] → R een functie is die continu is op [a,b] en F een primitieve is van f, dat je dan hebt
Als je uitleg wil hebben (van mij) waarom dit geldt, dan kan ik je aanbevelen dit eens goed door te nemen.
De regel voor partieel integreren is de tegenhanger van de productregel uit de differentiaalrekening. Heb je een product h(x) = f(x)g(x) van twee functies f(x) en g(x), dan is de afgeleide van het product h'(x) = f'(x)g(x) + f(x)g'(x). Omgekeerd kun je dus zeggen dat f(x)g(x) een primitieve is van f'(x)g(x) + f(x)g'(x), zodat je in overeenstemming met de hoofdstelling van de integraalrekening hebt
en dus
en dus
Hierbij wordt met de notatie [f(x)g(x)]ab bedoeld de waarde van f(x)g(x) voor de bovengrens x = b verminderd met de waarde van f(x)g(x) voor de ondergrens x = a. Deze notatie wordt gebruikt bij het berekenen van bepaalde integralen omdat we dan toch eerst een primitieve opschrijven voordat we de grenzen a en b van het interval waarover we integreren in gaan vullen. In plaats van blokhaken wordt ook wel gebruik gemaakt van een enkele verticale streep rechts van de uitdrukking waarvan we de waarde voor de bovengrens x = b verminderd met de waarde voor de ondergrens x = a moeten bepalen.
Bovenstaande regel kun je nu gebruiken om bijvoorbeeld de integraal uit de opgave uit te rekenen. Maar zoals altijd is het bij gebruik van deze regel van belang dat je je functies f(x) en g(x) handig kiest. Bij deze opgave kies je f(x) = x zodat f'(x) = 1 en dan moet je g(x) zodanig kiezen dat g'(x) = sin x + cos x, zodat je g(x) = −cos x + sin x kunt nemen. Werk nu zelf de opgave verder uit.
[..]
Nee, dat klopt niet. Kijk nog eens naar de eenheidscirkel: als we het startpunt (1;0) over π radialen oftewel een halve slag tegen de klok in roteren om de oorsprong, dan komen we uit in het punt (−1;0). De cosinus van π is dus −1 en niet +1 zoals de cosinus van 0.
Hint: limn→∞ 1/n = 0.quote:Op maandag 16 december 2013 12:38 schreef Amoeba het volgende:
Zij {fn} een functierij op een deelinterval D van R, nu moet ik een voorbeeld van zo'n functierij verzinnen die puntsgewijs convergeert naar een onbegrensde functie f* waarbij alle functies fn begrensd zijn.
Ik zat te denken aan f(x) = 1/x, maar ik kan nu geen functierij vinden die convergeert naar f(x).
Wederom geen antwoord gevraagd, maar een trapje in de goede richting.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Normale_verdelingquote:Op maandag 16 december 2013 13:01 schreef Trinitrobenzeen het volgende:
Hoe reken je uit wat de kans is dat een de helft (200 van de 400) van een steekproef iets antwoord met antwoord X als je er vanuit gaat dat de kans op antwoord X bij een populatie 0.25 is? Dus dat het met een normale verdeling is met een gemiddelde van 0.25 en een standaardafwijking heeft van 0.022?
Klinkt ook wel als een binomiale verdeling. N = 400. P = 0,25. Je wil weten wat de kans op X = 200 is.quote:Op maandag 16 december 2013 13:01 schreef Trinitrobenzeen het volgende:
Hoe reken je uit wat de kans is dat een de helft (200 van de 400) van een steekproef iets antwoord met antwoord X als je er vanuit gaat dat de kans op antwoord X bij een populatie 0.25 is? Dus dat het met een normale verdeling is met een gemiddelde van 0.25 en een standaardafwijking heeft van 0.022?
Dus f* = 1/x, en fn(x) = 1/x + 1/n?quote:
Nee. Close but no cigar zou een Amerikaan zeggen. Kies D := (0,1) dan is f(x) in ieder geval niet begrensd op D. Nu moet je nog fn(x) definiëren op D zodanig dat limn→∞ fn(x) = f(x) voor elke x ∈ D terwijl fn voor elke n ∈ N wél begrensd is op D.quote:Op maandag 16 december 2013 18:01 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Dus f* = 1/x, en fn(x) = 1/x + 1/n?
Voor vaste x convergeert fn dan in ieder geval naar f*, maar is fn dan begrensd voor alle n?
Dat dacht ik al, want nabij x = 0 gaat het voor mijn 'begrensde functie' fn hard mis.quote:Op maandag 16 december 2013 18:10 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee. Close but no cigar zou een Amerikaan zeggen. Kies D := (0,1) dan is f(x) in ieder geval niet begrensd op D. Nu moet je nog fn(x) definiëren op D zodanig dat limn→∞ fn(x) = f(x) voor elke x ∈ D terwijl fn voor elke n ∈ N wél begrensd is op D.
Mja ik heb uiteindelijk standardizing gebruikt (weet helaas de nederlandse term niet, doe een engelse opleiding), dus Z scores enzo uitgerekend. Weet niet of het de gewenste methode was, want er waren meerdere subvragen en bij sommigen kreeg ik erg hoge Z scores (rond de 9 en 22), waardoor P (probability) dus erg laag was. Maar bij andere subvragen waren mijn antwoorden wel logisch, dus ik weet niet zeker of ik het goed heb gedaan. Waar staat N btw voor? Is denk ik ander symbool in het engels. De formule die ik iig heb gebruikt is deze:quote:Op maandag 16 december 2013 17:38 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Klinkt ook wel als een binomiale verdeling. N = 400. P = 0,25. Je wil weten wat de kans op X = 200 is.
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Al is het een steekproef (en is deze formule voor een populatie), de formule blijft hetzelfde, alleen kon de steekproef formule niet vinden waarbij de sigma en mu zijn vervangen voor de juiste symbolen.It is our light, not our darkness that frightens us the most.
Our biggest fear is not that we are inadequate, our biggest fear is that we are powerful beyond measure.
4 Lineaire vergelijking met 4 onbekenden, niks moeilijks aan alleen wat veel rekenwerk als je geen rekenmachine mag gebruiken. Ik kom iig uit op een afstand van 78 km tussen P en Q en snelheid koerier A = 9km/h en B = 4km/hquote:Op maandag 16 december 2013 19:53 schreef la_perle_rouge het volgende:
Ik heb bij toeval een boek "Schriftelijke opgaven van de eindexamens der Hoogere Burgerescholen" vanaf 1868 gekregen. Diep respect voor de mensen die deze vragen zonder rekenmachines beatwoorden, want sommige vragen zijn niet echt moeilijk, maar vergen flink doorrekenen. Ik ga er overigens vanuit dat men er wel tabellenboekjes bij mocht gebruiken. Het vak wiskunde beslaat meer dan de helft van het boek, want het wordt gesplitst in algebra, trigonometrie, meetkunde en beschrijvende meetkunde.
Nu pieker ik al dagen over een van de opgaven uit het algebra-examen van 1870:
Twee koeriers A en B vertrekken op denzelfden tijd uit de steden P en Q elkander tegemoet. Aan het ontmoetingspunt gekomen, heeft A 30 kilometers meer afgelegd dan B en heeft hij nog 2 2/3 uur noodig om te Q te komen, terwijl B nog 13 1/2 uur noodig zou hebben om P te bereiken. Men vraagt den afstand P tot Q, alsmede de snelheid waarmee de koeriers gereisd hebben.
