Allemaal veel kleinere, gemakkelijker inwisselbare en/of vluchtigere producten. Niet te vergelijken.
Onderwijs is imo zo belangrijk voor de samenleving dat er voor iedereen goed onderwijs gegarandeerd moet zijn.
quote:
De Nederlandse verkiezingen van november vorig jaar zijn gewonnen door partijen die de kiezer ‘stamgevoel’ en ‘knusheid’ beloofden. Daarom dreigt Nederland een gesloten samenleving te worden waarin de overheid van bovenaf een ‘bezielend verband’ oplegt. Mark Rutte, politiek leider van oppositiepartij VVD, maakt zich zorgen over deze ontwikkeling en geeft zijn liberale visitekaartje af met een pleidooi voor een open samenleving waarin de vrijheid van het individu centraal staat en de overheid gelijke kansen moet garanderen. ‘De sociale samenhang volgt dan als vanzelf.’
Een liberale samenleving is een open samenleving, waarin individuele vrijheid stevig is verankerd en waarin samenhang niet van bovenaf wordt opgelegd maar van onderop tot stand komt. Het nieuwe kabinet kiest voor de omgekeerde benadering: de samenhang wordt vanuit de overheid opgelegd, waardoor Nederland een meer gesloten samenleving dreigt te worden. De toenemende sfeer van cynisme, wantrouwen en onverschilligheid, die nu zo kenmerkend lijkt te zijn voor Nederland, wordt door de aanpak van de nieuwe coalitie alleen maar in de hand gewerkt.
Het alternatief moet een benadering zijn die uitgaat van het vrije individu, waarbij erkenning het sleutelwoord is. Erkenning voor de Nederlanders die dreigen te worden vergeten: de politieagent, de ondernemer en de verpleegkundige, die ’s ochtends om zeven uur opstaan, hard werken en daar onvoldoende waardering en vertrouwen voor terugkrijgen. Deze mensen vormen de ruggengraat van onze samenleving. Maar op dit moment wordt hun motivatie getemperd door eindeloze bureaucratie en komt het vakmanschap in de verdrukking. Ook onze hoge belastingdruk raakt juist hen. Gecombineerd met een politieke agenda die de dagelijkse problemen van deze mensen onvoldoende serieus neemt, dreigt een verdere afkeer van politiek en samenleving. Zo blijft ook de gewenste samenhang uit. Het liberale antwoord is helder: geef de mensen die het verdienen erkenning, door ze te vertrouwen en te waarderen – en hun problemen serieus te nemen. De samenhang volgt dan als vanzelf.
“Alle gebeurtenissen houden verband met elkaar in de beste van alle mogelijke werelden; want als jij tenslotte niet met een paar flinke schoppen onder je achterwerk een fraai kasteel uit was geschopt vanwege je liefde voor freule Cunegonde, als je niet was veroordeeld door de Inquisitie en als je niet te voet door Amerika had gereisd, als je de baron geen flinke houw met je degen had gegeven, als je niet al je schapen uit het goede Eldorado was kwijtgeraakt, dan zat je hier niet gekonfijte sukade en pistachenoten te eten.” Met deze uitspraak besluit de filosoof Pangloss in Voltaire’s Candide de keten van gebeurtenissen die de jonge Candide heeft doorstaan gedurende de novelle. Candide, een open en onbevangen, spontane en ietwat naïeve jongen woont in het kasteel van baron Thunder-Ten-Tronk. De lokale filosoof Pangloss geeft Candide les in zijn eigen mystiek-filosofische brouwsel, genaamd cosmolonnozelogie. Alles wat is, moet zo zijn. En alles wat men ziet, is geconstrueerd door God. Deze wereld is dus de beste van alle mogelijke werelden.
Voltaire voert Pangloss op om de zeventiende-eeuwse Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz de oren te wassen. Pangloss’ onwrikbare geloof en vertrouwen in het voorbestemde staat voor Voltaire gelijk aan de dommigheid die Leibniz tentoonstelt in zijn monadenleer. Leibniz stelt dat alles in de wereld bestaat uit ontelbare, van zichzelf bewuste eenheden, die het verleden, het heden en de toekomst vormgeven. Deze eenheden, monaden genaamd, zijn door God ‘geactiveerd’ en laten niets aan het toeval over. Vandaar dat dit ‘de beste van alle mogelijke werelden’ is, omdat hij tot in detail is vormgegeven door God. Voltaire was het hier pertinent mee oneens en schreef de novelle Candide. De hoofdpersoon reist de wereld over en komt overal onrecht tegen. Van slavenhandel in Suriname tot de Inquisitie in Lissabon: Candide staat overal versteld van de sinistere kant van de mensheid. Zijn vertrouwde visie dat alles moet zijn zoals het door God is vormgegeven, staat op losse schroeven. Het enige dat hij aan zijn mondiale reis overhoudt, zijn inzicht en kennis van verschillende culturen en mensen.
