De Pool van 't HaasjeZaterdagnacht was het weer eens zover. Ik mocht iets bijzonders meemaken.
Tegen half negen werd ik door mijn vader naar tankstation De Lucht gebracht, langs de A2 tussen Zaltbommel en ’s-Hertogenbosch. Hij woont zelf in de Maaspoort in ’s-Hertogenbosch-Noord, vlak bij de Maas.
Ten opzichte van de vorige keer, toch al weer zeker een half jaar terug, was er wel iets veranderd. Tankstation De Lucht heeft, in tegenstelling tot veel Nederlandse snelwegtankstations, iets groots in zich, zoals op tankstations in Duitsland. Het personeel in de shop zit verder weg. De Lucht is zo’n tankstation waar het nooit geneert om rondwandelend rond te kijken en rond te vragen naar een meerijdmogelijkheid.
Het duurt niet lang voor een Limburgs koppel me mee kan laten rijden, zij gaan naar Roermond. Meneer de chauffeur heeft wel wat moeite met het tijdstip waarop ik mij liftend verplaats. Het loopt tegen negen uur in de avond. En het is winter, dus het daglicht is reeds enige uren geleden weggeschemerd, nadat de zon verdween achter de horizon. Het zijn inderdaad niet de momenten waarop chauffeurs het meest makkelijk instemmen op de vraag van een lifter of hij nog mee kan.
Ik rijd mee tot tankstation ’t Haasje tussen Eindhoven en Weert. Daar is het – tegen tien uur – vrij rustig. De chauffeur van een busje gevuld met negen Roemenen wil me er niet meer bij hebben, al gaan zij wel naar Zuid-Limburg. De auto is vol, de politie zou hem moeten vermanen. Als ik wil betalen kan ik het risico dat hij loopt wel afkopen. Dat doe ik niet. Ik spreek een jongen uit Polen aan in zijn eigen taal. Vol enthousiasme roept hij “siadai”, ga zitten!, al kan ik slechts twintig kilometer mee, naar het volgende tankstation Ellerbrug. De Poolse jongeman bewondert mijn Pools. Tegen mijn opmerking dat ik nauwelijks een gesprek kan voeren in het Pools brengt hij in dat hij bij mij geen accent hoort.
Hij vraagt me of Nederlanders negatief denken over mensen uit Polen. Ik geef maar geen antwoord op de vraag.
Jammer dat hij me niet mee wil laten rijden naar tankstation Het Anker bij Sittard. De Pool rijdt naar een kameraad uit Polen die in Heinsberg zit, net over de grens bij Heerlen. Het zou voor hem – zo schatte ik in – zo’n beetje vijf minuten meer tijd kosten. Te trots op zijn navigatiesysteem denk ik dan, de “ouderwetse” kaart laat weggebruikers wat meer nadenken over reële alternatieven. Bovendien is hij bewapend met de moderne mobiele telefoon en zijn kameraad – die hem opbelt – laat mijn chauffeur weten dat hij zit te wachten en te laat is… Ach, wat is nu eigenlijk te laat als je naar je vrienden gaat!
Dus wordt het tankstation Ellerbrug.
Ellerbrug ligt aan de A2, die ter plaatste parallel ligt langs het onder regime van Napoleon aangelegde Kanaal Wessem-Nederweert en ter hoogte van het dorpje Ell. Het is een – afgezien van de A2 – erg rustig gedeelte van Midden-Limburg. Ik word hier om 22.30 af gezet. Er is nog wel de nodige klandizie en ik heb het idee binnen een half uur een rit te kunnen hebben naar Zuid-Limburg, wellicht meteen naar Maastricht.
Zo vlot gaat het niet.