Iemand enig (eenig) idee hoe die HBS'ers van zo'n 1 1/2 eeuw geleden dit aanpakten?
Is het je gelukt om de correcte vergelijkingen op te stellen?quote:Op maandag 16 december 2013 20:31 schreef spacer730 het volgende:
[..]
4 Lineaire vergelijking met 4 onbekenden, niks moeilijks aan alleen wat veel rekenwerk als je geen rekenmachine mag gebruiken. Ik kom iig uit op een afstand van 78 km tussen P en Q en snelheid koerier A = 9km/h en B = 4km/h
Hoe zou ik anders op een antwoord komen?quote:Op maandag 16 december 2013 20:57 schreef DeHuig het volgende:
[..]
Is het je gelukt om de correcte vergelijkingen op te stellen?
Je antwoord klopt. Maar dat het veel rekenwerk is of dat je vier vergelijkingen met vier onbekenden zou moeten opstellen klopt niet. Je stelsel is overigens niet lineair, want in je derde en vierde vergelijking heb je een product van twee onbekenden.quote:Op maandag 16 december 2013 20:31 schreef spacer730 het volgende:
[..]
4 Lineaire vergelijking met 4 onbekenden, niks moeilijks aan alleen wat veel rekenwerk als je geen rekenmachine mag gebruiken. Ik kom iig uit op een afstand van 78 km tussen P en Q en snelheid koerier A = 9km/h en B = 4km/h
Ik denk zelf aan: 0.25^200 * 0.75^200.quote:Op maandag 16 december 2013 13:01 schreef Trinitrobenzeen het volgende:
Hoe reken je uit wat de kans is dat een de helft (200 van de 400) van een steekproef iets antwoord met antwoord X als je er vanuit gaat dat de kans op antwoord X bij een populatie 0.25 is?
Je vergeet de binomiaalcoëfficiënt.quote:Op maandag 16 december 2013 23:20 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Ik denk zelf aan: 0.25^200 * 0.75^200.
0.25^200 * 0.75^200. * ( 400 200)quote:Op maandag 16 december 2013 23:55 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je vergeet de binomiaalcoëfficiënt.
Bedankt allebei. Ik heb wel een heleboel met verhoudingen zitten frutten, en met vergelijkingen, maar ik raakte steeds maar de draad kwijt. Die antwoorden kloppen (die staan ook in het boek). Ik snapte alleen niet hoe ze eraan kwamen, maar nu dus wel. Ik zal eens kijken of ik met deze methode zelf opgave 1 van het examen van 1910 kan oplossen, dat is iets soortgelijks, met een voetganger en een rijtuig. (Die koeriers gingen overigens niet snel, handkar en bakfiets? En dan koudweg vertrekken voor een afstand van 78 km?)quote:Op maandag 16 december 2013 21:08 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je antwoord klopt. Maar dat het veel rekenwerk is of dat je vier vergelijkingen met vier onbekenden zou moeten opstellen klopt niet.
Op het moment dat de koeriers elkaar ontmoeten in een punt R op de route tussen P en Q geldt dat de tot dan toe door de koeriers afgelegde afstanden zich verhouden als hun snelheden, die we a en b kunnen noemen. Aangezien koerier B dan nog 27/2 uur zal doen over het stuk RP dat A op dat moment heeft afgelegd en koerier A nog 8/3 uur zal doen over het stuk RQ dat B al heeft afgelegd geldt dan
(27/2)·b : (8/3)·a = RP : RQ = a : b
en dit levert
16a2 = 81b2
en daarmee
a : b = 9 : 4
Maar dit is tevens de verhouding van de afgelegde afstanden in het ontmoetingspunt R, zodat
PR : RQ = 9 : 4
en omdat PR = RQ + 30 geeft dit
(RQ + 30) : RQ = 9 : 4
30 : RQ = 5 : 4
RQ = 24
en dus PR = RQ + 30 = 54 en daarmee PQ = PR + RQ = 54 + 24 = 78 km. Koerier A doet nog 8/3 uur over RQ = 24 km en heeft dus een snelheid van 24·(3/8) = 9 km/h en koerier B doet nog 27/2 uur over RP = 54 km en heeft dus een snelheid 54·(2/27) = 4 km/h.
Nog even een aanvulling. Ik bedacht nadat ik mijn uitwerking had gepost dat het berekenen van de afstand PQ eenvoudiger en eleganter gaat als je gebruik maakt van een bekende eigenschap van evenredigheden. Uit p : q = r : s volgt namelijk dat (p + q) : (p − q) = (r + s) : (r − s) mits p ≠ q. Welnu, we hadden gevonden datquote:Op dinsdag 17 december 2013 08:03 schreef la_perle_rouge het volgende:
[..]
Bedankt allebei. Ik heb wel een heleboel met verhoudingen zitten frutten, en met vergelijkingen, maar ik raakte steeds maar de draad kwijt. Die antwoorden kloppen (die staan ook in het boek). Ik snapte alleen niet hoe ze eraan kwamen, maar nu dus wel. Ik zal eens kijken of ik met deze methode zelf opgave 1 van het examen van 1910 kan oplossen, dat is iets soortgelijks, met een voetganger en een rijtuig. (Die koeriers gingen overigens niet snel, handkar en bakfiets? En dan koudweg vertrekken voor een afstand van 78 km?)
We definiëren op D = [0,1]quote:Op maandag 16 december 2013 18:10 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee. Close but no cigar zou een Amerikaan zeggen. Kies D := (0,1) dan is f(x) in ieder geval niet begrensd op D. Nu moet je nog fn(x) definiëren op D zodanig dat limn→∞ fn(x) = f(x) voor elke x ∈ D terwijl fn voor elke n ∈ N wél begrensd is op D.
Ja, dat kan, alleen zijn je functies fn(x) nu niet continu op D = [0,1]. Ik dacht zelf aan fn(x) = 1/(x + 1/n), dan is elke fn(x) continu op D = (0,1), en heb je | fn(x) | < n voor x > 0 maar dan moet je 0 uitsluiten uit het domein omdat limn→∞ fn(0) dan niet bestaat.quote:Op dinsdag 17 december 2013 12:31 schreef Amoeba het volgende:
[..]
We definiëren op D = [0,1]
f: D -> R, gegeven door f(x) = 1/x voor x ongelijk 0 en f(0) = 0
En de bijbehorende functierij {fn} wordt gegeven door fn(x) = 1/x als x > 1/n en fn(x) = 0 als x ≤ 1/n.
Wat vind je hiervan?
Maar continuïteit was geen eis, en dat vind ik wel mooi. Maar ik mag 0 niet uitsluiten van het domein, want ik moet een functie op dat domein [0,1] vinden.quote:Op dinsdag 17 december 2013 12:56 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ja, dat kan, alleen zijn je functies fn(x) nu niet continu op D = [0,1]. Ik dacht zelf aan fn(x) = 1/(x + 1/n), dan is elke fn(x) continu op D = (0,1), en heb je | fn(x) | < n voor x > 0 maar dan moet je 0 uitsluiten uit het domein omdat limn→∞ fn(0) dan niet bestaat.
Ah zo. Dat had je dan hierboven wel aan moeten geven.quote:Op dinsdag 17 december 2013 16:27 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Maar continuïteit was geen eis, en dat vind ik wel mooi. Maar ik mag 0 niet uitsluiten van het domein, want ik moet een functie op dat domein [0,1] vinden.