Onlangs is Karl Popper’s boek The Open Society and Its Enemies in het Nederlands vertaald en beleeft politiek-filosofisch Nederland een ware Popper-revival. Zijn onderscheid tussen de ‘gesloten’ en de ‘open’ samenleving doet sterk denken aan de karakters van Pangloss en Candide. Pangloss, Leibniz dus, hecht zich te veel aan gesloten structuren, waardoor de groei van kennis hopeloos wordt geremd. Candide representeert de mens die Popper het liefst zou zien: open, lerend, verwonderd, maar bovenal kritisch. Alleen door kritiek te leveren en te ontvangen, kunnen we leren. Dat is de essentie van Popper’s wetenschappelijke theorie: kennis groeit. Kennis is dus nooit af. Net zomin als een maatschappij ooit ‘af’ is. Popper gebruikte zijn wetenschappelijke theorie één-op-één voor zijn politieke visie, die tot de conclusie leidt dat de toekomst onvoorspelbaar is. Een waarheid is slechts een waarheid zolang zij niet wordt weerlegd. En aangezien bijna geen enkele waarheid die test glansrijk doorstaat, is er progressie in kennis. We moeten dus leren dat we in een permanent imperfecte samenleving leven. Juist daarom moeten we vertrouwen houden in de vooruitgangsfilosofie van Popper en de nadruk leggen op het individu.
De Belgische premier Guy Verhofstadt hield op 14 april in dagblad Trouw een krachtig pleidooi voor het belang van Popper. Volgens Verhofstadt moeten we juist in deze tijd extra bedachtzaam zijn niet weg te glijden in een gesloten samenleving. Hij stelt dat in tijden van diepgaande verandering gesloten structuren appelleren aan ‘goede oude tijd’-periodes. Verhofstadt noemt dit het ‘stamgevoel’ en de hang naar ‘knusheid’. In deze tijd van globalisering is de hang naar ‘knusheid’ toegenomen. De Nederlandse verkiezingsuitslag van 22 november vorig jaar laat dat zien. Partijen die in uitstraling of programma de belofte van ‘knusheid’ deden, wonnen de verkiezingen. Het antwoord daarop moet echter niet zijn om mee te buigen met deze trend. Het liberalisme moet daar zijn eigen antwoord krachtig tegenover stellen.
De onwrikbare essentie van het liberalisme is en blijft het vrije individu, de vrije mens. Isaiah Berlin’s Two Concepts of Liberty helpt ons om die individuele vrijheid te verdiepen. Berlin maakt een tweedeling binnen het vrijheidsbegrip: positieve en negatieve vrijheid. Positieve vrijheid duidt hij als volgt: de vrijheid van ieder mens om contacten aan te gaan en zich bijvoorbeeld te specialiseren in een vak. De overheid moet deze vrijheid mogelijk maken en garanderen. Dit kan door bepaalde basisbeginselen te garanderen, zoals goed onderwijs. Berlin ziet wel een duidelijke grens aan overheidsbemoeienis: zodra individuele rechten opgaan in een collectief beginsel, slaat positieve vrijheid door. Tegenwicht is dus geboden: negatieve vrijheid. Berlin schrijft dat dit de onvervreemdbare klassieke grondrechten zijn die het individu toekomen, zoals integriteit van het menselijk lichaam en het recht op een persoonlijke levenssfeer. Hoewel Berlin een waardevolle analyse van de verschillende vormen van vrijheid maakt, is het jammer dat hij door de gekozen terminologie – ‘positief en negatief’ – suggereert dat de twee vrijheidsbegrippen elkaar afstoten, of wellicht zelfs elkaars tegenpolen zijn.
De Duitse denker Ralph Dahrendorf weet de ogenschijnlijke tegenpolen te verenigen. In zijn ogen was het negatieve-vrijheidsconcept een prima startpunt, maar niet voldoende. Hij schrijft in 1983: “Hoe meer mensen levenskansen hebben, des te liberaler is een maatschappij.” Liberalisme wordt zo het bieden van levenskansen voor zoveel mogelijk mensen – en dus het bevorderen van een gelijkwaardige startpositie in de maatschappij. Daarmee is de uitkomst van de race uitdrukkelijk niet gegarandeerd: die zal voor iedereen anders zijn. Iedereen kent een maatschappelijke startpositie van waaruit hij het leven naar eigen inzicht kan inrichten. Hierbij geldt gelijkheid niet als doel – zoals bij het socialisme – maar worden gelijkwaardigheid en een gelijke startpositie ingezet als middel om iedereen het leven te laten leiden dat hij wenst; uiteraard binnen de grenzen van de wet.
Dahrendorf’s synthese van negatieve en positieve vrijheid is aansprekend. Net zomin als de werkelijkheid in goed of fout en zwart of wit in te delen valt, kan de samenleving zich dogmatisch binden aan een van de twee vrijheidspercepties. In de praktijk vindt ook binnen het liberalisme een continue afweging plaats tussen negatieve en positieve vrijheden. We willen mensen goed onderwijs en een fatsoenlijk sociaal vangnet bieden vanuit de positieve vrijheidsvisie, maar dat mag niet leiden tot ongebreidelde overheidsbemoeienis en toenemende afhankelijkheid van de overheid.
