quote:
Op dinsdag 15 april 2014 19:05 schreef Manke het volgende:Maar hoe is de katholieke kerk aan die doctrine gekomen? Je kan het niet vinden in de bijbel tenzij je dingen anders gaat interpreteren en tussen de regels gaat lezen, volgens mij hadden ze eerst de doctrine (overgenomen van Dante? of andersom?) en daarna zochten ze in de bijbel naar bewijs.
http://nl.wikipedia.org/wiki/VagevuurBinnen het rooms katholicisme is het voor de leer belangrijk dat deze steunt op bijbelse teksten en de overlevering. De Bijbeltekst waarnaar verdedigers van dit leerstuk van het vagevuur vaak verwijzen is 1 Korinthiërs 3,10-15.
Overeenkomstig de taak die God mij uit genade heeft opgelegd, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort. Laat ieder erop letten hoe hij bouwt, want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt – Jezus Christus zelf. Of er op dat fundament nu verder wordt gebouwd met goud, zilver en edelstenen of met hout, hooi en stro, van ieders werk zal duidelijk worden wat het waard is. Op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal het door vuur aan het licht worden gebracht. Het vuur zal laten zien wat ieders werk waard is. Wat ieders werk waard is, zal blijken op de dag van het oordeel, want het vuur waarmee die dag verschijnt, zal ieders werk testen en de kwaliteit ervan aantonen. Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal hij worden beloond. Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal echter worden gered, maar door het vuur heen..(NBV)
Deze tekst is voor veel bijbelwetenschappers tekstkritisch en wetenschappelijk omstreden en protestanten leggen haar anders uit, omdat men de leer over het vagevuur niet erkent.
Er is echter nog een tekst in de Bijbel waarop het vagevuur steunt; 2 Makkabeeën 12, 40-44. Daar bidden gelovige Joden onder leiding van Judas Makkabeüs dat de zonden van de overleden joodse vrijheidsstrijders worden vergeven. (Men had namelijk amuletten en afgodenbeeldjes bij de gesneuvelde joodse soldaten gevonden, iets wat verboden is in de joodse religie). In dit bijbelgedeelte wordt dus gebeden voor mensen die al overleden zijn. Blijkbaar kunnen de achterblijvers nog iets betekenen voor het heil van de gestorvenen. Dat de mensen die nu leven nog iets kunnen betekenen voor de gestorvenen is een belangrijk element binnen dit leerstuk. Door hun gebeden, aflaten en dergelijke kan de verblijftijd in het vagevuur verkort worden.
Teksten uit de overlevering vinden we o.a. bij Ambrosius, Hiëronymus, Augustinus, Gregorius van Nyssa, Gregorius I en Origenes, maar ook andere oud-christelijke schrijvers en bisschoppen spreken allemaal uitdrukkelijk over de staat van voorhemelse loutering voor de geredde zondaars; zij noemen dit ook een louterend vuur om schuld van de begane, maar vergeven zonde uit te boeten.
Katholieken voeren verder de volgende bijbelteksten als bewijs voor het vagevuur: Matt. 5:26, 18:34; Lucas 12:58-59. Voorts Matt. 12:32, waarin gesproken wordt over een vergevingsmogelijkheid in het "leven hierna", hetwelk niet op de zonden die tot de eeuwige dood (hel) leiden kan slaan, maar op dagelijkse zonden, die uitgeboet moeten worden. Een andere referentie is Apoc. 21:27, waar Johannes over de hemel schrijft, “Nooit zal er ingaan, iets wat onrein is.” (Petrus Canisiusvertaling)