quote:Op donderdag 16 augustus 2012 13:08 schreef Lavenderr het volgende:
Mooi topic Mousy
DE WITTE WIEVEN VAN LOCHEM
in een diepe kuil, even ten zuidwesten van Lochem, hebben vele jaren drie witte wieven gewoond. Overdag lagen zij in het zand en waren daarvan niet te onderscheiden. Eerst des avonds stegen zij omhoog en vlogen als nevelen over de vlakte. Herbert en zijn zusje waren niet bang voor de witte wieven. Als kinderen gingen zij 's avonds vaak langs de kuil om nog een boodschap voor moeder te doen. Wanneer ze dan in de verte de nevelen zagen rijzen en dalen, wezen de kleine vingertjes er zonder vrees naar. Soms zelfs daalden zij in de kuil en plukten er bloemen. Dan gleed meermalen de oudste der witte wieven spiedend langs hen heen, de klauwen uitgestrekt als een kat, die aangevallen wordt. Doch wanneer zij de kinderen dan onder elkaar hoorde lachen, toog ze weer geruisloos verder. Daarom kende Herbert, ook toen hij ouder geworden was, geen vrees voor de witte wieven. Zijn buurmeisje Johanna, de dochter van Scholte Lodink, waarschuwde echter op zekere dag: "Ga niet weer in de kuil, Herbert, want van de witte wieven is nog nooit iets goeds gekomen". Sindsdien daalde Herbert niet meer naar beneden. Wanneer hij des avonds de kuil voorbij kwam, liep hij snel door naar huis. 't Was of hij Johanna's stem zacht hoorde zeggen: "Nee - nee, Herbert." Er was een eigenaardig warm gevoel in hem, dat hij nog niet eerder had gekend. Herbert's ouders en ook Scholte Lodink en zijn vrouw merkten dit alles zeer wel op. Glimlachend bekenden zij elkaar, dat Herbert en Johanna wel eens een paar zouden kunnen worden. "Als dat eens waar was", zei Scholte Lodink vrolijk, "dan zou er in heel Lochem geen tweede paar gevonden worden met meer rijkdom. Maar", voegde hij er aan toe, "ze moeten niet gedwongen worden. Al zou mijn dochter willen trouwen met een keuterboer, dan zou ze evengoed mijn toestemming krijgen." Zijn vrouw antwoordde hierop niet, maar ze dacht: "t Is maar goed, dat Herbert en Johanna bij elkaar zijn, want mijn dochter zal niet met een arme jongen trouwen." Enige jaren later kon Scholte Lodink zijn woorden waar maken. Herbert's ouders hadden buiten hun schuld alle spaarpenningen verloren. Toen waren de gedachten van Johanna 's moeder vol zorg over de toekomst. Moest de dochter van Scholte Lodink nu rouwen met zulk een armoezaaier, die alleen met de handen zijn brood kon verdienen? Ze ging voor de haard zitten en peinsde. Wat haar inviel was niet gelukkig voor Herbert en Johanna. Zij ontdekte een andere vrijer voor haar dochter, die alles had, wat je van een huwelijkskandidaat verwachten kon Albrecht. Albrecht was een kloekgebouwd man en hij was rijker dan wie ook in de Achterhoek. Hoe zou ze beiden bij elkaar kunnen brengen, zonder dat Johanna haar sluwe opzet gemerkte? Het toeval hielp haar, want korte tijd later ontmoette zij Albrecht. "Je moest eens een avond je bij ons komen praten", nodigde zij uit. De list gelukte prachtig, want Albrecht nam de uitnodiging aan en begaf zich op een avond naar het erf van Scholte Lodink. Natuurlijk was toen ook Johanna thuis, daar had haar moeder wel voor gezorgd. Het gesprek verliep echter anders dan zij gehoopt had, want Scholte Lodink wist iets bijzonders over Herbert te verhalen. Herbert was op een avond te paard uit Lochem gekomen. Hij reed op een smalle weg, toen plotseling een vogel met luid geschreeuw opvloog. Het paard schrok en sloeg op hol in de richting van de witte wieven kuil. Ongetwijfeld zou Herbert omlaag gestort zijn, als niet de oudste der witte wieven hem te hulp gekomen was. Ze sprong op en greep met haar klauwen het paard in de manen. Even nog trilde het angstige dier, voordat het, nog juist op tijd, tot stilstand kwam. Herbert klopte het bemoedigend tegen de nek en deed het rustig keren. Op het ogenblik dat hij gevaar liep verpletterd te worden. zag Herbert zich nog kans om een blik in de kuil te werpen. Hij zag daar een vuurtje, waarboven een vogel hing, net geplukt of het door mensenhanden was gedaan. Zij braadden 't vlees, de witte wieven. 