In die dialectiek van negatieve en positieve vrijheid moet het liberale streven zijn dat alle mensen een eerlijke startpositie krijgen. Iedere Nederlander moet een gelijke kans krijgen om zijn weg te vinden in de maatschappij. Maar na de start moet iedereen zijn eigen weg vinden en bestaat er geen garantie wie uiteindelijk als eerste over de finish komt. De drie kerntaken van een liberale overheid zijn zo het bewaken van de individuele vrijheid, het handhaven van wetten om die vrijheid te beschermen en het bevorderen van gelijkwaardige startposities.
Velen vragen zich echter af of er niet meer is – en moet zijn – tussen overheid en burger. Helaas leiden dergelijke pleidooien in de regel tot een van overheidswege opgelegde samenhang, wat in strijd is met Popper’s open samenleving en dus met het liberalisme. Maar liberalen mogen het daar niet bij laten. Frits Bolkestein stelde al in 1994 dat iedere samenleving behoefte heeft aan een bezielend verband. Dat pleidooi is in een recent artikel in Opinio (nummer 11 van 23 maart) opnieuw aangezet door Sabine Bierens van de aan de VVD gelieerde Teldersstichting. De uitdaging is om dit te verwezenlijken zonder in strijd te handelen met Popper’s idee van een open samenleving. Wat we moeten nastreven en mogelijk maken, is samenhang van onderop. Wanneer we het creëren van die samenhang overlaten aan christelijke bevoogding of socialistisch staatspaternalisme, zetten we koers naar een gesloten samenleving – waarin het individu wellicht meer samenhang maar minder vrijheid kent.
Willen we een dergelijke samenhang mogelijk maken, dan zal die samenleving zo moeten worden ingericht dat mensen zich gewaardeerd voelen door en vertrouwen krijgen van politiek en overheid. Optimisme en een gevoel van erkenning moeten de plaats innemen van cynisme en wantrouwen. Dit leidt ertoe dat mensen zich niet terugtrekken op hun eigen eiland, maar zowel voor zichzelf als voor de samenleving naar het beste streven. Erkenning is een onderdeel van de politieke filosofie, een begrip dat vanaf Plato via Hegel bij Francis Fukuyama’s Het einde van de geschiedenis en de laatste mens wordt opgevoerd als hoofdingrediënt van het liberalisme. Fukuyama schrijft: “Belangrijker en uiteindelijk bevredigender is dat de liberale democratie ons erkenning van onze waardigheid biedt. Het leven in een liberale democratie kan leiden tot grote materiële overvloed, maar het wijst ons ook de weg naar ons niet-materiële doel, namelijk de erkenning van onze vrijheid. De liberale democratische staat schat ons naar ons eigen gevoel van waarde.” Grote groepen mensen, die er meer dan wie ook recht op hebben, missen juist die waardering.
Een in politiek geïnteresseerde Nederlander kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het politieke debat vaak gaat over uitersten; bijvoorbeeld over mensen met een uitkering en over topmanagers. Maar het leeuwendeel van de bevolking houdt zich op tussen deze uitersten. Dat zijn de mensen die ’s ochtends om zeven uur opstaan, hard werken en dat werk zo goed mogelijk proberen te doen. Zij vormen de ruggengraat van Nederland en zij houden onze economie draaiend. Juist deze groep moet erkenning krijgen voor hun grote inzet en doorzettingsvermogen. En juist deze groep wordt door de huidige politiek vaak vergeten. Een resultaat hiervan is dat het cynisme over politiek en samenleving toeneemt. Er is te weinig oog voor dagelijkse problemen en ergernissen: de dagelijkse kleine criminaliteit en overlast; volkswijken die in rap tempo veranderen in probleemwijken; de problematiek rond immigratie en integratie. Daar mist men de overheid.
Maar de hardwerkende agent, de ambitieuze onderwijzer en de startende ondernemer komen die overheid veel te veel tegen waar het niet nodig is. Managers en ambtenaren menen zich tot in detail met de uitoefening van het vak van deze mensen te moeten bemoeien. De echte vakmensen krijgen geen vertrouwen en waardering, maar regels, formulieren en protocollen. Bovendien zijn dit de mensen die de hoge belastingdruk in Nederland het sterkst voelen. Dat haalt het plezier uit het werk, met alle gevolgen van dien – voor de vakmensen zelf en voor de ‘afnemers’ van hun producten. Maar het leidt er vooral toe dat deze mensen de overheid alleen maar als hindermacht zien, in plaats van als bondgenoot die vertrouwen heeft in de capaciteiten van individuele mensen.
Dat los je niet op door van bovenaf een bezielend verband op te leggen. Dat los je op door mensen te vertrouwen en te waarderen, door ze te erkennen in woord en daad. Wie echte samenhang wil creëren, moet niet van bovenaf kijken naar de machinerie als geheel, maar moet de essentiële onderdelen de ruimte geven om optimaal te kunnen functioneren.