abonnement bol.com Unibet Coolblue
pi_115696444
Nog een paar mooie boeken met/over sagen en legenden:






pi_115696517
Dit topic mag van mij trouwens ook wel naar C&H, daar lijkt het me meer op z'n plek dan in TRU.
pi_115708413
@Joel13
Leuke filmpjes mn man komt oorspronkelijk uit Amsterdam en ken het pand met de hoofden aan de Keizersgracht wel maar wist de legende er niet achter. Ik heb het hem net laten zien.

Verder mooie boeken k ben jaloers op je collectie. Ik ga straks ff wat dingen overnemen en eens mee naar rommelmarkten als ik weer beter ben, zit met bronchitis.
Door dit topic wil k meer weten van sagen en legenden k was als kind ook al gek op sprookjes, oude verhalen vind k prachtig.

@Nemephis liever niet verplaatsen ik post daar nooit. En volgens mij past dit topic juist heel erg in tru.
pi_115708606
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 21:57 schreef Joel13 het volgende:
Nog een paar mooie boeken met/over sagen en legenden:

[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
[ afbeelding ]
Die laatste heb ik. Veel interessante mooie verhalen over diverse Limburgse plaatsen. En een aantal doodenge toen ik het boek voor het eerst als mannetje van 8 las. :P

[ Bericht 2% gewijzigd door fratsman op 18-08-2012 10:21:48 ]
pi_115738806
quote:
14s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 21:59 schreef Nemephis het volgende:
Dit topic mag van mij trouwens ook wel naar C&H, daar lijkt het me meer op z'n plek dan in TRU.
Bovennatuurlijke wezens spelen een rol in dit soort verhalen, dus past het wat mij betreft ook heel goedl in TRU.
pi_115738842
Het ligt er ook aan welke kant je op wilt met het topic, of course :)

Goedemorgen btw! Hoe warm is het bij jou binnen? Hier *spiekt* 26,5. :{
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115738880
Oh hier is de temperatuur ook al weer aan het oplopen.
pi_115741104
Naast de Witte Wieven, zijn er in Gelderland ook veel verhalen van "Blauwe Gerrit"

Blauwe Gerrit, ook wel Blauwbroek genoemd, is een aapachtig plaagwezen. Hij is vrijwel op de hele Veluwe bekend. Hij springt op verlaten plaatsen en op duistere avonden mensen onverhoeds op de schouders. Hij maakt zich steeds zwaarder, zodat ze bekaf worden en ze zijn blij als ze eindelijk de bewoonde wereld bereiken. Ook duwt hij wandelaars opzij die in het karrespoor lopen - vooral waar twee wegen of paden elkaar kruisen. En hij danst tussen de struiken, alsof hij van de duivel bezeten is. Blauwe Gerrit ziet er dan uit als een blauw waas van geheimzinnig licht, dat op en neer gaat.

Tussen de woningen van de mensen heeft Blauwe Gerrit weinig macht; als natuurwezen hoort hij bij de eenzaamheid en de duisternis. Eerlijk gezegd doet Blauwe Gerrit zelden of nooit kwaad. Hij is alleen maar verzot op een verzetje en soms grijpt hij in, als onrecht dreigt. Over plaaggeesten zoals Blauwe Gerrit, in dialect Blaauw Garrit genoemd, doen op de Veluwe veel verhalen de ronde.

Bijvoorbeeld over een molenaar, die in plaats van de portie die hem normaal toekwam, een grote schep uit de meelzak nam. Opeens werd zijn schop zo zwaar als lood, zo zwaar dat hij hem nauwelijks kon hanteren. Dat was het werk van Blauwe Gerrit. Wel een uur is de molenaar aan het tobben geweest, maar hij kreeg de schep niet uit de zak. Plotseling hoorde hij gegrinnik. Het was alsof er snel iemand wegliep, maar hij zag niets. Toen kon hij de schop weer vrij bewegen.

Soms klimt Blauwe Gerrit op zwaarbeladen wagens. Hij had het vroeger bijzonder gemunt op voerlieden die een slokje te veel op hadden. Dan bleef hij urenlang onzichtbaar zitten op de zware lading, zodat de kar niet vooruit te krijgen was.

Nog een verhaal over Blauwe Gerrit komt uit de buurt van Voorst. De jonker van Busloo keerde op een winteravond terug van de jacht met een lege weitas. Maar daarom niet getreurd: hij zou een heel andere buit binnenhalen, kostelijker dan hazen of patrijzen! Hij zag immers Hanna lopen, de zeventienjarige dochter van een arme weduwe, die land van hem pachtte. Ze liep met een vrachtje sprokkelhout moeizaam naar huis. De jonker greep haar beet, tilde haar voor zich op zijn paard en reed spoorslags weg. Hij trok zich niets aan van haar bidden en smeken; zo'n pril zwartharig meisje was precies wat hij nodig had op een eenzame winteravond! Maar plotseling slaakte zij een gil: "Daar loopt Blaauw Garrit! Breng me gauw weer naar mijn moeder, jonker. Dit kan niet goed gaan." Maar de jonker lachte om Blaauw Garrit. Hij zag immers niets en aan bakerpraatjes hechtte hij geen waarde: "Schimmen zijn schimmen, daar houden denkende mensen geen rekening mee."

Maar opeens stond zijn paard schuimbekkend stil. Het was met geen mogelijkheid meer vooruit te krijgen. Blaauw Garrit zat bovenop de nek van het arme dier en drukte er met zijn volle gewicht op. Wat anders meestal onzichtbaar was, kregen ze nu te zien, als een visioen. De jonker en het meisje zagen het spooksel in levende lijve: dreigend, met rollende ogen als vurige bollen en een wapperend blauw kleed, dat vreemd oplichtte. Maar de jonker bleef overmoedig. Met zijn wapen stak hij naar het spookwezen: hij zou het wel klein krijgen. Maar hij kliefde slechts in de ijle lucht. Blaauw Garrit bleef onkwetsbaar. Toen sprong de jonker radeloos van zijn paard, en ging er te voet vandoor. Maar Blaauw Garrit sprong toen hem op de rug en hij kon geen stap meer verzetten. Stokstijf bleef hij staan op de plek waar hij stond. Hij kon nog maar één ding doen: Hanna zijn paard schenken en haar naar de pastoor van Gietel sturen. Die kon hem helpen, want die had een boek waarmee hij toveren kon.

Hanna reed zo snel ze kon naar haar moeders hut op de heide terug. Haar moeder, die al bang op haar dochter zat te wachten, hoorde het hoefgetrappel: "Het dodenpaard," verzuchtte zij, "dat voorspelt niet veel goeds." Haar voorgevoel werd gelukkig niet bewaarheid. Hanna kwam ongedeerd aanrijden, op het paard van de jonker! Beide vrouwen knielden neer om God te danken. En zij vergaten helemaal om de pastoor te waarschuwen.

Pas bij dageraad liet Blaauw Garrit zijn slachtoffer los. De jonker strompelde naar Busloo terug, het angstzweet hing hem als ijspegels in haren en baard. In die weinige uren was hij wel dertig jaar ouder geworden. Hanna bracht het paard terug naar de stal en ontving twee handen vol goud. Zo kon zij binnen het jaar trouwen, want met de armoede was het gedaan.
Skål
pi_115741252
Ben verbaast me dat ik van veel Drentse sagen/legenden nooit gehoord heb. Heb er tot m'n 26e gewoond, maar veel is me onbekend :{
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115742237
Mooi verhaal Valkyrjur ik had er nog nooit van gehoord.

Natalie das toch niet erg, k ken alleen de bekende en dan ook alleen maar wat ik van mn ouders gehoord heb.
  zondag 19 augustus 2012 @ 22:50:59 #61
304498 Nibb-it
Dirc die maelre
pi_115763133
quote:
14s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 06:54 schreef Nemephis het volgende:
Er is zelfs een website met een databank met Nederlandsche verhalen, de NL Volksverhalenbank.
Volgens mij was/is een soortgelijk project aan de gang, maar dan met opgenomen verhalen die dan terug te luisteren zijn via een website. Ben alleen de naam kwijt.
  zondag 19 augustus 2012 @ 23:00:17 #62
203039 pirlo444
adelante chicos!!!!!!!!!!!!!!!
pi_115763632
- weg -

[ Bericht 97% gewijzigd door Enneacanthus_Obesus op 20-08-2012 11:56:38 ]
  maandag 20 augustus 2012 @ 08:39:37 #63
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_115772859
quote:
0s.gif Op vrijdag 17 augustus 2012 16:26 schreef Joel13 het volgende:

[..]

Misschien was het toch de serie "Nederlandse Legendes" van de VPRO?

ah dat was m inderdaad, ik dacht dat het op vila achterwerk was.
als ik thuis ben ga ik het wel ff bekijken :)

ty ^O^
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_115775226
Het Stryper Wyfke

Op een verhoging in de Oude duinrug van Baaiduinen ligt het oudste kerkhof van Terschelling. Hier stond al in de 9e eeuw een klein kerkje, dat enkele malen is vergroot en in 1569 door watergeuzen is platgebrand. Vlak ten westen staat een standbeeld van het Stryper Wyfke; de legende vertelt dat een vrouwtje de in 1666 binnenvallende Engelse soldaten heeft weten af te schrikken met de mededeling dat er op de heuvel (Stryper kerkhof) honderden staan en duizenden liggen; in de veronderstelling dat het om levende mensen ging verlieten de Engelsen vervolgens het eiland.



