FOK!forum / Examenforum / [Havo] Economie
handboekmaandag 2 mei 2011 @ 16:25
tijdstip examen - 27/5 om 13:30

post hier al je vragen en/of opmerkingen/handige tips voor/over dit examen.

Hier alle formules die je moet kennen. ( misschien dat ik er een paar ben vergeten?)

SPOILER
deelnemingspercentage/participatiegraad = (beroepsbevolking/beroepsgeschikte bvolking) x 100%

p/a ratio = werkgelegenheid in personen/ werkgelegenheid in arbeidsjaren

omzet = afzet x verkoopprijs

Productie = werkgelegenheid x arbeidproductiviteit

werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit

arbeidsproductiviteit = productie / werkgelegenheid

bezettingsgraad = (productie / productiecapaciteit) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit

primair inkomen = loon + interest + pacht + winst

indexcijfer reeel inkomen = (indexcijfer nominaal inkomen. Consumentenprijs indexcijfer CPI) x 100%

indexcijfer reeel inkomen per hoofd = (indexcijfer reeel inkomen / indexcijfer bevolking) x 100%

indexcijfer reeel rente = (indexcijfer nominale rente/ CPI) x 100%

brutoinvesteringen Ibr = netto-investering Inet + vervanginginvesteringen Iver

Netto-investeringen Inet = voorraadinvestering Iv + uitbreidingsinvesteringen Iuit

Nationaal inkomen Y = consumptie C + investeringen I + overheidsbestedingen O + export E - import M

Loonquote = (Loon/Y) x 100%, overeenkomstig met huurqoute, winstqoute, pachtquote en rentequote

arbeidsinkomensqoute AIQ = (loon + toegerekend loon zelfstandigen / y) x 100%

overig inkomenquote OIQ = 100% - AIQ

gemiddelde belastingdruk = (belastingbedrag / bruto inkomen) x 100%

gemiddelde premiedruk = ( premiebedrag/bruto-inkomen) x 100%

staatschuldquote = ( staatsschuld / Y) x 100%

Prijs elastisiteit v/d vraag = % verandering van de vraag / % verandering v/d prijs

gemiddeld = totaal/ aantal producten

totaal = gemiddeld x aantal producten

Breakeven afzet = totale constante kosten/ verkoopprijs - gemiddelde variable kosten per product

exportquote = (exportwaarde/Y) x 100%

importquote = ( importwaarde/Y) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werkgever / arbeidsproductiviteit
electroniquedinsdag 3 mei 2011 @ 11:20
handig, die formules allemaal bij elkaar. dat is denk ik het enige wat ik nog even goed door moet lezen
handboekdinsdag 3 mei 2011 @ 13:24
quote:
11s.gif Op dinsdag 3 mei 2011 11:20 schreef electronique het volgende:
handig, die formules allemaal bij elkaar. dat is denk ik het enige wat ik nog even goed door moet lezen
Volgens mij mocht je die formules ook in je GRM zetten en deze gebruiken op get Centraal-examen. Toch?
electroniquedinsdag 3 mei 2011 @ 13:26
quote:
0s.gif Op dinsdag 3 mei 2011 13:24 schreef handboek het volgende:

[..]

Volgens mij mocht je die formules ook in je GRM zetten en deze gebruiken op get Centraal-examen. Toch?
klopt, dat was ik ook van plan
handboekdinsdag 3 mei 2011 @ 16:52
alle economische begrippen:

http://www.economische-begrippen.nl/index.php?sectie=begrippen

Ik ben nu bezig alle begrippen die nodig zijn voor het cex op een rij te zetten.... 5 a4tjes.... En dat zijn alleen nog maar de begrippen

Aanmerkelijk belang Mensen met meer dan 5% belang in aandelen in een bedrijf

Accijns - verbruiksbelasting, 2 doelen - 1 inkomsten vergroten 2- gebruik goederen afremmen

actieven - werkende mensen

adverse selection - mensen met weinig risico zullen zich niet verzekeren en met veel risico zullen zich wel verzekeren

aftrekposten - bedrag dat je in mindering brengt op je bruto-inkomen, betaal je dus geen belasting over

algemeen bindend verklaren - bedrijven/werkgevers die niet bij een vak/werkgeversbond zijn aangesloten, moeten zich toch aan de CAO houden

Algeme bijstandswet - wet waarin de bijstand wordt geregeld, iedereen heeft er recht op, betaald uit premie

algemene kinderbijslag wet - Wet waarin wordt geregelt dat je voor ieder kind dat je hebt, geld krijgt. wordt betaald uit belastingen

algemene nabestaanden wet - wet die voor de nabestaanden een uitkering geeft, deze uitkering vervalt bij een te hoog inkomen van de nabestaande, premie

algeme ouderdoms wet - wet die regelt dat iedere Nederlander na zijn 65 (66) een uitkering verschaft, premie

algeme wet bijzondere ziektekosten - betaald hoge kosten van gehandicapten etc., premie

allocatiefunctie - overheid beinvloedt hiermee de productie grootte/samenstelling

armoedeval - vast in de armoede, verdient iets meer dan minimumloon waardoor toeslagen vervallen en je minder verdient dan uitkering. Mensen stoppen met werken.

begrotingstekort - overheidsuitgaven groter dan inkomsten

BTW - belasting die je over goederen betaald

belastingdruk - (belasting/bruto inkomen) x 100%

bestaansminimum - Het bestaansminimum is het bedrag, waarvan de overheid vindt dat een persoon minimaal nodig heeft om van te kunnen leven.

Box1 - inkomen uit arbeid of winst zelfstandingen wordt hierin belast

box2 - winst belasting van aandeelhouders die meer dan 5% van een NV/BV in handen hebben

Box3 - belasting op rente/sparen/divident( minder dan 5% van de NV/BV)

[ Bericht 75% gewijzigd door handboek op 03-05-2011 17:03:42 ]
TakAFCAdonderdag 5 mei 2011 @ 15:57
quote:
0s.gif Op maandag 2 mei 2011 16:25 schreef handboek het volgende:
tijdstip examen - 27/5 om 13:30

post hier al je vragen en/of opmerkingen/handige tips voor/over dit examen.

Hier alle formules die je moet kennen. ( misschien dat ik er een paar ben vergeten?)

SPOILER
deelnemingspercentage/participatiegraad = (beroepsbevolking/beroepsgeschikte bvolking) x 100%

p/a ratio = werkgelegenheid in personen/ werkgelegenheid in arbeidsjaren

omzet = afzet x verkoopprijs

Productie = werkgelegenheid x arbeidproductiviteit

werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit

arbeidsproductiviteit = productie / werkgelegenheid

bezettingsgraad = (productie / productiecapaciteit) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit

primair inkomen = loon + interest + pacht + winst

indexcijfer reeel inkomen = (indexcijfer nominaal inkomen. Consumentenprijs indexcijfer CPI) x 100%

indexcijfer reeel inkomen per hoofd = (indexcijfer reeel inkomen / indexcijfer bevolking) x 100%

indexcijfer reeel rente = (indexcijfer nominale rente/ CPI) x 100%

brutoinvesteringen Ibr = netto-investering Inet + vervanginginvesteringen Iver

Netto-investeringen Inet = voorraadinvestering Iv + uitbreidingsinvesteringen Iuit

Nationaal inkomen Y = consumptie C + investeringen I + overheidsbestedingen O + export E - import M

Loonquote = (Loon/Y) x 100%, overeenkomstig met huurqoute, winstqoute, pachtquote en rentequote

arbeidsinkomensqoute AIQ = (loon + toegerekend loon zelfstandigen / y) x 100%

overig inkomenquote OIQ = 100% - AIQ

gemiddelde belastingdruk = (belastingbedrag / bruto inkomen) x 100%

gemiddelde premiedruk = ( premiebedrag/bruto-inkomen) x 100%

staatschuldquote = ( staatsschuld / Y) x 100%

Prijs elastisiteit v/d vraag = % verandering van de vraag / % verandering v/d prijs

gemiddeld = totaal/ aantal producten

totaal = gemiddeld x aantal producten

Breakeven afzet = totale constante kosten/ verkoopprijs - gemiddelde variable kosten per product

exportquote = (exportwaarde/Y) x 100%

importquote = ( importwaarde/Y) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werkgever / arbeidsproductiviteit
_O_ _O_
handboekdonderdag 5 mei 2011 @ 16:12
quote:
0s.gif Op donderdag 5 mei 2011 15:57 schreef TakAFCA het volgende:

[..]

_O_ _O_
Heb ik er soms voor gezorgt dat je nu een voldoende gaat halen :D ?
Panda1000donderdag 5 mei 2011 @ 17:08
Kan iemand mij vertellen wat ik precies moet leren? Ik heb de lesbrieven methode:
- Inkomen & Groei
- De Arbeidsmarkt
- De collectieve sector
- Buitenland 2
- Vaardigheden
TakAFCAdonderdag 5 mei 2011 @ 17:11
quote:
0s.gif Op donderdag 5 mei 2011 16:12 schreef handboek het volgende:

[..]

Heb ik er soms voor gezorgt dat je nu een voldoende gaat halen :D ?
Ik ga vol voor de 6,1!
Dan sta ik een 5,5 en slaag ik. En heb maandag een proefexamen economie, dus hopen dat het lukt!
blaffende_visjesdonderdag 5 mei 2011 @ 21:09
quote:
0s.gif Op donderdag 5 mei 2011 17:11 schreef TakAFCA het volgende:

[..]

Ik ga vol voor de 6,1!
Dan sta ik een 5,5 en slaag ik. En heb maandag een proefexamen economie, dus hopen dat het lukt!
now THAT's how we do it! :7
AchmedJandonderdag 5 mei 2011 @ 21:37
quote:
0s.gif Op maandag 2 mei 2011 16:25 schreef handboek het volgende:
tijdstip examen - 27/5 om 13:30

post hier al je vragen en/of opmerkingen/handige tips voor/over dit examen.

Hier alle formules die je moet kennen. ( misschien dat ik er een paar ben vergeten?)

SPOILER
deelnemingspercentage/participatiegraad = (beroepsbevolking/beroepsgeschikte bvolking) x 100%

p/a ratio = werkgelegenheid in personen/ werkgelegenheid in arbeidsjaren

omzet = afzet x verkoopprijs

Productie = werkgelegenheid x arbeidproductiviteit

werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit

arbeidsproductiviteit = productie / werkgelegenheid

bezettingsgraad = (productie / productiecapaciteit) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit

primair inkomen = loon + interest + pacht + winst

indexcijfer reeel inkomen = (indexcijfer nominaal inkomen. Consumentenprijs indexcijfer CPI) x 100%

indexcijfer reeel inkomen per hoofd = (indexcijfer reeel inkomen / indexcijfer bevolking) x 100%

indexcijfer reeel rente = (indexcijfer nominale rente/ CPI) x 100%

brutoinvesteringen Ibr = netto-investering Inet + vervanginginvesteringen Iver

Netto-investeringen Inet = voorraadinvestering Iv + uitbreidingsinvesteringen Iuit

Nationaal inkomen Y = consumptie C + investeringen I + overheidsbestedingen O + export E - import M

Loonquote = (Loon/Y) x 100%, overeenkomstig met huurqoute, winstqoute, pachtquote en rentequote

arbeidsinkomensqoute AIQ = (loon + toegerekend loon zelfstandigen / y) x 100%

overig inkomenquote OIQ = 100% - AIQ

gemiddelde belastingdruk = (belastingbedrag / bruto inkomen) x 100%

gemiddelde premiedruk = ( premiebedrag/bruto-inkomen) x 100%

staatschuldquote = ( staatsschuld / Y) x 100%

Prijs elastisiteit v/d vraag = % verandering van de vraag / % verandering v/d prijs

gemiddeld = totaal/ aantal producten

totaal = gemiddeld x aantal producten

Breakeven afzet = totale constante kosten/ verkoopprijs - gemiddelde variable kosten per product

exportquote = (exportwaarde/Y) x 100%

importquote = ( importwaarde/Y) x 100%

loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werkgever / arbeidsproductiviteit
_O_
SuperKaasNachodonderdag 5 mei 2011 @ 21:47
Ik sta een 7.6 Ik maak me dus geen zorgen dat laatste dagje :)
ErikHoevenaarsdonderdag 5 mei 2011 @ 22:14
Sta een 7,4. Moet lukken.
Panda1000vrijdag 6 mei 2011 @ 11:13
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Vaardigheden
Domein B Arbeidsmarkt
Domein C Internationale arbeidsverdeling
Domein D Betalingsbalans
Domein E Wisselkoersen
Domein F vervallen
Domein G vervallen
Domein H Consument en welvaart
Domein I Produceren en welvaart
Domein J Goederenmarkt
Domein K Inkomensvorming en inflatie
Domein L Inkomensverdeling
Domein M Economische kringloop
Domein N Markt, overheid en economische orde
Domein O vervallen
Domein P Sociale zekerheid
Domein Q Europese integratie.

Het centraal examen
Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B, D, E, K, L, M, N en P, in combinatie met domein A.
De CEVO kan bepalen, dat het centraal examen ten dele betrekking heeft op andere subdomeinen,
mits de subdomeinen van het centraal examen tezamen dezelfde studielast hebben als de in de
vorige zin genoemde. De CEVO stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast. De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.

Betekend dat, dat ik de domeinen moet leren die betrekking hebben met het centraal examen? Dus B, D, E, K, L, M, N en P, in combinatie met domein A?!
AchmedJanvrijdag 6 mei 2011 @ 22:45
edit 2:
ik zie nu dat dit economie 1,2 is, wat is dat dan precies?
Mocht ik de verkeerde stof posten verwijder maar gewoon :P

Uit het topic van vorig jaar, thx to MrManiak.
SPOILER
NUMMER 1:
Wiskundeblokken Index economie HAVO

Procenten

Nieuw-oud / oud * 100% stijging of daling in procenten.

Buurman verdient ▫2500 per maand, jij ▫2000. Hoeveel verdien jij in procenten van het inkomen van de buurman? Kruistabel: 2000*100 / 2500 = 80%

Indexcijfers

In 2002 kostte één brood ▫1,60. In 2003 ▫1,92. 2002 = basisjaar = 100. Kruistabel: 1,92 * 100/1,60 = 120, dus stijging van 20%.

Stel nu: in 2004 is de broodprijs in indexcijfers 125. Mag je dan concluderen dat het brood t.o.v 2003 met 5% (125-120) is gestegen? Nee dat mag niet. Het moet zo: 125-120/120*100%= 4,17%

Reële inkomensstijging

Het nationale inkomen van een land is 200 miljard euro in 2000. 2000 is basisjaar. Stel dat je de procentuele verandering van het reële nationale inkomen per hoofd van de bevolking in 2004 tov 2003 moet berekenen. Je moet dan het (nominale) nationale inkomen corrigeren voor twee zaken: groei v/d bevolking en de stijging van het gemiddelde prijspeil.

Indexcijfer nationaal inkomen per inwoner=

Indexcijfer nominaal inkomen /indexcijfer bevolkingsomvang * 100.

RIC= NIC/PIC = 105,8 /102 * 100 = 103,7.

Rekenen met BTW en Accijns

- Verkoopprijs exclusief BTW is ▫1,06. BTW (19%) erbij? ▫1,06 / 100 * 19 = ▫,020 + 1,06 = ▫1,26

- Verkoopprijs inclusief BTW ▫5,30 ex. BTW (6%) weten? ▫5,30 / 106 * 100 = ▫ 5,-

Berekening loonkosten per product

Indexcijfer loonkosten per product=

Indexcijfer loonkosten / Indexcijfer arbeidsproductiviteit * 100

Werknemer kost een bedrijf ▫2000 per maand, werknemer maakt 200 producten, loonkosten per product dus ▫10,- Loonkosten stijgen met 3%, arbeidsproductiviteit met 4%. Verandering in loonkosten per product uitdrukken in indexcijfers. Indexcijfer loonkosten wordt 103, die voor de arbeidsproductiviteit 104. 103/104 * 100 = 99. Loonkosten per product zijn dus met 1% gedaald.

De verandering van een waardebedrag

Een verandering in de waarde bereken je snel door van alle veranderingen indexcijfers te maken: waarde = prijs x volume. Stel dat de prijs van geëxporteerde goederen met 4% daalt en het aantal met 7% stijgt. Dan geldt: indexcijfer waarde = prijsindexcijfer * indexcijfer aantal /100 = 96 * 107 /100 = 102,7. Waarde export is met 2,7% toegenomen.

Vreemde valuta.

▫1,- = $ 0,97. Een Nederlandse importeur koopt voor $ 45.000 twee Harley Davidsons uit Amerika. Kruistabel: 1 * 45.000 / 0,97 = ▫ 46391,75

Het tekenen van een prijsvraagfunctie

P omhoog, Qv naar rechts.

Het tekenen van een aanbodfunctie

P omhoog, Qa naar rechts. Stijgt de prijs, neemt het aanbod toe.

Het berekenen van de evenwichtsprijs en ▫hoeveelheid

Qa= p -5

Qv = -0,5 + 10

Q is de hoeveelheid in 100.000 kilogrammen en prijs in miljoen euro.

Invullen in GRM: Y1 = X-5, Y2= -0,5+10 => 2nd trance intersect. Evenwichtsprijs is 10 euro bij 500.000 producten = marktomzet van ▫ 5.000.000,-

Stel de economie trekt aan en de Qv wordt: -0,5p + 13. Hetzelfde doen als hierboven. 2nd trace intersect: Evenwichtsprijs 12 euro * 700.000 producten is marktomzet van ▫ 8.400.000,-

Nominaal en Reëel

Index reele inkomensstijging=

Index stijging nominale inkomen / index prijsstijging * 100

200 /125 * 100 = 160 = 60% stijging.

Zonder absolute aantallen toch rekenen met procenten

Loonquote= loonsom/productie * 100% Een voorbeeld: Loonsom stijgt met 4% en de totale productie met 2% doe je zo: 104/102 * 100 101,9% dus gestegen met 1,9%

NUMMER 2:
In de concurrentiestrijd maken bedrijven gebruik van verschillende wapens. --> de marketingmix

We onderscheiden 4 instrumenten(ook wel de 4 p's genoemd):

Prijs

Product

Plaats

Promotie

als je een formule hebt en die invoerd in y1 en y2 in je rekenmachine druk je op 2nd graph om een tabel in te voeren en dan voer je als x de punten die je moet weten.

Als een koers stijgt wordt het goedkopervoor eht buitenland om goederen van dat ene land te kopen en te importeren, hierdoor versterkt de concurentiepositie van Land A. En stijgt de export.

Rente stijgt > buitenlandse beleggers gaan hier geld beleggen (dus kapitaalimport stijgt) > vraag

valuta stijgt > wisselkoers stijgt.

Let op! Het binnenlandse effect van een rentestijging is negatief: rente stijgt > lenen daalt/sparen

stijgt > bestedingen dalen > productie daalt > werkgelegenheid daalt.

Binnenlandse bestedingen stijgen > inwoners van dat land zullen dan meer besteden, dus kopen

ze ook meer importgoederen > import goederen/diensten stijgt > saldo lopende rekening

verslechtert.

Wisselkoers daalt > exportprijzen dalen (vanuit buitenland gezien) en importprijzen stijgen (vanuit eigen land gezien) > export stijgt en import daalt > saldo lopende rekening verbetert.

Wisselkoers daalt > exportprijzen dalen (vanuit buitenland gezien) > export stijgt > productie

stijgt > werkgelegenheid stijgt.

Wisselkoers daalt > importprijzen stijgen voor dit land > wordt doorberekend in de

verkoopprijzen > inflatie stijgt.

Integratie

Bedrijven kunnen - uit winstoverwegingen of om de marktpositie te versterken - overwegen om bewerkingen uit de vorige (of de volgende) schakel zélf te gaan doen.

Differentiatie

Bedrijven kunnen -wederom vaak uit winstoverweging - ook overwegen om zich toe te leggen op een deel van haar huidige bewerkingsactiviteiten.

Specialisatie

Een individueel bedrijf kan ook besluiten zich toe te leggen (specialiseren) op één van haar activiteiten (producten). Vaak gebeurt dat onder de noemer van "het bedrijf gaat zich beperken tot haar kernactiviteit".

In zo'n geval kan het zijn dat een deel van de productie gewoon wordt stopgezet (met verlies van werkgelegenheid), maar het kan ook zijn dat bepaalde onderdelen worden verkocht of zelfstandig verder gaan.

Parallellisatie / Branchevervaging

Het omgekeerde (van specialisatie) kan ook. In zo'n geval gaat een individueel bedrijf er extra dingen bij doen (die niet tot de normale activiteit van deze bedrijfskolom behoren).

Bekende voorbeelden hiervan zijn de opening van supermarktafdelingen bij tankstations of het verkopen van reizen door banken.

Toegevoegde waarde

In elke schakel van de bedrijfskolom worden producten bewerkt / vindt er productie plaats. Dankzij deze bewerkingen kan de producent waarde toevoegen aan zijn inkopen.

Bijvoorbeeld:

De aardappelboer (oerproducent):

verkoopt zijn aardappels voor ¤10,- (voegt dus ¤10,- aan waarde toe)

De chipsfabrikant:

koopt voor ¤10,- aardappels, bewerkt deze tot chips, en verkoopt

zijn product voor ¤35,-. Hij voegt dus ¤25,- aan waarde toe.

De detailhandel:

koopt de zakken chips in voor ¤35,- en verkoopt ze aan de

consument voor ¤50,-. De toegevoegde waarde van de detailhandel

bedraagt dus ¤15,-

In totaal is er in de bedrijfskolom ¤50,- (= de consumentenprijs) toegevoegde waarde ontstaan, te weten: ¤10,- + ¤25,- + ¤15,

Verkoopwaarde / omzet 100.000

ingekochte grondstoffen 20.000

ingekochte diensten 8.000 +

- Inkoopwaarde 28.000 -

= Bruto Toegevoegde Waarde 72.000

- Afschrijvingen 5.000 -

= Netto Toegevoegde Waarde 67.000

(=loon + pacht + interest + winst)

De netto toegevoegde waarde van de overheid = totaal van de ambtenarensalarissen

De totale productie in Nederland (het Binnenlands Product) berekenen we door:

(netto/bruto) Toegevoegde Waarde Bedrijven

(netto/bruto) Toegevoegde Waarde Overheid +

(netto/bruto) Binnenlands Product

NB. het verschil tussen netto en bruto: de totale afschrijvingen

NUMMER 3:

Oude belastingstelsel:

Voor een persoon met een bruto inkomen van ¤55.000 en een belastbare som van ¤30.000, ziet de berekening er dan als volgt uit.

Belastbaar bedrag ¤ 30.000,-

schijf 1: 6.800,- x 35,7% = 2.427,60

over: ¤23.200,-

schijf 2: 15.000,- x 37,05% = 5.557,50

over: ¤8.200,-

schijf 3: 8.200,- x 50% = 4.100,

over: 0

-----+

belasting: 12.085,10

Nieuwe belastingstelsel:

Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van ¤45.378. Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg ¤4.538. Op een spaarrekening met een saldo van ¤13.613, ontving hij ¤408 rente. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar ¤22.689 waard en aan het einde van het jaar ¤27226. Hij ontving daarover ¤1135 dividend.

We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:

Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1

Bruto loon ¤45.378,-

Aftrekposten 4.538,-

Belastbare som ¤40.840,- (dus tot in 3de schijf)

belasting schijf 1 14.870,- X 0,3235= ¤4.810

over: ¤25.970,-

belasting schijf 2 12.139,- X 0,3760= 4.564

over: ¤13.831

belasting schijf 3 13.831,- X 0,42= 5.809

--------+ belasting in box 1: ¤ 15.183

Stap 2: dan de belasting uit box 3

aandelen: ¤ 24.957 (gemiddelde van ¤ 22.689 en ¤27226)

spaarrekening: 13.613

----+

¤ 38.570

Vrijgesteld van belasting 17.600

Belastbaar vermogen ¤ 20.970

Fictief rendement: 4% van 20.971 = ¤ 838

belasting in box 3 wordt dan ¤ 251 (30% over rendement)

Stap 3: de totaalstaat

Belasting in box 1 ¤ 15.183

Belasting in box 3 251 +

Totale belasting ¤ 15.434

Arbeidskorting 920 -

Algemene heffingskorting 1.567 –

Te betalen belasting ¤ 12.947

In 2000:

Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven): 6,2 miljoen

Aantal AOW-gerechtigden: 2,48 miljoen

i/a-ratio = Aantal inactieven / aantal actieven = 2,48 miljoen / 6,2 miljoen = 0,4

In 2040:

Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven): 6,0 miljoen

Aantal AOW-gerechtigden: 3,3 miljoen

i/a-ratio = Aantal inactieven / aantal actieven = 3,3 miljoen / 6,0 miljoen = 0,55

In 2000 betaalde een werkende maandelijks 40% van het bedrag van een AOW-uitkering.

In 2040 zal diezelfde werkende 55% van het benodigde bedrag van een AOW-uitkering moeten betalen.

Gevolg is dat een werkende een veel groter deel van zijn bruto inkomen ziet wegvloeien naar een ander. Als dit bedrag te groot wordt, zou het kunnen dat werkenden niet langer bereid zijn zó veel te betalen. De financiering van de AOW komt dan in gevaar.

Omdat men dit probleem vooraf al ziet aan komen is de overheid bezig met het creëren van een soort spaarpot, zodat op het moment dat de i/a-ratio erg onvoordelig is een deel van de benodigde gelden uit het spaarpotje kunnen komen en niet hoeven te worden betaald door de werkenden.

Op deze wijze wordt in de toekomst een deel van de AOW gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel!

NUMMER 4:

Kwantitieve structuurwerkloosheid:

De effectieve vraag (de totale vraag naar goederen en diensten) is kleiner dan de productiecapaciteit.

Bedrijven hebben dus minder werknemers nodig om aan de effectieve vraag te voldoen, de productiecapaciteit wordt verlaagd, gevolg: werknemers worden ontslagen en worden werkloos. Dit noem je kwantitieve werkloosheid

Kwalitatieve structuurwerkloosheid:

Vraag en aanbod van arbeid sluiten niet op elkaar. Er worden andere soorten arbeid gevraagd dan aangeboden. Voor bepaalde vacatures zijn dus geen geschikte kandidaten te vinden.

Dit kan ontstaan door verkeerde scholing, dat je in een andere stad/regio moet werken dan dat je woont en dat de reiskosten niet worden vergoed

Frictiewerkloosheid:

Een periode van werkloosheid na afronding studie/school of na ontslag waarin je actief op zoek bent naar een baan (ingeschreven staat bij het CWI en binnen 3 maanden weer werkt)

Seizoenswerkloosheid:

Bepaalde arbeid wordt alleen gevraagd in een bepaald seizoen. Bijv. een tomatenplukker zal alleen zijn werk in de lente/zomer kunnen uitvoeren en is werkloos in de andere seizoenen.

Prijselasticiteit

Procentuele hoeveelheid, vraag neemt 2% toe

Prijs stijgt met 4%.

2/4 = 0.5

-1 tot 1 is inelastisch

alles onder -1 is elastisch

Wig = ((loonkosten - nettoloon) : (loonkosten)) x100%
edit:
en uit de fipo van vorig jaar:
http://fener.getenjoyment.net/
Is uit een ander boek dan die ik heb maar is ongeveer wel de stof toch?

[ Bericht 0% gewijzigd door AchmedJan op 06-05-2011 22:52:01 ]
Joosterdvrijdag 6 mei 2011 @ 23:08
quote:
0s.gif Op vrijdag 6 mei 2011 22:45 schreef AchmedJan het volgende:
edit 2:
ik zie nu dat dit economie 1,2 is, wat is dat dan precies?
Mocht ik de verkeerde stof posten verwijder maar gewoon :P

Uit het topic van vorig jaar, thx to MrManiak.
SPOILER
NUMMER 1:
Wiskundeblokken Index economie HAVO

Procenten

Nieuw-oud / oud * 100% stijging of daling in procenten.

Buurman verdient ▫2500 per maand, jij ▫2000. Hoeveel verdien jij in procenten van het inkomen van de buurman? Kruistabel: 2000*100 / 2500 = 80%

Indexcijfers

In 2002 kostte één brood ▫1,60. In 2003 ▫1,92. 2002 = basisjaar = 100. Kruistabel: 1,92 * 100/1,60 = 120, dus stijging van 20%.

Stel nu: in 2004 is de broodprijs in indexcijfers 125. Mag je dan concluderen dat het brood t.o.v 2003 met 5% (125-120) is gestegen? Nee dat mag niet. Het moet zo: 125-120/120*100%= 4,17%

Reële inkomensstijging

Het nationale inkomen van een land is 200 miljard euro in 2000. 2000 is basisjaar. Stel dat je de procentuele verandering van het reële nationale inkomen per hoofd van de bevolking in 2004 tov 2003 moet berekenen. Je moet dan het (nominale) nationale inkomen corrigeren voor twee zaken: groei v/d bevolking en de stijging van het gemiddelde prijspeil.

Indexcijfer nationaal inkomen per inwoner=

Indexcijfer nominaal inkomen /indexcijfer bevolkingsomvang * 100.

RIC= NIC/PIC = 105,8 /102 * 100 = 103,7.

Rekenen met BTW en Accijns

- Verkoopprijs exclusief BTW is ▫1,06. BTW (19%) erbij? ▫1,06 / 100 * 19 = ▫,020 + 1,06 = ▫1,26

- Verkoopprijs inclusief BTW ▫5,30 ex. BTW (6%) weten? ▫5,30 / 106 * 100 = ▫ 5,-

Berekening loonkosten per product

Indexcijfer loonkosten per product=

Indexcijfer loonkosten / Indexcijfer arbeidsproductiviteit * 100

Werknemer kost een bedrijf ▫2000 per maand, werknemer maakt 200 producten, loonkosten per product dus ▫10,- Loonkosten stijgen met 3%, arbeidsproductiviteit met 4%. Verandering in loonkosten per product uitdrukken in indexcijfers. Indexcijfer loonkosten wordt 103, die voor de arbeidsproductiviteit 104. 103/104 * 100 = 99. Loonkosten per product zijn dus met 1% gedaald.

De verandering van een waardebedrag

Een verandering in de waarde bereken je snel door van alle veranderingen indexcijfers te maken: waarde = prijs x volume. Stel dat de prijs van geëxporteerde goederen met 4% daalt en het aantal met 7% stijgt. Dan geldt: indexcijfer waarde = prijsindexcijfer * indexcijfer aantal /100 = 96 * 107 /100 = 102,7. Waarde export is met 2,7% toegenomen.

Vreemde valuta.

▫1,- = $ 0,97. Een Nederlandse importeur koopt voor $ 45.000 twee Harley Davidsons uit Amerika. Kruistabel: 1 * 45.000 / 0,97 = ▫ 46391,75

Het tekenen van een prijsvraagfunctie

P omhoog, Qv naar rechts.