't Was maar goed, dat Herbert zijn ogen zo goed de kost gegeven had, want daardoor was hij in staat dit later te bewijzen. Thuis gekomen, vertelde hij wat er gebeurd was. Hij vroeg aan zijn zuster of zij een driekoningenkoek wilde bakken, bruin van korst en zoet van binnen. Hij wilde die voor zonsondergang naar de witte wieven brengen. Zijn zuster wilde dit met plezier voor hem doen, onder voorwaarde, dat ze met hem mee mocht naar de kuil. Herbert wilde daar eerst niet van weten, maar moest tenslotte toch toegeven. Toen bakte zijn zuster een driekoningenkoek. Ze legde haar op een aarden schotel en omstak het gebak met een krans van groen klimopbladeren. Terwijl Herbert de schotel naar beneden bracht, wachtte zijn zuster boven aan de rand van de groeve. Wel klopte haar hart van angst, maar zij hield zich moedig. De volgende dag ging Herbert nog eens naar de kuil. In de diepte zag hij de schotel liggen, met de klimopbladeren er naast. Na dit verhaal wilde het gesprek tussen Johanna en Albrecht niet best meer vlotten. Johanna trok een gezicht alsof zij engelenmuziek had gehoord. Wat was Herbert toch goed en moedig van harte. Zelfs in de witte wieven kuil was hij gedeald om zijn dankbaarheid te bewijzen. Albrecht zat naast haar en 't woord "Herbert" was in zijn bewustzijn gelijk een vloek, terwijl hij het mooie meisje aankeek. Was hij eigenlijk minder dan Herbert? Diep in hem brandde de wraaklust. Hij zou trachten Herbert als dagloner te krijgen, zodat hij hem kon laten slaven. Herbert was knecht en hij de meester, dat zou hij Johanna duidelijk maken. Zijn plannen stonden vast toen hij afscheid nam. Die avond nog had de arme Scholte Lodink meer van zijn vrouw te verdragen dan tijdens zijn gehele huwelijk daarvoor. Of hij zich soms verbeeldde, dat zij haar toestemming zou geven tot een huwelijk tussen Herbert en haar dochter? Wist hij dan niet, wat Albrecht bezat en wat hij zou erven? Wat deed het ertoe of iemand in de witte wieven kuil daalde, dat durfde Albrecht ook, als 't daarom te doen was. Of er in het leven niet nog heel wat anders kwam kijken. Wel twee uur ratelde ze zo door. Eindelijk lukte het Scholte Lodink haar stop te zetten: Was Albrecht even moedig als Herbert? Dat had hij te bewijzen. Boven het geld stond mannenmoed. Scholte Lodink kwam met een plan voor de dag. Dit zou hij van de beide minnaars eisen: Te middernacht zouden zij naar de witte wieven kuil rijden, Herbert naar de west rand, Albrecht naar de zuidrand. Gelijktijdig moesten ze dan een haarspit (d.i. een ijzeren pin, waarop de zeis geslepen werd) in de kuil werpen om niet in de macht van de witte wieven te vallen. Toch wilde Herbert voor Johanna alles volbrengen en rustig reed hij op de vastgestelde avond naar de westrand van de kuil. In de verte hoorde hij de hoefslagen van Albrechts paard. Hij dreef de bles met een kort woord aan, tot hij kort voor de groeve stond. Albrecht was er nog niet. Hij wierp het haarspit met kracht naar beneden en riep met forse stem: "Wit-wit-wit, hier komt een ijzeren spit". Woest ijlde de bles de berg af. Uit de kuil steeg één van de witte wieven omhoog, haar klauwen uitgespreid en de mond wijd geopend. Onmiddellijk was ze achter de ruiter. De stormwind stak op en de takken van de bomen kraakten. De witte wieve kwam zo dicht bij Herbert, dat hij haar adem voelde. Hij zette het paard tot meerdere drift aan. "Hahaha" gierde de witte wieve. "Herbert, je kunt me niet ontkomen. Voor het huis van de Scholte zullen mijn klauwen je hebben. Sta maar stil met je paard, dat is te oud voor zulk een wedloop. Albrecht, die een vurig ros heeft gekocht, heeft het zelfs niet gewaagd met mij te wedijveren. Halverwege is hij omgekeerd." Als de witte wieve geloofde, dat zij Herbert met deze woorden zou tegenhouden, vergiste zij zich. In de ruiter was moed en in het dier angst. Vooruit hij voelde al even haar klauwen langs de nek, toen hij 't erf van Lodink opreed. Een hard voorwerp suisde hem na. De witte wieve haastte zich terug. "Hoezee" riep de Scholte, "over een paar dagen zal er bruiloft zijn." Johanna viel de kranige ruiter om de hals. "Heeft ze je niet geraakt?" vroeg ze bezorgd. Herbert stelde haar gerust, maar vertelde ook dat ze hem nog iets na gegooid had. Ze zochten op het erf. Herbert begon plotseling te lachen. "Ze wil ook niets houden", zei hij, "het is een stok van de schotel, die wij haar gegeven hebben". Scholte Lodink raapte de scherf op en bekeek hem thuis onder de lamp. Een juichkreet ontsnapte zijn keel: de schotel was van goud. Het was een huwelijksgeschenk van de witte wieven.
Sorryquote:Op donderdag 16 augustus 2012 16:37 schreef theguyver het volgende:
[..]das erg lang geleden dat ik dat verhaal gehoord heb/gelezen...
word weer slecht slapen vanacht
maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeidquote:
Heb jij weleens witte wieven gezien?quote:Op donderdag 16 augustus 2012 16:53 schreef theguyver het volgende:
[..]
maakt niet uit ik woonde vroeger er niet ver vandaan. ben er mee opgegroeid
vriendin van mij komt nooit buiten en is dus spier wit.quote:Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:
[..]
Heb jij weleens witte wieven gezien?
nee grapje ik heb helaas niet gezien.quote:Op donderdag 16 augustus 2012 16:54 schreef Lavenderr het volgende:
[..]