Het ijdele melkmeisje te Oost-Souburg

De legende van het Ronde Putje vertelt dat het Melkmeisje in deze put is gevallen en verdronken.
Het ijdele melkmeisje ging dagelijks naar Middelburg om melk, aangelengd met water uit de put, te verkopen. Van de winst kon zij gouden oorkrullen kopen.
Toen zij wilde zien hoe de krullen haar stonden schoten deze los en vielen in de put. Het Melkmeisje bukte zich om ze te pakken, verloor haar evenwicht en verdronk.

's Nachts om twaalf uur rijst zij als een witte gedaante uit het water en een stem roept haar na uit de diepte:
'Half water, half melk!
Te krap gemeten!
De ziel vergeten!




Het Spookverlaat

Amalia en Frederik waren verliefd, hadden verkering, en het was een mooie zomerse zaterdagavond. Ze zaten op een stil plekje in de Rietveltse Polder - net buiten Alphen aan den Rijn. Ze deden wat verliefde mensen plegen te doen: zoenen.
Frederik evenwel wilde wat mannen plegen te willen: meer. Amalia wilde dat niet. Althans, dat zei ze. Was dit een verhaal uit Opzij, dan was de geschiedenis vast anders afgelopen: Amalia en Frederik hadden 'er eerlijk over gepraat', en een van beiden had z'n zin gekregen zonder de ander te bruuskeren. Maar het is een legende uit vroeger tijd, en dus loopt het meningsverschil noodlottig af. De kuise Amalia geeft de hitsige Frederik een duw. Hij valt in het water. Daarvandaan roept hij: "Amalia, Amalia, bemint gij mij?" Zij ziet alleen zijn strohoed nog drijven. Frederik verdrinkt.
Vanaf dat moment leidt Amalia een melancholisch leven. Ze gaat elke zaterdagavond terug naar het water en telkens opnieuw hoort ze Frederik vragen of hij haar bemint. Anderen horen ook weleens iets. Daarom heet het water, dat ooit het Verlaat heette, sindsdien het Spookverlaat. Normaal gesproken hangen op de borden van Staatsbosbeheer verhalen vol natuurbeschermers-frikkerigheid: wilt u zus niet doen, wilt u zo achterwege laten, wist u dat in deze polder de wintertaling meer dan gemiddeld wordt aangetroffen? Het bord aan het Spookverlaat is daarop een uitzondering: daar hangt de romantische gruwelvertelling van Amalia en Frederik te lezen. Hoe oud de geschiedenis is staat er niet bij. Maar, wie heet er tegenwoordig nog Amalia - dat wijst op een respectabele ouderdom.




De vloek van Westerschouwen

Een visscher uit Westerschouwen had een zeemeermin gevangen en gedood. Een poos later kwam het mannetje boven water en zei:
"Westerschouwen
Het zal je berouwen
Dat je genomen hebt mijn vrouwe;
Westerschouwen zal vergaan
En de plompe toren zal blijven staan."




Sage van de Ommelebommelestien

Daar waar baby's in de Nederlandse volksmond voornamelijk door de ooievaar gebracht worden, moet de Urker vader volgens een bekende Urker sage een roeitocht maken naar de 'Ommelebommelestien' (stien = steen) om de baby te kunnen ophalen. Deze steen ligt ongeveer 30 meter van de kust af in het IJsselmeer.

In een versie van de sage komt een ooievaar uit Egypte naar de steen toe om de baby's erin te leggen. Wanneer de baby op het punt staat om geboren te worden, moet de vader al roeiend de verloskundige naar het eiland Schokland meenemen om de sleutel tot de steen op te halen. Hierna moet de vader met de verloskundige richting de 'Ommelebommelestien' toe roeien om de baby op te kunnen halen. Tegenwoordig kan de vader met de auto naar Schokland toe rijden, aangezien beide voormalige eilanden drooggelegd zijn, maar volgens de sage moet de vader nog steeds roeien. Bij de steen aangekomen moest de vader vervolgens zoeken naar de deur van de steen om binnen te komen. Dit was geen gemakkelijke taak aangezien de deur onderwater te vinden was.

Zodra de deur werd gevonden, moest een kleine prijs voor de baby worden betaald. Traditioneel één Nederlandse gulden voor een meisje en twee voor een jongen.

De moeder zou volgens de sage in bed worden gehouden met een spijker door haar rechter voet, waar zij de geboorte van het kind zou vieren. Wanneer een Urker man werd gevraagd of hij al naar Schokland was geweest, werd er eigenlijk gevraagd of hij al kinderen heeft.




[Bronnen: Volksverhalenbank, Wikipedia & Google]
pi_115776488
De Sommeltjes

Sommeltjes zijn mythische wezens uit volksverhalen van Texel.

Sommeltjes zijn een soort aardmannetjes of trollen die in het maanlicht zouden dansen op de Sommeltjesberg, een sinds lang afgegraven grafheuvel bij De Waal[1]. Overdag zijn ze vrijwel niet te vinden. Als ze in het zonlicht komen, verstenen ze. Ze kunnen onzichtbaar worden, ook kunnen ze de gedaante aannemen van allerlei dieren. Een Sommeltje is in plaatselijk dialect een soort spook of geest.

In Wieringen worden de wezens Sammelkes of Sammeltjes genoemd, ze wonen in de Sommeltjeskuil op Zandburen bij Hippolytushoef. De wezens konden door de kieren van een bedstee komen, maar deden meestal niet echt kwaad. Ze hielpen mensen met klusjes.

De wezens houden van glimmende spullen en spelen op kleine fluitjes en roken pijp. Een pot die buitengelaten werd, kon de volgende ochtend glimmend gepoetst teruggevonden worden in de kuil. Ook andere kostbaarheden werden 's nachts verzameld. Als men langs de kuil liep, konden zilveren munten verdwijnen. In het verleden werd verteld dat de kinderen door de Sammelkes gebracht werden (zoals de verhalen van de bloemkool en de ooievaar).




Kyrië is dood

Een voerman reed eens met zijne kar den weg op van Riethoven naar Keersip. Niet verre van den Kabouterberg, onder den naam van Duivelsberg bekend, zag hij een Kaboutermanneke bij den weg rondzwerven. Treurig zeide het gedurig: 'Kyrië is dood!' De voerman met de kar op het gehucht Keersip gekomen, legde in eene herberg aan, in welk huis thans Adr. Konings woont, en verhaalde daar, met bevreemding, hetgeen hij gezien en gehoord had. Nauwelijks had de voerman dat verteld, of een aardig Kaboutermanneke sprong tot zijne nog grootere verbazing van onder de tafel en riep: 'Och! is Kyrië dood!?'
Bij dit verhaal voegt men altijd dat Kyrië ook een Kabouter en wel een uit het gezin was, hetwelk in den Duivelsberg heeft gewoond.
Deze sage wordt ook wel eens uitvoeriger en eenigszins gewijzigd verteld. Enkele malen hoorde ik, dat het in de heide heenstappend Kaboutermanneke zou gezeid hebben: 'mijn kindje is dood!' Sommigen noemen ook andere plaatsen, waar het verhaalde zou voorgevallen zijn.




Het Stenen Kruis

Als u binnendoor via Wesepe naar Olst / Diepenveen rijdt, langs het prachtige kasteel Boxbergen dat al bestaat sinds 1344 (het huidige kasteel stamt uit 1650), komt u de Eikelhof tegen.
Er staat daar een groot stenen kruis in een weiland. Op dit kruis staat 'int jaer uns heren 1493 de Donredagh na sunte micheel dage doe staerf heer Johaluedens bid vor de sele'. Dit soort kruisen, ook wel moordkruisen en boetekruisen genoemd waren vroeger geen zeldzaamheid.
Het verhaal wat heden nog veel verteld wordt is dat het kruis eens verplaatst is voor het ploegen, s’nachts precies om twaalf uur ging het spoken op de boerderij, de honden gingen huilen, de koeien werden onrustig en braken los, de paarden hinnikten van angst en de voerbakken waren verplaatst. Het kruis is terug geplaatst en sindsdien spookt het niet meer.

Waarom het kruis er staat zijn veel verhalen verbonden, één verhaal gaat over twee broers die verliefd waren op hetzelfde meisje. De ene broer vermoorde de andere broer uit jaloezie op de deel van de boerderij. Het bloed spatte rond op de staldeur. Later bleek dat het bloed niet meer te verwijderen was. Zelfs na het overschilderen bleef het bloed steeds zichtbaar. Men zegt dat de vermoorde broer onder dit kruis ligt begraven. Maar er gaan ook andere verhalen rond over het grote stenen kruis.