Het tekenen van een aanbodfunctie

P omhoog, Qa naar rechts. Stijgt de prijs, neemt het aanbod toe.

Het berekenen van de evenwichtsprijs en ▫hoeveelheid

Qa= p -5

Qv = -0,5 + 10

Q is de hoeveelheid in 100.000 kilogrammen en prijs in miljoen euro.

Invullen in GRM: Y1 = X-5, Y2= -0,5+10 => 2nd trance intersect. Evenwichtsprijs is 10 euro bij 500.000 producten = marktomzet van ▫ 5.000.000,-

Stel de economie trekt aan en de Qv wordt: -0,5p + 13. Hetzelfde doen als hierboven. 2nd trace intersect: Evenwichtsprijs 12 euro * 700.000 producten is marktomzet van ▫ 8.400.000,-

Nominaal en Reëel

Index reele inkomensstijging=

Index stijging nominale inkomen / index prijsstijging * 100

200 /125 * 100 = 160 = 60% stijging.

Zonder absolute aantallen toch rekenen met procenten

Loonquote= loonsom/productie * 100% Een voorbeeld: Loonsom stijgt met 4% en de totale productie met 2% doe je zo: 104/102 * 100 101,9% dus gestegen met 1,9%

NUMMER 2:
In de concurrentiestrijd maken bedrijven gebruik van verschillende wapens. --> de marketingmix

We onderscheiden 4 instrumenten(ook wel de 4 p's genoemd):

Prijs

Product

Plaats

Promotie

als je een formule hebt en die invoerd in y1 en y2 in je rekenmachine druk je op 2nd graph om een tabel in te voeren en dan voer je als x de punten die je moet weten.

Als een koers stijgt wordt het goedkopervoor eht buitenland om goederen van dat ene land te kopen en te importeren, hierdoor versterkt de concurentiepositie van Land A. En stijgt de export.

Rente stijgt > buitenlandse beleggers gaan hier geld beleggen (dus kapitaalimport stijgt) > vraag

valuta stijgt > wisselkoers stijgt.

Let op! Het binnenlandse effect van een rentestijging is negatief: rente stijgt > lenen daalt/sparen

stijgt > bestedingen dalen > productie daalt > werkgelegenheid daalt.

Binnenlandse bestedingen stijgen > inwoners van dat land zullen dan meer besteden, dus kopen

ze ook meer importgoederen > import goederen/diensten stijgt > saldo lopende rekening

verslechtert.

Wisselkoers daalt > exportprijzen dalen (vanuit buitenland gezien) en importprijzen stijgen (vanuit eigen land gezien) > export stijgt en import daalt > saldo lopende rekening verbetert.

Wisselkoers daalt > exportprijzen dalen (vanuit buitenland gezien) > export stijgt > productie

stijgt > werkgelegenheid stijgt.

Wisselkoers daalt > importprijzen stijgen voor dit land > wordt doorberekend in de

verkoopprijzen > inflatie stijgt.

Integratie

Bedrijven kunnen - uit winstoverwegingen of om de marktpositie te versterken - overwegen om bewerkingen uit de vorige (of de volgende) schakel zélf te gaan doen.

Differentiatie

Bedrijven kunnen -wederom vaak uit winstoverweging - ook overwegen om zich toe te leggen op een deel van haar huidige bewerkingsactiviteiten.

Specialisatie

Een individueel bedrijf kan ook besluiten zich toe te leggen (specialiseren) op één van haar activiteiten (producten). Vaak gebeurt dat onder de noemer van "het bedrijf gaat zich beperken tot haar kernactiviteit".

In zo'n geval kan het zijn dat een deel van de productie gewoon wordt stopgezet (met verlies van werkgelegenheid), maar het kan ook zijn dat bepaalde onderdelen worden verkocht of zelfstandig verder gaan.

Parallellisatie / Branchevervaging

Het omgekeerde (van specialisatie) kan ook. In zo'n geval gaat een individueel bedrijf er extra dingen bij doen (die niet tot de normale activiteit van deze bedrijfskolom behoren).

Bekende voorbeelden hiervan zijn de opening van supermarktafdelingen bij tankstations of het verkopen van reizen door banken.

Toegevoegde waarde

In elke schakel van de bedrijfskolom worden producten bewerkt / vindt er productie plaats. Dankzij deze bewerkingen kan de producent waarde toevoegen aan zijn inkopen.

Bijvoorbeeld:

De aardappelboer (oerproducent):

verkoopt zijn aardappels voor ¤10,- (voegt dus ¤10,- aan waarde toe)

De chipsfabrikant:

koopt voor ¤10,- aardappels, bewerkt deze tot chips, en verkoopt

zijn product voor ¤35,-. Hij voegt dus ¤25,- aan waarde toe.

De detailhandel:

koopt de zakken chips in voor ¤35,- en verkoopt ze aan de

consument voor ¤50,-. De toegevoegde waarde van de detailhandel

bedraagt dus ¤15,-

In totaal is er in de bedrijfskolom ¤50,- (= de consumentenprijs) toegevoegde waarde ontstaan, te weten: ¤10,- + ¤25,- + ¤15,

Verkoopwaarde / omzet 100.000

ingekochte grondstoffen 20.000

ingekochte diensten 8.000 +

- Inkoopwaarde 28.000 -

= Bruto Toegevoegde Waarde 72.000

- Afschrijvingen 5.000 -

= Netto Toegevoegde Waarde 67.000

(=loon + pacht + interest + winst)

De netto toegevoegde waarde van de overheid = totaal van de ambtenarensalarissen

De totale productie in Nederland (het Binnenlands Product) berekenen we door:

(netto/bruto) Toegevoegde Waarde Bedrijven

(netto/bruto) Toegevoegde Waarde Overheid +

(netto/bruto) Binnenlands Product

NB. het verschil tussen netto en bruto: de totale afschrijvingen

NUMMER 3:

Oude belastingstelsel:

Voor een persoon met een bruto inkomen van ¤55.000 en een belastbare som van ¤30.000, ziet de berekening er dan als volgt uit.

Belastbaar bedrag ¤ 30.000,-

schijf 1: 6.800,- x 35,7% = 2.427,60

over: ¤23.200,-

schijf 2: 15.000,- x 37,05% = 5.557,50

over: ¤8.200,-

schijf 3: 8.200,- x 50% = 4.100,

over: 0

-----+

belasting: 12.085,10

Nieuwe belastingstelsel:

Dhr. de Vries, alleenstaand, had een inkomen uit arbeid van ¤45.378. Het totaal van zijn aftrekposten bedroeg ¤4.538. Op een spaarrekening met een saldo van ¤13.613, ontving hij ¤408 rente. Zijn aandelen waren in het begin van het jaar ¤22.689 waard en aan het einde van het jaar ¤27226. Hij ontving daarover ¤1135 dividend.

We berekenen het totaal te betalen belastingbedrag als volgt:

Stap 1: eerst het arbeidsinkomen in box 1

Bruto loon ¤45.378,-

Aftrekposten 4.538,-

Belastbare som ¤40.840,- (dus tot in 3de schijf)

belasting schijf 1 14.870,- X 0,3235= ¤4.810

over: ¤25.970,-

belasting schijf 2 12.139,- X 0,3760= 4.564

over: ¤13.831

belasting schijf 3 13.831,- X 0,42= 5.809

--------+ belasting in box 1: ¤ 15.183

Stap 2: dan de belasting uit box 3

aandelen: ¤ 24.957 (gemiddelde van ¤ 22.689 en ¤27226)

spaarrekening: 13.613

----+

¤ 38.570

Vrijgesteld van belasting 17.600

Belastbaar vermogen ¤ 20.970

Fictief rendement: 4% van 20.971 = ¤ 838

belasting in box 3 wordt dan ¤ 251 (30% over rendement)

Stap 3: de totaalstaat

Belasting in box 1 ¤ 15.183

Belasting in box 3 251 +

Totale belasting ¤ 15.434

Arbeidskorting 920 -

Algemene heffingskorting 1.567 –

Te betalen belasting ¤ 12.947

In 2000:

Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven): 6,2 miljoen

Aantal AOW-gerechtigden: 2,48 miljoen

i/a-ratio = Aantal inactieven / aantal actieven = 2,48 miljoen / 6,2 miljoen = 0,4

In 2040:

Werkgelegenheid in personen (=aantal actieven): 6,0 miljoen

Aantal AOW-gerechtigden: 3,3 miljoen

i/a-ratio = Aantal inactieven / aantal actieven = 3,3 miljoen / 6,0 miljoen = 0,55

In 2000 betaalde een werkende maandelijks 40% van het bedrag van een AOW-uitkering.

In 2040 zal diezelfde werkende 55% van het benodigde bedrag van een AOW-uitkering moeten betalen.

Gevolg is dat een werkende een veel groter deel van zijn bruto inkomen ziet wegvloeien naar een ander. Als dit bedrag te groot wordt, zou het kunnen dat werkenden niet langer bereid zijn zó veel te betalen. De financiering van de AOW komt dan in gevaar.

Omdat men dit probleem vooraf al ziet aan komen is de overheid bezig met het creëren van een soort spaarpot, zodat op het moment dat de i/a-ratio erg onvoordelig is een deel van de benodigde gelden uit het spaarpotje kunnen komen en niet hoeven te worden betaald door de werkenden.

Op deze wijze wordt in de toekomst een deel van de AOW gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel!

NUMMER 4:

Kwantitieve structuurwerkloosheid:

De effectieve vraag (de totale vraag naar goederen en diensten) is kleiner dan de productiecapaciteit.

Bedrijven hebben dus minder werknemers nodig om aan de effectieve vraag te voldoen, de productiecapaciteit wordt verlaagd, gevolg: werknemers worden ontslagen en worden werkloos. Dit noem je kwantitieve werkloosheid

Kwalitatieve structuurwerkloosheid:

Vraag en aanbod van arbeid sluiten niet op elkaar. Er worden andere soorten arbeid gevraagd dan aangeboden. Voor bepaalde vacatures zijn dus geen geschikte kandidaten te vinden.

Dit kan ontstaan door verkeerde scholing, dat je in een andere stad/regio moet werken dan dat je woont en dat de reiskosten niet worden vergoed

Frictiewerkloosheid:

Een periode van werkloosheid na afronding studie/school of na ontslag waarin je actief op zoek bent naar een baan (ingeschreven staat bij het CWI en binnen 3 maanden weer werkt)

Seizoenswerkloosheid:

Bepaalde arbeid wordt alleen gevraagd in een bepaald seizoen. Bijv. een tomatenplukker zal alleen zijn werk in de lente/zomer kunnen uitvoeren en is werkloos in de andere seizoenen.

Prijselasticiteit

Procentuele hoeveelheid, vraag neemt 2% toe

Prijs stijgt met 4%.

2/4 = 0.5

-1 tot 1 is inelastisch

alles onder -1 is elastisch

Wig = ((loonkosten - nettoloon) : (loonkosten)) x100%
edit:
en uit de fipo van vorig jaar:
http://fener.getenjoyment.net/
Is uit een ander boek dan die ik heb maar is ongeveer wel de stof toch?
OMGOSH.! _O_
Maracazondag 8 mei 2011 @ 15:57
Centraal
TakAFCAmaandag 9 mei 2011 @ 11:42
Gister 6,1 gehaald voor een oefenexamen van 2007 en vandaag 7,3 voor oefenexamen van 2010. *) Geeft de burger moed!
Isdezenaamalbezetdonderdag 12 mei 2011 @ 21:43
Hoe kan het dat dit examen om 4 uur afgelopen is en de anderen om half 5?
Ik snap het ECHT niet!
Finland.donderdag 12 mei 2011 @ 21:50
Misschien omdat die langer duren :').
Isdezenaamalbezetdonderdag 12 mei 2011 @ 21:53
quote:
0s.gif Op donderdag 12 mei 2011 21:50 schreef Finland. het volgende:
Misschien omdat die langer duren :').
Geen zin in quasi grappige reacties.
blaffende_visjeszaterdag 14 mei 2011 @ 20:42
quote:
0s.gif Op donderdag 12 mei 2011 21:53 schreef Isdezenaamalbezet het volgende:

[..]

Geen zin in quasi grappige reacties.
Wat wil je DAN horen?

+ je hoeft het niet te snappen, alleen maar te weten.
Isdezenaamalbezetzondag 15 mei 2011 @ 00:16
quote:
0s.gif Op zaterdag 14 mei 2011 20:42 schreef blaffende_visjes het volgende:

[..]

Wat wil je DAN horen?

+ je hoeft het niet te snappen, alleen maar te weten.
Ja dat weten is ook nog weer zoiets. Verschillende bronnen vermelden verschillende tijden. De examenkrant zegt bijvoorbeeld tot half 5 en andere bronnen zeggen weer 4 uur. Het is wel erg verwarrend allemaal.
Fox.maandag 16 mei 2011 @ 22:47
Havo economie is van 13:30 tot 16:00. ( Bron: IB-Groep )
Isdezenaamalbezetdinsdag 17 mei 2011 @ 10:03
quote:
0s.gif Op maandag 16 mei 2011 22:47 schreef Fox. het volgende:
Havo economie is van 13:30 tot 16:00. ( Bron: IB-Groep )
Oke bedankt, hou ik gewoon 4 uur aan. Het zal wel dan dat deze korter is..
Isetmyfriendsonfiredinsdag 17 mei 2011 @ 22:52
Verplichte CE-stof
1. Arbeidsmarkt (4, 7 & 8*)
2. Betalingsbalans (6)
3. Wisselkoers (6)
4. Inkomensvorming (2, 7 & 8)
5. Inkomensverdeling (2, 7 & 8)
6. Economische kringloop (4)
7. Markt, overheid en economische orde (7, 8)
8. Sociale zekerheid (7)

Verder moet je kennen:
- elasticiteit
- Toegevoegde waarde
- marktvormen
- boxenstelsel
- EMU-schuld etc.
De getallen tussen de haakjes staan voor de modules in mijn boek, Praktische Economie.

- - - - -
Nu moet ik het nog kennen. :')
SuperKaasNachowoensdag 18 mei 2011 @ 00:17
Ik mag een 3,4 halen sta ik nog een 5,5 :D. Ik begin dus gewoon na wiskunde A
Isetmyfriendsonfirewoensdag 18 mei 2011 @ 11:09
Ik mag een 4,4 halen, waardoor ik een 4,5 -> 5 zou staan. :')

Ik sta nu een 4,6. ;(
Isetmyfriendsonfirewoensdag 18 mei 2011 @ 12:41
Oh, handig. Volgens watmoetikleren.nl zijn dit de 5 belangrijkste punten:

(45%) Rekenen ( :') )
(8%) Rijksfinanciën
(5%) Makro Economie: samenhang
(5%) Inflatie
(5%) Inkomensverschillen
ErikHoevenaarswoensdag 18 mei 2011 @ 12:43
Prijselasticiteit hoef je niet te kennen he :)
Masterboywoensdag 18 mei 2011 @ 12:46
quote:
0s.gif Op woensdag 18 mei 2011 12:41 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Oh, handig. Volgens watmoetikleren.nl zijn dit de 5 belangrijkste punten:

(45%) Rekenen ( :') )
(8%) Rijksfinanciën
(5%) Makro Economie: samenhang
(5%) Inflatie
(5%) Inkomensverschillen
Goed om te weten...Ik heb al m'n formules in m'n GR staan :)
Schermetjewoensdag 18 mei 2011 @ 12:47
Oh yeah dit is toch wel het leukste examen :(
FaceTimewoensdag 18 mei 2011 @ 12:52
Het makkelijkste examen, geen leerwerk meer voor nodig.
Isetmyfriendsonfirewoensdag 18 mei 2011 @ 13:15
quote:
0s.gif Op woensdag 18 mei 2011 12:43 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Prijselasticiteit hoef je niet te kennen he :)
Dat moet je dus wél kennen.
Schermetjewoensdag 18 mei 2011 @ 13:29
Ik ben bang van wel ja Prijselasticiteit :)
NextTVHwoensdag 18 mei 2011 @ 13:32
quote:
0s.gif Op woensdag 18 mei 2011 13:15 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:

[..]

Dat moet je dus wél kennen.
quote:
99s.gif Op woensdag 18 mei 2011 13:29 schreef Schermetje het volgende:
Ik ben bang van wel ja Prijselasticiteit :)
Mijn leraar zei ook dat je prijselasticiteit niet hoeft te weten voor het CE :P
Schermetjewoensdag 18 mei 2011 @ 13:34
quote:
11s.gif Op woensdag 18 mei 2011 13:32 schreef NextTVH het volgende:

[..]

[..]

Mijn leraar zei ook dat je prijselasticiteit niet hoeft te weten voor het CE :P
Mmmm, ik was bang van wel maar volgens mij heb je gelijk, in de syllabus staat er ook niks over in ...... Nou ja weer een onderdeel minder om te leren :)
handboekwoensdag 18 mei 2011 @ 14:43
is er nog een samenvatting gemaakt met die begrippen of niet? Ik heb er namelijk geen zin meer in.... Zolang ik maar zorg dat ik een 5.2 heb dan vind ik alles best, dan sta ik namelijk gemiddeld een 6. En dan nog iets, TS heeft als het goed is ook een 6 voor Nederlands en M/O :D :D

Dus het komt wel goed met economie denk ik. Het enige moeilijke vak dat nu nog komt is natuurkunde.
BasD17maandag 23 mei 2011 @ 15:32
Iemand toevallig nog een goede samenvatting?
Of staat er op internet nog een goede samenvatting van alle leerstof?
Ben nog niet begonnen met leren....
Isetmyfriendsonfiremaandag 23 mei 2011 @ 15:57
Als iemand samenvattingen heeft, kunnen jullie het dan in dit topic zetten? Ik heb echt alle kleine beetjes nodig.. ;(
admiraalmichielmaandag 23 mei 2011 @ 16:18
quote:
0s.gif Op donderdag 5 mei 2011 17:08 schreef Panda1000 het volgende:
Kan iemand mij vertellen wat ik precies moet leren? Ik heb de lesbrieven methode:
- Inkomen & Groei
- De Arbeidsmarkt
- De collectieve sector
- Buitenland 2
- Vaardigheden
- Inkomen & Groei
- De Arbeidsmarkt
- De collectieve sector
- Buitenland 2
vaardigheden niet,

[ Bericht 0% gewijzigd door admiraalmichiel op 23-05-2011 16:29:41 ]
Bedrijfseconoommaandag 23 mei 2011 @ 16:22
Dus de volgende boeken met de daarbij behorende hoofstukken:

1) Nederlandse Economie | H1, 3 en 4
2) Consumenten & Producenten | H1, 2 en 3
3) Overheid | H1, 2 en 3
4) Waarde van de Munt | H1 en 4
5) Globalisering | Herhaling van H1 en 3
Fox.maandag 23 mei 2011 @ 16:34
quote:
0s.gif Op woensdag 18 mei 2011 12:41 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Oh, handig. Volgens watmoetikleren.nl zijn dit de 5 belangrijkste punten:

(45%) Rekenen ( :') )
(8%) Rijksfinanciën
(5%) Makro Economie: samenhang
(5%) Inflatie
(5%) Inkomensverschillen
Klopt niet helemaal.

Rekenen is inderdaad een belangrijk punt ( :') ). Echter zijn inflatie, marktwerking, werkgelegenheid en inkomen punten die ongeveer even zwaar wegen. Rijksfinanciën, macro economie en wisselkoersen komen er overigens niet altijd in. Alsnog wel belangrijk om te weten natuurlijk.
Bedrijfseconoommaandag 23 mei 2011 @ 21:53
Hebben jullie al geleerd? De stof is namelijk echt zó simpel en zal misschien één vraag komen die letterlijk uit een van de boeken te leren is, voorderest gewoon toepassen en rekensommen maken... :O
Interneppermaandag 23 mei 2011 @ 22:18
quote:
0s.gif Op maandag 23 mei 2011 21:53 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Hebben jullie al geleerd? De stof is namelijk echt zó simpel en zal misschien één vraag komen die letterlijk uit een van de boeken te leren is, voorderest gewoon toepassen en rekensommen maken... :O
Nee, donderdag even wat examens bekijken..
SuperKaasNachomaandag 23 mei 2011 @ 22:41
De stof al 300 keer gehad begin donderdag.
Joosterdmaandag 23 mei 2011 @ 22:46
Moet nog beginnen aan WIS ECO en MAW.... 1 van deze voldoende geeft mij garantie op het Havo papiertje.. :@ :')
ErikHoevenaarsmaandag 23 mei 2011 @ 22:48
Wiskunde, AK, Eco. 1 van deze 3 geven mij garantie op het Havo papiertje :)
Verrasdinsdag 24 mei 2011 @ 10:34
Ik ga dit examen afraffelen om halve liters te drinken op het terras :')
Ik mag hier toch een 1 voor halen voor een 5 :)
Bedrijfseconoomdinsdag 24 mei 2011 @ 11:25
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 10:34 schreef Verras het volgende:
Ik ga dit examen afraffelen om halve liters te drinken op het terras :')
Ik mag hier toch een 1 voor halen voor een 5 :)
Haha, meen je dit :)
Verrasdinsdag 24 mei 2011 @ 11:45
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 11:25 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

Haha, meen je dit :)
Ja, ik sta een 8,2. Met een 1 wordt dit:

(8,2 + 1) / 2 = 9.2 /2 = 4.6 = 5

win :)
Isetmyfriendsonfiredinsdag 24 mei 2011 @ 12:20
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 11:45 schreef Verras het volgende:

[..]

Ja, ik sta een 8,2. Met een 1 wordt dit:

(8,2 + 1) / 2 = 9.2 /2 = 4.6 = 5

win :)
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 11:55 schreef Verras het volgende:
Ik ga International Business and Management Studies studeren op Avans Breda, locatie Hogeschoollaan :)
Is het dan niet slimmer om een 8 te blijven staan voor eco? :')
Verrasdinsdag 24 mei 2011 @ 12:40
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 12:20 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:

[..]

[..]

Is het dan niet slimmer om een 8 te blijven staan voor eco? :')
Ik ben ook niet van plan om mijn naam op te schrijven en weg te lopen hoor :P. Ik ga inderdaad voor de acht! :)
Bedrijfseconoomdinsdag 24 mei 2011 @ 13:19
Voor de 8 gaan én zo snel mogelijk maken is niet echt een goede combinatie, althans lijkt mij haha! :X
Panda1000woensdag 25 mei 2011 @ 12:57
Ik ben zo slecht in economie net oefenexamen vorig jaar: 2.1. Ik kan gewoon niets berekenen! :'( :'( :'( :'( :'( :'(
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 13:23
Oooh, nice! Ik mag een grafische rekenmachine lenen! :)
ga hem nu ophalen. :D
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 13:23
Dan oet iemand me wel uitleggen hoe dat pokke ding werkt.... anyone? ;(
Mallerdwoensdag 25 mei 2011 @ 13:31
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 13:23 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Dan oet iemand me wel uitleggen hoe dat pokke ding werkt.... anyone? ;(
Hoe je samenvattingen erop kan zetten:
http://www.linkkabel.nl/tutorials/notefoliocreator.htm

Economie leren lukt voor geen meter, geen idee waar te beginnen..
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 16:16
Ik wil geen 'spiekbriefjes' maken op de pc, ik heb geen kabeltje en zo. Wil alleen de formules erin zetten. Hoe doe ik dat? (TI-84)
Jeffrey_Sanwoensdag 25 mei 2011 @ 16:37
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 16:16 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Ik wil geen 'spiekbriefjes' maken op de pc, ik heb geen kabeltje en zo. Wil alleen de formules erin zetten. Hoe doe ik dat? (TI-84)
druk op PRGM en dan naar new
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 16:58
quote:
loonkosten per product = totale loonkosten / totale productie

loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit
1 van deze kloppen niet.... welke klopt niet?
Is de rest trouwens wel goed? Anders ben ik voor niks bezig..
Mallerdwoensdag 25 mei 2011 @ 17:02
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 16:58 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:

[..]

1 van deze kloppen niet.... welke klopt niet?
Is de rest trouwens wel goed? Anders ben ik voor niks bezig..
Break even afzet klopt volgens mij ook niet..
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 17:09
Kan iemand ze misschien even controleren?):
jordyqwertywoensdag 25 mei 2011 @ 17:27
Moet lukken dit. En dan geschiedenis herkansen en hoppa!
Bedrijfseconoomwoensdag 25 mei 2011 @ 17:38
Hoe kan je in godsnaam heel 5 HAVO door komen zonder Grafische Rekenmachine... :?
jordyqwertywoensdag 25 mei 2011 @ 17:44
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 17:38 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Hoe kan je in godsnaam heel 5 HAVO door komen zonder Grafische Rekenmachine... :?
ja goeie vraag...
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 17:56
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 17:38 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Hoe kan je in godsnaam heel 5 HAVO door komen zonder Grafische Rekenmachine... :?
Ik heb geen wiskunde, dus heb niet persé een GR nodig. Heb alleen economie..
Isetmyfriendsonfirewoensdag 25 mei 2011 @ 18:32
Netto-investeringen Inet = voorraadinvestering Iv + uitbreidingsinvesteringen Iuit

Wtf is Iv en Iuit? :')
EdNoolkwoensdag 25 mei 2011 @ 19:46
De laatste en dan ben ik eindelijk klaar met de examens. Of nou ja eindelijk? Het gaat allemaal best snel en soepel. Als ik voor dit examen een 5.6 haal (en deze kreeg graag gelijk een 5.6 of meer, niet dat ik een n-term van 1 nodig heb of zo) ben ik zeker geslaagd. Met een 3,6 tot 5,6 heb ik een n-term van 0,8 nodig bij wiskunde dan ben ik ook geslaagd en anders herkansing!
Ezellwoensdag 25 mei 2011 @ 19:57
Zijn hier nog meer mensen het pilot examen?
EdNoolkwoensdag 25 mei 2011 @ 20:00
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 19:57 schreef Ezell het volgende:
Zijn hier nog meer mensen het pilot examen?
Wat is dat?!
111023woensdag 25 mei 2011 @ 22:03
Iemand goede samenvatting?
Bedrijfseconoomwoensdag 25 mei 2011 @ 22:03
Vinden jullie die tekst ook zo ongelofelijk simpel en geen zin hebben om te leren, omdat jullie alles toch al 500x in de les uitgelegd hebben gekregen? O-)
SuperKaasNachowoensdag 25 mei 2011 @ 22:05
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 22:03 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Vinden jullie die tekst ook zo ongelofelijk simpel en geen zin hebben om te leren, omdat jullie alles toch al 500x in de les uitgelegd hebben gekregen? O-)
QFT
Bedrijfseconoomwoensdag 25 mei 2011 @ 22:09
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 22:05 schreef SuperKaasNacho het volgende:

[..]

QFT
Is dat een ja of een nee? Haha, sorry ben hier pas een paar daagjes.. :X
Masterboywoensdag 25 mei 2011 @ 22:58
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 22:09 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

Is dat een ja of een nee? Haha, sorry ben hier pas een paar daagjes.. :X
Quoted for Truth dus ja ;)
ErikHoevenaarswoensdag 25 mei 2011 @ 23:00
Kan iemand even opsommen welke rekenvragen je sowieso moet kennen?
Joosterdwoensdag 25 mei 2011 @ 23:00
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 22:03 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Vinden jullie die tekst ook zo ongelofelijk simpel en geen zin hebben om te leren, omdat jullie alles toch al 500x in de les uitgelegd hebben gekregen? O-)
Yup alleen de vage berekeningen kunnen mij de nek omdoen. :o
+ vage vraagstellingen
+ vage bronnen

Moet en 4,4 halen. :)
economienerdwoensdag 25 mei 2011 @ 23:29
werkt dat notefolio shit ook op windows 7/vista ??
Hansie18woensdag 25 mei 2011 @ 23:41
Jaa
Internepperwoensdag 25 mei 2011 @ 23:46
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 23:29 schreef economienerd het volgende:
werkt dat notefolio shit ook op windows 7/vista ??
Aldus 'Economie-nerd' :')
economienerdwoensdag 25 mei 2011 @ 23:56
Wat heeft notefolio met economie te maken >=D?, alleen dat het verdomde handig is :D
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 00:05
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 23:56 schreef economienerd het volgende:
Wat heeft notefolio met economie te maken >=D?, alleen dat het verdomde handig is :D
Als je een economie-nerd bent dan heb je geen notefolio nodig :P.
economienerddonderdag 26 mei 2011 @ 00:33
true that, maar heb geen zin om de formules weer te herhalen
Fox.donderdag 26 mei 2011 @ 00:46
E = dQ / dP

Tot zover de formules voor economie.
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 08:31
Heeft er nog iemand andere handige GR bestandjes voor economie? O-)
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 10:17
Prijselasticiteit hoeven we niet te kennen hoor. Dat staat in één van de boekjes die we niet hoeven door te nemen.

Nog een vraagje, lezen jullie alleen globaal de tekst door en leren jullie goed hoe je de formules moet toepassen (het zijn immers vaak inzicht vragen)? Of leren jullie de tekst ook ontzettend goed?

Ik snap alleen rente shizzle, dat gezeur over nationaal inkomen en die vervangingsinvesteringen of zo voor geen ene flikker.
Panda1000donderdag 26 mei 2011 @ 10:20
Ik snap er ook niet veel van Moffel. De tekst is echt easy maar dan het toepassen is zo vaag.
Vooral dat klote rekenen! -O-
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 10:27
Makkelijk examen daize.
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 10:28
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 10:20 schreef Panda1000 het volgende:
Ik snap er ook niet veel van Moffel. De tekst is echt easy maar dan het toepassen is zo vaag.
Vooral dat klote rekenen! -O-
Ik snap alles wel, behalve die drie dingen die ik had aangegeven. Ik moet even opnieuw de formules leren. Maar hoe gaan jullie het leren? Formules of ook de tekst goed leren?

