quote:
Op woensdag 26 maart 2014 11:53 schreef Gray het volgende:[..]
Alle zen is boeddhisme, niet alle boeddhisme is zen. Nietvandezewereld is van de Tibetaans boeddhistische stroming, wat verschilt van zen zoals de Rooms-Katholieke kerk verschilt van de Protestantse.
[..]
Je weet zelf ook dat ook binnen het boeddhisme meerdere betekenissen aan een concept als karma wordt gegeven. De ene ziet het als een weegschaal van zonden, de ander als een 'onzuivere' gedachte waar andere gedachten en gevoelens aan blijven plakken.
Zelf ben ik meer van het tweede, omdat het logisch past binnen een gebruik als mindfulness, én omdat het beter verifieerbaar is.
[..]
Boeddhisme
is een geloof én een religie. Ook kan het een levenswijze genoemd worden, maar dat geldt voor elk geloof. Ik hoef niet naar een kerk te gaan om als vrome christen te leven. Ik hoef zelfs niet te bidden, of God aan te halen in mijn leven, om aan alle geboden te voldoen. Leef ik mijn leven, met compassie voor mijzelf en mijn omgeving, dan is dat mijn eerbetoon aan God én een juweel van de dharma.

Nee, omdat de 1e vraag van Boeddha was. Wat is de essentie van leed. en een bijkomende vraag was : wat is datgene wat door onze ogen naar buiten kijkt?
Om deze 2 vragen te beantwoorden is er een logische school ontwikkeld. een logische school is geen filosofie en geen religie.
Karma is een complex onderwerp.
1 deel wat ik gebruik is daad of handeling, maar ook dat er omstandigheden en voorwaarden moeten rijpen of moeten aanwezig zijn voor fenomenen om te manifesteren. oorzaak en gevolg dus.
het grappige is dat wetenschap mer geloofsaspecten in zich heeft.
ik zal even een stuk kopieren wat ik zel fnog niet helemaal gelezen heb maar morgen wel, Einstein zegt hier ook iets over dogma's en vooroordelen in wetenschap; de link en de tekst Gray.
En ik vermoed dat als ik alles gelezen heb de boeddhistische uitleg nog mist, maar we zullen zien.
O god, het is van van Lommel, die is binnen wetenschap verdacht en weet minder dan een boeddhist..nu ja..kijk maar.
http://www.noetischwetens(...)zijn-van-Lommel.htmlHersenen en bewustzijn
Dr. Pim van Lommel
Gebaseerd op hoofdstuk 12 uit het boek 'Eindeloos bewustzijn', ten Have 2007
Inleiding
Een meerderheid van de huidige westerse wetenschappers die zich verdiepen in bewustzijnsonderzoek, zoals hersenwetenschappers, psychologen, psychiaters en filosofen, is van mening dat het bewustzijn materialistisch en reductionistisch verklaard kan worden, waarbij de bekende filosoof Daniel Dennett het model van monistisch materialisme aanhoudt. Hij is, met vele anderen, van mening dat bewustzijn niets anders is dan materie, en dat onze subjectieve ervaring dat bewustzijn iets zuiver persoonlijks is en van het bewustzijn van iemand anders verschilt slechts een illusie is. Bewustzijn komt volgens Dennett en anderen volledig voort uit de materie waaruit onze hersenen bestaan. Deze materialistische stelling wordt ondersteund door denkpatronen en paradigma’s in de huidige wetenschap, die hij met vele andere wetenschappers en filosofen als absoluut onaantastbaar lijkt te beschouwen en dus nauwelijks ter discussie wil stellen. Een probleem van veel wetenschappers is dat het hun vaak grote moeite kost om van zo’n algemeen geaccepteerd paradigma los te komen. Dit dogmatisch vasthouden aan een eigen standpunt lijkt tot vooroordelen te leiden. Over zulke vooroordelen schreef Albert Einstein (1879-1955): ‘Een vooroordeel is moeilijker te splitsen dan een atoom.’