Heb jij weleens witte wieven gezien?
bronquote:DE HÉMANNEKES VAN HET AAMSVEEN
Ten zuiden van het kerkdorp Glanerbrug in de gemeente Enschede bevindt zich het Aamsveen. Een veengebied op de Nederlandse - Duitse grens. Het landelijke gebied aan de Nederlandse zijde wordt oudsher de Enschedeër Es genoemd. Hier staan vele oude boeren hoeven.
De boeren gingen vaak naar het Aamsveen om turf te steken en kwamen daar vaak nabij de veenplassen de hémannekes tegen; vurige vlammetjes onder het voortdurende geroep van hé, hé, hé. Aan de oever van de veenplassen zat dan een witte vrouw op haar spinnewiel te spinnen; rrrt, rrrt, rrrt.
Op een van de boerenhoeven was een knecht werkzaam uit Holland en deze was voor de duivel niet bang en trok zich daarom ook niets aan van de vele geesten die in het Aamsveen rondhingen. Toen deze op een goede dag aan het turfsteken was begonnen de hémannekes weer hé, hé, hé te roepen. Niemand zou de geesten durven te beproeven, maar de knecht had er lak aan en begon deze in dezelfde bewoordingen uitdagend terug te roepen.
Een van de hémannekes nam dit niet en begon niet alleen steeds geestdrifter te roepen, maar kwam ook naderbij. Plots was hij zo nabij dat er geen weg meer terug was. De blauwe vlam kroop uit de kuil en besprong de knecht in zijn nek. Wild begon hij om zich heen slaan, rolde over de grond en sprong de kuil uit. Niets hielp, het hémanneke liet zich niet wegsturen en bleef zitten waar het zat. Vervolgens zette hij het op een lopen naar de boerderij, maar ze konden hem niet helpen.
Aangedaan trok de knecht door de deel om zich in de keuken te verschuilen. Het hémanneke bleef maar vlammen in zijn nek.
Pas toen de boerin met een gewijde kaars kwam sloeg het hémanneke op de vlucht. Het zweefde langs de binten en hield zich schuil achter een zeef aan de wand. Toen de deur open ging maakte de zeef zich los van de wand en zweefde met het hémanneke terug naar het Aamsveen. Later werd het hier terug gevonden en nog tot op de dag van vandaag wordt de zeef gebruikt voor het wannen van de rogge.
Was dat met Ryan en Staal?quote:Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten
Dat zou kunnen. Al kan ik me niets legendarisch herinneren. Geloof dat men vaker naar dat Solse Gat is geweest.quote:Op donderdag 16 augustus 2012 18:08 schreef Lavenderr het volgende:
[..]
Was dat met Ryan en Staal?
Legendarische meet toch?
Het is een in de grond verzonken klooster inclusief nu nog rondspokende monniken... Maar in werkelijkheid is het Solse Gat een oude leemput (steenbakkerij).quote:Op donderdag 16 augustus 2012 18:06 schreef Natalie het volgende:
Ik ben - lang geleden - eens met ee TRU-meeting naar het Solse Gat geweest. Ligt bij Putten.
Weet alleen zo even niet meer wat het ook alweer precies was... Iets met een kathedraal die onder het oppervlak was gezonken ofzo. Nachtje in het bos gezeten
Die sneed later een de strot door om te kunnen ontsnappen (dacht ik).quote:Ook zou er een vrouw geweest zijn die voor hen schoonmaakte.
Het galgenveld stond op de plaats waar nu "Park Manresa" in Venlo Oost zich bevindt.quote:Het Zigeunermeisje aan de galg.
In de buurt van Venlo was rond 1750 een groep zigeuners al dagenlang aan het kamperen. Ze waren ook al in de stad gezien. Op de markt hadden ze hun waren aangeboden en ze waren de huizen langsgegaan als scharensliep. Over zigeuners deed het verhaal de ronde dat ze zich, naast de handel en oude ambachten, ook bezighielden met criminele activiteiten. De inwoners van Venlo waren dan ook extra op hun hoede.
Een boerin, van een hoeve naast de stad, in de buurt van het kampement, kwam in die tijd terug van de stad, waar ze wat eieren en knollen had verkocht. Toen ze de hoeve naderde, zag ze dat de deur openstond. Ze wist zeker dat haar man op het land was en dat ze zelf de deur had dichtgedaan, dus voorzichtig benaderde ze het huis. Ze keek eerst om een hoekje van de deur, maar zag nog niks. In het huis ging ze van kamer naar kamer, tot ze in de slaapkamer kwam. Daar zag ze een meisje van een jaar of acht een ring uit haar linnenkast pakken en in haar zak stoppen. Geschrokken haalde ze haar man erbij. De boer haalde er een stadswachter bij, die het meisje beetpakte en meenam naar de stad. Onderweg stopte hij even en keek het meisje aan. Zijn vinger maakte een gebaar langs zijn keel. Het meisje besefte welk lot haar te wachten stond.
Een paar dagen later wordt het meisje uit haar cel gehaald en naar de kamer van de rechter gebracht. De rechter had bedacht dat volwassen booswichten aan de galg horen en geen meisjes van acht. Hij wil een proef doen met het meisje. Hij laat een appel en een goudstuk brengen, omdat hij denkt dat zo'n jong meisje misschien nog niet de waarde kent van de dingen en dus niet wist wat ze deed. Wat de rechter niet wist is dat kinderen van zigeuners al vroeg de waarde van goud leerden kennen. Als het meisje goud thuisbracht, kreeg ze geen slaag. Ze wist dat ze voor het goudstuk appels kon kopen, zoveel als ze maar kon dragen. Toen de rechter vroeg welke van de twee het meisje wilde hebben, pakte het meisje zonder aarzelen de munt.