Zijn jullie trouwens al begonnen? Ik niet, vandaag en morgenochtend alles gaan leren :{
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 10:33
Oeeeh, mn docent/oude mentor geeft zo een bijlesje. O+ Kan ik echt heel goed gebruiken.
Dus doeeei. ;D
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 10:39
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 10:33 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Oeeeh, mn docent/oude mentor geeft zo een bijlesje. O+ Kan ik echt heel goed gebruiken.
Dus doeeei. ;D
Succes! :*
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 11:19
Kan iemand misschien een site geven waar alle stof voor Economie staat?
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 11:20
Gaan jullie echt alles lezen voor economie? Het zijn 10 hoofdstukke ofzo :o
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 11:27
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 11:20 schreef AchmedJan het volgende:
Gaan jullie echt alles lezen voor economie? Het zijn 10 hoofdstukke ofzo :o
Globaal lezen, voor de rest weten hoe ik alle formules moet toepassen en waar ze voor staan. Zo'n economie examen bestaat toch alleen maar uit inzicht vragen, denk ik. Nou, nu ga ik beginnen. Ik zit alweer twee uur te Fok!ken, typisch ook hè :') ___!
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 11:36
Voor de mensen die er interesse in hebben, ik heb een bruikbare site gevonden.
http://www.jdjong.nl/?page_id=105
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 11:40
Er had vorig jaar iemand een samenvatting gemaakt in een pdf/powerpoint bestandje. Iemand die nog weet waar hoe wanneer en hoelaat?
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 11:40
Elasticiteit hoeven we niet te kennen toch?
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 11:41
Neen.
SuperKaasNachodonderdag 26 mei 2011 @ 11:41
Ga de powerpoints maar is doorlezen :')
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:20
Heeft er iemand samenvatting met goeie redeneringen enzo, van wisselkoers stijgt door blabla? moet een 5,5 halen.... ben bang dat dat echt never ever gaat lukken...
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 12:21
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:20 schreef Gafietsen het volgende:
Heeft er iemand samenvatting met goeie redeneringen enzo, van wisselkoers stijgt door blabla? moet een 5,5 halen.... ben bang dat dat echt never ever gaat lukken...
Welke lesbrief/Paragraaf is dat? Mijn lerares heeft een samenvatting van elke paragraaf gemaakt.
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:23
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:21 schreef -tape- het volgende:

[..]

Welke lesbrief/Paragraaf is dat? Mijn lerares heeft een samenvatting van elke paragraaf gemaakt.
Buitenland 2 is met die van wisselkoers, en volgens mij is dat vanaf hfst 2, weet niet zeker...
Verder staan er ook nog veel redeneringen in uhm Inkomen en Groei, stuk Hfst 3 & 4...

Heb je daar iets van? Dat zijn toch lesbrieven xd? die van LWEO toch xd?
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 12:26
DM me even je emailadres, dan stuur ik het op. Het is 2 a4'tjes.
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 12:33
Wat ik heb met wisselkoersen, het is een kwestie van logisch nadenken. Stel dit gebeurt, wat gebeurt er dan met dit. Het zijn logische gevolgen uiteindelijk.
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:37
Hmm
Dit haal ik altijd door de war:
stel:
1 Euro = 0,90 Pond
De wisselkoers stijgt
Dan:
1 Euro = 0,95 pond

Of denk ik dan fout en moet het andersom zijn?
111023donderdag 26 mei 2011 @ 12:37
Economie is gelukkig veel makkelijker dan M&O :)
111023donderdag 26 mei 2011 @ 12:38
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:37 schreef Gafietsen het volgende:
Hmm
Dit haal ik altijd door de war:
stel:
1 Euro = 0,90 Pond
De wisselkoers stijgt
Dan:
1 Euro = 0,95 pond

Of denk ik dan fout en moet het andersom zijn?
De wisselkoers van de ¤ stijgt hier ja, want voor dezelfde ¤ kun je nu meer pond krijgen. Toch? :o
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:40
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:38 schreef 111023 het volgende:

[..]

De wisselkoers van de ¤ stijgt hier ja, want voor dezelfde ¤ kun je nu meer pond krijgen. Toch? :o
dat weet ik dus ook noooit....
zo triest irritant...
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 12:41
Ik zal straks alles posten wat ik heb voor in de rekenmachine, dus alle samenvattingen van de boekjes, alle formules apart van elke boekje, wat de gevolgen zijn van stijging inflatie enzo.

Ben nu nog ff bezig om alles netjes te ordenen en dingen toe te voegen, zal het straks hier neer zetten.
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 12:41
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:37 schreef Gafietsen het volgende:
Hmm
Dit haal ik altijd door de war:
stel:
1 Euro = 0,90 Pond
De wisselkoers stijgt
Dan:
1 Euro = 0,95 pond

Of denk ik dan fout en moet het andersom zijn?
Als de wisselkoers van de euro stijgt, zal het voor andere landen duurder worden om wat te kopen in jou land. Dus je hebt het goed.
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 12:42
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:41 schreef Cassenzo het volgende:
Ik zal straks alles posten wat ik heb voor in de rekenmachine, dus alle samenvattingen van de boekjes, alle formules apart van elke boekje, wat de gevolgen zijn van stijging inflatie enzo.

Ben nu nog ff bezig om alles netjes te ordenen en dingen toe te voegen, zal het straks hier neer zetten.
*;
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 12:42
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:41 schreef Cassenzo het volgende:
Ik zal straks alles posten wat ik heb voor in de rekenmachine, dus alle samenvattingen van de boekjes, alle formules apart van elke boekje, wat de gevolgen zijn van stijging inflatie enzo.

Ben nu nog ff bezig om alles netjes te ordenen en dingen toe te voegen, zal het straks hier neer zetten.
Hoe zet je zoiets in de gr dan? Notefolio of zo?
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 12:43
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:41 schreef Cassenzo het volgende:
Ik zal straks alles posten wat ik heb voor in de rekenmachine, dus alle samenvattingen van de boekjes, alle formules apart van elke boekje, wat de gevolgen zijn van stijging inflatie enzo.

Ben nu nog ff bezig om alles netjes te ordenen en dingen toe te voegen, zal het straks hier neer zetten.
_O_
111023donderdag 26 mei 2011 @ 12:44
Het stuk van de betalingsbalans, kapitaalrekening enz. is ook lastig :S :O
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:46
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:44 schreef 111023 het volgende:
Het stuk van de betalingsbalans, kapitaalrekening enz. is ook lastig :S :O
Klopt, das Buitenland 2, als ik ergens moeite mee heb, is het daarmee...
Maar voor duidelijkheid: Consument Producent, Buitenland 1 en Micro hoeft niet toch?
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 12:49
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:46 schreef Gafietsen het volgende:

[..]

Klopt, das Buitenland 2, als ik ergens moeite mee heb, is het daarmee...
Maar voor duidelijkheid: Consument Producent, Buitenland 1 en Micro hoeft niet toch?
Nee, Buitenland 2, Inkomen & groei, Collectieve sector en Arbeidsmarkt.
Micro hebben wij volgens mij zelfs nooit behandeld in de les :?
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 12:50
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:49 schreef examen11 het volgende:

[..]

Nee, Buitenland 2, Inkomen & groei, Collectieve sector en Arbeidsmarkt.
Micro hebben wij volgens mij zelfs nooit behandeld in de les :?
Jaa dat zijn de boekjes die WEL moeten, ik zei degene die niet moeste..
Micro is gewoon economie binnenlands zegmaar. Dus zegmaar binne bedrijven, staat vooral in Consument Producent ;) niet op letten, hoe je toch niet te kenne
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 12:51
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 12:42 schreef Moffol het volgende:

[..]

Hoe zet je zoiets in de gr dan? Notefolio of zo?
http://www.linkkabel.nl/tutorials/tigraphlink/spiekbrief.htm

Op die site kan je dat ergens vinden, bij een van die tutorails.
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 13:05
Samengevat + Syllabus = BEEST.
-tape-donderdag 26 mei 2011 @ 13:09
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:05 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Samengevat + Syllabus = BEEST.
Ik vind die Syllabus maar onduidelijk.
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 13:13
Vind ik ook, op Syllabus staat toch alleen wat je moet kennen, maar niet wat alles duidelijk betekend enzo?
tompsv18donderdag 26 mei 2011 @ 13:18
Wig is toch het verschil tussen de totale loonkosten die de werkgever kwijt is en het nettoloon van de werknemer?
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:19
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:18 schreef tompsv18 het volgende:
Wig is toch het verschil tussen de totale loonkosten die de werkgever kwijt is en het nettoloon van de werknemer?
That's correct :)
EdNoolkdonderdag 26 mei 2011 @ 13:21
Wow wel netjes dat alleen Buitenland 2, Inkomen & groei, Collectieve sector en Arbeidsmarkt hoeven, kan ik er dus al een hoop wegleggen. Beetje te laat begonnen misschien maar 5.6 moet lukken.
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 13:29
Ik ga even de tekst doorlezen en de belangrijke dingen samenvatten. Daarna even de formules doornemen en kijken of ik ze kan toepassen en dan vind ik het mooi geweest.
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 13:29
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:21 schreef EdNoolk het volgende:
Wow wel netjes dat alleen Buitenland 2, Inkomen & groei, Collectieve sector en Arbeidsmarkt hoeven, kan ik er dus al een hoop wegleggen. Beetje te laat begonnen misschien maar 5.6 moet lukken.
Huh, hebben jullie andere boekjes ofzo? Haha.

Wij moeten dit leren voor ons examen;

1) Nederlandse Economie | H1, H3 en H4
2) Consumenten en Producenten | H1, H2 en H3
3) Overheid | H1, H2 en H3
4) Waarde van de Munt | H1 en H4
5) Globalisering | Herhaling van H1 en H3
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 13:30
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:29 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

Huh, hebben jullie andere boekjes ofzo? Haha.

Wij moeten dit leren voor ons examen;

1) Nederlandse Economie | H1, H3 en H4
2) Consumenten en Producenten | H1, H2 en H3
3) Overheid | H1, H2 en H3
4) Waarde van de Munt | H1 en H4
5) Globalisering | Herhaling van H1 en H3
Dan hebben wij andere boekjes, ja. Raar!
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:30
Okee, hier komen dus alle bestandjes die ik heb gemaakt voor in de rekenmachine, niet zeuren dat er veel informatie in staat waar je niks aan hebt want aan het meeste heb je wel wat, dus wees blij dat ik het deel :),

Kan zijn dat ik ergens nog wat begrippen of formule's mis maar dan zou ik het erg handig vinden als jullie dat ff zeggen zodat ik het zelf ook nog kan toevoegen,

Hier komt het :

Samengevat, het boekje "Arbeidsmarkt";

SPOILER
Arbeidsmarkt, Hoofdstuk 1.

Aanbod van arbeid: Bestaat uit alle mensen tussen de 15 en de 65 die kunnen en mogen werken. Dit is ook wel de beroepsbevolking. Deze mensen bieden hun arbeid aan op de arbeidsmarkt.
Aanbod van arbeid: werklozen, zelfstandigen en werknemers.
Werklozen moeten wel zijn ingeschreven bij een Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)

Beroepsbevolking: officieel werklozen, werknemers, zelfstandigen

Werkzame beroepsbevolking; de werknemers en de zelfstandigen.

Niet-werkzame beroepsbevolking; gerigistreerde werklozen.

Niet-beroepsbevolking: mensen die wel tussen de 15 en 65 jaar zijn maar die en niet werken en niet op zoek zijn naar werk.

Beroepsgeschikte bevolking (potentiële bevolking): de beroepsbevolking + de niet-beroepsbevolking

Deelnemingspercentage of ook wel participatiegraad zijn het aantal personen van de gehele bevolking die tot de beroepsbevolking horen in procenten.

Oorzaken bevolkingsgroei;

Demografische groei: Er zijn steeds meer mensen in Nederland, waardoor het arbeidsaanbod groeit. Een andere demografische factor is de bevolkingssamenstelling; het arbeidsaanbod groeit vooral als er meer mensen in de beroepsgeschikte leeftijd komen.

Maatschappelijke factoren; Steeds meer jonge vrouwen gaan werken en steeds meer oudere vrouwen gaan (opnieuw) een baan zoeken (herintreders).

Stand van de economie; Als het goed gaat met de economie en er veel werk is zullen mensen die zich vroeger knasloos achtten en niet tot de beroepsbevolking gerekend werden, een poging wagen en zich aanbieden op de arbeidsmarkt.
Aanzuigeffect: de beroepsbevolking groeit omdat de kans op een baan groter is.
Ontmoedegingseffect: beroepsbevolking daalt omdat kans op een baan kleiner is en er geen geschikte baan te vinden is en dan wordt men ontmoedigt.

Wetgeving; Het arbeidsaanbod groeit door dingen zoals; leerplicht, pensioenleeftijd.

Organisatie van het arbeidsproces; Door betere kinderopvang en betere mogelijkheden voor deeltijdwerk is de opvoeding van kinderen beter te combineren met betaald werk (stijging arbeidsaanbod).

De vraag naar arbeid: de werknemers, zelfstandigen en openstaande vacatures.

De vraag naar arbeid: wordt beïnvloed door de stand van de techniek. (Het toenemen van machine's heeft wederzijdse effecten).

Een concrete markt: een plek waar vragers naar en anbieders van een bepaald product elkaar ook echt ontmoeten.

Een abstracte markt: omvat het geheel van vraag en aanbod zonder dat er een plaats is waar de vragers (kopers) en aanbieders (verkopers) elkaar ook echt ontmoeten.

De werkgelegenheid: is alle werknemers + zelfstandigen bij elkaar opgeteld.

Een arbeidsjaar: is een volledige baan van tegenwoordig tussen de 38 en 40 uur.

P/a ratio geeft aan hoeveel personen er gemiddeld per arbeidsjaar werken. Door deeltijdwerk is deze ratio altijd groter dan 1.

Krappe arbeidsmarkt: is als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, de lonen zullen dan stijgen.

Ruime arbeidsmarkt: is als de vraag kleiner is dan het aanbod de lonen zullen dan dalen.

Arbeidsmarkt, Hoofdstuk 2.

Statuten; zijn de regels van de vereniging (worden vastgelegd bij de notaris).

Een verenging: is een rechtsvorm dat wil zeggen dat het een organisatievorm is die in de wet voor komt. De wet stelt dan bepaalde eisen aan die organisatie vorm.

Een ondernemingsvorm; is de rechtsvorm van een onderneming.

Je hebt verschillende organisatievormen:

De eenmanszaak:

- Heeft 1 eigenaar
- Moet zelf voor voldoende startvermogen zorgen
- Je bent met je privé-vermogen aansprakelijk
- Je kunt de winst voor jezelf houden
- Is een makkelijke organisatievorm

De vennootschap onder firma:

- Zijn meerdere eigenaren
- Moet daardoor veel overleg voeren
- Hier ben je ook met de privé-vermogen aansprakelijk (elke vennoot)
- Een vof is veel groter dan een eenmanszaak
- Meer mogelijkheden om geld te lenen

De besloten vennootschap en de naamloze vennootschap:

- Scheiding tussen leiding en eigenaar
- Rechtspersonen
- Ze zijn juridisch zelfstandig (rechtspersonen)
- Zijn niet met hun privé-vermogen aansprakelijk
- De aandeelhouders zijn de eigenaren
- Als aandeelhouder krijg je een deel van de winst (het dividend)
- Bij een bv staan de aandelen op naam en zijn er enkele of een grote eigenaar(ren)
- Zij hebben ook de dagelijkse leiding over het bedrijf
- Bij een nv staan ze niet op naam en zijn ze ook vrij verhandelbaar
- Er zijn dan heel veel eigenaren van aandelen
- Eén keer per jaar komt de aandeelhoudersvergadering bijeen en heeft elke aandeelhouder stemrecht.

De arbeidsovereenkomst: is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer. Hierin worden de arbeidsvoorwaarden vastgelegd.

Er zijn twee soorten arbeidsovereenkomsten:

- De individuele arbeidsovereenkomst: gaat over het loon en de arbeidstijd.

- Het overige wordt geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). In een CAO staan de rechten en plichten van de werkgevers en de werknemers zwart op wit.

In een CAO word bevoordeeld de pensioensregeling, vakantie, overuren, en data van loonsverhoging vastgelegd.

In een CAO worden afspraken gemaakt voor groepen werknemers en werkgevers.

Een bedrijfstak: zijn alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfde soort productie. Bijvoorbeeld de bouwbedrijven.

Bonden van werkgevers en werknemers onderhandelen over de CAO▫s. Namens de werknemers zijn dat de vakbonden (werknemersbonden/vakverenigingen) en namens de werkgevers zijn dat de werkgeversbonden.

De organisatiegraad; is het aantal werknemers dat aangesloten is aan een vakbond (percentage).

In individuele arbeidsovereenkomsten: Als een werknemer en nog een werknemer afspraken maken over arbeidsvoorwaarden.

Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en arbeidstijd.

Secundaire arbeidsvoorwaarden: pauzes, reisvergoedingen, scholing, auto van de zaak enz.

- Sommige secundaire arbeidsvoorwaarden worden ook wel bij een CAO regeling geregeld.

Rijksbegroting: is het overzicht van de inkomsten en de uitgaven van de overheid.
Naast de rijksbegroting wordt er ook een miljoenennota gepresenteerd: is een soort samenvatting van de rijksbegroting.

De vakbonden organiseren zich in een werknemerscentrale (vakcentrale) en de werkgeversbonden in een werkgeverscentrale.

Stichting van de arbeid; daar vind het overleg tussen de vertegenwoordigers van de centrales plaats.

Sociale partners; zijn de werkgevers en werknemers.

Een centraal overleg; als de vakcentrales en de werkgeverscentrales onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden dan noemen we dat.

Als een minister een arbeidsvoorwaarde algemeen verbindend verklaart dan geld deze afspraak voor alle bedrijven van die bedrijfstak.

Arbeidsmarkt, Hoofdstuk 3.

Inflatie; is het stijgen van het algemeen prijspeil.

Prijscompensatie: is een loonstijging die gelijk is aan de stijging van het prijspeil (om de koopkracht op peil te houden).

Een stijging van de arbeidsproductiviteit; stijging van de gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid.

Oorzaken voor de stijging van de arbeidsproductiviteit;

1. Technische ontwikkeling; mechanisering/automatisering.
2. Arbeidsverdeling en specialisatie. Arbeidsverdeing; het splitsen van het productieproces in onderdelen zodat mensen zich gaan toeleggen op een bepaald deel van de productie. Daardoor raken mensen gespecialiseerd in bepaalde taken.
3. Scholing, daardoor stijgt de arbeidsproductiviteit.

Quartaire sector (niet commerciële dienstverlening.

Primaire sector (landbouw en visserij)

Secundaire sector (industrie)

Tertiaire sector (commerciële dienstverlening)

Een initiële loonstijging: is nog een stijging boven op de prijscompensatie zodat de koopkracht toeneemt.

Loonstijging - prijscompensatie = initiële loonstijging.

Incidentele loonstijging: loonstijgingen door bijvoorbeeld promotie.

Reacties van bedrijven op stijging van de loonkosten per product:
- Prijzen verhogen
- Naar lage loonkosten landen gaan
- Vervangen door machines
- Minder uitreiden (prijzen niet of nauwelijks verlagen)

Het loon heeft 2 kanten: aantasting werkgelegenheid doordat de koopdracht daalt.

Anderzijds is het een kostenpost voor bedrijven.

Arbeidsmarkt, Hoofdstuk 4.

Innovatie; het vernieuwen van producten en productieprocessen.

Investeren; het kopen van kapitaalgoederen (machine's/transportmiddelen/computers etc.) door bedrijven.

Arbeidsintensiever; als er bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingezet worden.

Kapitaalintensiever; als arbeid wordt vervangen door kapitaal (substitie/vervanging).

Diepte investering: je koopt iets waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt (betere kwaliteit)

Breedte investering: je koopt iets waardoor de arbeidsproductiviteit niet stijgt maar je wel een hogere productie krijgt (stijging kwaliteit).

Productiecapacitieit; maximale hoeveelheid die geproduceerd kan worden.

Schaalvoordelen; dan dalen de kosten per product als de productieomvang stijgt.

Verborgen werklozen; mensen die wel zouden willen werken, maar niet staan ingeschreven bij een CWI.

Verborgen werkgelegenheid; werkgelegenheid die niet in de officiële cijfers tot uiting komt (zwartwerk/vrijwilligerswerk).

Er zijn verschillende soorten werkeloosheid:

- Frictiewerkeloosheid: is werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden als je van school komt of pas ontslagen bent.

- Seizoenwerkloosheid: ontstaat omdat bepaalde bedrijven in het ene jaargetijde niet of minder produceren dan in het andere.

- Kwalitatieve structuurwerkloosheid: dan worden er andere soorten arbeid gevraagd dan er aangeboden worden. Als er een tekort aan arbeid is op een bepaalde deelmarkt maar tegelijkertijd werkloosheid op een andere deelmarkt, is er sprake van kwalitatieve structuurwerkloosheid.

- Kwantitatieve structuurwerkloosheid: er zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. (er verdwijnen banen, er word minder geproduceerd waardoor er banen verdwijnen. (loonkosten omlaag, kleinere wig).)

- Conjunctuurwerkloosheid: de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit. Er wordt dus in vergelijking met wat de mensen willen te veel geproduceert. De bestedingen zijn laag in relatie tot de productiecapacititeit en er wordt dus weinig geproduceerd, dus worden er mensen ontslagen.

Effectieve vraag; de totale vraag naar alle goederen en diensten die een land produceert in een periode.

Maatregelen tegen conjunctuurwerkeloosheid;

1. Overheid gaat meer besteden (aanleg nieuwe wegen) Hierdoor stijgt de afzet en de productie dus stijgt de werkgelegenheid ook.

2. Verlagen van belastingen of verstrekken van subsidie's. Dan houden de mensen meer geld over om te besteden, waardoor de effectieve vraag stijgt, en dan kan de productie en de werkgelegenheid ook stijgen.

Maatregelen tegen kwalitatieve structuurwerkeloosheid;

1. Omscholen van mensen zodat er op de deelmarkten waar te weinig vraag naar arbeid is de vraag toeneemt.

2. Verhuikostensubsidie en reiskostenvergoedingen geven om werklozen uit de ene regio een baan te geven in een andere regio.

3. Het verstrekken van subsidies aan bedrijven die langdurig werklozen in dienst nemen.

4. De arbeidsmobiliteit vergroten, die wordt groter als het aanbod van arbeid (beroepsbevolking) zich aanpast aan veranderingen in de vraag naar arbeid.

Er is arbeidsmobiliteit tussen mensen als ze bereid zijn zich om te laten scholen.

Er is regionale arbeidsmobiliteit als mensen bereid zijn om te reizen of te verhuizen voor een baan.

Maatregelen tegen kwantitatieve structuurwerkeloosheid;

1. Verlagen van loonkosten, daardoor; verbetert concurrentiepositie/ grotere winsten dus meer uitbreiding/ minder aantrekkelijk om mensen te vervangen door machine's/ minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar buitenland.

2. Verlagen brutoloon, zodat de bedrijven dus minder loonkosten hebben.

3. Brutoloon verlagen en gelijktijdig van belastingen, waardoor de werknemers wel even veel overhouden maar de loonkosten dus wel dalen.

Wig; verschil tussen loonkosten en nettoloon.

4. Overheid kan belastingen en premies verlagen of subsidies geven aan bedrijven.

5. Overheid kan innovatie bevorderen (Betere positie op wereldmarkt/daling kosten).

6. Atv (arbeidstijdverkorting).

Maatregelen tegen seizoens en frictiewerkloosheid;

1. De ruimte anders gebruiken dan waar ie voor bedoelt is om hier winst mee te maken (seizoenswerkeloosheid) (kuip voor popconcerten).

2. Betere arbeidsmiddeling zodat openstaande vacture's sneller vervuld worden (frictiewerkeloosheid).

Formule's/paar begrippen van het boekje "Arbeidsmarkt";

SPOILER
- Deelnemingspercentage= beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100%

- P/a ratio = personen/arbeidsjaren.

- Productie = arbeidsproductiviteit x werkgelegenheid

- Werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit

- Arbeidsproductiviteit = werkgelegenheid / productie

- Bezettingsgraad = werkelijke productie/productiecapaciteit x 100%.
Samengevat, het boekje "Buitenland 2";

SPOILER
Buitenland 2
Hoofdstuk 1: Internationale handel

1.1 Uitvoer en invoer
Invoer/import -> goederen in het buitenland gekocht
Uitvoer/export -> producten aan het buitenland verkocht

Met "import" en "export" wordt de waarde van de verhandelde goederen bedoelt (een bedrag)

Met "uitvoervolum" en "invoervolume" wordt het aantal verhandelde goederen bedoelt.

Uitvoersaldo = het verschil tussen de waarde van de uitvoer en de waarde van de invoer.

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

1.2 Oorzaken international handel
Er is internationale handel omdat landen bepaalde producten niet zelf hebben. En ook omdat andere landen sommige producten goedkoper kunnen produceren en vaak ook nog van betere kwaliteit.

De concurrentiepositie van een land ten opzichte van andere landen wordt in de eerste plaats bepaald door de productiekosten, zoals de loonkosten en de machinekosten. Daarnaast is ook de kwaliteit van de producten die een land maakt belangrijk.

Lage productiekosten en goede kwaliteit worden vooral bereikt door
- Innovatie (= investeringen worden gedaan in betere en modernere kapitaalgoederen zoals machines)
- Het ontwikkelen van geheel nieuwe productieprocessen
- Een hoge scholingsgraad

Lage productiekosten en hoge kwaliteit van de productie geven een land een sterke internationale concurrentiepositie.

Internationale handel -> internationale ruil
Internationale arbeidsverdeling -> als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten.

Belangrijke oorzaken dat landen verschillen in concurrentiepositie ten opzichte van elkaar zijn:
1. natuurlijke omstandigheden
• Klimaat
• Aanwezigheid van grondstoffen

2. Technische ontwikkeling
- De loonkosten per product
Een land met relatief lage loonkosten (per product) heeft een gunstigere concurrentiepositie ten opzichte van andere landen. Want de producten kunnen goedkoop gemaakt worden en dus tegen een lagere prijs op de markt worden gebracht.

Arbeidsproductiviteit; geeft aan hoeveel een werknemer gemiddeld in een bepaalde periode produceert.

- De kwaliteit van de producten
Door innovatie, modernisering en goede scholing van de bevolking trachten landen een kwalitatief zo goed mogelijk product te maken.

3. Infrastructuur
Door betere havens, wegen, luchthavens en telecommunicatie, kan de aanvoer van benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en maakt de productiekosten lager.

4. Stabiliteit
Landen met veel stakingen of grote maatschappelijke tegenstellingen zijn onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor internationale bedrijven. Want dit kan leiden tot extra kosten. (bijvoorbeeld controle en beveiliging).

1.3 Open of gesloten economie
Open economie = een land dat relatief veel handelt met het buitenland, het land voert veel diensten en goederen uit en in.

Een hogere exportquote die samengaat met een hoge importquote weerspiegelt een open economie.

Vaak hebben kleine landen een opener economie dan grote landen.

2 oorzaken:
- Kleine landen hebben vaak maar een soort klimaat en bodemgesteldheid, waardoor ze niet veel verschillende goederen kunnen produceren.
- Het ontbreken van schaalvoordelen bij sommige productieprocessen. Schaalvoordelen = per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert.

Er zijn andere factoren die de mate van openheid van een economie beïnvloeden maar die niet met de omvang van de economie te maken hebben:
- Sommige landen kunnen slechte vervoersmogelijkheden hebben of een ruig landschap, waardoor de mogelijkheden voor import en export beperkt zijn.
- Sommige landen hebben een regering die zo veel mogelijk onafhankelijk wil zijn van het buitenland. Zulke regeringen staan import en export nauwelijks toe.

Hoe opener een economie is, hoe afhankelijker zo een land is van de ontwikkelingen in het buitenland.

1.4 De betalingsbalans
De betalingsbalans -> is een systematisch overzicht van de ontvangsten van het buitenland en de uitgaven aan het buitenland in een bepaalde periode.
Overschot -> als een land meer geldt ontvangt dan het betaald.

1.5 Multinationale ondernemingen
Multinationale ondernemingen of multinationals = bedrijven met productievestigingen in verschillende landen
Multinationals investeren in andere landen, op 2 manieren:
- nieuwe vestiging in een land geopend
- of de meerderheid van de aandelen van een buitenlands bedrijf wordt door een multinational gekocht zodat deze de grootste eigenaar wordt.

Meer multinationals door:
- steeds vrijere handels- en betalingsverkeer
- kostenbesparing ook door schaalvergroting
- minder strenge milieu- eisen

Hoofdstuk 2: Wisselkoersen

2.1 De hoogte van de wisselkoers
Je krijgt met wisselkoersen te maken, als je buiten het Euroland komt. Je moet je euro's dan tegen een bepaalde prijs omwisselen.

Wisselkoers -> de waarde van een munt uitgedrukt in een andere munt.

Valutamarkt -> is het geheel van vraag naar en aanbod van valuta's.

Als de vraag naar euro's op de valutamarkt stijgt OF het aanbod van de euro's daalt, dan stijgt de wisselkoers.

Appreciatie -> stijging van de wisselkoers.

Als de vraag naar euro's op de valutamarkt daalt OF het aanbod van de euro's stijgt, dan daalt de wisselkoers.

Depreciatie -> daling van de wisselkoers.

Vragers naar de euro op de valutamarkt zijn buitenlandse importeurs en Nederlandse exporteurs.

Export van Euroland naar de VS leidt tot vraag naar euro's en aanbod van dollars op de valutamarkt.

Valutaspeculatie -> soms worden buitenlandse valuta gekocht in de hoop op koerswinst .

De ontvangsten op de betalingsbalans leiden tot vraag naar euro's, de uitgaven op de betalingsbalans leidt tot aanbod van euro's

Concurentiepositie van Euroland stijgt ->

1. Export (stijgt) -> Vraag naar euro's op valutamarkt (stijgt) -> Wisselkoers euro (stijgt).

2. Import (daalt) -> Aanbod van euro's op valutamarkt (daalt) -> Wisselkoers euro (stijgt).

Rentevoet Euroland (stijgt) -> buitenlandse beleggingen in euroland (stijgt) -> Vraag naar Euro's op valutamarkt (stijgt) -> Wisselkoers euro (stijgt).

2.2 Invloed wisselkoers op export en import.

Koersveranderingen hebben gevolgen voor het volume van de export en import. Een koersstijging maakt de export duurder voor andere landen -> omvang export (daalt) -> productie (daalt) -> werkgelegenheid (daalt).

Importproducten worden door de koersstijging goedkoper -> importvolume (stijgt) -> vraag naar binnenlandse producten (daalt) -> werkgelegenheid (daalt).

2.3 Flexibele wisselkoersen
Flexibele of zwevende wisselkoersen = wisselkoersen die onbeperkt kunnen schommelen (veroorzaakt door veranderingen in vraag en aanbod op de valutamarkt)

Voordeel:
Tekorten of overschotten op de betalingsbalans theoretisch vanzelf verdwijnen.

Want; Land met tekort op betalingsbalans -> export is (kleiner) dan import -> vraag naar de munt is (kleiner) dan het aanbod -> wisselkoers (daalt) -> concurrentiepositie verbetert ten opzichte van buitenland -> export (stijgt) -> import (daalt) want die wordt duurder -> saldo op de lopende rekening van de betalingbalans verbetert en het tekort neemt af.

