abonnement Unibet Coolblue
pi_115635626
Omdat er al een topic is met mythes , leek het me leuk een topic te maken over sagen en legenden.

Wat is een legende:

Onder legende verstaat men kortweg een traditioneel christelijk (met name katholiek) volksverhaal, waarin een centrale rol is weggelegd voor een heilige, Jezus Christus, Maria, of een heilig voorwerp.
In de volksmond wordt het woord legende algemeen wel gebruikt voor een oud volksverhaal, maar dit is in feite niet correct.

Wat is een sage:

Een sage (van het Duits was gesagt wird) is een traditioneel volksverhaal dat zich afspeelt op een bekende plaats en op een bekend moment in de tijd.
De sage is doorgaans een kortere vertelling dan een sprookje, en een sage behandelt een bepaalde vorm van volksgeloof.
Sagen bevatten veel angstaanjagende, bovennatuurlijke elementen en vertellen bijvoorbeeld over hekserij, toverij, spokerij, weerwolverij, over reuzen, kabouters, nachtmerries (het wezen, niet de droom), Witte Wieven, duivels en dergelijke. Sagen kunnen ook vertellen over moedige en sterke helden, over geduchte rovers, onderaardse gangen, verborgen schatten en bodemloze putten. In principe werden de sagen vroeger als waarheid verteld. Voor vertellers en publiek werden ze ervaren als non-fictie

Bron : http://nl.wikipedia.org/w(...),_sagen_en_sprookjes

Wat zijn witte wieven (witte vrouwen):


Ik kom uit Drenthe en hier werd vroeger en nu nog vaak over witte wieven gesproken.
Witte wieven zijn flarden van mist en omdat de hei vroeger vol stond met jeneverbessen die menselijke vormen kunnen hebben dacht men door de mist er een persoon in te zien. De meeste mensen waren er bang van en dachten dat het geesten van heksen waren, dit vertelde een boswachter me toen ik mee ging met een excursie op de heide.
De verhalen over witte wieven kunnen per streek verschillend zijn.

Hieronder de uitleg van wikipedia:

Het is de naam voor vrouwenfiguren die in sagen voorkomen en soms goedaardig, soms kwaadaardig zijn.
Mistflarden of mistbanken worden in Noord- en Oost-Nederland ook wel witte wieven genoemd.
Witte wieven worden vaak in verband gebracht met heksen en/of spoken. De witte wieven hebben veel overeenkomsten met de Ierse Sídhe en de Banshee. Ook wordt verband gelegd met moerasvrouwtjes, feeën of elfen.

Witte wieven zijn dus mistvlarden, vaak rondom/boven moerassen en veenplassen, er waren mensen die dachten dat ze de witte wieven moesten volgen (net zoiets als dwaallichten) en kwamen dan om in het moeras. Misschien dat het veenlijk van het meisje van Yde daar ook wel mee te maken heeft.
Wie zal het zeggen.

Ook werden witte wieven in verband gebracht met geboortes van baby's dat ze kraamvrouwen hielpen. En de boeren hielpen met hun gewas. Je moest ze echter niet tergen want dat was vragen om problemen. Ze werden vaak als boosaardig gezien. Er zijn dus zowel verhalen waarin mensen hulp kregen en verhalen waarin mensen kwaad aangedaan werd.
Ook werden de witte wieven vaak in verband gebracht met grafheuvels en hunnebedden. Men dacht dat ze daar woonden.
In Lochem is er een verhaal over de witte wieven kuil:
http://www.beleven.org/verhaal/de_witte_wieven_van_lochem

Ik kwam op internet een hele mooie foto van witte wieven tegen deze wou ik jullie niet onthouden:


Evenals twee weken geleden hebben we met een aantal leden van Fotogroep Vlinderstad in alle vroegte, ruim voor zonsopkomst om half 7, in het bos bij Schoonoord het Landart-project bezocht. Vorige keer hing er al een magisch sfeertje in de lucht en dit keer hadden we helemaal geluk: voor wie het zien wil verschenen originele Drentse Witte Wieven ten tonele. Het viel nog niet mee ze in beeld te krijgen. Met belichtingstijden van 30 seconden zijn ze alweer verdwenen voordat ze goed en wel belicht zijn met als resultaat vage grondmist op de plaat. Door een speciale techniek te gebruiken ben ik er echter in geslaagd een aantal toch meer of minder scherp in beeld te vangen, geloof het of niet!
bron: http://www.harryvdveen.nl/weblog/archives/00000284.htm

Door deze foto kan ik me goed voorstellen dat mensen er vroeger wat in zagen. Ik kreeg in ieder geval de kriebels van deze foto. Zo moet het er ook ongeveer uit hebben gezien op de heide met mist rondom jeneverbessen. In het Dwingelderveld bij Dwingeloo staan nog jeneverbessen.

Maar niet alleen in noorden en oosten van ons land geloofden ze in witte wieven.
Het fenomeen komt in heel europa voor.
Zo heten ze bijvoorbeeld in Frankrijk Dames Blanches. In België was Madama Blanche de term voor een waarzegster. In Engeland zijn sagen bekend van white women, ook zij voorspellen geboorte en dood. De Banshee in Ierland voorspellen eveneens de dood, en Duitsland heeft Weiße Frauen.

Er is hier in Drenthe een verhaal over een boer die de witte wieven uitgenodigd zou hebben om te komen eten. Hij hield zich echter niet aan deze belofte en werd dood gevonden op de plaats waar hij zn belofte deed.
Meer witte wieven:
http://www.klap.net/verhalen/wittewieven.html

Weet je zelf een leuk oud verhaal van sagen en legenden vertel ze dan in dit topic.

[ Bericht 0% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 11:34:05 ]
pi_115637451
Witte Wieven.. bij ons in de Achterhoek heb je ze ook :)
Playing guitar is a religion.
pi_115638091
Ik ben in 1997 naar Ameland geweest en ik heb daar een boekje gekocht met sagen en legenden van Ameland.

Rixt van het Oerd.

Onder het standbeeldje staat dit geschreven:


Rixt van het Oerd is wel de meest bekende sage van Ameland.

Een verhaal van een oude vrouw, die haar zoon in geen jaren meer had terug gezien en zich toen op het pad van de misdaad had begaf door zich te vergrijpen aan bezittingen van schipbreukelingen.

Eens liet zij door een misleidend lichtje te plaatsen op een stormachtige nacht een schip stranden.
De bemanning sloeg in de branding overboord.
Bij het krieken van de dag, ging de oude vrouw langs het strand op roof uit en bij het beroven van de aangespoelde lijken vond zij ook haar zoon.
Hierdoor waanzinnig geworden, doolt zij sindsdien over de verlaten duinen en hoort men haar kreten in de stromwind.
Je kunt haar dan Sjoerd horen roepen.

Volgens een van de vertellingen:
Was de oude vrouw die een vissersweduwe was, door de duivel bezeten.
Haar zoon heete Sjoerd en had een tijd lang bij haar gewoond, toen hij tegen de zin van moeder naar zee ging.
Zij zou in een hutje op de Oerd hebben gewoond.
Een oud vrouwtje van Ameland, die aan het eind van de vorige eeuw leefde herinnerde zich dat hutje nog vaag.

Rixt van het Oerd word ook wel Ritskemooi genoemd.

Het verhaal staat ook op deze website:
http://www.ritskemoei.nl/rixt.html
en
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rixt_van_Oerd

[ Bericht 1% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 12:59:14 ]
pi_115638924
Mooi topic Mousy ^O^

WITTE WIEVEN

Witte vrouwen (Witte wieven) vinden hun oorspong al in de Germaanse tijd. Omdat de witte vrouwen de gaven van waarzegging en toekomstvoorspelling bezaten, genoten deze groot respect bij deze stammen. Ze werden ook wel heksen genoemd. Het "witte" heeft eigenlijk geen betrekking op de kleur, maar op wijs (van weten). Uit hun midden werden priesteressen gekozen. Na het overlijden van de vrouwen bleef men deze eren bij de grafheuvels. Daar meende men ook de witte juffers als uit de doden opgestane spoken bij hun graf rondwaren (mistflarden) te zien.
Vooral gedurende de kerstening en de tijd erna werd de bevolking bang gemaakt voor duivels, spoken, heksen, ketters en andere verschijnselen. De witte vrouwen ondergingen een metamorfose. In plaats van wijs werden het kwaadaardige spoken, die je maar beter kon ontwijken. En dat kunnen we de Middeleeuwers ook moeilijk kwalijk nemen. Stelt u zich maar eens voor: Een donker bos bij helder maanlicht en het lichte ruizen van bladeren of de wind door het gras. De roep van een uil en het verre huilen van een wolf. Daartussen nevelflarden die steeds maar weer andere vormen aannemen en dreigend hun uitlopers uitspreiden. Tussen de bomen en de velden leken deze mistflarden al gauw op de witte vrouwen die met hun onzichtbare zeisen het gras maaiden (feitelijk het ruizen van de wind), of achter hun spinnenwiel zaten.
De naam Witte vrouwen leeft in de stad Utrecht ondermeer nog voort in de straatnaam Witte Vrouwensingel. De drie sagen die hier opgenomen zijn spelen zich af in Montferland; bij Lochem in de Achterhoek, nabij Barchem in de Witte wievenkoel; en op de Lonnekerberg noordelijk van het kerkdorp Lonneker halverwege Enschede en Oldenzaal.

HET WITTE WIEF VAN MONTFERTLAND

Zolang je de witte wieven niet lastig valt, zullen deze je geen haar krenken. Maar een boertje uit Beek, die 's avonds op weg naar huis door de bossen van Montferland liep, vroeg met zijn dronken kop aan een witte vrouw of deze met hem wilde dansen. En dat heeft het boertje geweten. De hele nacht bleef ze met hem dansen. Vele malen wilde het boertje er een eind aan maken, maar dat lukte maar niet. Hij werd gedwongen door te gaan, zelfs toen hij het niet meer aankon. Het zweet gutste van zijn hoofd als op een hete zomerdag toen hij rogge aan het maaien was. Bidden en smeken om op de houden hielp niet. En toen de dag aanbrak viel het boertje dood voor de voeten van het witte wijf neer.

DE WITTE WIEVEN VAN LOCHEM

in een diepe kuil, even ten zuidwesten van Lochem, hebben vele jaren drie witte wieven gewoond. Overdag lagen zij in het zand en waren daarvan niet te onderscheiden. Eerst des avonds stegen zij omhoog en vlogen als nevelen over de vlakte. Herbert en zijn zusje waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen zij 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor moeder te doen. Wanneer ze dan in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen de kleine vingertjes er zonder vrees naar. Soms zelfs daalden zij in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste der witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat, die aangevallen wordt. Doch wanneer zij de kinderen dan onder elkaar hoorde lachen, toog ze weer geruisloos verder. Daarom kende Herbert, ook toen hij ouder geworden was, geen vrees voor de witte wieven. Zijn buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, waarschuwde echter op zekere dag: "Ga niet weer in de kuil, Herbert, want van de witte wieven is nog nooit iets goeds gekomen". Sindsdien daalde Herbert niet meer naar beneden. Wanneer hij des avonds de kuil voorbij kwam, liep hij snel door naar huis. 't Was of hij Johanna's stem zacht hoorde zeggen: "Nee - nee, Herbert." Er was een eigenaardig warm gevoel in hem, dat hij nog niet eerder had gekend. Herbert's ouders en ook Scholte Lodink en zijn vrouw merkten dit alles zeer wel op. Glimlachend bekenden zij elkaar, dat Herbert en Johanna wel eens een paar zouden kunnen worden. "Als dat eens waar was", zei Scholte Lodink vrolijk, "dan zou er in heel Lochem geen tweede paar gevonden worden met meer rijkdom. Maar", voegde hij er aan toe, "ze moeten niet gedwongen worden. Al zou mijn dochter willen trouwen met een keuterboer, dan zou ze evengoed mijn toestemming krijgen." Zijn vrouw antwoordde hierop niet, maar ze dacht: "t Is maar goed, dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen." Enige jaren later kon Scholte Lodink zijn woorden waar maken. Herbert's ouders hadden buiten hun schuld alle spaarpenningen verloren. Toen waren de gedachten van Johanna 's moeder vol zorg over de toekomst. Moest de dochter van Scholte Lodink nu rouwen met zulk een armoezaaier, die alleen met de handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Zij ontdekte een andere vrijer voor haar dochter, die alles had, wat je van een huwelijkskandidaat verwachten kon Albrecht. Albrecht was een kloekgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze beiden bij elkaar kunnen brengen, zonder dat Johanna haar sluwe opzet gemerkte? Het toeval hielp haar, want korte tijd later ontmoette zij Albrecht. "Je moest eens een avond je bij ons komen praten", nodigde zij uit. De list gelukte prachtig, want Albrecht nam de uitnodiging aan en begaf zich op een avond naar het erf van Scholte Lodink. Natuurlijk was toen ook Johanna thuis, daar had haar moeder wel voor gezorgd. Het gesprek verliep echter anders dan zij gehoopt had, want Scholte Lodink wist iets bijzonders over Herbert te verhalen. Herbert was op een avond te paard uit Lochem gekomen. Hij reed op een smalle weg, toen plotseling een vogel met luid geschreeuw opvloog. Het paard schrok en sloeg op hol in de richting van de witte wieven kuil. Ongetwijfeld zou Herbert omlaag gestort zijn, als niet de oudste der witte wieven hem te hulp gekomen was. Ze sprong op en greep met haar klauwen het paard in de manen. Even nog trilde het angstige dier, voordat het, nog juist op tijd, tot stilstand kwam. Herbert klopte het bemoedigend tegen de nek en deed het rustig keren. Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden. zag Herbert zich nog kans om een blik in de kuil te werpen. Hij zag daar een vuurtje, waarboven een vogel hing, net geplukt of het door mensenhanden was gedaan. Zij braadden 't vlees, de witte wieven. 't Was maar goed, dat Herbert zijn ogen zo goed de kost gegeven had, want daardoor was hij in staat dit later te bewijzen. Thuis gekomen, vertelde hij wat er gebeurd was. Hij vroeg aan zijn zuster of zij een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen. Hij wilde die voor zonsondergang naar de witte wieven brengen. Zijn zuster wilde dit met plezier voor hem doen, onder voorwaarde, dat ze met hem mee mocht naar de kuil. Herbert wilde daar eerst niet van weten, maar moest tenslotte toch toegeven. Toen bakte zijn zuster een driekoningenkoek. Ze legde haar op een aarden schotel en omstak het gebak met een krans van groen klimopbladeren. Terwijl Herbert de schotel naar beneden bracht, wachtte zijn zuster boven aan de rand van de groeve. Wel klopte haar hart van angst, maar zij hield zich moedig. De volgende dag ging Herbert nog eens naar de kuil. In de diepte zag hij de schotel liggen, met de klimopbladeren er naast. Na dit verhaal wilde het gesprek tussen Johanna en Albrecht niet best meer vlotten. Johanna trok een gezicht alsof zij engelenmuziek had gehoord. Wat was Herbert toch goed en moedig van harte. Zelfs in de witte wieven kuil was hij gedeald om zijn dankbaarheid te bewijzen. Albrecht zat naast haar en 't woord "Herbert" was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij het mooie meisje aankeek. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust. Hij zou trachten Herbert als dagloner te krijgen, zodat hij hem kon laten slaven. Herbert was knecht en hij de meester, dat zou hij Johanna duidelijk maken. Zijn plannen stonden vast toen hij afscheid nam. Die avond nog had de arme Scholte Lodink meer van zijn vrouw te verdragen dan tijdens zijn gehele huwelijk daarvoor. Of hij zich soms verbeeldde, dat zij haar toestemming zou geven tot een huwelijk tussen Herbert en haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe of iemand in de witte wieven kuil daalde, dat durfde Albrecht ook, als 't daarom te doen was. Of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken. Wel twee uur ratelde ze zo door. Eindelijk lukte het Scholte Lodink haar stop te zetten: Was Albrecht even moedig als Herbert? Dat had hij te bewijzen. Boven het geld stond mannenmoed. Scholte Lodink kwam met een plan voor de dag. Dit zou hij van de beide minnaars eisen: Te middernacht zouden zij naar de witte wieven kuil rijden, Herbert naar de west rand, Albrecht naar de zuidrand. Gelijktijdig moesten ze dan een haarspit (d.i. een ijzeren pin, waarop de zeis geslepen werd) in de kuil werpen om niet in de macht van de witte wieven te vallen. Toch wilde Herbert voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de vastgestelde avond naar de westrand van de kuil. In de verte hoorde hij de hoefslagen van Albrechts paard. Hij dreef de bles met een kort woord aan, tot hij kort voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Hij wierp het haarspit met kracht naar beneden en riep met forse stem: "Wit-wit-wit, hier komt een ijzeren spit". Woest ijlde de bles de berg af. Uit de kuil steeg één van de witte wieven omhoog, haar klauwen uitgespreid en de mond wijd geopend. Onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en de takken van de bomen kraakten. De witte wieve kwam zo dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. Hij zette het paard tot meerdere drift aan. "Hahaha" gierde de witte wieve. "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van de Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Sta maar stil met je paard, dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd." Als de witte wieve geloofde, dat zij Herbert met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. In de ruiter was moed en in het dier angst. Vooruit hij voelde al even haar klauwen langs de nek, toen hij 't erf van Lodink opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wieve haastte zich terug. "Hoezee" riep de Scholte, "over een paar dagen zal er bruiloft zijn." Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "Heeft ze je niet geraakt?" vroeg ze bezorgd. Herbert stelde haar gerust, maar vertelde ook dat ze hem nog iets na gegooid had. Ze zochten op het erf. Herbert begon plotseling te lachen. "Ze wil ook niets houden", zei hij, "het is een stok van de schotel, die wij haar gegeven hebben". Scholte Lodink raapte de scherf op en bekeek hem thuis onder de lamp. Een juichkreet ontsnapte zijn keel: de schotel was van goud. Het was een huwelijksgeschenk van de witte wieven.

DE WITTE WIEVEN VAN DE LONNEKERBERG

Een meisje werd door witte wieven gevangen gehouden op de Lonnekerberg. Ze waren boosaardig. Het kind moest hard werken en zag geen licht van de zon en maan. Eens stuurden de witte wieven haar naar Oldenzaal, maar ze mocht aan geen mens verraden waar ze woonde. Bij de Dikke Steen voor de Plechelmusbasiliek (de steen die uit de IJstijd dateert en van de Tankenberg naar de stad was versleept) vertelde ze haar nood. Veel mensen hadden het gehoord, ze volgden haar naar de Lonnekerberg en joegen de witte wieven uit hun schuilplaats op. Sindsdien zijn de witte wieven van de Lonnekerberg verdwenen.
pi_115639074
Bedankt voor de aanvulling Lavender. :)
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:37:27 #6
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115646785
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 13:08 schreef Lavenderr het volgende:
Mooi topic Mousy ^O^

DE WITTE WIEVEN VAN LOCHEM

in een diepe kuil, even ten zuidwesten van Lochem, hebben vele jaren drie witte wieven gewoond. Overdag lagen zij in het zand en waren daarvan niet te onderscheiden. Eerst des avonds stegen zij omhoog en vlogen als nevelen over de vlakte. Herbert en zijn zusje waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen zij 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor moeder te doen. Wanneer ze dan in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen de kleine vingertjes er zonder vrees naar. Soms zelfs daalden zij in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste der witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat, die aangevallen wordt. Doch wanneer zij de kinderen dan onder elkaar hoorde lachen, toog ze weer geruisloos verder. Daarom kende Herbert, ook toen hij ouder geworden was, geen vrees voor de witte wieven. Zijn buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, waarschuwde echter op zekere dag: "Ga niet weer in de kuil, Herbert, want van de witte wieven is nog nooit iets goeds gekomen". Sindsdien daalde Herbert niet meer naar beneden. Wanneer hij des avonds de kuil voorbij kwam, liep hij snel door naar huis. 't Was of hij Johanna's stem zacht hoorde zeggen: "Nee - nee, Herbert." Er was een eigenaardig warm gevoel in hem, dat hij nog niet eerder had gekend. Herbert's ouders en ook Scholte Lodink en zijn vrouw merkten dit alles zeer wel op. Glimlachend bekenden zij elkaar, dat Herbert en Johanna wel eens een paar zouden kunnen worden. "Als dat eens waar was", zei Scholte Lodink vrolijk, "dan zou er in heel Lochem geen tweede paar gevonden worden met meer rijkdom. Maar", voegde hij er aan toe, "ze moeten niet gedwongen worden. Al zou mijn dochter willen trouwen met een keuterboer, dan zou ze evengoed mijn toestemming krijgen." Zijn vrouw antwoordde hierop niet, maar ze dacht: "t Is maar goed, dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen." Enige jaren later kon Scholte Lodink zijn woorden waar maken. Herbert's ouders hadden buiten hun schuld alle spaarpenningen verloren. Toen waren de gedachten van Johanna 's moeder vol zorg over de toekomst. Moest de dochter van Scholte Lodink nu rouwen met zulk een armoezaaier, die alleen met de handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Zij ontdekte een andere vrijer voor haar dochter, die alles had, wat je van een huwelijkskandidaat verwachten kon Albrecht. Albrecht was een kloekgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze beiden bij elkaar kunnen brengen, zonder dat Johanna haar sluwe opzet gemerkte? Het toeval hielp haar, want korte tijd later ontmoette zij Albrecht. "Je moest eens een avond je bij ons komen praten", nodigde zij uit. De list gelukte prachtig, want Albrecht nam de uitnodiging aan en begaf zich op een avond naar het erf van Scholte Lodink. Natuurlijk was toen ook Johanna thuis, daar had haar moeder wel voor gezorgd. Het gesprek verliep echter anders dan zij gehoopt had, want Scholte Lodink wist iets bijzonders over Herbert te verhalen. Herbert was op een avond te paard uit Lochem gekomen. Hij reed op een smalle weg, toen plotseling een vogel met luid geschreeuw opvloog. Het paard schrok en sloeg op hol in de richting van de witte wieven kuil. Ongetwijfeld zou Herbert omlaag gestort zijn, als niet de oudste der witte wieven hem te hulp gekomen was. Ze sprong op en greep met haar klauwen het paard in de manen. Even nog trilde het angstige dier, voordat het, nog juist op tijd, tot stilstand kwam. Herbert klopte het bemoedigend tegen de nek en deed het rustig keren. Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden. zag Herbert zich nog kans om een blik in de kuil te werpen. Hij zag daar een vuurtje, waarboven een vogel hing, net geplukt of het door mensenhanden was gedaan. Zij braadden 't vlees, de witte wieven. 't Was maar goed, dat Herbert zijn ogen zo goed de kost gegeven had, want daardoor was hij in staat dit later te bewijzen. Thuis gekomen, vertelde hij wat er gebeurd was. Hij vroeg aan zijn zuster of zij een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen. Hij wilde die voor zonsondergang naar de witte wieven brengen. Zijn zuster wilde dit met plezier voor hem doen, onder voorwaarde, dat ze met hem mee mocht naar de kuil. Herbert wilde daar eerst niet van weten, maar moest tenslotte toch toegeven. Toen bakte zijn zuster een driekoningenkoek. Ze legde haar op een aarden schotel en omstak het gebak met een krans van groen klimopbladeren. Terwijl Herbert de schotel naar beneden bracht, wachtte zijn zuster boven aan de rand van de groeve. Wel klopte haar hart van angst, maar zij hield zich moedig. De volgende dag ging Herbert nog eens naar de kuil. In de diepte zag hij de schotel liggen, met de klimopbladeren er naast. Na dit verhaal wilde het gesprek tussen Johanna en Albrecht niet best meer vlotten. Johanna trok een gezicht alsof zij engelenmuziek had gehoord. Wat was Herbert toch goed en moedig van harte. Zelfs in de witte wieven kuil was hij gedeald om zijn dankbaarheid te bewijzen. Albrecht zat naast haar en 't woord "Herbert" was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij het mooie meisje aankeek. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust. Hij zou trachten Herbert als dagloner te krijgen, zodat hij hem kon laten slaven. Herbert was knecht en hij de meester, dat zou hij Johanna duidelijk maken. Zijn plannen stonden vast toen hij afscheid nam. Die avond nog had de arme Scholte Lodink meer van zijn vrouw te verdragen dan tijdens zijn gehele huwelijk daarvoor. Of hij zich soms verbeeldde, dat zij haar toestemming zou geven tot een huwelijk tussen Herbert en haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe of iemand in de witte wieven kuil daalde, dat durfde Albrecht ook, als 't daarom te doen was. Of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken. Wel twee uur ratelde ze zo door. Eindelijk lukte het Scholte Lodink haar stop te zetten: Was Albrecht even moedig als Herbert? Dat had hij te bewijzen. Boven het geld stond mannenmoed. Scholte Lodink kwam met een plan voor de dag. Dit zou hij van de beide minnaars eisen: Te middernacht zouden zij naar de witte wieven kuil rijden, Herbert naar de west rand, Albrecht naar de zuidrand. Gelijktijdig moesten ze dan een haarspit (d.i. een ijzeren pin, waarop de zeis geslepen werd) in de kuil werpen om niet in de macht van de witte wieven te vallen. Toch wilde Herbert voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de vastgestelde avond naar de westrand van de kuil. In de verte hoorde hij de hoefslagen van Albrechts paard. Hij dreef de bles met een kort woord aan, tot hij kort voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Hij wierp het haarspit met kracht naar beneden en riep met forse stem: "Wit-wit-wit, hier komt een ijzeren spit". Woest ijlde de bles de berg af. Uit de kuil steeg één van de witte wieven omhoog, haar klauwen uitgespreid en de mond wijd geopend. Onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en de takken van de bomen kraakten. De witte wieve kwam zo dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. Hij zette het paard tot meerdere drift aan. "Hahaha" gierde de witte wieve. "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van de Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Sta maar stil met je paard, dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd." Als de witte wieve geloofde, dat zij Herbert met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. In de ruiter was moed en in het dier angst. Vooruit hij voelde al even haar klauwen langs de nek, toen hij 't erf van Lodink opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wieve haastte zich terug. "Hoezee" riep de Scholte, "over een paar dagen zal er bruiloft zijn." Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "Heeft ze je niet geraakt?" vroeg ze bezorgd. Herbert stelde haar gerust, maar vertelde ook dat ze hem nog iets na gegooid had. Ze zochten op het erf. Herbert begon plotseling te lachen. "Ze wil ook niets houden", zei hij, "het is een stok van de schotel, die wij haar gegeven hebben". Scholte Lodink raapte de scherf op en bekeek hem thuis onder de lamp. Een juichkreet ontsnapte zijn keel: de schotel was van goud. Het was een huwelijksgeschenk van de witte wieven.

:o das erg lang geleden dat ik dat verhaal gehoord heb/gelezen...
word weer slecht slapen vanacht :'(
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115646838
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:37 schreef theguyver het volgende:

[..]

:o das erg lang geleden dat ik dat verhaal gehoord heb/gelezen...
word weer slecht slapen vanacht :'(
Sorry :@
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:53:26 #8
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647359
quote:
11s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:39 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Sorry :@
maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeid :P
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115647396
quote:
7s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:53 schreef theguyver het volgende:

[..]

maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeid :P
Heb jij weleens witte wieven gezien?
  donderdag 16 augustus 2012 @ 16:56:54 #10
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647459
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Heb jij weleens witte wieven gezien?
vriendin van mij komt nooit buiten en is dus spier wit.
wit wief = dus ja ;)
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115647689
Heb hier thuis een behoorlijke collectie boeken over sagen en legenden, en dit is toch wel het mooiste Nederlandse standaardwerk op dat gebied:
  donderdag 16 augustus 2012 @ 17:07:14 #12
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115647876
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Heb jij weleens witte wieven gezien?
nee grapje ik heb helaas niet gezien.
ben wel http://www.dewittewieven.nl/ geweest meer dan eens.
heel interressant niet alleen de beetje atracties maar ook de vele verhalen die je er kan lezen ;)
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115648014
Je had behalve de Witte Wiev'n ook nog dwaallichtjes, moerasvlammetjes:

quote:
DE HÉMANNEKES VAN HET AAMSVEEN

Ten zuiden van het kerkdorp Glanerbrug in de gemeente Enschede bevindt zich het Aamsveen. Een veengebied op de Nederlandse - Duitse grens. Het landelijke gebied aan de Nederlandse zijde wordt oudsher de Enschedeër Es genoemd. Hier staan vele oude boeren hoeven.
De boeren gingen vaak naar het Aamsveen om turf te steken en kwamen daar vaak nabij de veenplassen de hémannekes tegen; vurige vlammetjes onder het voortdurende geroep van hé, hé, hé. Aan de oever van de veenplassen zat dan een witte vrouw op haar spinnewiel te spinnen; rrrt, rrrt, rrrt.