Als het materialistische standpunt echter juist zou zijn is alles wat we in ons bewustzijn beleven niets anders dan de uiting van een machine die gestuurd wordt door de klassieke natuurkunde en scheikunde. Ons gedrag zou zo onontkoombaar het gevolg zijn van de werking van zenuwcellen in onze hersenen. Het idee dat alle gevoelens en gedachten niets anders zijn dan een gevolg van hersenactiviteit betekent uiteraard dat het ook een illusie is te denken dat er sprake zou kunnen zijn van een vrije wil. Als commentaar op de stellingname van deze materialistisch ingestelde wetenschappers citeer ik de neurofysioloog John C. Eccles:
‘Ik blijf van mening dat het menselijke mysterie op ongelooflijke wijze wordt vernederd door het wetenschappelijke reductionisme. Het op zich veelbelovende materialisme maakt aanspraak op een definitieve verklaring van heel de geestelijke wereld die slechts uitgaat van activiteitspatronen van zenuwcellen. Dit geloof moet als een vorm van bijgeloof worden beschouwd... we moeten erkennen dat we evenzeer geestelijke wezens zijn met een ziel die in een geestelijke wereld bestaat, als materiële wezens met een lichaam en een stel hersenen dat in een materiële wereld bestaat.’
De materialistische benadering, waarbij men ervan uitgaat dat het bewustzijn een product of gevolg is van de functie van de hersenen vindt men terug op (bijna?) alle medische faculteiten in de westerse wereld. Meestal wordt deze benadering niet eens expliciet onderbouwd, omdat men zonder enige vorm van discussie van de waarheid van deze veronderstelling uitgaat. Het logische gevolg is dat bijna alle westerse artsen van mening zijn dat het bewustzijn het resultaat is van de functie van de hersenen. Volgens deze materialistisch opvatting is het uiteraard onmogelijk dat bewustzijn ervaren kan worden tijdens bewusteloosheid, hartstilstand, coma of een periode van hersendood. Indien onder verwijzing naar de resultaten van empirische studies naar Bijna-Dood Ervaringen (BDE) voorzichtig de mogelijkheid wordt geopperd dat bewustzijn soms ervaren kan worden op het moment dat alle hersenfuncties zijn uitgevallen, wordt dit meestal als onwetenschappelijk van de hand gewezen. Een dergelijke reactie van wetenschappers is niet nieuw. Om Frederik van Eeden (1860-1932) uit 1894 te citeren:
‘De hoofdzaak is, dat wat enkele onderzoekers beweren, door de meerderheid der overigen heftig wordt bestreden, niet op grond van eigen onderzoek, maar a-priori, niet eens zelfs met verstandelijke argumenten, maar met gevoelsmotieven. Gevoelsmotieven met al hun nasleep van spot, geringschatting en verdachtmaking en op niets anders gebaseerd dan op onwijsgerige gehechtheid aan een afgerond systeem. Dit lijkt ongelofelijk.’
In de wereld van de wetenschap lijkt er in ruim honderd jaar helaas nog niet veel veranderd.
De relatie tussen hersenen en bewustzijn
Er is de laatste jaren veel over hersenen en bewustzijn gepubliceerd. De filosoof David Chalmers, die zich heeft gespecialiseerd in bewustzijnsvraagstukken, geeft een goed overzicht van de bestaande theorieën over de samenhang tussen bewustzijn en hersenen. Hij beschrijft allereerst drie materialistische en reductionistische modellen, A, B en C. Als eerste model (A) noemt hij het ‘monistisch materialisme’, waarbij men veronderstelt dat alles materie is. Omdat er in de hersenen alleen maar neuronen met fysische en chemische processen bestaan denkt men dat met het verklaren van deze functionele processen in de hersenen ook het bewustzijn wordt verklaard. De meest gehoorde interpretatie van dit model is dat bewustzijn slechts een illusie is. In het tweede materialistische model (B) veronderstelt men dat bewustzijn identiek moet zijn aan processen in de hersenen vanwege het feit dat er een verband bestaat tussen bepaalde functionele processen in de hersenen en bepaalde ervaringen in het bewustzijn. In het derde model (C) geeft men aan dat het bewustzijn op dit moment weliswaar nog niet met de functie van de hersenen verklaard kan worden, maar dat het probleem in de toekomst bij verdere vooruitgang van de wetenschap wel opgelost zal kunnen worden.