Nadeel:
Als wisselkoers steeds maar schommelen, leveren ze onzekerheid en dus risico op voor exporteurs en importeurs. (nooit zeker van hun afzet)
Als bedrijven dit risico willen afdekken, zullen ze daarvoor kosten moeten maken.

2.4 Vaste wisselkoersen
Als regeringen besluiten tot vaste wisselkoersen, dan wordt er een overeenkomst vastgelegd met daarin hoe hoog de onderlinge wisselkoers is.

Voordeel:
Meer zekerheid en minder risico voor exporteurs en importeurs en daardoor meer internationale handel.

Nadeel:
Als er tekorten en/of overschotten op de betalingsbalans ontstaan, zal de wisselkoers zich niet zodanig aanpassen dat die tekorten en overschotten weer verdwijnen.

Verlaging van de vaste wisselkoers heet een devaluatie.

Verhoging van de vaste wisselkoers heet een revaluatie.

Export stimuleren kan door; loonmatiging/handelsmissies/staatsbezoeken aan andere landen met het doel productieopdrachten uit die landen in de wacht te slepen.

2.5 Van vaste wisselkoersen naar één munt

Een stap verder naar een soepelere internationale handel is een gezamenlijke munt.

Voordelen:
- scheelt omwisselkosten
- geen koersrisico meer lopen

Nadelen:
- geen onderlinge wisselkoersen meer
- landen kunnen niet via een daling van de wisselkoers hun concurrentiepositie verbeteren.

Hoge inflatie in land A (geen lid van monetaire unie) -> Internationale concurrentiepositie (daalt) -> Export (daalt) -> Werkgelegenheid (daalt).

Export (daalt) -> Vraag naar euro op valutamarkt (daalt) -> Wisselkoers (daalt) -> Internationale concurrentiepositie (stijgt) -> Export (stijgt) -> Werkgelegenheid (stijgt).

Hoge inflatie in land B (wel lid van monetaire unie) -> Internationale concurrentiepositie (daalt) -> Export (daalt) -> Werkgelegenheid (daalt).

Hoofdstuk 3: De samenhang
Wat beïnvloedt de wisselkoers?
- saldo van de betalingsbalans
- rentestand
- loonkosten
- inflatie

3.1 Onderlinge afhankelijkheid van markten

Goederenmarkt en dienstenmarkt
Vraag en aanbod bepalen de prijzen van afzonderlijke goederen en diensten.

Arbeidsmarkt
Bij krappe arbeidsmarkt zullen de lonen de neiging hebben te stijgen.

Vermogensmarkt
De geldmarktrente is de prijs van leningen < 2 jaar. De kapitaalmarktrente is de prijs van leningen > 2 jaar

Valutamarkt
Alleen ter sprake als de ene munt wordt omgewisseld in de andere.

3.2 Inflatie en wisselkoers

Inflatie hoog t.o.v andere landen -> verslechtering van de internationale concurrentiepositie -> minder vraag -> de vraag naar munt daalt -> wisselkoers daardoor ook.

Landen met hoge inflatie zijn daardoor vaak landen met een zwakke munt.
Landen met een lage inflatie hebben vaak een sterke munt.

Als daling van de importprijzen wordt doorberekend in de binnenlandse prijzen, zal de inflatie in Nederland laag blijven. Ook via de export kan de inflatie verminderen als de wisselkoers stijgt. Door appreciatie wordt de concurrentiepositie t.o.v het buitenland slechter en zal de export en dus de productie dalen. Hierdoor daalt de bezettingsgraad en inflatie neemt af.

Hoge inflatie -> Concurrentiepositie t.o.v buitenland (daalt) -> Export (daalt) -> Vraag naar munt op valutamarkt (daalt) -> Wisselkoers (daalt)

Wisselkoers (daalt) -> Prijs geïmporteerde producten (stijgt) -> Inflatie (stijgt).

3.3 Wisselkoers en werkgelegenheid
Veranderingen van wisselkoersen hebben invloed op de omvang van de internationale handel en daarmee op productie en werkgelegenheid.

Wisselkoers (stijgt) -> Internationale concurrentiepositie (daalt) -> Export (daalt) EN Import (stijgt) -> Productie (daalt) -> Werkgelegenheid (daalt).

3.4 Invloed van de officiële rente
Rente en bestedingen
De rentestand beïnvloedt de binnenlandse bestedingen. Een lagere rentestand maakt lenen aantrekkelijker en sparen juist minder aantrekkelijk.

Overbesteding : binnenlandse bestedingen zijn dan hoog

Bij onderbesteding zal de rente verlaagd worden. De bestedingen en productie zijn laag. De productiecapaciteit is niet volledig bezet. Hierdoor werkloosheid. Door rente te verlagen zullen de bestedingen toenemen en zal de onderbesteding verminderen.

Rente in euroland (stijgt) -> Sparen (stijgt) OF Lenen (daalt) -> Binnenlandse bestedingen (daalt) -> Productie (daalt) -> Inflatie (daalt) EN werkgelenheid (daalt).

Rente en wisselkoers
Bij een renteverhoging in Euroland zal de wisselkoers van de euro stijgen.

Rente in Euroland (stijgt) -> bellegingen uit het buitenland (stijgt) -> vraag naar euro's op valutamarkt (stijgt) -> wisselkoers euro (stijgt).
Formules/paar begrippen van het boekje "Buitenland 2";

SPOILER
Waarde van de import/export is;
- Waarde = volume x prijs.

- Exportquote = waarde export / nationaal inkomen x 100%
Samengevat, het boekje "Collectieve sector";

SPOILER
Belastinginkomsten.
Je hebt twee soorten belastingen namelijk de directe en de indirecte belastingen:
- Directe: zijn belastingen die direct door de belastingbetaler aan de overheid betaald worden, over inkomen, winst en vermogen.
- Voorbeelden zijn: loon-en inkomstenbelasting (de belangrijkste), de vennootschapsbelasting, en de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen.

- Indirecte: Zijn ook wel kostprijsverhogende belastingen genoemd.
- Deze worden door de consument betaald maar via bedrijven aan de overheid afgedragen.
- Voorbeelden zijn: Belasting op de Toegevoegde Waarde oftewel btw (de belangrijkte), accijns, invoerrechten, milieheffingen.

- Loonbelasting betaalt iedereen die in loondienst werkt en wordt automatisch elke maand op het brutoloon ingehouden.
- Mensen die niet in loondienst zijn zoals zelfstandigen en bedrijfseigenaren, betalen evenens inkomstenbelasting over hun vermogen.
- Naast inkomstenbelasting over inkomen is er ook inkomstenbelasting over inkomen uit bezit, bijvoorbeeld geld op een spaarrekening, of aandelen, maar ook onroerend goed, bijvoorbeeld een huis.
- Vennootschapsbelasting is belasting die NV's en BV's betalen over hun winst.
- Invoerrechten is belasting op ingevoerde producten, deze invoerrechten worden doorberekend in de prijs waardoor de prijs hoger wordt.

Andere inkomsten voor de overheid.
- De winsten van staatsbedrijven zoals de Nederlandse aardoliemaatschappij en de Nederlandse bank.
- Mensen betalen voor diensten van de overheid. Die betalingen heten retributies. Hierbij is er een directe tegenprestatie bijvoorbeeld: Paspoort.
- Als de overheid diensten die zij aanbiedt door de gebruikers van diensten laat betalen past ze het profijtbeginsel toe.
- Boetes

- De overheidsuitgaven worden uitgesplitst in overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen.
- Overdrachtsuitgaven zijn uitgaven waar geen tegenprestatie tegenover staan. Voorbeelden: uitkeringen en subsidies.
- Overheidsbestedingen zijjn uitgaven van de overheid waar wel een tegenprestatie tegenover staat. Voorbeelden: aanleggen van wegen, politiesalarissen.

- De overheidsbestedingen zijn weer onder te verdelen in: overheidsinvesteringen en overheidsconsumptie.
1) Overheidsconsumptie omvate de lopende uitgaven van de overheid, zoals: ambtenaarsalarissen (personele overheidsuitgave) en uitgaven om de overheidsorgaan draaiende te houden zoals: uitgaven aan verwarming, stoelen, maar ook defensieuitgaven (materiële overheidsconsumptie)
2) Overheidsinvesteringen zijn: Uitgaven aan projecten en kapitaalgoederen waar de samenleving lange tijd profijt van heeft: aanleggen van wegen.

- Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten van de overheid zijn dan is er een begrotingstekort. Dan moet de overheid geld lenen hierdoor neemt de staatschild toe.
- Het financieringstekort is: het begrotingstekort min de aflossingen op de staatsschuld. Geeft aan hoeveel euro ze extra moeten lenen op de kapitaalmarkt.

• Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen worden institionele beleggers genoemd.

Nadelen van een hoog financieringstekort:
1) De overheid moet veel geld lenen en over die leningen moet overheid elk jaar veel rente te betalen. Daarom vormen rentelasten nu een vrij grote uitgavenpost op de begroting. Dat geld kan niet aan andere zaken als onderwijs, zorg of milieubeleid uitgegeven worden.
2) Een ander nadeel is dat een hoog financieringstekort de rente stand kan opdrijven. Dat maakt lenen duurder dus word er minder geld geleend door bedrijven en consumenten zo word er minder geïnvesteerd door bedrijven.
Slecht met de economie -> Nationaal inkomen lager -> Bedrijven maken minder winst -> Faillissementen komen meer voor -> Werkeloosheid omhoog -> Belastinginkomen omlaag -> Uitgaven aan uitkeringen omhoog -> Financieringstekort omhoog.

• Personele inkomensverdeling: is de verdeling van het inkomen over personen of gezinnen
De overheid beïnvloedt dit door:
1)Het bepalen van wettelijk minimumloon:garandeert de werknemers een minimumloon.
2)Verklaart CAO-Afspraken algemeen verbindend.
3)Gebruik maken van loonmaatregel:je moet je aan de richtlijnen van de overheid houden met betrekking tot loonstijgingen en andere arbeidersvoorwaarden(Noodmaatregel).
4)De overheid heeft invloedt op alle vrije beroepen en ambtenaren omdat zij zelf werkgever is.
5)Belastingheffing.
6)Sociale premie heffing.
7)Sociale uitkeringen.
1 t/m 4: Primair inkomen
5 t/m 7: Secundair inkomen
• Secundair inkomen: inkomen na herverdeling door de overheid en de sociale fondsen.
• Progressief belastingstelsel
• Nivelleren: Het in verhouding kleiner maken van de inkomensverschillen, Denivelleren: De inkomensverschillen relatief groter maken.

3 Soorten belastingstelsels:
1) Progressief: Iemand moet een hoger percentage belasting betalen als het inkomen hoger is: draagkracht beginsel.
2) Proportioneel: Hetzelfde tarief aan belasting over het inkomen.
3) Degressief: Als het inkomen stijgt dan daalt de belasting.

De 3 boxen
• Box 1: Hieronder vallen de inkomensheffing op werk en woning.
-Op loon voor werknemers, winst voor zelfstandigen,pensioenen en uitkeringen.
-Maandelijkse loonheffing, voortrekking op inkomstenheffing bestaat beide uit belastingen en premies(volksverzekeringen)
- De inkomensheffing uitgedrukt in percentage van het inkomen is: de belasting-en premiedruk.
- Over het bedrag van de aftrekposten hoef je geen belasting te betalen.
- Belastbaar inkomen (gaat in de schijven) = Bruto-inkomen - de aftrekposten
- Netto inkomen: Bruto inkomen-inkomensheffin (volgens de schijven)
- Marginaal tarief: Het hoogste tarief dat geldt voor een bepaald inkomen.
- Gemiddelde tarief (of ook wel: gemiddelde belastingdruk): Hoeveel % van je bruto-inkomen moet je afdragen aan arbeidsinkomensheffing.
• Box 2
Hier wordt de winst belast van de aandeelhouders die meer dan 5% van de aandelen van een nv en bv hebben. Over het dividend wordt 15% belasting geheven
• Box 3
Hier zitten de inkomens die voortvloeien uit sparen en beleggen zoals: Rente,dividend en huur.
Hierbij is er sprake van dividend als je minder dan 5% van de aandelen hebt.Deze heffing noemt men de vermogensrendementsheffing, fiscus krijgt niet hele bedrag.
- Primaire inkomen = De inkomens die worden verdiend in het productieproces.
Verzorgingsstaat: voor elke burger een bestaansminimum verzekeren om ervoor te zorgen dat burgers toegang hebben tot onderwijs en ziekenzorg.

Verplicht of vrijwillig
- Iedere werkgever is verplicht verzekerd te zijn tegen arbeidsongeschiktheid en werkeloosheid.
- Vrijwillig, voorbeeld: reisverzekering.
- Averechtse selectie = Het verschijnsel dat mensen die weinig risico lopen zich niet verzekeren.(Premies stijgen)

• 1) Werknemersverzekeringen: alleen voor werknemers deze worden betaald door de sociale premies.
Je hebt verschillende soorten verzekeringen voor werknemers namelijk:
- Werkeloosheidswet(WW)= Vangt inkomensverlies op, je moet laatste 36 weken,26 gewerkt hebben, zelf ontslag > geen WW, de WW is:70% van laatst verdiende loon.
- Ziektewet(ZW)= Opvang inkomensverlies, moet minimaal 2 jaar betaald worden door werkgever, 70% van het loon.
- De wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen(WIA)= krijg je na 2 jaar ZW. bv.: als je arbeidsongeschikt bent geworden.
1 Zorgverzekeringswet(ZVW)= vanaf 18: verzekeren tegen basisziektekosten.
• 2) Volksverzekeringen: voor iedereen worden betaald uit de premies voor volksverzekeringen. (Beginnen allemaal met de 'A' van algemeen).
Dan heb je ook nog wat verzekeringen die voor iedere Nederlandse burger zijn namelijk:
- Algemene ouderdomswet(AOW)= voor inkomensverlies, je betaald premies, vanaf 65 recht op.
Omslagstelsel = De AOW wordt betaald uit premies die op dat moment werken, betalen.
- Algemene nabestaandewet(ANW)= inkomenverlies opvangen.
- Algemene kinderbijslagwet(AKW). vergoeden hoge kosten van kinderen en van bijzondere ziekenkosten (gehandicapten, dagverblijf etc.)
- Algemene wet bijzondere ziektekosten(AWBZ)(zelfde als hierboven)

Sociale voorzieningen
- Deze worden betaald met belastinginkomsten.
Belangrijkste: Wet werk bijstand > als je voor geen andere regelingin aanmerking komt.
WAJONG: Wet arbeid ongeschiktheid voorziening jonggehandicapten.
• Waardevaste uitkering: Om koopkracht verlies te vermijden zijn de uitkeringen te koppelen aan de hoogte van de prijsstijgingen.
• Welvaartsvaste uitkering: Uitkering die gekoppeld is aan stijging CAO lonen.

- Iedereen met een inkomen betaald belastingen en sociale premies voor volksverzekeringen, dit noemen we de collectieve lasten.
- Bruto-inkomen = verdiende inkomen voordat je belasting en premies hebt betaald.
- Netto-inkomen = bruto-inkomen - belasting en premies.
- Loonkosten = brutoloon en de sociale premies de de werkgever betaalt.
- Verschil tussen loonkosten en nettoloon = de wig (verschil is belastingen en premies).
- Wig: Loonkosten - Nettoloon

• Beroep op sociale uitkeringen -> Benodigde belasting-en premiebedrag stijgt -> Loonkosten stijgen -> Internationale concurrentiepositie daalt -> Export daalt en import stijgt -> Productie daalt -> Werkgelegenheid daalt.

Sociale-zekerheidsuitgaven terug dringen door:
- Uitkeringen te verlagen.
- Het aantal mensen dat er beroep op doet verminderen.
- Regelingen privatiseren (dus dat de overheid taken afstoot naar particuliere)

De belangrijkste redenen om te privatiseren zijn:
- Verlagen collectieve uitgaven.
- Particulieren kunnen goedkoper produceren omdat ze als doel winst maken hebben.
- Mensen nu veel mondiger en zelfstandiger zijn.

- Vergrijzing: oorzak stijgende wig, dit komt door omslagstelsel.
- Kapitaaldekkingsstelsel = Mensen betalen een spaarpremie aan het fonds en kregen deze later uitbetaald als ze stoppen met werken.
- Verschil loon en uitkering groter maken zodat meer mensen gaan werken kan door:
1) Aantrekkelijk maken om te werken (uitkeringen verlagen, lonen verhogen)
2) Al aangeboden mensen te laten werken.
- Socialezekerheidsquote = De uitgaven aan sociale zekerheid als deel of percentage van het bruto binnenlandsproduct.
- Het bruto binnenlands product stellen we gelijk aan het nationaal inkomen.
• Het marktmechanisme.
De vormen van invloed:
1)-Vrije spel van vraag en aanbod bepaald wat,waar en door wie er geproduceerd wordt.
- Prijzen spelen een belangrijke rol informatie op grond waarvan productie en consumptie beslissingen genomen worden.
- Veel vraag naar product -> Prijs stijgt -> Winst producenten stijgt -> Productie opvoeren -> Hierdoor treden nieuwe producenten toe en zodoende stijgt het aanbod van producten.
2) Op de arbeidsmarkt is de prijs van arbeid loon.
Werkloosheid -> Aanbod van arbeid hoog -> Lonen dalen -> Aantrekkelijker voor bedrijven om mensen aan te nemen -> Werkloosheid daalt -> Evenwicht.
3) Manier van produceren: Door de hoge lonen wordt het voor bedrijven gunstiger om kapitaalintensiever te worden of om te gaan produceren in lage loonlanden.
• Vrijemarkteconomie: Economie via prijsmechanisme.
1) Rol van overheid is klein, alleen zaken zoals : bestuur,rechtspraak,defensie en milieubeleid.
2) Rol van de overheid op de productie = indirect.
3) Het nadeel is weinig kansen voor laagopgeleiden.
4) Hard werken + initiatief wordt beloond.
5) Inkomensverschillen zijn in vrijemarktseconomiën wel groot -> uitgangspunten zijn namelijk productiviteit.
• Het budgetmechanisme = Productie wordt door overheid geregelt.
1) Planeconomie: Overheid maakt een begroting waarin wordt vastgesteld wat, waar en door wie er geproduceerd wordt. (zuivere vorm van budgetmechanisme)
2) Alles door de staat voor alles een guota + officieel geen werkeloosheid.
3) Lokt corruptie uit > zwarte markt .
4) De lonen liggen vast dus mensen gaan niet erg hun best doen.
• Democratisch budgetmechanisme = Dan hebben de burgers via verkiezingen invloed op de prodcutie, maar toch bepaalt daarna dan de overheid de gehele productie.
• Een gemengde economie = een vrijemarkteconomie met veel overheidsinvloed
1) Bedrijven bepalen zelf hoe en tegen welke prijs zij produceren, er worden voorwaarden verstrekt door de overheid.
Nadelen:
- Bedrijven houden geen rekening met negatieve externe effecten
- Grote onaanvaardbare inkomenschillen.
- Slechte woonomstandigheden, onveilige producten etc.

- Collectieve goederen zijn: Goederen die alleen door de overheid geproduceerd kunnen worden omdat er geen prijs kan worden berekend per individu, voorbeelden zijn: straatverlichting, dijken, openbare orde.
- Individuele goederen zijn: Goederen (en diensten) die wel per individu leverbaar zijn omdat er per persoon een prijs voor kan worden vastgesteld, voorbeelden zijn: zwembadbezoek, kleding, huizen.
Quasi-collectieve goederen zijn: Zijn producten die door de overheid gelevert worden, en waar ze geen of een lage niet kostendekkende prijs voor rekent. Voorbeelden ervan zijn: onderwijs, vuilnisophaal, openbaar vervoer.

3 overheidsfuncties:
1) Toedelings/allocatiefunctie = omvang en de samenstelling van de productiebeinvloed door de overheid, om ervoor te zorgen dat milieu aangetast wordt etc.
2) Stabilisatiefunctie = de overheid de groei van de productie wil stabiliseren (anticylcisch beleid) zonder heftige schokken (conjunctuurschommelingen) of arbeidsonrust.
3) Herverdelingsfunctie = de overheid beïnvloedt de inkomensverdeling, als er te lage inkomens zijn kan tweedeling ontstaan. Dit is negatief omdat, 1) het is onrechtvaardig. 2) kan leiden tot algemene daling van de algemene welvaart (talenten worden onderontwikkeld, en niet productief gemaakt.

5 doelen van de overheid :
1) Evenwichtige arbeidsmarkt = streven naar volledige werkgelegenheid, dit kan door conjunctuurbeleid en het beïnvloeden van de bestedingen
2) Prijsstabiliteit = beperken van de inflatie, is vooral belangrijk i.v.m. de concurrentiepositie.
3) Rechtvaardige inkomensverdeling = gelijker maken door progressieve belastingheffing en sociale uitkering en subsidies.
4) Evenwichtige betalingsbalans: de importuitgaven en exportinkomsten moeten niet te veel verschillen.
5) Evenwichtige groei = overheid beïnvloedt de productie, zowel de omvang als de samenstelling als de plaats. Bij duurzame groei houdt men rekening met het milieu en de belangen van toekomstige generaties.
Formules/paar begrippen, van het boekje "Collectieve sector";

SPOILER
Begrotingstekort = uitgaven GROTER dan inkomsten.

Financieringstekort = begrotingstekort - de aflossingen op de staatsschuld.

Belasting-en premiedruk = inkomensheffing/inkomen.

Belastbaar inkomen = bruto inkomen - de aftrekposten.

Netto inkomen = Bruto inkomen - belasting en premies.

Gemiddeld tarief (gemiddelde belastingdruk) = arbeidsinkomensheffing/bruto inkomen.

Bruto inkomen = verdiende inkomen voordat je belasting en premies hebt betaald.

Loonkosten = brutoloon + sociale premies (die werkgever betaalt)

Wig = Loonkosten - nettoloon
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:30
Samengevat, het boekje "Inkomen en groei";

SPOILER
Hoofdstuk 1
• Microniveau: productie van één bedrijf of het inkomen van één huishouden.
• Macroniveau: op het niveau van de productie en inkomen van het hele land.
• Arbeidsverdeling: specialisatie in een bepaald onderdeel van de productie.
• Directe ruil / ruil in natura: ruil van goederen tegen goederen.
• Indirecte ruil: handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel.
• Primaire inkomen: het inkomen dat je verdient door mee te werken bij het produceren (in het productieproces).

Er bestaan verschillende vormen van primair inkomen:
- Loon (salaris) : loon krijg je in ruil voor het leveren van arbeid.
- Rente (intrest) : de beloning voor het ter beschikking stellen van kapitaal. Je ontvangt bijv. rente als je een deel van je inkomen spaart en op een spaarrekening zet.
- Huur: vergoeding voor kapitaal.
- Pacht: pacht ontvang je wanneer je een stuk natuur ter beschikking stelt van producenten.
- Winst: de beloning voor ondernemerschap (alle handelingen die te maken hebben met het opzetten en runnen van een bedrijf) of ondernemersactiviteit.

• Netto- inkomen: het inkomen dat je overhoudt na betaling van belastingen en premies.
• Overdrachtsinkomens: uitkeringen (sociale uitkeringen), zoals die voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en bijstand.
• Looninkomen: winst en inkomen uit vermogen (huur, pacht, rente).

• Productiewaarde (toegevoegde waarde) : de waarde die wordt toegevoegd aan grondstoffen en hulpstoffen en ingekochte diensten.

Het toevoegen van waarde leidt tot:
• Het ontstaan van productiewaarde
• Het ontstaan van inkomens

Toegevoegde waarde kan je op 2 manieren bereken:
1) Beloningen van primaire inkomen bij elkaar opgetelde (loon, rente, pacht, winst).
2) Omzet - Inkoopkosten (+energiekosten)

• Balans: momentopname van bezittingen van een bedrijf en de vermogensbronnen waarmee de bezittingen zijn betaald.
• Vlottende kapitaalgoederen of vlottende activa: voorraden, vorderingen op afnemers(debiteuren).
• Kort vreemd vermogen: het geleende geld dat binnen een jaar moet worden terugbetaald, crediteuren(schuldeisers).

• Zijn de opbrengsten > de kosten -> saldo is dan positief -> winst gemaakt.
• Om de totaaltellingen gelijk te maken zetten we een winstsaldo aan de kostenkant (links).
• Omgekeerd komt een eventueel verliessaldo aan de kant van de opbrengsten te staan (rechts).

• Nationaal product: de waarde van de productie van een heel land.
• Bedrijfskolom: alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen, van oerproduct tot eindproduct.
• Bedrijfstak: de geledingen in de bedrijfskolom die bestaan uit bedrijven die dezelfde soort productieactiviteit verrichten.
• Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar optellen.
• Productie van een heel land (nationaal product) = toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van de overheid.
• Nationaal inkomen: de primaire inkomens van alle gezinnen in een land in een jaar bij elkaar opgeteld.
• Nationaal inkomen = alle inkomenscategorieën bij elkaar op tellen: loon + winst + huur + pacht + rente.
• Als de waarde van de productie gelijk is aan de waarde van het inkomen, is het nationaal product ook gelijk aan het nationaal inkomen.

Hoofdstuk 2
• Nominaal inkomen: het inkomen gemeten in geld.
• Reëel inkomen: het inkomen gemeten in goederen.
• Alle indexcijfers in het basisjaar zijn 100.
• RIC (indexcijfer reëel inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen)/ PIC (prijsindexcijfer) x 100
• De CPI: geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen, en is daarmee een maatstaf voor inflatie.

• Het CBS verzamelt door middel van een budgetonderzoek gegevens over het uitgavenpatroon van gezinnen.
• Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van:(wegingsfactor x indexcijfer)/ De som van: wegingsfactoren.

Inflatie leidt tot:
- Daling van het reële inkomen.
- Verandering van de reële waarde van het geld.

• Geldontwaarding: een daling van de koopkracht van het geld.
• Nominale en reële rente: nominaal is dan het percentage, en reële rente is de nominale rente ▫gecorrigeerd voor inflatie▫.
• Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcfijer x 100

• Productiecapaciteit: de hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken, geeft aan hoe hoog het nationaal inkomen maximaal kan zijn.
• Overbesteding: de productiecapaciteit is bijna of helemaal bezet, wanneer de bestedingen zo hoog zijn dat de producenten de vraag niet of nauwelijks meer kunnen bijhouden, overspannen arbeidsmarkt.
• Bestedingsinflatie: wanneer de productiecapaciteit niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen, en daardoor de prijzen gaan stijgen. Dus als er meer vraag dan aanbod is stijgen de prijzen.
• Overspannen arbeidsmarkt: er is een tekort aan personeel en daardoor hebben de lonen neiging te stijgen.
• Onderbesteding: de bestedingen zijn dan zo laag dat de productiecapaciteit bij lange na niet bezet is.
• Dalende inflatie / deflatie: een daling van het algemeen prijspeil.
• Kosteninflatie: hogere productiekosten doorberekenen in de prijzen.
• Loonkosteninflatie: wanneer hogere lonen de oorzaak zijn van de inflatie.
• Loon-prijsspiraal: opeenvolging van hogere lonen en hogere prijzen.
• Geïmporteerde kosteninflatie: wanneer inflatie het gevolg is van hogere prijzen van geïmporteerde producten.
• Winstinflatie: dan verhogen de producenten hun prijzen om de winstmarge te laten stijgen.

Nadelen van inflatie:
• Inflatie heeft gevolg dat het geld reëel minder waard wordt: met evenveel geld kun je minder kopen (geldontwaarding).
• Inflatie beïnvloedt het leen- en spaargedrag. Lenen van geld wordt gestimuleerd, sparen wordt afgeremd. Sparen wordt door inflatie ontmoedigd. Om spaarders te blijven lokken en het lenen niet al te aantrekkelijk te maken -> verhogen banken bij inflatie de rente. ▫Inflatie duwt de rente omhoog▫.
• Wanneer de Nederlandse inflatie hoger is dan in het buitenland -> verslechtert de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven -> hierdoor kan de export en dus de productie dalen -> dat betekent een daling van de werkgelegenheid.
• Bij hyperinflatie neemt het vertrouwen in geld af.

Door de rentestand te verhogen -> wordt het spaar- en leengedrag van gezinnen en bedrijven zodanig beïnvloed dat stijging van het algemeen prijspeil zo veel mogelijk wordt vermeden.

Hoofdstuk 3
• Het bruto binnenlands product is ongeveer hetzelfde als het nationaal inkomen.
• Welvaart: de mate waarin mensen of een heel land in hun behoeften kunnen voorzien.
• Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners.

Nadelen van het nationaal inkomen (per hoofd):
- Het nationaal inkomen zegt niets over de verdeling van het inkomen.
- Bij het berekenen van het nationaal inkomen worden zaken niet meegeteld die de welvaart wel verhogen.

Vrijwilligerswerk: dat wordt niet geregistreerd en dus niet meegeteld.
Zwartwerk: levert welvaart op, maar het inkomen hieruit wordt niet meegeteld bij de meting van het nationaal inkomen.
Informele circuit: hierbij gaat het om de productie van goederen en diensten die niet geregistreerd wordt (bij vrijwilligerswerk en zwartwerk).
Formele circuit: de geregistreerde productie vindt hier plaats.
Grijze circuit: dat wordt niet geregistreerd, maar is wel legaal.
Zwarte circuit: illegale productie: belastingen en premies worden ontdoken.

Duurzame ontwikkeling: een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten. Bij de meting van welvaart zou je bij iedere vorm van productie en inkomensverwerving moeten bekijken of het past bij duurzame ontwikkeling.
Je zou tot meting van welvaart kunnen komen die rekening houdt met duurzame ontwikkeling.

Het nationaal inkomen wordt bepaald door twee factoren:
• De productiecapaciteit
• De bestedingen

- Als de productiecapaciteit volledig wordt benut -> wordt er in verhouding veel geproduceerd en is het nationaal inkomen relatief hoog.
Bij een lage bezetting van de productiecapaciteit is het nationaal inkomen relatief laag.
- De omvang van de productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit (productiviteit) en kwantiteit (omvang) van de productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Arbeid
De arbeidsproductiviteit wordt bepaald door een aantal factoren:
• De mate van scholing van de beroepsbevolking.
• De technische ontwikkeling, zoals mechanisering en automatisering.
• De efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie bij bedrijven en overheid.
• De arbeidsmentaliteit.