Op een van de boerenhoeven was een knecht werkzaam uit Holland en deze was voor de duivel niet bang en trok zich daarom ook niets aan van de vele geesten die in het Aamsveen rondhingen. Toen deze op een goede dag aan het turfsteken was begonnen de hémannekes weer hé, hé, hé te roepen. Niemand zou de geesten durven te beproeven, maar de knecht had er lak aan en begon deze in dezelfde bewoordingen uitdagend terug te roepen.
Een van de hémannekes nam dit niet en begon niet alleen steeds geestdrifter te roepen, maar kwam ook naderbij. Plots was hij zo nabij dat er geen weg meer terug was. De blauwe vlam kroop uit de kuil en besprong de knecht in zijn nek. Wild begon hij om zich heen slaan, rolde over de grond en sprong de kuil uit. Niets hielp, het hémanneke liet zich niet wegsturen en bleef zitten waar het zat. Vervolgens zette hij het op een lopen naar de boerderij, maar ze konden hem niet helpen.
Aangedaan trok de knecht door de deel om zich in de keuken te verschuilen. Het hémanneke bleef maar vlammen in zijn nek.
Pas toen de boerin met een gewijde kaars kwam sloeg het hémanneke op de vlucht. Het zweefde langs de binten en hield zich schuil achter een zeef aan de wand. Toen de deur open ging maakte de zeef zich los van de wand en zweefde met het hémanneke terug naar het Aamsveen. Later werd het hier terug gevonden en nog tot op de dag van vandaag wordt de zeef gebruikt voor het wannen van de rogge.
bron

Er is trouwens een boek over Nederlandse sagen en legenden met de titel 'De mooiste Nederlandse sagen en legenden', isbn 978-90-5513-369-7
Hieraan staan verhalen afkomstig uit alle Nederlandse provincies.
pi_115648177
Een sage of legende is tevens niet per se een oud volksverhaal. In het door mij genoemde boek komen ook meer recente sagen voorbij, zoals de spookboerderij in Brummen, de spoken van kasteel Doorwerth, de poltergeist van Druten en ook meer aardse zaken zoals de Smiley-bende.
pi_115649768
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115649865
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
Was dat met Ryan en Staal?
Legendarische meet toch?
pi_115649985
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:08 schreef Lavenderr het volgende:

[..]

Was dat met Ryan en Staal?
Legendarische meet toch?
Dat zou kunnen. Al kan ik me niets legendarisch herinneren. Geloof dat men vaker naar dat Solse Gat is geweest.
Iteejer was er iig bij, livEliveD, Alicey *denk denk*.
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115650967
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten :Y
Het is een in de grond verzonken klooster inclusief nu nog rondspokende monniken... Maar in werkelijkheid is het Solse Gat een oude leemput (steenbakkerij).

Dat geldt trouwens ook voor die Witte Wieven-kuil in Lochem (Zwiep). Dat is ook gewoon een leemkuil met een veldoven voor het bakken van steen. Dat verhaal zelf, is een verzinsel van de schrijver A.C.W. Staring...
pi_115653509
De witte juffer van Hoog Soeren
Rechts aan de grindweg van Hoog Soeren naar Apeldoorn, tegenover de plaats waar de weg van het Kruisjesdal (de Soerenseweg) op die grindweg uitkomt, staat aan de voet van de heuvel een reusachtige beuk, die meestal de Jufferboom of de Spinboom genoemd wordt. Daar huist de witte juffer van Hoog Soeren.

Sinds onheuglijke tijd staat die boom daar al. En lang geleden moet de witte juffer van Soeren er ook al geweest zijn, want meer dan één inwoner van Soeren weet iets te vertellen van de Jufferboom. In die boom, zó hol dat er wel een man rechtop in kan staan, is van onderen een grote opening. Als men 's nachts in het bos komt, kan men daar een lichtje zien branden en hoort men de juffer in de boom spinnen. Ook ziet men in de omtrek wel een zwarte hond met vurige ogen ronddolen of hoort men in de boom kloppen.

Op een zaterdagavond, het loon was uitbetaald, ging een arbeider van Soeren naar Apeldoorn om winkelwaar te halen. In Soeren was toen nog geen enkele winkel, en men ging bij voorkeur in de avond naar Apeldoorn om zijn inkopen te doen, men miste daar overdag de tijd voor. De arbeider hield zich wat langer in Apeldoorn op dan zijn plan was, hij bleef er wat plakken in een herberg en toen het gesprek daar over de witte juffer van Soeren ging, liet hij zich op zeer ongepaste wijze snoeverig over haar uit. Het zou hem duur te staan komen.

Het was al middernacht toen hij op weg ging naar huis, waar zijn vrouw al urenlang op hem zat te wachten. De Soerenseweg was donker, heel donker, zoals het er nog wel zijn kan in sterreloze nachten, en men alleen aan de lichtstreep boven tussen de boomtoppen de richting van de weg kan houden.

Hij stapte een uur lang stevig door en hoorde geen ander geluid dan zijn eigen stappen. Dicht bij de Jufferboom gekomen, zag hij eerst de zwarte hond, met ogen als lichtende vuurbollen, geluidloos in het bos verdwijnen. Plotseling voelde hij een paar geduchte klappen om zijn oren. Hij zag niets, hij hoorde niets, tastte met zijn stevige knuisten om zich heen, maar greep in het ledige, terwijl hij intussen zo'n geweldig pak rammel kreeg dat hij over de weg voortduizelde. Geheel ontdaan en bleek als een dode kwam hij eindelijk thuis, waar zijn vrouw bij de laatste gloeiing van de haard in de grootste angst op hem zat te wachten.

Op een keer gebeurde het dat een paar kinderen bij de boom aan het spelen waren, en een meisje haar hoofd in de opening stak, roepende: "Witte juffer, spin je nog altijd?" Toen ze haar hoofd terug wilde trekken om hard weg te lopen kon ze er niet meer uitkomen. De juffer hield haar bij de haren vast. Het kind schreeuwde en jammerde dat het verschrikkelijk was om aan te horen. Toen ze eindelijk bevrijd werd, kwam ze tevoorschijn met een gezicht vol schrammen en blauwe plekken. De juffer had haar duchtig gestraft voor haar oneerbiedige overmoed. Toch was de spinvrouw geen boze of kwaadaardige geest. Ze liet alleen niet met zich spotten. Brave, oppassende mensen was ze zeer goed gezind.

Op een kleine hoeve in Soeren woonde een oude vrouw met haar twee zonen en een dochter. Het was een slecht jaar geweest. Hoewel de beide zoons brave, ijverige mannen waren, was de oogst erg schraal uitgevallen. Het was een dure tijd. Het najaar kwam met zijn gure vlagen en het oude moedertje werd ernstig ziek. Eerst hadden ze zelf met huismiddeltjes gedokterd, maar het was er niet beter op geworden. De dokter werd gehaald, deze kwam elke dag terug en schreef dure recepten voor.

Nog vóór de winter kwam was het gezin heel wat geld kwijt, zodat op een dag de beide zoons en de dochter samen beraadslaagden wat ze doen konden om hun oud moedertje te kunnen behouden. Zij besloten het kalf naar de markt in Apeldoorn te brengen om op die wijze aan wat geld te komen.

De volgende dag gingen de beide jonge mannen met de koe op weg. Toen ze voorbij de Jufferboom kwamen, hoorden ze de vrouw spinnen. De beide mannen zagen elkaar aan en de een sprak tot de ander: "Hoor je de juffer spinnen?" - "Ja," antwoordde de ander. "Ik hoor het ook en ik wil maar wensen dat het een goed voorteken is." Daarna liepen zij weer zwijgend door. Op de markt maakten ze een buitengewoon hoge prijs voor hun kalf.

Ze kochten wat versnaperingen voor moeder en moesten toen bij de apotheker heel lang wachten voordat de drank gereed was. Zo was het al donker geworden toen ze eindelijk huiswaarts keerden. Het was een mooie vredige avond en het bos lag in diepe, geheimvolle stilte. De stammen rezen ernstig en statig omhoog. Het was er plechtiger dan tussen de kostbaarste pilaren van een grote stille kathedraal. Van verre zagen ze al de schijn van het lampje in de Jufferboom. De grote ontroerende betovering van het heilige stille avondwoud hield hun zielen omvangen, toen ze bij de boom in eerbiedige groet als vanzelf de pet afnamen. Zij zagen de witte juffer bij de boom staan en beiden hoorden haar met zachte doch duidelijke stem zeggen:
Diep in het Heidens Gat
begraven ligt een schat,
Wie hem bij volle maan weet uit te spitten,
en daarbij zwijgen kan, zal hem bezitten.
Boven het bos stond de maan groot en indrukwekkend aan de wolkeloze hemel, als het reusachtige oog van de nacht. De heide strekte zich uit tot de verste horizon. De glooiende heuvelruggen regen zich aaneen als de golven van een donkere eindeloze zee. Heel in de verte tekenden de bossen van Hoog Buurlo zich als een eiland tegen de lucht af.

De grote volle maan, die bloedrood was opgekomen, verspreidde nu een zilveren licht over de heide. De beide broers gingen na een dag van stoere arbeid zwijgend naast elkaar voort, elk met een spade op de schouder. Twee zwarte raven vlogen een heel eind voor hen uit, en telkens was het of ze neerstreken, maar dan vlogen ze weer verder, tot ze eindelijk bij het Heidens Gat kwamen.

Hier vlogen de vogels enige keren in grote kringen rond en verdwenen daarna in de richting van 's Greevenholt. Toen de beide broers in de diepe kuil afdaalden, wees een blauw licht de plaats aan waar de schat begraven lag, en een rilling beving hen. Zowel de een als de ander was wel geneigd om haastig naar huis terug te keren, maar ze wilden het voor elkaar niet weten en zo begonnen zij te graven.

Bij de eerste schop, die aarzelend in de grond gestoken werd, was de blauwe gloed plotseling verdwenen. Zij spitten lang en moeizaam. Om beurten groeven ze terwijl de ander rustte. Plots stootte de oudste op iets hards dat aan zijn schop weerstand bood. Bijna had hij zijn broer toegeroepen, toen hij zich nog net op tijd het gebod van zwijgen herinnerde. Om zijn broer de vondst mee te delen, stampte hij nu driemaal met de schop op het harde voorwerp, en bang dat zijn broer van vreugde opspringend opeens iets zeggen zou, legde hij meteen zijn vinger op de mond om hem aan het gebod te herinneren. Zwijgend werkten ze nu samen heel langzaam een loodzware kist naar boven.

Zij hadden haar met veel moeite bijna boven aan de rand van de kuil, toen de jongste het gewicht welhaast te zwaar werd en de kist weer naar beneden dreigde te vallen. Daar riep opeens de oudste: "Hou vaste," en als bij toverslag verdween bij deze woorden de hele kist met al wat er in zat in de diepte. Hoe ze ook groeven, totdat de schemer aanbrak en naderhand nog menig keer, als het weer volle maan was, ze vonden nimmer een schijn of schaduw van de schat terug, die onherroepelijk in de diepte scheen verdwenen. Maar hun moeder werd spoedig daarna beter en leefde nog lang in hun midden. Hiermee stelden zij zich tevreden en beschouwden dit als de grote rijkdom, die ze toch gekregen hadden.

Bron: "Veluwsche sagen" geschreven en verlucht door Gust. van de Wall Perné. Uitgegeven te Amsterdam bij Scheltens & Giltay, 1921. p. 32-49.
-------------------------------------------------------------------------------------
Overigens is het boek "Veluwsche Sagen echt een aanrader als je van Legendes en Sagen houdt

[ Bericht 0% gewijzigd door Valkyrjur op 16-08-2012 19:53:34 (post iets verduidelijken) ]
Skål
pi_115657526
Prachtige verhalen. Mooie toevoegingen _O_

Ik ben vanmiddag even bij mn moeder op bezoek geweest en vroeg wat zij nog wist van Ellert en Brammert de Drentse reuzen.
Mn moeder zegt dat was bij Ellertsveld en daar woonden ze, ze hadden een soort draden gespannen met belletjes eraan. Als er dus mensen in het gebied kwamen hoorden zij dat direct en beroofden zij de mensen. Ook zou er een vrouw geweest zijn die voor hen schoonmaakte.
Verder wist ze het ook allemaal niet meer zo goed ze zegt ik heb dat verhaal 70 jaar geleden gehoord als kind.

Ellert en Brammert:


Eeuwenlang was het landschap van Drenthe één groot heideveld met hier en daar moerassen en zandverstuivingen, waardoor het reizen er gevaarlijk was. Ook rovers maakten het afgelegen Drenthe dikwijls onveilig. Het meest berucht, in Drenthe en daarbuiten, waren Ellert en Brammert, twee reuzen, een vader en een zoon. Zij woonden in een donker hol, dat midden op het Grote Veld bijna onvindbaar was tussen moerassen en zandverstuivingen. Via een half weggerot veenbruggetje van planken en boomstammen moesten zij hun deuropening bereiken. Vensters hadden zij niet nodig en een schoorsteen of zelfs maar een luchtgat evenmin. Bij het flakkerend schijnsel van rossige fakkels inspecteerden zij van tijd tot tijd hun buitgemaakte voorraad: oorijzers, armbanden, halskettingen en geld, veel geld - het lag daar allemaal maar zo, bij hele hopen tegelijk. Maar ondanks alle rijkdom leidden zij een armzalig holenbestaan, minder nog dan de eerste de beste dagloner. Zij lagen en sliepen op legersteden van graszoden, schamel bedekt met stinkende schapenvachten, die vuil waren en aangevreten door luizen.

Hun grootste genoegen vormde het fantastische waarschuwingsmechaniek dat ze zelf hadden uitgedacht: zwarte, ijzersterke draden die vanuit hun hol over de heide werden gespannen. Ze kruisten karrensporen op meerdere plaatsen en vormden een monsterachtig spinnenweb. Als iemand aan zo'n draad bleef haken, dan luidde er in het hol een waarschuwende bel - een oude schapenbel die boven de slaapplaats van Brammert hing. Dan trokken zij er onverschrokken op uit, midden in de nacht, weer of geen weer, en steevast behaalden zij een rijke buit.

Ook stuurden zij wel eens "brandbrieven" rond: leg honderd daalders in die en die holle boom, anders steken wij uw huis en hof in de brand. En veel mensen lieten zich daardoor overbluffen, vooral wanneer de oogst binnen was en de schuren vol zaten met droog en o zo brandbaar koren.

Maar op den duur begon de eenzaamheid hun allebei danig dwars te zitten, ondanks alle spanning van nachtelijke avonturen. Vooral Brammert, de zoon, miste het vrouwelijke element in hun ongezellige woning. Vader Ellert kon hierin tot op zekere hoogte met zoon Brammert meegaan, al was het hem eerder om een huishoudster begonnen, die kon eten koken en sokken stoppen.

Op een zachte zoele voorjaarsdag - de vogels zongen en de berkentakken kregen al een groen waas - trokken zij er eens niet op uit om geld en goed te vergaren. Het was hun dit keer om een verzorgster te doen, een jong en fris meisje, dat tevens hun beider sponde zou moeten delen. Daarom waagden zij zich tegen hun gewoonte dichtbij Orvelte, nog wel midden op de dag. Tot hun vreugde bespeurden zij weldra een meisje dat helemaal in haar eentje was. Ze heette Jaantien Buning en zat treurig bij een boom uit te kijken over de wijde, troosteloze heide. Als welgestelde boerendochter mocht zij onder geen beding trouwen met de flinke Harm Wever, een eenvoudige daglonerszoon. En daarom dwaalde zij ver van de bewoonde wereld en moederziel alleen, om met zichzelf in het reine te komen - ondanks de waarschuwingen van haar dorpsgenoten om in deze onzekere tijden niet te ver van huis te gaan en altijd te zorgen voor gezelschap.

Het kostte vader en zoon maar weinig moeite de jammerende Jaantien mee te voeren naar hun afgelegen woonhol. Zij bood trouwens weldra weinig tegenstand meer, aangezien het leven in de mensengemeenschap voor haar een kwelling was geworden, nu ze niet met Harm Wever mocht trouwen. Morrend schikte zij zich, niet zonder vrouwelijke nieuwsgierigheid, in haar bizarre lot.

Ondanks alles hield Jaantien goede moed. Intuïtief besefte zij, bij alle ellende, dat zij eenmaal over beide reuzen zou zegevieren! En zij hield daarbij steeds - naast Harm Wever, in wie zij een onbegrensd vertrouwen had - wijlen haar grootmoeder voor ogen, naar wie zij vernoemd was. Een klein vrouwtje, net als zij, wier levensdevies luidde: Beter klein en kregel, dan een lompe vlegel!

De rovers namen Jaantien, omdat zij haar gevoelens op handige wijze wist te maskeren, meer en meer in vertrouwen. Ook maakte zij handig gebruik van de onvrede en de bijna dagelijkse ruzies tussen vader en zoon. De vader was hevig jaloers op de zoon, omdat die meer vermocht bij Jaantien dan hijzelf. En de zoon verzette zich steeds hardnekkiger tegen de kleinzielige argwaan van de vader, die er amper meer op uit wilde en dat aan zijn leeftijd toeschreef.

Vooral de nog vrij jeugdige Brammert werd door de invloed van Jaantien althans uiterlijk een beetje een ander iemand, al bleef hij zijn streken en zijn kwaadaardigheid behouden. Zelfs liet hij zijn wapperend hoofdhaar en zijn ruige baard door Jaantiens vlijtige vingers van tijd tot tijd fatsoeneren, zodat hij er weldra meer als een heer uitzag dan zijn vader. Maar dit gebeurde niet uit ijdelheid, zo suste hij zijn vader. Hij moest eindelijk eens zijn gezicht veranderen, want anders zouden de mensen hem bij zijn verkenningstochten op den duur in de gaten krijgen! Hij maakte zelfs een heel spelletje van het zich telkens weer anders voordoen: het ene seizoen droeg hij een dikke bos haar, een zware baard en een grote snor; het andere seizoen vertoonde hij zich helemaal kaalgeschoren, maar met een ruige muts. Nu eens had hij een bril op, dan weer keek hij zonder bril de wereld in.

Op een drukkend warme dag in de zomer, bijna zeven jaar na haar gedwongen komst in het rovershol, zag Jaantien eindelijk haar kans schoon. De oude Ellert was er kwaad vandoor gegaan (ze hadden weer eens woorden om haar). Brammert was vrolijker dan ooit tevoren, mede onder invloed van een vaatje zojuist buitgemaakte brandewijn, waarvan hij met volle teugen had genoten. Hij wist van gekkigheid niet meer wat hij moest doen. Hij ging op de houten bank voor het hol zitten, in de felle zon: hij wilde op stel en sprong geschoren worden, zo glad als een jonge kerel die nog niet eens de baard in de keel heeft! Jaantien pruttelde eerst wat tegen, maar ging niettemin aan het werk. Door drank, warmte en slaap overmand gleed Brammert langzaam opzij - weldra sliep hij als een marmot en snurkte hij dat het een aard had. Jaantien greep als de weerlicht het scheermes en sneed hem de keel af. Zo werd zij moordenares uit zelfbehoud, waardoor zij tevens haar medemensen verloste van een altijd dreigend kwaad.

Zo snel ze kon rende zij over de heide, richting Orvelte. Maar kort na de moord vond vader Ellert zijn dode zoon, badend in het bloed. Hij begreep wat er was gebeurd en welke richting Jaantien was opgegaan. Met zijn reuzenstappen zou hij de jonge vrouw makkelijk kunnen inhalen. Snel pakte hij een kolossale bijl, wel drie ellen lang. Maar Jaantien bevond zich al onder de eiken van het dorp, dichtbij de boerderij van haar ouders. Doch ditmaal waagde hij zich, in zijn uitzinnige woede, bij klaarlichte dag luidkeels brullend tussen de woningen van de mensen. Al kon hij haar niet meer in handen krijgen, hij had nog steeds zijn bijl. Die kon hij haar achterna gooien en dan zou hij haar zeker raken, want in het werpen van bijlen was hij onovertroffen!

Maar ook dit lukte hem niet: "Er zit te veel dak op het huis; in huis zijn boze geesten machteloos." Toch smeet hij zijn bijl maar die bleef trillend steken in de grote schuurdeur. Zo kwam Jaantien veilig thuis: hijgend, dodelijk vermoeid, maar zielsgelukkig.

Vader Ellert stortte neer en stierf ter plaatse - deze nederlaag kon zijn oude hart niet meer verkroppen! Maar de snede, veroorzaakt door Ellerts moordbijl, bleef nog jarenlang zichtbaar.

Na de zeven lange en bange jaren bleek Harm zijn Jaantien nog helemaal trouw gebleven. Drie weken na haar thuiskomst vierden zij een klinkende bruiloft, met wel duizend gasten uit heel de wijde omtrek.

Het Grote Veld had nu meteen een meer bijzondere naam gekregen: Ellertsveld.
bron: http://www.beleven.org/verhaal/de_reuzen_ellert_en_brammert

Verschillende versies van Ellert en Brammert kan je hier lezen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ellert_en_Brammert

Ik heb net ff op bol gekeken en dat mooie boek wat Joel13 noemt is nogal duur, het is alleen 2e hands verkrijgbaar en kost dan nog steeds 35 euro.
Ik zal er eens over na gaan denken.

[ Bericht 79% gewijzigd door mousy31 op 16-08-2012 21:41:15 ]
pi_115658031
Ellert en Brammert hebben zelfs hun eigen openlucht museum.

quote:
Ook zou er een vrouw geweest zijn die voor hen schoonmaakte.
Die sneed later een de strot door om te kunnen ontsnappen (dacht ik).
pi_115658789
Ja klopt k ben er ook wel eens geweest in Schoonloo. Is een leuk museum.
En van die vrouw klopt ook, heb het verhaal hierboven even geplakt.
pi_115660707
Grappig, in jou versie van het verhaal roven E&B een meisje, in de versie die ik heb gelezen gaat ze er zelf naartoe. En brillen, die komen ook niet voor in 'mijn' versie (die bestonden destijds nog niet eens).
pi_115661609
Goed topic! ^O^

Enkele verhalen uit mijn woonplaats;

quote:
Het Zigeunermeisje aan de galg.
In de buurt van Venlo was rond 1750 een groep zigeuners al dagenlang aan het kamperen. Ze waren ook al in de stad gezien. Op de markt hadden ze hun waren aangeboden en ze waren de huizen langsgegaan als scharensliep. Over zigeuners deed het verhaal de ronde dat ze zich, naast de handel en oude ambachten, ook bezighielden met criminele activiteiten. De inwoners van Venlo waren dan ook extra op hun hoede.

Een boerin, van een hoeve naast de stad, in de buurt van het kampement, kwam in die tijd terug van de stad, waar ze wat eieren en knollen had verkocht. Toen ze de hoeve naderde, zag ze dat de deur openstond. Ze wist zeker dat haar man op het land was en dat ze zelf de deur had dichtgedaan, dus voorzichtig benaderde ze het huis. Ze keek eerst om een hoekje van de deur, maar zag nog niks. In het huis ging ze van kamer naar kamer, tot ze in de slaapkamer kwam. Daar zag ze een meisje van een jaar of acht een ring uit haar linnenkast pakken en in haar zak stoppen. Geschrokken haalde ze haar man erbij. De boer haalde er een stadswachter bij, die het meisje beetpakte en meenam naar de stad. Onderweg stopte hij even en keek het meisje aan. Zijn vinger maakte een gebaar langs zijn keel. Het meisje besefte welk lot haar te wachten stond.

Een paar dagen later wordt het meisje uit haar cel gehaald en naar de kamer van de rechter gebracht. De rechter had bedacht dat volwassen booswichten aan de galg horen en geen meisjes van acht. Hij wil een proef doen met het meisje. Hij laat een appel en een goudstuk brengen, omdat hij denkt dat zo'n jong meisje misschien nog niet de waarde kent van de dingen en dus niet wist wat ze deed. Wat de rechter niet wist is dat kinderen van zigeuners al vroeg de waarde van goud leerden kennen. Als het meisje goud thuisbracht, kreeg ze geen slaag. Ze wist dat ze voor het goudstuk appels kon kopen, zoveel als ze maar kon dragen. Toen de rechter vroeg welke van de twee het meisje wilde hebben, pakte het meisje zonder aarzelen de munt.

"Zij heeft haar eigen vonnis geveld," sprak de rechter. "Zij weet wat waarde heeft en wat niet, als een volwassen vrouw." De beul pakte het zigeunermeisje en bracht haar naar de galg op het galgenveld.

Nog lang nadat het meisje was opgehangen, hoorden voorbijgangers op het galgenveld een klagende kinderstem "moeder, moeder" roepen. En misschien, als je goed luistert, hoor je het vandaag de dag nog steeds.
Het galgenveld stond op de plaats waar nu "Park Manresa" in Venlo Oost zich bevindt.

quote:
De vuurwagen van "'t Venn"
Op een julidag in het jaar 1778 trok Jan van den "Besjeshôf", een hoeve ongeveer een half uur van Venlo gelegen, met zijn knecht Helmes, een jongen uit Velden, naar de Hêringsche heide, om strooisel te hakken. Daar het die dag zo schroeiend heet was, gingen zij eerst om vijf uur in de namiddag van de hoeve weg, met het voornemen, laat door te werken. Het was al heel laat in de avond, toen beiden terugkeerden.
Aan de helling van de berg gekomen, bleven ze even rusten, want uit de verte klonk het klokje van de heremijt, die het Angelus luidde; het liep tegen middernacht. Daarna daalden zij de helling af door de holle weg, die leidt naar de dijk, waarlangs de Arenborg en Genraoi gelegen zijn.
Doodmoe van het zware, vervelende werk, stapten de "Besjes" lui voort. Zij konden de laatstgenoemde plaats nauwelijks achter de rug hebben, toen Helmes een gedruis in de lucht meende te horen. Hij greep de Besjesboer bij de arm en riep; "Baas, baas, kijk eens naar boven! Een vurige wagen met vier paarden ervoor en een mens erin, die lammenteert!"
"Jongen", zei Jan, "maak een kruis en bidt een Onze Vader, opdat ons geen kwaad overkomen. Ik weet, wie het is."
Door angst gedreven en tot in de ziel geroerd door het lijden van de ongelukkige, die hen was verschenen, spoedden zij zich de dijk over naar de Oude Straalseweg, op de hielen gezeten, zo meende ze door allerlei vreemde geesten en ander kwaad gespuis, waartegen het scherpste wapen en de grootste moed niets vermogen. Niet voor zij de kruin van de hoge linde van Besjeshof in het zicht kregen, viel hen de schrik van het lijf en durfde Helmes aan zijn baas te vragen, wie zij dan wel gezien hadden. " Zou het de man met zijn wagen zijn, waarvan Hoeberts Drik nog zo lang niet geleden vertelde?" vroeg hij. "Juist jongen", antwoordde Jan, " hij was het, Hazenpoot, de schelm, die de lonen van de werklieden achterhield. Nu is het te laat, maar zondag hebben wij tijd, dan zal ik je die geschiedenis wel eens vertellen, want ik ken ze goed".
En 's zondags vertelde Jan:
In de eerste jaren van 1600 waren deze landen Spaans en werden zij bestuurd door een aartshertogin, die haar zetel te Brussel had; als ze niet Bilke Clör of Eusenie heette, dan ben ik haar naam kwijt. Om de Hollanders, haar vijanden, die een winstgevende handel met Duitsland dreven, afbreuk te doen en de handel en de scheepvaart op haar eigen gebied wat op te beuren, besloot zij een kanaal te doen graven van Rheinberg naar Venlo, om daarmee de Rijn te verbinden met de Maas. In 1626 werd de eerste spade in de grond gestoken en het werk met ijver en moed op verschillende punten tegelijk begonnen.
Over het graven van het kanaal op Venlo's en Straals grondgebied stond een vreemde vent met een rode baard en een krom been als aannemer en opzichter. Hij werd in de wandeling Hazenpoot genoemd. Hij was er op uit om onder alle mogelijke voorwendsels het loon van de werklieden in te houden tot profijt van zijn eigen zak. De dagloner, die daar tegen op kwam en zijn rechtmatig loon eiste, werd door de wacht van het werk, die helemaal op de hand van Hazenpoot was, gegrepen en voor een dag op water en brood gezet. De mensen moesten zwaar werken en stonden dikwijls tot aan de knieën in de modder en in het water. Zij, die ziek werden en de koorts kregen, stuurde hij zonder hulp weg en werden aan de barmhartigheid van de goede mensen overgelaten. Zulk een handelwijze riep wraak voor Onze Lieve Heer. Maar luister ook, wat er gebeurde. Beladen met de algemene verachting, moest Hazenpoot zich uit de voeten maken en vluchtte hij naar Brabant.
Verscheidene jaren later keerde een troep mensen uit Venlo op Kerstnacht naar huis terug. Zij hadden de nachtdienst bij de bruine paters bijgewoond en waren daartoe, door de bemoeiingen van de Scholtes aan de Helpoort uit en ingelaten. Ter hoogte van het kanaal gekomen, sloeg hen opeens een warme gloed over het hoofd en toen zij naar boven keken, zagen zij een gloeiende wagen, met een man erin, die zij dadelijk herkenden als Hazenpoot en die de armen naar hen uitstak om ontferming. Die mensen waren zeer beangstigd en spoedden zich biddende naar huis.
Korte tijd daarna hoorde men vertellen, dat Hazenpoot na verloop van vijftien jaar en na zich te hebben bekeerd en al zijn geld en goed aan de armen te hebben gegeven, te Leuven gestorven was. Dus helemaal zal hij wel niet verloren zijn gegaan, maar dat is zeker, ik en Helmes hebben het gezien, zijn straf is nog niet uit. Hij zweeft nog altijd met zijn gloeiende wagen door de lucht en wordt geschroeid en geblakerd tot hij zal hebben voldaan aan de Hemelse gerechtigheid, als een waarschuwing voor ieder, die het zou durven bestaan, zijn voorbeeld na te volgen.
Het mooie van dit verhaal is dat alle locaties die genoemd worden nog daadwerkelijk bestaan. Een paar zelfs op een steenworp afstand waar ik woon. :)

quote:
De "Wannevleegers"
De Venlonaren danken hun scheldnaam aan een Uilenspiegelarij van een hunner stadgenoten.
ln oude tijden had een Venlonaar laten rondbellen, dat hij zou gaan vliegen. Op het bepaalde uur stonden de Venlonaren, die daar voor hadden betaald, met honderden op de Markt te gapen naar de vlieger, die zich aan iedere arm een kleine korenwan had bevestigd. Hij stond juist gereed om de lucht in te gaan en had het kijkgeld al in zijn zak, toen hem inviel, dat hij nog een kleinigheid had vergeten, zonder kon hij niet vliegen. Hij verontschuldigde zich dus met te zeggen, dat hij die kleinigheid nog even moest halen en beloofde de toeschouwers te zullen draven en direct terug te keren.
Hij zette het ook op een draf, maar draafde zo lang, tot hij voor goed weg was en nog steeds weg is. Intussen hadden de Venlonaren hun scheldnaam Wannevliegers gekregen, wat nu juist niet als een compliment voor genialiteit door hen wordt opgenomen.
:') :')
"Wannevleegers is overigens jarenlang een plaatselijke Vastelaoves(Carnavals)vereniging geweest. :)
pi_115661615
@Nemephis

Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
pi_115662647
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 22:52 schreef mousy31 het volgende:
@Nemephis

Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht.. 8)7 ).
pi_115662845
quote:
2s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 23:13 schreef Nemephis het volgende:

[..]

Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht.. 8)7 ).
Ja dat weet k ook niet :D LOL
pi_115670316
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 22:52 schreef mousy31 het volgende:
@Nemephis

Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
Sagen hebben meestal meer een schriftelijke traditie dan een mondelinge. Het zijn de zogenaamde "overschrijvers" en hun volksverhalenboeken die er steeds een eigen draai aan geven. De oudst bekende versie van Ellert en Brammert is beschreven door dominee Johan Picardt in zijn Annales Drenthiae uit 1660. Toen waren het nog rovers en geen reuzen. Dat veranderde later pas...

Interessant boekje hierover is deze: Ellert en Brammert : Een reuzenclaim van een 'Drents' roversverhaal.'

Dat boek 'Verhalen van stad en streek' is wat prijzig, maar elke cent waard! :)
Het is echt een soort sagen-bijbel en staat bomvol prachtige verhalen, ingedeeld per provincie.
Had je al het inkijkexemplaar via Bol bekeken?

Review:
quote:
Wie denkt dat Nederland niet rijk is aan sagen, legenden en volksverhalen heeft het mis. In dit boekwerk worden alle provincies behandeld (inclusief Flevoland) met verhalen die over steden, dorpen en streken gaan. Moderne en traditionele volksverhaalthema´s wisselen elkaar af. Heksen, geesten, graancirkels, sjamanen, de Smileybende, satanisten, weerwolven, zeemeerminnen, noem het maar op, alles passeert de revue.
Iedereen die geïnteresseerd is in de rijke Nederlandse folklore (vertelcultuur, volksgeloof etc.) moet dit standaardwerk in z´n bezit hebben. Een aanrader!
pi_115670386
Er is zelfs een website met een databank met Nederlandsche verhalen, de NL Volksverhalenbank.
pi_115670400
Ja, de Nederlandse Volksverhalenbank is de ultieme manier om Nederlandse sagen, legenden, vormen van (oud) volksgeloof et cetera, te vinden. (Zoek maar eens op je woonplaats)

Ik kom zelf van Voorne-Putten, een gebied dat op het eerste oog erg sagen-arm lijkt. De enige volksverhalenboeken waarin iets terug te vinden is, zijn: "Volksverhalen uit Zeeland en de Zuidhollandse eilanden" van Willem Geldof en het "Hollandsch Sagenboek" van Jacques Sinninghe. Maar schijn bedriegt en wie zoekt zal vinden:

In Brielle verscheen ooit een monster in de Maas. Het had het hoofd van een (vrouwelijk) mens, oren en staart van een hond en voeten als een paard. Men noemde het de Capirussa.
In Zwartewaal werd een zeemeermin gevangen die vervolgens dreigend voorspelde: Zwartewaal, je zal vergaan. Kerk en tore’ zal blijve’ staan.
In Rockanje ligt een bodemloos meertje, waarin ooit een boerendochter (Betje) verdween, waarna er een kleiachtige rots verscheen. (Rockanje's Rots)

[ Bericht 0% gewijzigd door Joel13 op 17-08-2012 07:06:56 (wat vergeten) ]
  vrijdag 17 augustus 2012 @ 10:27:08 #31
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115673388
heel toevallig las ik laast nog een leuk berichtje tussen de games op frontpage dat er een game gemaakt gaat worden van Grutte Pier. deze friese volksheld waar veel legendes en sages en volksverhalen van bekend zijn kjrijgt een eigen playstation 3 spel genaamd de the The Cross of the Dutchman. http://nl.wikipedia.org/wiki/Pier_Gerlofs_Donia :D
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115674096
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 06:34 schreef Joel13 het volgende:

[..]

Sagen hebben meestal meer een schriftelijke traditie dan een mondelinge. Het zijn de zogenaamde "overschrijvers" en hun volksverhalenboeken die er steeds een eigen draai aan geven.
Dat wist k niet echt, wel weet ik dat het gewone volk vroeger haast geen tot geen papier had en verhalen die van mond tot mond gingen veranderden. Mijn moeder is in de 70 en die vertelde me wel eens dat ze als kind heel blij was met een stukje papier dat al ergens voor gebruikt was. Dan kon ze tekenen met een klein oud potloodje die ze van dr vader had gekregen.
quote:
De oudst bekende versie van Ellert en Brammert is beschreven door dominee Johan Picardt in zijn Annales Drenthiae uit 1660. Toen waren het nog rovers en geen reuzen. Dat veranderde later pas...

Interessant boekje hierover is deze: Ellert en Brammert : Een reuzenclaim van een 'Drents' roversverhaal.' [ afbeelding ]
Ziet er interessant uit.
quote:
Dat boek 'Verhalen van stad en streek' is wat prijzig, maar elke cent waard! :)
Het is echt een soort sagen-bijbel en staat bomvol prachtige verhalen, ingedeeld per provincie.
Had je al het inkijkexemplaar via Bol bekeken?

Review:

[..]

Ik heb er niet ingekeken maar wel de recenties gelezen en mij lijkt het een heel mooi boek.
Maar ik heb niet zomaar even 35euro over dus moet eerst even kijken wat k overhoud nadat ik mn rekeningen heb betaald. Misschien dat ik maar eens naar Appelscha ga naar de kamelen markt kijken of ze daar boeken hebben met sagen en legenden. Dat is dus een rommelmarkt , weet eigenlijk niet eens of ie nog bestaat, ik kwam er vroeger elke week, k ben dol op oude boeken nl.
pi_115674719
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 10:27 schreef theguyver het volgende:
heel toevallig las ik laast nog een leuk berichtje tussen de games op frontpage dat er een game gemaakt gaat worden van Grutte Pier. deze friese volksheld waar veel legendes en sages en volksverhalen van bekend zijn kjrijgt een eigen playstation 3 spel genaamd de the The Cross of the Dutchman. http://nl.wikipedia.org/wiki/Pier_Gerlofs_Donia :D
Dit is mijn favoriete Grote Pier-sage: Op een dag kwamen vijf sterke mannen Grutte Pier opzoeken om met hem te vechten, omdat ze van hem hadden gehoord en wilden weten of hij echt zo sterk was. Dus vroegen ze aan een boer die aan het ploegen was, of hij wist waar Grutte Pier woonde. De boer pakte de ploeg bij het handvat, tilde hem op en wees naar een boerderij. "Daar woont hij en hier staat hij", want het was Grote Pier zelf die daar ploegde. De vijf sterke mannen waren zo verbaasd, dat Pier de ploegstok pakte en ze tegen de grond sloeg. Tegen iedere man zei hij: "Val" en daarom heet deze plek nog steeds Fivefal (Vijfval).

quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 10:49 schreef mousy31 het volgende:

[..]

Dat wist k niet echt, wel weet ik dat het gewone volk vroeger haast geen tot geen papier had en verhalen die van mond tot mond gingen veranderden. Mijn moeder is in de 70 en die vertelde me wel eens dat ze als kind heel blij was met een stukje papier dat al ergens voor gebruikt was. Dan kon ze tekenen met een klein oud potloodje die ze van dr vader had gekregen.

[..]

Ziet er interessant uit.

[..]

Ik heb er niet ingekeken maar wel de recenties gelezen en mij lijkt het een heel mooi boek.
Maar ik heb niet zomaar even 35euro over dus moet eerst even kijken wat k overhoud nadat ik mn rekeningen heb betaald. Misschien dat ik maar eens naar Appelscha ga naar de kamelen markt kijken of ze daar boeken hebben met sagen en legenden. Dat is dus een rommelmarkt , weet eigenlijk niet eens of ie nog bestaat, ik kwam er vroeger elke week, k ben dol op oude boeken nl.
Ja uiteraard werden de verhalen onder het volk zelf ook verteld. Maar lang niet zo uitgebreid. Toen in de jaren '60-'70 een groep verzamelaars er op uitgestuurd werden om sagen op te tekenen gingen die voornamelijk over plaatselijke hekserij (toverij), spokerij en vormen van volksgeloof als voortekens, (on)gelukstekens en volksgeneeskunde/volksweerkunde. Dat werd nog in geloofd of de mensen konden de verhalen nog uit hun jeugd en werd door bivoorbeeld hun ouders geloofd. Kijk, tegenwoordig gelooft men niet meer in weerwolven, dwaallichtjes, verenkransen in kussens, huilende honden die een sterfgeval aankondigen, witte wieven en wat nog meer. Daarentegen gelooft men nu in zaken als ufo's, orbs, illuminati, poltergeists, tv-mediums, wicca en graancirkels.

Ik zag trouwens dat het boek hier wel goedkoper wordt aangeboden --> http://boekwinkeltjes.nl/singleorder.php?id=119499476&font=red

boekwinkeltjes is sowieso een goede site als je van oude boeken houdt. ;)
  Grootste baggeraar 2022 vrijdag 17 augustus 2012 @ 11:30:21 #34
112333 vogeltjesdans
cry me a river
pi_115675355
quote:
2s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 23:13 schreef Nemephis het volgende:

[..]

Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht.. 8)7 ).
Was sagen sie? 8-)
Op vrijdag 14 mei 2021 @ 23:33 schreef Joopklepzeiker: Zonder twijfel is @vogeltjesdans de grootste smaakmaker en intelligentste persoon van heel KLB.
pi_115675671
quote:
0s.gif Op donderdag 16 augustus 2012 11:25 schreef mousy31 het volgende:
Ik kom uit Drenthe
Dan zijn dit misschien wel een paar leuke boekentips:

Drentsch Sagenboek door J.R.W. Sinnighe:



Volksverhalen uit Drenthe door H.J. Prakke



Mysteries in Drenthe door Martijn J. Adelmund

pi_115679704
Uit de streek waar ik vandaan kom:

quote:
De legende van Zwarte Kaat
Het verhaal van Zwarte Kaat, een streeklegende uit de Kempen.

400 jaar geleden, op Driekoningenavond 1596, zaten in een klein armoedig huisje Bruno, een grote sterke kerel met vuurrood haar en zijn vrouw Zwarte Kaat, een vrouw met lang zwart haar, dunne lippen en een grote haviksneus. Ze waren leiders van een roversbende die de Brabantse Kempen vaak onveilig maakte. Hun roversnest werd Hellenend genoemd.

Opeens werd er op de deur geklopt. Drie lange en drie korte tikken, dat betekende goed volk. Daar stapte een ander bendelid genaamd Terus binnen. Hij ging bij het haardvuur zitten en vertelde dat op de Hoeve Ten Vorsel een baby geboren was. De heer Ten Vorsel had al zijn knechten eropuit gestuurd om het blijde nieuws te gaan vertellen, dus de hoeve was nu zo goed als onbeschermd. Dit was het moment om de Hoeve te overvallen.

De hoeve lag ten zuiden van Bladel midden in de bossen. Hier woonden Dirk ten Vorsel, zijn vrouw Elizabeth en hun zevenjarig zoontje Floris. De Hoeve was nu in diepe rust en zo goed als verlaten.
Bruno trommelde nog 2 leden van de bende op. Het waren de één meter hoge dwergen Quintje de Bult en Bortje met de scheve nek. Ze maakten hun gezichten zwart met een verbrande kurk en gingen op pad. Zwarte Kaat wilde het kind meenemen want ze dacht dat een kind geboren in de Driekoningennacht een wonderkind zou zijn. Dat moest wel geluk brengen. De andere bendeleden wilden geld en sieraden.

Ze stormden de Hoeve binnen en gristen van alles mee. Toen Dirk zijn gezin wilde beschermen kreeg hij een slag met de beruchte knuppel van Bruno en Elizabeth moest tot haar ontsteltenis aanzien dat haar pasgeboren baby uit de wieg werd gehaald en meegenomen. De bende vluchtte in de richting van Postel.

Zwarte Kaat hield het kind stevig tegen zich aan. Ze gingen op weg naar de Abdij van Postel want als dit kind zijn geheimzinnige krachten wilde behouden, dan moest het snel gedoopt worden.
Na veel gebonk deed Pater Bernardus open. Deze werd gedwongen het kind te dopen. Het jongetje kreeg de naam Thomas. Het viel de pater op dat het kindje een gouden medaillon droeg en hij vroeg de helft van het medaillon als aandenken. Bruno, die allang blij was dat de pater had meegewerkt, brak zonder pardon het medaillon doormidden en gaf de helft aan de pater.

Intussen waren de knechten van Ten Vorsel een zoekactie begonnen maar moesten moedeloos terugkeren, want ze hadden geen spoor van de bende gevonden. Dirk had door de slag met de knuppel een flinke hoofdwond opgelopen en veel bloed verloren. Vastgebonden hadden zijn vrouw Elizabeth en Floris moeten toezien hoe de bende Dirk voor dood hadden achtergelaten. Floris zat zo vol haat dat hij zich plechtig had voorgenomen dit alles op een goede dag te wreken.

De pater kreeg al gauw daarna door welk kind hij had gedoopt, maar kon dit niet meer terugdraaien. De bende viel na de overval uit elkaar. Quintje en Botje gingen met hun deel van de buit feestvieren in Antwerpen. Bruno, Kaat en Terus trokken al plunderend naar Duitsland waar ze ook berucht werden.

In de jaren na de overval bleef het ongeluk de familie Ten Vorsel achtervolgen: een felle brand legde een groot deel van de stallen in as, de oogst mislukte jaren achterelkaar en de Hoeve verarmde. Floris ging op zijn 18e varen op zee om zo aan de kost te komen. Zijn ouders gingen in een klein arbeidershuisje wonen omdat ze de Hoeve niet meer konden onderhouden.


Thomas groeide voorspoedig op en na een aantal jaren keerde de bende terug naar Bladel. Ze wilden Dirk ten Vorsel uit de weg ruimen. Ze dachten dat hij de slag op zijn kop niet overleefd had, maar dat was wel het geval. Kaat bedacht een duivels plan; ze ging namelijk rondbazuinen dat Dirk zijn vrouw mishandelde en opsloot (zijn zoon Floris zou hij het huis uitgejaagd hebben). Ze eiste een straf: hij moest “in de ploeg”.
Uiteindelijk gingen de dorpelingen hierop in en Dirk ten Vorsel werd in de ploeg gezet. Hij trok hem voort door zweepsagen en stokslagen gedwongen. Na een tijdje zakte hij in elkaar van vermoeidheid. Kaat sprong op hem toe en speelde overtuigend een gemeen spel. Ze riep dat de dorpelingen Dirk vermoord hadden. Het volk vluchtte in paniek. Niemand zag dat Kaat en haar bende achterbleven om Dirk te doden. Bruno gaf hem een genadeslag met zijn knuppel en Terus stootte zijn mes in de borst van de arme Dirk.

Thomas had zich de hele avond een beetje verdekt opgesteld en alles gezien!
Hij wist waar Bruno en z’n maatjes toe in staat waren, maar hij had het nog nooit van zo dichtbij meegemaakt. Hij ging naar het lijk toe, pakte het mes en staarde peinzend voor zich uit. Hij voelde zich verdrietig en verraden.
Zo werd hij door de veldwachter en zijn helpers gevonden en natuurlijk voor de dader aangezien. Hij werd opgesloten in de kerker onder het raadhuis.

In Hellenend hoorde Kaat wat er gebeurd was met Thomas. Ze wilde hem bevrijden, want anders zou hij de bende natuurlijk verraden!. Zo gezegd, zo gedaan; Thomas werd bevrijd maar wilde niets meer met Kaat en haar trawanten te maken hebben. Kaat besloot uit angst hem te vermoorden. Hij werd door Terus in de borst geschoten en viel neer, de bende vluchtte.
Na een uur kwam Thomas bij en strompelde naar de kerk. Daar werd hij hevig bloedend gevonden. Hij werd geopereerd en verzorgd en knapte gelukkig weer wat op. Om verder te herstellen werd hij naar de Abdij van Postel gebracht…

Intussen waren de 2 dwergen teruggekeerd naar Hellenend. Terus had een duivels plan voor een laatste grote slag. Ze zouden de Abdij overvallen!
Het was traditie dat de paters van Postel twee keer per jaar 2 volle karren proviand aan de armen gaven. Kaat en Bruno wilden deze karren onderscheppen en leegroven. De karren zouden dan leeg in het dorp aankomen en de bevolking zou woedend naar de Abdij trekken. Van de verwarring die dan zou ontstaan zou de bende dan gebruikmaken om de Abdij binnen te gaan. Bruno wist in een van de torenkamers nog een kist met geld te staan.

Alles leek volgens plan te gaan, alleen had een eenzame ruiter de overval gezien en deze was snel naar de Abdij gereden om de paters te waarschuwen. Hij bleek nog tien helpers te hebben. Deze reden met hem mee nadat ze in het dorp hadden vernomen dat het volk (opgehitst door Kaat en haar maatjes) op weg ging naar Postel.
De vreemdeling werd argwanend ontvangen in de Abdij, maar al gauw bleek dat deze groep mannen het beste met de paters voorhad.
De vreemdeling stelde zich voor: Floris Ten Vorsel.
De abt, Vader Colebrant, was verbaasd. Floris was toch immers op zee? En Thomas schrok bij het horen van die naam.
Floris vertelde dat hij ontslag had genomen en was teruggekeerd naar de Kempen. Onderweg was hij Quintje en Bortje, de twee dwergen, tegengekomen en had ze direct herkend. Hij bleef ze volgen om later eventueel wraak te kunnen nemen!

Iedereen was nog maar net van z’n verbazing bekomen of ze hoorden de menigte joelende mensen aankomen. De poort werd afgesloten, maar toch slaagden ze erin binnen te dringen. Een hevige strijd ontstond en de bende klom naar de torenkamer terwijl het volk op de binnenplaats vocht. In de torenkamer was het stikdonker, maar toen de vijf bendeleden binnenkwamen staken de tien helpers van Floris tien toortsen aan. De bende schrok en er ontstond een wild gevecht. Floris werd door Terus in de schouder gestoken en viel. Toen Terus weer wilde toesteken ging de deur open en kwam Thomas binnen. Kaat krijste het uit van verbijstering. Thomas tilde Floris op en ging naar beneden, legde hem over zijn paard en vluchtte.
De bende vocht en raakte zo gewond dat ze niet meer konden vluchten, behalve Zwarte Kaat.

De volgende ochtend kwam een inmiddels gewaarschuwd garnizoen soldaten naar de Abdij. Ze arresteerden de vier bendeleden en de abt begon de leeggeplunderde Abdij weer op orde te brengen.
Bruno, Terus, Quintje en Bortje werden voor al hun misdaden ter dood veroordeeld en de volgende ochtend opgehangen. Van Zwarte Kaat was op dat moment geen spoor te bekennen. Op Hellenend was zij in ieder geval niet!

Thomas had Floris naar de Hoeve Ten Vorsel gebracht waar zijn wonden konden genezen. Elizabeth was dolblij haar zoon Floris weer terug te hebben en was Thomas erg dankbaar. Hij mocht op de Hoeve blijven zo lang hij maar wilden. Van het geld dat Floris op zee verdiend had werd de grote Hoeve weer opgeknapt.
Thomas leerde op de Hoeve van pater Bernardus (die hem vroeger gedoopt had) lezen en schrijven. Hij zag dat de pater met een medaillon zat te spelen en kreeg het verhaal van de beruchte Driekoningennacht te horen.
Hij griezelde van overvallen omdat zijn “ouders” Kaat en Bruno ook overvallers waren en hij schaamde zich voor hen. Hij had nog nooit iemand verteld dat zij zijn ouders waren. Thomas was bang dat als hij dat deed hij dan niet meer op de Hoeve zou ogen blijven.
Op een dag liepen Thomas, pater Bernardus, Floris en Elizabeth door de prachtig opgeknapte tuin. Op een grasveld gingen ze uitgebreid picknicken. Toen Thomas daar zat werd het hem allemaal teveel. Hij barstte in snikken uit en vertelde alles; hij verdiende het niet om daar te zijn! Hierna bleef het even doodstil, iedereen was geschokt.
Plotseling klonk er luid gekrijs en sprong er een oud, vies en lelijk wijf in een zwarte mantel uit de bosjes: Zwarte Kaat! Ze schreeuwde dat Thomas helemaal niet haar zoon was en dat ze hem als baby ontvoerd had uit de Hoeve. Ze gooide de andere helft van het medaillon tussen het groepje als bewijs dat ze niet loog! Ze gilde dat Thomas de bende geluk had moeten brengen, maar in plaats daarvan was er alleen maar kommer en kwel geweest. Ze sprong naar voren en trok een mes om Thomas aan te vallen. Floris greep in en dook op Kaat af zodat het mes viel en Kaat in de greppel belandde. Ze krabbelde overeind en vluchtte de bossen in.

Op de Hoeve was het die avond groot feest omdat de doodgewaande Thomas terug was. Hij zou voortaan Dirk heten, naar zijn vader genoemd.
Kaat werd de volgende dag na een lange zoektocht gevonden en gevangengenomen. Voor alles wat ze de mensen had aangedaan werd ze ter dood veroordeeld en de volgende ochtend al werd ze op het schavot krijsend onthoofd. Omdat haar lichaam niet in gewijde grond, in het dorp, begraven mocht worden, werd ze een eind de hei opgesleept en daar begraven. Omdat er op haar graf ook geen kruis mocht komen is er ter herkenning een heester op geplant. Omdat deze heester nooit normaal heeft kunnen groeien is deze nu uitgegroeid tot een boom die iedereen op Ten Vorsel en in de wijde omgeving nog steeds kent als de Heksenboom.
  vrijdag 17 augustus 2012 @ 13:46:55 #37
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115680050
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 13:36 schreef lezzer het volgende:
Uit de streek waar ik vandaan kom:

[..]

:o mooi verhaal, zou ook nog eens echt waar kunnen zijn :D
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115680388
Grote Pier, de verwoester van De Nieuwburg

Koning der Friezen, zo noemde hij zichzelf. Door de Friezen wordt hij vandaag de dag als een soort oer-Fries en groot vrijheidsstrijder beschouwd. "Greate Pier", zegt men in Friesland.

VERWOESTING VAN KIMSWERD

In werkelijkheid heette hij Pier Donia. Hij woonde ten oosten van Kimswerd, een dorpje in het westen van Friesland. Op een kwade dag in januari in het jaar 1515 verwoestte George van Saksen Kimswerd zo grondig dat er iets knapte bij Grote Pier.

VERWOESTING VAN DE NIEUWBURG

Samen met Hertog Karel van Gelre ondernam Grote Pier rooftochten om de zelfstandigheid van Friesland terug te winnen. Hij kwam daarbij dikwijls in Noord-Holland. Zijn woeste leger had de onheilspellende naam "De Zwarte Hoop". In juni 1517 brandde hij Alkmaar plat. Daarbij werd ook De Nieuwburg verwoest (en ook de Middelburg).

Toen het Grote Pier was gelukt Friesland weer zelfstandig te krijgen, staakte hij de vriendschap met Karel van Gerle omdat die alleen maar in eigen belang had gehandeld. Karel wilde namelijk heerser over Friesland worden en legde hoge belastingen op aan het volk. Grote Pier trok zich terug uit de strijd en ging als burger in Sneek wonen. In het volgende gedicht geeft Grote Pier af op de Hollanders, maar in die van Gelderland is hij ook teleurgesteld. Hoe konden ze nou zo dom zijn om een wapenstilstand af te spreken ?! (anoniem gedicht uit de 15e eeuw, moderne vertaling van Gerrit Komrij)

Groote Pier

Ick Groote Pier,
Coninck van Frieslandt,
Hertoch van Sneeck,
Graef van Sloten,
Vrij-heer van Hindelopen,
Capiteijn-Generael van de Zuyder-Zee,
Een Stuyrman ter doodt
Acht de Hollanders bloot:
Al sijnse groot van rade,
Sij zijn slap van dade,
Sterck van partijen,
Cranck int strijen,
Hoogh van glorie,
Cranck van victorie.
Maer die Gelderschen sterck van teringe,
Slap van neeringe,
Cloeck in den velde,
Maer dorre van gelde,
Vroom van moede,
Maer cleyn van goede,
Doch onversaegt int strijden,
Dies wilt u verblijden
En de Hollanders niet achten:
Want zij moeten versmachten.
Want zij zouden 't bekopen,
Waar 't bestant uitgelopen;
Tegens mijnen dank
Is 't zes maanden bestant.


Grote Pier (interpretatie van Gerrit Komrij)


Ik, Grote Pier,

koning van Friesland,

hertog van Sneek,

graaf van Sloten,

vrij-heer van Hindelopen,

kapitein-generaal van de Zuiderzee,



een stuurman ter dood,

meen dat de Hollanders kale neten zijn.

Al maken zij grote plannen;

zij zijn slap wanneer het op daden aankomt.

Zij hebben een grote aanhang,

maar ze zijn weinig waard in de strijd.

(Ze jubelen van glorie,

maar ze missen victorie.)

Maar de Geldersen, die goed met geld kunnen smijten,

zijn slechte kostwinners.

Zij zijn dapper op het slagveld,

maar zitten altijd zonder centen.

Moedig van aard,

maar kaal als een kerkrat.

Doch zij zijn onverschrokken in de strijd;

dat is een goede zaak!

Zij zijn niet bang voor de Hollanders;

die zullen een wisse dood vinden.

Want de Hollanders zouden het ontgelden

wanneer de wapenstilstand werd opgeheven.

Tegen mijn zin

is er een wapenstilstand van zes maanden!
pi_115680733
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 13:46 schreef theguyver het volgende:

[..]

:o mooi verhaal, zou ook nog eens echt waar kunnen zijn :D
Ik heb het altijd voor waarheid aangenomen eigenlijk. Ik woonde vroeger vlakbij het Helleneind, en Hoeve Ten Vorsel is er ook gewoon nog :)
  vrijdag 17 augustus 2012 @ 14:53:10 #41
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115682638
vroeger was geloof ik een serie op .. ik geloof vila achterwerk die sommige sage's en legendes tot een kleine film maakte. kan er alleen niet opkomen hoe die heet. :{
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115682939
Hmm geen idee, weet wel Willem Wever van de NCRV, waar ze dat ook deden.
pi_115685739
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 14:53 schreef theguyver het volgende:
vroeger was geloof ik een serie op .. ik geloof vila achterwerk die sommige sage's en legendes tot een kleine film maakte. kan er alleen niet opkomen hoe die heet. :{
Misschien was het toch de serie "Nederlandse Legendes" van de VPRO?

pi_115686125
quote:
Wat tof dat filmpje O+
pi_115689609
Wow geweldige toevoegingen allemaal :D Ik ga het later eens ff op mn gemak doornemen
  vrijdag 17 augustus 2012 @ 20:05:37 #49
341323 MsMessy
Fok jou, dikke doei
pi_115692613


Ook een mooie serie van de uitgever Thieme & cie van begin 20ste eeuw
pi_115696444
Nog een paar mooie boeken met/over sagen en legenden:






pi_115696517
Dit topic mag van mij trouwens ook wel naar C&H, daar lijkt het me meer op z'n plek dan in TRU.
pi_115708413
@Joel13
Leuke filmpjes mn man komt oorspronkelijk uit Amsterdam en ken het pand met de hoofden aan de Keizersgracht wel maar wist de legende er niet achter. Ik heb het hem net laten zien.

