Veel meer vrouwelijke parttimers in Nederland dan in de rest van EuropaDat Nederlandse vrouwen vaker parttime werken dan mannen wisten we al. Maar dat het gemiddelde twee keer zo hoog ligt als in de 35 andere Europese landen bij elkaar, is minder bekend. Dit blijkt uit onderzoek van denktank Oeso. We lijken als land blij met onze deeltijdcultuur, maar goed voor de gendergelijkheid is het volgens onderzoeker Willem Adema niet.
Er is de afgelopen jaren genoeg over geschreven: Nederland is kampioen deeltijdwerken. Dit idee wordt opnieuw bevestigd door het rapport van Oeso dat vandaag is verschenen over parttimers. Hierin is te lezen dat 37,4 procent van de Nederlanders in 2017 wekelijks minder dan dertig uur per week werkte. Het gemiddelde van Nederland ligt daarmee twee keer zo hoog als dat van de overige 35 Oeso-landen bij elkaar.
- Zoals in deze tabel te zien: het percentage parttimers onder werkenden ligt in Nederland (oranje staaf) twee keer zo hoog als het gemiddelde van alle Oeso-landen bij elkaar (zwarte staaf). © OESO
Willem Adema, onderzoeker bij het Oeso op het gebied van het sociale beleid met betrekking tot kinderen en families, stelde het rapport op verzoek van de Nederlandse autoriteiten op. De cijfers worden gebruikt voor het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijdwerk dat later dit jaar verschijnt. ,,We wilden ons eigen rapport graag nu al presenteren.”
GenderongelijkheidIn het rapport van Adema en zijn collega’s is te lezen dat Nederland het goed doet op het gebied van arbeidsparticipatie. Ruim 70 procent van de Nederlandse vrouwen heeft een baan. Dat is hoger dan het gemiddelde van 64 procent van alle Oeso-landen. Maar zoals verwacht, is de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke parttimers erg ongelijk. Bijna 60 procent van de werkende vrouwen in Nederland werkt in deeltijd tegenover nog geen 20 procent van de mannen.
- Toelichting: hier zie je de verdeling tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke parttimers (de bolletjes in de staafjes geven de scheiding aan, onder het bolletje is het percentage man). © OESO
,,In Nederland zijn we tevreden over de arbeidsparticipatie, het deeltijdmodel werkt prima”, zegt Adema. ,,Het verschil in kwaliteit tussen voltijd- en deeltijdbanen is in Nederland niet zo groot. Terwijl in veel andere Oeso-landen de parttime functies vaak flutbaantjes zijn.” Er worden hier dus gewoonweg veel meer banen als parttime functie aangeboden.
Onbetaald werkAls er ook in deeltijd volwaardig werk kan worden verricht, is er dan eigenlijk wel sprake van een probleem? De schoen wringt bij het onderwerp genderongelijkheid, aldus Adema. ,,De arbeidsmarkt zou beter gebruik moeten maken van het potentieel van vrouwen.” Want die potentie is er. ,,We zien nu dat er veel meer jonge vrouwen een universitaire opleiding doen dan jonge mannen.” Veel van dat talent blijft onbenut omdat zoveel meer vrouwen dan mannen later parttime gaan werken.
Een cultuuromslag is nodig, vindt Adema. ,,Parttime werken wordt in Nederland een stuk normaler gevonden dan in andere landen.” Daarnaast doen vrouwen vanuit een oud verwachtingspatroon meer in het huishouden. Zodra vrouwen moeder worden, gaan ze bijna vanzelf minder tijd besteden aan betaald werk en meer aan onbetaald werk, ofwel aan huishoudelijke en opvoedkundige taken. Uit eerdere cijfers van het Oeso bleek dat Nederlandse vrouwen dagelijks 4 uur en 14 minuten aan onbetaald werk besteden en mannen slechts 2 uur en 25 minuten.
Kinderopvang De wens van veel vaders en moeders in Nederland is dat de taken beter verdeeld worden. Maar in het rapport staat dat 40 procent toegeeft dat er in de praktijk geen sprake van is. Ook als vrouwen een beter betaalde baan hebben dan hun man, verandert er niet zoveel aan de verdeling in het onbetaalde werk. Wat kunnen we er dan wel aan doen? Een deel van de oplossing ligt volgens een aanbeveling uit het rapport bij het beter toegankelijk maken van
kinderopvang.
Adema verwijst naar een voorbeeld in Zweden waar in de jaren 80 een groei te zien was van het aantal parttimers. Maar omdat er veel meer vrouwelijke parttimers waren, besloot de Zweedse regering er wat aan te doen. ,,Een uitgebreid kinderopvangplan werd daar opgezet. Het aantal vrouwelijke parttimers halveerde en het aantal fulltimers nam toe.’’
Maar de oplossing ligt volgens Adema niet alleen in toegankelijkere kinderopvang zodat vrouwen meer kunnen werken. ,,Nederland blijft ook achter op het gebied van vaderschapsverlof. Daarin zit natuurlijk wel verandering, maar veranderingen gaan over het algemeen sowieso langzaam.”
https://www.ad.nl/ad-werk(...)van-europa~a4651d28/