Nee dit is precies de opgave. Er wordt toch nergens een eis gesteld aan de continuïteit van fn(x) en f(x)?quote:Op dinsdag 17 december 2013 16:35 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ah zo. Dat had je dan hierboven wel aan moeten geven.
Nee dat niet, maar jij maakte bezwaar tegen mijn keuze D := (0,1) en toen pas gaf je aan dat je een functie op het domein [0,1] moest vinden, terwijl je die eis eerder niet stelde.quote:Op dinsdag 17 december 2013 16:46 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Nee dit is precies de opgave. Er wordt toch nergens een eis gesteld aan de continuïteit van fn(x) en f(x)?
Ah, excuus, vergeten.quote:Op dinsdag 17 december 2013 16:52 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee dat niet, maar jij maakte bezwaar tegen mijn keuze D := (0,1) en toen pas gaf je aan dat je een functie op het domein [0,1] moest vinden, terwijl je die eis eerder niet stelde.
Ten eerste, wil je de letter x niet gebruiken als vermenigvuldigingsteken? Daarvoor is de center dot uitgevonden. Vaak wordt de letter x gebruikt voor een variabele.quote:Op zondag 22 december 2013 20:09 schreef Senderious het volgende:
Ik ben bezig met het onderwerp machten met gebroken exponent.
Dit wordt slecht uitgelegd in mijn boek en op internet kan ik er ook weinig over vinden wat mij verder helpt.
Het gaat om deze opgave:
Schrijf als macht of product van machten.
5√18 x 10√12
36 = 4*9 = 22 * 32quote:Op zondag 22 december 2013 20:38 schreef Senderious het volgende:
Mijn excuses, die zal ik voortaan gebruiken.
Bedankt voor je tijd en moeite!
Maar in mijn antwoordenboek wordt het antwoord van de desbetreffende opgave als volgt aangegeven:
22/5·31/2
Het is duidelijk dat je voor alle x>1 puntsgewijze convergentie hebt naar 0. Merk op dat voor x=1 iedere functie 1/2 zou zijn, en dat hoe dichter je x=1 van boven nadert, hoe langzamer de convergentie naar 0 gaat. Uniforme convergentie betekent dat er een bovengrens moet zijn voor hoe snel de convergentie over alle x plaatsvindt. Dat is hier niet het geval, dus is er geen uniforme convergentie.quote:Op zondag 22 december 2013 20:57 schreef Amoeba het volgende:
Ik heb trouwens nog een vraagje over uniforme convergentie.
We definiëren de functierij (fk) als volgt
, met D := (1, ∞)
gegeven door
Nu wordt er gevraagd om voor de functiereeks van fk uniforme convergentie aan te tonen of te weerleggen. Ik zie dat fk puntsgewijs convergent is, en met de stelling van Dini kan ik zelfs uniforme convergentie aantonen, maar ik heb geen idee hoe ik nu uniforme convergentie voor de functiereeks kan aantonen of weerleggen. Tipje iemand? [ afbeelding ]
fk(x) is wel degelijk uniform convergent, volgens de stelling van Dini.quote:Op maandag 23 december 2013 01:55 schreef thenxero het volgende:
[..]
Het is duidelijk dat je voor alle x>1 puntsgewijze convergentie hebt naar 0. Merk op dat voor x=1 iedere functie 1/2 zou zijn, en dat hoe dichter je x=1 van boven nadert, hoe langzamer de convergentie naar 0 gaat. Uniforme convergentie betekent dat er een bovengrens moet zijn voor hoe snel de convergentie over alle x plaatsvindt. Dat is hier niet het geval, dus is er geen uniforme convergentie.
Dit is even een snel intuïtief argument, maar ik denk dat het wel klopt, dus probeer het eens om te zetten in een bewijs.
Als de functiereeks uniform convergent is, dan is die ook in het bijzonder puntsgewijs convergent. Dus deze functiereeks moet naar de nul-functie convergeren, als die uniform convergent wil zijn. Nu moet je laten zien dat het niet kan; je moet laten zien dat de functiereeks niet uniform convergeert naar de nul-functie onder de functienorm (sup-norm).quote:Op maandag 23 december 2013 08:15 schreef Amoeba het volgende:
Oh fuck, je mag de stelling van Dini alleen toepassen op begrensde en gesloten intervallen.
'Nu weet ik nog niets.
Ja dat snap ik, ik heb alleen geen idee hoe ik dat doe.quote:Op maandag 23 december 2013 09:05 schreef Mathemaat het volgende:
[..]
Als de functiereeks uniform convergent is, dan is die ook in het bijzonder puntsgewijs convergent. Dus deze functiereeks moet naar de nul-functie convergeren, als die uniform convergent wil zijn. Nu moet je laten zien dat het niet kan; je moet laten zien dat de functiereeks niet uniform convergeert naar de nul-functie onder de functienorm (sup-norm).
Gewoon zoals je het met een reële rij zou doen onder de euclidische norm, maar nu met functies onder de sup-norm. Probeer gewoon maar wat aan te kloten met papier en pen. Iedereen gaat door deze fase binnen wiskunde, als je er goed in wil wordenquote:Op maandag 23 december 2013 11:19 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja dat snap ik, ik heb alleen geen idee hoe ik dat doe.
http://www.wjvanderzanden(...)20Hoofdstuk%2012.pdfquote:Op maandag 23 december 2013 16:09 schreef ibri het volgende:
constante hoeken, omtrekshoeken en vooral hoek tussen raaklijn en koorde.
Heb je al geprobeerd mijn intuïtieve bewijs om te zetten in een formeel bewijs?quote:Op maandag 23 december 2013 11:19 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ja dat snap ik, ik heb alleen geen idee hoe ik dat doe.
Volgens mij kwam jouw intuïtief bewijs niet verder dan een kreet dat hij niet uniform convergent was.quote:Op maandag 23 december 2013 18:23 schreef thenxero het volgende:
[..]
Heb je al geprobeerd mijn intuïtieve bewijs om te zetten in een formeel bewijs?
Laat maar, ik zie nu pas dat je het over de som hebt. Maar ook voor de som geldt dat de convergentie langzamer gaat naarmate x dichter naar 1 gaat, dus alsnog wel de moeite waard om te bekijken.quote:
Nee.quote:Op maandag 23 december 2013 23:06 schreef thabit het volgende:
De som is onbegrensd op (1, a), met a willekeurig. Denk je dat de reeks dan nog uniform kan convergeren?
Hmm, okay. Even kijken hoe ik dat formeel opschrijf dan.quote:
Die eerste formule heet een Taylorreeks. Je moet maar eens opzoeken hoe dat werkt.quote:Op donderdag 26 december 2013 22:29 schreef LogiteX het volgende:
Hoe berekenen computers de natuurlijke logaritme? Want deze formule
[ afbeelding ]
lijkt alleen voor kleine waarden van x te werken?
Waarschijnlijk wordt er slim gebruik gemaakt van deze regel
[ afbeelding ]
ja dus
Algorithms for calculating the built-in functions
Dat wortel truukje is wel leuk
Nee, dat gaat niet werken. Je kan wel gaan lopen truken met goniometrische identiteiten, maar het makkelijkst is het om het om te schrijven naar complexe e-machten.quote:Op zaterdag 28 december 2013 12:41 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kan nu sin(x)^2 en cos(x)^2 integreren. Van welke regel maak je gebruik om sin(of cos)(x)^n, met n>2 op te lossen? Mag je zeggen dat
Integraal sin(x)^6 = integraal sin(x)^3 * integraal sin(x)^3 ?