"Zij heeft haar eigen vonnis geveld," sprak de rechter. "Zij weet wat waarde heeft en wat niet, als een volwassen vrouw." De beul pakte het zigeunermeisje en bracht haar naar de galg op het galgenveld.
Nog lang nadat het meisje was opgehangen, hoorden voorbijgangers op het galgenveld een klagende kinderstem "moeder, moeder" roepen. En misschien, als je goed luistert, hoor je het vandaag de dag nog steeds.
Het mooie van dit verhaal is dat alle locaties die genoemd worden nog daadwerkelijk bestaan. Een paar zelfs op een steenworp afstand waar ik woon.quote:De vuurwagen van "'t Venn"
Op een julidag in het jaar 1778 trok Jan van den "Besjeshôf", een hoeve ongeveer een half uur van Venlo gelegen, met zijn knecht Helmes, een jongen uit Velden, naar de Hêringsche heide, om strooisel te hakken. Daar het die dag zo schroeiend heet was, gingen zij eerst om vijf uur in de namiddag van de hoeve weg, met het voornemen, laat door te werken. Het was al heel laat in de avond, toen beiden terugkeerden.
Aan de helling van de berg gekomen, bleven ze even rusten, want uit de verte klonk het klokje van de heremijt, die het Angelus luidde; het liep tegen middernacht. Daarna daalden zij de helling af door de holle weg, die leidt naar de dijk, waarlangs de Arenborg en Genraoi gelegen zijn.
Doodmoe van het zware, vervelende werk, stapten de "Besjes" lui voort. Zij konden de laatstgenoemde plaats nauwelijks achter de rug hebben, toen Helmes een gedruis in de lucht meende te horen. Hij greep de Besjesboer bij de arm en riep; "Baas, baas, kijk eens naar boven! Een vurige wagen met vier paarden ervoor en een mens erin, die lammenteert!"
"Jongen", zei Jan, "maak een kruis en bidt een Onze Vader, opdat ons geen kwaad overkomen. Ik weet, wie het is."
Door angst gedreven en tot in de ziel geroerd door het lijden van de ongelukkige, die hen was verschenen, spoedden zij zich de dijk over naar de Oude Straalseweg, op de hielen gezeten, zo meende ze door allerlei vreemde geesten en ander kwaad gespuis, waartegen het scherpste wapen en de grootste moed niets vermogen. Niet voor zij de kruin van de hoge linde van Besjeshof in het zicht kregen, viel hen de schrik van het lijf en durfde Helmes aan zijn baas te vragen, wie zij dan wel gezien hadden. " Zou het de man met zijn wagen zijn, waarvan Hoeberts Drik nog zo lang niet geleden vertelde?" vroeg hij. "Juist jongen", antwoordde Jan, " hij was het, Hazenpoot, de schelm, die de lonen van de werklieden achterhield. Nu is het te laat, maar zondag hebben wij tijd, dan zal ik je die geschiedenis wel eens vertellen, want ik ken ze goed".
En 's zondags vertelde Jan:
In de eerste jaren van 1600 waren deze landen Spaans en werden zij bestuurd door een aartshertogin, die haar zetel te Brussel had; als ze niet Bilke Clör of Eusenie heette, dan ben ik haar naam kwijt. Om de Hollanders, haar vijanden, die een winstgevende handel met Duitsland dreven, afbreuk te doen en de handel en de scheepvaart op haar eigen gebied wat op te beuren, besloot zij een kanaal te doen graven van Rheinberg naar Venlo, om daarmee de Rijn te verbinden met de Maas. In 1626 werd de eerste spade in de grond gestoken en het werk met ijver en moed op verschillende punten tegelijk begonnen.
Over het graven van het kanaal op Venlo's en Straals grondgebied stond een vreemde vent met een rode baard en een krom been als aannemer en opzichter. Hij werd in de wandeling Hazenpoot genoemd. Hij was er op uit om onder alle mogelijke voorwendsels het loon van de werklieden in te houden tot profijt van zijn eigen zak. De dagloner, die daar tegen op kwam en zijn rechtmatig loon eiste, werd door de wacht van het werk, die helemaal op de hand van Hazenpoot was, gegrepen en voor een dag op water en brood gezet. De mensen moesten zwaar werken en stonden dikwijls tot aan de knieën in de modder en in het water. Zij, die ziek werden en de koorts kregen, stuurde hij zonder hulp weg en werden aan de barmhartigheid van de goede mensen overgelaten. Zulk een handelwijze riep wraak voor Onze Lieve Heer. Maar luister ook, wat er gebeurde. Beladen met de algemene verachting, moest Hazenpoot zich uit de voeten maken en vluchtte hij naar Brabant.
Verscheidene jaren later keerde een troep mensen uit Venlo op Kerstnacht naar huis terug. Zij hadden de nachtdienst bij de bruine paters bijgewoond en waren daartoe, door de bemoeiingen van de Scholtes aan de Helpoort uit en ingelaten. Ter hoogte van het kanaal gekomen, sloeg hen opeens een warme gloed over het hoofd en toen zij naar boven keken, zagen zij een gloeiende wagen, met een man erin, die zij dadelijk herkenden als Hazenpoot en die de armen naar hen uitstak om ontferming. Die mensen waren zeer beangstigd en spoedden zich biddende naar huis.
