Academisch debat in de beste traditie:
TURKEN NOG VERRE VAN ERKENNING ARMEENSE GENOCIDE
Een discussiebijeenkomst over de Armeense genocide georganiseerd door Studium Generale, donderdagavond 16 maart op de campus, liep tumultueus af. Hiermee werd nog maar eens bevestigd hoe gevoelig deze periode (met name de jaren 1915-1916) nog steeds ligt bij vooral Turken. Ondanks de omzichtigheid waarmee de inleidende sprekers hun verhaal hielden, kregen de emoties bij het publiek al snel de overhand.
Zo’n vierhonderd man publiek was deze donderdagavond naar de campus van Woudestein getrokken voor een debat over de Armeense genocide. Drie inleidende sprekers stonden op het programma: dr. Ton Zwaan (centrum voor genocide Studies en UvA), Fred Grünfeld (hoogleraar Oorzaken Mensenrechtenschendingen) en Guido van Leemput (Tweede kamerlid voor de SP). Te elfder ure was een soort coreferent aan het trio toegevoegd in de persoon van Timur Erogluer (docent aan de Hogeschool Utrecht). Dit onder Turkse druk, omdat op voorhand al gevreesd werd dat het debat niet objectief zou verlopen. Michaël Zeeman was gecharterd om als avondvoorzitter de zaken in goede banen te laten verlopen.
Alvorens de drie heren hun inleidende betoog afstaken, was er een beeldpresentatie over de Armeense genocide te zien, gemaakt door kunstenares Stephanie Benzaquen. Onder toeziend oog van een doodstille zaal trokken tekeningen, cartoons, foto’s over deze zwarte bladzijde in de Ottomaanse geschiedenis minutenlang voorbij.
Aan Ton Zwaan de eer om van acquit te gaan. Drie vragen met drie antwoorden wil hij aan de orde stellen. Allereerst: ‘Wat is er precies gebeurd met de Armeense bevolkingsgroep?’ Volgens Zwaan heeft er een massale en geweldadige deportatie van Armenen plaatsgevonden. Dit had een systematisch karakter en geschiedde op last van het dictatoriale, militaristische regime. Zwaan benadrukt direct dat de deelname aan de deportaties door de gewone man slechts beperkt was en dat sommige burgers zelfs Armenen hielpen onderduiken.
Armenen waren al eerder de klos geweest in het Ottomaanse rijk, maar zo systematisch als dat in de jaren 1915-1916 gebeurde, was niet eerder vertoond. Op last van het ministerie van Binnenlandse zaken werden in de nacht van 24 en 25 april 1915 in Istanbul en een aantal andere steden honderden prominente Armenen gearresteerd en per trein afgevoerd om vervolgens te worden vermoord. De ruggengraat van de Armeense gemeenschap werd op die manier gebroken, aldus Zwaan.
In de erop volgende zomer werden Armenen en masse opgepakt en gedeporteerd naar de woestijn in wat nu Irak en Syrië is. Dat is een grote meerderheid van hen noodlottig geworden. Schattingen gaan uit van 0,8 tot 1,2 miljoen slachtoffers.
‘Hoe kunnen we die geschiedenis beschouwen, begrijpen en verklaren?’ Zwaan stelt dat dit soort processen altijd het resultaat zijn van besluiten van politieke en militaire elites. De cruciale vraag in het onderhavige geval is waarom? Volgens Zwaan zijn er twee belangrijke redenen. Enerzijds het verval van het Ottomaanse rijk, zowel door druk van buitenaf als door opstanden van minderheden binnen het rijk zelf (overigens ook vaak met hulp van buitenaf). De twee grote christelijke minderheden, Grieken en Armenen, werden daardoor door het regime als bedreiging ervaren.
De tweede reden was het feit dat de Eerste Wereldoorlog woedde. Daardoor had het regiem teveel macht, die vervolgens kon worden ingezet tegen de Armenen. “Dit is een noodzakelijke en vaak voldoende conditie”, aldus Zwaan. “Dit is hoe ik denk dat het was, maar daarover kan worden gediscussieerd.”
Tenslotte gaat Zwaan in op de vraag waarom dit ook wel de ‘vergeten genocide’ wordt genoemd. In 1920 was het algemeen bekend, maar tussen 1925 en 1970 ebt de belangstelling weg. Pas de laatste tijd is er weer een toename van het aantal studies over de massaslachting onder Armenen en groeit de politieke erkenning.
De Turkse bevolking is slecht geïnformeerd, aldus Zwaan, dat veel te maken heeft met het ontkenningsbeleid van de Turkse regering. “Ik hecht er belang aan onderscheid te maken tussen het Turkse establishment. De Turken zijn de moordenaars van de Armeniërs, is een onzinnige bewering.”
Vervolgens mag Guido van Leemput uitleggen wat een politicus op deze avond hier doet. Dat is, volgens de SP’er puur omdat de discussie een rol speelt in de politiek. Van Leemput zou het fijn vinden als de Turkse regering de gebeurtenissen zou erkennen. Iets wat er tijdens het kemalistische nationalisme nooit inzat. “Waarom dus niet gewoon erkennen, als alles duidelijk is?”, vraagt hij zich af. “Waarschijnlijk uit angst voor schadeclaims; Amerikaanse advocaten lopen zich nu al warm.”
Desalniettemin zou het in de optiek van Van Leemput geen kwaad kunnen om, eventueel onder internationale begeleiding, tot erkenning over te gaan. Er wordt verkrampt mee omgegaan en de gebeurtenissen rond de Turkse schrijver Pamuk tonen nog maar eens welk een taboe er op de zaak rust in Turkije. “De staat is bang voor verlies van macht van het kemalisme”, vermoedt Van Leemput.
“Het moet in Turkije zelf gebeuren. Uitdrukkingsvormen als monumenten zijn een democratisch recht. Zoek daarom naar partners van de andere kant. Verklaar openlijk dat gerechtigheid moet gebeuren; richt u niet alleen op bestuurders, maar juist ook op uw naasten. Geef het goede voorbeeld”, raadt hij beide partijen aan.
Hoogleraar Fred Grünfeld gaat in op zaken als waarheidsvinding, berechting, compensatie en rehabilitatie. “Dat is belangrijk voor een samenleving waar dit soort zaken zijn gebeurd.” Zonder waarheidsvinding is er geen berouw mogelijk, aldus Grünfeld, terwijl juist “excuses kunnen leiden tot reparatie en vervolgens tot restitutie, compensatie en rehabilitatie.” Met name dat laatste is voor slachtoffers erg belangrijk, betoogt hij. Alleen dan kan de omzetting plaatsvinden van ‘slachtoffer’ naar ‘overlevende’. Een belangrijk verschil, omdat de laatset categorie publieke erkenning inhoudt.
Spijtbetuigingen vergen veel tijd, weet ook Grünfeld. Regeringen zijn slechts mondjesmaat daartoe bereid en niet alleen vanwege eventuele financiële claims. “Het is gewoon moeilijk te erkennen dat er fouten zijn gemaakt. In het reine komen met je eigen verleden is lastig. Toch moet je dat als samenleving doen, ook al voel je je niet verantwoordelijk. Kijk naar de verzoeningscommissies van Mandela, kijk naar de nieuwe president van Chili of Alfonsin in Argentinië. Een belangrijk aspect daarbij is, niet te denken ‘o, wat hebben mijn ouders fout gedaan?’.”
Ook Grünfeld besluit met de visie dat dit alles zich binnen de Turkse samenleving zelf dient af te spelen. “We moeten oppassen voor externe druk al hebben ook de landen buiten Turkije de verantwoording hun eigen oordeel over de gebeurtenissen te vormen.”
Als Timur Erogluer achter het katheder plaatsneemt, klinkt vanuit de zaal voorzichtig het eerste gejoel. Meteen ook klimt iemand in de microfoon, als Zeeman Erogluer vraagt om een ‘korte’ reactie. “Hoezo kort”, roept de verhitte jongeman. “Zij mogen ook lang.”
Erogluer steekt van wal. “Ik ben een onafhankelijk historicus, een wetenschapper; het is niet aan mij om politieke uitspraken te doen. Maar ik wil wel meteen één ding zeggen over het kemalisme. Het is een misvatting dat dit nationalistisch is; het is geen etnisch nationalisme.” De zaal klapt. “Kemal was een voorbeeldig leider van het Midden-Oosten, terwijl in Europa Hitler aan de macht was”, geeft hij een subtiele veeg uit de pan.
Dan gaat ook hij in op de context van de slachting onder Armeniërs. Hij wil graag wat omissies van Zwaan aangeven, al worden ze door hem gepresenteerd als ware het verzachtende omstandigheden: de imperialistische politiek van Engeland, Frankrijk en Rusland. Met name het laatste land voedde het Armeense nationalisme. En dan is er nog het feit dat Armenen zelf ook geen lieverdjes waren. “Armeniërs vermoordden Turken en Koerden”, aldus Erogluer. “Het Armeense nationalisme was een gevaar en heeft ervoor gezorgd dat tot deportatie is overgegaan”, stelt de onafhankelijke wetenschapper. “De Armenen zijn daarbij niet alleen gedood; er zijn ook velen omgekomen door honger en uitputting, iets dat geldt voor de gehele Anatolische bevolking in die tijd.”
Erogluer’s ‘rechtzettingen’ worden ruw onderbroken door mannen en jongens die plots flyers beginnen uit te delen. Het blijken pamfletten te zijn over vermeende misdaden begaan door Russen en Armenen tegen de Azerbeidzjaanse bevolking in onder meer het stadje Khojaly. Na een minuut of wat zijn de mannen de zaal uitgewerkt.
Erogluer vervolgt: “Ik wil me niet uitlaten over het feit of het een genocide was of niet. De historici zijn hierover verdeeld. Ik leg liever de nadruk erop dat Armenen en Turken honderden jaren vreedzaam met elkaar hebben geleefd. Laten we dus de geschiedenis geen geweld aan doen en haar overlaten aan historici en niet aan politici.”
Het is inmiddels kwart over negen. Vanaf dat moment raken de gemoederen steeds meer verhit. Voornoemde oververhit manspersoon zet meteen de toon. “Door wie wordt u betaald?”, vraagt hij Zwaan. Dit naar aanleiding van diens reactie in de Volkskrant op een interview met de Amerikaanse historicus Justin McCarthy, die beweert dat er helemaal geen genocide heeft plaatsgevonden. Zwaan bekritiseerde McCarthy en noemde dat deze door de Turkse staat werd betaald. Zwaan: “McCarthy beweert halve waarheden en wordt door de Turkse regering gesubsidieerd.”
Iemand stelt dat het feit dat de Armeense genocide ‘ineens’ weer een issue is, logisch is, nu de Turken voor de poorten van de Europese Unie staan. Maar waarom laat het Armeense volk zich hiervoor gebruiken? Politici moeten zich erbuiten houden, vindt hij.
Een meisje uit de zaal wil daar wel antwoord opgeven. “Het is niet ineens, het speelt al negentig jaar bij elke, individuele Armeen. Nu hebben we eindelijk de kans om dit onder de aandacht te brengen in de media. Dit is juist een kans voor ons. Voor ons is het helemaal geen politieke kwestie; juist Turkije maakt het politiek.”
Vervolgens meent een ander over te moeten gaan op het beledigen van Zwaan. “Ik had heel veel vragen voor Zwaan, maar ik neem hem niet serieus. Dus stel ik Van Leemput maar een vraag. Heeft u ook moties ingediend over de moord op Arabieren door Italianen in Libië’ of over de moorden op Turken door Grieken op Cyprus?”
Nog iemand doet een duit in het zakje. “Ik vind het jammer dat er niet objectief wordt gedaan.” En dat door een voorstander van waarheidsvinding: “Welke bronnen heeft u eigenlijk gebruikt?”
Zwaan zwaait met twee boeken, hetgeen vervolgens bij een meisje met hoofddoek de reactie uitlokt dat hij een slecht historicus is, als hij maar twee bronnen heeft gebruikt. Om daarna te melden dat in haar visie de historische feiten zijn verdraaid en dat Turkije meer moet worden geraadpleegd. Vanzelfsprekend kan ze rekenen op veel geklap uit de zaal, met name achterin waar zich een grote, op het oog georganiseerde ‘pro-Turkse’ groep ophoudt.
Meer en meer wordt er door elkaar geroepen; hierbij is het woord ‘objectief’ een sleutelwoord. Het doet zelfs Erogluer verzuchten dat “het lijkt alsof we het zelf hebben beleefd, gezien de emoties. Laten we discussiëren als volwassenen, binnen wetenschappelijke kaders. Laten we ons niet leiden door emoties.”
Dat vindt geen weerklank. Als tegen tienen de discussie door Zeeman wordt beëindigd, ontrollen de lieden achterin Turks en Azerbeidzjaanse vlaggen, onderwijl kreten slakend, en Grijze-Wolftekens makend. Uiteindelijk moet er een dozijn politieagenten aan te pas komen om de gemoederen te bedaren. Dat duurt een tijdje en er worden zelfs kogelvrije vesten aangetrokken, omdat meerdere studenten een vuurwapen zouden hebben gezien. Michaël Zeeman en programmamaakster bij Studium Generale, Nicoline Lodeweges, worden per politiebusje naar het station vervoerd.
Gert van der Ende