Geen idee hoe dat moet. Ik zoek wel wat op youtube op.quote:Op zaterdag 28 december 2013 12:48 schreef thabit het volgende:
[..]
Nee, dat gaat niet werken. Je kan wel gaan lopen truken met goniometrische identiteiten, maar het makkelijkst is het om het om te schrijven naar complexe e-machten.
Maar als cos(x) je variabele is, wel.quote:Op zaterdag 28 december 2013 13:37 schreef DefinitionX het volgende:
Hij stelt op een gegeven moment:
u=cos(x)
du=-sin(x)dx
-du=sin(x)dx
En rekent daarmee verder. Maar hij gebruikt regels die ik niet snap. Bij het integraal rekenen van cos(x)^2 zeg ik toch ook niet dat het antwoord ((cos(x)^3)/3) + c is.
Plus a fucking constant.quote:Op zaterdag 28 december 2013 14:13 schreef thenxero het volgende:
[..]
Maar als cos(x) je variabele is, wel.
Je zou bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van de techniek van het partieel integreren die ik je hier onlangs nog heb uitgelegd. Dan kun je de volgende recursieve betrekkingen afleiden:quote:Op zaterdag 28 december 2013 12:41 schreef DefinitionX het volgende:
Ik kan nu sin(x)^2 en cos(x)^2 integreren. Van welke regel maak je gebruik om sin(of cos)(x)^n, met n>2 op te lossen?
Nee.quote:Op zaterdag 28 december 2013 15:15 schreef thenxero het volgende:
[..]
Voor het gemak even 0 genomen .
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.3x2 - 2 = 3
3x2 = 5
x2 = 5/3
x= wortel(5/3) of -wortel(5/3)
Hoe komt men dan aan 1 en -1?
Edit:
Vul 1 in de afgeleiden van f(x) en ook in y=3x-2. Dan krijg je precies hetzelfde. Wilt dat zeggen dat de lijn y=3x-2 gelijk is aan de raaklijn van het punt f(1)?
Edit2:
Nee dat kan niet, want de afgeleiden is een kwadratische functie....
Edit3:
Volgens mij klopt het antwoord wel, dat het C is, maar niet de uitkomsten.
[ Bericht 5% gewijzigd door DefinitionX op 30-12-2013 16:50:42 ]
Dit is af te leiden uit de formule van Stirling.quote:Op maandag 30 december 2013 18:53 schreef gaussie het volgende:
Ik ben bezig met bestuderen van een bepaald bewijs. In grote lijnen kan ik het wel volgen. Maar er wordt vanuit een bepaalde benadering geredeneerd. Waarvan ik niet kan zien hoe deze is afgeleid. het gaat om de volgende benadering: (n!)^1/n is ongeveer gelijk aan n*e^-1. De eerste formule doet me denken aan de meetkundige gemiddelde. Maar hoe dit in relatie staat met n*e^-1 is mij een raadsel. Wie kan me uit de brand helpen?
Ja dat klopt. Ik heb het t gisteren uitgevogeld. Als je de representatie n/(n!)^1/n van e gebruikt dan volgt de benadering vanzelf. Maar bedankt voor het meedenken.quote:Op woensdag 1 januari 2014 17:25 schreef pentarou het volgende:
[..]
Dit is af te leiden uit de formule van Stirling.
Een domein kan je niet bepalen, maar definieer je. Je kunt bijvoorbeeld f(x)=x^2 definiëren op [3,5] of op [-3, oneindig)... zolang f(x) voor alle x in het domein maar goed gedefinieerd is. Bij f(x)=1/x mag bijvoorbeeld 0 niet in het domein zitten, want 1/0 kan niet.quote:Op donderdag 2 januari 2014 12:57 schreef Senderious het volgende:
Kan iemand mij uitleggen hoe je het domein kan bepalen bij bijvoorbeeld de onderstaande functie?
y = f(x) = 3 + x^2
Alvast bedankt!
Elke reële waarde van x levert een reële waarde van f(x), dus als het de bedoeling is voor het domein D van f opgevat als reële functie de grootst mogelijke deelverzameling van R te bepalen, dan is D = R. Maar ik heb het idee dat dit niet is wat er wordt gevraagd ...quote:Op donderdag 2 januari 2014 12:57 schreef Senderious het volgende:
Kan iemand mij uitleggen hoe je het domein kan bepalen bij bijvoorbeeld de onderstaande functie?
y = f(x) = 3 + x^2
Alvast bedankt!
Volgens mij wel. De uitleg is vrij gebrekkig in mijn wiskundeboek helaas..quote:Op donderdag 2 januari 2014 13:44 schreef Riparius het volgende:
[..]
Elke reële waarde van x levert een reële waarde van f(x), dus als het de bedoeling is voor het domein D van f opgevat als reële functie de grootst mogelijke deelverzameling van R te bepalen, dan is D = R. Maar ik heb het idee dat dit niet is wat er wordt gevraagd ...
Ok. Dat zal dan inderdaad de bedoeling zijn, zoals meestal in schoolboeken. Thenxero heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het domein van een functie gegeven moet zijn. Maar wat is nu je moeilijkheid?quote:Op donderdag 2 januari 2014 13:50 schreef Senderious het volgende:
[..]
Volgens mij wel. De uitleg is vrij gebrekkig in mijn wiskundeboek helaas..
Het antwoord luidt als volgt:
Df = R, Bf = [3, ∞]
In de opdracht staat (letterlijk) dat ik het domein moet bepalen, vervolgens een grafiek moet schetsen en ten slotte het bereik van de desbetreffende functie moet bepalen.quote:Op donderdag 2 januari 2014 13:55 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ok. Dat zal dan inderdaad de bedoeling zijn, zoals meestal in schoolboeken. Thenxero heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het domein van een functie gegeven moet zijn. Maar wat is nu je moeilijkheid?
Beschouw een functie eens als een black box waar je iets in stopt (namelijk een waarde van x) en waar dan ook weer iets uit komt, namelijk een waarde y = f(x). Dan is het domein van een functie de verzameling van alle mogelijke invoerwaarden, en het bereik is dan de verzameling van alle mogelijke uitvoerwaarden.quote:Op donderdag 2 januari 2014 15:12 schreef Senderious het volgende:
[..]
In de opdracht staat (letterlijk) dat ik het domein moet bepalen, vervolgens een grafiek moet schetsen en ten slotte het bereik van de desbetreffende functie moet bepalen.
Maar ik snap het principe van domeinen niet dus daar begint voor mij de moeilijkheid.
Bedankt voor je uitleg! Dit maakt het een stuk duidelijker. Dus als ik het goed begrijp betekent R dat je voor x elk getal kunt gebruiken?quote:Op donderdag 2 januari 2014 15:29 schreef Riparius het volgende:
[..]
Beschouw een functie eens als een black box waar je iets in stopt (namelijk een waarde van x) en waar dan ook weer iets uit komt, namelijk een waarde y = f(x). Dan is het domein van een functie de verzameling van alle mogelijke invoerwaarden, en het bereik is dan de verzameling van alle mogelijke uitvoerwaarden.