Korte tijd daarna hoorde men vertellen, dat Hazenpoot na verloop van vijftien jaar en na zich te hebben bekeerd en al zijn geld en goed aan de armen te hebben gegeven, te Leuven gestorven was. Dus helemaal zal hij wel niet verloren zijn gegaan, maar dat is zeker, ik en Helmes hebben het gezien, zijn straf is nog niet uit. Hij zweeft nog altijd met zijn gloeiende wagen door de lucht en wordt geschroeid en geblakerd tot hij zal hebben voldaan aan de Hemelse gerechtigheid, als een waarschuwing voor ieder, die het zou durven bestaan, zijn voorbeeld na te volgen.
quote:De "Wannevleegers"
De Venlonaren danken hun scheldnaam aan een Uilenspiegelarij van een hunner stadgenoten.
ln oude tijden had een Venlonaar laten rondbellen, dat hij zou gaan vliegen. Op het bepaalde uur stonden de Venlonaren, die daar voor hadden betaald, met honderden op de Markt te gapen naar de vlieger, die zich aan iedere arm een kleine korenwan had bevestigd. Hij stond juist gereed om de lucht in te gaan en had het kijkgeld al in zijn zak, toen hem inviel, dat hij nog een kleinigheid had vergeten, zonder kon hij niet vliegen. Hij verontschuldigde zich dus met te zeggen, dat hij die kleinigheid nog even moest halen en beloofde de toeschouwers te zullen draven en direct terug te keren.
Hij zette het ook op een draf, maar draafde zo lang, tot hij voor goed weg was en nog steeds weg is. Intussen hadden de Venlonaren hun scheldnaam Wannevliegers gekregen, wat nu juist niet als een compliment voor genialiteit door hen wordt opgenomen.
Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht..quote:Op donderdag 16 augustus 2012 22:52 schreef mousy31 het volgende:
@Nemephis
Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
Ja dat weet k ook nietquote:Op donderdag 16 augustus 2012 23:13 schreef Nemephis het volgende:
[..]
Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht..).
Sagen hebben meestal meer een schriftelijke traditie dan een mondelinge. Het zijn de zogenaamde "overschrijvers" en hun volksverhalenboeken die er steeds een eigen draai aan geven. De oudst bekende versie van Ellert en Brammert is beschreven door dominee Johan Picardt in zijn Annales Drenthiae uit 1660. Toen waren het nog rovers en geen reuzen. Dat veranderde later pas...quote:Op donderdag 16 augustus 2012 22:52 schreef mousy31 het volgende:
@Nemephis
Doordat verhalen vroeger van mond tot mond gingen, papier was er niet zijn er verschillende versies van de sagen en legenden ontstaan.
Het zelfde krijg je als je op een rijtje zit met een aantal mensen en een zin doorfluisterd, er zit altijd verschil tussen t begin en t eind.
quote:Wie denkt dat Nederland niet rijk is aan sagen, legenden en volksverhalen heeft het mis. In dit boekwerk worden alle provincies behandeld (inclusief Flevoland) met verhalen die over steden, dorpen en streken gaan. Moderne en traditionele volksverhaalthema´s wisselen elkaar af. Heksen, geesten, graancirkels, sjamanen, de Smileybende, satanisten, weerwolven, zeemeerminnen, noem het maar op, alles passeert de revue.
Iedereen die geïnteresseerd is in de rijke Nederlandse folklore (vertelcultuur, volksgeloof etc.) moet dit standaardwerk in z´n bezit hebben. Een aanrader!
Dat wist k niet echt, wel weet ik dat het gewone volk vroeger haast geen tot geen papier had en verhalen die van mond tot mond gingen veranderden. Mijn moeder is in de 70 en die vertelde me wel eens dat ze als kind heel blij was met een stukje papier dat al ergens voor gebruikt was. Dan kon ze tekenen met een klein oud potloodje die ze van dr vader had gekregen.quote:Op vrijdag 17 augustus 2012 06:34 schreef Joel13 het volgende:
[..]
Sagen hebben meestal meer een schriftelijke traditie dan een mondelinge. Het zijn de zogenaamde "overschrijvers" en hun volksverhalenboeken die er steeds een eigen draai aan geven.
Ziet er interessant uit.quote:De oudst bekende versie van Ellert en Brammert is beschreven door dominee Johan Picardt in zijn Annales Drenthiae uit 1660. Toen waren het nog rovers en geen reuzen. Dat veranderde later pas...
Interessant boekje hierover is deze: Ellert en Brammert : Een reuzenclaim van een 'Drents' roversverhaal.' [ afbeelding ]
Ik heb er niet ingekeken maar wel de recenties gelezen en mij lijkt het een heel mooi boek.quote:Dat boek 'Verhalen van stad en streek' is wat prijzig, maar elke cent waard!
Het is echt een soort sagen-bijbel en staat bomvol prachtige verhalen, ingedeeld per provincie.
Had je al het inkijkexemplaar via Bol bekeken?
Review:
[..]