Verder mooie boeken k ben jaloers op je collectie. Ik ga straks ff wat dingen overnemen en eens mee naar rommelmarkten als ik weer beter ben, zit met bronchitis.
Door dit topic wil k meer weten van sagen en legenden k was als kind ook al gek op sprookjes, oude verhalen vind k prachtig.

@Nemephis liever niet verplaatsen ik post daar nooit. En volgens mij past dit topic juist heel erg in tru.
pi_115708606
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 21:57 schreef Joel13 het volgende:
Nog een paar mooie boeken met/over sagen en legenden:

[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
Die laatste heb ik. Veel interessante mooie verhalen over diverse Limburgse plaatsen. En een aantal doodenge toen ik het boek voor het eerst als mannetje van 8 las. :P

[ Bericht 2% gewijzigd door fratsman op 18-08-2012 10:21:48 ]
pi_115738806
quote:
14s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 21:59 schreef Nemephis het volgende:
Dit topic mag van mij trouwens ook wel naar C&H, daar lijkt het me meer op z'n plek dan in TRU.
Bovennatuurlijke wezens spelen een rol in dit soort verhalen, dus past het wat mij betreft ook heel goedl in TRU.
pi_115738842
Het ligt er ook aan welke kant je op wilt met het topic, of course :)

Goedemorgen btw! Hoe warm is het bij jou binnen? Hier *spiekt* 26,5. :{
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115738880
Oh hier is de temperatuur ook al weer aan het oplopen.
pi_115741104
Naast de Witte Wieven, zijn er in Gelderland ook veel verhalen van "Blauwe Gerrit"

Blauwe Gerrit, ook wel Blauwbroek genoemd, is een aapachtig plaagwezen. Hij is vrijwel op de hele Veluwe bekend. Hij springt op verlaten plaatsen en op duistere avonden mensen onverhoeds op de schouders. Hij maakt zich steeds zwaarder, zodat ze bekaf worden en ze zijn blij als ze eindelijk de bewoonde wereld bereiken. Ook duwt hij wandelaars opzij die in het karrespoor lopen - vooral waar twee wegen of paden elkaar kruisen. En hij danst tussen de struiken, alsof hij van de duivel bezeten is. Blauwe Gerrit ziet er dan uit als een blauw waas van geheimzinnig licht, dat op en neer gaat.

Tussen de woningen van de mensen heeft Blauwe Gerrit weinig macht; als natuurwezen hoort hij bij de eenzaamheid en de duisternis. Eerlijk gezegd doet Blauwe Gerrit zelden of nooit kwaad. Hij is alleen maar verzot op een verzetje en soms grijpt hij in, als onrecht dreigt. Over plaaggeesten zoals Blauwe Gerrit, in dialect Blaauw Garrit genoemd, doen op de Veluwe veel verhalen de ronde.

Bijvoorbeeld over een molenaar, die in plaats van de portie die hem normaal toekwam, een grote schep uit de meelzak nam. Opeens werd zijn schop zo zwaar als lood, zo zwaar dat hij hem nauwelijks kon hanteren. Dat was het werk van Blauwe Gerrit. Wel een uur is de molenaar aan het tobben geweest, maar hij kreeg de schep niet uit de zak. Plotseling hoorde hij gegrinnik. Het was alsof er snel iemand wegliep, maar hij zag niets. Toen kon hij de schop weer vrij bewegen.

Soms klimt Blauwe Gerrit op zwaarbeladen wagens. Hij had het vroeger bijzonder gemunt op voerlieden die een slokje te veel op hadden. Dan bleef hij urenlang onzichtbaar zitten op de zware lading, zodat de kar niet vooruit te krijgen was.

Nog een verhaal over Blauwe Gerrit komt uit de buurt van Voorst. De jonker van Busloo keerde op een winteravond terug van de jacht met een lege weitas. Maar daarom niet getreurd: hij zou een heel andere buit binnenhalen, kostelijker dan hazen of patrijzen! Hij zag immers Hanna lopen, de zeventienjarige dochter van een arme weduwe, die land van hem pachtte. Ze liep met een vrachtje sprokkelhout moeizaam naar huis. De jonker greep haar beet, tilde haar voor zich op zijn paard en reed spoorslags weg. Hij trok zich niets aan van haar bidden en smeken; zo'n pril zwartharig meisje was precies wat hij nodig had op een eenzame winteravond! Maar plotseling slaakte zij een gil: "Daar loopt Blaauw Garrit! Breng me gauw weer naar mijn moeder, jonker. Dit kan niet goed gaan." Maar de jonker lachte om Blaauw Garrit. Hij zag immers niets en aan bakerpraatjes hechtte hij geen waarde: "Schimmen zijn schimmen, daar houden denkende mensen geen rekening mee."

Maar opeens stond zijn paard schuimbekkend stil. Het was met geen mogelijkheid meer vooruit te krijgen. Blaauw Garrit zat bovenop de nek van het arme dier en drukte er met zijn volle gewicht op. Wat anders meestal onzichtbaar was, kregen ze nu te zien, als een visioen. De jonker en het meisje zagen het spooksel in levende lijve: dreigend, met rollende ogen als vurige bollen en een wapperend blauw kleed, dat vreemd oplichtte. Maar de jonker bleef overmoedig. Met zijn wapen stak hij naar het spookwezen: hij zou het wel klein krijgen. Maar hij kliefde slechts in de ijle lucht. Blaauw Garrit bleef onkwetsbaar. Toen sprong de jonker radeloos van zijn paard, en ging er te voet vandoor. Maar Blaauw Garrit sprong toen hem op de rug en hij kon geen stap meer verzetten. Stokstijf bleef hij staan op de plek waar hij stond. Hij kon nog maar één ding doen: Hanna zijn paard schenken en haar naar de pastoor van Gietel sturen. Die kon hem helpen, want die had een boek waarmee hij toveren kon.

Hanna reed zo snel ze kon naar haar moeders hut op de heide terug. Haar moeder, die al bang op haar dochter zat te wachten, hoorde het hoefgetrappel: "Het dodenpaard," verzuchtte zij, "dat voorspelt niet veel goeds." Haar voorgevoel werd gelukkig niet bewaarheid. Hanna kwam ongedeerd aanrijden, op het paard van de jonker! Beide vrouwen knielden neer om God te danken. En zij vergaten helemaal om de pastoor te waarschuwen.

Pas bij dageraad liet Blaauw Garrit zijn slachtoffer los. De jonker strompelde naar Busloo terug, het angstzweet hing hem als ijspegels in haren en baard. In die weinige uren was hij wel dertig jaar ouder geworden. Hanna bracht het paard terug naar de stal en ontving twee handen vol goud. Zo kon zij binnen het jaar trouwen, want met de armoede was het gedaan.
Skål
pi_115741252
Ben verbaast me dat ik van veel Drentse sagen/legenden nooit gehoord heb. Heb er tot m'n 26e gewoond, maar veel is me onbekend :{
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115742237
Mooi verhaal Valkyrjur ik had er nog nooit van gehoord.

Natalie das toch niet erg, k ken alleen de bekende en dan ook alleen maar wat ik van mn ouders gehoord heb.
  zondag 19 augustus 2012 @ 22:50:59 #61
304498 Nibb-it
Dirc die maelre
pi_115763133
quote:
14s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 06:54 schreef Nemephis het volgende:
Er is zelfs een website met een databank met Nederlandsche verhalen, de NL Volksverhalenbank.
Volgens mij was/is een soortgelijk project aan de gang, maar dan met opgenomen verhalen die dan terug te luisteren zijn via een website. Ben alleen de naam kwijt.
  zondag 19 augustus 2012 @ 23:00:17 #62
203039 pirlo444
adelante chicos!!!!!!!!!!!!!!!
pi_115763632
- weg -

[ Bericht 97% gewijzigd door Enneacanthus_Obesus op 20-08-2012 11:56:38 ]
  maandag 20 augustus 2012 @ 08:39:37 #63
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115772859
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 16:26 schreef Joel13 het volgende:

[..]

Misschien was het toch de serie "Nederlandse Legendes" van de VPRO?

ah dat was m inderdaad, ik dacht dat het op vila achterwerk was.
als ik thuis ben ga ik het wel ff bekijken :)

ty ^O^
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115775226
Het Stryper Wyfke

Op een verhoging in de Oude duinrug van Baaiduinen ligt het oudste kerkhof van Terschelling. Hier stond al in de 9e eeuw een klein kerkje, dat enkele malen is vergroot en in 1569 door watergeuzen is platgebrand. Vlak ten westen staat een standbeeld van het Stryper Wyfke; de legende vertelt dat een vrouwtje de in 1666 binnenvallende Engelse soldaten heeft weten af te schrikken met de mededeling dat er op de heuvel (Stryper kerkhof) honderden staan en duizenden liggen; in de veronderstelling dat het om levende mensen ging verlieten de Engelsen vervolgens het eiland.



Het ijdele melkmeisje te Oost-Souburg

De legende van het Ronde Putje vertelt dat het Melkmeisje in deze put is gevallen en verdronken.
Het ijdele melkmeisje ging dagelijks naar Middelburg om melk, aangelengd met water uit de put, te verkopen. Van de winst kon zij gouden oorkrullen kopen.
Toen zij wilde zien hoe de krullen haar stonden schoten deze los en vielen in de put. Het Melkmeisje bukte zich om ze te pakken, verloor haar evenwicht en verdronk.

's Nachts om twaalf uur rijst zij als een witte gedaante uit het water en een stem roept haar na uit de diepte:
'Half water, half melk!
Te krap gemeten!
De ziel vergeten!




Het Spookverlaat

Amalia en Frederik waren verliefd, hadden verkering, en het was een mooie zomerse zaterdagavond. Ze zaten op een stil plekje in de Rietveltse Polder - net buiten Alphen aan den Rijn. Ze deden wat verliefde mensen plegen te doen: zoenen.
Frederik evenwel wilde wat mannen plegen te willen: meer. Amalia wilde dat niet. Althans, dat zei ze. Was dit een verhaal uit Opzij, dan was de geschiedenis vast anders afgelopen: Amalia en Frederik hadden 'er eerlijk over gepraat', en een van beiden had z'n zin gekregen zonder de ander te bruuskeren. Maar het is een legende uit vroeger tijd, en dus loopt het meningsverschil noodlottig af. De kuise Amalia geeft de hitsige Frederik een duw. Hij valt in het water. Daarvandaan roept hij: "Amalia, Amalia, bemint gij mij?" Zij ziet alleen zijn strohoed nog drijven. Frederik verdrinkt.
Vanaf dat moment leidt Amalia een melancholisch leven. Ze gaat elke zaterdagavond terug naar het water en telkens opnieuw hoort ze Frederik vragen of hij haar bemint. Anderen horen ook weleens iets. Daarom heet het water, dat ooit het Verlaat heette, sindsdien het Spookverlaat. Normaal gesproken hangen op de borden van Staatsbosbeheer verhalen vol natuurbeschermers-frikkerigheid: wilt u zus niet doen, wilt u zo achterwege laten, wist u dat in deze polder de wintertaling meer dan gemiddeld wordt aangetroffen? Het bord aan het Spookverlaat is daarop een uitzondering: daar hangt de romantische gruwelvertelling van Amalia en Frederik te lezen. Hoe oud de geschiedenis is staat er niet bij. Maar, wie heet er tegenwoordig nog Amalia - dat wijst op een respectabele ouderdom.




De vloek van Westerschouwen

Een visscher uit Westerschouwen had een zeemeermin gevangen en gedood. Een poos later kwam het mannetje boven water en zei:
"Westerschouwen
Het zal je berouwen
Dat je genomen hebt mijn vrouwe;
Westerschouwen zal vergaan
En de plompe toren zal blijven staan."




Sage van de Ommelebommelestien

Daar waar baby's in de Nederlandse volksmond voornamelijk door de ooievaar gebracht worden, moet de Urker vader volgens een bekende Urker sage een roeitocht maken naar de 'Ommelebommelestien' (stien = steen) om de baby te kunnen ophalen. Deze steen ligt ongeveer 30 meter van de kust af in het IJsselmeer.

In een versie van de sage komt een ooievaar uit Egypte naar de steen toe om de baby's erin te leggen. Wanneer de baby op het punt staat om geboren te worden, moet de vader al roeiend de verloskundige naar het eiland Schokland meenemen om de sleutel tot de steen op te halen. Hierna moet de vader met de verloskundige richting de 'Ommelebommelestien' toe roeien om de baby op te kunnen halen. Tegenwoordig kan de vader met de auto naar Schokland toe rijden, aangezien beide voormalige eilanden drooggelegd zijn, maar volgens de sage moet de vader nog steeds roeien. Bij de steen aangekomen moest de vader vervolgens zoeken naar de deur van de steen om binnen te komen. Dit was geen gemakkelijke taak aangezien de deur onderwater te vinden was.

Zodra de deur werd gevonden, moest een kleine prijs voor de baby worden betaald. Traditioneel één Nederlandse gulden voor een meisje en twee voor een jongen.

De moeder zou volgens de sage in bed worden gehouden met een spijker door haar rechter voet, waar zij de geboorte van het kind zou vieren. Wanneer een Urker man werd gevraagd of hij al naar Schokland was geweest, werd er eigenlijk gevraagd of hij al kinderen heeft.




[Bronnen: Volksverhalenbank, Wikipedia & Google]
pi_115776488
De Sommeltjes

Sommeltjes zijn mythische wezens uit volksverhalen van Texel.

Sommeltjes zijn een soort aardmannetjes of trollen die in het maanlicht zouden dansen op de Sommeltjesberg, een sinds lang afgegraven grafheuvel bij De Waal[1]. Overdag zijn ze vrijwel niet te vinden. Als ze in het zonlicht komen, verstenen ze. Ze kunnen onzichtbaar worden, ook kunnen ze de gedaante aannemen van allerlei dieren. Een Sommeltje is in plaatselijk dialect een soort spook of geest.

In Wieringen worden de wezens Sammelkes of Sammeltjes genoemd, ze wonen in de Sommeltjeskuil op Zandburen bij Hippolytushoef. De wezens konden door de kieren van een bedstee komen, maar deden meestal niet echt kwaad. Ze hielpen mensen met klusjes.

De wezens houden van glimmende spullen en spelen op kleine fluitjes en roken pijp. Een pot die buitengelaten werd, kon de volgende ochtend glimmend gepoetst teruggevonden worden in de kuil. Ook andere kostbaarheden werden 's nachts verzameld. Als men langs de kuil liep, konden zilveren munten verdwijnen. In het verleden werd verteld dat de kinderen door de Sammelkes gebracht werden (zoals de verhalen van de bloemkool en de ooievaar).




Kyrië is dood

Een voerman reed eens met zijne kar den weg op van Riethoven naar Keersip. Niet verre van den Kabouterberg, onder den naam van Duivelsberg bekend, zag hij een Kaboutermanneke bij den weg rondzwerven. Treurig zeide het gedurig: 'Kyrië is dood!' De voerman met de kar op het gehucht Keersip gekomen, legde in eene herberg aan, in welk huis thans Adr. Konings woont, en verhaalde daar, met bevreemding, hetgeen hij gezien en gehoord had. Nauwelijks had de voerman dat verteld, of een aardig Kaboutermanneke sprong tot zijne nog grootere verbazing van onder de tafel en riep: 'Och! is Kyrië dood!?'
Bij dit verhaal voegt men altijd dat Kyrië ook een Kabouter en wel een uit het gezin was, hetwelk in den Duivelsberg heeft gewoond.
Deze sage wordt ook wel eens uitvoeriger en eenigszins gewijzigd verteld. Enkele malen hoorde ik, dat het in de heide heenstappend Kaboutermanneke zou gezeid hebben: 'mijn kindje is dood!' Sommigen noemen ook andere plaatsen, waar het verhaalde zou voorgevallen zijn.




Het Stenen Kruis

Als u binnendoor via Wesepe naar Olst / Diepenveen rijdt, langs het prachtige kasteel Boxbergen dat al bestaat sinds 1344 (het huidige kasteel stamt uit 1650), komt u de Eikelhof tegen.
Er staat daar een groot stenen kruis in een weiland. Op dit kruis staat 'int jaer uns heren 1493 de Donredagh na sunte micheel dage doe staerf heer Johaluedens bid vor de sele'. Dit soort kruisen, ook wel moordkruisen en boetekruisen genoemd waren vroeger geen zeldzaamheid.
Het verhaal wat heden nog veel verteld wordt is dat het kruis eens verplaatst is voor het ploegen, s’nachts precies om twaalf uur ging het spoken op de boerderij, de honden gingen huilen, de koeien werden onrustig en braken los, de paarden hinnikten van angst en de voerbakken waren verplaatst. Het kruis is terug geplaatst en sindsdien spookt het niet meer.

Waarom het kruis er staat zijn veel verhalen verbonden, één verhaal gaat over twee broers die verliefd waren op hetzelfde meisje. De ene broer vermoorde de andere broer uit jaloezie op de deel van de boerderij. Het bloed spatte rond op de staldeur. Later bleek dat het bloed niet meer te verwijderen was. Zelfs na het overschilderen bleef het bloed steeds zichtbaar. Men zegt dat de vermoorde broer onder dit kruis ligt begraven. Maar er gaan ook andere verhalen rond over het grote stenen kruis.




Huis Kernhem

De vele legendes die over het landgoed de ronde doen maken het bosgedeelte ook nu nog geheimzinnig. Zou zou er regelmatig een spook opduiken. Het "Witte Wief" zou een knappe jonkvrouw zijn, die door haar stoere ridder in de steek werd gelaten en nu nog steeds treurend wacht op zijn terugkeer. Van de op de Doolhoflaan liggende "bloedsteen" gaat de legende dat als men er bij volle maan een speld inprikt, bloed uit de steen komt stromen.

pi_115780472
Joel13, wat leuk ook met al die foto's erbij :Y
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115782090
quote:
0s.gif Op maandag 20 augustus 2012 13:41 schreef Natalie het volgende:
Joel13, wat leuk ook met al die foto's erbij :Y
Bedankt! :)

Het ontstaan van het Uddeler- en Bleekemeer

Een sage verklaart het ontstaan van twee dicht bij elkaar gelegen Veluwse meertjes in de buurt van Uddel. Een strijd tussen Thor en de slang gaat er aan vooraf. Thor slaat de slang uit de hemel en die stort neer en veroorzaakte een diep gat. Maar ook de dondergod zelf valt vlak daarbij op aarde en nog een diepe kuil ontstaat. Na de ijstijd blijft er water in de kuilen achter en zo worden het meren.
Toelichting: Volgens een andere sage, die wellicht door de tijd uit de eerste is ontstaan, moet er, veel eeuwen geleden, op de plaats waar het Uddelermeer ligt, een groot en sterk kasteel gestaan hebben, waarin een heel rijk man woonde, die echter zo boos en slecht was, dat hij wel de duivel in eigen persoon leek. Op een nacht, terwijl het vreselijk onweerde, haalden de reuzen de grond onder de burcht weg, zodat het gehele slot met bewoner en al in een onmetelijke diepte verzonk.

Vaak heeft men geprobeerd de schatten uit het meer op te vissen, maar het enige wat men ooit naar boven heeft gehaald is de ijzeren vuurplaat van de haard.

Volgens weer een andere sage, liggen er in in het Bleekemeer de schatten van de vroegere Friese koningen verzonken. De geschiedschrijvers maken melding van een burcht of lusthof van de Friese koningen, in 323 door koning Ruchold gebouwd aan het Godenmeer of Witte meer, op de Veluwe.

Nog een andere sage van het Bleekemeer meldt, dat een christenprediker er een gouden beeld van de Dondergod in heeft geworpen.

Uunnilo (ofwel Uunni-bos) is de naam van het woud, dat vroeger op de uitgestrekte heidevelden - waarin het Uddeler- en Bleekemeer liggen - stond. Het bos is in 1222 door brand vernield. In deze sage wordt die brand verklaard.

Thunar is de oud-saksische naam voor de god van de donder, ook: Thor of Donar.




De Flodder

De Flodder (ook wel Flodderduivel) is een kwelgeest uit de West-Brabantse folklore. Het houdt zich op in sloten, plassen en langs dijken. Het loert vanuit het water langs de kant op nachtelijke wandelaars, bespringt hun op de rug en laat zich vervolgens als een loodzware last meedragen. Zodra het slachtoffer de bewoonde wereld bereikt, verdwijnt de demon plots weer. De naam dankt het aan het geluid wat het voortbrengt wanneer het uit het water verschijnt.

Het wezen is verwant aan Lange Wapper en de Kludde uit Vlaanderen, Blauwe Gerrit van de Veluwe, de Ossaert uit Zeeland en de Stoep uit Gelderland. Ook het Bahkauv uit Aken vertoond overeenkomsten.

Het houdt het midden tussen een geest en een beest. Niet stoffelijk, maar wel zichtbaar. De Flodder is dus onaantastbaar, maar weegt wel gigantisch zwaar op de rug van het slachtoffer. In sommige Brabantse sagen verschijnt de plaaggeest als een grote, zwarte hond (zie ook helhond).




De Wilde Jacht

In Najaarsnachten, als de storm het zware gewei der boomen beweegt, en zwiepende regenvlagen de heide striemen, is het niet geraden op pad te gaan, want dan jaagt de Wilde Jacht, dwars door de grauwe wolkenflarden.
Heel duidelijk hoor je het bassen van honden, het schallen van hoorns en het joelen en ketteren van hen, die met den Wilden Jager mee moeten rijden in de Helsche, Rebelsche Jacht.




De spookboerderij van Brummen

Een leegstaande boerderij op de hoek Zutphensestraat-Baankstraat tussen Zutphen en Brummen staat bekend als spookboerderij. E�n van de verhalen gaat als volgt;
"Een heleboel jaar geleden woonde een familie in de boerderij, en de boerenzoon wilde met een meisje trouwen uit het dorp. Zijn vader vond het meisje te min voor de jongen en er ontstond een grote ruzie. Omdat de zoon niet met het meisje mocht trouwen ging hij kapot van verdriet en hing zich op aan de Eik die vlakbij de boerderij langs de weg staat. Sindsdien schijnt het er flink te spoken en de boerderij staat al meer dan 50 jaar te koop, maar niemand durft het aan."




De Betjeskelder te Rockanje

Even ten noorden van Rockanje, net buiten de dorpskern, ligt verscholen tussen riet en moerasbosjes het meertje De Waal. Dit meertje is vooral bekend door z’n kalksteenrots in het midden van het water, Rockanje’s Rots. Helaas is hier tegenwoordig niks meer van zichtbaar. De naam Rockanje zou “rotsachtig” kunnen betekenen en misschien heeft het dorp haar naam aan dit merkwaardige verschijnsel te danken. Uit het meertje werd in het begin van de vorige eeuw ook geneeskrachtige modder gewonnen, die een wonderbaarlijke werking had bij reumapatienten. Maar het merkwaardigst is de bodemloze put die zich er zou bevinden, de Betje’s kelder. Het betreft hier een sage over een liefdesdrama wat zich rond 1600 zou hebben afgespeeld. In februari 2008 wijdde het RTV Rijnmond radioprogramma Erwasm’us een uitzending aan dit geheimzinnige meertje, het raadsel van Betjeskelder. In deze uitzending, samengesteld door Suzanne Mulder, vertelt een oude man het volgende verhaal:

De legende verhaalt van de onmogelijke liefde tussen Mark, zoon van een welgestelde boer uit Rockanje, en Betje, dochter van een van de huishoudsters. Mark vertelde Betje dat hun liefde onverwoestbaar was als een rots. Maar hoe dramatisch anders liep het. Mark viel als een blok voor de vrouw die zijn vader als huwelijkskandidate naar voren schoof. Betje rende weg, richting meertje De Waal. Die begreep natuurlijk ook waar de klepel hing. Mark en de anderen gingen er achteraan. En ze zagen haar het water in gaan.

Nou wordt het een legende, nou wordt het heel geheimzinnig. Het water kwam in beroering en er verscheen een draaikolk waar Betje in verdween. Mark stond aan de kant naar haar te roepen en aangezien hij te dichtbij stond werd hij ook door het water gegrepen. Onmiddelijk werd het water rustig en ze waren allebei weg. Vanaf toen heet het de Betjeskelder. Jaren verscheen er een donkere vlek en een massa modder en zand uit de grond. En het groeide en dat bleek de rots te wezen, de rots van Rockanje.


pi_115797979
Prachtig Joel thx :D Ik zal morgen nog ff kijken of ik nog wat kan toevoegen.
pi_115799650
De spookboerderij van Brummen en die Betjeskelder in Rockanje zijn mooi, zeg. Of eigenlijk triest. Zou die laatste best een willen bezoeken.
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115799700
De dolle jager

Van kasteel Rechteren bij Dalfsen ziet de toerist alleen de buitenkant. Maar zelfs de bewoners gaan niet elke kamer binnen. Een vertrek is al sinds mensenheugenis niet open geweest, hoewel de sleutel in het slot steekt. Het is daar binnen niet pluis. En dat nog wel, terwijl er toch de misgewaden moeten liggen van de vroeger huiskapelaan. Er moet nog wat zijn in die rommelkamer. Lang geleden heeft men er een jager in gelokt, die door een dolle jachthond was gebeten. De deur ging achter hem op slot en dagen lang heeft men de man horen brullen. Nu heerst er de stilte van het graf en niemand durft die kamer binnen te gaan.
Selles (1996) geeft de dolle man de naam Joris de Vos, de jagermeester. Het verhaal was destijds niet bekend bij de huidige bewoonster van het kasteel en het vroegere personeel. Wel werd het verhaal geslachtenlang in de buurt van Dalfsen doorverteld.




De spookpastorie in Ommerschans

In 1978 nemen Janny en William Jansen vanuit Doetinchem hun intrek in de voormalige pastorie van Ommerschans. Deze woning was geen geliefde woonstede, omdat er allerlei (spookverhalen) de ronde deden. Zo werd er verteld dat er in dit huis een predikant had gewoond, die later is vermoord.
De familie Jansen trok zich niet veel aan van deze verhalen. Dat wordt anders als de Janssens kennismaken met onverklaarbare gebeurtenissen rond het huis. Dat begint met hoefgetrappel rondom de woning vroeg in de ochtend en ook wel tegen een uur of negen in de avond. Aanvankelijk dachten zij dat hun pony ontsnapt was, maar dat was nooit het geval. Ook hoorden zij regelmatig lieflijke kerkklokjes luiden, terwijl die er helmaal niet meer waren.
Begin jaren tachtig roept de familie Jansen de hulp in van een wichelroedeloper. De ziekte van een van de kinderen wordt in verband gebracht met aardstralen en deze specialist moet deze aardstralen lokaliseren. De Zwolse speurder weet inderdaad de aardstralen vrij snel te vinden.
Mevrouw Jansen maakt van de gelegenheid gebruik om de man eens te vragen ook de zolderkamer te inspecteren. Toen hij eenmaal boven was trok hij wit weg en vertelde: “op de plaats waar u nu slaapt mevrouw, heeft zich een vrouw van 33 jaar opgehangen”. Ook wist hij nog te vertellen dat het dak ooit anders was geconstrueerd.
Vijf jaar later werd de familie Jansen opnieuw aan het voorval herinnerd. Dat gebeurde toen zij de zolderkamer wilden verbouwen. Want wat kwam er tevoorschijn toen het dakbeschot werd verwijderd…. Een haak met daaraan een afgesneden stuk touw!
Merkwaardig genoeg hield het hoefgetrappel na de verbouwing op, maar tot op de dag van vandaag blijven zich raadselachtige gebeurtenissen voltrekken rond de voormalige pastorie. Zo komt het nog regelmatig voor dat de raamdecoratie begint te trillen, zonder dat daarvoor een aanwijsbare oorzaak te vinden is. Een van de zoons heeft soms ook eigenaardige ervaringen als hij een blik door het venster werpt. “Dan duikt er achter het ene raam plotseling een man op in een blauwe jas met maar één knoop eraan, die voor het huis langs loopt. Kijken ze bij het volgende raam dan is die figuur plotseling verdwenen.




Derk met de beer

Derk met den Beer, die Kerstavond overal rondwaart, heeft zijn ontstaan te danken aan: Een zekere boer, dien al zijn vee afstierf, werd daarvoor zoo verwoed, dat hij naar binnen liep, een geweer van de wand greep en daarmee naar buiten stormde, waar hij het geweer in de lucht afschoot, recht naar boven, om Onze Lieve Heer dood te schieten. O.L.H. werd daarover ook boos en veranderde hem in Derk met den Beer.



