Jullie zitten natuurlijk allemaal al dagen te wachten op de vierendeling van het parcours. Wees niet getreurd, de tijd is gekomen om Thierry Gouvenou en Christian Prudhomme weer vakkundig met de grond gelijk te maken.
Om te beginnen is er natuurlijk de
Grand Départ, nu al de beste Grand Départ ooit. We gaan van start in het Baskenland en dat gaat nooit meer overtroffen worden. Over de start van de Tour van 2023 schreef ik al ooit een stuk en dat ga ik als jullie het niet heel erg vinden toch even integraal overnemen.
quote:
Op woensdag 26 januari 2022 19:22 schreef Rellende_Rotscholier het volgende:2022 is nog maar net begonnen, maar we kunnen ons nu al gaan verkneukelen over de Tourstart van 2023. Geen vlakke onzin in Denemarken, nee, we mogen meteen gaan klimmen in het schitterende, onovertroffen Baskenland. De onthulling van het parcours begon met een schitterend filmpje, waarin alle Baskische ritzeges in de Tour werden getoond. TerminAitor Gonzalez, Iban Mayo, Roberto Laiseka, ze kwamen allemaal voorbij. Zelfs de zege van Mikel Astarloza in 2009 in Bourg-Saint-Maurice werd getoond, terwijl die zege al lang en breed is afgepakt. Maakt niet uit, we vinden het allemaal prachtig. Na eindeloze zwetsverhalen van lokale notabelen kwamen Txomin Perurena en Joseba Beloki even voorbij, alvorens de heer Prudhomme de eerste ritten voorstelde aan het publiek.
De Tour draait niet alleen om het beste parcours, maar het draait ook vooral om het zo goed mogelijk in beeld brengen van de hoogtepunten van een regio. Tijdens deze rit komen beide werelden behoorlijk goed samen. Vanuit Bilbao trekken we naar het noorden, richting de rust. Na het eerste klimmetje fietsen we door Getxo, bekend van de Puente Vizcaya, de hangbrug. Vervolgens zetten we koers richting San Juan de Gaztelugatxe, wellicht een van de mooiste plekjes van het Baskenland, waarna we via het natuurgebied Urdaibai en het historische Gernika terug gaan fietsen naar Bilbao. Eenmaal in de omgeving van Bilbao lag het ontzettend voor de hand dat men de Vivero in het parcours op zou nemen. De Vivero zit immers bijna iedere keer in het parcours als we in welke koers dan ook naar Bilbao gaan. Maar, de Vivero alleen is niet zwaar genoeg, nee, dan krijg je een sprint van een groep van een man of 50. Ik hoopte dat men iets toe zou voegen in deze rit, waarbij Pike Bidea enorm voor de hand lag. Die klim sluit bijna perfect aan op de Vivero en is recent ontdekt door een andere koers, Cirquito de Getxo. Ik had alleen niet het idee dat men bij de ASO op de hoogte zou zijn van zulke koersen, maar dat zijn ze dus blijkbaar wel. Mijn gedroomde scenario komt uit, Pike Bidea na de Vivero, schitterend. De ASO noemt het wel Côte de Pike, want die Fransen maken altijd alles Frans. Het is gewoon Pike Bidea, imperialistische stokbroodsnuivers. Twee kilometer aan 9%, waarbij het in de tweede kilometer toch vooral vaak aan meer dan 10% omhoog zal gaan. Een perfecte klim voor de puncheurs om een late uitval te plaatsen. Vivero en Pike Bidea is een topcombinatie, zeker als je bedenkt dat dit de eerste rit is. Ik ben hier behoorlijk content mee. Met 185 kilometer zelfs een serieuze lengte voor een eerste rit, naar het schijnt is dit zelfs de zwaarste openingsrit ooit. Meer dan 3000 hoogtemeters op de eerste dag, schijnt uniek te zijn. Geloof ik ook wel. Nee, over deze rit mogen we niet klagen. Pike Bidea gaat voor vuurwerk zorgen, noteert u dat maar vast. De aankomst in Bilbao zelf lijkt hellend te zijn, maar ik kan nog niet precies ontdekken waar ze eindigen. Ik vermoed bij het Parque Etxebarria, maar helemaal zeker ben ik niet. Als daar wel de aankomst ligt zou dat betekenen dat we eindigen met een kilometer aan 5%, wat natuurlijk ook niet verkeerd is. In ieder geval niet slecht voor een eerste rit.
De tweede rit is een ander verhaal. Hier ben ik iets minder tevreden mee. Sowieso vind ik het al een gotspe dat we drie dagen in Denemarken gaan blijven en dat we niet drie volledige ritten in Euskadi hebben. De geruchten waren er al veel langer, na twee volledige ritten in Baskenland zouden we op de derde dag naar Frankrijk gaan. Met een eerste rit volledig in de provincie Bizkaia wilden de provincies Araba en Gipuzkoa ook graag wat aandacht. Met drie dagen had je alle drie de provincies hun eigen rit kunnen geven, nu is het schipperen geworden. Een start in Vitoria-Gasteiz, in Araba, en een finish in San Sebastian, in Gipuzkoa. Vitoria-Gasteiz is natuurlijk ook de hoofdstad van Baskenland, en daar waar het parcours werd onthuld. De geruchten over een volledige rit in Araba gingen niet door, ook de passage in de Rioja Alavesa, waar even sprake van was, is komen te vervallen. Die streek zullen we alleen in de Vuelta zien, derhalve. Enfin, vanuit Vitoria fietsen we richting San Sebastian en dat doen we op een manier die me niet helemaal aanstaat. We slaan zowat alle lastige klimmetjes over en pakken alleen wat eenvoudiger werk mee. Dat is een prestatie, in het Baskenland. Moet je echt je best voor doen, om de steile klimmetjes te ontwijken. Weer een disasterclass van Thierry Gouvenou, het ging amper één dag goed. Toch heeft de rit wel één groot pluspunt: de lengte. Alles boven de 200 kilometer is tegenwoordig uniek, dus is deze rit met een lengte van 210 kilometer buitengewoon uniek te noemen. De lengte is dus prima, verder ben ik toch teleurgesteld. Het valt ook op dat we Eibar, toch de belangrijkste wielerstad van het Baskenland, compleet negeren. En dus negeren we ook alle klimmetjes daar. Deze rit is mij te makkelijk, hier zijn ze bewust de grootste uitdagingen uit de weg gegaan. Zonde. Dat de Jaizkibel de rit af zou sluiten stond wel vast, maar als je richting San Sebastian fietst had je meerdere klimmetjes mee kunnen pakken. Mendizorrotz was heel logisch geweest, Erlaitz wellicht iets te zwaar in de ogen van ASO. Maar vooral het ontbreken van Mendizorrotz is eigenlijk een doodzonde. In ieder geval nemen we de Jaizkibel wel van de juiste kant, want ik las ook een gerucht dat ie van de andere kant bedwongen zou worden en dan was het daarna nog een stuk langer fietsen geweest naar de finish. Nu zijn we in ieder geval snel beneden en is er weinig tijd om nog een achtervolging op poten te zetten. Het is een beetje een klassieke Clasica San Sebastian, zonder de steile muurtjes van tegenwoordig. Door de lengte van de rit kan er op de Jaizkibel best wat gebeuren, maar ik denk toch echt dat deze rit nog een extra klim nodig had. En daar had je geen meter voor om hoeven te rijden, ze liggen hier voor het oprapen. In Bilbao zie ik iemand solo aankomen, dit heeft verdacht veel weg van een sprint van een groep van een man of 40/50. Dramatisch is het niet, want het is nog steeds pas de tweede dag van de Tour en we weten hoe voorzichtig men tegenwoordig is met het ontwerpen van de parcoursen; het mag niet te snel te moeilijk zijn. In dat kader had het nóg erger kunnen zijn dan dit, maar nee, als je dan toch in het Baskenland bent moet je er wel iets meer van proberen te maken dan dit.