Eigenlijk moet het domein zijn gegeven als onderdeel van de definitie van een functie, maar als je alleen een functievoorschrift hebt, zoals f(x) = x² + 3, en de invoer en uitvoer worden verondersteld reële getallen te zijn, dan kiest men als domein gewoonlijk de grootst mogelijke deelverzameling van R. In dit voorbeeld is dan Df = R omdat je voor x elk reëel getal kunt invullen. Maar als je bijvoorbeeld hebt
g(x) = 1/(x − 1)
dan mag je niet x = 1 invullen, want dan krijg je 1/0, en dat heeft geen betekenis, omdat delen door nul niet is gedefinieerd. In dit geval bestaat het (grootst mogelijke) domein van de functie g dus uit alle reële getallen behalve 1, en dat kun je noteren als volgt:
Dg = R\{1}
Ja. De vetgedrukte letter R staat voor de verzameling van alle reële getallen. Zo heb je ook nog andere standaardverzamelingen van getallen. De verzameling van alle gehele getallen bijvoorbeeld wordt aangegeven met Z en de verzameling van alle rationale getallen met Q.quote:Op donderdag 2 januari 2014 15:37 schreef Senderious het volgende:
[..]
Bedankt voor je uitleg! Dit maakt het een stuk duidelijker. Dus als ik het goed begrijp betekent R dat je voor x elk getal kunt gebruiken?
Elk reëel getal ja: positief, negatief, nul, breuken en irrationale getallen zoals pi. Het gaat niet om álle getallen, want er zijn ook verzamelingen getallen zoals complexe getallen, die niet in R zitten.quote:Op donderdag 2 januari 2014 15:37 schreef Senderious het volgende:
[..]
Bedankt voor je uitleg! Dit maakt het een stuk duidelijker. Dus als ik het goed begrijp betekent R dat je voor x elk getal kunt gebruiken?
Je kunt beginnen met te bedenken dat het kwadraat van een reëel getal nooit negatief kan zijn. Dus is x² zeker groter dan of gelijk aan nul. Maar dan is f(x) = x² + 3 zeker groter dan of gelijk aan 3. Getallen kleiner dan 3 kunnen dus in ieder geval niet tot het bereik van deze functie behoren.quote:Op donderdag 2 januari 2014 16:36 schreef Senderious het volgende:
Bedankt thenxero, Riparius en Aardappeltaart! Zou iemand mij ook uit kunnen leggen hoe ik het bereik kan bepalen van desbetreffende functie? f(x) = x² + 3
Nee, dat is iets te makkelijk gedacht.quote:Op vrijdag 3 januari 2014 22:50 schreef DefinitionX het volgende:
Betekent dat ook dat als je een drievoudig paar moet vormen zoals:
ABC
DCE
FGH
De formule om de verschillende aantal combinaties te berekenen 3^n is?
Baseer je je algemene oplossing nu op één voorbeeld? Wie zegt dat het voor andere aantallen per paar of meerdere paren ook zo gaat?quote:
Als de volgorde van de paren van belang is moet je het nog met q! vermenigvuldigen ja.quote:Op vrijdag 3 januari 2014 23:10 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Wat niet duidelijk is is of je de paren van volgorde mag verwisselen. Als dit niet zo is, geldt wat Ensemble zei. Als dat wel zo is, moet je denk ik nog wat met de faculteit van het aantal paren dat je hebt doen: q! (je begint met één paar, de volgende moet één van de paren die overblijven zijn, etc...).
Precies, ik wilde niet óók de allerlaatste stap nog helemaal voorzeggen, maar dat kwam door de 'vind ik' misschien een beetje onzeker over, zie ik nu.quote:Op vrijdag 3 januari 2014 23:16 schreef Ensemble het volgende:
[..]
Als de volgorde van de paren van belang is moet je het nog met q! vermenigvuldigen ja.
Ah, ik dacht inderdaad dat je het niet zeker wist.quote:Op vrijdag 3 januari 2014 23:19 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Precies, ik wilde niet óók de allerlaatste stap nog helemaal voorzeggen, maar dat kwam door de 'vind ik' misschien een beetje onzeker over, zie ik nu.
Niet achter elkaar. Zie het zo:quote:Op vrijdag 3 januari 2014 23:10 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Baseer je je algemene oplossing nu op één voorbeeld? Wie zegt dat het voor andere aantallen per paar of meerdere paren ook zo gaat?
Als ik het goed begrijp is dit je vraagstuk: Je hebt q paren letters, met n letters per paar. Op hoeveel manieren kan je deze letters achter elkaar zetten, waarbij de letters uit hetzelfde paar bij elkaar blijven?
Al gevonden.quote:Op vrijdag 3 januari 2014 15:52 schreef Diacetylmorfine het volgende:
Ik heb een vraag waarop het antwoord makkelijk zou moeten zijn, maar ik mis hem:
http://fermatslasttheorem(...)rmats-one-proof.html
In de overgang van (5) naar (6) wordt gesteld dat omdat S = 2W² + V², (2W²)² + (V²)² een kwadraat is. Waarom is dat zo? En als bonus, is dit waarom ik niet snap waarom in (7) uit de oplossing voor de Pythagoreïsche drietallen volgt dat het verschil inderdaad een kwadraat is?
Die blogger waar je naar verwijst maakt het allemaal veel te moeilijk door een hoop overbodige variabelen te introduceren waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet, en bovendien kan hij ook niet goed uitleggen. Typisch kwaaltje van een ICTer die naar hartelust variabelen declareert zonder zich af te vragen of die wel nuttig zijn.quote:
Ah, de mensen die bang zijn hun oorspronkelijke variabelen aan te passen. Iedereen houdt toch van een rommelig script? Bedankt voor de link.quote:Op zaterdag 4 januari 2014 22:01 schreef Riparius het volgende:
[..]
Die blogger waar je naar verwijst maakt het allemaal veel te moeilijk door een hoop overbodige variabelen te introduceren waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet, en bovendien kan hij ook niet goed uitleggen. Typisch kwaaltje van een ICTer die naar hartelust variabelen declareert zonder zich af te vragen of die wel nuttig zijn.
De m.i. duidelijkste en meest eenvoudige reconstructie van de gedachtengang van Fermat is gegeven door André Weil, Number Theory: An approach through history from Hammurapi to Legendre, Birkhäuser 1984, p. 76-77, zie hier.
Nee, ik houd helemaal niet van rommelige code of redundante variabelen. Die blogger kent zijn literatuur niet, anders had hij het nooit zo onbeholpen opgeschreven. Hij heeft de Engelse vertaling van de Latijnse tekst van Fermat kennelijk overgenomen uit het boek van Edwards die weer verwijst naar T.L. Heath als bron, maar hij heeft niet de moeite genomen T.L. Heath, Diophantus of Alexandria; a study in the history of Greek algebra, Cambridge University Press, ²1910 te raadplegen, waar het ook glashelder wordt uitgelegd (lees online of download dit boek als PDF of als DjVu).quote:Op zondag 5 januari 2014 17:59 schreef Diacetylmorfine het volgende:
[..]
Ah, de mensen die bang zijn hun oorspronkelijke variabelen aan te passen. Iedereen houdt toch van een rommelig script? Bedankt voor de link.
Dat was ironisch bedoeld, we zitten op een lijn. Je blijft me verbazen met alle kennis en informatie die je ogenschijnlijk met een handomdraai produceert - hoe doe je dat toch?quote:Op zondag 5 januari 2014 18:51 schreef Riparius het volgende:
[..]