• Breedte-investeringen: investeringen in kapitaalgoederen waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft: er worden dezelfde kapitaalgoederen gekocht en de arbeidsproductiviteit blijft gelijk.
• Diepte-investeringen: investeringen in kwalitatief betere kapitaalgoederen waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt.
• In de tertiaire sector (commercieel) en quartaire sector (niet-commerciële) zijn de mogelijkheden voor arbeidsproductiviteitsstijging door technische vernieuwing beperkter.
• Bezettingsgraad: de verhouding tussen de productie en de productiecapaciteit.
• Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Er zijn vier soorten bestedingen:
• De consumptie van gezinnen
• De investeringen van bedrijven
• De overheidsbestedingen
• De bestedingen van het buitenland
• Bestedingseffect: investeringen zijn bestedingen van bedrijven en overheid.
• Vervangingsinvestering: wanneer een bedrijf een machine vervangt om zijn productiecapaciteit op peil te houden.
• Uitbreidingsinvestering: als een bedrijf besluit zijn hoeveelheid vaste kapitaalgoederen uit te breiden waardoor de productiecapaciteit stijgt.
• Voorraadinvestering: wanneer in een jaar de voorraad vlottende kapitaalgoederen toeneemt omdat de productie niet helemaal verkocht wordt.
• Bruto-investeringen: alle investeringen samen.
• Netto-investeringen: de uitbreidings- en de voorraadinvesteringen.
• Als we de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad willen meten moeten we op een bepaald moment de waarde van alle kapitaalgoederen bij elkaar optellen.

De overheidsconsumptie bestaat uit:
- De personele overheidsconsumptie
- De materiële overheidsconsumptie

• Personele overheidsconsumptie: ambtenarensalarissen.
• Materiële overheidsconsumptie: de lopende uitgaven die het overheidsapparaat draaiende houden, zoals: computerpapier, verwarming, meubilair, defensie-uitgaven.

Het verschil tussen export en import is wat het buitenland per saldo bij ons besteedt (export > import) of wat wij per saldo in het buitenland besteden (export < import).

De vier bestedingscategorieën: Consumptie, Investeringen, Overheidsbestedingen, Saldo van export en import.

• Gezinnen en bedrijven vormen samen de particuliere sector.
• De hoogte van het nationaal product en dus de hoogte van het nationaal inkomen (Y) wordt bepaald door de bestedingen van de vier sectoren: de consumptie (C), de investeringen (I), de overheidsbestedingen (O) en het saldo van export en import(E-M).

In symbolen: Y = C + I + O + E - M

• Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.
• Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.
• Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
• Het nationaal inkomen wordt door gezinnen gebruikt om te consumeren, te sparen en belasting te betalen. Dus Y = C + S + B.
• Het gesloten systeem van de kringloop: bestedingen -> leiden tot productie, productie -> verschaft inkomen, inkomen -> leidt weer tot bestedingen.

• Conjunctuurbeweging (conjunctuurgolf, conjunctuurcyclus): het patroon in het stijgen en dalen van de bestedingen en dus van het nationaal inkomen.
• Conjunctuur: het schommelen van de effectieve vraag ten opzichte van de productiecapaciteit.
• Recessie: afnemende groei van het nationaal inkomen beneden de trendmatige groei.
• Depressie (krimp): negatieve groei.

• Overbesteding: een situatie waarin de bestedingen zo hoog zijn dat de productiecapaciteit volledig bezet is. (aanhoudende hoogconjunctuur)
• Onderbesteding: de productiecapaciteit is onderbezet, en dus is er conjuncturele werkeloosheid. (aanhoudende laagconjunctuur)
• Als in een hoogconjunctuur de bestedingen stijgen -> zal het nationaal inkomen toenemen -> hierdoor zullen gezinnen meer consumeren -> waardoor de import zal toenemen, omdat een deel uit het buitenland afkomstig is.

Bij overbesteding moet de overheid de belasting verhogen, namelijk:
• Belastingen verhogen -> Nettoloon daalt -> Consumptie daalt -> Nationaal inkomen daalt -> Consumptie daalt -> etc. etc.

Bij onderbesteding moet de overheid de belasting verlagen, namelijk:
• Belastingen verlagen -> Nettoloon stijgt -> Consumptie stijgt -> Nationaal inkomen stijgt -> Consumptie stijgt -> etc. etc.
Of de eigen bestedingen (van de overheid) te verlagen.

• Multiplierwerking: Een stimulans van de bestedingen hebben bij dit beleid een soort sneeuwbaleffect of kettingreactie tot gevolg: door hogere bestedingen -> stijgt het nationaal inkomen -> hierdoor stijgt vervolgens de consumptie -> waardoor het nationaal inkomen verder stijgt -> en opnieuw de consumptie toeneemt.
• Multiplierwerking / multipliereffect: de kettingreactie waarbij de consumptie steeds verder toeneemt door de stijging van het nationaal inkomen.
• Anticyclisch begrotingsbeleid: bij onderbesteding stimuleert de overheid de bestedingen, bij overbesteding remt ze de bestedingen af. (het beleid gaat tegen de conjunctuurcyclus in)

• Bij loonmatiging versterkt de structuur, de productiecapiciteit van Nederland. Namelijk: Minder hoge lonen -> Minder nationaal inkomen -> Minder consumptie. En dat is dus beter voor de productiecapiciteit.
• Een toename van de investeringen van de particuliere sector en/of de overheid heeft een bestedings-en capaciteitseffect.

Er zijn echter grenzen aan de groei van de economie. Een van de grenzen of knelpuntfactoren is:
1) De ontwikkeling op de arbeidsmarkt. De werkloosheid daalt snel en het aantal vacatures neemt sterk af.
2) De infrastructuur, op veel autosnelwegen staan dagelijks lange files. Dit kost veel geld voor de bedrijven omdat de bedrijven toch elk uur dat de vrachtwagen in de file staat honderden euro's moet betalen aan loon- en afschrijvingskosten.
3) Het mileu, door strengere milieueisen kunnen geplande woningbouwprojecten en wegverbredingen voorlopig niet doorgaan.

Hoofdstuk 4
• De verdeling van de productiewaarde over de beloningen van de productiefactoren noemen we de categoriale inkomensverdeling. Die categorieën zijn:
Natuur -> pacht, Arbeid -> loon, Winst -> ondernemerschap, Kapitaal -> rente
• Tegenover elkaar staan hierbij: beloning voor arbeid en beloning voor kapitaal (bezit), namelijk des te hoger de beloning voor arbeid des te lager de beloning voor kapitaal, en oomgekeerd.
• De verdeling van het nationaal inkomen over personen en huishoudens heet de: personele inkomensverdeling.

Loonquote: een percentage van het nationaal inkomen.
• Loonquote = loon / (nationaal) inkomen x 100%
Op vergelijkbare wijze zijn winstquote, huurquote en rentequote te berekenen. Samen zijn deze quotes logischerwijs gelijk aan 100%.

• Toegerekend loon voor zelfstandigen (TLZ): het vaste loonbedrag dat het CBS heeft vastgesteld x het aantal zelfstandigen.
Als je het loon en het toegerekend loon zelfstandigen bij elkaar optelt krijg je het arbeidsinkomen.

• Arbeidsinkomensquote (AIQ) = loon + toegerekend loon zelfstandigen/ (nationaal) inkomen x 100%
• Overig-inkomensquote: de quoten van de overige inkomens samen (uitgezonderd arbeidsinkomensquote).
• Overig-inkomensquote (OIQ) = 100% - AIQ, De OIQ geeft aan welk deel van het inkomen beloning is voor kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Verschillende redenen waarom de inkomens tussen beroepen verschillen:
1)De vereiste vooropleiding en de ervaring die iemand nodig heeft, verschillen.
2)Is afhankelijk van de mate van inspanning en verantwoordelijkheid die een beroep met zich meebrengt.
3)De ruimte op de arbeidsmarkt, als op een bepaald deel van de markt de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, kunnen de lonen flink stijgen.
4)Behalve verschil in productiviteit, verantwoordelijkheid, ervaring, opleiding en ruimte op de arbeidsmarkt kunnen ook status en macht medebepalend zijn voor de hoogte van het inkomen.

Hoe hoog het inkomen uit vermogen is, hangt van twee zaken af: - De hoogte van het vermogen, - het rendement van de belegging.

• Op de horizontale as staat het cumulatieve (opgetelde) aantal mensen met een inkomen in procenten van het totale aantal mensen, te beginnen met de mensen met het laagste inkomen.
• Op de verticale as staat cumulatief hoeveel procent van het totale inkomen deze mensen verdienen.
• De Lorenzcurve is een afbeelding van de scheefheid (= ongelijkheid) van de personele inkomensverdeling. Dat is de verdeling van het inkomen over personen of huishoudens.
• Als in een land de inkomens precies gelijk verdeeld zijn (iedereen verdient dan evenveel) dan loopt de lorenzcurve over de 45 graden lijn.
• Hoe verder de curve van de 45-gradenlijn ligt, hoe scheverde inkomensverdeling is. We zeggen wel: hoe boller de buik hoe schever de inkomensverdeling. De Lorenzcurve geeft alleen informatie over de verdeling van het inkomen. Over de hoogte van het inkomen kun je niets zeggen.
Formule's/paar begrippen, van het boekje "Inkomen en Groei";

SPOILER
Toegevoegde waarde (2 manieren );

1. Loon + rente + pacht + winst (beloningen van primaire inkomen)
2. Omzet- inkoopkosten (+ energiekosten).

Nationaal product = de waarde van de productie van een heel land. (toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van overheid)

Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar opgeteld.

Nationaal inkomen = alle inkomenscategoriën bij elkaar op geteld ; loon + winst + huur + pacht + rente.

RIC (indexcijfer reël inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen) / PIC (prijsindexcijfer) x 100

Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van: (wegingsfactor x indecijfer)/ de som van: wegingsfactoren.

Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcijfer x 100

Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners

Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Y = C + I + O + E - M

oftewel; Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.

Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.

Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
Hele korte uitleg over BBP en nog iets;

SPOILER
Nationaal inkomen = het totaal van het in een land in één jaar verdiende inkomen (loon,interest,huur,pacht en winst).
Bruno binnenlands product = de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.
Uitleg over belasting (schijvenstelsel);

SPOILER
Inkomsten Collectieve Sector;

A. Heffing op inkomen uit arbeid (Box 1)
B. Heffing op inkomen uit vermogen (Box 3)
C. Indirecte belastingen
D. Sociale premies

Inkomen uit arbeid;

- Werknemer ontvangt: Brutoloon - sociale premies - loonbelasting = nettoloon.

- Werkgever betaalt: Brutoloon + sociale premies = loonkosten.

Wig = loonkosten - nettoloon.

Het bereken van de te betalen belasting op inkomen uit arbeid (box 1).

Stap 1. Bepaal je belastbare inkomen uit box 1.
Arbeidsinkomen - aftrekposten = Belastbaar inkomen box 1.
Voorbeeld aftrekposten; Hypotheekrenteaftrek/ziektekosten/alimentatie/pensioenssparen.

Stap 2. Bereken het belasting + premiebedrag in box 1.
Dus doe het belastbaarinkomen in het schijvenstelsel.

Stap 3. Haal de arbeidsheffingskorting af van het bedrag dat er uit komt als je het belastbare inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.
Elke inwoner in Nederland heeft recht op heffingskortingen (Algemene heffingskorting)
Daarnaast heeft iedereen die betaald werk verricht nog recht op arbeidsheffingskorting.

Het zijn dus 3 stappen;
1. Brutoloon-aftrekposten = Belastbaar inkomen.
2. Schijvenstelsel toepassen op belastbaar inkomen.
3. Heffingskortingen van het bedrag aftrekken wat er uit komt nadat je het belastbaar inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.

Het berekenen van de te betalen belasting op inkomen uit vermogen (box 3).

Naast belasting over inkomen uit arbeid dient er ook belasting te worden betaald over inkomen uit vermogen.

1. Hierbij krijgt men allereerst wederom een heffingskorting (bv 20.000 euro)
Dat betekent dat iemand over zijn eerste 20.000 euro geen belasting hoeft te betalen.

2. Hierna gaat men uit van een rendement van 4% waarover 30% belasting dient te worden betaald.
Oftwel 0,3 x 0,004 x 100% = 1,2 % van het vermogen.

Dus je betaalt 1,2 % over het vermogen na aftrek van de heffingskorting.
Uitleg over betalingsbalans;

SPOILER
Betalingsbalans:

1. Goederenrekening;
In; Ontvangsten wegens export van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.
Uit; Uitgaven wegens import van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.

2. Dienstenrekening:
In; Ontvangsten wegens export van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.
Uit; Uitgaven wegens import van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.

3. Inkomensrekening:
In; Ontvangen rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen van het buitenland, ontvangsten van de EU. (+ ontvangen ontwikkelingshulp).
Uit; Betaalde rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen aan het buitenland, betalingen aan de EU. (+ gegeven ontwikkelingshulp.

4. Kapitaalrekening:
In; Leningen van het buitenland, investeringen van het buitenland in Nederland. ( = kapitaalimport) Aflossing van verleende kredieten.
Uit; Leningen aan het buitenland, investeringen van Nederland in het Buitenland. ( = kapitaalexport) aflossing van ontvangen kredieten.

5. Salderingsrekening: (Goud- en deviezenrekening)

Afname reserves; Afname van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.
Toename reserves; Toename van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.

Materieel saldo = het saldo van de lopende rekening + het saldo van de kapitaalrekening.

Betalingsbalans bestaat uit; Lopende rekening en Kapitaalrekening.

Lopende rekening = Goederen-, diensten- en inkomensrekening.
Gevolgen "daling wisselkoers";

SPOILER
Daling wisselkoers;

> Producten uit dat land worden goedkoper voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden duurder voor mensen uit dit land. Oftwel betere concurrentiepositie!

> Hierdoor zal er meer worden geëxporteerd en minder worden geïmporteerd -> Stijging lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden duurder, dus gemiddelde prijzen hoger -> hogere inflatie.
Gevolgen, "stijging wisselkoers";

SPOILER
Stijging wisselkoers;

> Producten uit dat land worden duurder voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden goedkoper voor mensen uit dit land. Oftewel slechtere concurrentiepositie.

> Hierdoor zal er minder geëxporteerd en meer worden geïmporteerd -> Daling lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden goedkoper, dus gemiddelde prijzen lager -> lagere inflatie.
Gevolgen, "hogere inflatie";

SPOILER
Inflatie;

Hogere inflatie -> Hogere prijzen.

Hogere prijzen -> Slechtere concurrentiepositie

Slechtere concurrentiepositie -> Meer import, Minder export -> Tekort lopende rekening

Tekort lopende rekening -> Stijging wisselkoers.
Gevolgen, "rente-veranderingen";

SPOILER
Stijging rente;

- Mensen/bedrijven willen meer geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten kopen.
- Dus meer vraag naar die munt -> Stijging wisselkoers.
- Daarnast: Zal minder worden geleend -> Meer uitgegeven -> Lagere inflatie & Daling economische groei en werkgelegenheid.

Daling rente;

- Mensen/bedrijven willen minder geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten verkopen.
- Dus meer aanbod van die munt -> Daling wisselkoers.
- Daarnast: Zal meer worden geleend -> Meer uitgegeven -> Stijging inflatie & Stijging economische groei/werkgelegenheid.
Gevolgen, "overschot of tekort op lopende rekening";

SPOILER
Tekort lopende rekening:

Er wordt meer geïmporteerd dan geëxporteerd:

Import -> aanbod van munt
Export -> vraag naar munt

Dus meer aanbod van munt dan vraag van munt -> Daling wisselkoers.

Overschot lopende rekening:

Er wordt meer geëxporteerd van geïmporteerd:

Import -> aanbod van munt
Export -> vraag naar munt

Dus meer vraag naar munt dan aanbod van munt -> Stijging wisselkoers.
Poehpoeh, het is echt veel haha.

Maar hopelijk hebben jullie er wat aan :), bij mij past het er iig allemaal makkelijk op, aangezien je van die teken-programmatjes enzo op je rekenmachine er gewoon af kan flikkeren.

Het paste niet allemaal in één post, vandaar 2 berichten.

[ Bericht 0% gewijzigd door Cassenzo op 26-05-2011 14:13:49 ]
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 13:35
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:30 schreef Cassenzo het volgende:
Samengevat, het boekje "Inkomen en groei";

SPOILER
Hoofdstuk 1
• Microniveau: productie van één bedrijf of het inkomen van één huishouden.
• Macroniveau: op het niveau van de productie en inkomen van het hele land.
• Arbeidsverdeling: specialisatie in een bepaald onderdeel van de productie.
• Directe ruil / ruil in natura: ruil van goederen tegen goederen.
• Indirecte ruil: handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel.
• Primaire inkomen: het inkomen dat je verdient door mee te werken bij het produceren (in het productieproces).

Er bestaan verschillende vormen van primair inkomen:
- Loon (salaris) : loon krijg je in ruil voor het leveren van arbeid.
- Rente (intrest) : de beloning voor het ter beschikking stellen van kapitaal. Je ontvangt bijv. rente als je een deel van je inkomen spaart en op een spaarrekening zet.
- Huur: vergoeding voor kapitaal.
- Pacht: pacht ontvang je wanneer je een stuk natuur ter beschikking stelt van producenten.
- Winst: de beloning voor ondernemerschap (alle handelingen die te maken hebben met het opzetten en runnen van een bedrijf) of ondernemersactiviteit.

• Netto- inkomen: het inkomen dat je overhoudt na betaling van belastingen en premies.
• Overdrachtsinkomens: uitkeringen (sociale uitkeringen), zoals die voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en bijstand.
• Looninkomen: winst en inkomen uit vermogen (huur, pacht, rente).

• Productiewaarde (toegevoegde waarde) : de waarde die wordt toegevoegd aan grondstoffen en hulpstoffen en ingekochte diensten.

Het toevoegen van waarde leidt tot:
• Het ontstaan van productiewaarde
• Het ontstaan van inkomens

Toegevoegde waarde kan je op 2 manieren bereken:
1) Beloningen van primaire inkomen bij elkaar opgetelde (loon, rente, pacht, winst).
2) Omzet - Inkoopkosten (+energiekosten)

• Balans: momentopname van bezittingen van een bedrijf en de vermogensbronnen waarmee de bezittingen zijn betaald.
• Vlottende kapitaalgoederen of vlottende activa: voorraden, vorderingen op afnemers(debiteuren).
• Kort vreemd vermogen: het geleende geld dat binnen een jaar moet worden terugbetaald, crediteuren(schuldeisers).

• Zijn de opbrengsten > de kosten -> saldo is dan positief -> winst gemaakt.
• Om de totaaltellingen gelijk te maken zetten we een winstsaldo aan de kostenkant (links).
• Omgekeerd komt een eventueel verliessaldo aan de kant van de opbrengsten te staan (rechts).

• Nationaal product: de waarde van de productie van een heel land.
• Bedrijfskolom: alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen, van oerproduct tot eindproduct.
• Bedrijfstak: de geledingen in de bedrijfskolom die bestaan uit bedrijven die dezelfde soort productieactiviteit verrichten.
• Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar optellen.
• Productie van een heel land (nationaal product) = toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van de overheid.
• Nationaal inkomen: de primaire inkomens van alle gezinnen in een land in een jaar bij elkaar opgeteld.
• Nationaal inkomen = alle inkomenscategorieën bij elkaar op tellen: loon + winst + huur + pacht + rente.
• Als de waarde van de productie gelijk is aan de waarde van het inkomen, is het nationaal product ook gelijk aan het nationaal inkomen.

Hoofdstuk 2
• Nominaal inkomen: het inkomen gemeten in geld.
• Reëel inkomen: het inkomen gemeten in goederen.
• Alle indexcijfers in het basisjaar zijn 100.
• RIC (indexcijfer reëel inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen)/ PIC (prijsindexcijfer) x 100
• De CPI: geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen, en is daarmee een maatstaf voor inflatie.

• Het CBS verzamelt door middel van een budgetonderzoek gegevens over het uitgavenpatroon van gezinnen.
• Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van:(wegingsfactor x indexcijfer)/ De som van: wegingsfactoren.

Inflatie leidt tot:
- Daling van het reële inkomen.
- Verandering van de reële waarde van het geld.

• Geldontwaarding: een daling van de koopkracht van het geld.
• Nominale en reële rente: nominaal is dan het percentage, en reële rente is de nominale rente ▫gecorrigeerd voor inflatie▫.
• Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcfijer x 100

• Productiecapaciteit: de hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken, geeft aan hoe hoog het nationaal inkomen maximaal kan zijn.
• Overbesteding: de productiecapaciteit is bijna of helemaal bezet, wanneer de bestedingen zo hoog zijn dat de producenten de vraag niet of nauwelijks meer kunnen bijhouden, overspannen arbeidsmarkt.
• Bestedingsinflatie: wanneer de productiecapaciteit niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen, en daardoor de prijzen gaan stijgen. Dus als er meer vraag dan aanbod is stijgen de prijzen.
• Overspannen arbeidsmarkt: er is een tekort aan personeel en daardoor hebben de lonen neiging te stijgen.
• Onderbesteding: de bestedingen zijn dan zo laag dat de productiecapaciteit bij lange na niet bezet is.
• Dalende inflatie / deflatie: een daling van het algemeen prijspeil.
• Kosteninflatie: hogere productiekosten doorberekenen in de prijzen.
• Loonkosteninflatie: wanneer hogere lonen de oorzaak zijn van de inflatie.
• Loon-prijsspiraal: opeenvolging van hogere lonen en hogere prijzen.
• Geïmporteerde kosteninflatie: wanneer inflatie het gevolg is van hogere prijzen van geïmporteerde producten.
• Winstinflatie: dan verhogen de producenten hun prijzen om de winstmarge te laten stijgen.

Nadelen van inflatie:
• Inflatie heeft gevolg dat het geld reëel minder waard wordt: met evenveel geld kun je minder kopen (geldontwaarding).
• Inflatie beïnvloedt het leen- en spaargedrag. Lenen van geld wordt gestimuleerd, sparen wordt afgeremd. Sparen wordt door inflatie ontmoedigd. Om spaarders te blijven lokken en het lenen niet al te aantrekkelijk te maken -> verhogen banken bij inflatie de rente. ▫Inflatie duwt de rente omhoog▫.
• Wanneer de Nederlandse inflatie hoger is dan in het buitenland -> verslechtert de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven -> hierdoor kan de export en dus de productie dalen -> dat betekent een daling van de werkgelegenheid.
• Bij hyperinflatie neemt het vertrouwen in geld af.

Door de rentestand te verhogen -> wordt het spaar- en leengedrag van gezinnen en bedrijven zodanig beïnvloed dat stijging van het algemeen prijspeil zo veel mogelijk wordt vermeden.

Hoofdstuk 3
• Het bruto binnenlands product is ongeveer hetzelfde als het nationaal inkomen.
• Welvaart: de mate waarin mensen of een heel land in hun behoeften kunnen voorzien.
• Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners.

Nadelen van het nationaal inkomen (per hoofd):
- Het nationaal inkomen zegt niets over de verdeling van het inkomen.
- Bij het berekenen van het nationaal inkomen worden zaken niet meegeteld die de welvaart wel verhogen.

Vrijwilligerswerk: dat wordt niet geregistreerd en dus niet meegeteld.
Zwartwerk: levert welvaart op, maar het inkomen hieruit wordt niet meegeteld bij de meting van het nationaal inkomen.
Informele circuit: hierbij gaat het om de productie van goederen en diensten die niet geregistreerd wordt (bij vrijwilligerswerk en zwartwerk).
Formele circuit: de geregistreerde productie vindt hier plaats.
Grijze circuit: dat wordt niet geregistreerd, maar is wel legaal.
Zwarte circuit: illegale productie: belastingen en premies worden ontdoken.

Duurzame ontwikkeling: een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten. Bij de meting van welvaart zou je bij iedere vorm van productie en inkomensverwerving moeten bekijken of het past bij duurzame ontwikkeling.
Je zou tot meting van welvaart kunnen komen die rekening houdt met duurzame ontwikkeling.

Het nationaal inkomen wordt bepaald door twee factoren:
• De productiecapaciteit
• De bestedingen

- Als de productiecapaciteit volledig wordt benut -> wordt er in verhouding veel geproduceerd en is het nationaal inkomen relatief hoog.
Bij een lage bezetting van de productiecapaciteit is het nationaal inkomen relatief laag.
- De omvang van de productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit (productiviteit) en kwantiteit (omvang) van de productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Arbeid
De arbeidsproductiviteit wordt bepaald door een aantal factoren:
• De mate van scholing van de beroepsbevolking.
• De technische ontwikkeling, zoals mechanisering en automatisering.
• De efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie bij bedrijven en overheid.
• De arbeidsmentaliteit.

• Breedte-investeringen: investeringen in kapitaalgoederen waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft: er worden dezelfde kapitaalgoederen gekocht en de arbeidsproductiviteit blijft gelijk.
• Diepte-investeringen: investeringen in kwalitatief betere kapitaalgoederen waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt.
• In de tertiaire sector (commercieel) en quartaire sector (niet-commerciële) zijn de mogelijkheden voor arbeidsproductiviteitsstijging door technische vernieuwing beperkter.
• Bezettingsgraad: de verhouding tussen de productie en de productiecapaciteit.
• Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Er zijn vier soorten bestedingen:
• De consumptie van gezinnen
• De investeringen van bedrijven
• De overheidsbestedingen
• De bestedingen van het buitenland
• Bestedingseffect: investeringen zijn bestedingen van bedrijven en overheid.
• Vervangingsinvestering: wanneer een bedrijf een machine vervangt om zijn productiecapaciteit op peil te houden.
• Uitbreidingsinvestering: als een bedrijf besluit zijn hoeveelheid vaste kapitaalgoederen uit te breiden waardoor de productiecapaciteit stijgt.
• Voorraadinvestering: wanneer in een jaar de voorraad vlottende kapitaalgoederen toeneemt omdat de productie niet helemaal verkocht wordt.
• Bruto-investeringen: alle investeringen samen.
• Netto-investeringen: de uitbreidings- en de voorraadinvesteringen.
• Als we de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad willen meten moeten we op een bepaald moment de waarde van alle kapitaalgoederen bij elkaar optellen.

De overheidsconsumptie bestaat uit:
- De personele overheidsconsumptie
- De materiële overheidsconsumptie

• Personele overheidsconsumptie: ambtenarensalarissen.
• Materiële overheidsconsumptie: de lopende uitgaven die het overheidsapparaat draaiende houden, zoals: computerpapier, verwarming, meubilair, defensie-uitgaven.

Het verschil tussen export en import is wat het buitenland per saldo bij ons besteedt (export > import) of wat wij per saldo in het buitenland besteden (export < import).

De vier bestedingscategorieën: Consumptie, Investeringen, Overheidsbestedingen, Saldo van export en import.

• Gezinnen en bedrijven vormen samen de particuliere sector.
• De hoogte van het nationaal product en dus de hoogte van het nationaal inkomen (Y) wordt bepaald door de bestedingen van de vier sectoren: de consumptie (C), de investeringen (I), de overheidsbestedingen (O) en het saldo van export en import(E-M).

In symbolen: Y = C + I + O + E - M

• Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.
• Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.
• Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
• Het nationaal inkomen wordt door gezinnen gebruikt om te consumeren, te sparen en belasting te betalen. Dus Y = C + S + B.
• Het gesloten systeem van de kringloop: bestedingen -> leiden tot productie, productie -> verschaft inkomen, inkomen -> leidt weer tot bestedingen.

• Conjunctuurbeweging (conjunctuurgolf, conjunctuurcyclus): het patroon in het stijgen en dalen van de bestedingen en dus van het nationaal inkomen.
• Conjunctuur: het schommelen van de effectieve vraag ten opzichte van de productiecapaciteit.
• Recessie: afnemende groei van het nationaal inkomen beneden de trendmatige groei.
• Depressie (krimp): negatieve groei.

• Overbesteding: een situatie waarin de bestedingen zo hoog zijn dat de productiecapaciteit volledig bezet is. (aanhoudende hoogconjunctuur)
• Onderbesteding: de productiecapaciteit is onderbezet, en dus is er conjuncturele werkeloosheid. (aanhoudende laagconjunctuur)
• Als in een hoogconjunctuur de bestedingen stijgen -> zal het nationaal inkomen toenemen -> hierdoor zullen gezinnen meer consumeren -> waardoor de import zal toenemen, omdat een deel uit het buitenland afkomstig is.

Bij overbesteding moet de overheid de belasting verhogen, namelijk:
• Belastingen verhogen -> Nettoloon daalt -> Consumptie daalt -> Nationaal inkomen daalt -> Consumptie daalt -> etc. etc.

Bij onderbesteding moet de overheid de belasting verlagen, namelijk:
• Belastingen verlagen -> Nettoloon stijgt -> Consumptie stijgt -> Nationaal inkomen stijgt -> Consumptie stijgt -> etc. etc.
Of de eigen bestedingen (van de overheid) te verlagen.

• Multiplierwerking: Een stimulans van de bestedingen hebben bij dit beleid een soort sneeuwbaleffect of kettingreactie tot gevolg: door hogere bestedingen -> stijgt het nationaal inkomen -> hierdoor stijgt vervolgens de consumptie -> waardoor het nationaal inkomen verder stijgt -> en opnieuw de consumptie toeneemt.
• Multiplierwerking / multipliereffect: de kettingreactie waarbij de consumptie steeds verder toeneemt door de stijging van het nationaal inkomen.
• Anticyclisch begrotingsbeleid: bij onderbesteding stimuleert de overheid de bestedingen, bij overbesteding remt ze de bestedingen af. (het beleid gaat tegen de conjunctuurcyclus in)

• Bij loonmatiging versterkt de structuur, de productiecapiciteit van Nederland. Namelijk: Minder hoge lonen -> Minder nationaal inkomen -> Minder consumptie. En dat is dus beter voor de productiecapiciteit.
• Een toename van de investeringen van de particuliere sector en/of de overheid heeft een bestedings-en capaciteitseffect.

Er zijn echter grenzen aan de groei van de economie. Een van de grenzen of knelpuntfactoren is:
1) De ontwikkeling op de arbeidsmarkt. De werkloosheid daalt snel en het aantal vacatures neemt sterk af.
2) De infrastructuur, op veel autosnelwegen staan dagelijks lange files. Dit kost veel geld voor de bedrijven omdat de bedrijven toch elk uur dat de vrachtwagen in de file staat honderden euro's moet betalen aan loon- en afschrijvingskosten.
3) Het mileu, door strengere milieueisen kunnen geplande woningbouwprojecten en wegverbredingen voorlopig niet doorgaan.

Hoofdstuk 4
• De verdeling van de productiewaarde over de beloningen van de productiefactoren noemen we de categoriale inkomensverdeling. Die categorieën zijn:
Natuur -> pacht, Arbeid -> loon, Winst -> ondernemerschap, Kapitaal -> rente
• Tegenover elkaar staan hierbij: beloning voor arbeid en beloning voor kapitaal (bezit), namelijk des te hoger de beloning voor arbeid des te lager de beloning voor kapitaal, en oomgekeerd.
• De verdeling van het nationaal inkomen over personen en huishoudens heet de: personele inkomensverdeling.