Om 23.00 sluit de tent. Enkele chauffeurs rijden aan en zijn verbaasd niet meer te kunnen tanken en dat de shop dicht is. Zo gaat dat op ieder tankstation dat ’s avonds sluit, elk dag opnieuw. Maar ook deze mensen gaan niet de kant op waar ik heen wil, of durven het momenteel niet meer aan (hoewel ik zeker weet dat ik als lifter op elk tankstation wordt vastgesteld door de diverse camera’s die er hangen). Dus ook niet de iets alternatief ogende vrouw in een bus van “Het Huis van Bourgondië”, wat volgens mij een volkstheater of iets dergelijks is in de omgeving van of in Heerlen.
Na elf uur rijd er zo nu dan nog een chauffeur het terrein op om te komen tanken, maar helaas, dat zal niet meer gaan. Voor mij biedt dat altijd nog kansen op een rit. Sommigen gaan daadwerkelijk nog tanken met de pinpas.
Op het parkeerterrein staat een grote Toyota waar vijf jonge vrouwen in zitten. Het zijn alle dames van om en nabij de 25 jaar. Overdag zit zo’n auto te vol voor een lifter. Maar nu kan ik leven met de gedachte om plaats te nemen in de kofferruimte. Of desnoods met drie meiden naast me op de achterbank. Er zijn ergere dingen in het leven. In de auto wordt driftig gerookt, er worden foto’s gemaakt, er wordt gepraat en gelachen. De ruiten zijn beslagen. Op een stil, verlaten tankstation is flirten met een auto gevuld met wat mensen altijd nog een optie. Bij een auto vol met vrouwen heb je vrij weinig te verliezen. Maar gepast respect blijft op zijn plaats. Op een stil, verlaten tankstation zijn auto’s met mannen ook interessant, maar ook deze moeten met gepast respect worden benaderd, voornamelijk als het meerdere mannen zijn. Hoe benader je mensen op de juiste manier? Want dat beïnvloedt onder andere potentiële risico’s en de kans om aan het begin van de nacht een rit te verkrijgen.
De chauffeur van een bus die zijn laatste twee passagiers op het tankstation uit laat stappen beveelt mij aan om naar mijn bestemming te wandelen. Ik moet er hartelijk om lachen en laat maar weten dat ik liever op het tankstation zal overnachten.
De lucht is helder. De hemel toont alle sterren en de maan is voor ruim driekwart gevuld. De wind waait met kracht twee. Het koelt geleidelijk af tot – althans aan de grond – een temperatuur die iets onder het vriespunt ligt. Langzaam bevriest de grond, langzaam verschijnt er rijp in het veld.
Na middernacht stoppen er nog maar weinig auto’s bij Ellerbrug. Een enkeling komt nog tanken met pinpas. De man van een jong Vlaams koppel rijdt naar de omgeving van Maastricht, maar zij durven het niet aan om me mee te laten rijden. Daarvoor heb ik volledig respect. Ja, het betekent dat ik hier nog even blijf. Maar het is goed dat ik weet waarom dat zo is.
Ook op de A2 wordt het langzaam rustiger, maar zaterdagnacht is misschien toch de drukste nacht van de week op deze snelweg. Al zijn we dan vrij ver van de stad, ik vermoed vrij veel verkeer van stappers.
Een man wil me wel een lift geven tot Geleen, maar onderweg moet hij een pauze nemen van 20 tot 30 minuten om zich om te kleden of iets in die trant. Ik sla het aanbod af, er komt juist een andere auto de parking op.
Soms is er niemand. Nu ja, niemand, op het terrein staat één vrachtwagen geparkeerd. De chauffeur is in dromenland. Hoewel het tankstation gesloten is komt er rook uit de schoorsteen van de shop. Maar vooral die ene chauffeur zorgt er voor dat er tóch nog íets menselijk leven ter plaatse is. En dat geeft me een goed gevoel. Op de Litouwse vrachtwagen zit een sticker van Panevezys. Een vriendin van me in Tilburg komt uit deze stad. We vinden overal verbanden, het is mooi zoals het is.