Huis Kernhem

De vele legendes die over het landgoed de ronde doen maken het bosgedeelte ook nu nog geheimzinnig. Zou zou er regelmatig een spook opduiken. Het "Witte Wief" zou een knappe jonkvrouw zijn, die door haar stoere ridder in de steek werd gelaten en nu nog steeds treurend wacht op zijn terugkeer. Van de op de Doolhoflaan liggende "bloedsteen" gaat de legende dat als men er bij volle maan een speld inprikt, bloed uit de steen komt stromen.

pi_115780472
Joel13, wat leuk ook met al die foto's erbij :Y
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115782090
quote:
0s.gif Op maandag 20 augustus 2012 13:41 schreef Natalie het volgende:
Joel13, wat leuk ook met al die foto's erbij :Y
Bedankt! :)

Het ontstaan van het Uddeler- en Bleekemeer

Een sage verklaart het ontstaan van twee dicht bij elkaar gelegen Veluwse meertjes in de buurt van Uddel. Een strijd tussen Thor en de slang gaat er aan vooraf. Thor slaat de slang uit de hemel en die stort neer en veroorzaakte een diep gat. Maar ook de dondergod zelf valt vlak daarbij op aarde en nog een diepe kuil ontstaat. Na de ijstijd blijft er water in de kuilen achter en zo worden het meren.
Toelichting: Volgens een andere sage, die wellicht door de tijd uit de eerste is ontstaan, moet er, veel eeuwen geleden, op de plaats waar het Uddelermeer ligt, een groot en sterk kasteel gestaan hebben, waarin een heel rijk man woonde, die echter zo boos en slecht was, dat hij wel de duivel in eigen persoon leek. Op een nacht, terwijl het vreselijk onweerde, haalden de reuzen de grond onder de burcht weg, zodat het gehele slot met bewoner en al in een onmetelijke diepte verzonk.

Vaak heeft men geprobeerd de schatten uit het meer op te vissen, maar het enige wat men ooit naar boven heeft gehaald is de ijzeren vuurplaat van de haard.

Volgens weer een andere sage, liggen er in in het Bleekemeer de schatten van de vroegere Friese koningen verzonken. De geschiedschrijvers maken melding van een burcht of lusthof van de Friese koningen, in 323 door koning Ruchold gebouwd aan het Godenmeer of Witte meer, op de Veluwe.

Nog een andere sage van het Bleekemeer meldt, dat een christenprediker er een gouden beeld van de Dondergod in heeft geworpen.

Uunnilo (ofwel Uunni-bos) is de naam van het woud, dat vroeger op de uitgestrekte heidevelden - waarin het Uddeler- en Bleekemeer liggen - stond. Het bos is in 1222 door brand vernield. In deze sage wordt die brand verklaard.

Thunar is de oud-saksische naam voor de god van de donder, ook: Thor of Donar.




De Flodder

De Flodder (ook wel Flodderduivel) is een kwelgeest uit de West-Brabantse folklore. Het houdt zich op in sloten, plassen en langs dijken. Het loert vanuit het water langs de kant op nachtelijke wandelaars, bespringt hun op de rug en laat zich vervolgens als een loodzware last meedragen. Zodra het slachtoffer de bewoonde wereld bereikt, verdwijnt de demon plots weer. De naam dankt het aan het geluid wat het voortbrengt wanneer het uit het water verschijnt.

Het wezen is verwant aan Lange Wapper en de Kludde uit Vlaanderen, Blauwe Gerrit van de Veluwe, de Ossaert uit Zeeland en de Stoep uit Gelderland. Ook het Bahkauv uit Aken vertoond overeenkomsten.

Het houdt het midden tussen een geest en een beest. Niet stoffelijk, maar wel zichtbaar. De Flodder is dus onaantastbaar, maar weegt wel gigantisch zwaar op de rug van het slachtoffer. In sommige Brabantse sagen verschijnt de plaaggeest als een grote, zwarte hond (zie ook helhond).




De Wilde Jacht

In Najaarsnachten, als de storm het zware gewei der boomen beweegt, en zwiepende regenvlagen de heide striemen, is het niet geraden op pad te gaan, want dan jaagt de Wilde Jacht, dwars door de grauwe wolkenflarden.
Heel duidelijk hoor je het bassen van honden, het schallen van hoorns en het joelen en ketteren van hen, die met den Wilden Jager mee moeten rijden in de Helsche, Rebelsche Jacht.




De spookboerderij van Brummen

Een leegstaande boerderij op de hoek Zutphensestraat-Baankstraat tussen Zutphen en Brummen staat bekend als spookboerderij. E�n van de verhalen gaat als volgt;
"Een heleboel jaar geleden woonde een familie in de boerderij, en de boerenzoon wilde met een meisje trouwen uit het dorp. Zijn vader vond het meisje te min voor de jongen en er ontstond een grote ruzie. Omdat de zoon niet met het meisje mocht trouwen ging hij kapot van verdriet en hing zich op aan de Eik die vlakbij de boerderij langs de weg staat. Sindsdien schijnt het er flink te spoken en de boerderij staat al meer dan 50 jaar te koop, maar niemand durft het aan."




De Betjeskelder te Rockanje

Even ten noorden van Rockanje, net buiten de dorpskern, ligt verscholen tussen riet en moerasbosjes het meertje De Waal. Dit meertje is vooral bekend door z’n kalksteenrots in het midden van het water, Rockanje’s Rots. Helaas is hier tegenwoordig niks meer van zichtbaar. De naam Rockanje zou “rotsachtig” kunnen betekenen en misschien heeft het dorp haar naam aan dit merkwaardige verschijnsel te danken. Uit het meertje werd in het begin van de vorige eeuw ook geneeskrachtige modder gewonnen, die een wonderbaarlijke werking had bij reumapatienten. Maar het merkwaardigst is de bodemloze put die zich er zou bevinden, de Betje’s kelder. Het betreft hier een sage over een liefdesdrama wat zich rond 1600 zou hebben afgespeeld. In februari 2008 wijdde het RTV Rijnmond radioprogramma Erwasm’us een uitzending aan dit geheimzinnige meertje, het raadsel van Betjeskelder. In deze uitzending, samengesteld door Suzanne Mulder, vertelt een oude man het volgende verhaal:

De legende verhaalt van de onmogelijke liefde tussen Mark, zoon van een welgestelde boer uit Rockanje, en Betje, dochter van een van de huishoudsters. Mark vertelde Betje dat hun liefde onverwoestbaar was als een rots. Maar hoe dramatisch anders liep het. Mark viel als een blok voor de vrouw die zijn vader als huwelijkskandidate naar voren schoof. Betje rende weg, richting meertje De Waal. Die begreep natuurlijk ook waar de klepel hing. Mark en de anderen gingen er achteraan. En ze zagen haar het water in gaan.

Nou wordt het een legende, nou wordt het heel geheimzinnig. Het water kwam in beroering en er verscheen een draaikolk waar Betje in verdween. Mark stond aan de kant naar haar te roepen en aangezien hij te dichtbij stond werd hij ook door het water gegrepen. Onmiddelijk werd het water rustig en ze waren allebei weg. Vanaf toen heet het de Betjeskelder. Jaren verscheen er een donkere vlek en een massa modder en zand uit de grond. En het groeide en dat bleek de rots te wezen, de rots van Rockanje.


pi_115797979
Prachtig Joel thx :D Ik zal morgen nog ff kijken of ik nog wat kan toevoegen.
pi_115799650
De spookboerderij van Brummen en die Betjeskelder in Rockanje zijn mooi, zeg. Of eigenlijk triest. Zou die laatste best een willen bezoeken.
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_115799700
De dolle jager

Van kasteel Rechteren bij Dalfsen ziet de toerist alleen de buitenkant. Maar zelfs de bewoners gaan niet elke kamer binnen. Een vertrek is al sinds mensenheugenis niet open geweest, hoewel de sleutel in het slot steekt. Het is daar binnen niet pluis. En dat nog wel, terwijl er toch de misgewaden moeten liggen van de vroeger huiskapelaan. Er moet nog wat zijn in die rommelkamer. Lang geleden heeft men er een jager in gelokt, die door een dolle jachthond was gebeten. De deur ging achter hem op slot en dagen lang heeft men de man horen brullen. Nu heerst er de stilte van het graf en niemand durft die kamer binnen te gaan.
Selles (1996) geeft de dolle man de naam Joris de Vos, de jagermeester. Het verhaal was destijds niet bekend bij de huidige bewoonster van het kasteel en het vroegere personeel. Wel werd het verhaal geslachtenlang in de buurt van Dalfsen doorverteld.