De derde rit is een beetje een vreemd verhaal. Sowieso voelt de startplaats een beetje willekeurig aan, Amorebieta of all places. Dit was al bekend, maar alsnog, ik blijf me verbazen over dit feit. Bilbao, San Sebastian en Vitoria zijn natuurlijk voor de hand liggende plaatsen, Amorebieta net iets minder. Ze hebben er wel hun eigen profkoers, de Klasika Primavera de Amorebieta, maar goed, het is niet een stad met een wielergeschiedenis zoals bijvoorbeeld Eibar. Het ontbreken van Eibar is wonderbaarlijk. Ook tijdens deze rit ontbreekt Eibar, terwijl je rechtstreeks naar Eibar kunt rijden vanuit Amorebieta. Doen we dus niet, in plaats daarvan slaan we vlak voor Eibar af en rijden we opnieuw naar de kust. Amorebieta ligt nog net in Bizkaia, maar al snel komen we opnieuw uit in Gipuzkoa en daar volgende we prachtige kustlijn. Schitterende rit vanuit toeristisch oogpunt, het hele stuk langs de kust van Lekeitio tot Zarautz is echt een streling voor het oog. Getaria, och jongens, hou op. Die dag eten we vis en drinken we txakoli. Nou, goed, daarna rijden we weer door San Sebastian, via Mendizorrotz. Ik was in eerste instantie al boos geworden omdat ik dacht dat men Mendizorrotz weer over zou slaan, maar inmiddels ben ik gekalmeerd. Mendizorrotz zit er wel in, ze hebben de klim alleen een andere naam gegeven. Orioko Benta, da's niet de gebruikelijke naam, jongens. Maar afijn, dat maakt deze rit wel een stukje dragelijker, al moet dit alsnog een dag voor de sprinters worden. Vreselijk, mensonterend. Het is sowieso al niet fijn dat we op de derde dag de autonome regio Baskenland gaan verlaten, maar het positieve is dan wel weer dat we redelijk wat natuurschoon gaan zien. Het nadeel is dan weer dat we qua klimmetjes niet het optimale uit het parcours halen, zo hadden we na de passage in San Sebastian prima nog even Jaizkibel van de andere kant kunnen beklimmen. En daarna zouden we dan verder gaan rijden naar de aankomst in ?. Want dat is het voorlopige verdict, we weten officieel niet waar deze rit zal eindigen. De rit eindigt buiten de autonome regio Baskenland en dus maakt de aankomst geen onderdeel uit van het Grand Départ en wordt de aankomst pas later bekend. Kunt u het nog volgen? Terwijl iedereen al lang en breed weet dat de rit zal eindigen in Bayonne, dat heeft immers in alle kranten gestaan. Geen aankomst in de autonome regio Baskenland, maar wel een aankomst in het Baskenland, in Euskal Herria. De provincie Lapurdi, dat soort werk. Maar goed, men wil natuurlijk al dit soort potentieel gevoelige kwesties ontwijken, dus houden we het bij de autonome regio en stoppen we bij Irun, bij de grens. Dat de rit zal eindigen in Bayonne horen we pas ergens in oktober. Hoe dan ook een veel te vlakke rit, die op een doodeenvoudige manier wat opgeleukt had kunnen worden. Zelfs met wat extra klimmetjes erbij was het waarschijnlijk een sprint geworden, maar dan had je meerdere scenario's gehad. Nu, ja, niet. Jammer. Het stuk in Baskenland is ongeveer 140 kilmeter lang, daarna zal het nog een kilometer of 40 fietsen zijn tot in Bayonne. Je kunt langs de kust in Frans-Baskenland nog wel een paar korte klimmetjes vinden, maar dan heb je het over werk van één kilometer aan 4%, dus nee, dit zal na wat heuvelwerk onderweg gaan eindigen in een sprint.
Al bij al toch behoorlijk tevreden, want een start in het Baskenland is altijd fantastisch. De fans zullen op de afspraak zijn, en vooral de eerste rit is ontzettend goed. Schitterende plaatjes en een lastige finale, meer kunnen we ons niet wensen. De tweede en derde rit vallen parcourstechnisch gezien een beetje tegen, maar alle randvoorwaarden zijn natuurlijk wel dik in orde. Prachtige beelden en drommen fans, ik kan niet wachten.
De eerste rit blijft een prima rit. Een aantal toeristische hoogtepunten, en daarna toch wel mijn gedroomde finale met de combinatie van de Vivero en Pike Bidea. De Vivero was onvermijdelijk, maar door de toevoeging van Pike Bidea is dit zo'n beetje de lastigste eerste etappe ooit. Bonuspunt voor het toevoegen van deze klim, al vermoed ik zomaar dat dit niet uit de koker van Gouvenou komt maar dat het is aangedragen door de Basken zelf. De finish is ook een bonus. In de Vuelta en in de Itzulia eindigen we in Bilbao eigenlijk steevast op de Gran Via, een volledig vlakke aankomst. Nu gaan we eindigen bij het Etxeberria Parkea, wat aan het eind een klimmetje oplevert van één kilometer aan 5%. Als je bent ontsnapt op Pike Bidea moet je na de afdaling dus nog een nieuw klimmetje zien te overleven tot aan de finish, dit zorgt ervoor dat er heel wat scenario's mogelijk zijn. Een renner van het type Alaphilippe kan prima ontsnappen op Pike Bidea, maar houdt hij het dan vol tot aan de finish? Door die hellende aankomst kun je daar nog stevig stilvallen. Kan zo'n beetje alle kanten op, deze rit. Een late uitval van een Alaphilippe, een sprint tussen Van Aert/Van der Poel/Bini, een kamikazeafdaling van Bilbao of Aranburu, wellicht zelfs een aanval van iemand als Pogacar. In deze rit heb ik waanzinnig veel zin, valt weinig op aan te merken. Eerst genieten van de mooie plaatjes (San Juan de Gaztelugatxe!) en daarna genieten van de finale. De eerste rit is wellicht meteen de beste rit.
De tweede rit is me al wat meer een doorn in het oog, zeker nu ik weet dat het met 209 kilometer de langste rit is van deze Tour. De kortste langste rit ooit, heb ik me laten vertellen. Een waardeloze trend wordt doorgezet, de heer Prudhomme is eigenhandig de historie van de koers zwart aan het lakken. Alles wat wielrennen zo groots maakt zet deze man bij het grof vuil. Uithoudingsvermogen? Niet nodig, het moet allemaal kort en explosief want dat willen de kinderen zien. Rot op. Deze rit mist verder vooral de toevoeging van een extra klim. Onderweg was er veel mogelijk geweest (het ligt hier letterlijk voor het oprapen), aan het eind was de klim naar Erlaitz geen overbodige luxe geweest. Alleen de Jaizkibel zorgt ervoor dat we hier met 40/45 man gaan sprinten, wat voor een openingsweekend geen gek verhaal is, maar als je dan toch in het Baskenland bent moet je meer doen met het beschikbare terrein. Alsnog, mooie plaatjes, goed veel volk overal, dat zal het probleem niet zijn. Koerstechnisch, mja, dat had beter gekund, beter gemoeten zelfs. 'We komen niet naar het Baskenland om vlakke ritten uit te tekenen', de famous last words van Thierry Gouvenou. Vlak is het niet, maar dit wordt wel gewoon een uitgedunde sprint.
De derde rit is helemaal een gotspe. In januari was al bekend dat deze rit zou eindigen in Bayonne, maar dan moet je dus 10 maanden wachten op de officiële bevestiging. We gaan naar Bayonne, uiteraard gaan we naar Bayonne. Daar was de Tour in 2003 (!) voor het laatst en toen won Tyler Hamilton. Zo'n renner gaat nu niet winnen, dit wordt een sprint. In het eerste deel van de rit komen we wat klimmetjes tegen, maar zodra we de provincie Gipuzkoa verlaten en de provincie Lapurdi betreden wordt het steeds vlakker. In de omgeving van Bayonne liggen wel wat klimmetjes, maar die zijn niet lastig genoeg om iets anders uit te lokken dan een sprint. De derde en laatste dag in het Baskenland eindigt zeker in een sprint. En dat is erg jammer. Desalniettemin wel goed om ook nog even door Frans-Baskenland te rijden, daar komen we veel te weinig.
Ook jammer: dat de Tourorganisatie het niet nodig vindt om ons van profielen te voorzien. De Giro en de Vuelta komen meteen met 21 profielen voor de 21 etappes. Oké, die profielen veranderen soms nog. Wordt er ineens een klim geschrapt en keert er iets anders terug. Wellicht wil de Tour daarom niet alles meteen openbaar gooien, omdat er last-minute nog wel eens een aanpassing kan zijn, maar alsnog. Eigenlijk is het parcours helemaal niet onthuld. We mogen het doen met een beeld in vogelvlucht tijdens de presentatie, het is echt godgeklaagd. De Tour is een parodie op een grote ronde, op ieder gebied. Om een beeld te krijgen van de ritten ben je afhankelijk van knutselaars op het internet, kom je uit bij zo'n profiel voor rit drie:
En dit zou dan rit vier moeten zijn:
Twee relatief vlakke ritten achter elkaar, twee keer een massasprint. De vierde rit had prima een individuele tijdrit of zelfs een TTT kunnen zijn, maar het is een vlakke en nietszeggende rit geworden. Totaal overbodig en nutteloos, al lijkt het niet volledig vlak te zijn. Maar vlak genoeg voor een sprint. Saai, gaap. Zo'n Grand Départ en daarna een grande fart. Dax zullen we wel speciaal bezoeken voor de heer Darrigade. Prudhomme is nogal van de odes aan grootheden van het Franse wielrennen. Nogaro is dan weer een dorp van 1800 inwoners, waarvan ik me afvraag hoe ik daar een verhaal over ga schrijven. Kort onderzoek leert me dat de naam van Luis Ocaña komende Tour een aantal keer de revue gaat passeren. In Nogaro scheen hij een wijngaard te beschikken. Interessante teaser, zeg.
De vijfde etappe, tja. We gaan van start in een plaats die dit jaar ontbrak. Ik tel vooral mijn zegeningen dat ons dit jaar een snipperjaartje is gegund, maar de komende 20 jaar gaan we natuurlijk weer iedere keer terug naar deze stad. Van de ene kant logisch, want alle faciliteiten zijn er aanwezig, het eeuwige nadeel blijft dat je ver weg bent van de bergen. Dus krijg je weer een lange, zo goed als vlakke aanloop. Nu is dit pas de eerste bergrit, dus dan maakt het wellicht wat minder uit, maar alsnog. Het is jammer dat we de westelijke Pyreneeën weer negeren en praktisch alle Baskische beklimmingen laten voor wat het is, maar we krijgen er toch nog ééntje aangeboden: de Col de Soudet. Aan het uiteindelijk van Frans-Baskenland klimmen we 15 kilometer aan 7%, wat niet slecht is. Deze rit lijkt belachelijk veel op de negende rit van de Tour van 2020, ook toen reden we van die ene stad naar Laruns. Ook toen een lange en vlakke aanloop, met daarna een beklimming van de Col de Soudet. Wel net op een andere manier, we reden toen via de Col de la Hourcère omhoog, een lastigere kant van de klim. De rit van 2023 zal dus net wat makkelijker zijn dan de rit van 2020. Na de Soudet is de rit wel exact hetzelfde, via de Ichère rijden we naar de korte maar lastige Marie Blanque. Dan volgt er een afdaling en finishen we voor de 100e keer in het onvermijdelijke Laruns. Daar won Roglic ooit, met een boze Dumoulin in de achtergrond. In 2020 versloeg Pogacar in de sprint Roglic en Hirschi. Hirschi werd toen aan het eind teruggepakt. Vrij beperkte verschillen, 11 renners in praktisch dezelfde tijd. Natuurlijk, het is de eerste bergrit, dus die maken ze niet loodzwaar, maarja, dit is wel een vrij nutteloze rit. De verschillen zullen beperkt zijn en het is knip- en plakwerk. Ik snap zo'n Gouvenou simpelweg niet. Mooiste baan op aarde, lijkt me, beetje parcoursjes in elkaar draaien. Eindeloos veel opties, maar hij kiest er steevast voor om alles te herhalen. Heel minnetjes.
De zesde etappe begint in Tarbes, die andere grote stad aan de voet van de Pyreneeën. Genoeg hotelkamers daar, maar wel weer een flinke afstand tot de eerste berg. Twee keer een vlakke aanloop, dat vind ik gewoon jammer. Ook jammer dat we weer een aantal beklimmingen uit de hoge hoed toveren die we al heel vaak uit de hoge hoed hebben getoverd. Een start in het Baskenland gaf je de optie om de beklimmingen rond Saint-Jean-Pied-de-Port te verkennen. Ik wil voor ik sterf nog een keer Pic de Beillurti in koers hebben gezien, zelfs met Chalets d'Iraty zou je me al een plezier doen. Vakkundig afgeschoten door de organisatie, het mag niet te snel te moeilijk worden. Dus kijken we naar deze gedrochten van bergritten aan. Een rit van een schamele 145 kilometer, met na de lange aanloop de Aspin (nog nooit gezien), de Tourmalet (is dat een nieuwe klim? Nooit van gehoord) en na de lange afdaling beginnen we aan een ellendig stuk vals plat richting Cauterets. De eerste geruchten waren dat we in het dorp Cauterets zouden finishen, net als in de Tour van 2015. Dat had weer tot lekker beperkte verschillen geleid, dus deed het me deugd om te lezen dat we mogelijk zouden finishen bij Pont d'Espagne. Dat is de klim naar Cauterets, maar dan nog een stukkie verder. Moeilijk, want beschermd natuurgebied etc, maar blijkbaar was het een optie. Alleen heeft men uiteindelijk geopteerd voor de klim naar het skistation van Le Lys, wat dan de naam Cambasque krijgt. Er zit Basque in de naam, maar meer enthousiasme ga je toch niet direct bij me bespeuren. Eindeloos vals plat, met aan het eind een paar lastigere kilometers. In die laatste paar kilometer gaat alles gebeuren. Een bergrit die beslist wordt aan het eind en waar de verschillen opnieuw beperkt zullen blijven. Precies zoals ASO het graag ziet, want dan blijft het lang spannend. Als de koers meteen beslist is zet iedereen namelijk de tv uit en als er de hele dag niets gebeurd maar de favorieten wel allemaal bij elkaar zitten blijven we geboeid kijken, ofzo. Zesde rit pas, dus we mogen niks verwachten, maar alsnog is dit bagger. En weer grotendeels copy paste.
De zevende rit is in zekere zin een bijzondere rit. We gaan van start in het Mont-de-Marsan van Luis Ocaña. Daar is ie weer! In de ene plaats een wijngaard, woonachtig in de volgende plaats. De geboren Spanjaard bracht een groot deel van zijn leven door in Frankrijk en hij won natuurlijk in 1973 de Tour. Dat zal volgend jaar 50 jaar geleden zijn en dus worden we getrakteerd op een ode aan Ocaña. Prudhomme is een sentimentele man en als er ergens een jubileum valt te vieren is hij er altijd als eerste bij. De derde vlakke rit van deze Tour eindigt in Bordeaux en dat is ook opmerkelijk te noemen, want in Bordeaux zijn we sinds 2010 niet meer geweest. Nu kan het natuurlijk gebeuren dat je een stad 13 jaar niet bezoek, maar Bordeaux is wel een van de grootste steden van het land en beschikt ook nog eens over een rijke wielergeschiedenis. Enfin, het verhaal hier schijnt te zijn dat de lokale burgemeester geen zin had in de Tour. Te vervuilend. Ik neem automatisch aan dat er sinds kort een nieuwe burgemeester is en dat Bordeaux daarom weer op de route ligt. Vlakke rit verder, boeiend, boring, next.
De achtste rit is gelukkig niet volledig vlak, onderweg naar Limoges komen we wel wat klimmetjes tegen. Ik denk niet direct dat deze rit in een massasprint zal eindigen, eerder in een sprint van een wat kleinere groep. De puncheurs mogen zich gaan tonen. Saai gedoe verder wel, in Libourne zijn we godbetert in 2021 nog geweest (Matej Mohoric snoerde ons toen de mond), Limoges zagen we voor het laatst in 2016. Toen won Kittel hier, ojee, misschien wordt het toch een massasprint. Deze rit zou iets lastiger moeten zijn dan de rit van toen, vooral het klimmetje aan het eind zou iets gemener moeten zijn. Hopelijk geen massasprint dus, zou anders de vierde zijn in deze eerste week. Een eerste week die van start gaat in het Baskenland, moet je nagaan. ASO kan er helemaal niets van.
De eerste week sluiten we af met weer een sentimentele rit. Van start gaan we in Saint-Leonard-de-Noblat, de woonplaats van Raymond Poulidor. Poulidor overleed aldaar in 2019 en sindsdien kon je er gewoon op wachten dat we als ode aan hem hier een keer van start zouden gaan of hier juist zouden aankomen. Een bijzondere rit voor Mathieu, als ie tegen die tijd niet weer uit een van de vele hotels is gegooid. Ik had zelf verwacht dat ze nog een jaar zouden wachten met deze rit, want Prudhomme houdt van een jubileum. Poulidor die Anquetil ter plaatste liet op de Puy de Dome, dat was 1964. Je bent een jaar te vroeg, Christian. Een rit die volledig in het teken staat van Poupou: van zijn woonplaats naar de plek die voor altijd aan hem verbonden is, ook al won hij er toen niet eens. Van Saint-Leonard-de-Noblat naar Puy de Dome. Voor het eerst in 35 jaar keren we terug naar Puy de Dome, dat we dit nog mogen meemaken jongens. Ik had daar eigenlijk geen rekening meer mee gehouden. De vulkaan is überhaupt lastig te bereiken omdat de helft van de weg tegenwoordig is ingeruimd voor een spoorbaantje, een ander probleem is dat het ook weer een beschermd natuurgebied is en dat men er dus liever (op de toeristen in de trein na) geen pottenkijkers heeft. Zelfs als recreant kom je de berg niet op, gemiddeld is de berg een dag of twee per jaar toegankelijk tijdens speciale evenementen. De ASO heeft heel lang niet eens moeite gedaan, laat maar zitten, dat gekutkloterij daar. Maarja, nu kwam het jubileum er dus aan, 1964, Anquetil, Poulidor, enzo. Dus heeft men toch maar een poging ondernomen om het wél te laten lukken. Komt het toevallig zo uit dat je een jaar eerder in de buurt ben, nouja, dan doen we het maar heel opportunistisch een jaar eerder. Puy de Dome, een beestachtige klim, zeker in vervlogen tijden. Toen kende men al die steile puisten nog niet en was de Puy de Dome een uitzondering. Nu kennen we juist vooral de steile puisten en schrikken we wellicht niet eens van de percentages die hier gehaald gaan worden. Vier kilometer dik boven de 10% aan het eind, nouja, als je eenmaal de Zoncolan kent kijk je nergens meer van op. Maar toch, dit is de eerste serieuze aankomst van deze Tour. De eerste keer dat je echt het verschil kunt maken. Aan het eind zonder publiek, logischerwijs, er is te weinig plek, maar we gaan hier schitterende beelden te zien krijgen. Die weg helemaal rond de berg, oh oh oh, het is heel mooi dat dit ons gegund wordt. Minpunt: in de omgeving van Puy de Dome liggen weinig interessante beklimmingen. Ik heb er eentje aangedragen: de Col de Bancillon. Daar rijden ze praktisch langs, bij het betreden van Clermont-Ferrand. Twee kilometer aan 11%, korte afdaling en daarna begint bijna meteen de slotklim. Had gekund, wellicht even een nieuw laagje asfalt erbij, maar voor twee kilometer is dat te doen. Helaas heeft de organisatie mijn briljante plan over het hoofd gezien. We doen alleen Puy de Dome en dus is dit min of meer een klassieke unipuerto. Guillén krijgt een stijfje van deze rit.
We beginnen de tweede week in een pretpark. Vulcania, een
volcanoes theme park, jawel! We bevinden ons nog steeds in de buurt van Puy de Dome en dus in het terrein van de vulkanen van de Auvergne. De rit na de rustdag is als zoveel ritten relatief kort en vooral in het begin heuvelachtig. We beklimmen een aantal bekende bergen in het hinterland van Clermont-Ferrand. In principe prima, ware het niet dat de rit richting het eind volledig wegloopt. Dit is een rit die andersom de moeite waard was geweest, nu, ja, niet. Had een rit kunnen zijn waar de klassementsrenners elkaar hadden kunnen bekampen, nu wordt het simpelweg een rit voor de vlucht. Blijft een van de bijzondere elementen van de Tour de France, de ASO snapt het fenomeen heuvelrit nog steeds niet. En nee, dat ligt niet aan het terrein, dat ligt aan het onvermogen van de organisatie om mogelijkheden te zien. Dit had een etappe kunnen zijn met een koers in de koers, nu zal het alleen voor de vluchters een interessante rit zijn. En dus is de dag na de rustdag, altijd een interessante dag (wie komt er met slechte benen uit die rustdag?), een volledige weggooier. Gouvenou kan er he-le-maal niets van. Leuk dat Issoire geld wil betalen voor een finish, maar je had een plaats moeten uitzoeken die wél nog in de heuvels lag en niet midden in de vallei. Non-valeurs.
We zouden deze Tour kunnen omschrijven als een postzegeltour. Men probeert lange verplaatsingen te vermijden en dus werken we deze ronde af op een zakdoek. Eindigen op Puy de Dome, op een steenworp van Clermont-Ferrand, rustdag aldaar doorbrengen, van start gaan in Vulcania, zo'n beetje onder de denkbeeldige rook van Puy de Dome en dan de volgende etappe van start laten gaan in Clermont-Ferrand. Het zijn vrolijke dagen voor Remi Cavagna, zullen we maar zeggen. Ik bespaar jullie het profiel van de 11e rit, want het is gewoon volledig vlak. Van Clermont-Ferrand naar Moulins, terwijl we onderweg passeren in Montluçon. De stad waar ene J. Alaphilippe is opgegroeid, ik bedoel maar. In Moulins zullen ze wel veel molens hebben, vermoed ik. En een massasprint. Saaaaaaaaaaaaaaaaai.
Etappe nummertje 12 is wederom een heuvelrit, maar dan weer een met ernstige gebreken. Eén heel groot gebrek, met name. Onderweg komen we allemaal leuke heuveltjes tegen, weinig mis mee. Croix Montmain, Croix Rosier, mag allemaal. De laatste oneffenheid van de dag is alleen de Côte de Brouilly en dat is migrainemateriaal. Côte de Brouilly is de weg om Mont Brouilly heen. Mont Brouilly is een klim van 3,5 kilometer aan 6,6% of drie kilometer aan 7,5%, afhankelijk van welke kant je bedwingt. Het is een bekende klim voor de koers, hij zit met enige regelmaat in Parijs tegen Nice, vorig jaar nog toen er een rit aankwam in de buurt van Chiroubles. Toen bekend werd dat er een rit georganiseerd zou worden in deze regio hoopte ik dat ze die rit enigszins als voorbeeld zouden nemen, maar ze slaan hier weer een flater van jewelste. Je fietst letterlijk langs Mont Brouilly en dan laat je dat liggen? Waardoor de laatste klim nu minder dan twee kilometer aan een procentje of vijf is, er zal amper gelegenheid zijn voor de klassementsrenners om iets te ondernemen. Zal allicht ook de bedoeling zijn, waarmee ze weer eens laten zien dat ze het simpelweg niet snappen. Deze rit had zo makkelijk nét iets moeilijker kunnen zijn, waardoor je ook net iets meer scenario's had gehad. Nu is het een simpele rit voor de vlucht en kunnen de klassementsrenners weer een dutje doen. Ik hoop dat ze deze fout later nog recht gaan zetten, het kan simpelweg niet dat je over de Côte de Brouilly fietst maar dan de afslag naar de top van Mont Brouilly links laat liggen, dat is echt buitengewoon lachwekkend. Vooral als je bedenkt dat de afdaling aansluit op de weg die we gaan volgen. Je hoeft er geen meter voor om te rijden, het ligt voor het oprapen. Gouvenou gaat me ooit nog eens een psychose bezorgen. Met het voorbehoud dat het officiële parcours van deze rit nog niet bekend is en er dus wat zou kunnen veranderen, maar toch, kijk en huiver:
Etappe 13 brengt ons richting de Alpen, al geloof ik dat de Grand Colombier officieel bij de
Jura hoort, maar afijn. Dit is weer een etappe waar ik ziedend van word, vooral vanwege de gedachte achter deze rit. Ik hoor u misschien al denken, huh, alweer de Grand Colombier? Waren we daar niet heel recent nog? Ja, dat klopt. Daar waren we in 2020. De 15e rit van die Tour eindigde boven op de Grand Colombier. Deze etappe was saai, heel saai. We keken naar een Jumbotreintje en aan het eind van de rit klopte Pogacar Roglic in de sprint. Dit tot groot ongenoegen van Thierry Gouvenou. Hij was niet tevreden, en dus ging hij op zoek naar het probleem. Al snel had hij het probleem gevonden: de rit was te zwaar geweest. Voor de Grand Colombier beklom men eerst van een andere kant de klim (Selle de Fromentel) en daarna reed men ook nog over Col de la Biche, vooraleer de slotklim volgde. Die rit was te zwaar, teveel klimwerk, en dus bleef de koers gesloten. Althans, in het hoofd van Thierry Gouvenou (waar het altijd Sesamstraat is). Dames en heren: etappe 13 van de Tour van 2023 is het persoonlijke prestigeproject van Thierry Gouvenou. De vorige keer Grand Colombier was de rit te zwaar, dus wilde hij zo snel mogelijk terugkeren met een zo makkelijk mogelijke rit. In zijn hoofd moet dit een geweldige rit worden. Dezelfde aankomst bergop, maar dan met minder uitdagingen onderweg. Praktisch een unipuerto, die klim op voorhand stelt letterlijk niets voor. Ik zou zo graag in het brein van Gouvenou kruipen, hoe denkt hij dat deze rit geen optocht gaat opleveren? Als er nu één rit makkelijk te controleren is, dan is het toch nog wel deze rit? Waar ga je de knechten van Jumbo oproken dan? Volgens Gouvenou is dit de toekomst, in zijn beleving gaat het hier helemaal los op de slotklim, wat mij meer dan ooit laat twijfelen aan zijn mentale vermogens. Hoe dan ook: we moeten hopen, bidden, smeken, dat deze rit heel kut wordt. Stel je voor dat dit daadwerkelijk een leuke rit wordt, dan krijgen we in de toekomst alleen nog maar _____/ te zien in de Tour. Een horrorscenario, bent u hopelijk met me eens. Gouvenou is op weg om het fenomeen bergritten volledig naar de verdoemenis te helpen. Deze rit is kort, veel te kort, makkelijk, veel te makkelijk, repetitief, veel te repititief. Waarom na drie jaar weer dezelfde klim? Van dezelfde kant ook nog eens? Hij heeft meerdere kanten? Leuk die paar haarspeldbochtjes maar die kennen we nu wel? Wanneer was een unipuerto ooit leuk? Wanneer was een explosieve rit ooit leuk zonder zware en lange ritten op voorhand? Veel vragen, een antwoord zal er nooit komen. Als er voor de slotkilometer iets gebeurd tijdens deze etappe zijn we getuige van de begrafenis van het wielrennen, wordt het net als in 2020 een sprintje bergop dan zal Gouvenou wel weer een andere reden buiten hem om zien te verzinnen waarom het saai was. Gouvenou zou zomaar een politicus kunnen zijn. Een probleem kunnen ze nog wel zien, niet dat ze dat probleem zelf hebben veroorzaakt en al helemaal niet dat hun 'oplossing' het alleen maar erger maakt.
Etappe 14 vindt dan écht in de Alpen plaats. Een etappe die me ook niet kan smaken. Dat zit 'm vooral in het begin en het eind van de rit. In het begin laat de organisatie weer een klim schieten die je niet kunt missen. Vanuit Annemasse ben je binnen tien kilometer bij de voet van Mont Salève, een klim die meerdere kanten kent. Het eerste deel van deze klim noemen we ook wel Col de la Croisette en vanuit Collonges sous Salève, op een steenworp van de start, zou dat een leuke klim zijn. Laten we zeggen dat het in dat geval om 7,5 kilometer aan 9% gaat, met vier kilometer aan 11%. Dat zou wel even een lekker begin van de rit zijn, of niet dan? Kom je na 16 kilometer boven op die klim, godsamme zeg, waarom wordt ons dat weer niet gegund? In plaats daarvan komen we na 19 kilometer boven op de Col de Saxel, da's vijf kilometer aan 4%. Net een ander verhaal, zeg maar. Het
leitmotif van ASO is angst, dat is hun enige emotie. Als een rode draad loopt de angst door alles heen. Christian Prudhomme is bang, doodsbang. Altijd sijpelt er net een beetje poep de broek in, wat nou als de koers te vroeg beslist wordt? Wat als er verschillen ontstaan? Zapt de goegemeente dan weg? In de Tour wordt alles afgezwakt, letterlijk vlakker gemaakt, om maar zo min mogelijk verschillen te laten ontstaan. Voorbeeld twee: ik heb me laten vertellen (zal vast ergens op velowire hebben gestaan) dat de burgemeester van Morzine graag de klim naar Joux Verte had gezien na de Joux Plane. Een geweldige combinatie, als je het mij vraagt. Normaal gesproken wil de ASO nog wel eens luisteren naar een burgemeester, ze luisteren er alvast eerder naar dan naar ondergetekende. Maar nee, zelfs de burgemeester kreeg in dit geval nul op het rekest. Geen Joux Verte. En dat, jongens en meisjes, is jammer. De Joux Plane en Joux Verte sluiten perfect op elkaar aan. De Joux Verte is net wat makkelijker, dus sluit een aanval op de Joux Plane niet eens uit. Het is een combinatie die geweldig zou kunnen werken, maar in het hoofd van de mensen bij ASO was deze rit dan weer te lang en te zwaar geweest, waarschijnlijk. Ik heb ooit - ik verveel me nogal eens - zelf een rit gemaakt met een start in Annemasse. Een finish in Les Gets, op een steenworp van Morzine. Dat laatste stukje vals plat omhoog mag u wat mij betreft wegdenken, maar dit had deze rit ook kunnen zijn:
Voor een deel lijken de ritten nog best op elkaar. Vaak hoeft er niet eens heel veel te veranderen, een extra klim aan het begin en aan het eind van de rit en een sloot kilometers erbij en dit was een geweldige rit geweest, nu is het weer te braaf en te netjes. We kunnen weer het verhaal ophangen over Floyd Landis en ik kan me weer sufrukken op de afdaling van de Joux Plane van Ion Izagirre in 2016, maar het zou natuurlijk ook wel eens leuk zijn om nieuwe verhalen te vertellen.
De tweede week sluiten we af met de derde bergrit op rij. Etappe 15 van deze Tour toont opnieuw aan dat ze niets doen met mijn kritiek en vooral niet naar mijn wetten luisteren. Ik zal het nog maar eens voor ze herhalen: je begint met een lange bergrit en daarna doe je een korte, explosieve. Kijk maar naar mijn verzonnen rit hierboven, die is met 194 kilometer lang en zwaar. Dan had deze rit voor mijn part 110 kilometer kunnen zijn, helemaal prima. Maar nee, we beginnen met een ______/ van grofweg 130 kilometer, dan een iets betere bergrit van 150 en we sluiten af met een bergrit van 180 kilometer. Een opbouw. Nee, eikels, je moet het afbouwen. Eigenlijk überhaupt niet drie bergritten achter elkaar, en als je dat dan toch doet prop je de makkelijkste in het midden, wat hier ook niet het geval is. Ze snappen nog steeds niets van
pacing. Nul gevoel voor de koers. Je zou op zichzelf over deze rit kunnen stellen dat ie best oké is, maar in samenhang met de andere etappes slaat het gewoon nergens op. Het is alsof ze zomaar wat doen, en dat is waarschijnlijk vaak ook wel het geval. Deze rit had kort en explosief moeten zijn na een langere rit hiervoor, het is echt niet ingewikkeld. Eigenlijk doen ze altijd alles verkeerd, wat bijzonder knap is. Enfin, deze rit gaat van start in Les Gets en begint met een kort stukje bergop, wat we dan maar als een overwinning moeten zien. Geen volledig vlakke start, hoera. Dat doen ze daarna wel helemaal teniet, want al snel volgt er een lang vlak stuk en na een kilometer of 30 beginnen we aan de Col des Fleuries, wat niet meer is dan veredeld vals plat. Ziet er op papier nog best spectaculair is, maar boven de 4% komt het niet. Toch weer een vrij makkelijke start, al met al. Net niet helemaal vlak, maar ook hier zat er natuurlijk veel meer in. Laat ik tussen al mijn kritiek door maar zeggen dat het tweede deel van deze rit best leuk is. Het kan altijd beter, maar als we de lat even op de grond laten liggen kun je hier in het tweede deel van de rit best wat op poten zetten. Een aantal klimmetjes met wat hogere percentages, toch wat terrein om het verschil te maken. Eind van de tweede week, de rustdag komt in zicht, dus hier moeten we dan maar vermaakt gaan worden, uiteindelijk.
De derde week begint met de grootste abominatie van allemaal. Voor deze etappe en vooral voor de argumentatie zouden ze Prudhomme moeten berechten in Den Haag. Deze man pleegt een misdaad tegen onze geliefde edele wielersport. Sterker nog, hij probeert hier doodleuk genocide te plegen. Prudhomme vindt tijdrijden stom, want hij wil de grote kampioenen tegen elkaar zien strijden. En dat kan blijkbaar niet tijdens een tijdrit, want dan rijden ze niet samen in beeld, ofzo. En vroeger had je betere tijdrijders en mindere tijdrijders en betere klimmers en mindere klimmers en nu kunnen ze allemaal alles dus tijdritten zijn stom. Oh en tijdritten verlammen de koers. Als nou iets de koers laat verlammen dan zijn het toch wel in de laatste plaats de tijdritten, of ligt dat aan mij? Deze man is bezig de geschiedenis van de koers uit te wissen. Hij vindt tijdrijden niet leuk, dus schrappen we die discipline bijna volledig. Met een paar kutargumenten op de koop toe. Je kunt wel of geen fan van tijdrijden zijn, dat maakt niet uit, maar het ís nu eenmaal een belangrijk onderdeel van de koers. Of je het nu wil of niet. En om de Tour te kunnen winnen moet je nu eenmaal allround zijn, je moet dus ook een degelijke tijdrit kunnen afwerken. Deels zou je zijn kritiek nog kunnen snappen, omdat jongens als Pogacar en Vingegaard zowel kunnen tijdrijden als klimmen, jaren geleden had je natuurlijk de jongens van Sky, maar wederom is angst dan het leidende motief. Angst dat de verschillen door een tijdrit te snel te groot worden en de klimmers niet in staat zijn om dat verschil nog goed te maken. Maar dat zijn ze sowieso niet, aangezien Pogacar en Vingegaard en eventueel Evenepoel ook de beste klimmers zijn. Dus 100 of 20 tijdritkilometers, dat maakt in die zin niet eens zoveel uit. Dus moet je kiezen voor die 100, want tijdrijden hoort bij wielrennen. Je kunt die discipline niet op deze manier verwaarlozen. En áls je dan voor een miezerige tijdrit van 22 kilometer kiest moet ie op z'n minst vlak zijn, nu is het een halve klimtijdrit. Dan krijg je al helemaal dezelfde mannen vooraan te zien als in de bergen. Wat is dan het nut van deze rit? Ik snap er, van welke kan ik er ook naar kijk, helemaal niets van. Hoe je het ook wendt of keert, tijdrijden is een andere discipline en die kun je niet op deze manier beledigen. Doe normaal. Ik zou nog langer kunnen fulmineren, maar ik denk dat iedereen het wel met mij eens is dat dit niet kan. De heer Prudhomme hoort thuis in een gesticht.
De koninginnenrit van deze Tour, zullen we maar zeggen. Redelijk. Te kort weer, uiteraard. Wel een begin dat niet helemaal vlak is, vrij snel de eerste serieuze klim. Cormet de Roselend, best leuk. Daarna nog even afwijken van de vallei en een korte klim meepakken, prima. Dan op een andere manier naar Col de la Loze dan in 2020. Vrij snel weer dezelfde klim, maar toch nog met een twist. Dat Col de la Loze snel zou terugkeren was bekend, dat ze op deze manier variatie aanbrengen vind ik prima. Mijn grootste kritiekpunt bij deze rit ligt niet eens aan de organisatie, voor de verandering. Het is jammer dat ze de andere kant van Col de la Loze eigenlijk 'verkeerd' geasfalteerd hebben. Het was leuker geweest als ze een ander geitenpad hadden geasfalteerd, eentje die wat lager in Courchevel zou uitkomen. Zodat er na de afdaling langer geklommen zou moeten worden naar het altiport van Courchevel. Maar goed, de lokale autoriteiten kozen een ander traject en dus zijn we aan het eind van de afdaling al bijna op de landingsbaan. Dat zorgt ervoor dat het stuk in dalende lijn en dat korte knikje aan het eind waarschijnlijk vrij nutteloos zullen zijn. De verschillen op de top van de Col de la Loze zullen behoorlijk gelijk blijven aan de finish. De afdaling is te kort en de klim daarna is ook te kort (kilometertje maar) om de zaken grandioos op z'n kop te zetten. Een andere weg naar beneden die wat lager zou uitkomen, waardoor de laatste knik omhoog langer was, ja, dat was leuk geweest. Nu denk ik dat de afdaling weinig gaat toevoegen, net als het stuk op het vliegveld. Het is nu vooral een praktische keuze. Bij ASO zijn ze gek op altiports, op zo'n landingsbaan kun je probleemloos al je gerief kwijt. Op de top van de Col de la Loze zal het passen en meten zijn geweest, nu kunnen ze al hun materiaal en alle auto's en noem het maar op overal kwijt. Een praktische finish, geen finish die nog voor verrassingen moet zorgen. De kaarten zullen geschud worden op de loodzware Col de la Loze, en daar alleen.
Hier wil ik het verder niet over hebben. Van start midden in de Alpen, dan had je op z'n minst nog ergens een echte klim kunnen toevoegen om deze rit iets van karakter te geven. Maar nee, de sprinters mogen weer eens hun ding doen.
En alsof dat niet erg genoeg is krijgen ze een dag later nog een kans. Dat klimmetje richting het eind gaat het verschil niet maken. Met de Champs-Elysees erbij drie massasprints in de derde week, denk daar maar eens over na. In de afsluitende week 50% van de tijd naar een sprint kijken, geniaal weer ASO. Ter variatie schijnt deze finish wel een beetje omhoog te lopen, dit kan dus zomaar de obligate ritzege van Laporte worden na weer een door Jumbo gedomineerde Tour. Zin in.
Etappe 20. De laatste lastige rit vindt plaats in de Vogezen en het goede nieuws is dat we La Planche des Belles Filles een keer overslaan. Dat is ook meteen zo'n beetje het enige goede nieuws. Nee, wacht, de afsluitende combinatie is geniaal. Aan het eind van de Tour een combinatie van Petit Ballon en Platzerwasel, daar verwacht ik heel veel van. De Petit Ballon is heel lastig en zonder een meter vlak tussendoor begin aan je de Platzerwasel, die vooral in het begin een lastig deel kent. Daarna vlakt het steeds meer af en dan krijg je nog wat vlakke/dalende kilometers richting Le Markstein. Als je nog iets wil ondernemen tijdens deze laatste bergrit moet je er relatief op tijd aan beginnen en dat is het goede nieuws voor ons als kijker. Dat vind ik wel meteen het laatste goede nieuws, verder is dit een rit van niets. Ten eerste: de afstand. De afsluitende bergrit is maar 133 kilometer lang?! Dat is veel en veel te kort. Praktisch iedere rit deze Tour is te kort, maar jongens, kom op. Een afsluitende bergrit met een juniorenafstand, waarom? Ten tweede: ik mis onderweg een aantal beklimmingen. Er waren geruchten dat de lastigste kant van de Grand Ballon geasfalteerd zou worden en dat ie daarna meteen opgenomen zou worden in het parcours, dat valt tegen. We zoeken tijdens deze rit de regio van La Bresse op, maar laten daar wel wat moois liggen. Waarom niet de Col du Brabant tussendoor? Enfin, nerd als ik ben heb ik ooit toevallig een soortgelijke rit ontworpen en die is uiteraard veel beter. Zo had het moeten zijn, en niet anders:
(oké, je kunt de Ballon de Servance schrappen en dan de rest zo behouden, ook prima en beter dan die lullige rit van 133 kilometer hou op met me)
Uiteraard sluiten we af op de Champs-Elysees, spannend. Nog maar eens een kans voor de sprinters, hadden ze nog niet gehad.
Zoals je misschien tussen de regels door kunt proeven ben ik niet heel enthousiast over dit parcours. Ik ben enthousiast over de eerste rit, dat is misschien wel de beste eerste rit ooit. Een geweldige rit qua natuur, cultuur, parcours, publiek: die rit heeft alles. Een dikke 9. De tweede rit heeft dezelfde elementen, maar dan net iets minder. Wel nog een voldoende, maar daar was meer mogelijk geweest. Al bij al ben ik wel dolblij met de start in het onovertroffen Baskenland, met alles daarna ben ik bepaald niet blij. Je gaat zo dicht bij een leuk deel van de Pyreneeën van start, maar dat sla je volledig over en dan teken je een paar fantasieloze matte ritten uit in een veel te vaak bezocht deel van dat gebergte. Er is zó ontzettend weinig creativiteit, dat is zo jammer. Geen innovatie, maar ook geen lef. Matige heuvelritten, een reeks aan bergritten in de Alpen waar een boel aan schort, de begrafenis van het tijdrijden, een eindeloze reeks aan vlakke etappes. In totaal krijgt dit parcours van mij een dikverdiende 3/10. En dan te bedenken dat ze op de eerste dag met een 9 zijn begonnen, daarna scoren ze alleen maar onvoldoendes en komen we dus uit op zo'n beetje het laagste cijfer ooit. Een prestatie van formaat. Gefeliciteerd, ASO. Weer een masterclass disasterclass van Gouvenou en Prudhomme, ze staan op eenzame laagte. De eerste rit is gaaf, de start in het Baskenland is geweldig, de terugkeer van Puy de Dome is formidabel en de rest is volkomen kut. Geef ons fatsoenlijke heuvelritten, geef ons bergritten met een fatsoenlijke lengte, geef ons een echte tijdrit, geef ons variatie, geef ons alles wat ASO ons niet geeft.