Sage over Kasteel Biljoen

Er is een sage over Biljoen bekend, die gaat over de dochter van de heer van Velp, mooi An. Zij had een verhouding met de jonker van Biljoen en werd door hem ontvoerd, maar door één of andere omstandigheid raakte mooi An in de vijver van Biljoen en verdronk. Sinds die gebeurtenis verschijnt mooi An van tijd tot tijd op feestjes en klampt willige mannen aan om hen hetzelfde lot te laten ondergaan wat haar zelf was overkomen.



Duivelsberg

"De Duivelsberg (te Nijmegen) is gevaarlijk, veel entiteiten.
Stukje daar vandaan is een stuk bos met een hek eromheen, met in het midden, een zwarte poel. 's Nacht zie je de orbs rondvliegen. Ook in de buurt van de Duivelsberg, gewoon de andere route pakken, is een water wat ze de 'Heksenkolk' noemen.
Ga er maar eens 's nachts heen. Ik ben van Nijmegen en ik ken dit heel goed. Overdag heb je het idee dat je gevolgd wordt. Ik weet alleen dat er veel soldaten zijn omgekomen daar.
Ging geregeld eten bij het pannenkoekenhuis daar en wandelen. Daar is niets aan de hand hoor.
Anders is het als je het pad een stuk verder op neemt aan dezelfde weg. Daar kom je op een gegeven moment bij een water en daar is het niet pluis. Het water trekt je aan, is vies, stinkt maar toch wil iedereen er heen. Ook veel koude spots daar. Dan heb je, als je de weg van Berg en Dal naar een ander deel van Nijmegen neemt, langs de weg van Park Tivoli, daar is een stuk bos, omheind en je kunt er niet heen. In het midden van dat kleine stukje bos, is ook een zwart water. Daar werden vroeger heksen verdronken en staat daar ook om bekend.
Als je er langs rijdt, loopt of fietst heb je het idee dat je aangekeken wordt. Soms hoor je ook gefluister en geschreeuw."


pi_115813201
Faust in Waardenburg

Er is geen beter leven dan een goed leven, moet dr. Faust gedacht hebben, toen hij moe van alle alchemistische proeven en van de beproevingen van de wetenschap de duivel te hulp riep. Voordien zat hij op het kasteel in Waardenburg, de burcht van waaruit men nu nog uitkijkt op Zaltbommel aan de overkant van de Waal, te studeren in geleerde boeken om te trachten de befaamde steen der wijzen te vinden. Maar wat hij ook probeerde, al zijn proeven mislukten. Hij vond de steen, die alle poorten van geluk en wetenschap voor hem zouden ontsluiten, niet. Tenslotte riep hij, wanhopig, de hulp van de duivel in en die is nooit te beroerd een mens, die in de narigheid zit te helpen, zodat er nooit meer hoop voor hem is. Zo ook met Faust. De duivel kwam in de gedaante van een deftig heer bij hem. "Neem mij in dienst," zei hij, "en ik zal je alles geven, wat je maar hebben wilt. Geld en goud, wijsheid en dwaasheid, net zoals je verkiest. Zeven jaar lang wil ik je dienen. Werkelijk je dienaar zijn en geen opdracht zal voor mij te moeilijk zijn, geen gril te dol."

Faust, die een groot deel van zijn leven in de dorre wetenschap had verdaan, wilde nu eindelijk gaan leven. De jaren waren ongemerkt aan hem voorbijgegaan en nu wilde hij gaan genieten van het goede der aarde.

"Akkoord," zei hij, "je mag mij zeven jaar dienen, maar ik waarschuw je, dat je het niet gemakkelijk zult hebben als mijn dienaar. Ik zal je Joost noemen, omdat ik je slecht bij je ware naam kan aanspreken. Laten we meteen maar aan de slag gaan." Dat was Joost best af, maar eerst moest er nog een contract worden getekend. Op perkament en de ganzenveer werd in een druppel bloed van Faust gedoopt.

En zo gebeurde. Faust tekende een contract, dat Joost hem zeven jaar lang trouw zou dienen. Zijn heer zou alles kunnen krijgen wat hij maar wilde, hoe gek of het ook was. Maar na de zeven jaar was de ziel van Faust voor de duivel.

Er brak nu een goede tijd aan voor dokter Faust. Er was niets zo kostbaar of mooi, dat hij niet kon kopen. Er werden grote feesten en drinkgelagen gehouden op kasteel Waardenburg en het fijnste en lekkerste eten werd daarbij opgediend. Of het nu uit Amsterdam, Parijs of Brussel kwam. Midden in de winter, terwijl het ijs duimendik op de gracht lag, waren er doperwten, de fijnste van de fijnste. Op Driekoningen wilde Faust tuinbonen eten en midden maart grote blauwe druiven, die zoeter dan zoet moesten zijn. En met Nieuwjaarsdag wilde Faust dat de tuin vol bloemen zou staan, hoewel het toen ook vroor dat het kraakte en de dorpelingen zich de ogen uitkeken, toen ze schuchter kwamen kijken naar dit wonder.

Maar dat was nog lang niet alles. Faust reed in een grote koets, die met vier paarden bespannen was. Paarden die nooit moe werden, hoe ver de reis ook ging. Tot Constantinopel toe. Joost wist alles keurig op te lossen.

Zelfs toen Faust op een goede dag plotseling naar Zaltbommel wilde en niet naar de overkant kon, omdat de Waal te sterk kruide. Joost moest onmiddellijk een brug slaan, zodat hij naar de stad kon rijden en daarna meteen weer afbreken, want die van Bommel zouden er geen profijt van mogen hebben. Dat was maar min volk, vond de geleerde dokter. Die hadden hem vroeger altijd uitgelachen, toen hij zijn geld verdeed aan allerlei domme proeven en soms geen stuiver had om eten te kopen. Joost speelde het allemaal klaar. Ook toen Faust beval, dat de straten van de stad, die nogal hobbelig waren, voor de koets netjes geplaveid moesten worden en als hij verder reed weer in de oorspronkelijke staat werden gebracht. Want ook daarvan zouden de inwoners van Zaltbommel niet profiteren.

Het ging zo jaren door. Faust haalde de ene streek na de andere uit. Op een dol feest in Keulen reed Faust zo maar op een wijnvat de deur uit en een andere keer in Tiel op een ton bier, die zo zuur werd, dat het bier ondrinkbaar was geworden. En als de mensen dan stom verwonderd stonden te kijken, had Faust plezier.

Joost werd er mager van, want hij kende geen rust. Als de duivel de hele dag druk bezig was geweest om zijn heer tevreden te stellen, haalde Faust ook nog streken uit. Hij gooide bijvoorbeeld een schepel boekweitzaad in een doornenhaag, die langs de slotgracht stond en Joost moest maar zorgen, dat 's morgens alles netjes bij elkaar was gezocht. Of Faust gooide als afwisseling een paar scheppen meel in de slotgracht, die Joost dan weer op moest diepen uit het vuile water. Maar zo, dat het meel weer gebruikt kon worden om brood van te bakken.

Joost hield dit getreiter vier jaar lang vol. Toen werd het hem bijna te erg en hij zei tegen Faust: "Heer Faust, ik heb u nu vier van de zeven jaar gediend en ik mag wel zeggen, dat ik mijn best heb gedaan. Ik heb mij niet gespaard en u mij ook niet. Maar ook aan het geduld van de duivel komt eens een eind. Als we het nu eens bij deze vier jaar laten. Schenkt u mij de rest van de zeven jaar, dan wil ik het contract wel verscheuren. Dan hoef ik uw ziel niet meer te hebben. Laten we elk onze eigen weg gaan. Dat is beter voor beide partijen." Maar Faust begon luid te lachen. "Afspraak is afspraak," zei hij. "Ik ben het nog lang niet moe op mijn wenken bediend te worden. Mijn plezier wordt met de dag groter. Tot de laatste dag zul jij je contract uit moeten dienen, Joost. Ik schenk je geen dag."

Tandenknarsend moest de duivel zich aan de afspraak onderwerpen, maar hij zwoer bloedig wraak.

Toen de zeven jaar om waren, op slag van twaalf, hoorde de oude huishoudster in de grote zaal van het kasteel een hels lawaai. Het was net of er een hond blafte. Stoelen vlogen tegen de kant en het ging er zo gruwelijk naar toe, dat ze het niet waagde stiekem door het sleutelgat te kijken, wat ze anders nog wel eens deed.

Pas de volgende morgen ging ze kijken, toen het licht was geworden. Alles lag ondersteboven, net of er hevig gevochten was. Het bloed was tegen de muren opgespat en aan het kleine raam met de tralies plakte een plukje haren. Net of daar iemand met geweld doorheen was getrokken. Toen ze dat alles zag, riep ze luid om hulp, want ze vermoedde wel, dat haar meester iets was overkomen. Ze zag dokter Faust nergens, ze vond ook zijn lijk niet en het wonderlijke was, dat ook Joost was verdwenen. Niemand heeft ze ooit terug gezien en hoe de vrouw later ook haar uiterste best deed, de bloedvlekken aan de muur wilden niet verdwijnen. En het volk van Waardenburg fluisterde, dat het de duivel was geweest, die de dokter was komen halen.


De bomen van Drie

Er waren eens drie jonge reuzen, waar ze vandaan gekomen zijn weet geen mens, maar op een keer waren ze er. Zij leefden onbezorgd, ze aten veel en dronken veel en waren blij en vrolijk. Als ze samen stoeiden en elkaar over de heuvels narenden, dan dreunde de grond onder hun voeten. De dwergen, die in de aarde woonden, zaten verschrikt naar dit geweld te luisteren en vreesden de heuvels te zien instorten. Angstig gluurden ze door de struiken, maar als een van de jonge reuzen kwam aanhollen, wisten ze niet hoe vlug ze in hun holen moesten wegkruipen.

's Avonds, als de drie uitgelaten wildemannen moe waren, legden zij zich ter ruste naast elkaar tegen de heuvelhelling en dan snurkten zij zo hard, dat de dwergen, die in de heuvel woonden, de hele nacht geen oog dicht deden. Toch waren het geen boze of kwaadaardige reuzen, want als ze sliepen gleed vaak een glimlach over hun mooi jong reuzengezicht. Nu, zoiets kan alleen gebeuren als men goed en onbezorgd is.

De volgende dag begon het spelletje opnieuw. Zij joegen de wolven achterna, dreven ze in het wolvenbos en sloten ze daar op. Of ze vingen een beer en lieten hem dansen; maar de middelste van de drie broers, die de goedhartigste was, liet de wolven en de beer weer vrij. Zo stoeiden ze de hele dag tot ze moe waren. In de avond liepen ze hand in hand naar de grote hoogte terug, en de jongste was zo moe, dat de beide anderen hem steunen moesten.

Toen ze op de heuvel aankwamen, ging juist de zon onder. De twee jongsten sliepen dadelijk, maar de oudste van de broers zat daar lang te kijken naar de kleurentover aan de hemel en hij wist zich niet de vreemde ontroering te verklaren, die over hem kwam.

Tot die avond had hij alles gevonden zoals het was, niet schoon en niet lelijk; maar nu voelde hij een ongekende zaligheid in zich. Hij wist wel, dat de zonnegod iedere avond daar door de verre grote poorten van Asgard wegreed; maar het was hem, alsof hij het deze avond voor het eerst gezien had. Van de andere zijde kwamen nu stille nevelgeesten naderen. Zij gingen om de heuvel heen, maar geen enkele kwam naar boven waar hij zat. Toen het grote oog van de nacht boven de verre bossen uitkeek, zag dit hem nog boven op de heuvel; maar eindelijk legde hij zich naast zijn broers en snurkte weldra even hard als zij. En weer deden de dwergen geen oog dicht.

De derde dag, na het ontwaken, keken de reuzen rond en zagen, dat zij van dit punt uit het gehele land konden overzien. Daar lagen de bossen in de eindeloze hei en verder weg de rivieren en de meren. En de oudste sprak tot de beide anderen: "Het is hier een schoon land, we moesten ons hier vestigen en een hut bouwen." De twee anderen stemden hiermee in en er werd besloten eens flink aan het werk te gaan.

De hele dag sleepten ze met hoornen en keien en plaggen. Vier stevige eiken werden op de hoeken geplaatst. Daar tussen kwamen de wanden van dennenstammen en plaggen. Met een eiken knots sloegen ze de boomstammen in de grond, tot grote schrik van het dwergenvolk. In iedere slag was de klank van een reuzenwil en dan drong de boom een vadem diep in de grond.

Tegen het vallen van de avond was de woning klaar en stookten ze hun eerste vuur op de van grote veldkeien gemaakte haard. Die nacht deden de dwergen weer geen oog dicht; maar nu kwamen ze bij honderdtallen samen en besloten het huis af te breken. Ze werkten en sjouwden de gehele nacht en probeerden de boomstammen uit de grond te graven; maar de volgende ochtend hadden ze niet meer dan een paar zware plaggen weggesleept en een paar gangen om de hoekpalen gegraven.

Toen de reuzen de andere dag opstonden, zeiden ze tegen elkaar: er schijnen hier veel konijnen te zijn. Een van hun stampte met zijn hiel de gangen weer zo vast toe, dat ze met geen mogelijkheid weer open gegraven konden worden, en een ander nam in één greep de beide plaggen en legde die weer op het dak.

's Avonds, toen de zon onder was, kwam het dwergenvolk weer bijeen. Een van de voornaamste dwergen, die goed spreken kon en zich zelf gaarne hoorde, klom op een steen en sprak de anderen toe: "Geliefde vrienden," zei hij, "onze heuvelen zijn door een ware plaag bezocht. Wanneer wij die drie reuzen niet van hier verwijderen, dan hebben we geen leven meer. Ze lopen zo lomp, dat onze huizen dreigen in te storten. Ze snurken zo onbetamelijk, dat wij geen nacht de slaap kunnen vatten. Op het ogenblik zelfs worden mijn woorden bijna overstemd door dat onwelvoeglijke geraas. Ze eten op één dag met z'n drieën meer, dan wij allen tezamen in een heel jaar; ze doen alsof wij in het geheel niet bestaan. Dat kan, dat mag zo niet langer voortduren. Gisternacht hebben wij getracht het huis af te breken, maar het zit zó vast en sterk in elkaar, dat het onbegonnen moeite is. Wat wij in een hele nacht verwoesten herstellen zij in enkele ogenblikken. Wij kunnen in kracht niet tegen hen op, we moeten ze nu zien te verdrijven door hun het leven op allerlei wijze onaangenaam te maken, in allerlei kleinigheden hen te dwarsbomen. Want, mijn vrienden, het gehele grote leven bestaat eigenlijk uit een reeks van die kleinigheden."

De spreker werd in de rede gevallen door een andere dwerg, die wat achteraan stond en de redenaar overschreeuwde door maar niet anders te roepen dan: "Ik weet een middel, een goed middel, een raak middel, een afdoend middel!" - "Nu, vooruit, spreek op, welk middel is dat dan," schreeuwden allen. "Een best middel! Een best middel! We zullen vanavond wat vuur van hun haard stelen en het huis er mee in brand steken." Een daverend gejuich ging in de menigte op: "Ja, ja, wij moeten het huis in brand steken, dan zijn we op eens van die plaag verlost." - "Maar hoe komen wij binnen?" vroeg een der bezadigdste dwergen. "Wel, wij graven een gang onder het huis tot bij de haard," riep een ander.

Behalve de eerste spreker en de bezadigde dwerg, die al maar met hun hoofden stonden te schudden, liepen allen opgewonden van het spreekgestoelte weg naar de heuvel om dadelijk te beginnen.

Ze groeven en groeven, maar de drie jonge reuzen, die daar boven onbezorgd lagen te slapen, snurkten zó, dat er telkens stukken van de gang instortten en er vele dwergen het leven bij lieten. Ten slotte had niemand meer de moed om de arbeid voort te zetten en het eind was een algemene vlucht.

De volgende dag zeiden de reuzen tegen elkaar: "Het lijkt wel of er mollen onder het huis zitten, er is hier een gang, we zullen stenen op de vloer leggen en die vast aantrappen."

Die avond zaten de drie reuzen op een stenen vloer om de haard. Het vuur brandde lustig en ze zaten heel lang gezellig samen te praten over hun plannen om rogge te zaaien en bomen te planten. De deur stond op een kier, en daar buiten, in de grote stille nacht, stond het dwergenvolk en gluurde naar binnen. Toen ze daar zo stonden, moesten ze wel het sterke huis en de drie mooie jonge reuzen bewonderen; maar door hun dwergenzielen werd die bewondering op een eigenaardige wijze geuit. "Zie nu toch zo'n lomp huis eens aan," sprak er een. "Wat een onbehouwen balken," zei een ander, "en zo'n harde vloer van keien," sprak een derde. "Wat zijn die reuzen toch lelijke, domme, plompe monsters," deed een vierde zich horen, "van bouwen hebben ze niet het minste verstand, dat zouden ze bij ons nog eens moeten leren. Wie bouwt er nu een huis boven op de grond, 't wordt immers door de stormgeesten omvergeworpen. Zo'n lelijk grof ding steekt boven alles uit en ontsiert het gehele land. We moeten die rommel maar spoedig opruimen." - "Ik vind het toch wel mooi en flink," liet een lief dwergenvrouwtje, dat wat achteraan stond, zich bescheiden horen. "Ga naar huis en bemoei je met de pot," viel opeens haar man uit, "maar praat niet mee over dingen, waarvan je geen verstand hebt." Van dit alles bemerkten de reuzen niets, ze waren geheel verdiept in hun grote plannen.

De jongste werd het eerst wakker door brandlucht, en toen hij opzag, stond het gehele vertrek vol rook en overal waren vlammen. Hij wekte zijn beide broeders. Nog juist bijtijds konden ze het huis verlaten. Nauwelijks waren ze buiten of met oorverdovend geraas stortten de zware balken en binten van het dak neer. Aan blussen viel niet meer te denken.

Verbijsterd stonden de drie broers de verwoesting van het mooie, sterke huis, dat met zoveel krachtsinspanning gebouwd was, aan te staren. Achter elke struik zaten dwergen te giechelen, en op de vlakte dansten ze in een grote kring om het brandende huis. Maar de drie reuzen zagen dit niet. Sprakeloos stonden ze in de hoog opgloeiende vlammen te staren.

"Wij hebben gisteren vergeten de deur te sluiten," sprak eindelijk de middelste. "Ik denk, dat de wind enige vonken van de haard geblazen heeft." - "Het kan ook door een boze geest, die binnen is geslopen, in brand gestoken zijn." - "We moeten voortaan de deur goed sluiten," sprak de oudste. "Eerst weer een deur hebben," zei de tweede. "Morgen beginnen we weer te bouwen," zeiden ze bijna tegelijk, "en dan bouwen we niet één, maar drie huizen. Als er dan een afbrandt, hebben wij er nog twee over."

Schrik en neerslachtigheid waren geweken. Vóór de zon opging waren ze al op weg om bomen en plaggen te halen. De dwergen moesten met haat in het hart toezien, dat een nieuwe bouw werd begonnen op de nog rokende plaats. In de knotsslagen dreunde een nog krachtiger wil. Die avond stond een nieuw, nog sterker en mooier huis klaar. Binnen een week stonden er drie zulke huizen. Er omheen waren vlierstruiken geplant, om de boze geesten buiten te houden; op elk dak lag een pol donderbaard tegen het inslaan van de bliksem en 's avonds waren de deuren gegrendeld.

Toen dit alles klaar was begonnen de reuzen de grond om te spitten en rogge te zaaien, en onder de arbeid zongen ze hun hoogste lied uit. Maar de dwergen brachten engerlingen en onkruid in de akkers, zodat de oogst deels mislukte en erg schraal uitviel, en 's nachts vóór er gemaaid zou worden sloegen ze al de rogge neer, zodat het maaien uiterst moeilijk was. Maar de drie broers trokken het onkruid uit, ze spitten het volgende voorjaar de akkers nog dieper om en omrasterden die met dichte heggen.

Op een keer, toen de reuzen weinig te doen hadden, gingen ze naar het bos, haalden daar enige mooie jonge beuken en plantten die boven op de berg om hunne hoeven tegen de westerstormen te beveiligen. De dwergen ondermijnden de boompjes en sneden er de fijne haarworteltjes af. Maar als er één boompje dood ging, plantten de reuzen er twee voor in de plaats. De bomen groeiden heel langzaam; maar juist doordat ze zoveel te verduren hadden werden ze uiterst sterk. Weldra waren de wortels zó taai, dat de dwergen er met geen mes meer door konden komen.

Op een dag in de herfst zei de jongste reus, die altijd al wat onrustig van aard was geweest: "Ik trek hier weg. De grond is arm en schraal en dat geniepig dwergenvolk verveelt mij, ik ga naar het westen, daar is betere grond." Hij pakte zijn buidel en stapte weg over bergen en bossen. De beide anderen keken hem weemoedig na en zeiden: "Hij zal wel spoedig terugkomen, want daar in het westen zijn ook dwergen en die zijn even hartelijk als hier." Maar de winter ging voorbij en de jongste reus keerde niet terug.

Het werd voorjaar en toen sprak de tweede broer: "Ik ga ook naar het westen, ik geloof, dat de grond daar veel beter is. Onze broer komt niet terug, ik ga naar hem toe." Weemoedig zag de oudste hoe ook de tweede broer, opgewekt en vol moed, met grote krachtige passen over heuvels en bossen, over dorpen, steden en rivieren, over zeeën en bergen heen stapte. Deze was zo vol hoop, dat hij helemaal niet vermoeden kon, zijn doel nooit te zullen bereiken.

Toen hij uit het gezicht verdwenen was, bleef de laatste broer eenzaam achter. Hij sloot de twee andere huizen, onderhield de akkers en de bomen. Soms kwam de lust bij hem op, ook naar het westen te trekken om te zien hoe zijn broers het daar maakten; maar wie zou dan voor de oogst zorgen en voor de bomen? De plaats, waarvoor hij zich zoveel inspanning getroost had, was hem te lief geworden. Hij kon die niet verlaten.

En 's avonds, als hij voor de deur zat, en naar het westen keek, waar de zonnegod zijn gouden wagen door Asgards open poorten stuurde, dan zweefden zijn gedachten terug naar de avond, toen hij dat voor het eerst gezien had, toen zijn broers daar rustig naast hem sliepen: naar de tijd toen ze samen de wolven in het bos opsloten, de beer lieten dansen en het eerste huis bouwden. Nu stonden daar nog twee huizen, stil en verlaten. Zo kon hij uren, starend naar het westen, zitten mijmeren. Hij onderhield de akkers en de bomen, wellicht zouden zijn broers nog terugkomen, dan zou alles weer goed zijn zoals vroeger, en ze zouden alles uitstekend in orde vinden.

Op een avond, toen hij daar weer zo zat, zag hij ze aankomen, heel ver, en de jongste droeg de andere en riep met luide stem. Opeens stond hij overeind om hen tegemoet te gaan, maar toen hij stond, bemerkte hij dat het wolken waren geweest, die hij gezien had, en dat het de stem van de wind was geweest, die hij hoorde.

Er gingen jaren voorbij. De akkers werden steeds vruchtbaarder en de bomen groeiden langzaam, maar ontzaglijk, en zij boorden hun wortels diep in de aarde. Meer dan eens trachtten de stormgeesten ze omver te halen. In woeste donkere nachten kwamen ze in grote wilde horden op de bomen af, rukten aan de stoere stammen, sloegen met hun zwarte klauwen fel in de kroeze kruinen en gilden duivelse akkoorden, zodat de eenzame hutbewoner er van wakker schrok en angstig aan zijn jarenlange arbeid dacht, die wellicht verwoest zou worden. De volgende dag lagen er dan slechts wat tere bladeren op de grond als lieve afgerukte illusies; maar de bomen stonden sterker dan tevoren.

Vele jaren nadat de laatste reus als een eenzame wachter gestorven was, kwamen daar mensen. Ze vonden goed akkerland en drie stille, met mos begroeide huizen en ze noemden de plaats Drie. Nu staan de bomen daar als beschuttende wachters. Hun wortels groeien dwars door de wereld, en hun torenhoge koppen zijn een vaste baken voor schippers op zee. Ze staan daar hoog en geweldig én onaantastbaar. Maar ze werden ook door reuzen geplant.


De weerwolf van het bos van Engbergen

Marie trok haar omslagdoek strakker om zich heen en tuurde in het struikgewas. Hoewel de maan zijn licht zojuist nog op het pad had geworpen, was het bos hier te dicht om veel te kunnen zien. "Daan?" Haar vrijer liet niets van zich horen. Hij had er absoluut op gestaan om, na het feest in de herberg, weer over het bospad naar huis te lopen, in plaats van de langere weg eromheen te nemen, en als hij dronken was, kon ze beter niet tegen hem ingaan. Ze stond nu te wachten tot hij verderop zijn blaas had geleegd.

"Daan?" riep ze nu wat harder. Nog steeds geen antwoord.

"... Ik loop vast door." Nijdig zette ze zich in beweging. Ze wilde hier geen minuut langer blijven. Iedereen wist dat de bossen bij Engbergen onveilig waren. Of het daadwerkelijk een weerwolf was, zoals beweerd werd, wist ze niet, maar... Ze was nog geen tien meter verder toen geritsel haar deed omkijken.

Achter haar stond nu een zwarte wolf, groter dan ze ooit had gezien, klaar om te springen. Vanaf dat moment reageerde ze instinctief. Ze draaide zich om en rende de resterende kilometers dwars door het bos naar de boerderij waar ze woonde. Hoewel ze niet nogmaals achterom durfde te kijken, hoorde ze aan het gekraak van takken dat de wolf haar op de voet volgde. Voor ze de deur thuis achter zich kon dichttrekken, waagde het dier nog een uitval. Het hapte naar haar schenen, maar nam alleen een stuk uit haar rode omslagdoek. Niet veel later kwam ook Daan bij de boerderij aan. Toen Marie hem nog bevend van de schrik vertelde waarom ze naar huis was gerend en aanvankelijk de deur niet voor hem had willen opendoen, moest Daan lachen. Hij lachte met wijd opengesperde mond, waarin Marie tussen zijn tanden rode draadjes zag, in precies dezelfde kleur als haar omslagdoek...
Skål
pi_115814211
Het beeld van Erasmus

Over het beeld van Erasmus gaat een sage de ronde. Zo zal Erasmus een blaadje van zijn boek omslaan als hij de klok van den Sint Laurenstoren hoort slaan. Zolang hij dit echter niet doet, zal de Maasstad gelukkig blijven.

Ook verhaalde men dat als Erasmus het laatste blad van zijn boek omslaat, de wereld ten einde is.




Waterreus

De waterreus is een manspersoon of geest die vroeger voor Scheveningen in de zee leefde. Hij was vervloekt en gedoemd voor altijd in de golven te leven. Alleen een meisje dat 's nachts met haar wijsvinger een kruis op zijn voorhoofd zou maken, kon hem redden. Een straatarme weduwe had een beeldschone dochter, die om niet te verhongeren, elke dag uit vissen werd gestuurd. Het meisje moest in het begin niets hebben van de enge geest, maar na verloop van tijd werden ze toch op elkaar verliefd. Toen de hoeveelheid vis die de waterreus steeds in haar netten dreef, de jaloezie van de andere dorpsgenoten opwekte, vertelde ze dat ze een bondgenoot in de zee had. Toen de ongelovige dorpsgenoten het zelf uiteindelijk hadden gezien, kwam hij aan land waarna ze trouwden en hun talrijk nageslacht heet sindsdien waterreus.



De Duivelsgracht

Gorinchem... een oude stad, met oude verhalen. Zo wil het geval dat ettelijke honderden jaren geleden aan de Duvelsgracht (Duivelsgracht) aldaar een slot stond. Een prachtig slot met een akelige burchtvrouwe. De burchtvrouwe was door en door slecht. Haar personeel behandelde ze nog erger dan een hond. Kortom... een vrouw met dus een duidelijke slechte reputatie. Op zekere dag meldde een arme zwerver zich bij de poort, en bedelde om een kom melk. De burchtvrouwe werd hierdoor zo kwaad. Zij pakte een emmer met melk, en zei tegen de zwerver: "Weet je wat ik met melk doe?" En vervolgens keerdde zij de emmer melk leeg over de binnenplaats, en schrobde de straatstenen ermee. Op zekere nacht kwam er een vloek over de burchtvrouwe. Tijdens een zwaar onweer verdween de burchtvrouwe met burcht en al in de Duvelsgracht. Niemand heeft ooit meer iets van haar vernomen. En soms... soms als het dondert en bliksemt in Gorinchem, dan kun je de burchtvrouwe nog horen gillen.



Fraeylemaborg

"In de provincie Groningen, in het plaatsje Slochteren staat de Fraeylemaborg. Dit was helemaal in het begin een veste, waar mensen naar toe konden gaan in tijden van gevaar. Later werd het een woonhuis. Verschillende redelijk beroemde mensen hebben hier gewoond. Henry Piccardt, Thomassen � Thuessink van der Hoop van Slochteren en Gerriy van Houten. Van wat ik me kan herinneren is een vrouw van de Engelse koninklijke familie getrouwd met een van der Hoop van Slochteren, maar dit weet ik niet zeker.