De spookpastorie in Ommerschans

In 1978 nemen Janny en William Jansen vanuit Doetinchem hun intrek in de voormalige pastorie van Ommerschans. Deze woning was geen geliefde woonstede, omdat er allerlei (spookverhalen) de ronde deden. Zo werd er verteld dat er in dit huis een predikant had gewoond, die later is vermoord.
De familie Jansen trok zich niet veel aan van deze verhalen. Dat wordt anders als de Janssens kennismaken met onverklaarbare gebeurtenissen rond het huis. Dat begint met hoefgetrappel rondom de woning vroeg in de ochtend en ook wel tegen een uur of negen in de avond. Aanvankelijk dachten zij dat hun pony ontsnapt was, maar dat was nooit het geval. Ook hoorden zij regelmatig lieflijke kerkklokjes luiden, terwijl die er helmaal niet meer waren.
Begin jaren tachtig roept de familie Jansen de hulp in van een wichelroedeloper. De ziekte van een van de kinderen wordt in verband gebracht met aardstralen en deze specialist moet deze aardstralen lokaliseren. De Zwolse speurder weet inderdaad de aardstralen vrij snel te vinden.
Mevrouw Jansen maakt van de gelegenheid gebruik om de man eens te vragen ook de zolderkamer te inspecteren. Toen hij eenmaal boven was trok hij wit weg en vertelde: “op de plaats waar u nu slaapt mevrouw, heeft zich een vrouw van 33 jaar opgehangen”. Ook wist hij nog te vertellen dat het dak ooit anders was geconstrueerd.
Vijf jaar later werd de familie Jansen opnieuw aan het voorval herinnerd. Dat gebeurde toen zij de zolderkamer wilden verbouwen. Want wat kwam er tevoorschijn toen het dakbeschot werd verwijderd…. Een haak met daaraan een afgesneden stuk touw!
Merkwaardig genoeg hield het hoefgetrappel na de verbouwing op, maar tot op de dag van vandaag blijven zich raadselachtige gebeurtenissen voltrekken rond de voormalige pastorie. Zo komt het nog regelmatig voor dat de raamdecoratie begint te trillen, zonder dat daarvoor een aanwijsbare oorzaak te vinden is. Een van de zoons heeft soms ook eigenaardige ervaringen als hij een blik door het venster werpt. “Dan duikt er achter het ene raam plotseling een man op in een blauwe jas met maar één knoop eraan, die voor het huis langs loopt. Kijken ze bij het volgende raam dan is die figuur plotseling verdwenen.




Derk met de beer

Derk met den Beer, die Kerstavond overal rondwaart, heeft zijn ontstaan te danken aan: Een zekere boer, dien al zijn vee afstierf, werd daarvoor zoo verwoed, dat hij naar binnen liep, een geweer van de wand greep en daarmee naar buiten stormde, waar hij het geweer in de lucht afschoot, recht naar boven, om Onze Lieve Heer dood te schieten. O.L.H. werd daarover ook boos en veranderde hem in Derk met den Beer.



Sage over Kasteel Biljoen

Er is een sage over Biljoen bekend, die gaat over de dochter van de heer van Velp, mooi An. Zij had een verhouding met de jonker van Biljoen en werd door hem ontvoerd, maar door één of andere omstandigheid raakte mooi An in de vijver van Biljoen en verdronk. Sinds die gebeurtenis verschijnt mooi An van tijd tot tijd op feestjes en klampt willige mannen aan om hen hetzelfde lot te laten ondergaan wat haar zelf was overkomen.



Duivelsberg

"De Duivelsberg (te Nijmegen) is gevaarlijk, veel entiteiten.
Stukje daar vandaan is een stuk bos met een hek eromheen, met in het midden, een zwarte poel. 's Nacht zie je de orbs rondvliegen. Ook in de buurt van de Duivelsberg, gewoon de andere route pakken, is een water wat ze de 'Heksenkolk' noemen.
Ga er maar eens 's nachts heen. Ik ben van Nijmegen en ik ken dit heel goed. Overdag heb je het idee dat je gevolgd wordt. Ik weet alleen dat er veel soldaten zijn omgekomen daar.
Ging geregeld eten bij het pannenkoekenhuis daar en wandelen. Daar is niets aan de hand hoor.
Anders is het als je het pad een stuk verder op neemt aan dezelfde weg. Daar kom je op een gegeven moment bij een water en daar is het niet pluis. Het water trekt je aan, is vies, stinkt maar toch wil iedereen er heen. Ook veel koude spots daar. Dan heb je, als je de weg van Berg en Dal naar een ander deel van Nijmegen neemt, langs de weg van Park Tivoli, daar is een stuk bos, omheind en je kunt er niet heen. In het midden van dat kleine stukje bos, is ook een zwart water. Daar werden vroeger heksen verdronken en staat daar ook om bekend.
Als je er langs rijdt, loopt of fietst heb je het idee dat je aangekeken wordt. Soms hoor je ook gefluister en geschreeuw."


pi_115813201
Faust in Waardenburg

Er is geen beter leven dan een goed leven, moet dr. Faust gedacht hebben, toen hij moe van alle alchemistische proeven en van de beproevingen van de wetenschap de duivel te hulp riep. Voordien zat hij op het kasteel in Waardenburg, de burcht van waaruit men nu nog uitkijkt op Zaltbommel aan de overkant van de Waal, te studeren in geleerde boeken om te trachten de befaamde steen der wijzen te vinden. Maar wat hij ook probeerde, al zijn proeven mislukten. Hij vond de steen, die alle poorten van geluk en wetenschap voor hem zouden ontsluiten, niet. Tenslotte riep hij, wanhopig, de hulp van de duivel in en die is nooit te beroerd een mens, die in de narigheid zit te helpen, zodat er nooit meer hoop voor hem is. Zo ook met Faust. De duivel kwam in de gedaante van een deftig heer bij hem. "Neem mij in dienst," zei hij, "en ik zal je alles geven, wat je maar hebben wilt. Geld en goud, wijsheid en dwaasheid, net zoals je verkiest. Zeven jaar lang wil ik je dienen. Werkelijk je dienaar zijn en geen opdracht zal voor mij te moeilijk zijn, geen gril te dol."

Faust, die een groot deel van zijn leven in de dorre wetenschap had verdaan, wilde nu eindelijk gaan leven. De jaren waren ongemerkt aan hem voorbijgegaan en nu wilde hij gaan genieten van het goede der aarde.

"Akkoord," zei hij, "je mag mij zeven jaar dienen, maar ik waarschuw je, dat je het niet gemakkelijk zult hebben als mijn dienaar. Ik zal je Joost noemen, omdat ik je slecht bij je ware naam kan aanspreken. Laten we meteen maar aan de slag gaan." Dat was Joost best af, maar eerst moest er nog een contract worden getekend. Op perkament en de ganzenveer werd in een druppel bloed van Faust gedoopt.

En zo gebeurde. Faust tekende een contract, dat Joost hem zeven jaar lang trouw zou dienen. Zijn heer zou alles kunnen krijgen wat hij maar wilde, hoe gek of het ook was. Maar na de zeven jaar was de ziel van Faust voor de duivel.

Er brak nu een goede tijd aan voor dokter Faust. Er was niets zo kostbaar of mooi, dat hij niet kon kopen. Er werden grote feesten en drinkgelagen gehouden op kasteel Waardenburg en het fijnste en lekkerste eten werd daarbij opgediend. Of het nu uit Amsterdam, Parijs of Brussel kwam. Midden in de winter, terwijl het ijs duimendik op de gracht lag, waren er doperwten, de fijnste van de fijnste. Op Driekoningen wilde Faust tuinbonen eten en midden maart grote blauwe druiven, die zoeter dan zoet moesten zijn. En met Nieuwjaarsdag wilde Faust dat de tuin vol bloemen zou staan, hoewel het toen ook vroor dat het kraakte en de dorpelingen zich de ogen uitkeken, toen ze schuchter kwamen kijken naar dit wonder.

Maar dat was nog lang niet alles. Faust reed in een grote koets, die met vier paarden bespannen was. Paarden die nooit moe werden, hoe ver de reis ook ging. Tot Constantinopel toe. Joost wist alles keurig op te lossen.

Zelfs toen Faust op een goede dag plotseling naar Zaltbommel wilde en niet naar de overkant kon, omdat de Waal te sterk kruide. Joost moest onmiddellijk een brug slaan, zodat hij naar de stad kon rijden en daarna meteen weer afbreken, want die van Bommel zouden er geen profijt van mogen hebben. Dat was maar min volk, vond de geleerde dokter. Die hadden hem vroeger altijd uitgelachen, toen hij zijn geld verdeed aan allerlei domme proeven en soms geen stuiver had om eten te kopen. Joost speelde het allemaal klaar. Ook toen Faust beval, dat de straten van de stad, die nogal hobbelig waren, voor de koets netjes geplaveid moesten worden en als hij verder reed weer in de oorspronkelijke staat werden gebracht. Want ook daarvan zouden de inwoners van Zaltbommel niet profiteren.

Het ging zo jaren door. Faust haalde de ene streek na de andere uit. Op een dol feest in Keulen reed Faust zo maar op een wijnvat de deur uit en een andere keer in Tiel op een ton bier, die zo zuur werd, dat het bier ondrinkbaar was geworden. En als de mensen dan stom verwonderd stonden te kijken, had Faust plezier.

Joost werd er mager van, want hij kende geen rust. Als de duivel de hele dag druk bezig was geweest om zijn heer tevreden te stellen, haalde Faust ook nog streken uit. Hij gooide bijvoorbeeld een schepel boekweitzaad in een doornenhaag, die langs de slotgracht stond en Joost moest maar zorgen, dat 's morgens alles netjes bij elkaar was gezocht. Of Faust gooide als afwisseling een paar scheppen meel in de slotgracht, die Joost dan weer op moest diepen uit het vuile water. Maar zo, dat het meel weer gebruikt kon worden om brood van te bakken.

Joost hield dit getreiter vier jaar lang vol. Toen werd het hem bijna te erg en hij zei tegen Faust: "Heer Faust, ik heb u nu vier van de zeven jaar gediend en ik mag wel zeggen, dat ik mijn best heb gedaan. Ik heb mij niet gespaard en u mij ook niet. Maar ook aan het geduld van de duivel komt eens een eind. Als we het nu eens bij deze vier jaar laten. Schenkt u mij de rest van de zeven jaar, dan wil ik het contract wel verscheuren. Dan hoef ik uw ziel niet meer te hebben. Laten we elk onze eigen weg gaan. Dat is beter voor beide partijen." Maar Faust begon luid te lachen. "Afspraak is afspraak," zei hij. "Ik ben het nog lang niet moe op mijn wenken bediend te worden. Mijn plezier wordt met de dag groter. Tot de laatste dag zul jij je contract uit moeten dienen, Joost. Ik schenk je geen dag."

Tandenknarsend moest de duivel zich aan de afspraak onderwerpen, maar hij zwoer bloedig wraak.

Toen de zeven jaar om waren, op slag van twaalf, hoorde de oude huishoudster in de grote zaal van het kasteel een hels lawaai. Het was net of er een hond blafte. Stoelen vlogen tegen de kant en het ging er zo gruwelijk naar toe, dat ze het niet waagde stiekem door het sleutelgat te kijken, wat ze anders nog wel eens deed.

Pas de volgende morgen ging ze kijken, toen het licht was geworden. Alles lag ondersteboven, net of er hevig gevochten was. Het bloed was tegen de muren opgespat en aan het kleine raam met de tralies plakte een plukje haren. Net of daar iemand met geweld doorheen was getrokken. Toen ze dat alles zag, riep ze luid om hulp, want ze vermoedde wel, dat haar meester iets was overkomen. Ze zag dokter Faust nergens, ze vond ook zijn lijk niet en het wonderlijke was, dat ook Joost was verdwenen. Niemand heeft ze ooit terug gezien en hoe de vrouw later ook haar uiterste best deed, de bloedvlekken aan de muur wilden niet verdwijnen. En het volk van Waardenburg fluisterde, dat het de duivel was geweest, die de dokter was komen halen.


De bomen van Drie

Er waren eens drie jonge reuzen, waar ze vandaan gekomen zijn weet geen mens, maar op een keer waren ze er. Zij leefden onbezorgd, ze aten veel en dronken veel en waren blij en vrolijk. Als ze samen stoeiden en elkaar over de heuvels narenden, dan dreunde de grond onder hun voeten. De dwergen, die in de aarde woonden, zaten verschrikt naar dit geweld te luisteren en vreesden de heuvels te zien instorten. Angstig gluurden ze door de struiken, maar als een van de jonge reuzen kwam aanhollen, wisten ze niet hoe vlug ze in hun holen moesten wegkruipen.

's Avonds, als de drie uitgelaten wildemannen moe waren, legden zij zich ter ruste naast elkaar tegen de heuvelhelling en dan snurkten zij zo hard, dat de dwergen, die in de heuvel woonden, de hele nacht geen oog dicht deden. Toch waren het geen boze of kwaadaardige reuzen, want als ze sliepen gleed vaak een glimlach over hun mooi jong reuzengezicht. Nu, zoiets kan alleen gebeuren als men goed en onbezorgd is.

De volgende dag begon het spelletje opnieuw. Zij joegen de wolven achterna, dreven ze in het wolvenbos en sloten ze daar op. Of ze vingen een beer en lieten hem dansen; maar de middelste van de drie broers, die de goedhartigste was, liet de wolven en de beer weer vrij. Zo stoeiden ze de hele dag tot ze moe waren. In de avond liepen ze hand in hand naar de grote hoogte terug, en de jongste was zo moe, dat de beide anderen hem steunen moesten.

Toen ze op de heuvel aankwamen, ging juist de zon onder. De twee jongsten sliepen dadelijk, maar de oudste van de broers zat daar lang te kijken naar de kleurentover aan de hemel en hij wist zich niet de vreemde ontroering te verklaren, die over hem kwam.

Tot die avond had hij alles gevonden zoals het was, niet schoon en niet lelijk; maar nu voelde hij een ongekende zaligheid in zich. Hij wist wel, dat de zonnegod iedere avond daar door de verre grote poorten van Asgard wegreed; maar het was hem, alsof hij het deze avond voor het eerst gezien had. Van de andere zijde kwamen nu stille nevelgeesten naderen. Zij gingen om de heuvel heen, maar geen enkele kwam naar boven waar hij zat. Toen het grote oog van de nacht boven de verre bossen uitkeek, zag dit hem nog boven op de heuvel; maar eindelijk legde hij zich naast zijn broers en snurkte weldra even hard als zij. En weer deden de dwergen geen oog dicht.

De derde dag, na het ontwaken, keken de reuzen rond en zagen, dat zij van dit punt uit het gehele land konden overzien. Daar lagen de bossen in de eindeloze hei en verder weg de rivieren en de meren. En de oudste sprak tot de beide anderen: "Het is hier een schoon land, we moesten ons hier vestigen en een hut bouwen." De twee anderen stemden hiermee in en er werd besloten eens flink aan het werk te gaan.

De hele dag sleepten ze met hoornen en keien en plaggen. Vier stevige eiken werden op de hoeken geplaatst. Daar tussen kwamen de wanden van dennenstammen en plaggen. Met een eiken knots sloegen ze de boomstammen in de grond, tot grote schrik van het dwergenvolk. In iedere slag was de klank van een reuzenwil en dan drong de boom een vadem diep in de grond.

Tegen het vallen van de avond was de woning klaar en stookten ze hun eerste vuur op de van grote veldkeien gemaakte haard. Die nacht deden de dwergen weer geen oog dicht; maar nu kwamen ze bij honderdtallen samen en besloten het huis af te breken. Ze werkten en sjouwden de gehele nacht en probeerden de boomstammen uit de grond te graven; maar de volgende ochtend hadden ze niet meer dan een paar zware plaggen weggesleept en een paar gangen om de hoekpalen gegraven.

Toen de reuzen de andere dag opstonden, zeiden ze tegen elkaar: er schijnen hier veel konijnen te zijn. Een van hun stampte met zijn hiel de gangen weer zo vast toe, dat ze met geen mogelijkheid weer open gegraven konden worden, en een ander nam in één greep de beide plaggen en legde die weer op het dak.

's Avonds, toen de zon onder was, kwam het dwergenvolk weer bijeen. Een van de voornaamste dwergen, die goed spreken kon en zich zelf gaarne hoorde, klom op een steen en sprak de anderen toe: "Geliefde vrienden," zei hij, "onze heuvelen zijn door een ware plaag bezocht. Wanneer wij die drie reuzen niet van hier verwijderen, dan hebben we geen leven meer. Ze lopen zo lomp, dat onze huizen dreigen in te storten. Ze snurken zo onbetamelijk, dat wij geen nacht de slaap kunnen vatten. Op het ogenblik zelfs worden mijn woorden bijna overstemd door dat onwelvoeglijke geraas. Ze eten op één dag met z'n drieën meer, dan wij allen tezamen in een heel jaar; ze doen alsof wij in het geheel niet bestaan. Dat kan, dat mag zo niet langer voortduren. Gisternacht hebben wij getracht het huis af te breken, maar het zit zó vast en sterk in elkaar, dat het onbegonnen moeite is. Wat wij in een hele nacht verwoesten herstellen zij in enkele ogenblikken. Wij kunnen in kracht niet tegen hen op, we moeten ze nu zien te verdrijven door hun het leven op allerlei wijze onaangenaam te maken, in allerlei kleinigheden hen te dwarsbomen. Want, mijn vrienden, het gehele grote leven bestaat eigenlijk uit een reeks van die kleinigheden."

De spreker werd in de rede gevallen door een andere dwerg, die wat achteraan stond en de redenaar overschreeuwde door maar niet anders te roepen dan: "Ik weet een middel, een goed middel, een raak middel, een afdoend middel!" - "Nu, vooruit, spreek op, welk middel is dat dan," schreeuwden allen. "Een best middel! Een best middel! We zullen vanavond wat vuur van hun haard stelen en het huis er mee in brand steken." Een daverend gejuich ging in de menigte op: "Ja, ja, wij moeten het huis in brand steken, dan zijn we op eens van die plaag verlost." - "Maar hoe komen wij binnen?" vroeg een der bezadigdste dwergen. "Wel, wij graven een gang onder het huis tot bij de haard," riep een ander.

Behalve de eerste spreker en de bezadigde dwerg, die al maar met hun hoofden stonden te schudden, liepen allen opgewonden van het spreekgestoelte weg naar de heuvel om dadelijk te beginnen.

Ze groeven en groeven, maar de drie jonge reuzen, die daar boven onbezorgd lagen te slapen, snurkten zó, dat er telkens stukken van de gang instortten en er vele dwergen het leven bij lieten. Ten slotte had niemand meer de moed om de arbeid voort te zetten en het eind was een algemene vlucht.

De volgende dag zeiden de reuzen tegen elkaar: "Het lijkt wel of er mollen onder het huis zitten, er is hier een gang, we zullen stenen op de vloer leggen en die vast aantrappen."

Die avond zaten de drie reuzen op een stenen vloer om de haard. Het vuur brandde lustig en ze zaten heel lang gezellig samen te praten over hun plannen om rogge te zaaien en bomen te planten. De deur stond op een kier, en daar buiten, in de grote stille nacht, stond het dwergenvolk en gluurde naar binnen. Toen ze daar zo stonden, moesten ze wel het sterke huis en de drie mooie jonge reuzen bewonderen; maar door hun dwergenzielen werd die bewondering op een eigenaardige wijze geuit. "Zie nu toch zo'n lomp huis eens aan," sprak er een. "Wat een onbehouwen balken," zei een ander, "en zo'n harde vloer van keien," sprak een derde. "Wat zijn die reuzen toch lelijke, domme, plompe monsters," deed een vierde zich horen, "van bouwen hebben ze niet het minste verstand, dat zouden ze bij ons nog eens moeten leren. Wie bouwt er nu een huis boven op de grond, 't wordt immers door de stormgeesten omvergeworpen. Zo'n lelijk grof ding steekt boven alles uit en ontsiert het gehele land. We moeten die rommel maar spoedig opruimen." - "Ik vind het toch wel mooi en flink," liet een lief dwergenvrouwtje, dat wat achteraan stond, zich bescheiden horen. "Ga naar huis en bemoei je met de pot," viel opeens haar man uit, "maar praat niet mee over dingen, waarvan je geen verstand hebt." Van dit alles bemerkten de reuzen niets, ze waren geheel verdiept in hun grote plannen.

De jongste werd het eerst wakker door brandlucht, en toen hij opzag, stond het gehele vertrek vol rook en overal waren vlammen. Hij wekte zijn beide broeders. Nog juist bijtijds konden ze het huis verlaten. Nauwelijks waren ze buiten of met oorverdovend geraas stortten de zware balken en binten van het dak neer. Aan blussen viel niet meer te denken.

Verbijsterd stonden de drie broers de verwoesting van het mooie, sterke huis, dat met zoveel krachtsinspanning gebouwd was, aan te staren. Achter elke struik zaten dwergen te giechelen, en op de vlakte dansten ze in een grote kring om het brandende huis. Maar de drie reuzen zagen dit niet. Sprakeloos stonden ze in de hoog opgloeiende vlammen te staren.

"Wij hebben gisteren vergeten de deur te sluiten," sprak eindelijk de middelste. "Ik denk, dat de wind enige vonken van de haard geblazen heeft." - "Het kan ook door een boze geest, die binnen is geslopen, in brand gestoken zijn." - "We moeten voortaan de deur goed sluiten," sprak de oudste. "Eerst weer een deur hebben," zei de tweede. "Morgen beginnen we weer te bouwen," zeiden ze bijna tegelijk, "en dan bouwen we niet één, maar drie huizen. Als er dan een afbrandt, hebben wij er nog twee over."

Schrik en neerslachtigheid waren geweken. Vóór de zon opging waren ze al op weg om bomen en plaggen te halen. De dwergen moesten met haat in het hart toezien, dat een nieuwe bouw werd begonnen op de nog rokende plaats. In de knotsslagen dreunde een nog krachtiger wil. Die avond stond een nieuw, nog sterker en mooier huis klaar. Binnen een week stonden er drie zulke huizen. Er omheen waren vlierstruiken geplant, om de boze geesten buiten te houden; op elk dak lag een pol donderbaard tegen het inslaan van de bliksem en 's avonds waren de deuren gegrendeld.

Toen dit alles klaar was begonnen de reuzen de grond om te spitten en rogge te zaaien, en onder de arbeid zongen ze hun hoogste lied uit. Maar de dwergen brachten engerlingen en onkruid in de akkers, zodat de oogst deels mislukte en erg schraal uitviel, en 's nachts vóór er gemaaid zou worden sloegen ze al de rogge neer, zodat het maaien uiterst moeilijk was. Maar de drie broers trokken het onkruid uit, ze spitten het volgende voorjaar de akkers nog dieper om en omrasterden die met dichte heggen.

Op een keer, toen de reuzen weinig te doen hadden, gingen ze naar het bos, haalden daar enige mooie jonge beuken en plantten die boven op de berg om hunne hoeven tegen de westerstormen te beveiligen. De dwergen ondermijnden de boompjes en sneden er de fijne haarworteltjes af. Maar als er één boompje dood ging, plantten de reuzen er twee voor in de plaats. De bomen groeiden heel langzaam; maar juist doordat ze zoveel te verduren hadden werden ze uiterst sterk. Weldra waren de wortels zó taai, dat de dwergen er met geen mes meer door konden komen.

Op een dag in de herfst zei de jongste reus, die altijd al wat onrustig van aard was geweest: "Ik trek hier weg. De grond is arm en schraal en dat geniepig dwergenvolk verveelt mij, ik ga naar het westen, daar is betere grond." Hij pakte zijn buidel en stapte weg over bergen en bossen. De beide anderen keken hem weemoedig na en zeiden: "Hij zal wel spoedig terugkomen, want daar in het westen zijn ook dwergen en die zijn even hartelijk als hier." Maar de winter ging voorbij en de jongste reus keerde niet terug.

Het werd voorjaar en toen sprak de tweede broer: "Ik ga ook naar het westen, ik geloof, dat de grond daar veel beter is. Onze broer komt niet terug, ik ga naar hem toe." Weemoedig zag de oudste hoe ook de tweede broer, opgewekt en vol moed, met grote krachtige passen over heuvels en bossen, over dorpen, steden en rivieren, over zeeën en bergen heen stapte. Deze was zo vol hoop, dat hij helemaal niet vermoeden kon, zijn doel nooit te zullen bereiken.

Toen hij uit het gezicht verdwenen was, bleef de laatste broer eenzaam achter. Hij sloot de twee andere huizen, onderhield de akkers en de bomen. Soms kwam de lust bij hem op, ook naar het westen te trekken om te zien hoe zijn broers het daar maakten; maar wie zou dan voor de oogst zorgen en voor de bomen? De plaats, waarvoor hij zich zoveel inspanning getroost had, was hem te lief geworden. Hij kon die niet verlaten.

En 's avonds, als hij voor de deur zat, en naar het westen keek, waar de zonnegod zijn gouden wagen door Asgards open poorten stuurde, dan zweefden zijn gedachten terug naar de avond, toen hij dat voor het eerst gezien had, toen zijn broers daar rustig naast hem sliepen: naar de tijd toen ze samen de wolven in het bos opsloten, de beer lieten dansen en het eerste huis bouwden. Nu stonden daar nog twee huizen, stil en verlaten. Zo kon hij uren, starend naar het westen, zitten mijmeren. Hij onderhield de akkers en de bomen, wellicht zouden zijn broers nog terugkomen, dan zou alles weer goed zijn zoals vroeger, en ze zouden alles uitstekend in orde vinden.

Op een avond, toen hij daar weer zo zat, zag hij ze aankomen, heel ver, en de jongste droeg de andere en riep met luide stem. Opeens stond hij overeind om hen tegemoet te gaan, maar toen hij stond, bemerkte hij dat het wolken waren geweest, die hij gezien had, en dat het de stem van de wind was geweest, die hij hoorde.

Er gingen jaren voorbij. De akkers werden steeds vruchtbaarder en de bomen groeiden langzaam, maar ontzaglijk, en zij boorden hun wortels diep in de aarde. Meer dan eens trachtten de stormgeesten ze omver te halen. In woeste donkere nachten kwamen ze in grote wilde horden op de bomen af, rukten aan de stoere stammen, sloegen met hun zwarte klauwen fel in de kroeze kruinen en gilden duivelse akkoorden, zodat de eenzame hutbewoner er van wakker schrok en angstig aan zijn jarenlange arbeid dacht, die wellicht verwoest zou worden. De volgende dag lagen er dan slechts wat tere bladeren op de grond als lieve afgerukte illusies; maar de bomen stonden sterker dan tevoren.

Vele jaren nadat de laatste reus als een eenzame wachter gestorven was, kwamen daar mensen. Ze vonden goed akkerland en drie stille, met mos begroeide huizen en ze noemden de plaats Drie. Nu staan de bomen daar als beschuttende wachters. Hun wortels groeien dwars door de wereld, en hun torenhoge koppen zijn een vaste baken voor schippers op zee. Ze staan daar hoog en geweldig én onaantastbaar. Maar ze werden ook door reuzen geplant.


De weerwolf van het bos van Engbergen

Marie trok haar omslagdoek strakker om zich heen en tuurde in het struikgewas. Hoewel de maan zijn licht zojuist nog op het pad had geworpen, was het bos hier te dicht om veel te kunnen zien. "Daan?" Haar vrijer liet niets van zich horen. Hij had er absoluut op gestaan om, na het feest in de herberg, weer over het bospad naar huis te lopen, in plaats van de langere weg eromheen te nemen, en als hij dronken was, kon ze beter niet tegen hem ingaan. Ze stond nu te wachten tot hij verderop zijn blaas had geleegd.

"Daan?" riep ze nu wat harder. Nog steeds geen antwoord.

"... Ik loop vast door." Nijdig zette ze zich in beweging. Ze wilde hier geen minuut langer blijven. Iedereen wist dat de bossen bij Engbergen onveilig waren. Of het daadwerkelijk een weerwolf was, zoals beweerd werd, wist ze niet, maar... Ze was nog geen tien meter verder toen geritsel haar deed omkijken.

Achter haar stond nu een zwarte wolf, groter dan ze ooit had gezien, klaar om te springen. Vanaf dat moment reageerde ze instinctief. Ze draaide zich om en rende de resterende kilometers dwars door het bos naar de boerderij waar ze woonde. Hoewel ze niet nogmaals achterom durfde te kijken, hoorde ze aan het gekraak van takken dat de wolf haar op de voet volgde. Voor ze de deur thuis achter zich kon dichttrekken, waagde het dier nog een uitval. Het hapte naar haar schenen, maar nam alleen een stuk uit haar rode omslagdoek. Niet veel later kwam ook Daan bij de boerderij aan. Toen Marie hem nog bevend van de schrik vertelde waarom ze naar huis was gerend en aanvankelijk de deur niet voor hem had willen opendoen, moest Daan lachen. Hij lachte met wijd opengesperde mond, waarin Marie tussen zijn tanden rode draadjes zag, in precies dezelfde kleur als haar omslagdoek...
Skål
pi_115814211
Het beeld van Erasmus

Over het beeld van Erasmus gaat een sage de ronde. Zo zal Erasmus een blaadje van zijn boek omslaan als hij de klok van den Sint Laurenstoren hoort slaan. Zolang hij dit echter niet doet, zal de Maasstad gelukkig blijven.

Ook verhaalde men dat als Erasmus het laatste blad van zijn boek omslaat, de wereld ten einde is.




Waterreus

De waterreus is een manspersoon of geest die vroeger voor Scheveningen in de zee leefde. Hij was vervloekt en gedoemd voor altijd in de golven te leven. Alleen een meisje dat 's nachts met haar wijsvinger een kruis op zijn voorhoofd zou maken, kon hem redden. Een straatarme weduwe had een beeldschone dochter, die om niet te verhongeren, elke dag uit vissen werd gestuurd. Het meisje moest in het begin niets hebben van de enge geest, maar na verloop van tijd werden ze toch op elkaar verliefd. Toen de hoeveelheid vis die de waterreus steeds in haar netten dreef, de jaloezie van de andere dorpsgenoten opwekte, vertelde ze dat ze een bondgenoot in de zee had. Toen de ongelovige dorpsgenoten het zelf uiteindelijk hadden gezien, kwam hij aan land waarna ze trouwden en hun talrijk nageslacht heet sindsdien waterreus.



De Duivelsgracht

Gorinchem... een oude stad, met oude verhalen. Zo wil het geval dat ettelijke honderden jaren geleden aan de Duvelsgracht (Duivelsgracht) aldaar een slot stond. Een prachtig slot met een akelige burchtvrouwe. De burchtvrouwe was door en door slecht. Haar personeel behandelde ze nog erger dan een hond. Kortom... een vrouw met dus een duidelijke slechte reputatie. Op zekere dag meldde een arme zwerver zich bij de poort, en bedelde om een kom melk. De burchtvrouwe werd hierdoor zo kwaad. Zij pakte een emmer met melk, en zei tegen de zwerver: "Weet je wat ik met melk doe?" En vervolgens keerdde zij de emmer melk leeg over de binnenplaats, en schrobde de straatstenen ermee. Op zekere nacht kwam er een vloek over de burchtvrouwe. Tijdens een zwaar onweer verdween de burchtvrouwe met burcht en al in de Duvelsgracht. Niemand heeft ooit meer iets van haar vernomen. En soms... soms als het dondert en bliksemt in Gorinchem, dan kun je de burchtvrouwe nog horen gillen.



Fraeylemaborg

"In de provincie Groningen, in het plaatsje Slochteren staat de Fraeylemaborg. Dit was helemaal in het begin een veste, waar mensen naar toe konden gaan in tijden van gevaar. Later werd het een woonhuis. Verschillende redelijk beroemde mensen hebben hier gewoond. Henry Piccardt, Thomassen � Thuessink van der Hoop van Slochteren en Gerriy van Houten. Van wat ik me kan herinneren is een vrouw van de Engelse koninklijke familie getrouwd met een van der Hoop van Slochteren, maar dit weet ik niet zeker.

Nu gaan er spookverhalen rond over de borg. Grappige is, de medewerkers zelf weten hier niks van. Ik doe namelijk sinds een klein tijdje elke Zaterdag vrijwilligerswerk op de borg. Onder andere als een voorloper voor stage. Natuurlijk ook omdat ik het de mooiste borg van heel Nederland vind. Maar toch ook omdat ik nieuwsgierig was of de spookverhalen rond de borg waar zijn.

De spookverhalen:

Een dief was ontdekt in het kasteel, maar de agent van toen kon de misdaad niet oplossen. De Vrouwe van de borg wist wie de dief was; haar kamermeisje, maar ze vertelde haar man dat het de zoon van een bediende was om haar kamermeisje te redden. De jongen werd onmiddellijk gearresteerd en zijn vonnis was dood door ophanging. De Vrouwe van de borg probeerde haar man over te halen niet zoiets drastisch te doen, maar hij luisterde niet. Voordat de jongen werd opgehangen schreeuwde hij luid dat hij onschuldig was. Nu gaat er het verhaal dat je zijn kreten nog steeds kunt horen in het park. Ik weet niet of dit een waar gebeurd verhaal is, maar het is zeker mogelijk.

Het volgende verhaal is echt gebeurd, het word zelfs verteld tijdens rondleidingen in de borg.
Ik had al verteld dat Henry Piccardt op de borg heeft gewoond. In het begin studeerde hij in Groningen maar ging al snel naar Parijs en werd daar een dokter, en later zelfs kamerheer van Louis XVI. Men vroeg zich af waar hij al het geld vandaan haalde. Later kwamen ze er achter dat hij vermomd als zwerver door de straten van Parijs zwierf en geld verdiende door liederen te zingen en op zijn harp te spelen. Dit was natuurlijk een schandaal en hij was geforceerd het land te verlaten en weer terug te keren naar de Fraeylemaborg in Slochteren.
Je zou nu nog af en toe hem kunnen horen zingen en spelen op zijn harp in het torenkamertje van de borg. Of dat waar is, weet ik niet.

Er is nog een verhaal maar die is minder bekend. In de tijd dat de borg nog een verdediging functie had kon je vrij op het landgoed komen. Om het landgoed heen lag veen, dat nog niet was ontgonnen. Het werd dus streng afgeraden om buiten het landgoed te komen. Op een dag waren twee kinderen aan het spelen op het landgoed. Ze hadden zoveel plezier dat ze niet doorhadden dat ze steeds dichter bij het veen kwamen. Even later waren ze buiten het landgoed gekomen en in het veen beland, waar ze wegzakte en daardoor dus overleden. Eigenlijk kun je dus zeggen dat ze al spelend zijn overleden. Het verhaal gaat dat als je met een groep kinderen een wandeling door het park maakt en ze plezier hebben dat je op de achtergrond nog twee kinderen kunt horen lachen.

Nou, zoals ik al zei werk ik in de borg. Tijdens de wisseling ben ik altijd even alleen en ik heb nu al een paar keer gehad dat ik me niet op mijn gemak voelde. Alsof iemand vanuit de hal naar mij zat te kijken. Naast de balie waar ik zit, is een trap die naar de eerste verdieping leid. Ik heb een keer het gevoel gehad dat iemand vanaf de trap naar mij keek. Dit gevoel was echter maar heel even, maar toch lang genoeg om mij ongemakkelijk te voelen."


pi_115855722
De Sammelkes


Volgens het oude Wieringer volksverhaal waren Sammelkes (ook wel Sammeltjes of Sommeltjes genoemd) een soort kaboutertjes die in een kuil op Zandburen woonden. Het waren gemoedelijke wezentjes die pijp rookten en op kleine fluitjes speelden. Zij hielden van blinkende voorwerpen. 's Nachts gingen ze op pad om zulke spullen te verzamelen. Wie 's avonds vergeten had een koperen pot of ketel binnen te halen of die niet goed poetste kon die 's morgens keurig gepoetst in hun kuil of ergens anders terugvinden. Wel moest je goed op zilveren munten passen: als je in het donker langs hun kuil liep had je grote kans die munten daar kwijt te raken. Bij het bewerken van het land vond men af en toe kleine pijpenkopjes die Sammelepiepkes werden genoemd (Wat men er niet bij zegt is dat de Nederlandse bodem bezaait ligt met kapotte stenen pijpen, vraag maar aan iedere willekeurige amateur-archeoloog!). Hun fluitjes leken ook verdacht veel op de restanten van pijpenstelen. Kleine kinderen werd verteld dat als zij 's avonds niet in huis bleven ze wel eens een Sammelke konden tegenkomen! In het verleden bezorgden de sammelkes ook de kleine kindertjes, maar deze taak werd later overgenomen door de ooievaars. De sammelkes werden langzaam overbodig, en in de 19e eeuw geloofden de mensen niet langer in sammelkes. De Sammelkeskuul verdween en werd gewoon bouwland. Sinds die tijd zijn er geen sammelkes meer gesignaleerd op Wieringen.
Sammelkes elders in het land

Behalve op Wieringen komen de Sammeltjes maar op één andere plaats voor: op Texel. Op Texel had men een Sommeltjesberg waar in 1777, bij één van de eerste opgravingen in Nederland, Romeinse overblijfselen zijn gevonden. De tekenaar Pieter van Cuyck, die in 1789 in zijn "Brieven over Texel en de nabij gelegen eilanden" ook over Wieringen schreef, heeft deze opgraving beschreven. Er was een rijke buit: een emmer, een bekken, bronzen beslag voor een drinkhoorn, messen, drie bijlen, sporen, een paardenbit met ketting, een haak om een ketel aan op te hangen, een steelpan met zeef voor de wijn. Van deze vondst is helaas niets bewaard gebleven, behalve een paar tekeningen. Van Cuyck weet ook dat de naam Sommeltjes in het plaatselijk dialect zoveel betekent als Spook of Geest.

Verhalen over dwergen en aardmannetjes vinden we niet alleen op Wieringen. Zij stammen uit vroegere pre-christelijke tijden en komen overal in het land voor. Het verschil is dat de dwergen meestal niet in een kuil maar op een heuvel wonen. Deze plaatsen blijken vaak vroegere grafheuvels of urnenvelden te zijn.
Onder Oss lag bijvoorbeeld de Hansjoppenberg in de nabijheid van een prehistorische begraafplaats. Een Hansjop is een soort dwerg. In andere streken werden zij Guurkens en Alven genoemd. In Brabant liggen veel Alvinnenbergen, Abergen of Asbergen. Ook hier zouden veel Germaanse urnen gevonden zijn.
Historici menen dat hier sprake is van een manier waarop mensen onbegrijpelijke verschijnselen, in dit geval herinneringen aan een verleden waarover niets meer bekend is, proberen te verklaren. Dit kan niet altijd op een normale manier, dus komen er veel witte wieven, kabouters, geesten en zelfs de duivel aan te pas. Elders zijn bronzen potten, urnen en ketels die op deze plaatsen gevonden zijn vaak het "bezit" van de kabouters genoemd. Op Wieringen was het "buit", spullen die zij van de mensen hadden gestolen. De Sammelkeskuul zou volgens deze theorie dus een restant of herinnering aan een oeroude heidense offer- of begrafenisplaats kunnen zijn. Al klopt dit met de gangbare theorieën over dergelijke plaatsen in Nederland, er is bij de Sammelkeskuul nooit iets gevonden wat deze theorie bevestigd. De eigenaardige voorkeur van de sammelkes voor koperen voorwerpen zoals potten en pannen komt dus alleen in het verhaal voor en wordt voor zover we weten niet ondersteund door bijzondere vondsten zoals bijvoorbeeld op Texel of in Oss.
Beschrijvingen van de Sammelkeskuul

De in de Anna Paulownapolder werkzame Ds. O.G. Heldring, die grote belangstelling had voor alles wat de Oudheid aangaat, schrijft in de Geldersche Volksalmanak van 1845, dat hij op Wieringen, niet ver van Hippolytushoef een 'Sommeltjeskuil' heeft bezocht. Hij schrijft daar zwarte, asachtige moergrond aangetroffen te hebben, zoals die nergens anders op het eiland voorkwam. Daarin "stak een zeer aanzienlijk aantal scherven" Hij meende zodoende dat Zandburen waarschijnlijk een offer- of begraafplaats uit vroeger tijd was en schrijft dat daar Romeinse scherven aanwezig zijn.

C.J. Bruinvis (apotheker en amateur-historicus te Alkmaar) reageert in een in 1853 verschenen artikel in het tijdschrift 'De Navorscher' op een eerder verschenen artikel van Ds. Heldring over diens oudheidkundige opsporingen in Noord Holland en op de eilanden. In afwachting van verdere berichten van de dominee meldt Bruinvis wat hij weet over de Sommeltjes: "de Sommeltjeskuil, 10 min. beoosten St. Hypolitushoef op Wieringen, is mede sedert geruime tijd verdwenen, zijnde gevuld en in bouwland herschapen thans toebehorende aan Nan Scheltus, welke, voor weinige jaren, toen er enige ophef van gemaakt werd, heeft laten graven, waardoor een ring en enkele penninkjes (welke) werden gevonden. De naam wordt nog in eene nabijzijnde boerenwoning, de Kuil geheeten, bewaard. Vandaar haalden de Sommeltjes 's nachts een ketel om beuling (worst) te koken en brachten hem, voor de menschen opkwamen, weder glad geschuurd, met twee beulingen er in, terug. Voorts sponnen en werkten zij voor de lieden."

Of de mensen in die tijd zo bijgelovig waren dat zij echt in het bestaan van Sammeltjes geloofden weten wij niet. Wel vonden ze het geen bezwaar om dicht bij de Sammeltjeskuil te gaan wonen. Deze lag immers bijna midden in de oude buurtschap Zandburen.
Locatie van de Sammelkeskuul
Rest nog de vraag: waar lag de Sammeltjeskuil precies?

De twee schrijvers Heldring en Bruinvis beweren dat deze gelegen moet hebben 15 min. ten N.O. van Hippolytushoef. Dr. W.J. de Boone, redacteur van het tijdschrift "Westerheem", schrijft in 1953 in een artikel o.a. dat hij in een gesprek met dr. J. Daan aan haar heeft gevraagd waarom zij in haar uitvoerige dissertatie over Wieringen de plaats van de Sammeltjeskuil niet heeft aangegeven. De schrijfster zegt dat het haar spijt dat zij die, ondanks herhaalde pogingen, niet heeft kunnen lokaliseren. Kennelijk zijn de Wieringers de juiste plaats vergeten.

Op 17 okt.1960 schrijft dr. de Boone namens de Archeologische Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland een brief aan de gemeente. Daarin vertelt hij over het gesprek met mevr. Daan en dat hijzelf denkt dat de plaats van de Sammeltjeskuil gevonden kan worden. Hij citeert uit Van der Aa: "Ter plaatse, waar deze boerderij (nl. Sommeltjeskuil) gestaan heeft, is vroeger een heidensch kerkhof geweest waar men nog vele scherven vindt, welke in walletjes en omliggende velden gevonden worden. De tot deze hofstede behoord hebbende gronden beslaan eene oppervlakte van ong. 5 bunder en worden thans in eigendom bezeten door de heer Nan Scheltus en anderen woonachtig te Wieringen."

De gemeentesecretaris beantwoordt op 10 febr. 1961 de brief als volgt:
"De Sammeltjeskuil heeft zich bevonden op landerijen aan de Gemeenelandsweg, momenteel in gebruik bij S. Snooy, Gemeenelandsweg 14".
Volgens de gemeentesecretaris heeft meester J. Kuiper, hoofd Openbare Lagere School, hem verteld dat: "de Sammeltjeskuil de zandkuil moet zijn geweest waarin de kabouters hun pijpjes rookten. S. Snooy heet nog altijd 'Simon van de Zandkuil'. De zandkuil is niet meer te zien, wel nog de oude boerderij achter in het land." Meester Kuiper bedoelt een oude boerderij die nu ook is gesloopt. Daaruit blijkt dat de juiste plaats niet meer precies is aan te wijzen.

Tot voor kort waren de Sammeltjes onze plaatselijk bekende legendarische wezentjes. Sinds 2001 is daar verandering in gekomen door de uitgave van het kinderboek "Een nacht bij de Sammeltjes" van Hans Kuyper. Daarin wordt verteld hoe het meisje Marije samen met haar vader naar Wieringen reist en daar een verhaal hoort over de Sammeltjes en een verdwenen ketel. Nu kunnen kinderen overal in Nederland over de Wieringer Sammeltjes lezen.
Dit verhaal is een bewerkte versie van een deel van het artikel over de geschiedenis van Zandburen, geschreven door T. Hoogschagen-Metselaar en verschenen in Op de Hóógte (tijdschrift van de Historische Vereniging Wieringen) jaargang 2005, nr. 3

Bronnen:
Regionaal Archief Alkmaar
C.J. Bruinvis - De Sommeltjesberg op Texel en de Sommeltjeskuil bij St. Hypolitushoef op Wieringen. In: de Navorscher jrg 3, 1853 pg 51
Van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek, deel 10 uit 1847 pag. 579
J. Schuyf - Heidens Nederland; zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden. Utrecht 1995.
A command line lets you get intimate with your computer, data and protocols. GUIs are like wearing full body condoms.
pi_115856166
tvp
Childhood is over the moment you know you're going to die.
'Snelwegen verbreden om files op te lossen? Dat is zoals de broeksriem losser maken tegen obesitas'
pi_115859323
Mijn photobucket doet het niet , pagina kan niet weergegeven worden dus ja k kan ff niet verder.
abonnement bol.com Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')