Dit is mijn favoriete Grote Pier-sage: Op een dag kwamen vijf sterke mannen Grutte Pier opzoeken om met hem te vechten, omdat ze van hem hadden gehoord en wilden weten of hij echt zo sterk was. Dus vroegen ze aan een boer die aan het ploegen was, of hij wist waar Grutte Pier woonde. De boer pakte de ploeg bij het handvat, tilde hem op en wees naar een boerderij. "Daar woont hij en hier staat hij", want het was Grote Pier zelf die daar ploegde. De vijf sterke mannen waren zo verbaasd, dat Pier de ploegstok pakte en ze tegen de grond sloeg. Tegen iedere man zei hij: "Val" en daarom heet deze plek nog steeds Fivefal (Vijfval).quote:Op vrijdag 17 augustus 2012 10:27 schreef theguyver het volgende:
heel toevallig las ik laast nog een leuk berichtje tussen de games op frontpage dat er een game gemaakt gaat worden van Grutte Pier. deze friese volksheld waar veel legendes en sages en volksverhalen van bekend zijn kjrijgt een eigen playstation 3 spel genaamd de the The Cross of the Dutchman. http://nl.wikipedia.org/wiki/Pier_Gerlofs_Donia
Ja uiteraard werden de verhalen onder het volk zelf ook verteld. Maar lang niet zo uitgebreid. Toen in de jaren '60-'70 een groep verzamelaars er op uitgestuurd werden om sagen op te tekenen gingen die voornamelijk over plaatselijke hekserij (toverij), spokerij en vormen van volksgeloof als voortekens, (on)gelukstekens en volksgeneeskunde/volksweerkunde. Dat werd nog in geloofd of de mensen konden de verhalen nog uit hun jeugd en werd door bivoorbeeld hun ouders geloofd. Kijk, tegenwoordig gelooft men niet meer in weerwolven, dwaallichtjes, verenkransen in kussens, huilende honden die een sterfgeval aankondigen, witte wieven en wat nog meer. Daarentegen gelooft men nu in zaken als ufo's, orbs, illuminati, poltergeists, tv-mediums, wicca en graancirkels.quote:Op vrijdag 17 augustus 2012 10:49 schreef mousy31 het volgende:
[..]
Dat wist k niet echt, wel weet ik dat het gewone volk vroeger haast geen tot geen papier had en verhalen die van mond tot mond gingen veranderden. Mijn moeder is in de 70 en die vertelde me wel eens dat ze als kind heel blij was met een stukje papier dat al ergens voor gebruikt was. Dan kon ze tekenen met een klein oud potloodje die ze van dr vader had gekregen.
[..]
Ziet er interessant uit.
[..]
Ik heb er niet ingekeken maar wel de recenties gelezen en mij lijkt het een heel mooi boek.
Maar ik heb niet zomaar even 35euro over dus moet eerst even kijken wat k overhoud nadat ik mn rekeningen heb betaald. Misschien dat ik maar eens naar Appelscha ga naar de kamelen markt kijken of ze daar boeken hebben met sagen en legenden. Dat is dus een rommelmarkt , weet eigenlijk niet eens of ie nog bestaat, ik kwam er vroeger elke week, k ben dol op oude boeken nl.
Was sagen sie?quote:Op donderdag 16 augustus 2012 23:13 schreef Nemephis het volgende:
[..]
Ik weet het (maar welke onbenul die bril er dan bij heeft bedacht..).
Dan zijn dit misschien wel een paar leuke boekentips:quote:
quote:De legende van Zwarte Kaat
Het verhaal van Zwarte Kaat, een streeklegende uit de Kempen.
400 jaar geleden, op Driekoningenavond 1596, zaten in een klein armoedig huisje Bruno, een grote sterke kerel met vuurrood haar en zijn vrouw Zwarte Kaat, een vrouw met lang zwart haar, dunne lippen en een grote haviksneus. Ze waren leiders van een roversbende die de Brabantse Kempen vaak onveilig maakte. Hun roversnest werd Hellenend genoemd.
Opeens werd er op de deur geklopt. Drie lange en drie korte tikken, dat betekende goed volk. Daar stapte een ander bendelid genaamd Terus binnen. Hij ging bij het haardvuur zitten en vertelde dat op de Hoeve Ten Vorsel een baby geboren was. De heer Ten Vorsel had al zijn knechten eropuit gestuurd om het blijde nieuws te gaan vertellen, dus de hoeve was nu zo goed als onbeschermd. Dit was het moment om de Hoeve te overvallen.
De hoeve lag ten zuiden van Bladel midden in de bossen. Hier woonden Dirk ten Vorsel, zijn vrouw Elizabeth en hun zevenjarig zoontje Floris. De Hoeve was nu in diepe rust en zo goed als verlaten.
Bruno trommelde nog 2 leden van de bende op. Het waren de één meter hoge dwergen Quintje de Bult en Bortje met de scheve nek. Ze maakten hun gezichten zwart met een verbrande kurk en gingen op pad. Zwarte Kaat wilde het kind meenemen want ze dacht dat een kind geboren in de Driekoningennacht een wonderkind zou zijn. Dat moest wel geluk brengen. De andere bendeleden wilden geld en sieraden.
Ze stormden de Hoeve binnen en gristen van alles mee. Toen Dirk zijn gezin wilde beschermen kreeg hij een slag met de beruchte knuppel van Bruno en Elizabeth moest tot haar ontsteltenis aanzien dat haar pasgeboren baby uit de wieg werd gehaald en meegenomen. De bende vluchtte in de richting van Postel.
Zwarte Kaat hield het kind stevig tegen zich aan. Ze gingen op weg naar de Abdij van Postel want als dit kind zijn geheimzinnige krachten wilde behouden, dan moest het snel gedoopt worden.