Chalmers beargumenteert in zijn artikel uitgebreid waarom volgens hem deze drie materialistische benaderingen onjuist zijn. Zijn eerste argument tegen een materialistische verklaring van menselijk bewustzijn is dat men wel in staat is structuren en functies van de hersenen te verklaren, maar dat dit op zich onvoldoende is om daarmee ook bewustzijn te verklaren. Zijn tweede argument betreft zombies, denkbeeldige wezens die fysiek gesproken volledig gelijk zijn aan mensen maar bij wie het menselijke bewustzijn ontbreekt. Indien zombies theoretisch mogelijk zijn, moeten hun hersenfuncties identiek zijn aan het menselijke brein, en het ontbreken van bewustzijn bij deze zombies zou dan betekenen dat het bewustzijn niet materieel is. Zijn derde argument tegen materialisme is dat er feiten bekend zijn over bewustzijn die niet verklaarbaar zijn uit fysiologische activiteiten in de hersenen, zoals bijna-dood ervaringen en andere ‘altered states of consciousness’. Men zou theoretisch alles over de functie van de hersenen kunnen weten en toch niet in staat zijn alle aspecten van het bewustzijn op basis van die feiten te kennen. Zelfs op basis van een complete materialistische kennis kan men volgens Chalmers niet alles over bewustzijn te weten komen.
Daarna beschrijft hij drie niet-reductionistische en immateriële modellen, D, E en F, waarbij hij elk model voorziet van commentaar van voor- en tegenstanders. Het vierde model (D) beschrijft het ‘interactionistisch-dualisme’ van de neurofysioloog John Eccles (1903-1997) en de wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902-1994), op basis van het ‘radicaal dualisme’ van de wiskundige en filosoof René Descartes (1596-1650). Bewustzijn en hersenen zijn totaal verschillend maar werken toch op een bepaalde manier intensief met elkaar samen. Volgens Chalmers is dit model wel als onverenigbaar beschouwd met de klassieke fysica, terwijl concepten uit de kwantumfysica zoals een instorting van waarschijnlijkheidsgolven door een bewuste waarneming of meting dit model juist zouden kunnen ondersteunen. Lang niet alle kwantumfysici accepteren echter de rol die bewustzijn in de kwantumfysica zou kunnen spelen. Chalmers noemt het opvallend dat filosofen het ‘interactionisme’ meestal afwijzen met argumenten uit de (kwantum-)fysica en dat natuurkundigen het model vooral op filosofische gronden afwijzen op (vanwege het dualisme).
Het vijfde verklaringsmodel (E) voor de relatie tussen hersenen en bewustzijn wordt het ‘epifenomenalisme’ of ‘zwak dualisme’ genoemd, waarbij het functioneren van bepaalde gebieden in de hersenen wel bepaalde bewustzijnservaringen veroorzaakt maar het bewustzijn geen effect heeft op het functioneren van de hersenen of van het lichaam. Dit concept komt erg in de buurt van een materialistische visie. Bewustzijn zou het gevolg zijn van chemische en elektrische processen, maar zou deze processen niet kunnen beïnvloeden. Het ervaren van pijn zou dan nooit een lichamelijke reactie kunnen veroorzaken, en men zou nooit een besluit kunnen nemen om tot een bepaalde actie over te gaan. Neuroplasticiteit pleit ook tegen dit model van epifenomenalisme. In enkele empirische studies aangetoond dat het bewustzijn in staat is de anatomie en de functie van de hersenen permanent te beïnvloeden (zie verder het boek ‘Eindeloos Bewustzijn’).
Als laatste en zesde model (F) noemt Chalmers het ‘fenomenalisme’ of ‘immaterieel (of neutraal) monisme’. Dit model wordt ook wel ‘panpsychisme’ of ‘idealisme’ genoemd. Volgens dit model bevatten alle materiële, fysieke systemen op een elementair of wezenlijk niveau een vorm van subjectief bewustzijn en heeft alle materie dus fenomenale (op subjectieve waarneming berustende) eigenschappen. Bij dit model wordt gesteld dat bewustzijn primair in het universum aanwezig is en dat alle materie subjectieve eigenschappen of bewustzijn bezit. Alle materie of ‘de fysieke werkelijkheid’ wordt in dit model door het bewustzijn gevormd. Chalmers kent hiermee aan het bewustzijn een duidelijke causale (oorzakelijke) rol toe in de fysieke wereld. Hij noemt nog een andere theoretische mogelijkheid, waarbij de intrinsieke eigenschappen van de fysieke wereld niet fenomenale eigenschappen zijn, maar niettemin fenomenale eigenschappen bezitten, wat betekent dat het ‘proto’-fenomenale eigenschappen zijn. Om deze reden gaat zijn voorkeur uit naar de naam ‘pan(proto)psychisme’. Lang niet iedereen zal kunnen instemmen met dit laatstgenoemde model, waarbij alle materie subjectieve eigenschappen of bewustzijn bezit, en over het algemeen zal men de voorkeur geven aan een materialistisch model om de samenhang tussen hersenen en bewustzijn te verklaren. Maar Chalmers lijkt deze opvatting te ondersteunen. En het is volgens hem zeker de moeite waard deze door middel van aanvullend onderzoek nader te bestuderen.
Bijna-dood ervaring, bewustzijn en hersenen
Wat zijn de nieuwste inzichten over de relatie van bewustzijn met de hersenen, die gebaseerd zijn op recent prospectief onderzoek naar Bijna-Dood Ervaringen (BDE) bij patiënten die een hartstilstand hebben overleefd? En sluiten deze inzichten ook aan bij een van de modellen zoals Chalmers die uitvoerig heeft beschreven?
Conclusies uit wetenschappelijk onderzoek naar BDE:
• Er is frequent door serieuze en geloofwaardige mensen gemeld dat zij tot hun grote verassing onafhankelijk van hun lichaam een verruimd bewustzijn konden ervaren.
• Op basis van enkele goed onderbouwde studies naar het verschijnsel BDE bij patiënten die een hartstilstand hebben overleefd is men tot de conclusie gekomen dat de huidige wetenschappelijke inzichten geen sluitende verklaring bieden voor de oorzaak en inhoud van een bijna-dood ervaring.
• In enkele prospectief opgezette empirische studies is onomstotelijk aangetoond dat een verruimd en helder bewustzijn tijdens een hartstilstand kan worden ervaren.
• Het lijkt wetenschappelijk bewezen dat tijdens een hartstilstand in de hersenschors en hersenstam geen meetbare activiteit meer aanwezig is en dat ook het klinische beeld past bij een totale uitval van alle hersenfuncties.
• Bij bestudering van de werking van de hersenen bleek dat onder normale omstandigheden een functionerend netwerk en een samenwerking van vele hersencentra een voorwaarde is voor het ervaren van ons waakbewustzijn. Dit is bij een hartstilstand nooit het geval.
• Het is geconcludeerd dat zuurstoftekort op zich geen verklaring kan zijn, mede omdat een BDE kan worden gemeld zonder dat er sprake is van een levensbedreigende situatie zoals bij doodsangst of een ernstige depressie.
• Men heeft kunnen aantonen dat ons bewustzijn in staat is de anatomie en de functie van de hersenen te veranderen (neuroplasticiteit). [Zie verder het boek ‘Eindeloos bewustzijn’].
• In veel opzichten is zowel het bewustzijn als de werking van de hersenen nog een groot mysterie.
• Uit enkele prospectieve en vele retrospectieve studies naar bijna-dood ervaringen blijkt dat verschillende aspecten van een BDE overeenstemmen met of analoog zijn aan enkele basisprincipes van kwantummechanica, zoals non-lokaliteit, complementariteit, verstrengeling of verbondenheid en instantane informatie-uitwisseling in een dimensie waar tijd en afstand geen rol spelen. Verleden, heden en toekomst zijn dan tegelijkertijd overal (non-lokaal) aanwezig. Ik ben ervan overtuigd dat enkele algemeen geaccepteerde grondslagen van de kwantumfysica van essentieel belang zijn om de relatie tussen bewustzijn en hersenen beter te begrijpen. Volgens mij is vooral het idee uit de kwantumfysica dat bewustzijn bepaalt óf en hoe wij ‘onze werkelijkheid’ ervaren voor de verdere theoretische onderbouwing van deze relatie van belang. Deze vergaande interpretatie van de kwantumfysica is echter niet algemeen geaccepteerd.
Een nieuwe visie op bewustzijn en hersenen
een verruimd bewustzijn tijdens een hartstilstand. In dit verruimde bewustzijn bestaan non-lokale aspecten van verbondenheid zoals herinneringen vanaf de vroegste jeugd tot aan het moment van de crisis die de BDE heeft veroorzaakt en soms zelfs ook beelden van de toekomst. Er is de mogelijkheid in verbinding te staan met gevoelens en gedachten van mensen die betrokken waren bij gebeurtenissen uit het verleden of met het bewustzijn van overleden familieleden of bekenden. Deze bewustzijnservaring kan gepaard gaan met een gevoel van onvoorwaardelijke liefde en acceptatie, en men kan in contact staan met een vorm van ultieme en universele kennis en wijsheid.
In deze nieuwe benadering vindt het volledige en oneindige bewustzijn met oproepbare herinneringen zijn oorsprong in een non-lokale ruimte in de vorm van onvernietigbare en niet rechtstreeks waarneembare golffuncties. Deze golffuncties, waarin alle aspecten van het bewustzijn als informatie liggen opgeslagen, zijn continu (non-lokaal) om en in het lichaam aanwezig. De hersenen en het lichaam functioneren slechts als een opvangstation om een deel van het totale bewustzijn en een deel van onze herinneringen in ons waakbewustzijn te ontvangen in de vorm van meetbare en voortdurend veranderende elektromagnetische velden. Deze elektromagnetische velden van de hersenen worden in deze opvatting niet als oorzaak, maar als effect of gevolg van het oneindige bewustzijn beschouwd.
Ons brein zou volgens dit concept vergeleken kunnen worden met een televisietoestel dat informatie uit elektromagnetische velden ontvangt en ‘decodeert’ tot beeld en geluid. En onze hersenen zouden ook vergeleken kunnen worden met een televisiecamera, die beeld en geluid omzet of ‘codeert’ in elektromagnetische golven. Deze elektromagnetische golven bevatten de essentie van alle informatie voor een tv-programma, maar zijn alleen toegankelijk voor onze zintuigen dankzij een tv-camera en tv-toestel. In deze visie kan de functie van de hersenen dus worden beschouwd als een zendontvanger en heeft ons brein dus geen producerende, maar een faciliterende functie voor het bewustzijn; het maakt het ervaren van bewustzijn mogelijk. Het bewustzijn bevat in aanleg alle informatie die in de non-lokale ruimte als (scalaire?) golffuncties ligt opgeslagen. Het bewustzijn geeft informatie door aan de hersenen, en ontvangt via de hersenen informatie uit het lichaam en van de zintuigen. Dat het bewustzijn de vorm en functie van de hersenen en het lichaam beïnvloedt is al eerder beschreven.
De inhoud van een BDE wijst op de non-lokaliteit van het bewustzijn. Op het moment dat de hersenfuncties zijn uitgevallen wordt tijdens een BDE zowel een verruimd bewustzijn los van het lichaam als later een bewuste terugkeer in het lichaam ervaren, waardoor een materialistische verklaring voor het ontstaan van bewustzijn uiterst onwaarschijnlijk wordt. Verder kan bij normaal functionerende hersenen een BDE met uittreding worden ervaren bij doodsangst of stress, en worden op meestal jeugdige leeftijd spontane buitenlichamelijke ervaringen gemeld. Neurofysiologische studies hebben aangetoond dat activiteiten in de hersenen geen verklaring kunnen zijn voor de inhoud van gedachten en gevoelens, en de invloed van bewustzijn op de hersenen is onomstotelijk aangetoond doordat het mogelijk blijkt dat de anatomische structuur van de hersenen en de daarmee samenhangende functies veranderen in reactie op ervaringen in het bewustzijn (neuroplasticiteit). Deze opvatting komt overeen met wat David Bohm heeft geschreven: ‘Bewustzijn informeert en geeft vorm.’
De conclusies van empirisch onderzoek naar het menselijke bewustzijn tijdens een uitval van alle hersenfuncties (BDE) lijkt dus het ‘fenomenalisme’, ‘immaterieel monisme’, of pan(proto)psychisme te ondersteunen. Dit betreft dus het niet-materialistische model van de fundamentele of wezenlijke relatie tussen bewustzijn en materie. Zoals al eerder is vermeld: volgens dit model bevatten alle materiële, fysieke systemen op een elementair of wezenlijk niveau een vorm van subjectief bewustzijn en heeft alle materie dus fenomenale (op subjectieve waarneming berustende) eigenschappen. Bij dit model wordt gesteld dat bewustzijn primair in het universum aanwezig is en dat alle materie subjectieve eigenschappen of bewustzijn bezit. Alle materie of ‘de fysieke werkelijkheid’ wordt in dit model door het bewustzijn gevormd.
Conclusie
Op basis van de gemelde prospectieve studies naar bijna-dood ervaringen en van recente gegevens uit neurofysiologisch onderzoek en begrippen uit de kwantumfysica is het bewustzijn volgens mijn vaste overtuiging niet op een bepaalde plaats te lokaliseren. Ook niet in de hersenen. Het is non-lokaal (dus overal) aanwezig in de vorm van waarschijnlijkheids-golven. Het is om deze reden ook niet aantoonbaar of meetbaar in de fysieke wereld. Onafhankelijk van het lichaam bestaat er een continuïteit van bewustzijn, dat intrinsiek is verbonden of verstrengeld in de non-lokale ruimte, maar niet identiek is aan deze ruimte. De verschillende aspecten van het bewustzijn zijn ook alle non-lokaal aanwezig en toegankelijk, maar er is waarschijnlijk wel sprake van een bepaalde vorm van hiërarchie. Vermoedelijk bevindt de essentie of grond van het bewustzijn (‘protobewustzijn’) zich in het vacuüm of plenum van het universum en heeft het vandaar een non-lokale verbinding met het bewustzijn in de non-lokale ruimte (‘panprotopsychisme’). Het vacuüm is volgens deze opvatting de bron van zowel de fysieke wereld als het bewustzijn. Misschien kan de non-lokale ruimte ook wel het absolute of werkelijke vacuüm worden genoemd, want het vacuüm en de non-lokale ruimte zijn óf identiek, óf non-lokaal met elkaar verbonden waardoor ze niet van elkaar zijn te onderscheiden. Alles is een vorm van ruimte. Het bewustzijn omvat de non-lokale ruimte, en zowel mijn als uw bewustzijn omvat de gehele ruimte. En elk deel van het bewustzijn omvat ook de gehele ruimte, want elk deel van oneindig is ook oneindig. Dat is precies wat met het begrip non-lokaliteit wordt bedoeld.
Non-lokaal bewustzijn is de bron van ons waakbewustzijn. Deze beide zijn complementaire aspecten van bewustzijn. Onder normale, dagelijkse omstandigheden ervaart men het waakbewustzijn (het deeltjes-aspect), dat slechts een beperkt deel is van het totale en eindeloze non-lokale bewustzijn (het golffunctie-aspect). Tijdens ons leven neemt men via zintuigen waar, en de hersenen functioneren dan als interface. Onder bijzondere omstandigheden is men in staat het oneindige aspect van het non-lokale bewustzijn onafhankelijk van het lichaam te ervaren, hetgeen de continuïteit van het bewustzijn wordt genoemd, en is er een mogelijkheid om rechtsreeks via het bewustzijn in de ruimte waar te nemen. Men spreekt dan van een bijna-dood ervaring.