Nu gaan er spookverhalen rond over de borg. Grappige is, de medewerkers zelf weten hier niks van. Ik doe namelijk sinds een klein tijdje elke Zaterdag vrijwilligerswerk op de borg. Onder andere als een voorloper voor stage. Natuurlijk ook omdat ik het de mooiste borg van heel Nederland vind. Maar toch ook omdat ik nieuwsgierig was of de spookverhalen rond de borg waar zijn.

De spookverhalen:

Een dief was ontdekt in het kasteel, maar de agent van toen kon de misdaad niet oplossen. De Vrouwe van de borg wist wie de dief was; haar kamermeisje, maar ze vertelde haar man dat het de zoon van een bediende was om haar kamermeisje te redden. De jongen werd onmiddellijk gearresteerd en zijn vonnis was dood door ophanging. De Vrouwe van de borg probeerde haar man over te halen niet zoiets drastisch te doen, maar hij luisterde niet. Voordat de jongen werd opgehangen schreeuwde hij luid dat hij onschuldig was. Nu gaat er het verhaal dat je zijn kreten nog steeds kunt horen in het park. Ik weet niet of dit een waar gebeurd verhaal is, maar het is zeker mogelijk.

Het volgende verhaal is echt gebeurd, het word zelfs verteld tijdens rondleidingen in de borg.
Ik had al verteld dat Henry Piccardt op de borg heeft gewoond. In het begin studeerde hij in Groningen maar ging al snel naar Parijs en werd daar een dokter, en later zelfs kamerheer van Louis XVI. Men vroeg zich af waar hij al het geld vandaan haalde. Later kwamen ze er achter dat hij vermomd als zwerver door de straten van Parijs zwierf en geld verdiende door liederen te zingen en op zijn harp te spelen. Dit was natuurlijk een schandaal en hij was geforceerd het land te verlaten en weer terug te keren naar de Fraeylemaborg in Slochteren.
Je zou nu nog af en toe hem kunnen horen zingen en spelen op zijn harp in het torenkamertje van de borg. Of dat waar is, weet ik niet.

Er is nog een verhaal maar die is minder bekend. In de tijd dat de borg nog een verdediging functie had kon je vrij op het landgoed komen. Om het landgoed heen lag veen, dat nog niet was ontgonnen. Het werd dus streng afgeraden om buiten het landgoed te komen. Op een dag waren twee kinderen aan het spelen op het landgoed. Ze hadden zoveel plezier dat ze niet doorhadden dat ze steeds dichter bij het veen kwamen. Even later waren ze buiten het landgoed gekomen en in het veen beland, waar ze wegzakte en daardoor dus overleden. Eigenlijk kun je dus zeggen dat ze al spelend zijn overleden. Het verhaal gaat dat als je met een groep kinderen een wandeling door het park maakt en ze plezier hebben dat je op de achtergrond nog twee kinderen kunt horen lachen.

Nou, zoals ik al zei werk ik in de borg. Tijdens de wisseling ben ik altijd even alleen en ik heb nu al een paar keer gehad dat ik me niet op mijn gemak voelde. Alsof iemand vanuit de hal naar mij zat te kijken. Naast de balie waar ik zit, is een trap die naar de eerste verdieping leid. Ik heb een keer het gevoel gehad dat iemand vanaf de trap naar mij keek. Dit gevoel was echter maar heel even, maar toch lang genoeg om mij ongemakkelijk te voelen."


pi_115855722
De Sammelkes


Volgens het oude Wieringer volksverhaal waren Sammelkes (ook wel Sammeltjes of Sommeltjes genoemd) een soort kaboutertjes die in een kuil op Zandburen woonden. Het waren gemoedelijke wezentjes die pijp rookten en op kleine fluitjes speelden. Zij hielden van blinkende voorwerpen. 's Nachts gingen ze op pad om zulke spullen te verzamelen. Wie 's avonds vergeten had een koperen pot of ketel binnen te halen of die niet goed poetste kon die 's morgens keurig gepoetst in hun kuil of ergens anders terugvinden. Wel moest je goed op zilveren munten passen: als je in het donker langs hun kuil liep had je grote kans die munten daar kwijt te raken. Bij het bewerken van het land vond men af en toe kleine pijpenkopjes die Sammelepiepkes werden genoemd (Wat men er niet bij zegt is dat de Nederlandse bodem bezaait ligt met kapotte stenen pijpen, vraag maar aan iedere willekeurige amateur-archeoloog!). Hun fluitjes leken ook verdacht veel op de restanten van pijpenstelen. Kleine kinderen werd verteld dat als zij 's avonds niet in huis bleven ze wel eens een Sammelke konden tegenkomen! In het verleden bezorgden de sammelkes ook de kleine kindertjes, maar deze taak werd later overgenomen door de ooievaars. De sammelkes werden langzaam overbodig, en in de 19e eeuw geloofden de mensen niet langer in sammelkes. De Sammelkeskuul verdween en werd gewoon bouwland. Sinds die tijd zijn er geen sammelkes meer gesignaleerd op Wieringen.
Sammelkes elders in het land

Behalve op Wieringen komen de Sammeltjes maar op één andere plaats voor: op Texel. Op Texel had men een Sommeltjesberg waar in 1777, bij één van de eerste opgravingen in Nederland, Romeinse overblijfselen zijn gevonden. De tekenaar Pieter van Cuyck, die in 1789 in zijn "Brieven over Texel en de nabij gelegen eilanden" ook over Wieringen schreef, heeft deze opgraving beschreven. Er was een rijke buit: een emmer, een bekken, bronzen beslag voor een drinkhoorn, messen, drie bijlen, sporen, een paardenbit met ketting, een haak om een ketel aan op te hangen, een steelpan met zeef voor de wijn. Van deze vondst is helaas niets bewaard gebleven, behalve een paar tekeningen. Van Cuyck weet ook dat de naam Sommeltjes in het plaatselijk dialect zoveel betekent als Spook of Geest.

Verhalen over dwergen en aardmannetjes vinden we niet alleen op Wieringen. Zij stammen uit vroegere pre-christelijke tijden en komen overal in het land voor. Het verschil is dat de dwergen meestal niet in een kuil maar op een heuvel wonen. Deze plaatsen blijken vaak vroegere grafheuvels of urnenvelden te zijn.
Onder Oss lag bijvoorbeeld de Hansjoppenberg in de nabijheid van een prehistorische begraafplaats. Een Hansjop is een soort dwerg. In andere streken werden zij Guurkens en Alven genoemd. In Brabant liggen veel Alvinnenbergen, Abergen of Asbergen. Ook hier zouden veel Germaanse urnen gevonden zijn.
Historici menen dat hier sprake is van een manier waarop mensen onbegrijpelijke verschijnselen, in dit geval herinneringen aan een verleden waarover niets meer bekend is, proberen te verklaren. Dit kan niet altijd op een normale manier, dus komen er veel witte wieven, kabouters, geesten en zelfs de duivel aan te pas. Elders zijn bronzen potten, urnen en ketels die op deze plaatsen gevonden zijn vaak het "bezit" van de kabouters genoemd. Op Wieringen was het "buit", spullen die zij van de mensen hadden gestolen. De Sammelkeskuul zou volgens deze theorie dus een restant of herinnering aan een oeroude heidense offer- of begrafenisplaats kunnen zijn. Al klopt dit met de gangbare theorieën over dergelijke plaatsen in Nederland, er is bij de Sammelkeskuul nooit iets gevonden wat deze theorie bevestigd. De eigenaardige voorkeur van de sammelkes voor koperen voorwerpen zoals potten en pannen komt dus alleen in het verhaal voor en wordt voor zover we weten niet ondersteund door bijzondere vondsten zoals bijvoorbeeld op Texel of in Oss.
Beschrijvingen van de Sammelkeskuul

De in de Anna Paulownapolder werkzame Ds. O.G. Heldring, die grote belangstelling had voor alles wat de Oudheid aangaat, schrijft in de Geldersche Volksalmanak van 1845, dat hij op Wieringen, niet ver van Hippolytushoef een 'Sommeltjeskuil' heeft bezocht. Hij schrijft daar zwarte, asachtige moergrond aangetroffen te hebben, zoals die nergens anders op het eiland voorkwam. Daarin "stak een zeer aanzienlijk aantal scherven" Hij meende zodoende dat Zandburen waarschijnlijk een offer- of begraafplaats uit vroeger tijd was en schrijft dat daar Romeinse scherven aanwezig zijn.

C.J. Bruinvis (apotheker en amateur-historicus te Alkmaar) reageert in een in 1853 verschenen artikel in het tijdschrift 'De Navorscher' op een eerder verschenen artikel van Ds. Heldring over diens oudheidkundige opsporingen in Noord Holland en op de eilanden. In afwachting van verdere berichten van de dominee meldt Bruinvis wat hij weet over de Sommeltjes: "de Sommeltjeskuil, 10 min. beoosten St. Hypolitushoef op Wieringen, is mede sedert geruime tijd verdwenen, zijnde gevuld en in bouwland herschapen thans toebehorende aan Nan Scheltus, welke, voor weinige jaren, toen er enige ophef van gemaakt werd, heeft laten graven, waardoor een ring en enkele penninkjes (welke) werden gevonden. De naam wordt nog in eene nabijzijnde boerenwoning, de Kuil geheeten, bewaard. Vandaar haalden de Sommeltjes 's nachts een ketel om beuling (worst) te koken en brachten hem, voor de menschen opkwamen, weder glad geschuurd, met twee beulingen er in, terug. Voorts sponnen en werkten zij voor de lieden."

Of de mensen in die tijd zo bijgelovig waren dat zij echt in het bestaan van Sammeltjes geloofden weten wij niet. Wel vonden ze het geen bezwaar om dicht bij de Sammeltjeskuil te gaan wonen. Deze lag immers bijna midden in de oude buurtschap Zandburen.
Locatie van de Sammelkeskuul
Rest nog de vraag: waar lag de Sammeltjeskuil precies?

De twee schrijvers Heldring en Bruinvis beweren dat deze gelegen moet hebben 15 min. ten N.O. van Hippolytushoef. Dr. W.J. de Boone, redacteur van het tijdschrift "Westerheem", schrijft in 1953 in een artikel o.a. dat hij in een gesprek met dr. J. Daan aan haar heeft gevraagd waarom zij in haar uitvoerige dissertatie over Wieringen de plaats van de Sammeltjeskuil niet heeft aangegeven. De schrijfster zegt dat het haar spijt dat zij die, ondanks herhaalde pogingen, niet heeft kunnen lokaliseren. Kennelijk zijn de Wieringers de juiste plaats vergeten.

Op 17 okt.1960 schrijft dr. de Boone namens de Archeologische Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland een brief aan de gemeente. Daarin vertelt hij over het gesprek met mevr. Daan en dat hijzelf denkt dat de plaats van de Sammeltjeskuil gevonden kan worden. Hij citeert uit Van der Aa: "Ter plaatse, waar deze boerderij (nl. Sommeltjeskuil) gestaan heeft, is vroeger een heidensch kerkhof geweest waar men nog vele scherven vindt, welke in walletjes en omliggende velden gevonden worden. De tot deze hofstede behoord hebbende gronden beslaan eene oppervlakte van ong. 5 bunder en worden thans in eigendom bezeten door de heer Nan Scheltus en anderen woonachtig te Wieringen."

De gemeentesecretaris beantwoordt op 10 febr. 1961 de brief als volgt:
"De Sammeltjeskuil heeft zich bevonden op landerijen aan de Gemeenelandsweg, momenteel in gebruik bij S. Snooy, Gemeenelandsweg 14".
Volgens de gemeentesecretaris heeft meester J. Kuiper, hoofd Openbare Lagere School, hem verteld dat: "de Sammeltjeskuil de zandkuil moet zijn geweest waarin de kabouters hun pijpjes rookten. S. Snooy heet nog altijd 'Simon van de Zandkuil'. De zandkuil is niet meer te zien, wel nog de oude boerderij achter in het land." Meester Kuiper bedoelt een oude boerderij die nu ook is gesloopt. Daaruit blijkt dat de juiste plaats niet meer precies is aan te wijzen.

Tot voor kort waren de Sammeltjes onze plaatselijk bekende legendarische wezentjes. Sinds 2001 is daar verandering in gekomen door de uitgave van het kinderboek "Een nacht bij de Sammeltjes" van Hans Kuyper. Daarin wordt verteld hoe het meisje Marije samen met haar vader naar Wieringen reist en daar een verhaal hoort over de Sammeltjes en een verdwenen ketel. Nu kunnen kinderen overal in Nederland over de Wieringer Sammeltjes lezen.
Dit verhaal is een bewerkte versie van een deel van het artikel over de geschiedenis van Zandburen, geschreven door T. Hoogschagen-Metselaar en verschenen in Op de Hóógte (tijdschrift van de Historische Vereniging Wieringen) jaargang 2005, nr. 3

Bronnen:
Regionaal Archief Alkmaar
C.J. Bruinvis - De Sommeltjesberg op Texel en de Sommeltjeskuil bij St. Hypolitushoef op Wieringen. In: de Navorscher jrg 3, 1853 pg 51
Van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek, deel 10 uit 1847 pag. 579
J. Schuyf - Heidens Nederland; zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden. Utrecht 1995.
A command line lets you get intimate with your computer, data and protocols. GUIs are like wearing full body condoms.
pi_115856166
tvp
Childhood is over the moment you know you're going to die.
'Snelwegen verbreden om files op te lossen? Dat is zoals de broeksriem losser maken tegen obesitas'
pi_115859323
Mijn photobucket doet het niet , pagina kan niet weergegeven worden dus ja k kan ff niet verder.
pi_116462554
De Duvelskoele

Een Drentse sage over een wanhopige boer en de duivelIn Koekange leefde een man, die een keuterijtje had, een klein boerenbedrijfje. Hij kon zichzelf en zijn gezin er mee in leven houden maar meer ook niet. Het was armoe troef. De tijden werden nog slechter, de oude koe werd mager en gaf geen melk meer en de geiten maar heel weinig. En toen zijn vrouw de man verweet dat ze wel gek moest zijn geweest dat ze ooit met zo'n mislukkeling getrouwd was, liep deze met een dolle kop de deur uit, greep een stuk touw uit de hooischuur om vervolgens naar een dennenboom te lopen met de bedoeling zich op te knopen.

Juist toen hij het touw over een tak gegooid had, stond er een man voor hem, die hij nooit eerder gezien had, een zwerver zo het leek. "Wat nu?" vroeg de man, die wat mank liep. "Ik kan niet meer," zei de boer. "Alles loopt mij tegen, er was haast geen gras dit jaar, dus ook geen hooi, 't koren is verrot door de regen en nu mijn vrouw de kop ook nog verkeerd staat wordt mij alles te veel…"

`Dit moet je niet doen," zei de zwerver. "Wat je vrouw betreft, daar kan ik niets aan veranderen maar verder wil ik je wel helpen bij het werk. Ik heb verder toch niets te doen."

"Ik kan je er immers niet voor betalen," zei de boer, "en wat het eten betreft, dat is alleen maar aardappelen met geitenmelk."

"Dat maakt mij niets uit," zei de zwerver, "alleen stel ik deze voorwaarde: als je helemaal geen werk meer voor mij hebt, moet je doen wat ik je zeg." - "Akkoord," lachte de boer en hij gaf de man opdracht het oude boerderijtje wat op te knappen. "Anders waait ons de komende herfst het dak boven 't hoofd weg."

Heel verwonderd zag hij hoe de kerel aan het werk ging drie dagen later was het karwei klaar. "Nu moet je de achterste akker maar gaan ploegen en daarna de grond gaan eggen. Alleen heb ik geen paard en de koe kan dit werk ook niet meer doen want ze moet al gauw kalven!"

Twee dagen later was alles gedaan zoals de boer gevraagd had. "Wat nu?" vroeg de zwerver. "Stobben (boomstronken) rooien uit dat stukje grond zodat ik daar volgend jaar iets op kan verbouwen." Ook dat werk was in twee dagen klaar.

Toen begreep de boer dat hier iets niet in de haak was. Hij keek eens naar de voeten van de zwerver en begon te zweten door dat wat hij zag: bokkenpoten! "Wat heb je nog meer voor mij te doen?" vroeg de zwerver na het middagmaal. "Leg om het huis en naar de weg een straat van flinten (keistenen), die allemaal even groot zijn." De man ging keien zoeken en het duurde niet lang voor het hele pad klaar was.

De boer zei niets maar ging met lood in zijn klompen naar huis. Zijn gezicht was zo wit als een gekalkte muur. Dat zag zijn vrouw en ze vroeg hem wat er met hem aan de hand was. Tenslotte biechtte hij alles op, ook al schaamde hij zich diep. Maar zijn vrouw lachte en kwaad zei de man: "Wil je zo graag van me af?" - "Nee," zei ze en fluisterde hem wat in het oor.

De volgende morgen kwam de Duvel (want dat was de zwerver) weer bij de boer. "Is er nog werk voor mij?" - "Welzeker," was het antwoord. "Het touw van de putemmer is kapot. Draai nu uit zand een touw in elkaar dat zo lang meegaat dat mijn kleinkinderen het nog kunnen gebruiken." - "Jij grote ezel," schold de Duvel, "dat heeft iemand anders, die snuggerder is dan jij, verzonnen." En hij stampte met zijn linkervoet op de grond, zo hard, dat er een diepe kuil ontstond, vlak naast de put bij de boerderij. En hoe ze later ook probeerden de kuil dicht te gooien, het lukte niet.

En hij is er nog altijd: de Duvelskoele. Er ligt alleen geen ijzeren rooster bij, zoals dat het geval is bij sommige kerken, zoals die van Havelte en Borger. Deze roosters dienden vroeger om de varkens te beletten op het kerkhof rond de kerk te komen maar het volksgeloof wou dat ze dienden om de Duvel met zijn bokkenpoten te beletten daar te verschijnen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------

Route

De Duvelskoele bij Koekange valt niet meer exact te lokaliseren, daarvoor is de sage te oud. In de omgeving van het Koekanger veld, ergens bij een afgelegen boerderijtje, moet de Duvelskoele, zonder dat haar eigenaren het weten, nog zijn.
pi_116463048
't Spinwiefien op de Ekelenberg


Een Drents volksverhaal over een wijze oude vrouwDe oude Ekelenberg of 'Den Ekel' zoals hij genoemd werd had veel gezien in de vele, vele jaren dat er mensen over hem heen waren gelopen. En ook hij was in die jaren niet dezelfde gebleven.

Er waren mensen om hem heen komen wonen, die gevist hadden in de Reest en de plassen. Ze waren taai als leer en wisten zich slechts met veel moeite in leven te houden. Als ze gestorven waren, werden ze verbrand. Dan trok de rook over de berg en namen de vlammen alles wat vergaan kon met zich mee. Dan was de gloed van het vuur ver, heel ver weg nog te zien. Als dan het vuur gedoofd was werd de as bij elkaar geveegd en in een pot gedaan, die bij de anderen in de grond op de oude Ekel werd gezet.

Zo was het geslacht na geslacht gegaan tot de grote sterfte was gekomen. Er waren maar weinig mensen overgebleven en die waren bijna allemaal vertrokken omdat ze bang waren geworden voor de plaag die over hen gekomen was. Een paar waren gebleven waaronder de wikkerse, de wijze vrouw. Ze had nog lang geleefd en vaak was ze 's avonds, als ze niet kon slapen, naar de hoogste plek van den Ekel gegaan. Daar was ze dan gaan zitten en had ze uitgekeken over het lagergelegen land, uren lang. Als dan het licht van de maan door de boomtakken speelde leek het net of ze daar zat te spinnen.

Dan zeiden de mensen in de buurt 's avonds: "Zie je daar 't Spinwiefien op den Ekel? Zij denkt aan wat voorbij is en ziet wat er nog allemaal zal gebeuren. Ze is een wijze vrouw…"

En altijd als de mensen in nood waren kwamen ze bij haar om hulp te vragen. Nooit gingen ze ongetroost weer terug. Tot ook haar tijd kwam en zij geroepen werd naar 't verre land van Avalon waaraan zij geloofde en waar het zo mooi moest zijn. Waar geen dood was en geen gebrek, geen ongeluk en geen nood.

Maar al was zij dan gestorven, de mensen wilden het niet geloven. Ze vertelden elkaar dat ze er toch nog was, daar op die vertrouwde plek, dat ze er steeds weer naar toe kwam als vanouds en dan weer zat te spinnen als de maan zo vreemd door de kruipnevel scheen. Maar niet iedereen kon haar nu meer zien, alleen de mensen die haar hulp nodig hadden. Zo werd er gefluisterd van geslacht op geslacht.

Veel, veel later woonden Roelof Harms en zijn vrouw Albertien in Zuidwolde. Ze waren de enigen in de buurt die geen kinderen hadden en vooral Albertien had het daar heel moeilijk mee. Zij wachtten en verlangden en verlangden en wachtten…

En als er dan weer een jaar voorbij was en de nieuwjaarsvisites begonnen, huilde Albertien vaak omdat ze wist wat ze daar weer te horen zou krijgen.

"Ik houd dat niet vol! Ik ga niet meer mee. Ik kan dat geplaag niet meer aanhoren!"

"Wat zullen de mensen dan wel zeggen?" vroeg haar man. "Juist dan komen er praatjes en dan heb je er later nog meer verdriet van." Er werd tussen hen beiden niet meer over gepraat maar het ging precies zoals Albertien wel gedacht had. Ze kon dat alles niet meer verdragen en haar gezicht werd steeds smaller en kleurlozer. De buren zeiden tegen elkaar: "Wat zou Albertien toch hebben? Ze ziet er zo slecht uit. Daarom kan ze natuurlijk ook geen kinderen krijgen."

Tante Annechien durfde er met Albertien over te praten. "Het gaat niet goed met jou, Albertien. Wat is er toch? Zit het tussen jou en Roelof niet goed of is er iets anders? Stort je hart maar eens bij mij uit als je daar behoefte aan hebt." Albertien had een goede band met haar tante en aan haar biechtte ze al haar zorg en verdriet op. Ze huilde zo dat haar tante er zich geen raad mee wist. Toen Albertien wat rustiger werd begon tante Annechien te vertellen van wat zij als kind van haar grootmoeder had gehoord. Die wist met zekerheid dat het Spinwiefien nog altijd op den Ekel kwam. Lang geleden had er een vrouw geleefd die hetzelfde probleem had als Albertien. Die was naar haar toe gegaan en had later nog drie kinderen gekregen.

"Als de kruipnevel over 't land hing, moest ze op blote voeten van den Ekel naar de Reest lopen, daar in het maanlicht de voeten wassen en dat drie dagen volhouden."

Albertien had niets gezegd toen haar tante dat allemaal verteld had. Maar toen het zomer was geworden kroop ze drie dagen achter elkaar 's avonds, als haar man vast in slaap was, stilletjes uit bed en deed wat ze moest doen zoals ze dat van haar tante had gehoord. En ze smeekte: "Laat het toch mogen helpen! Waarom alle anderen wel en ik alleen niet."

Toen ze terug naar huis ging dacht ze te zien dat het Spinwiefien weer op haar plek bovenop den Ekel zat. En het was net of ze haar toeknikte. Toen ging ze rustig weer naar bed.

Wat de oorzaak was wist niemand maar Albertien werd erg ziek.

"Kou gevat," zei tante Annechien. "Kou, midden in de zomer nog wel," zeiden de buren. Maar al kwakkelde ze eerst nog wel wat, toch werd Albertien weer beter en fleurde ze helemaal op. En dat de wonderen de wereld nog niet uit waren begrepen de buren toen er in mei bij Roelof en Albertien een zoon werd geboren. Ze zeiden: "Wie had dat nou durven denken". Maar tante Annechien zei niets en lachte maar wat voor zich uit. Zij wist er alles van en als er nog eens gelachen werd om het Spinwiefien zei ze: "Er is zoveel tussen hemel en aarde waar we niets van begrijpen. Als je er maar in gelooft, dan komt het vaak goed."
pi_117197003
De gesloten steen

Op de hoek va de Oude Gracht en het Eligenhof in Utrecht ligt een grote steen aan een ketting. Het is natuurlijk een beetje gek dat een steen aan een ketting moet liggen, maar dit is een hele speciale steen... Het is namelijk een echte duivelssteen!

Volgens de verhalen van vroeger vond de duivel het leuk om 's nachts met deze steen te spelen. Hij rolde de steen door de stad en ging ermee overgooien met een vriend. De bewoners van de stad vonden dit niet leuk, omdat ze natuurlijk doodsbang waren voor de duivel, maar ook omdat ze, door al het lawaai van de steen niet konden slapen! Het geluid klonk door de hele stad en er gingen vele nachten voorbij dat geen enkele inwoner een oog dicht kon doen. De mensen waren zo moe, dat ze besloten dat er iets moest gebeuren! Daarom huurden ze priesters in, die de duivel zouden verdrijven. Dit lukte, maar om er helemaal zeker van te zijn dat het niet nog een keer zou gebeuren, hebben ze de steen aan een ketting gelegd. Die krijgt de duivel nooit meer los!




Het spook van Paushuize (Utrecht)

Bij een groot en oud huis als Paushuize horen natuurlijk wilde verhalen over spoken en geesten. Zo eindigt een trap in de kelder op een dichte muur.

Eén van de verhalen is dat de ziel van Hortense, vrouw van koning Lodewijk Napoleon, achter deze muur woont en af en toe komt spoken door het pand. Zij had het in Paushuize altijd zo naar haar zin en zou ze ooit eens hebben gezegd dat haar ziel na haar dood naar dit huis zou gaan.

Hier wordt dankbaar gebruik van gemaakt, tijdens het inwijden van nieuwe medewerkers. De 'uitverkorene' vertelde dan over de mysterieuze geluiden, van krakende vloeren tot klepperende deuren, die hij hier meemaakte. Eén van de nieuwelingen schijnt ooit smekend op zijn knieën te hebben gelegen.




De Basilisk in Nederland

Er zijn vele volksverhalen waarin de basilisk een rol speelt.

In Dokkum kwamen in 513 achttien mensen om door de basilisk.

Negen eeuwen later dook het wezen op in Oldeboorn, toen daar een put gegraven werd. Uit de put kwam een verstikkende damp en de haantjes de voorsten kwamen om. Hier ging het om twaalf mannen, vier vrouwen en twee kinderen. Toen het daglicht op het wezen scheen, viel hij dood. Het staat beschreven in een kroniek van 1413. Als oorzaak werd de glasblazerij aangewezen, de glasblazer weigerde het achtste jaar zijn zaak te sluiten door hebzucht.

In Utrecht verrees een basilisk in een bierbrouwerij. Een man kwam om in de kelder en niemand waagde zich nog in eigen kelder, omdat de keldergewelven ondergronds verbonden zijn. Hier werd een uitgebroed hane-ei als oorzaak gezien. In de Middeleeuwen werden hanen opgehangen. Een jongeman versloeg de basilisk met een spiegel voor zijn borst, het dier zag zijn eigen verderfelijke ogen en viel dood neer.




De Lebstok

De Lebstok (soms: Lebbestok of Lebbestaok) is de grenspaal tussen Peest en Zeijen (provincie Drenthe) gelegen waar de Schaapdijk en de Veldweg samen komen.

Het overlevering wil, dat op een dag vlak bij Peest een meisje, Lebbe genaamd, werd vermoord om het geld dat ze bij zich had. Maar de markelieden van Norg (waar Peest onder viel) wilden haar niet begraven, omdat ze het te duur vonden. Dat wilden ze niet zeggen en dus beweerden ze dat Lebbe niet op de markegrond zou liggen. Nou, als dat zo was, wilde de marke van Vries (waar Zeijen onder viel) dat wel doen en ze plaatsten bij haar graf op de hei een stok. Als herinnering aan ieders plicht en... als nieuwe grenspaal. Lebbe lag immers niet in de gemeente Norg, dus moest het wel Vries grondgebied zijn. Zo komt het dat de grens tussen Peest en Zeijen zo'n merkwaardige hoek heeft. Ondanks dat de gemeenten Norg en Vries niet meer bestaan, is deze hoek nog steeds zichtbaar, omdat ze beide in een andere nieuwgevormde gemeente ondergebracht zijn: Noordenveld en Tynaarlo.




De Schreierstoren (Amsterdam)

De Schreierstoren, aan de Prins Hendrikkade, kent zijn legendes. Volgens overlevering zouden hier in vroeger eeuwen geliefden afscheid hebben genomen van hun zeevarende mannen en zonen. Vele tranen moeten er vergoten zijn, en in de dikke torenwand kan men nog een steen ontdekken, uit 1569, met daarop een huilende vrouw. Overigens heeft dat schreien ook nog een andere betekenis: het zou afgeleid zijn van het woord 'schrayhoek', dat wijst op de ligging van het gebouw: op een rechte hoek.
De eeuwenoude stenen muren hebben in elk geval vele levens zien passeren. Voer voor spokerijen? Zeker weten, aldus Rogier Wolffenbuttel. Zijn vader Hans begon op de begane grond een horeca-uitspanning, waar Rogier in het begin achter de bar stond. "Het was een stille maandagavond," vertelt hij. "Geen klant in huis. Ik zat maar wat naar buiten te staren en de krant voor de derde keer te lezen. Maar ineens voelde ik dat iemand binnen was gekomen. Alsof ik het uit m'n ooghoeken had gezien. Iemand die naar achteren was gelopen, naar de Herenkamer." Rogier stond op om de bestelling op te nemen. Even was hij van slag. Er zat helemaal niemand. Alle stoelen stonden, als tevoren, keurig aan tafel geschoven. Alhoewel... eentje stond naar achteren, alsof er net een klant had plaatsgenomen. Toeval?
Rogier besloot er niet te lang bij stil te staan. Maar: "Loop ik richting bar, springt het koffie-apparaat ineens aan." Een onzichtbare klant, die meende dat het kopje koffie te lang op zich liet wachten? "Krijg nou wat," dacht Rogier, en liet het erbij.
Een collega-barman nam de 'verschijnselen' in de toren minder stoïcijns op. Net had hij de deuren afgesloten om rustig de kassa te kunnen opmaken, toen in één vlaag alle kaarsen doofden. Geschrokken verliet hij het pand. Maar het was alsof er iets aan hem kleefde. Elke lantaarn die hij passeerde, doofde een paar seconden, om vervolgens weer aan te springen. Sindsdien weigert de betrokkene in de toren te werken. (Dovende kaarsen, daar lijken de spoken patent op te hebben: we zullen ze nog vaker tegenkomen, op onze speurtocht.) Rogier en vader Hans lieten zich door al die gekheid echter niet op stang jagen.
Maar toch. 's Avonds laat - ze waren nog maar met z'n tweetjes - hoorden ze plots een enorm kabaal achter de afgesloten deuren van de befaamde nautische winkel Harri's, die in de bovenliggende etages huist. Het klonk alsof daar zware kasten omvielen. "Inbrekers, dachten we. Nou is die ouwe van me niet bang uitgevallen, dus we besloten die types zelf in de kraag te grijpen." Het duo begaf zich naar buiten en wachtte, verborgen in de duisternis, af. Rogier: "Maar niemand kwam naar buiten, dus gingen we maar weer eens een kijkje ne-men. En meteen weer zo'n knal." Tijd dus om de politie in te schakelen. "En wat denk je? Binnen stond alles netjes op z'n plaats. Er was niks omgevallen en er was ook niemand te vinden – terwijl de deuren afgesloten waren."


pi_117779292
Een boeddhistische legende:
quote:
The Temple of Celestial Harmony
There is a legend of a monastery deep in the mountains of Nepal wherein dwell an order of monks which never see evil or ugliness. Their monastery is in a sheltered vale and protected by mountain passes. The monks come to the monastery as infants and never leave their entire life, everywhere around them is nothing but beauty, serenity and peace. There is no sickness here. Death, when it comes, usually at an age of around 110 years or more, sometimes a great deal more, is treated as a joyous occasion and there is no mourning. They raise their own crops and make a soothing drink called “tansgoma”. It is said to allow men to dream while waking. They are said to be capable of shape shifting, often into birds, to travel to the heavenly realm at will and to see long distances while in meditation. They never leave but travelers in the summer of 1922 claimed they have an uncanny knowledge of the outside world including, so the village elders told them, knowledge of the then recent World War in Europe.

The people in the surrounding village are not permitted to enter the sanctuary but trade spices and other goods from a basket which is lowered from the walls at sunrise and again at sunset. Here, there is no greed, no lust, no envy. All belongs to all. There is no hierarchy all are equal. Marco Polo heard of the Temple and these legends came down to us as the legend of Prester John and the lost city of Shangri-la Four times in a thousand years enemies, each in their turn, have made their way to the walled monastery. The Mongols, the Rajputs, the Mughals and the Chinese. Each lured by tales of golden idols, with eyes of ruby each the size of a melon. Each army was devastated, destroyed almost to the man by a raging plague which was borne upon the very air they breathed but which the monks and surrounding villagers are immune.

No Westerner has ever so much as touched the sacred walls of the temple compound. It is told that the great Alexander himself made it to the first pass but turned back when he discovered the bloated and blackened bodies of his advance force. He went no further east in his conquests, his men threatening to mutiny, these battle hardened veterans had seen something in that valley which frightened them more than all the Armies of the east, and after turning westward back toward Macedon, Alexander was himself dead within the year. Near the opening of this pass lies the broken form of a 1970s era Russian jet fighter. The bodies of its two pilots still rotting in their harness. No effort has ever been made to recover their bodies. The Nepalese Army now guards the pass. They deny the existence of the temple and will shoot any person regardless of nationality who tries to enter. In 1992 a Japanese film crew consisting of expert mountaineers with modern gear, including oxygen and satellite communications, attempted to avoid the guarded pass by going over the mountain to the west of the temple. They were “lost” in the mountains no trace having ever been found.

It is said that the monks are waiting for something, but nobody knows why they wait. Very little has come out of the valley since the 1920s. The mystery only deepens with each passing year.
Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
pi_117785344
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 oktober 2012 16:44 schreef Gray het volgende:
Een boeddhistische legende:

[..]

Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
Je zou er een hele slechte kung fu-film van kunnen maken, ofzo... :P
  dinsdag 9 oktober 2012 @ 19:43:28 #81
241970 R0N1N
Live free or die trying
pi_117786841
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 oktober 2012 16:44 schreef Gray het volgende:
Een boeddhistische legende:
Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
Zou wel eens een 'drone' door die pas willen sturen :9
The truth may be out there, but the lies are in your head.
pi_117841399
Mooie sagen en legenden! Nu kom ik zelf uit Brabant en verder dan de legende van de Bokkenrijders kom ik helaas niet vrees ik. Anderen die ik hier tegenkwam klonken wel erg bekend (zoals de van Faust bijvoorbeeld). Als ik zelf wat vind zal ik het delen met jullie :)
"They are rage. Brutal, without mercy. But you.... You will be worse. Rip and tear, until it is done!"
"Omae wa mou shindeiru."
"All we know is... he's called The Stig!"
pi_117864772
Hmm. Hier in de buurt hebben wij dit. Volgens mij slaat dit ook op een van de witte wieven.

Cilie de Nevelhekse
Een Hoogeveense sage over de Drentse Romeo en Julia
Rond 1700 woont er nabij Hollandsche Veld - een dorpje vlakbij Hoogeveen - een schutmeester die De Stroeve wordt genoemd. Hij is verantwoordelijk voor het stuwen van het water in het Riegmeer en de omliggende vaarten. Het volk is bang voor hem; hij is moeilijk in de omgang en men beweert dat hij aan 'zwarte kunst' doet.

De schutmeester woont samen met zijn oude huishoudster en zijn pleegdochter Cilie. Het meisje heeft een mooie stem en zingt ze de prachtigste liedjes die de bewoners en de schippers betoveren. Over haar afkomst wordt geheimzinnig gedaan. Ze zou het bastaardkind zijn van een Surinaamse slaaf en de vrouw van een plantage eigenaar. Volgens de bevolking wijst alles erop dat Cilie een heks is...

Tijdens een warme zomer logeert bij de familie Bentinck in Hoogeveen een adellijke jonge arts, Allard genaamd. Hij is uit Den Haag gekomen en gebruikt deze zomer om nieuwe levenslust op te doen in de natuur. Wanneer hij op een dag buiten is wordt hij aangetrokken tot het Riegmeer. Hij probeert het te bereiken via een door kreupelhout omzoomd dijkje. Dan hoort hij een prachtige zangstem: een reine en zuivere stem van een jong meisje dat hem verder en verder lokt, tot achter de woning van De Stroeve, waar hij met ingehouden adem blijft staan luisteren en kijken...

Plotseling klinkt er een vreselijke schreeuw. Marije, een meisje uit Hollandsche Veld, blijkt gebeten door een adder en Allard snelt toe. Als arts weet hij wat hem te doen staat: hij pakt zijn pennenmesje, opent de wond en bindt de ledemaat af met zijn zakdoek. Maar de gedachten aan de stem en de verschijning van het wonderschone meisje laten hem niet los... Hij vraagt aan iedereen hem iets over Cilie te vertellen. De mensen zeggen echter dat ze vanwege haar neiging om in de ochtend- en avondschemering de velden in te trekken 'Nevelhekse' wordt genoemd. Hij blijft er over praten en het lijkt wel of Allard 'betjoend' is door haar gezang, dat hij in haar macht is...

De volgende dag brengt Allard een bezoek aan de zieke Marije. Haar moeder is woedend: "Als Marije komt te steven," zo gilt ze, "dan zal die Nevelhekse haar volgen! Haar gezang heeft zowel Marije als de adder behekst!" Allard schrikt en gaat naar het huis van De Stroeve om hem en Cilie te waarschuwen. De man is niet thuis, maar hij heeft wel een tweede ontmoeting met het meisje. Haar onschuld en puurheid laten hem in een hevige verliefdheid ontbranden... Hij kiest er echter voor zijn liefde voor Cilie te onderdrukken. Hij is van adel en hoe zullen zijn ouders reageren als hij met zo'n heidinnetje thuis zou komen? Bovendien heeft zijn moeder al een huwelijk geregeld met een adellijke dochter van een van haar Haagse vriendinnen.

Wanneer hij enige tijd later langs het kerkhof loopt, is de koster bezig met het graven van een graf. Tot zijn grote schrik wordt hem door de man verteld dat het graf bestemd is voor Marije. Ze is dood! Tijdens haar begrafenis wordt het volk opgezweept in de strijd tegen het boze. "Marije stierf onder een vloek van een heks en de heks zal moeten boeten," zo fluisteren de mensen op weg naar huis.

Een paar dagen later ondergaat Cilie haar lot. Ze wordt uitgescholden, geslagen en bijna door Marije's moeder gewurgd. Ze wordt door haar in het Riegmeer gegooid, maar net op dat moment komt Allard uit de struiken tevoorschijn en springt hij Cilie na en lukt het hem haar te redden van de verdrinkingsdood. Na deze gebeurtenis hebben Allard en Cilie dagelijks contact. Hun vriendschap groeit en Cilie vertelt hem haar eigen levensverhaal. Volgens haar is ze een kind uit een adellijk huis, een dochter van een Franse edelman.

Wanneer zijn moeder hoort van Allards' vriendschap met het meisje en haar slechte reputatie verneemt, wordt hij gedwongen terug te keren naar Den Haag. Hij neemt afscheid van een betraande Cilie en belooft haar snel te zullen terugkeren en haar te zullen schrijven. Zijn brieven worden echter achtergehouden door De Stroeve en Cilie raakt langzaam maar zeker wanhopig en ten einde raad. Ze gaat zelfs bij de familie Bentick in Hoogeveen naar Allard vragen, maar ze wordt alleen maar uitgelachen en beschimpt. Op de weg naar huis wordt ze bovendien nog met stenen bekogeld en uitgescholden door een krijsende menigte.

Vier dagen later wordt De Stroeve midden in de nacht wakker door het geluid van een waterval. Als hij gaat kijken blijkt het schut open te staan, waardoor het water zich met donderend geraas in de brede sloot stort. Hij vindt geen spoor van Cilie. Ze is verdwenen. Ze heeft het schuthuis in weer en wind verlaten in haar nachtkleding.

De Stroeve vervalt in driftbuien en gewetenswroeging. Drie dagen na haar verdwijning meldt hij zich bij politie en bekent een drievoudige moord. Zijn echte naam is Martin Balringe. Hij is slavendrijver geweest op een Surinaamse plantage. Daar werd Cilie geboren, als dochter van zijn meester, de markies De Cosse. Martin lokte een opstand uit, doodde de markies en vertrouwde Cilie toe aan een tante. Deze vroeg kort voor haar dood het meisje naar Nederland te brengen, naar haar familie in Amsterdam. Martin ging echter rechtstreeks naar het Hollandsche Veld, geld en juwelen met zich meenemend.

Jonker Allard komt drie dagen na Cilie's verdwijning naar Hoogeveen. Vergeefs doorkruist hij de velden, in de hoop dat Cilie zich ergens verschuilt. Op zoek naar haar lijk laat hij in alle plassen vissen. Ze wordt niet gevonden. Allard legt zijn oor te luister bij de bevolking, maar het enige wat hij verneemt is roddel en achterklap. Allard is uiteindelijk weer naar Den Haag gegaan, maar niet voor lang. In de loop van 1706, het jaar van Cilie's verdwijnen, maakt hij de eerste van een serie lange reizen. Men zegt dat hij dat deed in de hoop afleiding te vinden voor zijn zielsverdriet...

pi_119504550
Overijssel is dé Nederlandse provincie bij uitstek die rijk is aan volksverhalen. In de mondelinge en schriftelijke vertelcultuur circuleren griezelige, grappige en spannende sagen, legenden, persoonlijke vertellingen en sprookjes over heksen, reuzen, rovers, spoken, verborgen schatten, witte wieven, wolven, heiligen en kabouters.

Deze verzameling volksverhalen is door de inwoners van Overijsselse steden en dorpen zelf geschreven, of herschreven uit de eeuwenoude overlevering. Historische en moderne verhalen wisselen elkaar af. De verhalen variëren van moderne volksverhalen over verdwenen buren tot verhalen die gebaseerd zijn op een gebeurtenis uit het verre verleden, van (bijna) waargebeurd tot verhalen vol magische schepselen. Het zijn verhalen met humoristische wendingen, dramatische eindes, tot 'ze leefde nog lang en gelukkig'.

De volksverhalen in dit boek hebben allemaal een binding met een specifieke plek in Overijssel. Ze trekken rond van de Kop van Overijssel tot Salland en Twente, van Kampen, Den Ham, Deventer en Zwolle tot Tubbergen en geven Overijssels dorpen en steden een eigen identiteit.
Ze gaan over Swaantje bij de Lemelerberg, de koerijders in Twente, de Groene Jager bij Den Ham, Klein Duimpje in Deventer, tot de zwarte engel van Steenwijk.
Deze verhalen voor jong en oud bieden een kijkje in het vluchtig cultureel erfgoed van de provincie.
Een prachtig verhalenboek met kleurrijke illustraties, om zelf uit te lezen of uit voor te lezen en zo de levendige traditie van verhalen vertellen voort te zetten.

pi_119643673
De Paardenburgh in Bodegraven

Dan is er nog een legende over de Paardenburgh, en deze legende heeft alles te maken met de bijzondere gevel steen die zich boven de voordeur van de boerderij bevindt.

Naar het schijnt woonde hier voeger een zeer vrekkige oude boer. Het was nog in de tijd van de burenhulp. Thuishulp bestond nog niet. Op een dag werd de vrouw van de boer ziek. Het ging steeds slechter met haar tot ze helemaal niet meer uit haar bed kwam. De buren riepen de boer erbij en zeiden,: je moet er nu echt een dokter bij halen want dit komt niet goed.

De boer die helemaal geen zin had om zijn geld aan een dokter te moeten betalen wuifde de bezwaren weg. Onzin! Riep hij nijdig. Mijn vrouw is zo’n taaie die wordt vanzelf weer beter. Nog eerder zullen hier de paarden de trap op lopen dan dat mijn vrouw zal sterven. ’s Avonds zat de boer zoals gewoonlijk met zijn arbeiders aan de tafel, onder de lamp wat te lezen toen er ineens een hels kabaal aan de voorkant van het huis was. Toen ze snel naar het voorhuis renden zagen ze drie paarden de trap op rennen de slaapkamer van de zieke vrouw in. Ontsteld rende de boer erachter aan. In de kamer aan gekomen was er geen spoor meer te zien van de paarden maar toen hij bij de vrouw ging kijken bleek zij te zijn overleden.




Het zwarte spook van Pieterburen

Het verhaal gaat, dat een Moor, die al 20 jaar in dienst was van Sonoy, hem ook als dienaar volgde op Dijksterhuis. Op de borg vatte hij liefde op voor een dienstmeisje, dat zijn liefde niet kon of wilde beantwoorden. Hierdoor in woede ontstoken, vermoordde hij het meisje in de kamer, die later de naam kreeg: moriaanskamer. Als straf voor zijn misdaad werd de Moor op 20 oktober 1596 onthoofd in de buurt van de borg. Nog zwerft hij rond op de plaats, waarop eens een van de oudste borgen van Groningen stond, als het zwarte spook van Pieterburen.



De Stoep uit Gelderland

De Stoep is een kwelgeest uit Gelderse overleveringen. Hij zou op de rug van eenzame mensen springen, om zichzelf vervolgens loodzwaar te maken, maar verdwijnt zodra de wandelaar huizen bereikt. De geplaagde is dan alleen wel doodop.

Stoep is verwant aan de Ossaert, Blauwe Gerrit, Lange Wapper en Kludde.




Platte Thijs

Platte Thijs (ook bekend als Pater Thijs, Achtkante Boer of Broekermeer) is een legendarisch figuur uit het Hoorn van de 16e eeuw, dat voorkomt in diverse sagen. Hij wordt vanwege zijn - naar idee van het volk - rechtvaardige rooftochten, de Nederlandse Robin Hood genoemd.

Platte Thijs is in de geschiedschrijving veelal neergezet als een meedogenloze dief. De sage vertelt echter dat de man alleen stal van de rijken, om de verdiensten uiteindelijk onder de armen te verdelen. Uiteraard werd dit door de autoriteiten niet gewaardeerd, en werd hij gearresteerd. Platte Thijs verzette zich bij zijn arrest hevig, en tijdens het gevecht dat hierop volgde werd zijn neus met een zwaard afgehouwen (hetgeen hij met de naam Platte Thijs heeft moeten bekopen). Uiteindelijk verloor hij de strijd; hij werd opgesloten in een donkere cel in de (oude) Oosterpoort. In de nacht na zijn gevangenneming verboog Thijs de tralies van zijn cel en ontsnapte hij. Toen hij echter weer werd gevonden en gearresteerd, reageerden de gerechtsdienaren extra fel, en vermoordden zij hem. Ter nagedachtenis hebben de bewonderaars van Thijs toen een steen met zijn beeltenis in de gevangenismuur gemetseld. Nadat de Oosterpoort in 1818 was afgebroken, werd deze steen in 1880 in het Westfries Museum geplaatst, waar deze nu (2008) nog steeds te vinden is.




De draak van Gelre (Gelderland)

Volgens deze legende is Gelre ontstaan in de 9de eeuw onder keizer Karel de Kale, heerser over het Heilige Roomse Rijk. In die tijd heerste ook de angst voor een monsterlijke draak, die zich verschanste op een vlakte aan de Nederrijn. In 878 stuurde heer van Pont, gezaghebber over dat gebied, zijn zonen Wychardus en Lupoldus op de draak af om hem voorgoed te verslaan. De broers troffen het monster slapend aan onder een mispelboom. Er volgde een bloedig gevecht dat eindigde in het nadeel van het monster. Tijdens de strijd slaakte de draak meerdere keren de kreet 'Gelre! Gelre!'. Op de plek van de triomf mochten de broers een kasteel bouwen dat ze ‘Gelre’ noemden, naar de kreet van de draak. Rond het kasteel ontstond het stadje Geldern en Wychardus werd de eerste graaf van het gebied. Mispel, Gelderse roos of gewoon Gelderse bloem?

pi_121674495







Het Solse gat, de Duivelsberg, de Hunebedden, Stavoren: over veel plekken in Nederland doen van oudsher sagen en legenden de ronde. In Spannende paden, Wandelingen met sagen en legenden, wordt een aantal van de boeiendste verhalen verteld aan de hand van wandelroutes van On Track.Bijvoorbeeld de legenden van de Bokkenrijders en de roversbende van de Zwarte Kaat en het verhaal van de Onzalige Bossen. De geselecteerde routes zijn maximaal 16 kilometer lang en voorzien van sfeervolle horeca onderweg, zodat ze ook geschikt zijn voor de donkere dagen van het jaar.
pi_121903712
Op 15 april 2005 werd er door Stali een sage gepost op dit forum over Ossendrecht.
Ik vond dit forum op internet bij onderzoek naar mijn stamboom.
Het vertelt het volgende:

Het jongetje met het meisje op de buik.

De Ossendrechtse bevolking vertelt een verhaal over de familie Beijerss van Voxdale. Jan leefde met zijn vrouw Katharina en hun zes kinderen in de Ossendrechtse bossen. Dit zou om en nabij de campingplaats moeten zijn waar de Pitmeeting zal worden gehouden. Mede dankzij de sage is de camping hier in de omgeving niet populair.
Jan en Katharina waren indertijd erg geliefd onder de plaatselijke bevolking, mede omdat Katharina kennis had van de genezende werking van planten en kruiden en ze veel mensen hielp aan een ‘medicijn’ tegen allerlei kwalen. Heel lang ging dit goed, totdat er vreemde dingen gebeurden wanneer ze bij de mensen thuis was geweest. De roddels dat Katharina een gevaarlijke vrouw zou zijn groeiden uit tot een diepe haat onder de Ossendrechtse inwoners. Zij, Katharina was de schuld van alle kwaad dat zich in de gemeenschap afspeelde.
Op een nacht toog de woedende bevolking met brandende fakkels naar het huis van de nog vredig slapende familie Beijerss. Niet veel later stond het huis in vlammen en bij deze grote brand zou Catharina en haar jongste dochtertje Anna zijn omgekomen. Jan Beijerss en de andere kinderen zouden wel tijdig de bossen zijn ingevlucht maar de jonge Christiaen zou niet verder met hen mee zijn gevlucht en volgens het verhaal heeft de arme jongen twee dagen ontroostbaar met zijn kleine dode zusje Anna in een draagdoek op zijn buik rondgelopen in het bos rondom het afgebrande huis en toen is hij verdwenen.

Ik vind het een heel triest verhaal en je vraagt je af wat is hier allemaal van waar? Ik heb vandaag wat gesnuffeld in de inheemse magazines en ben hierin de volgende feiten tegengekomen:

Het oude archief van Ossendrecht, althans dit van voor 1600, is grotendeels verloren gegaan. Er zijn wel gegevens over de oudste generaties gevonden in de Antwerpse Schepenregisters en zijn er ook opzoekingen gedaan in de archieven van Breda, Roosendaalen Kalmthout. Hieruit is gebleken dat de naam Beijerss van Voxdale een verbastering is van de beroemde naam Beyerssone van Voxdale
Jan Beijerss van Voxdale werd rond 1458 geboren. Uit archieven blijkt dat hij inderdaad gehuwd was, maar het is nooit helemaal duidelijk geworden met wie. Jan Beijerss van Voxdale woonde in Ossendrecht, was in ieder geval gehuwd met een zekere Katharina en samen kregen ze zes kinderen en van Christiaen en Anna is inderdaad nooit meer iets vernomen.

1. Mechtelt
2. Christiaen (verdwenen)
3. Cornelie
4. Jan
5.Cornelis
6. Anna (verdwenen)

Het meest bizarre is dat vandaag de dag er nog steeds melding wordt gemaakt door wandelaars in het zogenoemde Beiersbosje van een jongetje met een dode baby in de draagdoek op zijn buik.

Graag zou ik in contact komen met Stali of iemand anders die mij meer kan vertellen over de bron van dit verhaal.
Ik kan er nergens anders iets over vinden.
De Beijers van Voxdale uit het verhaal is namelijk een directe voorouder van mij en ik zou heel graag meer willen weten.
pi_121927253
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 januari 2013 20:17 schreef fluxxie het volgende:
Het meest bizarre is dat vandaag de dag er nog steeds melding wordt gemaakt door wandelaars in het zogenoemde Beiersbosje van een jongetje met een dode baby in de draagdoek op zijn buik.
Interessant, heb je dit ergens gelezen of gehoord?
pi_121935487
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 januari 2013 20:17 schreef fluxxie het volgende:

[...]

Graag zou ik in contact komen met Stali of iemand anders die mij meer kan vertellen over de bron van dit verhaal.
Ik kan er nergens anders iets over vinden.
De Beijers van Voxdale uit het verhaal is namelijk een directe voorouder van mij en ik zou heel graag meer willen weten.
Probeer het hier eens: C&H / Genealogie Topic #9 :)
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_121991561
Op IJsland zijn elven, gnomen, trollen en andere wezens een onderdeel van het leven daar..
Het vulkanische, en soms sprookjes/spook-achtige landschap en de rust leent zich daar natuurlijk ook wel voor, maar de overtuiging van vele mensen zet je ( mij in iig) toch wel aan het denken..
pi_122288401
Even een post quoten die ik in het OH topic tegenkwam. Ik vind dat ie hier niet mag ontbreken :):

quote:
0s.gif Op dinsdag 1 januari 2013 14:17 schreef Dance99Vv het volgende:
dag van Vandaag:

Nieuwjaar is de dag waarop het begin van het nieuwe jaar wordt gevierd. In de westerse wereld is dit op 1 januari, in andere culturen vaak op andere data. Bij deze viering zijn wederzijdse gelukwensen en goede voornemens gebruikelijk.

Geschiedenis

Lang geleden begon het nieuwe jaar bij het begin van de lente, als de natuur weer tot leven kwam, of begin januari, als de dagen beginnen te lengen. Bij de invoering van het christendom wilde de Kerk een eind maken aan de heidense gewoonten rond deze nieuwjaarsviering, en riep 1 januari uit tot bid- en boetedag om de besnijdenis van Jezus (8 dagen na de geboorte) te vieren. Maar ook daarna vierde men het nieuwe jaar nog rond de oude heidense data, maar ook op Sint Maarten (11 november); de eerste adventsdag; de zonnewende (rond 21 december); of Maria Boodschap (25 maart). De Spaanse landvoogd Requesens besloot in 1575 dat het nieuwe jaar officieel op 1 januari begon.

De Babyloniërs brachten rond 2600 v.Chr. een koningsoffer. Ze meenden dat op nieuwjaarsdag de koning het mikpunt van de goden zou zijn, dus vervingen ze de koning tijdelijk door een slaaf of een ter dood veroordeelde, reden hem als koning rond en offerden hem ten slotte. Zo werd het kwaad een jaar afgewend.

De oude Germaanse oud-en-nieuwviering werd in de winter gevierd, duurde 12 dagen en nachten en heette 'Joelfeest'. Het Joelfeest begon op 25 december, als de dagen gingen lengen, en duurde tot 6 januari, het huidige Driekoningen. Rond de 8e dag, ofwel 1 januari, was het hoogtepunt met grote vuren, dierenoffers en veel eten en drinken. In hedendaagse paganistische religies (o.a. Wicca) wordt Yule gevierd rond 21 december.

Bij de Romeinen begon het nieuwe jaar op 1 maart, totdat Julius Caesar in 44 v.Chr. de juliaanse kalender invoerde, vanaf die tijd was Nieuwjaar op 1 januari.
De Romeinen offerden sindsdien op die dag aan de god Janus (waarnaar januari is genoemd) om hem mild te stemmen voor het aankomende jaar.
Dit begin van het jaar in maart komt nog tot uiting in de namen van onze maanden september ("zevende maand"), oktober ("achtste maand"), november ("negende maand") en december ("tiende maand"), en in de schrikkeldag, die voorkomt aan het eind van de laatste maand van het jaar: februari.

Gebruiken en Tradities

Men ziet de periode van Kerst tot Driekoningen (de heidense twaalf nachten) tegenwoordig nog steeds als feestelijke periode. In deze periode vallen (verplichte) snipperdagen en schoolvakanties, en veel bedrijven zijn gesloten. Veel mensen laten de kerstboom tot na Driekoningen staan. De tradities van onze heidense voorouders hebben dus nog steeds invloed.

De nieuwjaarsvuren zijn terug te vinden in de traditionele kerstboomverbrandingen die in sommige plaatsen nog steeds worden georganiseerd. De oude vuren werden destijds gedoofd, en nieuwe vuren werden ontstoken om het oude jaar te vernietigen en de komst van het licht en het nieuwe te onderstrepen.

Ook moesten de geesten van de overledenen en de demonen worden verjaagd, die juist rond deze tijd konden opspelen. Dit verjagen gebeurde met veel lawaai, wat we nog terugvinden in het gebruik om rond de jaarwisseling vuurwerk en klokgelui te gebruiken.

Deze geesten moesten echter ook gunstig gestemd worden. Zij konden namelijk de mensen en het vee vruchtbaar maken en het gewas doen groeien. Men bracht ze daarom ook offers, die men na het ritueel zelf opat en -dronk. Dit vinden we terug in onze eigentijdse kerst en oud-en-nieuwgerechten terug, zoals kerststollen, duivekaters, wafels, knieperties, spekdikken, oliebollen en de traditie om uitgebreide maaltijden aan te richten met veel alcoholische drank.

Het geven van cadeautjes en nieuwjaarsgiften aan familie en personeel was al onder de Romeinen gebruikelijk. Het vindt in Frankrijk plaats op nieuwjaarsdag, in Italië op Driekoningen, in het Verenigd Koninkrijk op Eerste kerstdag, in Duitsland op Kerstavond en in Nederland op Sinterklaas (5-6 december) en met kerst. In 1535 schafte Maarten Luther Sinterklaas af; het Kerstkind werd de brenger van geschenken.

Op 1 januari wensen we iedereen het beste, zodat we die wensen ook terug ontvangen. Vroeger werd vooral geld gegeven. In de 19e eeuw liep dat uit de hand, toen men wildvreemde voorbijgangers geld probeerde af te bedelen met berijmde nieuwjaarswensen en -prenten. Schoorsteenvegers, vuilnisophalers, straatvegers, nachtwakers en lantaarnaanstekers verkochten hun beste wensen; tegenwoordig zijn het de tijdschrift- en krantenbezorgers die ons zo hun beste wensen overbrengen, en zien we dit gebruik nog terug in het sturen van kerst- en nieuwjaarskaarten, het geven en bezoeken van nieuwjaarsrecepties, en de gewoonte iedereen die men ontmoet het beste te wensen voor het nieuwe jaar.


Nieuwjaarsduik te Scheveningen.
In de laatste jaren is het gebruikelijk geworden zich massaal in het open en dus koude water te storten, meestal in, soms zonder zwemkleding, maar ook in allerlei fantasie-uitmonsteringen, dit gebruik staat bekend als de Nieuwjaarsduik. De traditionele Nieuwjaarsduik die op 89 locaties in Nederland werd georganiseerd, trok op 1 januari 2012 een recordaantal deelnemers. In Scheveningen namen deze keer 36.000 mensen een duik. Dit is mede te danken aan het record-warme zachte weer (13 graden C) en en het relatief warme zeewater van deze Nieuwjaarsdag.

Ook op 1 januari vindt het traditionele Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker plaats, een jaarlijks concert op nieuwjaarsdag in de Wiener Musikverein, het concertgebouw van Wenen. Dit concert wordt internationaal rechtstreeks uitgezonden op televisie.

Tevens is er een wedstrijd van het schansspringen, het Vierschansentoernooi, dat begint in Oberstdorf, Garmisch-Partenkirchen, Innsbruck en Bischofshofen. Dit wordt ook rechtstreeks uitgezonden op televisie.

Later in de maand vinden er vele nieuwjaarsrecepties in bedrijven, verenigingen en gemeenten in Nederland plaats.

:P zo weten we weer waar het vandaan komt en wat we vieren vandaag

c_/

http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwjaarsdag
pi_122332478
Boerenmagie http://www.boerenmagie.nl/

’S NACHTS OP HET TWENTSE PLATTELAND,
WAS VROEGER HEEL WAT AAN DE HAND.
RONDOM MENIG BOERENHUIS,
WAS HET DAN NIET PLUIS.
MENIG WIT WIEF, HEKS EN BOZE GEEST,
IS VOOR VELEN EEN PLAAG GEWEEST.


De extra dimensie van het platteland : sporen van magie, volksgeloof en volksgeneeskunst in het oosten van Nederland

De Heurne : Geunhuis Producties, 2012. - 142 p. -
ISBN 9789079864188. - ¤ 19,90

Magie, volksgeloof en volksgeneeskunde en daarmee samenhangende gebruiken, rituelen en symboliek speelden een belangrijke rol op het platteland. In dit boek worden hier vele voorbeelden van beschreven. Aan bod komen onder meer geveltekens, kruisen, stenen, huisornamenten, bomen, planten en kruiden.

  vrijdag 29 maart 2013 @ 09:39:29 #96
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124636522
Bij sommige dagen hoort een volksverhaal.
Goede vrijdag

Het jongetje dat de gekruisigde eten gaf

Een Godvrezende boer vond op een dag op zijn akker een vondelingetje. "Arm onschuldig schepseltje," zei hij, "welke barbaarse ziel heeft jou hier aan je lot overgelaten? Wees maar niet bang: ik neem jou met me mee en ik zal je grootbrengen." Van die dag af ging alles hem voor de wind. De gewassen waren vol vruchten, het graan groeide dat het een lieve lust was, de wijngaard gaf goede oogsten; kortom, de boer was nog nooit zo fortuinlijk geweest.

Het kindje groeide op en hoe meer het groeide, des te flinker jongen werd het, maar door dat leven in die verlaten streek had het nog nooit een kerk of een heiligenbeeld gezien en wist niets af van Onze Lieve Heer of de heiligen. Op zekere dag moest de boer naar Catania. "Ga jij met me mee?" vroeg hij aan de jongen. "Zoals u wilt, baas," antwoordde de jongen en ging met de boer naar de stad.

Toen zij bij de dom gekomen waren, zei de boer: "Ik heb nu mijn boodschappen te doen. Jij gaat maar de kerk binnen en wacht daar tot ik klaar ben." De jongen stapte de dom binnen en zag de met goud bestikte gewaden, de kostbare kleden op het altaar, de bloemen, de kaarsen en stond met open mond, omdat hij zoiets nog nooit gezien had. Stap voor stap naderde hij het hoofdaltaar en zag de Gekruisigde. Hij knielde op de altaartreden en richtte zich tot het crucifix: "Beste vriend, waarom hebben ze U aan dat hout genageld? Hebt U iets verkeerds gedaan?" En de Gekruisigde knikte ja. "Och, arme kerel, dat moet U niet meer doen, U ziet, hoe U nu moet lijden!" En de Christus knikte opnieuw.

Zo ging dat een tijdje door, dat de jongen tegen de Gekruisigde sprak, tot de plechtigheid afgelopen was. De koster wilde de kerkdeur sluiten, maar hij zag dat boerenjongetje dat geknield lag voor het hoofdaltaar. "Heila daar! Sta eens op, het is tijd om de kerk uit te gaan!" - "Nee," antwoordde de jongen, "ik blijf hier, anders blijft die arme stakker helemaal alleen. Eerst hebben jullie hem aan het hout genageld en nu laten jullie hem aan zijn lot over! Is het niet waar, beste vriend; vindt U het prettig, dat ik hier blijf?" En Jezus knikte weer ja.

Toen de koster de jongen tegen Jezus Christus hoorde praten en zag, dat de Heer hem antwoord gaf, holde de koster vol schrik naar de pastoor en vertelde hem alles. De pastoor zei: "Dat is dan zeker een heilige ziel. Laat hem maar in de kerk en breng hem een bord macaroni en wat wijn."

Toen de koster de macaroni en wijn bracht, zei de jongen: "Zet alles maar hier neer, ik ga dadelijk eten." Vervolgens richtte hij zich tot de Gekruisigde en zei: "Goede vriend, U zult wel honger hebben, wie weet hoe lang U al niet gegeten hebt. Neem maar wat van de macaroni!" Hij nam het bord, klom het altaar op en begon de Christus met een vork happen macaroni toe te reiken. En de Heer opende zijn mond en ging macaroni eten. Daarna zei de jongen: "Beste, hebt U geen dorst? Drink maar wat van mijn wijn!" en hij bracht een glas met wijn aan de mond van de Gekruisigde. Deze stak zijn lippen vooruit en dronk. Maar toen de jongen zijn eten en drinken met de Heer had gedeeld, viel hij dood neer en zijn ziel vloog naar de Hemel en loofde God.

De pastoor zat achter het altaar verborgen en zag alles. Zo zag hij dat de jongen, na het eten en drinken met de Gekruisigde gedeeld te hebben, de armen kruiste en dat zijn ziel zich losmaakte van het lichaam en zingende ten hemel steeg. De pastoor snelde naar het lichaam van de jongen toe, dat uitgestrekt lag voor het altaar: de jongen was dood.

Dadelijk liet de pastoor in de gehele stad bekend maken dat er in de dom een heilige was, en hij liet hem in een gouden kist leggen. Het volk kwam van overal uit de stad toestromen en knielde rondom de kist. Ook de boer kwam en herkende in het kleine lichaam in de gouden kist zijn pleegzoon en hij zei: "Heer, U hebt hem mij gegeven en U hebt hem mij genomen en U hebt er een heilige van gemaakt!"

Daarna keerde hij naar huis terug en alles wat hij ondernam gelukte hem, zodat hij rijk werd. Maar met het geld dat hij verdiende, betrachtte hij de liefdadigheid voor de armen en hij leidde een heilig leven, en toen hij stierf won hij de hemel, zoals aan ons allen ten deel moge vallen.

* * * EINDE * * *

Bron: http://www.beleven.org/ve(...)gekruisigde_eten_gaf
There is only one religion
  vrijdag 29 maart 2013 @ 10:02:21 #97
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124637032
Nog eentje speciaal voor de goede vrijdag.

Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt.

Een religieus sprookje uit Zweden
Het was in de tijd dat God de wereld schiep, toen hij niet alleen hemel en aarde maakte, maar ook alle dieren en gewassen en hun tegelijkertijd een naam gaf. Er zijn veel verhalen uit die tijd, en als men die kende, zou men ook in staat zijn alles in de wereld, wat men nu niet kan begrijpen, te verklaren.

Nu gebeurde het op een dag dat God in het paradijs de vogels zat te schilderen en dat de verf in de verfpotten opraakte, zodat de distelvink zonder kleur gebleven zou zijn, als God niet alle penselen aan diens veren had afgeveegd.

Toen kreeg ook de ezel zijn lange oren, omdat hij de naam die hij gekregen had maar niet kon onthouden. Zodra hij een paar stappen op de wei in het paradijs zette, vergat hij zijn naam. Al driemaal was hij teruggekomen om te vragen hoe hij heette en God werd wat ongeduldig, pakte hem bij beide oren en zei: "Je naam is ezel, ezel, ezel!" En terwijl hij dat zei, trok hij de oren van het dier een stukje omhoog, zodat het beter zou horen en onthouden wat hem gezegd werd.

Op die dag werd ook de bij gestraft. Want zodra de bij geschapen was, begon ze onmiddellijk honing te verzamelen en alle mensen, die merkten hoe heerlijk de honing geurde, kwamen aangelopen om te proeven. Maar de bij wilde alles zelf houden en joeg met haar giftige angel iedereen weg, die om honing kwam. Dat zag God en onmiddellijk riep hij de bij bij zich om haar te straffen. "Ik heb je de gave geschonken om honing te verzamelen, het mooiste wat er in de schepping is," zei God. "Maar daarom heb ik je nog niet het recht gegeven om hardvochtig tegenover je naaste te zijn. Onthoud dus maar goed dat je moet sterven, als je iemand steekt, die je honing wil proeven." Ja, er gebeurden die dag allerlei wonderlijke dingen. Zo werd de krekel blind en verloor de mier haar vleugels.

God, groot en vriendelijk, was de hele dag druk bezig te scheppen en in 't leven te roepen. En tegen de avond kwam het in hem op om een kleine, grauwe vogel te maken. "Onthoud goed dat je naam roodborstje is," zei God tegen de vogel, zette hem op zijn hand en liet hem vliegen.

Maar toen de vogel een poosje had rondgevlogen en de mooie aarde had bekeken, wilde hij ook zichzelf wel eens bekijken. Toen zag hij dat hij helemaal grijs was, tot zijn borst toe.
Roodborstje keerde en draaide en spiegelde zich in het water, maar hij kon geen enkele rode veer ontdekken.

De vogel vloog terug naar God, die daar zacht en vriendelijk zat, terwijl de vlinders, die uit zijn hand te voorschijn kwamen, om zijn hoofd vlogen. Duiven kirden op zijn schouders en uit het veld om hem heen bloeiden rozen, leliën en duizendschonen op.

Het hart van de kleine vogel bonsde hevig van angst. Toch vloog hij in lichte bogen steeds dichter naar God toe en uiteindelijk ging hij op diens hand zitten.

God vroeg wat hij wenste.

"Ik wil u maar één ding vragen," zei de kleine vogel.

"Wat wil je weten?" vroeg God.

"Waarom moet ik roodborstje heten, als ik van mijn snavel tot de punt van mijn staart helemaal grauw ben? Waarom word ik roodborstje genoemd, als ik geen enkele rode veer bezit?" Het vogeltje zag God smekend aan met zijn zwarte oogjes en draaide heen en weer. Om zich heen zag hij fazanten, helemaal rood met wat goudstof besprenkeld, papegaaien met weelderige rode halskragen en hanen met rode kammen, om nog maar te zwijgen van vlinders, goudvissen en rozen.

Natuurlijk dacht hij eraan hoe weinig er maar nodig was - maar één druppeltje verf - om hem tot de mooie vogel te maken, waar zijn naam bij paste.

"Waarom moet ik roodborstje heten, terwijl ik helemaal grijs ben?" vroeg de vogel opnieuw. En hij verwachtte dat God zou zeggen: "Ach, vriendje, ik zie dat ik vergeten heb je borstveren rood te schilderen, wacht maar even, dan is het zo klaar." Maar God lachte alleen maar stil en zei: "Ik heb je roodborstje genoemd en roodborstje zul je heten. Maar je moet zelf maar zien, dat je je rode borstveren verdient." Toen hief God zijn hand op en liet de vogel opnieuw uitvliegen.

In diep gepeins vloog de vogel in het paradijs rond. Wat zou een kleine vogel als hij kunnen doen om zich rode veren te verwerven? Het enige wat hij kon bedenken was in een doornstruik te gaan wonen. Daarom begon hij een nest te bouwen tussen de stekels van een dichte doornstruik. Het was alsof hij verwachtte, dat een rozenblad zich bij zijn keel zou vastzetten en die zou kleuren.

Een oneindige hoeveelheid jaren was verstreken sinds die dag, de heerlijkste ter wereld. Sindsdien hadden mensen en dieren het paradijs verlaten en zich over de aarde verspreid. De mensen hadden inmiddels geleerd om het veld te ontginnen en de zee te bevaren. Ze hadden zich kleren en versierselen aangeschaft en al lang geleden geleerd om grote tempels en machtige steden te bouwen, zoals Thebe, Rome en Jeruzalem.

Toen brak een nieuwe dag aan, die ook lang herdacht zou worden in de geschiedenis van de aarde. Op de morgen van die dag zat vogel Roodborst op een kleine, kale heuvel buiten de muren van Jeruzalem te zingen voor zijn jongen, die midden in een lage doornstruik in een nestje lagen. Het roodborstje vertelde zijn kleintjes over de wonderbare dag van de schepping en hoe hij zijn naam had gekregen, net zoals alle roodborstjes hadden gedaan vanaf het eerste, dat Gods woord had gehoord en was opgevlogen van zijn hand.

"En kijk nu toch eens," besloot hij treurig. "Zoveel jaren zijn verstreken, zoveel rozen hebben gebloeid en zoveel jonge vogels zijn uit hun ei gekropen, sinds de dag van de schepping, dat niemand ze kan tellen en nog altijd is het roodborstje een kleine, grijze vogel. Het is hem nog steeds niet gelukt zijn rode borstveren te verwerven." De jongen sperden hun snavel wijd open en vroegen of hun voorvaderen niet geprobeerd hadden iets groots te verrichten, om zo die onschatbare rode kleur voor zich te winnen.

"We hebben alles gedaan wat we konden," zei het vogeltje, "maar alles is mislukt. Meteen al het eerste roodborstje ontmoette eens een andere vogel, die sprekend op hem leek en waarvan hij meteen zoveel begon te houden, dat hij zijn borst voelde gloeien. Och, dacht hij toen, nu begrijp ik het! Het is de bedoeling van God, dat ik met zoveel warmte zal liefhebben, dat mijn borstveren rood worden door de gloed van de liefde, die in mijn hart woont. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen tjilpten bedroefd en begonnen er al over te treuren, dat die rode kleur nimmer hun donzige borstjes zou sieren.

"Ook op het zingen hebben wij onze hoop gevestigd," zei de oude vogel nu in lange, gerekte tonen. "Meteen al het eerste roodborstje zong zo, dat zijn borst van verrukking zwol en hij opnieuw begon te hopen. Ach, dacht hij, het is de zangersgloed, die in mijn ziel woont, die mijn borstveren rood zal verven. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." Opnieuw klonk een droevig gepiep uit de halfnaakte keeltjes van de jongen.

"We hebben ook gehoopt op onze moed en onze dapperheid," zei de vogel. "Meteen al het eerste roodborstje streed dapper met andere vogels en zijn borst vlamde van strijdlust. Ach, dacht hij, mijn borstveren zullen rood worden van de strijdlust die in mijn hart gloeit. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen piepten heel moedig, dat ze toch wilden proberen het voorrecht te verwerven, waarnaar het roodborstje al die lange jaren had verlangd. Maar de oude vogel antwoordde hun droevig, dat dit onmogelijk was. Hoe konden zij die hoop koesteren, waar vele uitstekende voorvaderen het doel niet hadden kunnen bereiken? Wat konden ze meer doen dan zingen, liefhebben en vechten? Wat konden...

De vogel hield midden in die zin op, want uit een van de poorten van Jeruzalem kwam een menigte mensen naar buiten en iedereen liep snel naar de heuvel, waar de vogel zijn nest had. Het waren ruiters op trotse paarden, krijgslieden met lange speren, beulsknechten met hamers en spijkers, waardig voorttrekkende priesters en rechters, huilende vrouwen, maar vooral een troep wild rondspringend, loslopend volk, een afschuwelijk schreeuwende bende straatslijpers. Een klein grijs vogeltje zat trillend op de rand van zijn nest. Het was bang dat de doornstruik ieder moment vertrapt en zijn jongen gedood zouden worden.

"Wees voorzichtig!" riep hij de weerloze diertjes toe. "Kruip dicht bij elkaar en wees doodstil. Er komt een paard aan, dat dwars over ons heen zal gaan, en een soldaat met sandalen met ijzeren zolen. Er komt een hele woeste bende aanstormen." Opeens hield de vogel op met waarschuwen en bleef doodstil zitten. Bijna vergat hij het gevaar waarin hij verkeerde.

Plotseling sprong hij in het nest en spreidde zijn vleugels over zijn jongen uit. "Nee, dit is al te vreselijk," zei hij, "ik wil niet dat jullie dit zien. Daar komen drie misdadigers aan, die gekruisigd moeten worden." En hij spreidde zijn vleugels nog verder uit, zodat de jongen niets konden zien. Ze hoorden alleen de dreunende hamerslagen, de jammerkreten en het wilde gejoel van het volk.

Met ogen groot van ontzetting volgde het roodborstje het hele schouwspel, terwijl hij niet in staat was zijn blik van de drie ongelukkigen af te wenden.

"Wat zijn de mensen wreed," zei de vogel na een poosje. "Het is hun nog niet genoeg die arme schepsels aan het kruis te nagelen. Nee, ze hebben op het hoofd van die ene ook nog een kroon van scherpe doornen gezet."

"Ik zie dat de doornen zijn voorhoofd hebben verwond, zodat zijn bloed vloeit," ging hij voort. "En die man is zo kalm en kijkt met zulke zachte ogen om zich heen, dat iedereen wel van hem moet houden. Het is alsof een pijl mijn hart doorboort, nu ik hem zie lijden." Het vogeltje begon steeds meer medelijden te krijgen met de man die de doornenkroon droeg.

Als ik mijn broeder de arend was, dacht hij, zou ik de spijkers uit zijn handen rukken en met mijn sterke klauwen iedereen op de vlucht jagen, die hem pijnigt. Toen hij zag hoe het bloed langs het voorhoofd van de gekruisigde vloeide, kon hij niet langer stil in zijn nest blijven zitten. Ook al ben ik klein en zwak, toch kan ik wel iets voor die arme gemartelde doen, dacht de vogel, verliet het nest en steeg op in de lucht, waarbij hij grote kringen rond de gekruisigde beschreef. Hij zweefde verschillende keren om hem heen zonder dichterbij te komen, want hij was een schuwe, kleine vogel, die het nog nooit gewaagd had dicht bij een mens te komen.

Langzamerhand vatte hij moed, vloog naar hem toe en trok met zijn snavel de doorn uit, die in het voorhoofd van de gekruisigde was gedrongen. En terwijl hij dit deed, viel een druppel bloed van de gekruisigde op de borst van de vogel. De druppel breidde zich snel uit en kleurde al zijn tere borstveertjes.

De gekruisigde opende zijn lippen en fluisterde de vogel toe: "Door uw barmhartigheid hebt u nu verworven, waar uw voorvaderen sinds de schepping van de wereld naar gestreefd hebben." Zodra de vogel in zijn nest terugkwam, riepen zijn jongen hem toe: "Uw borst is rood, uw veren zijn roder dan rozen!" - "Dat is alleen maar een druppel bloed van het voorhoofd van die arme man. Die verdwijnt zodra ik me in een beek of een heldere bron baad." Maar hoe het vogeltje ook baadde, de rode kleur week niet meer van zijn borst.

En toen zijn jongen volwassen waren, vertoonden ook hun borstveren die schitterend rode kleur, zoals die tot op de dag van vandaag op de keel en de borst van ieder roodborstje te zien is.

* * * EINDE * * *

bron: http://www.beleven.org/ve(...)haar_rode_veren_komt
There is only one religion
  vrijdag 29 maart 2013 @ 10:17:39 #98
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124637429
Het wonderkruisje van Reijerink
Een Gelders volksverhaal over een wonder in een ravennestIn de buurtschap Zwolle bij Groenlo zat in een eikenboom een ravennest. Het zat er al enkele jaren, maar nu waren de oude raven druk bezig het nest te herstellen in het vroege voorjaar. Ze vlogen af en aan en eindelijk zag het er naar uit, dat het vrouwtje ging zitten broeden op de eieren. De boer van het Reijerink vond het maar niks, die grote vogels bij zijn huis. Dieven waren het, anders niks en het liefst had hij het nest uit de boom verwijderd. Maar dat kon nu niet meer, want vrouw en kinderen zouden daartegen protesteren. En ook de knecht.

De boer was erg zuinig en het werkvolk kreeg maar karig te eten, als het aan hem had gelegen.

Nu liep het tegen Pasen en de knecht, die elke keer omhoog keek naar het ravennest in de eik, wilde wel eens weten, hoever het met de eieren stond. Hij klom in de boom en keek voorzichtig over de rand van het nest, toen ook het vrouwtje was weggevlogen van het nest. Beneden stond de boer te kijken. "Ik geloof, dat de eieren nog voor de Pasen uitkomen," zei de knecht, toen hij weer beneden kwam.

"Dat kan nooit," was het antwoord van de boer. "Dat is veel te vroeg." Maar de knecht hield stijf en strak vol, dat ze dan wel uit zouden komen. Ze kregen daarover woorden en het liep uit op een weddenschap. Als de eieren op Goede Vrijdag niet zouden zijn uitgekomen, had de knecht zijn jaarloon verspeeld. Kwamen ze op die dag of voordien wel uit, dan verspeelde de boer zijn beste koe. Dat kon hij best wagen, vond de boer, want hij had nog nooit gehoord, dat een ravennest zo vroeg uitgekomen was. Onder het werk dacht de boer, dat hij toch nog wel een beetje risico liep. De knecht was zo zeker geweest van zijn zaak. Je kon nooit weten. En omdat hij liever niet zijn beste koe verspeelde, bedacht hij een minne streek.

Eens toen de knecht alleen op het land was en verder niemand het kon zien, kroop de boer moeizaam omhoog naar het ravennest. Voorzichtig haalde hij de eieren uit het nest en nam ze mee naar beneden. In de keuken, waar het vuur van de haard volop brandde, hing een waterketel boven de vlammen. Het water was goed heet en een voor een stopte hij de eieren in het bijna kokende water. Toen nam hij ze weer mee naar buiten en legde de eieren terug in het nest.

"Ziezo," dacht hij grijnzend, "die komen zeker voor de Pasen niet meer uit."

Hij ging daarna gewoon weer aan zijn werk en deed of er niks gebeurd was. Het was Goede Vrijdag en de boer zei tegen de knecht: "Als de eieren vandaag niet uitkomen, heb je je jaarloon verspeeld," en bij zichzelf dacht hij, dat hij zijn knecht mooi te pakken had gehad.

"Ik zal eens gaan kijken," zei de knecht. Hij klom omhoog, tot hij weer over de rand van het nest kon kijken. "Zitten er al jongen in?" riep de boer van beneden. Net keek de knecht over de rand van het nest. "Er zitten al jongen in," riep hij naar beneden. "Ze zijn net uitgekomen. Dat kost je de beste koe, boer." De boer wilde het eerst niet geloven, maar toen hij ook ging kijken, lagen er inderdaad jonge raven in het nest en hij was zijn koe kwijt. Mokkend droeg hij het dier af en hij kon maar niet begrijpen, dat hij ondanks het koken van de eieren toch de weddenschap verloren had.

In het najaar trok de boer het nest uit de eik. Hij wilde niet meer herinnerd worden aan zijn nederlaag. De knecht had inmiddels al een andere boer gevonden. Toen de boer het nest uit elkaar trok, zag hij iets glinsteren in het nest en hij vond daarin een gouden kruisje.

Nu begreep de boer, waarom hij de weddenschap had verloren en zijn list niet had geholpen. Hij legde het kruisje in een kistje en vergat het verder.

Maar op een goede dag ging de oude grootmoeder, die stijf was van de reumatiek op het kistje zitten en opeens was ze genezen van de pijn en ze voelde zich weer monter als een jong meisje. Ze begreep eerst niet hoe het kwam, maar toen zag ze het kruisje. Het was een wonderkruisje. Het werd eerst bewaard op het Reijerink, maar daarna aan de kerk geschonken. En van daaruit kwam het terecht in de kerk van Xanten, met nog de resten van het ravennest. Mensen, die in Xanten de kerk bezochten, konden achter het altaar nog de afbeelding zien van het ravennest en ook het kruisje werd daar bewaard.

* * * EINDE * * *

Bron: "Volksverhalen uit Gelderland" samengesteld door G.J.H. Krosenbrink. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7082-0
There is only one religion
  zaterdag 11 mei 2013 @ 09:08:18 #99
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_126338387
De drie ijsmannen

Een verhaal bij IJsheiligen (11 t/m 14 mei)

Het was in de maand mei en overal bloeiden en geurden de bomen en de struiken.
Kevers, bijen en hommels zoemden vrolijk door de lucht.
Hans liep lekker in zijn korte broek door de wei op weg naar zijn vriendjes, de kikkers.
Plotseling zag hij in de verte een oude, in het wit geklede man naderen.
Toen de man dichterbij gekomen was vroeg Hans nieuwsgierig:
"Wie ben jij?"

"Pancratius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan.
Koning Winter is 't die mij stuurt;
daarom nu geen lente in de buurt.
IJsman zegt men tegen mij,
bekend ben ik bij allerlei.
Een suizewindje heb ik bij me hier,
dat blaast en 't doet mij veel plezier!
Sssj sssj."

Hans voelde een frisse wind lang zijn benen waaien, maar op dat ogenblik riepen zijn vriendjes de kikkers:
"Kom Hans, help ons, wij willen de lente weer roepen." En zo klonk het kikkerconcert:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang!"

Maar toen Hans omkeek zag hij daar niet de Lente staan, maar een andere oude man die een grote zak op zijn rug droeg.
"En wie ben jij?" wilde hij weten.

"Servatius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan.
Koning Winter is 't die mij stuurt,
daarom nu geen lente in de buurt.
IJsman zegt men tegen mij,
bekend ben ik bij allerlei.
Een zak heb ik vol sneeuw en ijs.
Joechei - nu wordt het weer koud en grijs."

Weer klonk het kikkerconcert:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang."

Hans had wel willen meezingen, maar het was nu zo fris geworden dat hij in zijn dunne kleren stond te bibberen.
Daarom liep hij snel naar huis om iets warmers aan te trekken.
Toen hij weer terugkwam bij de kikkers, zag hij daar een oude man met een grijze baard staan. Naast hem stond een vrouw die helemaal nat was; ze keek hem niet bepaald vriendelijk aan.

"Wie zijn jullie?" vroeg de jongen voorzichtig.

"Bonifatius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan,
striemende regen breng ik dit land,
ik ben een man van kille stand.
En dit hier is Sofie, mijn vrouwtje zoet,
die houdt van mij en weet heel goed:
het voorjaar willen wij verdrijven,
koude zal hier voortaan blijven."

Toen Hans dat hoorde schrok hij.
Wat wilden die nare mannen hier eigenlijk, nu het al mei was?
Zo snel hij kon rende hij naar het dorp terug om zijn vriendjes te halen.
"Kom vlug mee, we moeten de ijsmannen verjagen, kom mee naar de kikkervijver."
Vrolijk sprongen de kinderen achter hem aan en zongen nu met de kikkers mee:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang."

Toen de drie ijsmannen al die vrolijke kinderstemmen hoorden, vonden ze het helemaal niet meer zo leuk.
Ze trokken weg en werden niet meer gezien.
Een stevige bries blies alle donkere wolken weg en de zon kwam weer lachend te voorschijn.
Met haar warme stralen droogde ze voorzichtig de bloemen en de grasjes.
De vogels schudden de druppels van hun verenkleed, de slakken waagden zich weer uit hun huisje en Hans kon met zijn vriendjes weer in zijn zomerkleren buiten spelen.

* * * EINDE * * *
There is only one religion
pi_126379370
Hoewel het niet echt in het thema past (het is immers een sprookje) wil ik deze toch delen:
Shelley Duvall's sprookjestheater, jeugdsentiment :P
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')