En achtergrond info:
quote:
Ook bij kleinste risico ‘is er niets wat VS niet zullen doen’
Boek onthult de omstreden middelen van de regering-Bush in haar oorlog tegen terreur
Als er één procent kans is op een terreuraanslag reageren we alsof hij er zeker komt. Die doctrine van Dick Cheney is het geheim achter de oorlog tegen terreur, aldus een nieuw boek. Niet het recht maar de impuls wint.
Washington, 20 juni. Het is twee maanden na 11 september. In de Situation Room, de crisiskelder van het Witte Huis, komen de leiders van de ‘oorlog tegen terreur’ bijeen: vice-president Dick Cheney, nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice en directeur George Tenet van de CIA. De aanslagen van Al-Qaeda op New York en Washington zinderen nog na, Amerika zet zich schrap voor nieuwe terreuracties.
Die ochtend heeft Tenet nieuws. De CIA heeft uit Libische bron vernomen, vertelt hij, dat Osama bin Laden een maand vóór 11 september een ontmoeting heeft gehad met twee Pakistaanse kerngeleerden, van wie één gespecialiseerd is in de verrijking van uranium. „Meneer de vice-president, dit is nou waar we allemaal echt bang voor waren”, zegt Tenet. „Dit verandert alles.”
Cheney is perplex. Hij denkt hardop na. Het is „nog niet” mogelijk te omschrijven hoe de VS hierop moet reageren, zegt hij. Een medewerker van Tenet geeft details: de kerngeleerden zijn vooraanstaande Pakistani, ze zijn opgeroepen voor verhoor en aan een leugendetector onderworpen: de bliepjes duidden op bedrog. Dan weet Cheney genoeg. „Als er één procent kans is dat de Pakistaanse geleerden Al-Qaeda helpen met het ontwikkelen of bouwen van een kernwapen”, zegt hij, „dan moeten we reageren als was het een zekerheid. Het gaat niet om onze analyse of het vinden van doorslaggevend bewijs. Het gaat om onze reactie.”
Dit moment, beschrijft onderzoeksjournalist en Pulitzer-prijswinnaar Ron Suskind in zijn nieuwe boek, The one percent doctrine (De een procent doctrine), is bepalend voor de manier waarop de Amerikaanse regering daarna de oorlog tegen terreur is gaan voeren. Cheney’s woorden, die hij volgens het boek later in andere interne bijeenkomsten herhaalde, zouden het kader voor deze oorlog vormen. Bewijs was niet meer van belang. Voor analyse was geen tijd meer. Actie was geboden. En zo werden de terreurbestrijders van de VS – Tenets CIA voorop – met een „uitzonderlijk ruim mandaat” de wereld ingestuurd, aldus Suskind. Of, zoals CIA-directeur Tenet later het interpreteerde: „Er is niets wat we niet zullen doen.”
Aan de hand van een World Wide Attack Matrix bracht de CIA het slagveld in kaart: de dienst zou de jaren daarna, aldus het boek, in tachtig landen operaties uitvoeren. En in al deze landen had de dienst een license to kill van president George W. Bush: CIA-medewerkers waren er geoorloofd verdachte terroristen te vermoorden. Alles uiteraard in het geheim. Cheney: „Een heleboel dat nu moet worden gedaan zal in stilte moeten worden gedaan, zonder enige discussie (*).”
Het plaatst de ontsporingen waarin Amerikanen de laatste jaren verzeild raakten – Abu Ghraib, Guantánamo Bay, de Oost-Europese CIA-gevangenissen – in een logische context. In het boek wordt ook een reeks niet eerder gepubliceerde ontsporingen beschreven.
Zo is er de aanhouding van de operationele chef van Al-Qaeda, Khalid Sheikh Mohammed, in 2002 in het Pakistaanse Karachi. Daarbij besluit de CIA ook zijn twee kinderen – een jongetje (7) en een meisje (9) – in hechtenis te nemen. De verhoorders krijgen vanuit Langley, het hoofdkwartier van de CIA, te horen dat ze geen middel onbeproefd mogen laten om Mohammed aan de praat te krijgen. Mohammed blijft zwijgen. Vervolgens houden ze hem voor „dat ze zijn kinderen pijn zouden doen als hij niet meewerkte”. „Mooi”, reageert Mohammed, „dan kunnen ze zich bij Allah voegen, op een betere plek.”
Ook blijken de Amerikanen een verdachte terrorist te hebben gemarteld in de wetenschap dat hij schizofreen was. Het betrof een van de eerste ‘zware jongens’ die de VS na 11 september arresteerden, Abu Zubaydah, die destijds door Bush „een van de belangrijkste figuren” in Al-Qaeda werd genoemd.
Het zat anders. De CIA stelde na zijn aanhouding vast dat de man knettergek was: in zijn dagboeken bleek hij er drie persoonlijkheden op na te houden. In de terreurorganisatie was hij slechts een loopjongetje. Toch werd de man gemarteld om hem tot verklaringen te dwingen – waarna hij het ene na het andere terreurcomplot onthulde (aanslagen op kerncentrales, op de Brooklyn Bridge, op het Vrijheidsbeeld). Ze veroorzaakten grote paniek hoewel het stuk voor stuk verzinsels waren. Dat krijg je als je bewijsvoering en analyse afschaft, actie vooropstelt, en alles geheim houdt: dan kan je bevolking moeiteloos om de tuin leiden, aldus Suskind.
De bondgenoten van de VS konden een idee hebben over het nieuwe Amerikaanse denken, zo blijkt uit het boek. Op 6 juni 2002 bezocht minister van Defensie Donald Rumsfeld de NAVO in Brussel. In de schets van Rumsfelds speech stond volgens het boek dat „een absoluut bewijs geen allereerste voorwaarde kan zijn om handelend op te mogen treden’’.
Bush laat volgens het boek het vuile werk aan Cheney over en speelt zelf vooral de rol van de geïnteresseerde aanjager. Maar er is één pijnlijk detail: hij is een late leerling. In het boek wordt onthuld hoe cynisch de president reageert als hij in augustus 2001 – een maand vóór ‘9/11’ – bezoek krijgt van een CIA-analist die waarschuwt voor Bin Laden. „Goed hoor’’, zegt Bush. „Je hebt je nu wel genoeg ingedekt.”
De bronnen van journalist Suskind
Naar het boek van Pulitzerprijs winnaar Ron Suskind werd in de VS al enige tijd uitgekeken. De oud-verslaggever van The Wall Street Journal kon zijn research vanuit een uitzonderlijk goede uitgangspositie begonnen. Twee jaar terug publiceerde hij een boek over Paul O’Neill, oud-minister van Financiën, die als eerste uit de school klapte over de binnenwereld van het Witte Huis onder George W. Bush. O’Neill, lid van de Nationale Veiligheidsraad op 11 september, gaf Suskind 19.000 interne documenten, die ten dele betrekking hebben op de oorlog tegen terreur. Het vormde de basis van zijn research voor dit boek. Ook is bekend dat Suskind goede relaties heeft oud-directeur Tenet van de CIA en zijn plaatsvervanger John McLaughlin. Het boek steunt vooral op anonieme bronnen maar er blijkt ook uit dat zowel Tenet als McLaughlin een bron van Suskind zijn geweest.
60% of what you say is crap.
Donner 1 Donner 2 Streng!