Loonquote: een percentage van het nationaal inkomen.
• Loonquote = loon / (nationaal) inkomen x 100%
Op vergelijkbare wijze zijn winstquote, huurquote en rentequote te berekenen. Samen zijn deze quotes logischerwijs gelijk aan 100%.

• Toegerekend loon voor zelfstandigen (TLZ): het vaste loonbedrag dat het CBS heeft vastgesteld x het aantal zelfstandigen.
Als je het loon en het toegerekend loon zelfstandigen bij elkaar optelt krijg je het arbeidsinkomen.

• Arbeidsinkomensquote (AIQ) = loon + toegerekend loon zelfstandigen/ (nationaal) inkomen x 100%
• Overig-inkomensquote: de quoten van de overige inkomens samen (uitgezonderd arbeidsinkomensquote).
• Overig-inkomensquote (OIQ) = 100% - AIQ, De OIQ geeft aan welk deel van het inkomen beloning is voor kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Verschillende redenen waarom de inkomens tussen beroepen verschillen:
1)De vereiste vooropleiding en de ervaring die iemand nodig heeft, verschillen.
2)Is afhankelijk van de mate van inspanning en verantwoordelijkheid die een beroep met zich meebrengt.
3)De ruimte op de arbeidsmarkt, als op een bepaald deel van de markt de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, kunnen de lonen flink stijgen.
4)Behalve verschil in productiviteit, verantwoordelijkheid, ervaring, opleiding en ruimte op de arbeidsmarkt kunnen ook status en macht medebepalend zijn voor de hoogte van het inkomen.

Hoe hoog het inkomen uit vermogen is, hangt van twee zaken af: - De hoogte van het vermogen, - het rendement van de belegging.

• Op de horizontale as staat het cumulatieve (opgetelde) aantal mensen met een inkomen in procenten van het totale aantal mensen, te beginnen met de mensen met het laagste inkomen.
• Op de verticale as staat cumulatief hoeveel procent van het totale inkomen deze mensen verdienen.
• De Lorenzcurve is een afbeelding van de scheefheid (= ongelijkheid) van de personele inkomensverdeling. Dat is de verdeling van het inkomen over personen of huishoudens.
• Als in een land de inkomens precies gelijk verdeeld zijn (iedereen verdient dan evenveel) dan loopt de lorenzcurve over de 45 graden lijn.
• Hoe verder de curve van de 45-gradenlijn ligt, hoe scheverde inkomensverdeling is. We zeggen wel: hoe boller de buik hoe schever de inkomensverdeling. De Lorenzcurve geeft alleen informatie over de verdeling van het inkomen. Over de hoogte van het inkomen kun je niets zeggen.
Formule's/paar begrippen, van het boekje "Inkomen en Groei";

SPOILER
Toegevoegde waarde (2 manieren );

1. Loon + rente + pacht + winst (beloningen van primaire inkomen)
2. Omzet- inkoopkosten (+ energiekosten).

Nationaal product = de waarde van de productie van een heel land. (toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van overheid)

Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar opgeteld.

Nationaal inkomen = alle inkomenscategoriën bij elkaar op geteld ; loon + winst + huur + pacht + rente.

RIC (indexcijfer reël inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen) / PIC (prijsindexcijfer) x 100

Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van: (wegingsfactor x indecijfer)/ de som van: wegingsfactoren.

Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcijfer x 100

Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners

Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Y = C + I + O + E - M

oftewel; Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.

Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.

Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
Hele korte uitleg over BBP en nog iets;

SPOILER
Nationaal inkomen = het totaal van het in een land in één jaar verdiende inkomen (loon,interest,huur,pacht en winst).
Bruno binnenlands product = de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.
Uitleg over belasting (schijvenstelsel);

SPOILER
Inkomsten Collectieve Sector;

A. Heffing op inkomen uit arbeid (Box 1)
B. Heffing op inkomen uit vermogen (Box 3)
C. Indirecte belastingen
D. Sociale premies

Inkomen uit arbeid;

- Werknemer ontvangt: Brutoloon - sociale premies - loonbelasting = nettoloon.

- Werkgever betaalt: Brutoloon + sociale premies = loonkosten.

Wig = loonkosten - nettoloon.

Het bereken van de te betalen belasting op inkomen uit arbeid (box 1).

Stap 1. Bepaal je belastbare inkomen uit box 1.
Arbeidsinkomen - aftrekposten = Belastbaar inkomen box 1.
Voorbeeld aftrekposten; Hypotheekrenteaftrek/ziektekosten/alimentatie/pensioenssparen.

Stap 2. Bereken het belasting + premiebedrag in box 1.
Dus doe het belastbaarinkomen in het schijvenstelsel.

Stap 3. Haal de arbeidsheffingskorting af van het bedrag dat er uit komt als je het belastbare inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.
Elke inwoner in Nederland heeft recht op heffingskortingen (Algemene heffingskorting)
Daarnaast heeft iedereen die betaald werk verricht nog recht op arbeidsheffingskorting.

Het zijn dus 3 stappen;
1. Brutoloon-aftrekposten = Belastbaar inkomen.
2. Schijvenstelsel toepassen op belastbaar inkomen.
3. Heffingskortingen van het bedrag aftrekken wat er uit komt nadat je het belastbaar inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.

Het berekenen van de te betalen belasting op inkomen uit vermogen (box 3).

Naast belasting over inkomen uit arbeid dient er ook belasting te worden betaald over inkomen uit vermogen.

1. Hierbij krijgt men allereerst wederom een heffingskorting (bv 20.000 euro)
Dat betekent dat iemand over zijn eerste 20.000 euro geen belasting hoeft te betalen.

2. Hierna gaat men uit van een rendement van 4% waarover 30% belasting dient te worden betaald.
Oftwel 0,3 x 0,004 x 100% = 1,2 % van het vermogen.

Dus je betaalt 1,2 % over het vermogen na aftrek van de heffingskorting.
Uitleg over betalingsbalans;

SPOILER
Betalingsbalans:

1. Goederenrekening;
In; Ontvangsten wegens export van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.
Uit; Uitgaven wegens import van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.

2. Dienstenrekening:
In; Ontvangsten wegens export van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.
Uit; Uitgaven wegens import van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.

3. Inkomensrekening:
In; Ontvangen rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen van het buitenland, ontvangsten van de EU. (+ ontvangen ontwikkelingshulp).
Uit; Betaalde rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen aan het buitenland, betalingen aan de EU. (+ gegeven ontwikkelingshulp.

4. Kapitaalrekening:
In; Leningen van het buitenland, investeringen van het buitenland in Nederland. ( = kapitaalimport) Aflossing van verleende kredieten.
Uit; Leningen aan het buitenland, investeringen van Nederland in het Buitenland. ( = kapitaalexport) aflossing van ontvangen kredieten.

5. Salderingsrekening: (Goud- en deviezenrekening)

Afname reserves; Afname van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.
Toename reserves; Toename van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.

Materieel saldo = het saldo van de lopende rekening + het saldo van de kapitaalrekening.

Betalingsbalans bestaat uit; Lopende rekening en Kapitaalrekening.

Lopende rekening = Goederen-, diensten- en inkomensrekening.
Gevolgen "daling wisselkoers";

SPOILER
Daling wisselkoers;

> Producten uit dat land worden goedkoper voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden duurder voor mensen uit dit land. Oftwel betere concurrentiepositie!

> Hierdoor zal er meer worden geëxporteerd en minder worden geïmporteerd -> Stijging lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden duurder, dus gemiddelde prijzen hoger -> hogere inflatie.
Gevolgen, "stijging wisselkoers";

SPOILER
Stijging wisselkoers;

> Producten uit dat land worden duurder voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden goedkoper voor mensen uit dit land. Oftewel slechtere concurrentiepositie.

> Hierdoor zal er minder geëxporteerd en meer worden geïmporteerd -> Daling lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden goedkoper, dus gemiddelde prijzen lager -> lagere inflatie.
Gevolgen, "hogere inflatie";

SPOILER
Inflatie;

Hogere inflatie -> Hogere prijzen.

Hogere prijzen -> Slechtere concurrentiepositie

Slechtere concurrentiepositie -> Meer import, Minder export -> Tekort lopende rekening

Tekort lopende rekening -> Stijging wisselkoers.
Gevolgen, "rente-veranderingen";

SPOILER
Stijging rente;

- Mensen/bedrijven willen meer geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten kopen.
- Dus meer vraag naar die munt -> Stijging wisselkoers.
- Daarnast: Zal minder worden geleend -> Meer uitgegeven -> Lagere inflatie & Daling economische groei en werkgelegenheid.

Daling rente;

- Mensen/bedrijven willen minder geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten verkopen.
- Dus meer aanbod van die munt -> Daling wisselkoers.
- Daarnast: Zal meer worden geleend -> Meer uitgegeven -> Stijging inflatie & Stijging economische groei/werkgelegenheid.
Gevolgen, "overschot of tekort op lopende rekening";

SPOILER
Stijging rente;

- Mensen/bedrijven willen meer geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten kopen.
- Dus meer vraag naar die munt -> Stijging wisselkoers.
- Daarnast: Zal minder worden geleend -> Meer uitgegeven -> Lagere inflatie & Daling economische groei en werkgelegenheid.

Daling rente;

- Mensen/bedrijven willen minder geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten verkopen.
- Dus meer aanbod van die munt -> Daling wisselkoers.
- Daarnast: Zal meer worden geleend -> Meer uitgegeven -> Stijging inflatie & Stijging economische groei/werkgelegenheid.
Poehpoeh, het is echt veel haha.

Maar hopelijk hebben jullie er wat aan :), bij mij past het er iig allemaal makkelijk op, aangezien je van die teken-programmatjes enzo op je rekenmachine er gewoon af kan flikkeren.

Het paste niet allemaal in één post, vandaar 2 berichten.
Die rente-verandering, kan de rente van een land in zijn geheel dalen? Wat bedoelen ze met de rente van een land? Rente is bij elke bank toch anders? Dat stukje snap ik dus niet :P
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 13:36
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:35 schreef Moffol het volgende:

[..]

Die rente-verandering, kan de rente van een land in zijn geheel dalen? Wat bedoelen ze met de rente van een land? Rente is bij elke bank toch anders? Dat stukje snap ik dus niet :P
hoe verwacht je dat dit in mijn rekenmachine past
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:38
quote:
15s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:36 schreef likmewearip het volgende:

[..]

hoe verwacht je dat dit in mijn rekenmachine past
Past makkelijk, heb nog; 164226 archive geheugen vrij.

Je moet gewoon al die nutteloze programmatjes wegflikkeren, van die programmatjes waarmee je teken-dingen kan doen, en waarmee je spelletjes kan doen enzo.
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:40
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:35 schreef Moffol het volgende:

[..]

Die rente-verandering, kan de rente van een land in zijn geheel dalen? Wat bedoelen ze met de rente van een land? Rente is bij elke bank toch anders? Dat stukje snap ik dus niet :P
Hmm goeie vraag, ik denk gewoon de rente per bank? Zou het eerlijk gezegd niet weten.
ibo0546donderdag 26 mei 2011 @ 13:41
ik wil niet gaan naaien
maar je mag toch geen gr gebruiken :')
Masterboydonderdag 26 mei 2011 @ 13:41
Bij Economie vindt ik altijd die brief erg lastig om te maken en voor die brief krijg je meestal wel 6 punten ervoor :(
Masterboydonderdag 26 mei 2011 @ 13:42
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:41 schreef ibo0546 het volgende:
ik wil niet gaan naaien
maar je mag toch geen gr gebruiken :')
Tuurlijk wel :')
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:43
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:41 schreef ibo0546 het volgende:
ik wil niet gaan naaien
maar je mag toch geen gr gebruiken :')
Mag zeker wel ;D ook voor m&o/wiskunde dus ook voor eco.

Volgens mij vanaf volgend jaar niet meer toch? Dan wordt het iig strenger, dan wordt van tevoren je rekenmachine helemaal leeggehaald ofzo? dacht ik
IvarHAVOdonderdag 26 mei 2011 @ 13:49
Ik ben al geslaagd, dus ga ik morgen economie zonder me GR, maar met een oude simpele casio rekenmachine maken. :')
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 13:54
Hoe heten jullie boekjes dan, haha. Van mij zijn van ''Index''...
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 13:54
Van "LWEO"
Joosterddonderdag 26 mei 2011 @ 13:56
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:41 schreef ibo0546 het volgende:
ik wil niet gaan naaien
maar je mag toch geen gr gebruiken :')
:') :')
Natuurlijk wel ze willen ons toch laten slagen ohnie. w/
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 14:07
Wtf man wij hebben hele andere stof dan jullie.
Wij hebben gewoon lekker 2 van die boeken weet niet meer hoe ze heten.
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 14:10
cassenzo, de laatste 2 zijn hetzelfde, van de lopende rekening en de rente veranderingen!

maar toch bedankt
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 14:11
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:07 schreef TakAFCA het volgende:
Wtf man wij hebben hele andere stof dan jullie.
Wij hebben gewoon lekker 2 van die boeken weet niet meer hoe ze heten.
Haha inderdaad, ik heb wéér andere dan de meeste hier.
Denk van verschillende methodes, maar de stof is wel gewoon hetzelfde.... :)
Mallerddonderdag 26 mei 2011 @ 14:12
Cassenzo, held.
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 14:13
Kan iemand een voorbeeld geven van de WIG?
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 14:14
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:10 schreef likmewearip het volgende:
cassenzo, de laatste 2 zijn hetzelfde, van de lopende rekening en de rente veranderingen!

maar toch bedankt
Fixed!
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 14:18
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:11 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

Haha inderdaad, ik heb wéér andere dan de meeste hier.
Denk van verschillende methodes, maar de stof is wel gewoon hetzelfde.... :)
Dus ik kan het gewoon gebruiken?
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 14:18
Voor de mensen die alle begrippen willen opzoeken
http://www.lweo.nl/45havo.html

Klik op het boekje welk je wilt weten dan hoofdstuk dan recht begrippenlijst
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 14:24
http://www.percent.nl/onl(...)lopedie/pc_Index.asp
Deze kan ook xD
Panda1000donderdag 26 mei 2011 @ 14:24
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:18 schreef TakAFCA het volgende:

[..]

Dus ik kan het gewoon gebruiken?
Jep! Gewoon te gebruiken! Nu alles in me rekenmachine en goed ordenen!
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 14:26
Iemand voorbeeldje/sommetje WIG?
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 14:26
Ik weet alleen niet wat ik moet verwachten net als wiskunde en die bleek simpel te zijn:) dus denk er nu ff te makkelijk over denk ik sta wel een 7,2 voor economie dus 5,8 halen en ik heb nog een 7:)
Baronpilsenerdonderdag 26 mei 2011 @ 14:27
Door de kloteplanning van alle CE's kan ik nu pas beginnen aan het leren van m'n eco... Ik moet een 4.5 halen voor een voldoende, dus moet te doen zijn... Maar mooi dat ik niet al die kutboeken nu nog ga lezen :') Tips? Sws bedankt voor alle info hierboven, m'n GRM is jullie dankbaar.
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 14:28
De TS had een spoilert geplaats met alle formules mist daar nog iets of niet ?
IvarHAVOdonderdag 26 mei 2011 @ 14:33
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:26 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Iemand voorbeeldje/sommetje WIG?
Nettoloon=21500=56%
Soc prem wg = 21%
loon belast = 19%
soc prem wn = 4%

Wat is de wig? ;)
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 14:34
quote:
14s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:24 schreef Panda1000 het volgende:

[..]

Jep! Gewoon te gebruiken! Nu alles in me rekenmachine en goed ordenen!
Ik ga gewoon in mijn rekenmachine zoeken veel koeler.
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 14:37
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:33 schreef IvarHAVO het volgende:

[..]

Nettoloon=21500=56%
Soc prem wg = 21%
loon belast = 19%
soc prem wn = 4%

Wat is de wig? ;)
ik heb geen flauw idee
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 14:38
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 13:30 schreef Cassenzo het volgende:
Samengevat, het boekje "Inkomen en groei";

SPOILER
Hoofdstuk 1
• Microniveau: productie van één bedrijf of het inkomen van één huishouden.
• Macroniveau: op het niveau van de productie en inkomen van het hele land.
• Arbeidsverdeling: specialisatie in een bepaald onderdeel van de productie.
• Directe ruil / ruil in natura: ruil van goederen tegen goederen.
• Indirecte ruil: handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel.
• Primaire inkomen: het inkomen dat je verdient door mee te werken bij het produceren (in het productieproces).

Er bestaan verschillende vormen van primair inkomen:
- Loon (salaris) : loon krijg je in ruil voor het leveren van arbeid.
- Rente (intrest) : de beloning voor het ter beschikking stellen van kapitaal. Je ontvangt bijv. rente als je een deel van je inkomen spaart en op een spaarrekening zet.
- Huur: vergoeding voor kapitaal.
- Pacht: pacht ontvang je wanneer je een stuk natuur ter beschikking stelt van producenten.
- Winst: de beloning voor ondernemerschap (alle handelingen die te maken hebben met het opzetten en runnen van een bedrijf) of ondernemersactiviteit.

• Netto- inkomen: het inkomen dat je overhoudt na betaling van belastingen en premies.
• Overdrachtsinkomens: uitkeringen (sociale uitkeringen), zoals die voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en bijstand.
• Looninkomen: winst en inkomen uit vermogen (huur, pacht, rente).

• Productiewaarde (toegevoegde waarde) : de waarde die wordt toegevoegd aan grondstoffen en hulpstoffen en ingekochte diensten.

Het toevoegen van waarde leidt tot:
• Het ontstaan van productiewaarde
• Het ontstaan van inkomens

Toegevoegde waarde kan je op 2 manieren bereken:
1) Beloningen van primaire inkomen bij elkaar opgetelde (loon, rente, pacht, winst).
2) Omzet - Inkoopkosten (+energiekosten)

• Balans: momentopname van bezittingen van een bedrijf en de vermogensbronnen waarmee de bezittingen zijn betaald.
• Vlottende kapitaalgoederen of vlottende activa: voorraden, vorderingen op afnemers(debiteuren).
• Kort vreemd vermogen: het geleende geld dat binnen een jaar moet worden terugbetaald, crediteuren(schuldeisers).

• Zijn de opbrengsten > de kosten -> saldo is dan positief -> winst gemaakt.
• Om de totaaltellingen gelijk te maken zetten we een winstsaldo aan de kostenkant (links).
• Omgekeerd komt een eventueel verliessaldo aan de kant van de opbrengsten te staan (rechts).

• Nationaal product: de waarde van de productie van een heel land.
• Bedrijfskolom: alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen, van oerproduct tot eindproduct.
• Bedrijfstak: de geledingen in de bedrijfskolom die bestaan uit bedrijven die dezelfde soort productieactiviteit verrichten.
• Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar optellen.
• Productie van een heel land (nationaal product) = toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van de overheid.
• Nationaal inkomen: de primaire inkomens van alle gezinnen in een land in een jaar bij elkaar opgeteld.
• Nationaal inkomen = alle inkomenscategorieën bij elkaar op tellen: loon + winst + huur + pacht + rente.
• Als de waarde van de productie gelijk is aan de waarde van het inkomen, is het nationaal product ook gelijk aan het nationaal inkomen.

Hoofdstuk 2
• Nominaal inkomen: het inkomen gemeten in geld.
• Reëel inkomen: het inkomen gemeten in goederen.
• Alle indexcijfers in het basisjaar zijn 100.
• RIC (indexcijfer reëel inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen)/ PIC (prijsindexcijfer) x 100
• De CPI: geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen, en is daarmee een maatstaf voor inflatie.

• Het CBS verzamelt door middel van een budgetonderzoek gegevens over het uitgavenpatroon van gezinnen.
• Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van:(wegingsfactor x indexcijfer)/ De som van: wegingsfactoren.

Inflatie leidt tot:
- Daling van het reële inkomen.
- Verandering van de reële waarde van het geld.

• Geldontwaarding: een daling van de koopkracht van het geld.
• Nominale en reële rente: nominaal is dan het percentage, en reële rente is de nominale rente ▫gecorrigeerd voor inflatie▫.
• Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcfijer x 100

• Productiecapaciteit: de hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken, geeft aan hoe hoog het nationaal inkomen maximaal kan zijn.
• Overbesteding: de productiecapaciteit is bijna of helemaal bezet, wanneer de bestedingen zo hoog zijn dat de producenten de vraag niet of nauwelijks meer kunnen bijhouden, overspannen arbeidsmarkt.
• Bestedingsinflatie: wanneer de productiecapaciteit niet groot genoeg is om aan de vraag te voldoen, en daardoor de prijzen gaan stijgen. Dus als er meer vraag dan aanbod is stijgen de prijzen.
• Overspannen arbeidsmarkt: er is een tekort aan personeel en daardoor hebben de lonen neiging te stijgen.
• Onderbesteding: de bestedingen zijn dan zo laag dat de productiecapaciteit bij lange na niet bezet is.
• Dalende inflatie / deflatie: een daling van het algemeen prijspeil.
• Kosteninflatie: hogere productiekosten doorberekenen in de prijzen.
• Loonkosteninflatie: wanneer hogere lonen de oorzaak zijn van de inflatie.
• Loon-prijsspiraal: opeenvolging van hogere lonen en hogere prijzen.
• Geïmporteerde kosteninflatie: wanneer inflatie het gevolg is van hogere prijzen van geïmporteerde producten.
• Winstinflatie: dan verhogen de producenten hun prijzen om de winstmarge te laten stijgen.

Nadelen van inflatie:
• Inflatie heeft gevolg dat het geld reëel minder waard wordt: met evenveel geld kun je minder kopen (geldontwaarding).
• Inflatie beïnvloedt het leen- en spaargedrag. Lenen van geld wordt gestimuleerd, sparen wordt afgeremd. Sparen wordt door inflatie ontmoedigd. Om spaarders te blijven lokken en het lenen niet al te aantrekkelijk te maken -> verhogen banken bij inflatie de rente. ▫Inflatie duwt de rente omhoog▫.
• Wanneer de Nederlandse inflatie hoger is dan in het buitenland -> verslechtert de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven -> hierdoor kan de export en dus de productie dalen -> dat betekent een daling van de werkgelegenheid.
• Bij hyperinflatie neemt het vertrouwen in geld af.

Door de rentestand te verhogen -> wordt het spaar- en leengedrag van gezinnen en bedrijven zodanig beïnvloed dat stijging van het algemeen prijspeil zo veel mogelijk wordt vermeden.

Hoofdstuk 3
• Het bruto binnenlands product is ongeveer hetzelfde als het nationaal inkomen.
• Welvaart: de mate waarin mensen of een heel land in hun behoeften kunnen voorzien.
• Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners.

Nadelen van het nationaal inkomen (per hoofd):
- Het nationaal inkomen zegt niets over de verdeling van het inkomen.
- Bij het berekenen van het nationaal inkomen worden zaken niet meegeteld die de welvaart wel verhogen.

Vrijwilligerswerk: dat wordt niet geregistreerd en dus niet meegeteld.
Zwartwerk: levert welvaart op, maar het inkomen hieruit wordt niet meegeteld bij de meting van het nationaal inkomen.
Informele circuit: hierbij gaat het om de productie van goederen en diensten die niet geregistreerd wordt (bij vrijwilligerswerk en zwartwerk).
Formele circuit: de geregistreerde productie vindt hier plaats.
Grijze circuit: dat wordt niet geregistreerd, maar is wel legaal.
Zwarte circuit: illegale productie: belastingen en premies worden ontdoken.

Duurzame ontwikkeling: een economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten. Bij de meting van welvaart zou je bij iedere vorm van productie en inkomensverwerving moeten bekijken of het past bij duurzame ontwikkeling.
Je zou tot meting van welvaart kunnen komen die rekening houdt met duurzame ontwikkeling.

Het nationaal inkomen wordt bepaald door twee factoren:
• De productiecapaciteit
• De bestedingen

- Als de productiecapaciteit volledig wordt benut -> wordt er in verhouding veel geproduceerd en is het nationaal inkomen relatief hoog.
Bij een lage bezetting van de productiecapaciteit is het nationaal inkomen relatief laag.
- De omvang van de productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit (productiviteit) en kwantiteit (omvang) van de productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Arbeid
De arbeidsproductiviteit wordt bepaald door een aantal factoren:
• De mate van scholing van de beroepsbevolking.
• De technische ontwikkeling, zoals mechanisering en automatisering.
• De efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie bij bedrijven en overheid.
• De arbeidsmentaliteit.

• Breedte-investeringen: investeringen in kapitaalgoederen waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft: er worden dezelfde kapitaalgoederen gekocht en de arbeidsproductiviteit blijft gelijk.
• Diepte-investeringen: investeringen in kwalitatief betere kapitaalgoederen waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt.
• In de tertiaire sector (commercieel) en quartaire sector (niet-commerciële) zijn de mogelijkheden voor arbeidsproductiviteitsstijging door technische vernieuwing beperkter.
• Bezettingsgraad: de verhouding tussen de productie en de productiecapaciteit.
• Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Er zijn vier soorten bestedingen:
• De consumptie van gezinnen
• De investeringen van bedrijven
• De overheidsbestedingen
• De bestedingen van het buitenland
• Bestedingseffect: investeringen zijn bestedingen van bedrijven en overheid.
• Vervangingsinvestering: wanneer een bedrijf een machine vervangt om zijn productiecapaciteit op peil te houden.
• Uitbreidingsinvestering: als een bedrijf besluit zijn hoeveelheid vaste kapitaalgoederen uit te breiden waardoor de productiecapaciteit stijgt.
• Voorraadinvestering: wanneer in een jaar de voorraad vlottende kapitaalgoederen toeneemt omdat de productie niet helemaal verkocht wordt.
• Bruto-investeringen: alle investeringen samen.
• Netto-investeringen: de uitbreidings- en de voorraadinvesteringen.
• Als we de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad willen meten moeten we op een bepaald moment de waarde van alle kapitaalgoederen bij elkaar optellen.

De overheidsconsumptie bestaat uit:
- De personele overheidsconsumptie
- De materiële overheidsconsumptie

• Personele overheidsconsumptie: ambtenarensalarissen.
• Materiële overheidsconsumptie: de lopende uitgaven die het overheidsapparaat draaiende houden, zoals: computerpapier, verwarming, meubilair, defensie-uitgaven.

Het verschil tussen export en import is wat het buitenland per saldo bij ons besteedt (export > import) of wat wij per saldo in het buitenland besteden (export < import).

De vier bestedingscategorieën: Consumptie, Investeringen, Overheidsbestedingen, Saldo van export en import.

• Gezinnen en bedrijven vormen samen de particuliere sector.
• De hoogte van het nationaal product en dus de hoogte van het nationaal inkomen (Y) wordt bepaald door de bestedingen van de vier sectoren: de consumptie (C), de investeringen (I), de overheidsbestedingen (O) en het saldo van export en import(E-M).

In symbolen: Y = C + I + O + E - M

• Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.
• Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.
• Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
• Het nationaal inkomen wordt door gezinnen gebruikt om te consumeren, te sparen en belasting te betalen. Dus Y = C + S + B.
• Het gesloten systeem van de kringloop: bestedingen -> leiden tot productie, productie -> verschaft inkomen, inkomen -> leidt weer tot bestedingen.

• Conjunctuurbeweging (conjunctuurgolf, conjunctuurcyclus): het patroon in het stijgen en dalen van de bestedingen en dus van het nationaal inkomen.
• Conjunctuur: het schommelen van de effectieve vraag ten opzichte van de productiecapaciteit.
• Recessie: afnemende groei van het nationaal inkomen beneden de trendmatige groei.
• Depressie (krimp): negatieve groei.

• Overbesteding: een situatie waarin de bestedingen zo hoog zijn dat de productiecapaciteit volledig bezet is. (aanhoudende hoogconjunctuur)
• Onderbesteding: de productiecapaciteit is onderbezet, en dus is er conjuncturele werkeloosheid. (aanhoudende laagconjunctuur)
• Als in een hoogconjunctuur de bestedingen stijgen -> zal het nationaal inkomen toenemen -> hierdoor zullen gezinnen meer consumeren -> waardoor de import zal toenemen, omdat een deel uit het buitenland afkomstig is.

Bij overbesteding moet de overheid de belasting verhogen, namelijk:
• Belastingen verhogen -> Nettoloon daalt -> Consumptie daalt -> Nationaal inkomen daalt -> Consumptie daalt -> etc. etc.

Bij onderbesteding moet de overheid de belasting verlagen, namelijk:
• Belastingen verlagen -> Nettoloon stijgt -> Consumptie stijgt -> Nationaal inkomen stijgt -> Consumptie stijgt -> etc. etc.
Of de eigen bestedingen (van de overheid) te verlagen.

• Multiplierwerking: Een stimulans van de bestedingen hebben bij dit beleid een soort sneeuwbaleffect of kettingreactie tot gevolg: door hogere bestedingen -> stijgt het nationaal inkomen -> hierdoor stijgt vervolgens de consumptie -> waardoor het nationaal inkomen verder stijgt -> en opnieuw de consumptie toeneemt.
• Multiplierwerking / multipliereffect: de kettingreactie waarbij de consumptie steeds verder toeneemt door de stijging van het nationaal inkomen.
• Anticyclisch begrotingsbeleid: bij onderbesteding stimuleert de overheid de bestedingen, bij overbesteding remt ze de bestedingen af. (het beleid gaat tegen de conjunctuurcyclus in)

• Bij loonmatiging versterkt de structuur, de productiecapiciteit van Nederland. Namelijk: Minder hoge lonen -> Minder nationaal inkomen -> Minder consumptie. En dat is dus beter voor de productiecapiciteit.
• Een toename van de investeringen van de particuliere sector en/of de overheid heeft een bestedings-en capaciteitseffect.

Er zijn echter grenzen aan de groei van de economie. Een van de grenzen of knelpuntfactoren is:
1) De ontwikkeling op de arbeidsmarkt. De werkloosheid daalt snel en het aantal vacatures neemt sterk af.
2) De infrastructuur, op veel autosnelwegen staan dagelijks lange files. Dit kost veel geld voor de bedrijven omdat de bedrijven toch elk uur dat de vrachtwagen in de file staat honderden euro's moet betalen aan loon- en afschrijvingskosten.
3) Het mileu, door strengere milieueisen kunnen geplande woningbouwprojecten en wegverbredingen voorlopig niet doorgaan.

Hoofdstuk 4
• De verdeling van de productiewaarde over de beloningen van de productiefactoren noemen we de categoriale inkomensverdeling. Die categorieën zijn:
Natuur -> pacht, Arbeid -> loon, Winst -> ondernemerschap, Kapitaal -> rente
• Tegenover elkaar staan hierbij: beloning voor arbeid en beloning voor kapitaal (bezit), namelijk des te hoger de beloning voor arbeid des te lager de beloning voor kapitaal, en oomgekeerd.
• De verdeling van het nationaal inkomen over personen en huishoudens heet de: personele inkomensverdeling.

Loonquote: een percentage van het nationaal inkomen.
• Loonquote = loon / (nationaal) inkomen x 100%
Op vergelijkbare wijze zijn winstquote, huurquote en rentequote te berekenen. Samen zijn deze quotes logischerwijs gelijk aan 100%.

• Toegerekend loon voor zelfstandigen (TLZ): het vaste loonbedrag dat het CBS heeft vastgesteld x het aantal zelfstandigen.
Als je het loon en het toegerekend loon zelfstandigen bij elkaar optelt krijg je het arbeidsinkomen.

• Arbeidsinkomensquote (AIQ) = loon + toegerekend loon zelfstandigen/ (nationaal) inkomen x 100%
• Overig-inkomensquote: de quoten van de overige inkomens samen (uitgezonderd arbeidsinkomensquote).
• Overig-inkomensquote (OIQ) = 100% - AIQ, De OIQ geeft aan welk deel van het inkomen beloning is voor kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Verschillende redenen waarom de inkomens tussen beroepen verschillen:
1)De vereiste vooropleiding en de ervaring die iemand nodig heeft, verschillen.
2)Is afhankelijk van de mate van inspanning en verantwoordelijkheid die een beroep met zich meebrengt.
3)De ruimte op de arbeidsmarkt, als op een bepaald deel van de markt de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, kunnen de lonen flink stijgen.
4)Behalve verschil in productiviteit, verantwoordelijkheid, ervaring, opleiding en ruimte op de arbeidsmarkt kunnen ook status en macht medebepalend zijn voor de hoogte van het inkomen.

Hoe hoog het inkomen uit vermogen is, hangt van twee zaken af: - De hoogte van het vermogen, - het rendement van de belegging.

• Op de horizontale as staat het cumulatieve (opgetelde) aantal mensen met een inkomen in procenten van het totale aantal mensen, te beginnen met de mensen met het laagste inkomen.
• Op de verticale as staat cumulatief hoeveel procent van het totale inkomen deze mensen verdienen.
• De Lorenzcurve is een afbeelding van de scheefheid (= ongelijkheid) van de personele inkomensverdeling. Dat is de verdeling van het inkomen over personen of huishoudens.
• Als in een land de inkomens precies gelijk verdeeld zijn (iedereen verdient dan evenveel) dan loopt de lorenzcurve over de 45 graden lijn.
• Hoe verder de curve van de 45-gradenlijn ligt, hoe scheverde inkomensverdeling is. We zeggen wel: hoe boller de buik hoe schever de inkomensverdeling. De Lorenzcurve geeft alleen informatie over de verdeling van het inkomen. Over de hoogte van het inkomen kun je niets zeggen.
Formule's/paar begrippen, van het boekje "Inkomen en Groei";

SPOILER
Toegevoegde waarde (2 manieren );

1. Loon + rente + pacht + winst (beloningen van primaire inkomen)
2. Omzet- inkoopkosten (+ energiekosten).

Nationaal product = de waarde van de productie van een heel land. (toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land + toegevoegde waarde van overheid)

Totale productie = productiewaarde van afzonderlijke bedrijven bij elkaar opgeteld.

Nationaal inkomen = alle inkomenscategoriën bij elkaar op geteld ; loon + winst + huur + pacht + rente.

RIC (indexcijfer reël inkomen) = NIC (indexcijfer nominaal inkomen) / PIC (prijsindexcijfer) x 100

Gewogen indexcijfer (CPI) = De som van: (wegingsfactor x indecijfer)/ de som van: wegingsfactoren.

Indexcijfer reële rente = indexcijfer nominale rente/ prijsindexcijfer x 100

Nationaal inkomen per hoofd = nationaal inkomen van een land / aantal inwoners

Bezettingsgraad = productie / productiecapiciteit x 100%

Y = C + I + O + E - M

oftewel; Nationaal inkomen = consumptie + investeringen + overheidsbestedingen + export - import.

Netto nationaal product (NNP) / netto nationaal inkomen: wanneer bij het berekenen van de productie alleen de netto-investeringen worden meegeteld.

Bruto nationaal product (BNP) / bruto nationaal inkomen: als de bruto-investeringen worden meegeteld.
Hele korte uitleg over BBP en nog iets;

SPOILER
Nationaal inkomen = het totaal van het in een land in één jaar verdiende inkomen (loon,interest,huur,pacht en winst).
Bruno binnenlands product = de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.
Uitleg over belasting (schijvenstelsel);

SPOILER
Inkomsten Collectieve Sector;

A. Heffing op inkomen uit arbeid (Box 1)
B. Heffing op inkomen uit vermogen (Box 3)
C. Indirecte belastingen
D. Sociale premies

Inkomen uit arbeid;

- Werknemer ontvangt: Brutoloon - sociale premies - loonbelasting = nettoloon.

- Werkgever betaalt: Brutoloon + sociale premies = loonkosten.

Wig = loonkosten - nettoloon.

Het bereken van de te betalen belasting op inkomen uit arbeid (box 1).

Stap 1. Bepaal je belastbare inkomen uit box 1.
Arbeidsinkomen - aftrekposten = Belastbaar inkomen box 1.
Voorbeeld aftrekposten; Hypotheekrenteaftrek/ziektekosten/alimentatie/pensioenssparen.

Stap 2. Bereken het belasting + premiebedrag in box 1.
Dus doe het belastbaarinkomen in het schijvenstelsel.

Stap 3. Haal de arbeidsheffingskorting af van het bedrag dat er uit komt als je het belastbare inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.
Elke inwoner in Nederland heeft recht op heffingskortingen (Algemene heffingskorting)
Daarnaast heeft iedereen die betaald werk verricht nog recht op arbeidsheffingskorting.

Het zijn dus 3 stappen;
1. Brutoloon-aftrekposten = Belastbaar inkomen.
2. Schijvenstelsel toepassen op belastbaar inkomen.
3. Heffingskortingen van het bedrag aftrekken wat er uit komt nadat je het belastbaar inkomen in het schijvenstelsel gedaan hebt.

Het berekenen van de te betalen belasting op inkomen uit vermogen (box 3).

Naast belasting over inkomen uit arbeid dient er ook belasting te worden betaald over inkomen uit vermogen.

1. Hierbij krijgt men allereerst wederom een heffingskorting (bv 20.000 euro)
Dat betekent dat iemand over zijn eerste 20.000 euro geen belasting hoeft te betalen.

2. Hierna gaat men uit van een rendement van 4% waarover 30% belasting dient te worden betaald.
Oftwel 0,3 x 0,004 x 100% = 1,2 % van het vermogen.

Dus je betaalt 1,2 % over het vermogen na aftrek van de heffingskorting.
Uitleg over betalingsbalans;

SPOILER
Betalingsbalans:

1. Goederenrekening;
In; Ontvangsten wegens export van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.
Uit; Uitgaven wegens import van goederen: grondstoffen, energie, consumptiegoederen, kapitaalgoederen.

2. Dienstenrekening:
In; Ontvangsten wegens export van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.
Uit; Uitgaven wegens import van diensten: toerisme, bank en verzekeringsactiviteiten, transport.

3. Inkomensrekening:
In; Ontvangen rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen van het buitenland, ontvangsten van de EU. (+ ontvangen ontwikkelingshulp).
Uit; Betaalde rente, winst/dividend, huur, loon, uitkeringen aan het buitenland, betalingen aan de EU. (+ gegeven ontwikkelingshulp.

4. Kapitaalrekening:
In; Leningen van het buitenland, investeringen van het buitenland in Nederland. ( = kapitaalimport) Aflossing van verleende kredieten.
Uit; Leningen aan het buitenland, investeringen van Nederland in het Buitenland. ( = kapitaalexport) aflossing van ontvangen kredieten.

5. Salderingsrekening: (Goud- en deviezenrekening)

Afname reserves; Afname van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.
Toename reserves; Toename van de goud-en deviezenvoorraad (vreemde valuta, internationale betaalmiddelen) van DNB.

Materieel saldo = het saldo van de lopende rekening + het saldo van de kapitaalrekening.

Betalingsbalans bestaat uit; Lopende rekening en Kapitaalrekening.

Lopende rekening = Goederen-, diensten- en inkomensrekening.
Gevolgen "daling wisselkoers";

SPOILER
Daling wisselkoers;

> Producten uit dat land worden goedkoper voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden duurder voor mensen uit dit land. Oftwel betere concurrentiepositie!

> Hierdoor zal er meer worden geëxporteerd en minder worden geïmporteerd -> Stijging lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden duurder, dus gemiddelde prijzen hoger -> hogere inflatie.
Gevolgen, "stijging wisselkoers";

SPOILER
Stijging wisselkoers;

> Producten uit dat land worden duurder voor mensen/bedrijven uit het buitenland. Producten uit het buitenland worden goedkoper voor mensen uit dit land. Oftewel slechtere concurrentiepositie.

> Hierdoor zal er minder geëxporteerd en meer worden geïmporteerd -> Daling lopende rekening.

> Daarnaast: Producten uit het buitenland worden goedkoper, dus gemiddelde prijzen lager -> lagere inflatie.
Gevolgen, "hogere inflatie";

SPOILER
Inflatie;

Hogere inflatie -> Hogere prijzen.

Hogere prijzen -> Slechtere concurrentiepositie

Slechtere concurrentiepositie -> Meer import, Minder export -> Tekort lopende rekening

Tekort lopende rekening -> Stijging wisselkoers.
Gevolgen, "rente-veranderingen";

SPOILER
Stijging rente;

- Mensen/bedrijven willen meer geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten kopen.
- Dus meer vraag naar die munt -> Stijging wisselkoers.
- Daarnast: Zal minder worden geleend -> Meer uitgegeven -> Lagere inflatie & Daling economische groei en werkgelegenheid.

Daling rente;

- Mensen/bedrijven willen minder geld in dat land op een rekening zetten.
- Om dat te doen zullen ze eerst die munt moeten verkopen.
- Dus meer aanbod van die munt -> Daling wisselkoers.
- Daarnast: Zal meer worden geleend -> Meer uitgegeven -> Stijging inflatie & Stijging economische groei/werkgelegenheid.
Gevolgen, "overschot of tekort op lopende rekening";

SPOILER
Tekort lopende rekening:

Er wordt meer geïmporteerd dan geëxporteerd:

Import -> aanbod van munt
Export -> vraag naar munt

Dus meer aanbod van munt dan vraag van munt -> Daling wisselkoers.

Overschot lopende rekening:

Er wordt meer geëxporteerd van geïmporteerd:

Import -> aanbod van munt
Export -> vraag naar munt

Dus meer vraag naar munt dan aanbod van munt -> Stijging wisselkoers.
Poehpoeh, het is echt veel haha.

Maar hopelijk hebben jullie er wat aan :), bij mij past het er iig allemaal makkelijk op, aangezien je van die teken-programmatjes enzo op je rekenmachine er gewoon af kan flikkeren.

Het paste niet allemaal in één post, vandaar 2 berichten.
Zet jij dit allemaal in notefolio of in studycard, of in wat voor programmatjes?
Echt een onwijs grote hoeveelheid.
Bedankt!
Gafietsendonderdag 26 mei 2011 @ 14:40
Cassenzo, dat past nooit in Notefolio....
Want ik had voor m&o denk 5x zo weinig, en toen zat ie tot randje vol...
En nee, ik heb geen andere nutteloze programmatjes op me GR staan, misschien neemt notefolio zelf wel zoveel in beslag...
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 14:41
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:40 schreef Gafietsen het volgende:
Cassenzo, dat past nooit in Notefolio....
Want ik had voor m&o denk 5x zo weinig, en toen zat ie tot randje vol...
En nee, ik heb geen andere nutteloze programmatjes op me GR staan, misschien neemt notefolio zelf wel zoveel in beslag...
Je hoeft het toch ook niet per se in notefolio te gooien?
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 14:41
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:33 schreef IvarHAVO het volgende:

[..]

Nettoloon=21500=56%
Soc prem wg = 21%
loon belast = 19%
soc prem wn = 4%

Wat is de wig? ;)
21500 - ??
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 14:41
[..]

Je hoeft het toch ook niet per se in notefolio te gooien?
[/quote]

waar dan?
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 14:51
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:41 schreef ErikHoevenaars het volgende:

[..]

Je hoeft het toch ook niet per se in notefolio te gooien?
waar dan?
[/quote]
Ik dacht dat je het ook gewoon bij PRGM erin kon zetten.. Ik heb er geen verstand van hoor. Bekijk anders even een tutorial, misschien komt het daarin voor hoe je het op een andere manier kan doen! ;)
IvarHAVOdonderdag 26 mei 2011 @ 14:52
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:33 schreef IvarHAVO het volgende:

[..]

Nettoloon=21500=56%
Soc prem wg = 21%
loon belast = 19%
soc prem wn = 4%

Wat is de wig? ;)
21500 : 56 x 21 = 8062.50
21500 : 56 x 19 = 7294,60
21500 : 56 x 4 = 1535,70
----------- +
16892,86 = Wig.
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 14:53
al wil je meer in je GRM moet je hem helemaal resetten dan zijn die nutteloze programmetjes die je nooit gebruik er ook af en dan zul je merken dat er echt heel veel op je GRM past ik had voor M&O mischien 17 bestandjes
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 15:15
quote:
0s.gif Op woensdag 25 mei 2011 20:00 schreef EdNoolk het volgende:

[..]

Wat is dat?!
Dan krijg niet hetzelfde examen als de rest van Nederland, maar het is wel een toets van Cito.
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 15:15
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:40 schreef Gafietsen het volgende:
Cassenzo, dat past nooit in Notefolio....
Want ik had voor m&o denk 5x zo weinig, en toen zat ie tot randje vol...
En nee, ik heb geen andere nutteloze programmatjes op me GR staan, misschien neemt notefolio zelf wel zoveel in beslag...
Bij mij staat het er nu toch echt allemaal op, heb zelfs nog heel veel geheugen over. En wss heb je wel nutteloze dingen er nog op staan, moet je ff naar; 2nd -> MEM gaan, dan op "2" klikken, en dan naar "apps" daar kun je die nutteloze zooi verwijderen.

quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:51 schreef Moffol het volgende:

[..]

waar dan?
Ik dacht dat je het ook gewoon bij PRGM erin kon zetten.. Ik heb er geen verstand van hoor. Bekijk anders even een tutorial, misschien komt het daarin voor hoe je het op een andere manier kan doen! ;)
[/quote]

Nee kan geloof ik alleen maar in notefolio, volgens mij kun je het niet bij PGRM's neerzetten.
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 15:19
heeft iemand nog uitlef over laag en hoogconjuctuur. en al die dingen die daar bij horen?
Thederminatordonderdag 26 mei 2011 @ 15:25
Moet een 3.9 halen voor een 6 en een 5.9 voor een 7 komt wel goed dan lekker pilsen
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 15:25
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:19 schreef likmewearip het volgende:
heeft iemand nog uitlef over laag en hoogconjuctuur. en al die dingen die daar bij horen?
Ik heb een samenvatting gemaakt van de lesbrief conjunctuur. Ik heb het pilot examen, maar misschien staat er ook iets nuttigs in voor jou.

SPOILER
1 Hoogconjunctuur, laagconjunctuur en de recessie
Begrippen
conjunctuur (conjunctuurschommelingen): De economische situatie en de veranderingen daarin. Er treden versnellingen en vertragingen in de groei op.
conjunctuurgevoelig: De ene sector (bijv. auto-industrie) is conjunctuurgevoelig en andere sectoren (bijv. zorg) niet. De hoeveelheid past zich dan aan. Twee bedrijven bieden merk A en B van hetzelfde product aan, maar ze zijn beide van een andere kwaliteit. Door de conjuncturele verandering kan de vraag naar A dalen en die van B stijgen. B wordt dan meer geproduceerd.
discriminatie op de arbeidsmarkt: Werkgevers kiezen op grond van uiterlijke kenmerken hun personeel. Degene die ze niet wilden aannemen worden uiteindelijk wel aangenomen, als het een langere tijd economisch goed gaat.
hoogconjunctuur: De groei van de economie ligt boven de trend. Minder werkloosheid en meer vacatures zijn kenmerken hiervan.
laagconjunctuur: De groei van de economie ligt onder de trend.
recessie: Een recessie is twee kwartalen achterelkaar negatieve economische groei. Mensen gaan bij een recessie minder consumeren, omdat zij wat geld achter de hand houden voor als het economisch minder goed gaat. Het teruglopen van productie is een voorteken of een gevolg van recessie. Het verschilt per product.
trend: De gemiddelde groei van de economie over een langere periode, bijvoorbeeld 10 jaar.

2 Economische indicatoren
Algemeen
vertrouwen: Consumenten- en producentenvertrouwen werkten door op de economische groei. Zij geven meer geld uit, als ze vertrouwen hebben in de economie. Men is minder bang om in geldproblemen te raken.
voorspellen van de economie: Dit is voor economen erg moeilijk, omdat menselijk gedrag zich niet gemakkelijk laat voorspellen. Economen moeten de economie voorspellen, omdat de overheid bijvoorbeeld inzicht moet krijgen hoeveel belasting ze gaan ontvangen en of ze eventueel het beleid moeten bijsturen. Bij het voorspellen wordt gebruik gemaakt van economische indicatoren, bijvoorbeeld consumentenvertrouwen en de orderportefeuille van bedrijven.

Begrippen
bezettingsgraad: De verhouding tussen de productieomvang en productiecapaciteit.
economische indicator: Een bepaalde grootheid waarmee aangegeven kan worden hoe iets anders kan worden. Deze indicatoren zeggen iets over hoe de economie zich zal kunnen ontwikkelen. Het heeft een voorspellende waarde voor een andere variabele. Bij hoogconjunctuur kan je verwachten dat de investeringen toenemen en het aantal werklozen zal afnemen.
orderportefeuille: De orders of opdrachten die verstrekt zijn en uitgevoerd moeten worden. De grootte hiervan wordt gezien als een economisch indicator. Het is gunstig als de orderportefeuille toeneemt, want er zijn dan meer opdrachten. Die portefeuille wordt ook groter als het een bepaalde vraag niet meteen kan beantwoorden. Dan wordt de capaciteit al volledig benut.

3 Dempende werking van de markt
Algemeen
loon: Werknemers willen meer loon als het economisch goed gaat, want zij willen er ook van profiteren. Werkgevers zullen misschien eerder toegeven, ook al willen zij extra vermogen opbouwen. In deze tijd is weinig werkloosheid aanwezig. De werknemers zouden op zoek kunnen gaan naar een beter betaalde baan.
werking van de markt: Corrigeert de economische ontwikkeling. Als het economisch slechter gaat, kan de aanpassing deels via een daling van de prijzen gaan. De aanwezigheid van sociale zekerheid zorgt ervoor dat de consumptie van iemand, op het moment dat het economisch slecht gaat, niet drastisch valt.

4 Anticyclisch begrotingsbeleid van de overheid
Algemeen
anticyclisch begrotingsbeleid: De overheid kan proberen om de economische situatie te beheersen door middel van een anticyclisch begrotingsbeleid. De overheid zou de economie moeten remmen bij hoogconjunctuur en bij laagconjunctuur stimuleren. De koopkracht moet op peil blijven en de werkloosheid moet minder hoog oplopen. De overheid grijpt ook in als het goed gaat met de economie en de inflatie oploopt. In laagconjunctuur kan dit bijvoorbeeld door het verlagen van belastingen of de overheidsuitgaven te verhogen. In hoogconjunctuur en als inflatie dreigt, kan de overheid het omgekeerde doen.

5 Begrotingstekort en staatsschuld
Algemeen
stimuleren van de economie: Kost veel geld en kan ervoor zorgen dat de overheid geld tekort komt. De overheid moet dan geld lenen, hierover moet een rente worden betaald. Dit leidt tot grotere uitgaven in de toekomst. Lenen is alleen gunstig, als het wordt uitgegeven aan zaken die vele jaren meegaan en bedragen aan de productie in Nederland. Het geld moet aan het einde van de looptijd zijn terugbetaald, dus het is verstandig om in goede tijden te sparen en in slechte tijden af te lossen op leningen.
tekort van de overheid: Dit kan dalen en zelfs omslaan in een overschat als het economisch goed gaat. De schuld neemt niet af, maar de staatsschuldquote wel. Dit is mogelijk door:
- meer belastingontvangsten, zoals btw en winstbelasting
- daling van bepaalde uitgaven, bijv. minder bijstanduitkeringen (minder werklozen = niet altijd goed)

6 En wat kan de Europese Centrale Bank doen?
Sommen
verkeersvergelijking van Fisher = M x V + P x T
- M (money): Staat voor de hoeveelheid geld dat in een land in omloop is. Dit kan direct worden uitgegeven.
- V (Velocity): Staat voor de omloopsnelheid. Dit is het aantal keren dat het geld in een jaar gebruikt wordt voor een transactie.
- P (price): Staat voor de prijs van de transacties
- T (transactions): Staat voor het aantal transacties dat in een jaar heeft plaatsgevonden.
- M x V = geldbedrag dat jaarlijks wordt uitgegeven
- P x T = waarde van alle transacties (totale omzet)

Begrippen
Europese Centrale Bank (ECB): Zorgt ervoor dat de euro stabiel blijft. De economie wordt gestimuleerd over afgeremd door middel van de rentestand. De ECB stuurt niet op economische groei, maar op inflatie. De rente gebruiken ze als instrument om ervoor te zorgen dat de inflatie beheersbaar blijft. De rente van leningen wordt in hoogconjunctuur verhoogd en in laagconjunctuur verlaagd. Bij renteverlaging zullen handelsbanken hetzelfde doen. Op deze manier heeft de ECB invloed op de bestedingen en de conjunctuur. Landen met een tekort van meer dan 3% van het nationaal inkomen, moeten een boete betalen.

7 Dus nooit meer recessie?
Algemeen
herstel van de economie: De overheid en ECB staan klaar om dit te doen, als de economie zichzelf niet via de markt hersteld.
crisis: Markten krijgen tijd om af te koelen. Bedrijven worden gedwongen om efficiënter te werken, de arbeidsproductiviteit op te voeren en te reorganiseren. Zwakke bedrijven zullen als eerste failliet gaan. De economie kan gezonder uit de crisis komen. Een dipje mag, maar een dip niet. Een crisis kan niet altijd worden hersteld, dat hoort bij een maatschappij in ontwikkeling.

Begrippen
macro: Het economische gedrag van consumenten en producenten bij elkaar opgeteld,
macroaanbod: aanbod van goederen en diensten door bedrijven
macrovraag: totale vraag naar goederen en diensten
micro: Het economische gedrag van consumenten of producenten.
sticky prices: tijd nodig hebben voordat de markt zich kan en wil aanpassen
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 15:29
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:25 schreef Thederminator het volgende:
Moet een 3.9 halen voor een 6 en een 5.9 voor een 7 komt wel goed dan lekker pilsen
Ik toevallig ook haha, sta dr een 7.1 voor en ga toevallig ook hetzelfde doen NA het examen :)
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 15:33
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:53 schreef tipsyyy het volgende:
al wil je meer in je GRM moet je hem helemaal resetten dan zijn die nutteloze programmetjes die je nooit gebruik er ook af en dan zul je merken dat er echt heel veel op je GRM past ik had voor M&O mischien 17 bestandjes
Hoe reset ik hem?
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 15:37
Wat zijn ook al weer aftrekposten? :@
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 15:37
quote:
5s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:37 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Wat zijn ook al weer aftrekposten? :@
aftrekposten: De bedragen die je volgens de wet van je eigen inkomen mag aftrekken, zodat er over een lager inkomensbedrag wordt geheven. De hypotheekrenteaftrek is hier één van. Deze aftrekposten zijn gunstig voor rijkere inkomens.
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 15:38
quote:
5s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:37 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Wat zijn ook al weer aftrekposten? :@
Dit is stap 1 in het schijvenstelsel, miss snap je het dan?

Stap 1. Bepaal je belastbare inkomen uit box 1.
Arbeidsinkomen - aftrekposten = Belastbaar inkomen box 1.
Voorbeeld aftrekposten; Hypotheekrenteaftrek/ziektekosten/alimentatie/pensioenssparen.
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 15:39
Belastbaar inkomen: Bruto inkomen - aftrekposten

Dus dan moet je Bruto inkomen - (Hypotheekrenteaftrek + ziektekosten + alimentatie + pensioenssparen) doen?
Ja, niet allemaal, maar welke er zijn gegeven, dan.
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 15:41
Weet iemand hoe ik shit verwijder van Notefolio??
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 15:41
Ik ga zo met economie beginnen. Wat is de beste manier om te leren? Eerst alles doorlezen en dan examens oefenen?
Lemardonderdag 26 mei 2011 @ 15:44
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:41 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Weet iemand hoe ik shit verwijder van Notefolio??
http://www.linkkabel.nl/tutorials/notefoliocreator.htm

Hoofdstuk 6.
computerprobleemdonderdag 26 mei 2011 @ 15:46
Ik ga nu pas beginnen met economie. :@

Weet iemand wat de belangrijkste dingen zijn die je moet weten?
Moet je veel reken dingen weten, want ben ik slecht in (in die box 1, 2, 3 enz. )
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 15:47
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:41 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Weet iemand hoe ik shit verwijder van Notefolio??
2nd > del > 2 > B
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 15:48
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:47 schreef likmewearip het volgende:

[..]

2nd > del > 2 > B
Nice ! Thanks!
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 15:49
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:48 schreef ErikHoevenaars het volgende:

[..]

Nice ! Thanks!
nee wacht is fout!

2nd > mem > 2 > B
computerprobleemdonderdag 26 mei 2011 @ 15:49
Welke hoofdstukken moet je kennen?

En hoe leren jullie?

Ik heb alles al in mijn rekenmachine staan, misschien nog een nieuwe bestand aanmaken of zo.. maar ga echt niet alle hoofdstukken door.

Ik ga denk ik alles doorlezen of zo?
En dan... examen oefenen?

En dan... wie kan me vertellen welke reken opgaves enz. je moet kennen?
(Dus boxen enz.)
Citizen_Kanedonderdag 26 mei 2011 @ 15:51
Moet minimaal een 5,4 halen...
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 16:05
Stel ik heb 9 bestanden in notefolio. Hoe kan ik een term opzoeken in een keer zonder in die bestanden te gaan??
computerprobleemdonderdag 26 mei 2011 @ 16:06
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 15:49 schreef computerprobleem het volgende:
Welke hoofdstukken moet je kennen?

En hoe leren jullie?

Ik heb alles al in mijn rekenmachine staan, misschien nog een nieuwe bestand aanmaken of zo.. maar ga echt niet alle hoofdstukken door.

Ik ga denk ik alles doorlezen of zo?
En dan... examen oefenen?

En dan... wie kan me vertellen welke reken opgaves enz. je moet kennen?
(Dus boxen enz.)
IEMAND? :'(
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 16:06
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:05 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Stel ik heb 9 bestanden in notefolio. Hoe kan ik een term opzoeken in een keer zonder in die bestanden te gaan??
dat wil ik ook wel weten
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 16:07
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:05 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Stel ik heb 9 bestanden in notefolio. Hoe kan ik een term opzoeken in een keer zonder in die bestanden te gaan??
Niet.

Gewoon beetje onthouden waar wat staat en dan weet je wel ongeveer waar je moet zoeken, volgens mij kan je alleen maar naar een term zoeken wanneer je ook echt in dat bestandje zit.
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 16:13
Zou je dat van die boxen echt moeten weten?
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 16:15
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:13 schreef AchmedJan het volgende:
Zou je dat van die boxen echt moeten weten?
Ja, moet je wel kennen. Maak nu examen 2009 tijdvak 1 en had er net een vraag tussenzetten waarbij je via die boxen de te betalen belasting moest berekenen.
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 16:16
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 14:52 schreef IvarHAVO het volgende:

[..]

21500 : 56 x 21 = 8062.50
21500 : 56 x 19 = 7294,60
21500 : 56 x 4 = 1535,70
----------- +
16892,86 = Wig.
WIG is verschil tussen de loonkosten van de Werkgever en het nettoloon...

Dus het is gewoon 21500/56 x 100% = 38.392,86
38.392,86 - 21.500 = 16.892,86

Is wel wat makkelijker voor de meeste :)
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 16:19
Ik probeer notefolio te downloaden aangezien die hier niet meer op de computer staat.
En ik heb microsoft .net framework 4 gedownload, notefolio creator, notefolio en TI connect.

Weet iemand hoe ik in godsnaam toch deze melding weg kan krijgen en gewoon notefolio geinstalleerd kan krijgen?
Pfff heb hem al 3x opnieuw geinstalleerd maar hij blijft maar komen :'(
IvarHAVOdonderdag 26 mei 2011 @ 16:21
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:16 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

WIG is verschil tussen de loonkosten van de Werkgever en het nettoloon...

Dus het is gewoon 21500/56 x 100% = 38.392,86
38.392,86 - 21.500 = 16.892,86

Is wel wat makkelijker voor de meeste :)
Haha inderdaad, ik doe weer veel te moeilijk. :X
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 16:22
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:21 schreef IvarHAVO het volgende:

[..]

Haha inderdaad, ik doe weer veel te moeilijk. :X
Haha geeft niet, zo kom je er ook.. maar zelfs mij bracht je ermee in verwarring, haha! :)
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 16:23
Oh en hier heb ik een afbeelding, hoe dat er uit ziet.
Kan iemand mij helpen :?

http://imageshack.us/photo/my-images/5/nietwerkend.jpg/ (copy/paste deze link)
Schermetjedonderdag 26 mei 2011 @ 16:25
Heerlijk al die formules :)
Panda1000donderdag 26 mei 2011 @ 16:26
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:23 schreef examen11 het volgende:
Oh en hier heb ik een afbeelding, hoe dat er uit ziet.
Kan iemand mij helpen :?

http://imageshack.us/photo/my-images/5/nietwerkend.jpg/ (copy/paste deze link)
Microsoft Net Framework 1.1 downloaden en installeren.
examen11donderdag 26 mei 2011 @ 16:27
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:26 schreef Panda1000 het volgende:

[..]

Microsoft Net Framework 1.1 downloaden en installeren.
Dat heb ik al 3x gedaan, dat is m juist. En elke keer opnieuw opgestart..
Maar hij blijft die melding elke keer geven.
IvarHAVOdonderdag 26 mei 2011 @ 16:30
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:22 schreef Bedrijfseconoom het volgende:

[..]

Haha geeft niet, zo kom je er ook.. maar zelfs mij bracht je ermee in verwarring, haha! :)
Haha, dan doe ik misschien toch wel íets goed :)
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 16:40
Krijg je de bedragen en procenten van het boxenstelsel trouwens gegeven?
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 16:40
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:40 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Krijg je de bedragen en procenten van het boxenstelsel trouwens gegeven?
Ja die staan altijd vermeld! ;)
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 16:41
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:40 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:
Krijg je de bedragen en procenten van het boxenstelsel trouwens gegeven?
Ja, dan staat er gewoon; als je belastbaar inkomen tussen dit en dat is betaal je daar zo veel % over, en dan per schijf is dat aangegeven.
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 16:44
Oke. :)
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 16:46
Totale inkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen
belastbaar inkomen door de schijven halen
- heffingskorting = besteedbaar inkomen
right?
Examenstundentdonderdag 26 mei 2011 @ 16:48
Als er mensen interesse hebben in 8xp. programmas per Domein en alle stof die in de Syllabus staat die beheerst moet worden, moet maar even een rinkeltje geven dan zal ik ze hier uploaden.

Groet, Examenstundent
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 16:49
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:48 schreef Examenstundent het volgende:
Als er mensen interesse hebben in 8xp. programmas per Domein en alle stof die in de Syllabus staat die beheerst moet worden, moet maar even een rinkeltje geven dan zal ik ze hier uploaden.

Groet, Examenstundent
Geinteresseerde meldt zich
Thederminatordonderdag 26 mei 2011 @ 16:57
Kloppen die berekeningen in de op een beetje zoja dan ga ik ze over kalken in mn GR
Examenstundentdonderdag 26 mei 2011 @ 16:59
http://www57.zippyshare.com/v/38540884/file.html

[ Bericht 50% gewijzigd door Examenstundent op 26-05-2011 17:16:54 ]
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 17:05
Bedankt! O+ :* en van hetzelfde uiteraard
steenpuist2donderdag 26 mei 2011 @ 17:37
Ik ga na het eten wel beginnen met leren :')
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 17:39
Ik heb niet eens geleerd, dit wordt toch weer zo'n toets dat je hooguit 2 exacte theorievragen krijgt en voorderest alleen rekenvragen + vragen die je moet toepassen...

Als je economie een beetje snapt zal die wel weer goed te doen zijn, i hope! En anders maar minimaal 3,7 voor een 6, ook niet erg. :)
blaffende_visjesdonderdag 26 mei 2011 @ 17:39
Ik ben ook nog niet begonnen, maar ik mag ook een 3 halen om een 5 te staan, dat zou dan mijn enige 5 zijn.

Ik heb zo ook het vermoeden dat ik helemaal niet ga leren...
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 17:45
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 17:39 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Ik heb niet eens geleerd, dit wordt toch weer zo'n toets dat je hooguit 2 exacte theorievragen krijgt en voorderest alleen rekenvragen + vragen die je moet toepassen...

Als je economie een beetje snapt zal die wel weer goed te doen zijn, i hope! En anders maar minimaal 3,7 voor een 6, ook niet erg. :)
Ik hoorde juist vandaag nog van mn docent dat wss het grootste deel inzichtvragen zijn, en geen rekenwerk.
(Kreeg via watmoetikleren.nl of zo te lezen dat het grootste deel rekenwerk zou zijn, maar dat is dus niet zo..)
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 17:45
Ik ben trouwens ook niet begonnen. :') Echt slecht..

Ik ga zo wel eerst eten, douchen, en dan met de laptop op bed liggen en samenvattingen lezen..
Masterboydonderdag 26 mei 2011 @ 17:46
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 17:39 schreef Bedrijfseconoom het volgende:
Ik heb niet eens geleerd, dit wordt toch weer zo'n toets dat je hooguit 2 exacte theorievragen krijgt en voorderest alleen rekenvragen + vragen die je moet toepassen...

Als je economie een beetje snapt zal die wel weer goed te doen zijn, i hope! En anders maar minimaal 3,7 voor een 6, ook niet erg. :)
Klopt,Ik heb de voorgaande examens even bekeken en er zijn heel weinig theorie vragen.De meeste vragen zijn berekeningen en je moet die verbanden goed kennen.
Alleen die brief is wel moeilijk vind ik zelf.
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 17:49
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 17:45 schreef Isetmyfriendsonfire het volgende:

[..]

Ik hoorde juist vandaag nog van mn docent dat wss het grootste deel inzichtvragen zijn, en geen rekenwerk.
(Kreeg via watmoetikleren.nl of zo te lezen dat het grootste deel rekenwerk zou zijn, maar dat is dus niet zo..)
Hoe weet jou leraar dat dan, die examens mag nog door niemand in worden gekeken en afgaande op de vorige toetsen zal gewoon echt veel rekenvragen in voor komen hoor, en trouwens het ging meer om dat het bij de meeste vragen niet uitmaakt of je nu wel of niet leert, dat is ook zo bij inzichtvragen. Gaat er meer om of je iets kan inschatten en de oorzaak of het gevolg van iets kunt uitleggen en dat heeft niks te maken met hoe goed je hebt geleerd. Sterker nog, ik denk bij hooguit 2/3 vragen je alléén goed heb moeten leren om die vraag te kunnen beantwoorden..

Maarja we zullen het morgen zien :)
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 17:50
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 16:46 schreef Isdezenaamalbezet het volgende:
Totale inkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen
belastbaar inkomen door de schijven halen
- heffingskorting = besteedbaar inkomen
right?
Iemand? :'(
Jeffrey_Sandonderdag 26 mei 2011 @ 17:51
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 17:50 schreef Isdezenaamalbezet het volgende:

[..]

Iemand? :'(
klopt
Masterboydonderdag 26 mei 2011 @ 17:56
Bruto Inkomen + Bijtellingen ( Auto van de zaak) - Aftrekposten (Hypotheekrente) = Belastbaar Inkomen

Belastbaar Inkomen > Box 1 (Totaal) + Box 2 (Totaal) + Box 3 (Totaal) - Heffingskorting = Totaal.
Totaal - Voorheffing ( Is niet altijd) = Totale belasting die je moet betalen of soms krijg je zelfs wat terug.

Voorheffing staat er meestal al bij maar kans is wel klein dat we dit morgen terugzien op het examen denk ik zelf ;)
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 18:08
Snapt iemand vraag 24 van Economie 2010-I ? Aub ik ben er al een half uur mee bezig, begrijp het nog steeds niet..
snellehenkdonderdag 26 mei 2011 @ 18:09
Is er al een goede samenvatting langsgekomen?
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 18:10
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:08 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Snapt iemand vraag 24 van Economie 2010-I ? Aub ik ben er al een half uur mee bezig, begrijp het nog steeds niet..
Correctiemodel?
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 18:10
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:10 schreef Hansie18 het volgende:

[..]

Correctiemodel?
Daar staan alleen coordinaten bij vermeld. Dit is echt lastig...
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 18:14
quote:
14s.gif Op donderdag 26 mei 2011 17:56 schreef Masterboy het volgende:
Bruto Inkomen + Bijtellingen ( Auto van de zaak) - Aftrekposten (Hypotheekrente) = Belastbaar Inkomen

Belastbaar Inkomen > Box 1 (Totaal) + Box 2 (Totaal) + Box 3 (Totaal) - Heffingskorting = Totaal.
Totaal - Voorheffing ( Is niet altijd) = Totale belasting die je moet betalen of soms krijg je zelfs wat terug.

Voorheffing staat er meestal al bij maar kans is wel klein dat we dit morgen terugzien op het examen denk ik zelf ;)
Box1 box2 en box3 is toch iets heel anders dan de schijven? :'( ik snap er niks meer van!
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 18:14
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:10 schreef ErikHoevenaars het volgende:

[..]

Daar staan alleen coordinaten bij vermeld. Dit is echt lastig...
Is toch makkelijk.
Hij is in 5 groepen, allemaal van 20%. Het is cumulatief. Dus bij groep 1 hoor (7,6, 20), bij 2 (20.8, 40) etc
Masterboydonderdag 26 mei 2011 @ 18:17
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:14 schreef Isdezenaamalbezet het volgende:

[..]

Box1 box2 en box3 is toch iets heel anders dan de schijven? :'( ik snap er niks meer van!
Box 1 gaat alleen over die schrijven.Box 2 is aandelen maar dat hoef je bijna nooit te kennen en Box 3 gaat over je eigen vermogen.
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 18:18
quote:
14s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:17 schreef Masterboy het volgende:

[..]

Box 1 gaat alleen over die schrijven.Box 2 is aandelen maar dat hoef je bijna nooit te kennen en Box 3 gaat over je eigen vermogen.
Oke box 1 is dus schijven. Dan, wat moet je bij box 2 en 3 doen?
111023donderdag 26 mei 2011 @ 18:21
Iemand nog een samenvatting van de echte kern stof?
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 18:23
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:18 schreef Isdezenaamalbezet het volgende:

[..]

Oke box 1 is dus schijven. Dan, wat moet je bij box 2 en 3 doen?
Box 3 is vermogen. Box 2 hoef je niet te kennen, volgens mij!
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 18:24
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:10 schreef ErikHoevenaars het volgende:

[..]

Daar staan alleen coordinaten bij vermeld. Dit is echt lastig...
Ojaa die daar kwam ik ook niet uit!
Hansie18donderdag 26 mei 2011 @ 18:24
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:21 schreef 111023 het volgende:
Iemand nog een samenvatting van de echte kern stof?
Kijk is boven je
ErikHoevenaarsdonderdag 26 mei 2011 @ 18:25
Iemand alle formules inclusief loonkosten per product ?
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 18:26
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:25 schreef ErikHoevenaars het volgende:
Iemand alle formules inclusief loonkosten per product ?
Kijk beginpost -> spoiler :)
computerprobleemdonderdag 26 mei 2011 @ 18:28
Oefenexamen 2010-I afgemaakt.
Ik had 37 van de 56 punten, met een n-term van 1.0.
Ik zou vorig jaar een 6.945 gehaald hebben, wat nét geen 7 geweest zou zijn. :'( x 5000

Is dit goed of slecht?
Ondertussen wel wat termen enz. opgezocht die ik nog niet wist en in rekenmachine ingevoerd, maar heb het gemaakt zonder eerst alles te herhalen/leren enz.

Lorenz-curve ga ik nog even oefenen en de boxen.
De boxen kwamen i.i.g. niet voor en het index-cijfer begrijp ik nu ook wel. :)
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 18:30
Cassenzo waar staat de wekloosheid frictie conjuctuur en die andere etc?
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 18:31
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:28 schreef computerprobleem het volgende:
Oefenexamen 2010-I afgemaakt.
Ik had 37 van de 56 punten, met een n-term van 1.0.
Ik zou vorig jaar een 6.945 gehaald hebben, wat nét geen 7 geweest zou zijn. :'( x 5000

Is dit goed of slecht?
Ondertussen wel wat termen enz. opgezocht die ik nog niet wist en in rekenmachine ingevoerd, maar heb het gemaakt zonder eerst alles te herhalen/leren enz.

Lorenz-curve ga ik nog even oefenen en de boxen.
De boxen kwamen i.i.g. niet voor en het index-cijfer begrijp ik nu ook wel. :)
Goed of slecht? Haha dat weet je zelf toch ook wel, als je gewoon redelijk in Economie bent, is dit wel een goed cijfer hoor. Ik zou er zeker blij mee zijn, maar jammer genoeg verschillen sommige examens nog al van elkaar, dus ik zou maar niet te vroeg juichen :)
Cassenzodonderdag 26 mei 2011 @ 18:32
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:30 schreef TakAFCA het volgende:
Cassenzo waar staat de wekloosheid frictie conjuctuur en die andere etc?
Van mijn post de eerste spoiler, bij Samengevat, het boekje "arbeidsmarkt"

daar staat onder andere dit;

Er zijn verschillende soorten werkeloosheid:

- Frictiewerkeloosheid: is werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden als je van school komt of pas ontslagen bent.

- Seizoenwerkloosheid: ontstaat omdat bepaalde bedrijven in het ene jaargetijde niet of minder produceren dan in het andere.

- Kwalitatieve structuurwerkloosheid: dan worden er andere soorten arbeid gevraagd dan er aangeboden worden. Als er een tekort aan arbeid is op een bepaalde deelmarkt maar tegelijkertijd werkloosheid op een andere deelmarkt, is er sprake van kwalitatieve structuurwerkloosheid.

- Kwantitatieve structuurwerkloosheid: er zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. (er verdwijnen banen, er word minder geproduceerd waardoor er banen verdwijnen. (loonkosten omlaag, kleinere wig).)

- Conjunctuurwerkloosheid: de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit. Er wordt dus in vergelijking met wat de mensen willen te veel geproduceert. De bestedingen zijn laag in relatie tot de productiecapacititeit en er wordt dus weinig geproduceerd, dus worden er mensen ontslagen.
TakAFCAdonderdag 26 mei 2011 @ 18:33
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:32 schreef Cassenzo het volgende:

[..]

Van mijn post de eerste spoiler, bij Samengevat, het boekje "arbeidsmarkt"

daar staat onder andere dit;

Er zijn verschillende soorten werkeloosheid:

- Frictiewerkeloosheid: is werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden als je van school komt of pas ontslagen bent.

- Seizoenwerkloosheid: ontstaat omdat bepaalde bedrijven in het ene jaargetijde niet of minder produceren dan in het andere.

- Kwalitatieve structuurwerkloosheid: dan worden er andere soorten arbeid gevraagd dan er aangeboden worden. Als er een tekort aan arbeid is op een bepaalde deelmarkt maar tegelijkertijd werkloosheid op een andere deelmarkt, is er sprake van kwalitatieve structuurwerkloosheid.

- Kwantitatieve structuurwerkloosheid: er zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. (er verdwijnen banen, er word minder geproduceerd waardoor er banen verdwijnen. (loonkosten omlaag, kleinere wig).)

- Conjunctuurwerkloosheid: de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit. Er wordt dus in vergelijking met wat de mensen willen te veel geproduceert. De bestedingen zijn laag in relatie tot de productiecapacititeit en er wordt dus weinig geproduceerd, dus worden er mensen ontslagen.
Koel kon het niet meer vinden in mij rekenmachine
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 18:46
Heeft er iemand toevallig een bestandje met alle begrippen/formules die je moet kennen + betekenis voor in mijn gr? Zou super chill zijn.
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 18:53
gehuwde vrouw, bruto-inkomen 180.000 euro. aftrekbare studiekosten: 1000 euro. hypotheeklening van 800.000 tegen 6% rente per jaar. Heeft algemene heffingskorting en arbeidskorting van 3347 euro.

is de hypotheeklening ook een aftrekpost?
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 18:53
Naast belasting over inkomen uit arbeid dient er ook belasting te worden betaald over inkomen uit vermogen.

Ik weet niet of het al gevraagd is maar wat is belasting over inkomen uit vermogen precies?
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 18:56
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:53 schreef AchmedJan het volgende:
Naast belasting over inkomen uit arbeid dient er ook belasting te worden betaald over inkomen uit vermogen.

Ik weet niet of het al gevraagd is maar wat is belasting over inkomen uit vermogen precies?
Rente-inkomsten bijv.

En @likmeweariop, ja de rente is een aftrekpost ja!
admiraalmichieldonderdag 26 mei 2011 @ 18:56
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:53 schreef likmewearip het volgende:
gehuwde vrouw, bruto-inkomen 180.000 euro. aftrekbare studiekosten: 1000 euro. hypotheeklening van 800.000 tegen 6% rente per jaar. Heeft algemene heffingskorting en arbeidskorting van 3347 euro.

is de hypotheeklening ook een aftrekpost?
jaa hypotheekrente is een aftrekpost net als reiskosten,studiekosten, kosten kinderopvang etc
Isdezenaamalbezetdonderdag 26 mei 2011 @ 18:56
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:53 schreef likmewearip het volgende:
gehuwde vrouw, bruto-inkomen 180.000 euro. aftrekbare studiekosten: 1000 euro. hypotheeklening van 800.000 tegen 6% rente per jaar. Heeft algemene heffingskorting en arbeidskorting van 3347 euro.

is de hypotheeklening ook een aftrekpost?
Nee alleen de rente, de schuld wordt namelijk niet gezien als een inkomen.
111023donderdag 26 mei 2011 @ 18:56
Hoe connect je je TI- 84 plus nou eigenlijk met de PC? Dat kabeltje van mij past nooit in een USB-poort:o
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 18:58
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:56 schreef admiraalmichiel het volgende:

[..]

jaa hypotheekrente is een aftrekpost net als reiskosten,studiekosten, kosten kinderopvang etc
dus de aftrekposten zijn (800.000 X 0.06 ) + 1000 = 49000
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 18:59
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:56 schreef 111023 het volgende:
Hoe connect je je TI- 84 plus nou eigenlijk met de PC? Dat kabeltje van mij past nooit in een USB-poort:o
Een kabel met usb en aan de andere kant mini-usb! :Y
111023donderdag 26 mei 2011 @ 18:59
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:56 schreef 111023 het volgende:
Hoe connect je je TI- 84 plus nou eigenlijk met de PC? Dat kabeltje van mij past nooit in een USB-poort:o
Of moet je een speciale kabel ervoor hebben? :s
111023donderdag 26 mei 2011 @ 18:59
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 18:59 schreef Moffol het volgende:

[..]

Een kabel met usb en aan de andere kant mini-usb! :Y
Oh die shit heb ik er niet bijkregen, laat dan maar :P
Verrasdonderdag 26 mei 2011 @ 19:05
Dit wordt hem zó niet he :')

een 6,8 voor een 8 gemiddeld, een 8,8 voor een 9 gemiddeld :')
maar ik heb gewoon geen zin meer om het door te nemen. zo saai en al zo vaak gehad..
Joosterddonderdag 26 mei 2011 @ 19:06
Kan iemand mij uitleggen hoe je de coördinaten bepaald in een Lorenze curve ik snap er de ballen niet van en kan geen goede uitleg vinden. :D
Jeffrey_Sandonderdag 26 mei 2011 @ 19:08
Je moet de punten gewoon de hele tijd bij elkaar optellen.
dus bijv.
je hebt 1 2 3 4 5
eerste punt =1
tweede punt is 1+2=3
derde punt is 2+3 = 5
als het goed is zou je dan in totaal op 100% moet uitkomen.

(ik hoop dat het een duidelijke uitleg is :P)
Bedrijfseconoomdonderdag 26 mei 2011 @ 19:09
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:06 schreef Joosterd het volgende:
Kan iemand mij uitleggen hoe je de coördinaten bepaald in een Lorenze curve ik snap er de ballen niet van en kan geen goede uitleg vinden. :D
Je kijkt gewoon hoeveel % van de rijken het deel van het inkomen/vermogen hebben van het totaal. Dus bijvoorbeeld 1% van de beroepsbevolking beschikt over 40% van het totale vermogen.
En 40% van de armen beschikt over 1% van het totale vermogen.

Dan zijn de coördinaten; (40-1) en (99-60).

Nja, het is niet heel duidelijk. Eigenlijk zou je nog even terug moeten naar je leerboek of op internet zoeken! ;)
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 19:11
Het bedragdat je in die schijfendinges doet is toch het brutoloon? (of het nettoloon?)
jordyqwertydonderdag 26 mei 2011 @ 19:15
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:11 schreef AchmedJan het volgende:
Het bedragdat je in die schijfendinges doet is toch het brutoloon? (of het nettoloon?)
Bruto, je gaat er toch belasting over betalen?
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 19:16
oke mensen die ook lweo hebben.
collectieve sector.
mag ik het antwoorde van opdracht 32 b.

want ik heb het boekje niet!
admiraalmichieldonderdag 26 mei 2011 @ 19:18
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:16 schreef likmewearip het volgende:
oke mensen die ook lweo hebben.
collectieve sector.
mag ik het antwoorde van opdracht 32 b.

want ik heb het boekje niet!
ik heb ook geen antwoordenboekje , maar achterin je boek zit bijlage met hints
antwoord 32 b = ¤58.135
AchmedJandonderdag 26 mei 2011 @ 19:24
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:15 schreef jordyqwerty het volgende:

[..]

Bruto, je gaat er toch belasting over betalen?
Thx dat dacht ik maar ik twijfelde even :P
computerprobleemdonderdag 26 mei 2011 @ 19:27
Ben gestopt. :)

Meer dan 3 uur geleerd, is wel genoeg.
Een heel examen geoefend (2010) en bijna een 7 gescoord (6.945 :( )
Alle formules uit de OP in rekenmachine gestopt.
Alle formules die ik niet snap met een voorbeeld in rekenmachine gestopt.
Alle begrippen die ik niet wist in rekenmachine gestopt.

Voor de 1000e keer dat we deze stof krijgen, dus er staan al iets van 20 economie bestanden in mijn rekenmachine. Niet handig, maar ja, ken het grootste gedeelte nu echt wel.

Boxen enz. nooit gesnapt en ga nu geen moeite doen om het wel te snappen, belastingen uitrekenen enz. Zal misschien niet eens op het examen voorkomen, als dat wel zo is, hooguit 2 of 4 punten van de iets van 60.

:)
likmewearipdonderdag 26 mei 2011 @ 19:27
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:18 schreef admiraalmichiel het volgende:

[..]

ik heb ook geen antwoordenboekje , maar achterin je boek zit bijlage met hints
antwoord 32 b = ¤58.135
kut ik had 58136
Panda1000donderdag 26 mei 2011 @ 19:32
Zijn de Bv's , VOF's enzovoorts belangrijk?
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 19:34
Ik ben nog steeds niet begonnen. -O-
MacorgaZdonderdag 26 mei 2011 @ 19:34
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:32 schreef Panda1000 het volgende:
Zijn de Bv's , VOF's enzovoorts belangrijk?
Dat is M&O.
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 19:34
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:34 schreef Ezell het volgende:
Ik ben nog steeds niet begonnen. -O-
steenpuist2donderdag 26 mei 2011 @ 19:37
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:34 schreef MacorgaZ het volgende:

[..]

Dat is M&O.
Het is wel examenstof
111023donderdag 26 mei 2011 @ 19:37
Ook nog niet begonnen. Maar als je Wiskunde + M&O al gehad hebt, is economie relatief gezien ook wat makkelijker.
MacorgaZdonderdag 26 mei 2011 @ 19:37
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:37 schreef steenpuist2 het volgende:

[..]

Het is wel examenstof
Oke, dat is niet zo leuk. Vieze avatar trouwens.
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 19:38
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:34 schreef Ezell het volgende:
Ik ben nog steeds niet begonnen. -O-
Ik ga denk ik dadelijk even een oefenexamen maken :P, dan weet ik of ik het ken.. en dan morgen nog even wat samenvattingen lezen als ik zoek :D.
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 19:40
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:38 schreef Internepper het volgende:

[..]

Ik ga denk ik dadelijk even een oefenexamen maken :P, dan weet ik of ik het ken.. en dan morgen nog even wat samenvattingen lezen als ik zoek :D.
Dat zou ik eigenlijk ook moeten doen. Het examen begint gelukkig pas in de middag, dus ik kan vannacht desnoods een tijdje doorgaan.
blaffende_visjesdonderdag 26 mei 2011 @ 19:45
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:40 schreef Ezell het volgende:

[..]

Dat zou ik eigenlijk ook moeten doen. Het examen begint gelukkig pas in de middag, dus ik kan vannacht desnoods een tijdje doorgaan.
Maar ging jij niet zo hoog mogelijke cijfers proberen te halen om zoveel mogelijk kans te maken op een plek bij de HU?
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 19:46
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:45 schreef blaffende_visjes het volgende:

[..]

Maar ging jij niet zo hoog mogelijke cijfers proberen te halen om zoveel mogelijk kans te maken op een plek bij de HU?
Jup. Ik heb de motivatie wel, maar met concentreren gaat het heel vaak mis.
111023donderdag 26 mei 2011 @ 19:48
Als er gevraagd wordt: bereken de wig. Hoe moet je dit uitdrukken dan??
Panda1000donderdag 26 mei 2011 @ 19:52
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:34 schreef MacorgaZ het volgende:

[..]

Dat is M&O.
Hmm staat wel gewoon in mijn economie boek..
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 20:04
moeten we ook een lorenze curve tekenen ?
kan het namelijk niet vinden in de syllabus
111023donderdag 26 mei 2011 @ 20:07
Tekenen lijkt me niet? Wel aflezen!
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 20:17
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:07 schreef 111023 het volgende:
Tekenen lijkt me niet? Wel aflezen!
En coördinaten plaatsen.
bosna030donderdag 26 mei 2011 @ 20:19
je begint pas bij de belastingschijven als je de belastbare inkomen weet niet de brutoloon!

belastbare inkomen kan berekend worden door eigenwoningforfait op te tellen bij het bruto loon en de aftrekposten af te trekken van die brutoloon+eigenwoningforfait. Maar de eigenwoningforfait geld alleen als de inkomensgenietende een eigen woning heeft dus geen huurwoning en dergelijke
handboekdonderdag 26 mei 2011 @ 20:20
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:15 schreef jordyqwerty het volgende:

[..]

Bruto, je gaat er toch belasting over betalen?
FOUT, dat is je belastbaar inkomen

bruto inkome
aftrekposten -
-----------------------
belastbaarinkomen
belastingen -
---------------------------
belasting bedrag
heffingskortingen -
-------------------------
te betalen belasting
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:21
Wat denken jullie? Zal het examen ontzettend moeilijk worden? Inzicht vragen waar je 'U' tegen zegt en vragen over de tekst die je moet leren die je alleen kan weten als je die-hard geleerd hebt. Of zal het allemaal wel meevallen en zullen ze ons sparen? :*
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 20:21
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:21 schreef Moffol het volgende:
Wat denken jullie? Zal het examen ontzettend moeilijk worden? Inzicht vragen waar je 'U' tegen zegt en vragen over de tekst die je moet leren die je alleen kan weten als je die-hard geleerd hebt. Of zal het allemaal wel meevallen en zullen ze ons sparen? :*
Super moeilijk met een lage n-term.
handboekdonderdag 26 mei 2011 @ 20:22
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:21 schreef Moffol het volgende:
Wat denken jullie? Zal het examen ontzettend moeilijk worden? Inzicht vragen waar je 'U' tegen zegt en vragen over de tekst die je moet leren die je alleen kan weten als je die-hard geleerd hebt. Of zal het allemaal wel meevallen en zullen ze ons sparen? :*
Zal allemaal wel meevallen, zolang ze mij maar minimaal een 5.2 bezorgen vind ik het best.
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:22
quote:
14s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:21 schreef Internepper het volgende:

[..]

Super moeilijk met een lage n-term.
Ik hoop het niet... :')
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:22
Ik moet een 8+ staan gemiddeld, voor alles, zodat ik zonder loting journalistiek kan gaan doen...
handboekdonderdag 26 mei 2011 @ 20:23
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:22 schreef Moffol het volgende:

[..]

Ik hoop het niet... :')
Kan niet eens domme schoenenpoetser, hippie, rif-aap!!!!!

Moeilijk examen = hoge norm
makkelijk examen = lage norm
tipsyyydonderdag 26 mei 2011 @ 20:23
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:22 schreef Moffol het volgende:
Ik moet een 8+ staan gemiddeld, voor alles, zodat ik zonder loting journalistiek kan gaan doen...
Waarom ben je niet aant leren dan ;)
Internepperdonderdag 26 mei 2011 @ 20:23
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:22 schreef Moffol het volgende:
Ik moet een 8+ staan gemiddeld, voor alles, zodat ik zonder loting journalistiek kan gaan doen...
Nee zal allemaal wel meevallen denk ik. Succes in ieder geval! Ik moet een 4.5 halen :')
Ezelldonderdag 26 mei 2011 @ 20:24
Wie kent een website met oude pilot examens?
bosna030donderdag 26 mei 2011 @ 20:24
iemand vroeg hoe je de wig kan berekenen nou dat doe je als volgt, je neemt de brutoloon van de werknemer haalt daar de belasting en premies van af nu heb je de nettoloon van de werknemer

Nu ga je kijken naar de werkgever de werkgever moet over de brutoloon van de werknemer de sociale premies erbij doen.

Hierdoor zijn de totale kosten van de werkgever vele malen groter: werkgeverskosten(brutoloon werknemer +sociale premies)- nettoloon werknemer= dit verschil is de wig
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:25
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:23 schreef Internepper het volgende:

[..]

Nee zal allemaal wel meevallen denk ik. Succes in ieder geval! Ik moet een 4.5 halen :')
Als ik een 5.5 wil staan moet ik een 3.6 halen. Als ik voor al mijn examens een 3.8 of zo zou hebben ben ik alsnog geslaagd! ;(
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:25
Oké, ik ga weer leren, godverdomme wat is fok!ken verslavend... *O*
handboekdonderdag 26 mei 2011 @ 20:26
quote:
0s.gif Op dinsdag 24 mei 2011 11:45 schreef Verras het volgende:

[..]

Ja, ik sta een 8,2. Met een 1 wordt dit:

(8,2 + 1) / 2 = 9.2 /2 = 4.6 = 5

win :)
Je berekening klopt niet. 8.2 + 1 = 9.2 / 2 = 4.6 /2 is 2.3?
Je hebt een /2 teveel
Moffoldonderdag 26 mei 2011 @ 20:27
Ik denk dat ik wel een 7.8 haal voor dit examen.
ibo0546donderdag 26 mei 2011 @ 20:27
ik wil een 6.5 moet lukken
handboekdonderdag 26 mei 2011 @ 20:27
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 20:27 schreef Moffol het volgende:
Ik denk dat ik wel een 7.8 haal voor dit examen.
ik een 8.7
bosna030donderdag 26 mei 2011 @ 20:27
iemand had een document vermeld hier op de forum volgens mij was dat handboek maar ik dan het niet openen omdat als ik op de spoiler klik er niks gebeurd iemand enig idee?
Isetmyfriendsonfiredonderdag 26 mei 2011 @ 20:27
quote:
0s.gif Op donderdag 26 mei 2011 19:06 schreef Joosterd het volgende:
Kan iemand mij uitleggen hoe je de coördinaten bepaald in een Lorenze curve ik snap er de ballen niet van en kan geen goede uitleg vinden. :D
Stel, 30% van de bevolking behoort tot de 20% van de hoogste inkomens. Dan behoort 70% van de bevolking dus bij de 80% laagste inkomens (100-30=70 en 100-20=80). Het coördinaat is dit: (80,70).
bosna030donderdag 26 mei 2011 @ 20:28
Voor morgen het is uitermate handig om de structuur en conjuctuur kant goed te kennen en de daarop volgende relaties en verbanden en oorzaken en oplossing etc goed te bestuderen
MetBasdonderdag 26 mei 2011 @ 20:30
Als je een van de formules zoals in OP nodig hebt, dan wordt die toch gegeven op formuleblad?