Na veel gebonk deed Pater Bernardus open. Deze werd gedwongen het kind te dopen. Het jongetje kreeg de naam Thomas. Het viel de pater op dat het kindje een gouden medaillon droeg en hij vroeg de helft van het medaillon als aandenken. Bruno, die allang blij was dat de pater had meegewerkt, brak zonder pardon het medaillon doormidden en gaf de helft aan de pater.
Intussen waren de knechten van Ten Vorsel een zoekactie begonnen maar moesten moedeloos terugkeren, want ze hadden geen spoor van de bende gevonden. Dirk had door de slag met de knuppel een flinke hoofdwond opgelopen en veel bloed verloren. Vastgebonden hadden zijn vrouw Elizabeth en Floris moeten toezien hoe de bende Dirk voor dood hadden achtergelaten. Floris zat zo vol haat dat hij zich plechtig had voorgenomen dit alles op een goede dag te wreken.
De pater kreeg al gauw daarna door welk kind hij had gedoopt, maar kon dit niet meer terugdraaien. De bende viel na de overval uit elkaar. Quintje en Botje gingen met hun deel van de buit feestvieren in Antwerpen. Bruno, Kaat en Terus trokken al plunderend naar Duitsland waar ze ook berucht werden.
In de jaren na de overval bleef het ongeluk de familie Ten Vorsel achtervolgen: een felle brand legde een groot deel van de stallen in as, de oogst mislukte jaren achterelkaar en de Hoeve verarmde. Floris ging op zijn 18e varen op zee om zo aan de kost te komen. Zijn ouders gingen in een klein arbeidershuisje wonen omdat ze de Hoeve niet meer konden onderhouden.
Thomas groeide voorspoedig op en na een aantal jaren keerde de bende terug naar Bladel. Ze wilden Dirk ten Vorsel uit de weg ruimen. Ze dachten dat hij de slag op zijn kop niet overleefd had, maar dat was wel het geval. Kaat bedacht een duivels plan; ze ging namelijk rondbazuinen dat Dirk zijn vrouw mishandelde en opsloot (zijn zoon Floris zou hij het huis uitgejaagd hebben). Ze eiste een straf: hij moest “in de ploeg”.
Uiteindelijk gingen de dorpelingen hierop in en Dirk ten Vorsel werd in de ploeg gezet. Hij trok hem voort door zweepsagen en stokslagen gedwongen. Na een tijdje zakte hij in elkaar van vermoeidheid. Kaat sprong op hem toe en speelde overtuigend een gemeen spel. Ze riep dat de dorpelingen Dirk vermoord hadden. Het volk vluchtte in paniek. Niemand zag dat Kaat en haar bende achterbleven om Dirk te doden. Bruno gaf hem een genadeslag met zijn knuppel en Terus stootte zijn mes in de borst van de arme Dirk.
Thomas had zich de hele avond een beetje verdekt opgesteld en alles gezien!
Hij wist waar Bruno en z’n maatjes toe in staat waren, maar hij had het nog nooit van zo dichtbij meegemaakt. Hij ging naar het lijk toe, pakte het mes en staarde peinzend voor zich uit. Hij voelde zich verdrietig en verraden.
Zo werd hij door de veldwachter en zijn helpers gevonden en natuurlijk voor de dader aangezien. Hij werd opgesloten in de kerker onder het raadhuis.
In Hellenend hoorde Kaat wat er gebeurd was met Thomas. Ze wilde hem bevrijden, want anders zou hij de bende natuurlijk verraden!. Zo gezegd, zo gedaan; Thomas werd bevrijd maar wilde niets meer met Kaat en haar trawanten te maken hebben. Kaat besloot uit angst hem te vermoorden. Hij werd door Terus in de borst geschoten en viel neer, de bende vluchtte.
Na een uur kwam Thomas bij en strompelde naar de kerk. Daar werd hij hevig bloedend gevonden. Hij werd geopereerd en verzorgd en knapte gelukkig weer wat op. Om verder te herstellen werd hij naar de Abdij van Postel gebracht…
Intussen waren de 2 dwergen teruggekeerd naar Hellenend. Terus had een duivels plan voor een laatste grote slag. Ze zouden de Abdij overvallen!
Het was traditie dat de paters van Postel twee keer per jaar 2 volle karren proviand aan de armen gaven. Kaat en Bruno wilden deze karren onderscheppen en leegroven. De karren zouden dan leeg in het dorp aankomen en de bevolking zou woedend naar de Abdij trekken. Van de verwarring die dan zou ontstaan zou de bende dan gebruikmaken om de Abdij binnen te gaan. Bruno wist in een van de torenkamers nog een kist met geld te staan.
Alles leek volgens plan te gaan, alleen had een eenzame ruiter de overval gezien en deze was snel naar de Abdij gereden om de paters te waarschuwen. Hij bleek nog tien helpers te hebben. Deze reden met hem mee nadat ze in het dorp hadden vernomen dat het volk (opgehitst door Kaat en haar maatjes) op weg ging naar Postel.
De vreemdeling werd argwanend ontvangen in de Abdij, maar al gauw bleek dat deze groep mannen het beste met de paters voorhad.
De vreemdeling stelde zich voor: Floris Ten Vorsel.
De abt, Vader Colebrant, was verbaasd. Floris was toch immers op zee? En Thomas schrok bij het horen van die naam.