Na enen wordt het stil. De hoeveelheid verkeer op de A2 voldoet inmiddels wel aan mijn voorwaarde voor veilig liften op de vluchtstrook, want er rijden inmiddels minder dan zes auto’s per minuut. Voor veilig liften moeten de ogen dan altijd gericht zijn op het verkeer. Bovendien strek ik mijn arm niet uit als het aankomend verkeer met inhaalacties bezig is, of in een rijtje voorbij komt. Zo op de vluchtstrook mag je niets verwachten. Het is een helse beslissing voor een chauffeur om bij 120 per uur – of meer – in de ankers te gaan voor een schim met uitgestrekte arm onder een lantaarnpaal.
Rutger Hauer liftte in Turks Fruit ook op de vluchtstrook van de Limburgse A2. Gewoon overdag. Het leek wel of het de normaalste zaak van de wereld was.
Telkens als ik zie dat er een auto voorsorteert om Ellerbrug op te rijden huppel ik door de berm naar de pomp. Een kans om iemand aan te spreken komt naderbij!
Onverrichter zake keer ik telkens terug naar de vluchtstrook. Of onverricht, ik heb toch maar steeds gecheckt of er een meerijdmogelijkheid zou zijn.
De lucht is helder, de wind is zacht. Mijn kleding is aan de dunne kant, maar dat dacht ik overdag ook al. Dit weer zal me niet verkouden maken, of erger!
Ik kijk om en zie dat een auto is gestopt. Het rijd achteruit het parkeerterein op.
Ik draai me om en galoppeer naar deze auto toe.
Het is een taxi uit Maastricht.
Het portierraam wordt open gedraaid.
Een kort gesprekje.
“Als u gaat zitten, gaat de meter lopen!”.
“Maar ik ben lifter, het is sport.”
“Ik kan u niet gratis mee laten rijden, ik ben taxichauffeur.”
“Meneer, ik kan het niet betalen…”
Het raampje gaat dicht. Een taxichauffeur rijdt in zijn eentje naar Maastricht.
Nog even op dezelfde plek op de vluchtstrook gestaan.
Soms komt er nog iemand de parking op. Ook al rijden sommige mensen het terrein alleen maar over om er meteen weer van af te rijden, ik ga toch meteen die kant uit. Het houdt me warm, het brengt nog afwisseling!
Half twee. Tot zeven uur zal het aantal auto’s op weg nog afnemen. Daarna nemen mijn kansen weer toe. Nog goed vijf uur te gaan. Goed dat ik dit al eens heb meegemaakt, toen min of meer met opzet.
Een man stopt om zijn blaas te legen. Ik sta bij zijn Mercedes. Hij speelt het spel perfect.
“Nou meneer, nee meneer, dat kan ik echt niet doen hoor, nee meneer, ik moet zometeen al de grote weg af meneer, het spijt me meneer, meneer, dat gaat niet, meneer, meneer, dag meneer!”.
Na enige tijd loop ik naar de uitvoegstrook voor het tankstation. Er is ook nog een oprit een kleine twee kilometer terug, Kelpen-Oler, maar daar verwacht ik nog maar weinig verkeer. De uitvoegstrook is goed verlicht en daarom ben ik daar voor chauffeurs beter zichtbaar als op de vluchtstrook ter hoogte van het tankstation. Zou me dat 20% meer kans geven op een rit? Op een uitvoegstrook rijden uitvoegende auto’s. De kans dat deze zullen stoppen moet ook iets groter zijn, aangezien deze hun snelheid al aan het verlagen zijn en zij bovendien op het parkeerterrein willen stoppen om te tanken of om te pissen.
Voegt er iemand uit dan stap ik meteen van de uitvoegstrook af. Veiligheid boven alles. Ik kijk achterom en loop weer naar de parking, omdat zich misschien nog een mogelijkheid voor zal doen om om een lift te vragen.
Ik sta weer op de uitvoegstrook. Een auto komt de strook op gereden, het knipperlicht – het in Limburg in zwang zijnde woord clignateur is veel mooier – staat aan.
Ter hoogte van mij gooit de bestuurder het anker over boord.
“Rijdt u wellicht naar Zuid-Limburg, ik zoek een lift naar Maastricht”.
Het antwoord luidt: “Ja hoor, stap maar in”.
De man, rijdend in een Saab uit 1980, wil tanken en is verrast dat de pomp niet meer open is.
Even na 02.00 rijden we de snelweg op. In eerste instantie wil de man mij naar Maastricht brengen, dus dat stemt me goed, maar ik reken er natuurlijk niet op. Immers, hij woont er ook ruim twintig kilometer vandaan, en dit soort omritten maken chauffeurs niet vaak.
Misschien was mijn beste optie om rond 02.20 bij tankstation Het Anker – 24 uur open! – uit te stappen. We gaan hier tanken. Er is nog meer klandizie. Gewoonlijk stap ik hier uit, één op vijf rijdt hier naar of door Maastricht, de rest rijdt richting Heerlen, Kerkrade, Sittard of Aken. Stel de meenamebereidheid is gezakt van overdag 50% naar om en nabij de één op vijf, dan zal ik statistisch gezien ongeveer twintig chauffeurs om een rit moeten vragen. Maar wellicht neemt nu niet meer dan één op tien mee. Dat kan ik bij gebrek aan ervaring en gebrek aan referentie bij andere lifters niet goed beoordelen.
Terug in de auto begint de twijfel toe te slaan bij mijn chauffeur. Maastricht is wel ver weg nog, en zeker De Heeg, de wijk waar ik woon. “Nee, zestig kilometer omrijden is me te veel”. Nu ja, het was ook zijn eigen eerste idee, ik had nergens om gevraagd, behalve een rit “in de richting van”.
Als hij deze twijfel al had getoond voor we gingen tanken, dan was ik wellicht op Het Anker gebleven.
Hij stelt voor om me naar Vossedal te brengen, een tankstation langs de A2 bij Beek. Dan is de omweg maar vijftien kilometer, weet ik. Maar aangezien ik niet weet of dit tankstation ’s nachts wel open is en het er bovendien nooit druk is stel ik voor om op de A76 afrit Geleen / Beek uit te stappen. Overdag heb ik daar steeds binnen een kwartier een rit naar Maastricht gekregen.
Om half drie stap ik uit. Op de oprit staat meer wind, maar wat later voel ik het niet meer. Misschien is het alleen maar het effect van het contrast tussen in een auto zitten en buiten zijn, wat je bij liften goed kan ervaren. Net zoals wachten op een winderig treinstation in de polder.
De Mc Donald’s naast de oprit is gesloten. Op de oprit ga ik maar eens naar wat MP3’tjes luisteren van Enigma, de albums A posteriori en Erotic dreams, esoterisch verantwoord. Eens per twee minuten rijdt een auto de snelweg op. Mijn liftbord MAASTR. is goed leesbaar onder de felle lampen. Eén chauffeur maakt een duidelijk gebaar “helaas, ik rijd ergens anders heen”. De helft heeft een Belgisch kenteken en rijdt denkelijk richting Genk, Hasselt of Antwerpen. Op het fietspad langs de rijksweg tussen Geleen en Beek fietsen veel jonge mensen die op stap zijn geweest, sommige lallend. Maar om kwart voor vier word ik het wachten toch zat. Er komt ook steeds minder verkeer, nu alle kroegen gesloten zijn!
Ik ga aan de wandel naar Beek, en bepaal dat ik ga checken of ik elders beter kan liften. Een taxi van Geleen naar Maastricht wil ik niet. Dan loop ik liever naar huis. Nachtelijk openbaar vervoer is er niet.
Wat is het heerlijk rustig ’s nachts op de rijksweg. Er rijden voornamelijk nog wat taxi’s voorbij. Mijn duim steek ik toch nog maar eens op als er wat langs gaat komen. Heel Beek slaapt. Alleen in het centrum zie ik nog een late fietser, waarschijnlijk op stap geweest. Ik ben zelf ook op stap. Nachtwandelen is heerlijk. Overigens, de hemel is nu betrokken en de vorst is al weer uit de grond.
Rond half vijf ben ik bij tankstation Vossedal. Landschappelijk een mooie plek met zicht naar het Maasdal, het buurtschap Catsop met z’n fraaie hagen en holle wegen, en aan de horizon – althans overdag – het Mechelderbos in het Verre Belgische Buitenland.
Vossedal is open, maar uitgestorven. Wel staan er nog een stuk of tien vrachtwagens, de chauffeurs slapen. En een oud Nederlands busje, daar liggen ook mensen in te slapen. De pompmedewerker brengt ordening in de seksboekjes in de shop. Na een minuut of vijf of tien zonder stoppende auto’s – er rijdt er nog één per minuut over de A2 zelf – loop ik weer verder. Nog 12 of 14 kilometer, de kans wordt misschien steeds groter dat ik de rest helemaal zal hiken.
Oh, heerlijke wandelschoenen!
Zo loop ik over de zandweg onderlangs de A2 waar veel Bijenorchissen groeien, en een doodlopend straatje op waar ook Bijenorchissen langs te vinden zijn, en aan het einde van het straatje vervolg ik mijn weg door het bermgebied van de snelweg. Bij de afrit wandel ik naar de andere kant, nu kom ik langs Vliegveld Beek. Een vrachtwagen verlaat juist het vliegveld en ik steek mijn duim de lucht in. Stopt niet, maar komt even later ook niet de A2 op richting Maastricht. Had me dus niet geholpen. Er is nog een vrachtwagen, een Luxemburger, dus de kans bestaat dat deze door Maastricht naar Luxemburg zal gaan. Ook dit blijkt niet het geval te zijn.
Iets later zie ik een Kerkuil de Vliegveldweg over vliegen.
Ik wandel door een tunneltje net nadat ik de vertrekhal ben langs gewandeld.
Aan deze kant van de A2 is er een speciale oprit waar alleen bussen de snelweg op mogen rijden. Ik negeer het verbodsbord en ga nog een minuut of vijf met uitgestrekte arm op de vluchtstrook staan. Althans, als er een auto in de buurt komt. Daarna wandel ik rustig door tot ik bij de rotonde ben onderaan de afrit van Meerssen / Bunde. Bij een rotonde in Meerssen, zes uur in de morgen, komen net twee vroege auto’s langs. Deze stoppen niet voor mij, ik wacht nog een derde af, en dan wandel ik door naar Rothem. Ook daar gaat de duim nog even omhoog. Bij Rothem is altijd wat meer verkeer, binnendoor verkeer van Meerssen naar Maastricht en afstekers die van de A2 naar de A79 willen.
Na 1500 meter loop ik op mijn gebruikelijke woonwerk fietsroute. Nu weet ik dat het nog exact zes kilometer is, en dat ik dus om half acht bij mijn bed zal arriveren!
Zo wandel ik rustig door over de Molenweg en de Oude Molenweg langs de oostrand van Maastricht. Hier loop ik veel liever dan door de wijken, al is dat misschien nog een halve kilometer minder lang.
Voor het traject van ’s-Hertogenbosch naar Maastricht had ik dit keer de recordtijd van elf uur nodig, een symbolische tijd, zo tegen het eind van het Carnavalsseizoen.
Met hartelijke dank aan mijn vader, die me naar tankstation De Lucht bracht.
Noot. Naar mijn indruk is er op zondagavond meer verkeer te vinden op de lange afstand dan op zaterdagavond. Zo tegen het eind van het weekend is het dan misschien ook minder verrassend een lifter te treffen op de weg.
[ Bericht 0% gewijzigd door Frank__NL op 09-02-2009 20:03:04 ]