Nee, ik houd helemaal niet van rommelige code of redundante variabelen. Die blogger kent zijn literatuur niet, anders had hij het nooit zo onbeholpen opgeschreven. Hij heeft de Engelse vertaling van de Latijnse tekst van Fermat kennelijk overgenomen uit het boek van Edwards die weer verwijst naar T.L. Heath als bron, maar hij heeft niet de moeite genomen T.L. Heath, Diophantus of Alexandria; a study in the history of Greek algebra, Cambridge University Press, ²1910 te raadplegen, waar het ook glashelder wordt uitgelegd (lees online of download dit boek als PDF of als DjVu).
De laatste stap begrijp ik niet en als ik hem nareken met mijn rekenmachine lijkt hij ook niet te kloppen. Kan iemand mij uitleggen hoe ze die laatste stap (y/x) komen?quote:U(x,y) = xy1/2
MRS(x,y) = U'x(x,y) / U'y(x,y) = (1/2)x-1/2y1/2 / (1/2)x1/2y-1/2 = Y / X
Dit kan je vinden door ff te spelen met de regels voor machten:quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:13 schreef stephano1990 het volgende:
Een stuk uit een voorbeeld opgave waarmee ik bezig ben:
[..]
De laatste stap begrijp ik niet en als ik hem nareken met mijn rekenmachine lijkt hij ook niet te kloppen. Kan iemand mij uitleggen hoe ze die laatste stap (y/x) komen?
Bedoel je deze stap:quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:13 schreef stephano1990 het volgende:
Een stuk uit een voorbeeld opgave waarmee ik bezig ben:
[..]
De laatste stap begrijp ik niet en als ik hem nareken met mijn rekenmachine lijkt hij ook niet te kloppen. Kan iemand mij uitleggen hoe ze die laatste stap (y/x) komen?
Wow, dat zijn even heel wat stappen die eventjes zijn overgeslagen! XDquote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:25 schreef Alrac4 het volgende:
[..]
Bedoel je deze stap:
Of het uitrekenen van de afgeleide? (btw, volgens mij ben je de haakjes vergeten in je eerste formule. Het lijkt me dat U(x,y) = (xy)^1/2
Voor een machine komt dit heel nauw. In principe is (xy)^1/2 gelijk aan dit:quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:29 schreef stephano1990 het volgende:
[..]
Wow, dat zijn even heel wat stappen die eventjes zijn overgeslagen! XD
En inderdaad, (xy)^1/2 had tussen haakjes moeten staan!
Thanks!
Ik mag hopen dat je bedoelt U(x,y) = (xy)1/2 anders klopt je partiële afgeleide naar x niet. Verder moet je hiervoor niet je rekenmachine gebruiken, maar rekenregels voor breuken en machten. Vermenigvuldig teller en noemer van je quotiënt eens met x1/2y1/2, wat krijg je dan?quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:13 schreef stephano1990 het volgende:
Een stuk uit een voorbeeld opgave waarmee ik bezig ben:
[..]
De laatste stap begrijp ik niet en als ik hem nareken met mijn rekenmachine lijkt hij ook niet te kloppen. Kan iemand mij uitleggen hoe ze die laatste stap (y/x) komen?
Ik heb nog een vraag over de analyse.quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:32 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik mag hopen dat je bedoelt U(x,y) = (xy)1/2 anders klopt je partiële afgeleide naar x niet. Verder moet je hiervoor niet je rekenmachine gebruiken, maar rekenregels voor breuken en machten. Vermenigvuldig teller en noemer van je quotiënt eens met x1/2y1/2, wat krijg je dan?
Neem b willekeurig groot. Als de functie differentieerbaar is op [a,b] met b willekeurig groot, dan is die differentieerbaar op [a,∞).quote:Op dinsdag 7 januari 2014 21:35 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Ik heb nog een vraag over de analyse.
Stel ik heb een stelling die iets zegt over differentieerbaarheid van een functiereeks. Een voorwaarde voor deze stelling is dat het over een gesloten interval [a,b] gaat.
Nu moet ik differentieerbaarheid voor mijn functiereeks op [a, ∞) aantonen, met a > 1.
Heb je enig idee of ik die stelling toe mag passen, en hoe ik dat dan goed opschrijf?
Okay. Intuïtief is precies hoe je aanvoelt dat zoiets wel zou kloppen, ik wist alleen niet hoe ik het formeel op ging schrijven. Mijn instructeur loopt namelijk te azijnpissen om alles en niets (en terecht).quote:Op dinsdag 7 januari 2014 22:01 schreef thenxero het volgende:
[..]
Neem b willekeurig groot. Als de functie differentieerbaar is op [a,b] met b willekeurig groot, dan is die differentieerbaar op [a,∞).
Nee, wat je hier zegt klopt niet. Zowel de productregel als de kettingregel uit de differentiaalrekening hebben elk een tegenhanger in de integraalrekening. De tegenhanger van de productregel is de regel voor partieel integreren, zoals ik hier onlangs nog heb uiteengezet, en de tegenhanger van de kettingregel is de substitutieregel uit de integraalrekening.quote:Op vrijdag 10 januari 2014 15:14 schreef ulq het volgende:
Hoi. Kort vraagje wat ik even niet zo 1,2,3 kon vinden :
Het klopt toch dat je wanneer je integreert wél de kettingregel kan toepassen maar niet de productregel en de quotiëntregel?
Amoebaquote:Op zaterdag 11 januari 2014 16:50 schreef Amoeba het volgende:
c = (100√R) / m + √R
=> c - √R = (100√R) / m
=> (100√R)/(c - √R) = m
Ook jij zit fout, maar dat is meer een kwestie van je haakjes niet vergeten!!!
Verder is mijn antwoord het juiste antwoord. Je zou nog kunnen 'vereenvoudigen' door teller en noemer door √R te delen, maar m.i. voegt dat niets toe.
Kijk, die (correcte) uitwerking van je docente had je beter meteen kunnen posten. Je hebt de formule om te beginnen al verkeerd overgenomen ...quote:Op zaterdag 11 januari 2014 17:01 schreef _MwB_ het volgende:
[..]
Amoeba
Hartelijk dank voor uw post! Nog wel een vraag; u plaatst haakjes maar dit is in dit geval toch niet geldig ivm dat ik de wiskunige volgorde aan moet houden?
=> ((100 * √R) / c ) - (√R) = m
moet het niet zijn?
Hieronder ter verduidelijking de uitwerking van de docente zelf
[ afbeelding ]
Als je niets meer opneemt kun je beter even stoppen en een kwartiertje een luchtje gaan scheppen (niet gaan pielen met je computer of zo, dat ontspant niet). Maar, belangrijker, begrijp je nu ook waar je eigen fout zat en dat je antwoordenboekje wel het correcte antwoord geeft?quote:Op zaterdag 11 januari 2014 17:36 schreef _MwB_ het volgende:
Excuses qua verkeerde overname, ik ben al behoorlijk wat uren achter elkaar aan het leren/oefenen en zo ontgaan sommige dingen nog weleens.
Kijk:quote:Op zaterdag 11 januari 2014 17:48 schreef _MwB_ het volgende:
Nee, ook wat betreft verkeerde overname niet. In het antwoordenboek staat het als een breuk, en ik heb het enkel languit geschreven.
Wel, in de uitwerking van de docente is (m + √R) de noemer van de breuk, maar jij vatte het op alsof alleen m in de noemer van de breuk stond en √R een toegevoegde term was. Dusquote:Op zaterdag 11 januari 2014 17:48 schreef _MwB_ het volgende:
Nee, ook wat betreft verkeerde overname niet. In het antwoordenboek staat het als een breuk, en ik heb het enkel languit geschreven.
Je moet niet steeds je omwerkingen proberen te rechtvaardigen met getalvoorbeelden, want dat kan nog wel eens verkeerd uitpakken. Gewoon de bekende rekenregels toepassen op je algebraïsche uitdrukkingen.quote:Op zaterdag 11 januari 2014 18:05 schreef _MwB_ het volgende:
(6 * 2) / (6 + 2) = 0,33 (breukvorm)
(6 * 2 / 6) + 2 = 4,00 (geen breukvorm)
Zit hier dus het verschil in zeker..
-Dank ook voor uw hulp overigens-quote:Op zaterdag 11 januari 2014 18:09 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je moet niet steeds je omwerkingen proberen te rechtvaardigen met getalvoorbeelden, want dat kan nog wel eens verkeerd uitpakken. Gewoon de bekende rekenregels toepassen op je algebraïsche uitdrukkingen.
Kijk goed naar de breuksteep. Alles wat boven die breukstreep staat behoort tot de teller van de breuk en alles wat onder de breukstreep staat behoort tot de noemer.quote:Op zaterdag 11 januari 2014 18:09 schreef _MwB_ het volgende:
In de opgegeven formule staan dus geheel geen haakjes, hoe moet in dan interpreteren dat het om
(100√R) / (m + √R) = c gaat, en niet ((100√R) / m) + √R = c gaat? Want als ik met omwerken van formules aan de slag moet wil de boel kunnen balanceren en dus schrijf ik het voluit
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Ik volg alles behalve dat hij bij de laatste stap nog +2 doet in de noemer. Waar komt dat vandaan? Hij heeft die +2 toch al meegenomen bij de vorige berekeningen?
Edit:
Oeps, verkeerde vraag, ik ga effe reuploaden.
Edit2: De goede staat er nu wel.
Maar er staat: 2 vrouwen die beide middelen samen gebruikten werden toch zwanger.quote:Op maandag 13 januari 2014 13:17 schreef Sarasi het volgende:
Die 602 (x) bestaat alleen uit het aantal vrouwen dat beide voorbehoedsmiddelen gebruikt en niet zwanger raakt. Daarom telt hij eerst de 2 nog op bij het totaal, die zit niet al in x.
Als je dan de kans om zwanger te raken met beide voorbehoedsmiddelen wilt berekenen, moet je het snel zwanger geraakte vrouwen delen door het aantal niet zwangere vrouwen + het aantal wel zwangere vrouwen (totaal aantal vrouwen dat beide middelen gebruikt).
Kwestie waar staat x eigenlijk voor.
Daar staat:quote:Op maandag 13 januari 2014 19:41 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Maar er staat: 2 vrouwen die beide middelen samen gebruikten werden toch zwanger.
En als je bij de vorige stap kijkt zie je dat hij +2+14 doet. Dus die +2 zit er wel in.
T_T ???
Edit:
Kijk maar:
2000=1190-x+x-1386-x+10+2+14
Ja nu wel, dankje!quote:Op maandag 13 januari 2014 20:02 schreef Sarasi het volgende:
[..]
Daar staat:
totaal aantal vrouwen (2000) = (pil niet zwanger (1190) - beide niet zwanger (x) --> dus: alleen pil niet zwanger) + beide niet zwanger (x) + (condoom niet zwanger (1386) - beide niet zwanger (x) --> dus: alleen condoom niet zwanger) + pil wel zwanger (10) + beide wel zwanger (2) + condoom wel zwanger (14)
Die 2 hoort bij het totale aantal vrouwen. x is het aantal vrouwen wat NIET zwanger wordt, terwijl ze wel beide voorbehoedsmiddelen gebruiken. Die 2 is het aantal vrouwen wat WEL zwanger wordt, terwijl ze wel beide voorbehoedsmiddelen gebruiken.
De formule voor de kans om zwanger te raken met gebruik van beide voorbehoedsmiddelen is:
beide wel zwanger (2) / beide wel+niet zwanger
Beide niet zwanger = x, beide wel zwanger = 2, beide wel+niet zwanger = x+2.
Je moet je even beseffen dat de 2 in die optelsom hoort omdat de 2 vrouwen onderdeel zijn van het totaal. Dat heeft niets te maken met de deelsom die de kans berekent om zwanger te raken terwijl men beide voorbehoedsmiddelen gebruikt.
Als ik wil berekenen hoeveel kans ik heb om de lotto te winnen, bereken ik:
mensen die lotto winnen / mensen die aan lotto meedoen
Mensen die aan lotto meedoen = mensen die lotto winnen + mensen die lotto verliezen
Snap je?
Geen idee, wellicht om aan te geven dat r een vector is?quote:Op dinsdag 14 januari 2014 11:23 schreef yarnamc het volgende:
Een detailvraagje over notatie: weet iemand wat het wil zeggen als men bij afgeleiden de noemer (van bijvoorbeeld d/dx) overstreept? Zoals bij: [ afbeelding ].
Ik dacht eerst dat het een drukfout was, maar het komt consistent terug, dus het wekt toch mijn nieuwsgierigheid.
Je kan dit doen door partieel te integreren, Immers, er staat log(t+12)*log(t+12). Dan moet je wel de primitieve van log(t+12) weten, maar ook die kan weer via partieel.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 13:24 schreef Banaanensuiker het volgende:
Kan iemand me helpen met de integraal van log^2(t+12)dt?
r is in dit geval gewoon een scalaire variabele (de vergelijking is afgeleid in bolcoördinaten en de hoekafhankelijkheid is weggevallen).quote:Op dinsdag 14 januari 2014 13:30 schreef spiritusbus het volgende:
[..]
Geen idee, wellicht om aan te geven dat r een vector is?
Het ziet er uit als quantummechanica, welk boek gebruiken jullie?quote:Op dinsdag 14 januari 2014 14:00 schreef yarnamc het volgende:
[..]
r is in dit geval gewoon een scalaire variabele (de vergelijking is afgeleid in bolcoördinaten en de hoekafhankelijkheid is weggevallen).
http://www.wolframalpha.com/input/?i=log^2%28t%2B12%29dtquote:Op dinsdag 14 januari 2014 13:24 schreef Banaanensuiker het volgende:
Kan iemand me helpen met de integraal van log^2(t+12)dt?
Want nu weet hij hoe de oplossing gevonden kan wordenquote:Op dinsdag 14 januari 2014 14:24 schreef MCH het volgende:
[..]
http://www.wolframalpha.com/input/?i=log^2%28t%2B12%29dt
Wolfram heeft toch step by step uitleg?quote:Op dinsdag 14 januari 2014 16:58 schreef spiritusbus het volgende:
[..]
Want nu weet hij hoe de oplossing gevonden kan worden
Moet je wel registreren, bovendien zijn hints bij wiskunde nuttiger, omdat het kwartje bij jezelf moet vallen.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 17:18 schreef MCH het volgende:
[..]
Wolfram heeft toch step by step uitleg?
Als je de uitwerking ziet kun je toch zelf ook beredeneren wat er gebeurt?quote:Op dinsdag 14 januari 2014 17:22 schreef spiritusbus het volgende:
[..]
Moet je wel registreren, bovendien zijn hints bij wiskunde nuttiger, omdat het kwartje bij jezelf moet vallen.
Maar goed, ieder zijn mening.
Dit is een heel oude en eigenlijk niet meer gebruikte notatie. Wonderlijk om te zien dat deze toch nog gebruikt wordt. Het gaat hier om een zogeheten vinculum. Dat is een horizontale streep boven een uitdrukking die dezelfde rol vervult als onze haakjes en die wordt gebruikt om een aggregaat aan te duiden. Hier is het de bedoeling om aan te geven dat er in de noemer van het differentiaalquotiënt (dr)² staat en niet d(r²).quote:Op dinsdag 14 januari 2014 11:23 schreef yarnamc het volgende:
Een detailvraagje over notatie: weet iemand wat het wil zeggen als men bij afgeleiden de noemer (van bijvoorbeeld d/dx) overstreept? Zoals bij: [ afbeelding ].
Ik dacht eerst dat het een drukfout was, maar het komt consistent terug, dus het wekt toch mijn nieuwsgierigheid.
Bedankt, hier heb ik wel wat aan.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 13:44 schreef spiritusbus het volgende:
[..]
Je kan dit doen door partieel te integreren, Immers, er staat log(t+12)*log(t+12). Dan moet je wel de primitieve van log(t+12) weten, maar ook die kan weer via partieel.
Bedankt, maar heb inderdaad meer aan hints. En je moet inderdaad betalen om daar de complete step-by-step solution te zien. Je kan inloggen met facebook of google, maar dan moet je alsnog betalen volgens mij.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 14:24 schreef MCH het volgende:
[..]
http://www.wolframalpha.com/input/?i=log^2%28t%2B12%29dt
Ga nu gewoon zelf eens wat proberen, want van een voorgekauwde oplossing leer je niets. Hint: ik zou hier eerst even een substitutiequote:Op dinsdag 14 januari 2014 18:09 schreef Banaanensuiker het volgende:
[..]
Bedankt, hier heb ik wel wat aan.
[..]
Bedankt, maar heb inderdaad meer aan hints. En je moet inderdaad betalen om daar de complete step-by-step solution te zien. Je kan inloggen met facebook of google, maar dan moet je alsnog betalen volgens mij.
Bedankt man, je doet nu toch gewoon hetzelfde als Wolfram.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 18:33 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ga nu gewoon zelf eens wat proberen, want van een voorgekauwde oplossing leer je niets. Hint: ik zou hier eerst even een substitutie
u = ln(t + 12)
uitvoeren, dan hebben we
t = eu − 12
en dus
dt/du = eu
oftewel
dt = eu·du
De onbepaalde integraal wordt dan
∫ u2eudu
en deze is een stuk eenvoudiger te behandelen met (herhaalde) partiële integratie. Als je het goed doet krijg je dan
∫ u2eudu = eu(u2 − 2u + 2) + C
en dan is het nog slechts een kwestie van terugsubstitueren van u = ln(t + 12).
Dat kan natuurlijk ook ja. Bij een lelijk kwadraat heb ik meestal de neiging om eerst partieel te proberen.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 18:33 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ga nu gewoon zelf eens wat proberen, want van een voorgekauwde oplossing leer je niets. Hint: ik zou hier eerst even een substitutie
u = ln(t + 12)
uitvoeren, dan hebben we
t = eu − 12
en dus
dt/du = eu
oftewel
dt = eu·du
De onbepaalde integraal wordt dan
∫ u2eudu
en deze is een stuk eenvoudiger te behandelen met (herhaalde) partiële integratie. Als je het goed doet krijg je dan
∫ u2eudu = eu(u2 − 2u + 2) + C
en dan is het nog slechts een kwestie van terugsubstitueren van u = ln(t + 12).
Aha dank je wel! Exact wat ik zocht.quote:Op dinsdag 14 januari 2014 17:35 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit is een heel oude en eigenlijk niet meer gebruikte notatie. Wonderlijk om te zien dat deze toch nog gebruikt wordt. Het gaat hier om een zogeheten vinculum. Dat is een horizontale streep boven een uitdrukking die dezelfde rol vervult als onze haakjes en die wordt gebruikt om een aggregaat aan te duiden. Hier is het de bedoeling om aan te geven dat er in de noemer van het differentiaalquotiënt (dr)² staat en niet d(r²).
Leibniz gebruikte deze notatie aanvankelijk bij zijn differentiaal- en integraalrekening, maar gaf deze later op, omdat hij inzag dat het gebruik van vincula hier redundant was. Een overblijfsel is nog het gebruik van de lange horizontale streep bij het wortelteken, om aan te geven van welke uitdrukking we de wortel nemen.
Hebben we een functie y = f(x) dan kan de eerste afgeleide in de Leibniz notatie zoals bekend worden aangegeven als dy/dx = d(f(x))/dx. Nemen we hier weer de afgeleide van, dan hebben we in de Leibniz notatie
waarvoor is te schrijven
en dat kunnen we symbolisch ook weergeven als
of als
De superscripts ² in de 'teller' en in de 'noemer' hebben hier een verschillende betekenis: in de 'teller' geeft de ² een herhaling aan van de operator d, maar in de noemer geeft ² een kwadraat aan, namelijk het kwadraat van dx. Zie voor meer voorbeelden van de oude notatie met vincula bijvoorbeeld J.M. Child, The Early Mathematical Manuscripts of Leibniz (lees online of download dit boek als PDF of als DjVu).
Ja, het komt inderdaad uit een syllabus over kwantummechanica (ter afleiding van de orbitalen van een waterstofachtig atoom). Maar dus niet uit een boek .quote:Op dinsdag 14 januari 2014 14:04 schreef spiritusbus het volgende:
[..]
Het ziet er uit als quantummechanica, welk boek gebruiken jullie?
1. Nee, natuurlijk niet. Denk eens aan f(x) = sin(x)quote:Op vrijdag 17 januari 2014 22:56 schreef DefinitionX het volgende:
Ik heb wat vragen over functieonderzoek.
1. Als f'(x)=0, waarin x=a. Is dan voor de 2e afgeleide x=a ook per definitie 0 en dus tevens een buigpunt voor f(x), of is het alleen meestal zo?
2. Als f'(x)=0 niet gedefinieerd is, wat voor gevolgen heeft dit voor de extremen/buigpunten van f(x)?
Thanks! Ik wilde 'niet continu' zeggen.quote:Op vrijdag 17 januari 2014 23:02 schreef Amoeba het volgende:
[..]
1. Nee, natuurlijk niet. Denk eens aan f(x) = sin(x)
2. Dat is afhankelijk per situatie. Tevens kun je f'(x) = 0 is niet gedefinieerd niet zo zeggen. Een functie is wel of niet gedefinieerd in een punt, mocht dat zo zijn dan hoort daar een functiewaarde bij.
Vaak zul je zien dat functies niet continu zijn in dat punt.
Besef je dat 'niet gedefinieerd' en 'niet continu' absoluut geen equivalente uitspraken zijn.quote:Op zaterdag 18 januari 2014 00:13 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Thanks! Ik wilde 'niet continu' zeggen.
Bedenk dat je functies kunt hebben die wel continu zijn, maar niet (in elk punt) differentieerbaar zijn. Zo isquote:Op zaterdag 18 januari 2014 00:13 schreef DefinitionX het volgende:
[..]
Thanks! Ik wilde 'niet continu' zeggen.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |