quote:
Wat extra quotes en commentaar. De interpretatie heeft teveel een Trouw (protestants christelijk) karakter.
quote:
“Een begrip van solidariteit voor nu, voor het tijdperk ná het neoliberalisme. Anders ingevuld dan vroeger, existentieel en urgent. De politiek kan niet meer uitgaan van een ervaren collectief, zoals klasse. Klassiek links dacht aan een ‘wij’ van onderdrukten en uitgebuiten. Dat bestaat niet meer. Er zijn te veel winnaars en verliezers die zich niet meer laten verenigen.”
Daar gaat Bude in zijn boek uitgebreid op in. Onrecht op het werk was ooit een sterk motief voor solidariteit, schrijft hij, de communisten wisten dat. Niets vonden ze belangrijker dan eenheid tussen de arbeiders, niets zo gevaarlijk als onderlinge strijd. ‘Proletariërs, verenigt u’, was niet voor niets de leus. Arbeiders herkenden zich in de term ‘klasse’, ze werkten allemaal met dezelfde machines voor hetzelfde loon, ze konden staken en dan stopten hun machines. In een kantoor vormen werknemers nu een ‘niet-klasse’: werknemers willen als ‘individu’ worden aangesproken op eigen vaardigheden, en naar individuele prestaties beloond.
Bedrijven stimuleren dat: ontplooi jezelf, onderscheid je! Mensen willen een persoonlijke meerwaarde geven en zoeken in het werk meer dan werk: vervulling. Zie al die unieke individuen dan maar in een ‘klasse’ te verenigen. Voeg daarbij de flexibilisering van de arbeidsmarkt, met groeiende legers aan ‘zelfstandigen’ en ‘creatieven’. Als wezenloze atoompjes zoemen ze langs elkaar heen in hun co-working space: samen, maar ieder voor zich, hooguit klonter je kortstondig samen voor een project, dan val je weer uiteen.
Hierdoor, analyseert Bude, hebben mensen minder snel het gevoel dat eenzelfde lot ons allen treft en zijn ze dus nauwelijks achter een gemeenschappelijke zaak te scharen. Bovendien is succes (en falen) je eigen verantwoordelijkheid, dat is het mensbeeld van de zelfoptimalisatie: werk aan jezelf, haal alles eruit! Van deze filosofie is Silicon Valley doordrenkt, stelt Bude. Met hun apps exporteren de Silicon-bedrijven haar.
“Solidariteit”, schrijft Bude, “gaat om mijn bereidheid me te openen voor de noden en het lijden van mijn medemensen, en mijn gevoel van verantwoordelijkheid en bekommernis om het geheel”.
Bude gaat ervan uit de dat de neoliberale orde een realiteit is, en dat solidariteit alleen nog binnen de neoliberale zienswijze mogelijk is. Een vorm van solidariteit, waarbij de winnaar solidair is met de verliezer i.p.v. solidariteit van mensen met elkaar, zoals de arbeidersbeweging het stelde: zonder het onderscheid 'winnaar' en 'verliezer', dus zonder een accounting van de netto de flow van de ene groep naar de andere, en dus zonder de strijd daarover (het oorspronkelijke ideaal: vrijheid, gelijkheid en broederschap).
Mensen verenigen zich rond gemeenschappelijke belangen, niet omdat ze allemaal hetzelfde zijn of hetzelfde werk doen. Arbeiders hoeven niet allemaal hetzelfde te doen om gemeenschappelijke belangen te hebben. Een onderdeel van een gemeenschappelijke belang is een onderhandelingspositie (macht) verwerven, door de mensen aan jouw kant van de streep te organiseren en samen 1 lijn te trekken. Dat betekent: de neoliberale atomaire zienswijze verwerpen. Wat niet moeilijk is, want deze is onjuist. Een atomaire samenleving is instabiel voor groepsvorming, omdat groepen sterker zijn dan individuen. Het is typisch, dat juist de voorvechters van de neoliberale zienswijze hechte hierarchische organisaties vormen, die hun gedeelde belangen dienen, en zo proberen om zoveel mogelijk sleutelposities in de samenleving te verwerven.
Het idee van een klasse begint niet met een definitie van de klasse in termen van bezigheden van mensen, maar met het verwerven van de mogelijkheid om voor je belangen op te kunnen komen. Dat begint met een verbond aangaan met mensen die aan dezelfde kant van de streep staan als jezelf. Bij een toenemende ongelijkheid krijg je vanzelf zo'n streep (scheidslijn). Toenemende ongelijkheid
maakt van een samenleving een klassenmaatschappij. Het kan dus nog steeds (Loonslaven, verenigt u!).
Het atomiseren van de samenleving (het marktspel) is een manier om deze vorm van zelforganisatie te belemmeren. Door het marktspel los te laten op de bevolking, in de vorm van een hermetisch managementsysteem, kan men verhinderen dat de bevolking, bij een toenemende ongelijkheid zich organiseert, en voor zijn belangen kan opkomen. Het individualistische non-cooperatieve marktspel en haar spelregels maakt het onmogelijk. Een marktspeler in het veld, zonder grip op de spelregels. Het is de verdeel-en-heers strategie in ultieme vorm. Dat leidt tot onmacht, wat leidt tot agressie / geweld, naar zichzelf toe en/of naar anderen.
Dat liefdadigheid vernederende vormen kan aannemen, komt in het neoliberale woordenboek niet voor. Een serieus punt, want sociale emoties worden door neoliberalen vaak ingezet om druk mee uit te oefenen (shaming), maar hun ideologie ontkent het bestaan van sociale emoties (dat is een mindfuck). Hun ideologie kent alleen zelfbehoud als motief, emoties zoals angst en walging, en dus de noodzaak uit alle macht de andere kant op te roeien.
De enige manier om voorbij klasse tegenstellingen te komen, is door solidair te zijn met mensen i.h.a. Dat is geen liefdadigheid van de winnaars t.a.v. de verliezers, maar in ieders belang, en zodoende ben je ook solidair met jezelf. Dat men dat niet meer zo ziet, is een gevolg van de neoliberale ideologie, die samenwerking heeft vernauwd tot samenwerking via de markt.
quote:
De verhouding tussen gerechtigheid en solidariteit is het grote thema van de verzorgingsstaat van de toekomst. De vraag van rechtvaardigheid is: Wat komt je toe? Solidariteit vraagt: Wat heb je nodig? Die laatste vraag hebben onze verzorgingsstaten veel te weinig gesteld.”
“De vraag ‘Wat heb je nodig?’ zegt iets over onze verhouding. Dan moeten we ons beiden inspannen om dat mogelijk te maken. Nu is het vaak: ik ga naar een loket en klaag dat ik niet krijg waar ik recht op heb. Dat gaat uit van onpersoonlijke rechtvaardigheid. Terwijl de verzorgingsstaat gebouwd is op de solidariteit van burgers. Onder het juridische zit vertrouwen. Op dat laatste dreigen we het zicht te verliezen en dat zicht moeten we weer krijgen.
“Een voorbeeld. In Duitsland willen de sociaal-democraten nu een ‘basispensioen’ invoeren (het land kent geen AOW, red.). Voor sociaal-democraten is het logisch dat dit een goed idee is, dat moet iedereen toch willen, ouderen van dagen hebben recht op een waardige oude dag. Dat willen ze financieren door belastingheffing, maar ze gaan eraan voorbij dat je eerst de basale discussie moet voeren over de vraag: wíllen we dit als solidaire gemeenschap? Als dat gesprek in alle openheid gevoerd wordt, zul je nog versteld staan van waartoe mensen bereid zijn, vermoed ik. Maar je moet het ze wel eerst vrágen: Wat is het u waard dat we een ‘basispensioen’ krijgen in Duitsland?”
“Veel mensen vinden dat de welvaartsstaat hun wordt opgelegd. Dat is niet goed, want solidariteit vraagt juist de inzet van iedere enkeling die zich ervoor moet willen inzetten. Dáár moeten we het over hebben, in alle openheid, ik geloof dat dat onze democratie opfrist.”
Solidariteit en gerechtigheid tegenover elkaar stellen, is geen goed idee. Het doet mij denken aan Richard Rorty "Objectiviteit en Solidariteit". Het suggereert dat recht (of objectiviteit) solidariteit uitsluit. Recht is niet de tegenpool van solidariteit. Een kleingeestig idee van eigenbelang conflicteert met solidariteit. Een kleingeestig idee van eigenbelang is niet het kenmerk van recht (of objectiviteit), maar een neoliberale misvatting.
quote:
“Mijn oplossing is: we hebben een idee van solidariteit nodig dat door het oog van de naald is gegaan van het individu. Dat het individualisme erkent. Mijn idee is er eentje van ná het neoliberalisme. Alleen op het ‘ik’ kun je in de huidige tijd nog een urgent idee van een ‘wij’ funderen. Niet vanuit klasse of voorgegeven groep.”
Dat is altijd al het idee geweest. Een klassenmaatschappij is nooit een links ideaal geweest. De bestaande klasse of standenmaatschappij werkte in hun nadeel. De klassenstrijd was gericht op de opheffing daarvan. Het begrip klasse was dus niet een uitgangspunt, maar een reactie op onderdrukking. Links is een brede emancipatiebeweging, die de emancipatie wil doortrekken naar de hele bevolking.
Maar links gelooft
niet:
- dat een geemancipeerde samenleving bestaat uit losse individuen die geheel in hun eigen macht staan.
- dat samenwerking alleen de vorm van competitie mag aannemen
- dat een autonomie
naar een andermans maatstaven (de neoliberale maatstaven) autonomie is.
Het is de droom van zittende macht, dat hun eigen maatstaven zo waar zijn, dat afdwingen, dat anderen daar ook naar leven, geen onderdrukking is.
quote:
“Laat ik even teruggaan in de tijd. In 2004 schreef ik ‘Gesellschaft der Angst’ (Samenleving van de angst). Dat is eigenlijk mijn boek over het neoliberalisme. Mijn basisthese daarin was dat het sterke zelf in de kern een angstig zelf is: ik ben bang om tekort te schieten. Iets te missen. Het idee is dat het sterke ik maar zeer moeizaam zijn angst beteugelt. In mijn nieuwe boek ga ik daarvanuit verder. Solidariteit is de poging om te zeggen: overwin je angst. En dat kun je alleen als je afscheid neemt van het idee dat je alles zelf voor elkaar kunt krijgen.”
“Door ruimhartig te durven zijn. Je moet op anderen leren afstappen in het vertrouwen dat ze geen profiteurs zijn. Mensen gaan er vaak van uit dat anderen profiteurs zijn – ‘die neemt alleen maar en geeft niks terug’. Omdat ze bang zijn de sukkel te zijn die achter het net vist omdat-ie niet aan zichzelf dacht. Zo iemand wordt juist zelf een profiteur. Je moet je angst overwinnen om die sukkel te durven zijn.”
En door erop te kunnen rekenen dat je omgeving je niet vijandig gezind is, niet op je neerkijkt. De neoliberale periode wordt gekenmerkt door haat voor de overheid en haat voor links (haat voor alle mogelijke profiteurs). De manier om te laten zien dat je deugde, was te tonen dat je deze twee haatte. Iedereen die links was, was een object van haat. Links en de overheid waren degenen die je alles wilde afpakken.
Het klopt dat de angst daarvoor rechts definieert. Dat is hun klassenstrijd, die nooit zo wordt benoemd (maar doorgaat voor de waarheid over het goede, omdat zij de zittende macht zijn). Hun oplossing is een radicale boedelscheiding. Alleen transacties, een ruil van gelijke waarde, zijn nog redelijk / acceptabel. Dat is het uitgangspunt van de marktideologie. Dan moet je wel weten wat van gelijke waarde is. Sterker, wat uberhaupt waarde is en hoe het tot stand komt. Kortom, je moet de waarheid over het goede kennen.
De neoliberalen werken een model uit, waarin men ervan uitgaat dat waarden subjectief zijn. Het enige criterium dat overblijft, is vrijwilligheid, wat vervolgens beschouwd wordt als een geldige 'niet-uitbuitingsverklaring' (ook al leidt het tot een Hobbesiaans idee van vrijheid). Alle kaarten worden gezet op het vergroten van de keuzemogelijkheden en keuzevrijheid. Daarin let men niet op de eigen macht van het individu, die wordt veronderstelt, en is volgens de propaganda louter een kwestie van karakter, een kwestie van moraal. Zo veronderstelde ze botweg dat het individu godgelijk is (ver bezijden de realiteit) en daarmee voed je onmacht / angst onder de bevolking. Deze fictie wordt gepropageerd door mensen in sterke posities, met name degenen die daarvoor in de juiste tak van sport zitten.
Het gaat nog verder. De bestuurselite opereert vanachter de schermen en trekt daarvoor een facade op, waarop de propaganda geprojecteerd wordt: hoe je moet denken, wat je moet vinden (denk als een marktspeler). Als deze propaganda je vijandig gezind is, dan kun je dit pareren door zelf ook een facade hoog te houden, waarop je de propaganda spiegelt. Je voordoen als dat, wat je geacht wordt te zijn. Verstopt achter je eigen facade kun je dan, in het privé van je eigen hoofd, er eigen maatstaven en opinies op na houden, verborgen voor de anderen. Facades maken dubbelspel mogelijk en de samenleving onbetrouwbaar, wat de angst voedt.
quote:
“Toch denk ik dat het heel, heel belangrijk is. Het gaat in wezen om een ervaring van kwetsbaarheid, van zwakte van het individu. Als ik ontdek hoe broos mijn kracht is, zie ik eigenlijk dat ik daarmee alleen in het reine kan komen met anderen in de buurt.
“We leven momenteel in een tijd – en daarom is het echt het ogenblik van de solidariteit – waarin de erkenning van onze kwetsbaarheid zich kan verbinden met de erkenning dat de hele planeet kwetsbaar is. Dat de aarde op ons is aangewezen. Anders gaan we samen ten onder.”
Klopt. De solidariteit met anderen is tevens solidariteit met jezelf (i.p.v. liefdadigheid), ingegeven door het besef dat je nauwelijks in je eigen macht staat, dat je, hoe dan ook, afhankelijk en daarom kwetsbaar bent. Er zijn wel grenzen, die bewaken dat solidariteit overgaat in uitbuiting (misbruik). Zo ziet links de neoliberalen als uitbuiters. Zo zien de neoliberalen de overheid en links als dief en klaploper. Een dispuut over wie de freeloader is. Is dat vooral de toplaag die zich alles toeeigend, of is dat vooral de onderlaag die zijn steentje niet bijdraagt? De verschillen in positie en belangen splitsen de onderlinge solidariteit in een klassengebonden solidariteit, solidariteit met de eigen groep.
Dat de neoliberalen daarbuiten of daarboven staan, is een misvatting geweest. Zij hebben een managementsysteem proberen door te voeren. Dat vereist dat de bevolking zich daarna voegt. Dit is d.m.v. propaganda doorgedrukt. Zo werd iedereen gebombardeerd tot een autonoom individu in een non-cooperatief spel, een autonoom individu naar de voorgekookte maatstaven van anderen. Dat is een schijnautonomie. Door het managementsysteem (een marktmodel) achter de schermen op te zetten, konden ze het presenteren als een aspect van de natuurlijke orde (en de wet van vraag en aanbod als een natuurwet, of de enige natuurwet). Zo waren het niemands maatstaven, maar de objectieve criteria voor rechtvaardigheid (iets wat je begrijpt als je rationeel denkt, en alles in de juiste verhoudingen ziet).
Bude heeft grotendeels gelijk, een herbezinning is nodig. Het neoliberalisme, in zijn uitgewerkte conceptuele en formele vorm, is zo extreem eenzijdig, dat na 30 jaar brainwashing, we de wereld collectief niet meer voldoende begrijpen. Teveel propaganda. Vanwege de grote vraag naar propaganda, dat kan niet anders, neoliberaal rationeel beschouwd.
Het venijn van het neoliberalisme zit vooral in het staartje, to go all the way, wat voortvloeit uit een streven naar markt-volledigheid. Het systeem moet compleet zijn, zonder losse de eindjes, want die kunnen leidden tot inefficienties, storingen of misbruik. De economische onderkant van de samenleving is zo'n los eindje, dat niet zou moeten bestaan, wat men bestrijdt met ontmoedigingsbeleid. Daarin is meer voortgang te boeken, naarmate men meer bereid is om humanitaire uitgangspunten los te laten.
Humaniteit is inderdaad een belangrijke bodem, die je niet kunt loslaten, zonder dat een samenleving zichzelf fundamenteel ondergraaft. Confucius, Lao Tse, Boeddha en Prediker stellen humaniteit voorop, en keren zich tegen het machtsstreven. Ze konden het weten, want het waren geen beste tijden.
Neoliberalen stellen dat hun systeem daarvoor de enige oplossing is, als je het rationeel bekijkt, en lijken blind geweest voor hun eigen machtsstreven, dat volledig ruim baan kreeg. Het systeem garandeerde al, ideologisch en formeel, dat ze binnen het systeem niet buiten hun boekje konden gaan. Zolang je binnen die grenzen blijft, kun je, dus moet je, rationeel beschouwd, gegeven de competitie, alles uitbuiten.
Neem het Bijbelboek Job. Als God iedereen beloont die goed doet, en iedereen straft die kwaad doet, dan kun je het ook omdraaien. Iedereen waarmee het slecht gaat, deugd ergens niet. Als je het neoliberalisme op de spits drijft (tot met het staartje) dan kun je dezelfde redenering ophangen met winnaars en verliezers. Het Bijbelboek Job oppert een alternatieve verklaring: het zijn beproevingen. Dat idee maakt solidariteit rechtvaardig, en doet meer recht aan de feiten (objectief).
[ Bericht 0% gewijzigd door deelnemer op 28-10-2019 12:57:41 ]