Floris vertelde dat hij ontslag had genomen en was teruggekeerd naar de Kempen. Onderweg was hij Quintje en Bortje, de twee dwergen, tegengekomen en had ze direct herkend. Hij bleef ze volgen om later eventueel wraak te kunnen nemen!
Iedereen was nog maar net van z’n verbazing bekomen of ze hoorden de menigte joelende mensen aankomen. De poort werd afgesloten, maar toch slaagden ze erin binnen te dringen. Een hevige strijd ontstond en de bende klom naar de torenkamer terwijl het volk op de binnenplaats vocht. In de torenkamer was het stikdonker, maar toen de vijf bendeleden binnenkwamen staken de tien helpers van Floris tien toortsen aan. De bende schrok en er ontstond een wild gevecht. Floris werd door Terus in de schouder gestoken en viel. Toen Terus weer wilde toesteken ging de deur open en kwam Thomas binnen. Kaat krijste het uit van verbijstering. Thomas tilde Floris op en ging naar beneden, legde hem over zijn paard en vluchtte.
De bende vocht en raakte zo gewond dat ze niet meer konden vluchten, behalve Zwarte Kaat.
De volgende ochtend kwam een inmiddels gewaarschuwd garnizoen soldaten naar de Abdij. Ze arresteerden de vier bendeleden en de abt begon de leeggeplunderde Abdij weer op orde te brengen.
Bruno, Terus, Quintje en Bortje werden voor al hun misdaden ter dood veroordeeld en de volgende ochtend opgehangen. Van Zwarte Kaat was op dat moment geen spoor te bekennen. Op Hellenend was zij in ieder geval niet!
Thomas had Floris naar de Hoeve Ten Vorsel gebracht waar zijn wonden konden genezen. Elizabeth was dolblij haar zoon Floris weer terug te hebben en was Thomas erg dankbaar. Hij mocht op de Hoeve blijven zo lang hij maar wilden. Van het geld dat Floris op zee verdiend had werd de grote Hoeve weer opgeknapt.
Thomas leerde op de Hoeve van pater Bernardus (die hem vroeger gedoopt had) lezen en schrijven. Hij zag dat de pater met een medaillon zat te spelen en kreeg het verhaal van de beruchte Driekoningennacht te horen.
Hij griezelde van overvallen omdat zijn “ouders” Kaat en Bruno ook overvallers waren en hij schaamde zich voor hen. Hij had nog nooit iemand verteld dat zij zijn ouders waren. Thomas was bang dat als hij dat deed hij dan niet meer op de Hoeve zou ogen blijven.
Op een dag liepen Thomas, pater Bernardus, Floris en Elizabeth door de prachtig opgeknapte tuin. Op een grasveld gingen ze uitgebreid picknicken. Toen Thomas daar zat werd het hem allemaal teveel. Hij barstte in snikken uit en vertelde alles; hij verdiende het niet om daar te zijn! Hierna bleef het even doodstil, iedereen was geschokt.
Plotseling klonk er luid gekrijs en sprong er een oud, vies en lelijk wijf in een zwarte mantel uit de bosjes: Zwarte Kaat! Ze schreeuwde dat Thomas helemaal niet haar zoon was en dat ze hem als baby ontvoerd had uit de Hoeve. Ze gooide de andere helft van het medaillon tussen het groepje als bewijs dat ze niet loog! Ze gilde dat Thomas de bende geluk had moeten brengen, maar in plaats daarvan was er alleen maar kommer en kwel geweest. Ze sprong naar voren en trok een mes om Thomas aan te vallen. Floris greep in en dook op Kaat af zodat het mes viel en Kaat in de greppel belandde. Ze krabbelde overeind en vluchtte de bossen in.
Op de Hoeve was het die avond groot feest omdat de doodgewaande Thomas terug was. Hij zou voortaan Dirk heten, naar zijn vader genoemd.
Kaat werd de volgende dag na een lange zoektocht gevonden en gevangengenomen. Voor alles wat ze de mensen had aangedaan werd ze ter dood veroordeeld en de volgende ochtend al werd ze op het schavot krijsend onthoofd. Omdat haar lichaam niet in gewijde grond, in het dorp, begraven mocht worden, werd ze een eind de hei opgesleept en daar begraven. Omdat er op haar graf ook geen kruis mocht komen is er ter herkenning een heester op geplant. Omdat deze heester nooit normaal heeft kunnen groeien is deze nu uitgegroeid tot een boom die iedereen op Ten Vorsel en in de wijde omgeving nog steeds kent als de Heksenboom.
quote:Op vrijdag 17 augustus 2012 13:36 schreef lezzer het volgende:
Uit de streek waar ik vandaan kom:
[..]
Ik heb het altijd voor waarheid aangenomen eigenlijk. Ik woonde vroeger vlakbij het Helleneind, en Hoeve Ten Vorsel is er ook gewoon nogquote:Op vrijdag 17 augustus 2012 13:46 schreef theguyver het volgende:
[..]mooi verhaal, zou ook nog eens echt waar kunnen zijn
Misschien was het toch de serie "Nederlandse Legendes" van de VPRO?quote:Op vrijdag 17 augustus 2012 14:53 schreef theguyver het volgende:
vroeger was geloof ik een serie op .. ik geloof vila achterwerk die sommige sage's en legendes tot een kleine film maakte. kan er alleen niet opkomen hoe die heet.
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |