abonnement Unibet Coolblue
pi_116462554
De Duvelskoele

Een Drentse sage over een wanhopige boer en de duivelIn Koekange leefde een man, die een keuterijtje had, een klein boerenbedrijfje. Hij kon zichzelf en zijn gezin er mee in leven houden maar meer ook niet. Het was armoe troef. De tijden werden nog slechter, de oude koe werd mager en gaf geen melk meer en de geiten maar heel weinig. En toen zijn vrouw de man verweet dat ze wel gek moest zijn geweest dat ze ooit met zo'n mislukkeling getrouwd was, liep deze met een dolle kop de deur uit, greep een stuk touw uit de hooischuur om vervolgens naar een dennenboom te lopen met de bedoeling zich op te knopen.

Juist toen hij het touw over een tak gegooid had, stond er een man voor hem, die hij nooit eerder gezien had, een zwerver zo het leek. "Wat nu?" vroeg de man, die wat mank liep. "Ik kan niet meer," zei de boer. "Alles loopt mij tegen, er was haast geen gras dit jaar, dus ook geen hooi, 't koren is verrot door de regen en nu mijn vrouw de kop ook nog verkeerd staat wordt mij alles te veel…"

`Dit moet je niet doen," zei de zwerver. "Wat je vrouw betreft, daar kan ik niets aan veranderen maar verder wil ik je wel helpen bij het werk. Ik heb verder toch niets te doen."

"Ik kan je er immers niet voor betalen," zei de boer, "en wat het eten betreft, dat is alleen maar aardappelen met geitenmelk."

"Dat maakt mij niets uit," zei de zwerver, "alleen stel ik deze voorwaarde: als je helemaal geen werk meer voor mij hebt, moet je doen wat ik je zeg." - "Akkoord," lachte de boer en hij gaf de man opdracht het oude boerderijtje wat op te knappen. "Anders waait ons de komende herfst het dak boven 't hoofd weg."

Heel verwonderd zag hij hoe de kerel aan het werk ging drie dagen later was het karwei klaar. "Nu moet je de achterste akker maar gaan ploegen en daarna de grond gaan eggen. Alleen heb ik geen paard en de koe kan dit werk ook niet meer doen want ze moet al gauw kalven!"

Twee dagen later was alles gedaan zoals de boer gevraagd had. "Wat nu?" vroeg de zwerver. "Stobben (boomstronken) rooien uit dat stukje grond zodat ik daar volgend jaar iets op kan verbouwen." Ook dat werk was in twee dagen klaar.

Toen begreep de boer dat hier iets niet in de haak was. Hij keek eens naar de voeten van de zwerver en begon te zweten door dat wat hij zag: bokkenpoten! "Wat heb je nog meer voor mij te doen?" vroeg de zwerver na het middagmaal. "Leg om het huis en naar de weg een straat van flinten (keistenen), die allemaal even groot zijn." De man ging keien zoeken en het duurde niet lang voor het hele pad klaar was.

De boer zei niets maar ging met lood in zijn klompen naar huis. Zijn gezicht was zo wit als een gekalkte muur. Dat zag zijn vrouw en ze vroeg hem wat er met hem aan de hand was. Tenslotte biechtte hij alles op, ook al schaamde hij zich diep. Maar zijn vrouw lachte en kwaad zei de man: "Wil je zo graag van me af?" - "Nee," zei ze en fluisterde hem wat in het oor.

De volgende morgen kwam de Duvel (want dat was de zwerver) weer bij de boer. "Is er nog werk voor mij?" - "Welzeker," was het antwoord. "Het touw van de putemmer is kapot. Draai nu uit zand een touw in elkaar dat zo lang meegaat dat mijn kleinkinderen het nog kunnen gebruiken." - "Jij grote ezel," schold de Duvel, "dat heeft iemand anders, die snuggerder is dan jij, verzonnen." En hij stampte met zijn linkervoet op de grond, zo hard, dat er een diepe kuil ontstond, vlak naast de put bij de boerderij. En hoe ze later ook probeerden de kuil dicht te gooien, het lukte niet.

En hij is er nog altijd: de Duvelskoele. Er ligt alleen geen ijzeren rooster bij, zoals dat het geval is bij sommige kerken, zoals die van Havelte en Borger. Deze roosters dienden vroeger om de varkens te beletten op het kerkhof rond de kerk te komen maar het volksgeloof wou dat ze dienden om de Duvel met zijn bokkenpoten te beletten daar te verschijnen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------

Route

De Duvelskoele bij Koekange valt niet meer exact te lokaliseren, daarvoor is de sage te oud. In de omgeving van het Koekanger veld, ergens bij een afgelegen boerderijtje, moet de Duvelskoele, zonder dat haar eigenaren het weten, nog zijn.
pi_116463048
't Spinwiefien op de Ekelenberg


Een Drents volksverhaal over een wijze oude vrouwDe oude Ekelenberg of 'Den Ekel' zoals hij genoemd werd had veel gezien in de vele, vele jaren dat er mensen over hem heen waren gelopen. En ook hij was in die jaren niet dezelfde gebleven.

Er waren mensen om hem heen komen wonen, die gevist hadden in de Reest en de plassen. Ze waren taai als leer en wisten zich slechts met veel moeite in leven te houden. Als ze gestorven waren, werden ze verbrand. Dan trok de rook over de berg en namen de vlammen alles wat vergaan kon met zich mee. Dan was de gloed van het vuur ver, heel ver weg nog te zien. Als dan het vuur gedoofd was werd de as bij elkaar geveegd en in een pot gedaan, die bij de anderen in de grond op de oude Ekel werd gezet.

Zo was het geslacht na geslacht gegaan tot de grote sterfte was gekomen. Er waren maar weinig mensen overgebleven en die waren bijna allemaal vertrokken omdat ze bang waren geworden voor de plaag die over hen gekomen was. Een paar waren gebleven waaronder de wikkerse, de wijze vrouw. Ze had nog lang geleefd en vaak was ze 's avonds, als ze niet kon slapen, naar de hoogste plek van den Ekel gegaan. Daar was ze dan gaan zitten en had ze uitgekeken over het lagergelegen land, uren lang. Als dan het licht van de maan door de boomtakken speelde leek het net of ze daar zat te spinnen.

Dan zeiden de mensen in de buurt 's avonds: "Zie je daar 't Spinwiefien op den Ekel? Zij denkt aan wat voorbij is en ziet wat er nog allemaal zal gebeuren. Ze is een wijze vrouw…"

En altijd als de mensen in nood waren kwamen ze bij haar om hulp te vragen. Nooit gingen ze ongetroost weer terug. Tot ook haar tijd kwam en zij geroepen werd naar 't verre land van Avalon waaraan zij geloofde en waar het zo mooi moest zijn. Waar geen dood was en geen gebrek, geen ongeluk en geen nood.

Maar al was zij dan gestorven, de mensen wilden het niet geloven. Ze vertelden elkaar dat ze er toch nog was, daar op die vertrouwde plek, dat ze er steeds weer naar toe kwam als vanouds en dan weer zat te spinnen als de maan zo vreemd door de kruipnevel scheen. Maar niet iedereen kon haar nu meer zien, alleen de mensen die haar hulp nodig hadden. Zo werd er gefluisterd van geslacht op geslacht.

Veel, veel later woonden Roelof Harms en zijn vrouw Albertien in Zuidwolde. Ze waren de enigen in de buurt die geen kinderen hadden en vooral Albertien had het daar heel moeilijk mee. Zij wachtten en verlangden en verlangden en wachtten…

En als er dan weer een jaar voorbij was en de nieuwjaarsvisites begonnen, huilde Albertien vaak omdat ze wist wat ze daar weer te horen zou krijgen.

"Ik houd dat niet vol! Ik ga niet meer mee. Ik kan dat geplaag niet meer aanhoren!"

"Wat zullen de mensen dan wel zeggen?" vroeg haar man. "Juist dan komen er praatjes en dan heb je er later nog meer verdriet van." Er werd tussen hen beiden niet meer over gepraat maar het ging precies zoals Albertien wel gedacht had. Ze kon dat alles niet meer verdragen en haar gezicht werd steeds smaller en kleurlozer. De buren zeiden tegen elkaar: "Wat zou Albertien toch hebben? Ze ziet er zo slecht uit. Daarom kan ze natuurlijk ook geen kinderen krijgen."

Tante Annechien durfde er met Albertien over te praten. "Het gaat niet goed met jou, Albertien. Wat is er toch? Zit het tussen jou en Roelof niet goed of is er iets anders? Stort je hart maar eens bij mij uit als je daar behoefte aan hebt." Albertien had een goede band met haar tante en aan haar biechtte ze al haar zorg en verdriet op. Ze huilde zo dat haar tante er zich geen raad mee wist. Toen Albertien wat rustiger werd begon tante Annechien te vertellen van wat zij als kind van haar grootmoeder had gehoord. Die wist met zekerheid dat het Spinwiefien nog altijd op den Ekel kwam. Lang geleden had er een vrouw geleefd die hetzelfde probleem had als Albertien. Die was naar haar toe gegaan en had later nog drie kinderen gekregen.

"Als de kruipnevel over 't land hing, moest ze op blote voeten van den Ekel naar de Reest lopen, daar in het maanlicht de voeten wassen en dat drie dagen volhouden."

Albertien had niets gezegd toen haar tante dat allemaal verteld had. Maar toen het zomer was geworden kroop ze drie dagen achter elkaar 's avonds, als haar man vast in slaap was, stilletjes uit bed en deed wat ze moest doen zoals ze dat van haar tante had gehoord. En ze smeekte: "Laat het toch mogen helpen! Waarom alle anderen wel en ik alleen niet."

Toen ze terug naar huis ging dacht ze te zien dat het Spinwiefien weer op haar plek bovenop den Ekel zat. En het was net of ze haar toeknikte. Toen ging ze rustig weer naar bed.

Wat de oorzaak was wist niemand maar Albertien werd erg ziek.

"Kou gevat," zei tante Annechien. "Kou, midden in de zomer nog wel," zeiden de buren. Maar al kwakkelde ze eerst nog wel wat, toch werd Albertien weer beter en fleurde ze helemaal op. En dat de wonderen de wereld nog niet uit waren begrepen de buren toen er in mei bij Roelof en Albertien een zoon werd geboren. Ze zeiden: "Wie had dat nou durven denken". Maar tante Annechien zei niets en lachte maar wat voor zich uit. Zij wist er alles van en als er nog eens gelachen werd om het Spinwiefien zei ze: "Er is zoveel tussen hemel en aarde waar we niets van begrijpen. Als je er maar in gelooft, dan komt het vaak goed."
pi_117197003
De gesloten steen

Op de hoek va de Oude Gracht en het Eligenhof in Utrecht ligt een grote steen aan een ketting. Het is natuurlijk een beetje gek dat een steen aan een ketting moet liggen, maar dit is een hele speciale steen... Het is namelijk een echte duivelssteen!

Volgens de verhalen van vroeger vond de duivel het leuk om 's nachts met deze steen te spelen. Hij rolde de steen door de stad en ging ermee overgooien met een vriend. De bewoners van de stad vonden dit niet leuk, omdat ze natuurlijk doodsbang waren voor de duivel, maar ook omdat ze, door al het lawaai van de steen niet konden slapen! Het geluid klonk door de hele stad en er gingen vele nachten voorbij dat geen enkele inwoner een oog dicht kon doen. De mensen waren zo moe, dat ze besloten dat er iets moest gebeuren! Daarom huurden ze priesters in, die de duivel zouden verdrijven. Dit lukte, maar om er helemaal zeker van te zijn dat het niet nog een keer zou gebeuren, hebben ze de steen aan een ketting gelegd. Die krijgt de duivel nooit meer los!




Het spook van Paushuize (Utrecht)

Bij een groot en oud huis als Paushuize horen natuurlijk wilde verhalen over spoken en geesten. Zo eindigt een trap in de kelder op een dichte muur.

Eén van de verhalen is dat de ziel van Hortense, vrouw van koning Lodewijk Napoleon, achter deze muur woont en af en toe komt spoken door het pand. Zij had het in Paushuize altijd zo naar haar zin en zou ze ooit eens hebben gezegd dat haar ziel na haar dood naar dit huis zou gaan.

Hier wordt dankbaar gebruik van gemaakt, tijdens het inwijden van nieuwe medewerkers. De 'uitverkorene' vertelde dan over de mysterieuze geluiden, van krakende vloeren tot klepperende deuren, die hij hier meemaakte. Eén van de nieuwelingen schijnt ooit smekend op zijn knieën te hebben gelegen.




De Basilisk in Nederland

Er zijn vele volksverhalen waarin de basilisk een rol speelt.

In Dokkum kwamen in 513 achttien mensen om door de basilisk.

Negen eeuwen later dook het wezen op in Oldeboorn, toen daar een put gegraven werd. Uit de put kwam een verstikkende damp en de haantjes de voorsten kwamen om. Hier ging het om twaalf mannen, vier vrouwen en twee kinderen. Toen het daglicht op het wezen scheen, viel hij dood. Het staat beschreven in een kroniek van 1413. Als oorzaak werd de glasblazerij aangewezen, de glasblazer weigerde het achtste jaar zijn zaak te sluiten door hebzucht.

In Utrecht verrees een basilisk in een bierbrouwerij. Een man kwam om in de kelder en niemand waagde zich nog in eigen kelder, omdat de keldergewelven ondergronds verbonden zijn. Hier werd een uitgebroed hane-ei als oorzaak gezien. In de Middeleeuwen werden hanen opgehangen. Een jongeman versloeg de basilisk met een spiegel voor zijn borst, het dier zag zijn eigen verderfelijke ogen en viel dood neer.




De Lebstok

De Lebstok (soms: Lebbestok of Lebbestaok) is de grenspaal tussen Peest en Zeijen (provincie Drenthe) gelegen waar de Schaapdijk en de Veldweg samen komen.

Het overlevering wil, dat op een dag vlak bij Peest een meisje, Lebbe genaamd, werd vermoord om het geld dat ze bij zich had. Maar de markelieden van Norg (waar Peest onder viel) wilden haar niet begraven, omdat ze het te duur vonden. Dat wilden ze niet zeggen en dus beweerden ze dat Lebbe niet op de markegrond zou liggen. Nou, als dat zo was, wilde de marke van Vries (waar Zeijen onder viel) dat wel doen en ze plaatsten bij haar graf op de hei een stok. Als herinnering aan ieders plicht en... als nieuwe grenspaal. Lebbe lag immers niet in de gemeente Norg, dus moest het wel Vries grondgebied zijn. Zo komt het dat de grens tussen Peest en Zeijen zo'n merkwaardige hoek heeft. Ondanks dat de gemeenten Norg en Vries niet meer bestaan, is deze hoek nog steeds zichtbaar, omdat ze beide in een andere nieuwgevormde gemeente ondergebracht zijn: Noordenveld en Tynaarlo.




De Schreierstoren (Amsterdam)

De Schreierstoren, aan de Prins Hendrikkade, kent zijn legendes. Volgens overlevering zouden hier in vroeger eeuwen geliefden afscheid hebben genomen van hun zeevarende mannen en zonen. Vele tranen moeten er vergoten zijn, en in de dikke torenwand kan men nog een steen ontdekken, uit 1569, met daarop een huilende vrouw. Overigens heeft dat schreien ook nog een andere betekenis: het zou afgeleid zijn van het woord 'schrayhoek', dat wijst op de ligging van het gebouw: op een rechte hoek.
De eeuwenoude stenen muren hebben in elk geval vele levens zien passeren. Voer voor spokerijen? Zeker weten, aldus Rogier Wolffenbuttel. Zijn vader Hans begon op de begane grond een horeca-uitspanning, waar Rogier in het begin achter de bar stond. "Het was een stille maandagavond," vertelt hij. "Geen klant in huis. Ik zat maar wat naar buiten te staren en de krant voor de derde keer te lezen. Maar ineens voelde ik dat iemand binnen was gekomen. Alsof ik het uit m'n ooghoeken had gezien. Iemand die naar achteren was gelopen, naar de Herenkamer." Rogier stond op om de bestelling op te nemen. Even was hij van slag. Er zat helemaal niemand. Alle stoelen stonden, als tevoren, keurig aan tafel geschoven. Alhoewel... eentje stond naar achteren, alsof er net een klant had plaatsgenomen. Toeval?
Rogier besloot er niet te lang bij stil te staan. Maar: "Loop ik richting bar, springt het koffie-apparaat ineens aan." Een onzichtbare klant, die meende dat het kopje koffie te lang op zich liet wachten? "Krijg nou wat," dacht Rogier, en liet het erbij.
Een collega-barman nam de 'verschijnselen' in de toren minder stoïcijns op. Net had hij de deuren afgesloten om rustig de kassa te kunnen opmaken, toen in één vlaag alle kaarsen doofden. Geschrokken verliet hij het pand. Maar het was alsof er iets aan hem kleefde. Elke lantaarn die hij passeerde, doofde een paar seconden, om vervolgens weer aan te springen. Sindsdien weigert de betrokkene in de toren te werken. (Dovende kaarsen, daar lijken de spoken patent op te hebben: we zullen ze nog vaker tegenkomen, op onze speurtocht.) Rogier en vader Hans lieten zich door al die gekheid echter niet op stang jagen.
Maar toch. 's Avonds laat - ze waren nog maar met z'n tweetjes - hoorden ze plots een enorm kabaal achter de afgesloten deuren van de befaamde nautische winkel Harri's, die in de bovenliggende etages huist. Het klonk alsof daar zware kasten omvielen. "Inbrekers, dachten we. Nou is die ouwe van me niet bang uitgevallen, dus we besloten die types zelf in de kraag te grijpen." Het duo begaf zich naar buiten en wachtte, verborgen in de duisternis, af. Rogier: "Maar niemand kwam naar buiten, dus gingen we maar weer eens een kijkje ne-men. En meteen weer zo'n knal." Tijd dus om de politie in te schakelen. "En wat denk je? Binnen stond alles netjes op z'n plaats. Er was niks omgevallen en er was ook niemand te vinden – terwijl de deuren afgesloten waren."


pi_117779292
Een boeddhistische legende:
quote:
The Temple of Celestial Harmony
There is a legend of a monastery deep in the mountains of Nepal wherein dwell an order of monks which never see evil or ugliness. Their monastery is in a sheltered vale and protected by mountain passes. The monks come to the monastery as infants and never leave their entire life, everywhere around them is nothing but beauty, serenity and peace. There is no sickness here. Death, when it comes, usually at an age of around 110 years or more, sometimes a great deal more, is treated as a joyous occasion and there is no mourning. They raise their own crops and make a soothing drink called “tansgoma”. It is said to allow men to dream while waking. They are said to be capable of shape shifting, often into birds, to travel to the heavenly realm at will and to see long distances while in meditation. They never leave but travelers in the summer of 1922 claimed they have an uncanny knowledge of the outside world including, so the village elders told them, knowledge of the then recent World War in Europe.

The people in the surrounding village are not permitted to enter the sanctuary but trade spices and other goods from a basket which is lowered from the walls at sunrise and again at sunset. Here, there is no greed, no lust, no envy. All belongs to all. There is no hierarchy all are equal. Marco Polo heard of the Temple and these legends came down to us as the legend of Prester John and the lost city of Shangri-la Four times in a thousand years enemies, each in their turn, have made their way to the walled monastery. The Mongols, the Rajputs, the Mughals and the Chinese. Each lured by tales of golden idols, with eyes of ruby each the size of a melon. Each army was devastated, destroyed almost to the man by a raging plague which was borne upon the very air they breathed but which the monks and surrounding villagers are immune.

No Westerner has ever so much as touched the sacred walls of the temple compound. It is told that the great Alexander himself made it to the first pass but turned back when he discovered the bloated and blackened bodies of his advance force. He went no further east in his conquests, his men threatening to mutiny, these battle hardened veterans had seen something in that valley which frightened them more than all the Armies of the east, and after turning westward back toward Macedon, Alexander was himself dead within the year. Near the opening of this pass lies the broken form of a 1970s era Russian jet fighter. The bodies of its two pilots still rotting in their harness. No effort has ever been made to recover their bodies. The Nepalese Army now guards the pass. They deny the existence of the temple and will shoot any person regardless of nationality who tries to enter. In 1992 a Japanese film crew consisting of expert mountaineers with modern gear, including oxygen and satellite communications, attempted to avoid the guarded pass by going over the mountain to the west of the temple. They were “lost” in the mountains no trace having ever been found.

It is said that the monks are waiting for something, but nobody knows why they wait. Very little has come out of the valley since the 1920s. The mystery only deepens with each passing year.
Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
pi_117785344
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 oktober 2012 16:44 schreef Gray het volgende:
Een boeddhistische legende:

[..]

Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
Je zou er een hele slechte kung fu-film van kunnen maken, ofzo... :P
  dinsdag 9 oktober 2012 @ 19:43:28 #81
241970 R0N1N
Live free or die trying
pi_117786841
quote:
0s.gif Op dinsdag 9 oktober 2012 16:44 schreef Gray het volgende:
Een boeddhistische legende:
Dit is een speelfilm waard, denk ik. 8-)
Zou wel eens een 'drone' door die pas willen sturen :9
The truth may be out there, but the lies are in your head.
pi_117841399
Mooie sagen en legenden! Nu kom ik zelf uit Brabant en verder dan de legende van de Bokkenrijders kom ik helaas niet vrees ik. Anderen die ik hier tegenkwam klonken wel erg bekend (zoals de van Faust bijvoorbeeld). Als ik zelf wat vind zal ik het delen met jullie :)
"They are rage. Brutal, without mercy. But you.... You will be worse. Rip and tear, until it is done!"
"Omae wa mou shindeiru."
"All we know is... he's called The Stig!"
pi_117864772
Hmm. Hier in de buurt hebben wij dit. Volgens mij slaat dit ook op een van de witte wieven.

Cilie de Nevelhekse
Een Hoogeveense sage over de Drentse Romeo en Julia
Rond 1700 woont er nabij Hollandsche Veld - een dorpje vlakbij Hoogeveen - een schutmeester die De Stroeve wordt genoemd. Hij is verantwoordelijk voor het stuwen van het water in het Riegmeer en de omliggende vaarten. Het volk is bang voor hem; hij is moeilijk in de omgang en men beweert dat hij aan 'zwarte kunst' doet.

De schutmeester woont samen met zijn oude huishoudster en zijn pleegdochter Cilie. Het meisje heeft een mooie stem en zingt ze de prachtigste liedjes die de bewoners en de schippers betoveren. Over haar afkomst wordt geheimzinnig gedaan. Ze zou het bastaardkind zijn van een Surinaamse slaaf en de vrouw van een plantage eigenaar. Volgens de bevolking wijst alles erop dat Cilie een heks is...

Tijdens een warme zomer logeert bij de familie Bentinck in Hoogeveen een adellijke jonge arts, Allard genaamd. Hij is uit Den Haag gekomen en gebruikt deze zomer om nieuwe levenslust op te doen in de natuur. Wanneer hij op een dag buiten is wordt hij aangetrokken tot het Riegmeer. Hij probeert het te bereiken via een door kreupelhout omzoomd dijkje. Dan hoort hij een prachtige zangstem: een reine en zuivere stem van een jong meisje dat hem verder en verder lokt, tot achter de woning van De Stroeve, waar hij met ingehouden adem blijft staan luisteren en kijken...

Plotseling klinkt er een vreselijke schreeuw. Marije, een meisje uit Hollandsche Veld, blijkt gebeten door een adder en Allard snelt toe. Als arts weet hij wat hem te doen staat: hij pakt zijn pennenmesje, opent de wond en bindt de ledemaat af met zijn zakdoek. Maar de gedachten aan de stem en de verschijning van het wonderschone meisje laten hem niet los... Hij vraagt aan iedereen hem iets over Cilie te vertellen. De mensen zeggen echter dat ze vanwege haar neiging om in de ochtend- en avondschemering de velden in te trekken 'Nevelhekse' wordt genoemd. Hij blijft er over praten en het lijkt wel of Allard 'betjoend' is door haar gezang, dat hij in haar macht is...

De volgende dag brengt Allard een bezoek aan de zieke Marije. Haar moeder is woedend: "Als Marije komt te steven," zo gilt ze, "dan zal die Nevelhekse haar volgen! Haar gezang heeft zowel Marije als de adder behekst!" Allard schrikt en gaat naar het huis van De Stroeve om hem en Cilie te waarschuwen. De man is niet thuis, maar hij heeft wel een tweede ontmoeting met het meisje. Haar onschuld en puurheid laten hem in een hevige verliefdheid ontbranden... Hij kiest er echter voor zijn liefde voor Cilie te onderdrukken. Hij is van adel en hoe zullen zijn ouders reageren als hij met zo'n heidinnetje thuis zou komen? Bovendien heeft zijn moeder al een huwelijk geregeld met een adellijke dochter van een van haar Haagse vriendinnen.

Wanneer hij enige tijd later langs het kerkhof loopt, is de koster bezig met het graven van een graf. Tot zijn grote schrik wordt hem door de man verteld dat het graf bestemd is voor Marije. Ze is dood! Tijdens haar begrafenis wordt het volk opgezweept in de strijd tegen het boze. "Marije stierf onder een vloek van een heks en de heks zal moeten boeten," zo fluisteren de mensen op weg naar huis.

Een paar dagen later ondergaat Cilie haar lot. Ze wordt uitgescholden, geslagen en bijna door Marije's moeder gewurgd. Ze wordt door haar in het Riegmeer gegooid, maar net op dat moment komt Allard uit de struiken tevoorschijn en springt hij Cilie na en lukt het hem haar te redden van de verdrinkingsdood. Na deze gebeurtenis hebben Allard en Cilie dagelijks contact. Hun vriendschap groeit en Cilie vertelt hem haar eigen levensverhaal. Volgens haar is ze een kind uit een adellijk huis, een dochter van een Franse edelman.

Wanneer zijn moeder hoort van Allards' vriendschap met het meisje en haar slechte reputatie verneemt, wordt hij gedwongen terug te keren naar Den Haag. Hij neemt afscheid van een betraande Cilie en belooft haar snel te zullen terugkeren en haar te zullen schrijven. Zijn brieven worden echter achtergehouden door De Stroeve en Cilie raakt langzaam maar zeker wanhopig en ten einde raad. Ze gaat zelfs bij de familie Bentick in Hoogeveen naar Allard vragen, maar ze wordt alleen maar uitgelachen en beschimpt. Op de weg naar huis wordt ze bovendien nog met stenen bekogeld en uitgescholden door een krijsende menigte.

Vier dagen later wordt De Stroeve midden in de nacht wakker door het geluid van een waterval. Als hij gaat kijken blijkt het schut open te staan, waardoor het water zich met donderend geraas in de brede sloot stort. Hij vindt geen spoor van Cilie. Ze is verdwenen. Ze heeft het schuthuis in weer en wind verlaten in haar nachtkleding.

De Stroeve vervalt in driftbuien en gewetenswroeging. Drie dagen na haar verdwijning meldt hij zich bij politie en bekent een drievoudige moord. Zijn echte naam is Martin Balringe. Hij is slavendrijver geweest op een Surinaamse plantage. Daar werd Cilie geboren, als dochter van zijn meester, de markies De Cosse. Martin lokte een opstand uit, doodde de markies en vertrouwde Cilie toe aan een tante. Deze vroeg kort voor haar dood het meisje naar Nederland te brengen, naar haar familie in Amsterdam. Martin ging echter rechtstreeks naar het Hollandsche Veld, geld en juwelen met zich meenemend.

Jonker Allard komt drie dagen na Cilie's verdwijning naar Hoogeveen. Vergeefs doorkruist hij de velden, in de hoop dat Cilie zich ergens verschuilt. Op zoek naar haar lijk laat hij in alle plassen vissen. Ze wordt niet gevonden. Allard legt zijn oor te luister bij de bevolking, maar het enige wat hij verneemt is roddel en achterklap. Allard is uiteindelijk weer naar Den Haag gegaan, maar niet voor lang. In de loop van 1706, het jaar van Cilie's verdwijnen, maakt hij de eerste van een serie lange reizen. Men zegt dat hij dat deed in de hoop afleiding te vinden voor zijn zielsverdriet...

pi_119504550
Overijssel is dé Nederlandse provincie bij uitstek die rijk is aan volksverhalen. In de mondelinge en schriftelijke vertelcultuur circuleren griezelige, grappige en spannende sagen, legenden, persoonlijke vertellingen en sprookjes over heksen, reuzen, rovers, spoken, verborgen schatten, witte wieven, wolven, heiligen en kabouters.

Deze verzameling volksverhalen is door de inwoners van Overijsselse steden en dorpen zelf geschreven, of herschreven uit de eeuwenoude overlevering. Historische en moderne verhalen wisselen elkaar af. De verhalen variëren van moderne volksverhalen over verdwenen buren tot verhalen die gebaseerd zijn op een gebeurtenis uit het verre verleden, van (bijna) waargebeurd tot verhalen vol magische schepselen. Het zijn verhalen met humoristische wendingen, dramatische eindes, tot 'ze leefde nog lang en gelukkig'.

De volksverhalen in dit boek hebben allemaal een binding met een specifieke plek in Overijssel. Ze trekken rond van de Kop van Overijssel tot Salland en Twente, van Kampen, Den Ham, Deventer en Zwolle tot Tubbergen en geven Overijssels dorpen en steden een eigen identiteit.
Ze gaan over Swaantje bij de Lemelerberg, de koerijders in Twente, de Groene Jager bij Den Ham, Klein Duimpje in Deventer, tot de zwarte engel van Steenwijk.
Deze verhalen voor jong en oud bieden een kijkje in het vluchtig cultureel erfgoed van de provincie.
Een prachtig verhalenboek met kleurrijke illustraties, om zelf uit te lezen of uit voor te lezen en zo de levendige traditie van verhalen vertellen voort te zetten.

pi_119643673
De Paardenburgh in Bodegraven

Dan is er nog een legende over de Paardenburgh, en deze legende heeft alles te maken met de bijzondere gevel steen die zich boven de voordeur van de boerderij bevindt.

Naar het schijnt woonde hier voeger een zeer vrekkige oude boer. Het was nog in de tijd van de burenhulp. Thuishulp bestond nog niet. Op een dag werd de vrouw van de boer ziek. Het ging steeds slechter met haar tot ze helemaal niet meer uit haar bed kwam. De buren riepen de boer erbij en zeiden,: je moet er nu echt een dokter bij halen want dit komt niet goed.

De boer die helemaal geen zin had om zijn geld aan een dokter te moeten betalen wuifde de bezwaren weg. Onzin! Riep hij nijdig. Mijn vrouw is zo’n taaie die wordt vanzelf weer beter. Nog eerder zullen hier de paarden de trap op lopen dan dat mijn vrouw zal sterven. ’s Avonds zat de boer zoals gewoonlijk met zijn arbeiders aan de tafel, onder de lamp wat te lezen toen er ineens een hels kabaal aan de voorkant van het huis was. Toen ze snel naar het voorhuis renden zagen ze drie paarden de trap op rennen de slaapkamer van de zieke vrouw in. Ontsteld rende de boer erachter aan. In de kamer aan gekomen was er geen spoor meer te zien van de paarden maar toen hij bij de vrouw ging kijken bleek zij te zijn overleden.




Het zwarte spook van Pieterburen

Het verhaal gaat, dat een Moor, die al 20 jaar in dienst was van Sonoy, hem ook als dienaar volgde op Dijksterhuis. Op de borg vatte hij liefde op voor een dienstmeisje, dat zijn liefde niet kon of wilde beantwoorden. Hierdoor in woede ontstoken, vermoordde hij het meisje in de kamer, die later de naam kreeg: moriaanskamer. Als straf voor zijn misdaad werd de Moor op 20 oktober 1596 onthoofd in de buurt van de borg. Nog zwerft hij rond op de plaats, waarop eens een van de oudste borgen van Groningen stond, als het zwarte spook van Pieterburen.



De Stoep uit Gelderland

De Stoep is een kwelgeest uit Gelderse overleveringen. Hij zou op de rug van eenzame mensen springen, om zichzelf vervolgens loodzwaar te maken, maar verdwijnt zodra de wandelaar huizen bereikt. De geplaagde is dan alleen wel doodop.

Stoep is verwant aan de Ossaert, Blauwe Gerrit, Lange Wapper en Kludde.




Platte Thijs

Platte Thijs (ook bekend als Pater Thijs, Achtkante Boer of Broekermeer) is een legendarisch figuur uit het Hoorn van de 16e eeuw, dat voorkomt in diverse sagen. Hij wordt vanwege zijn - naar idee van het volk - rechtvaardige rooftochten, de Nederlandse Robin Hood genoemd.

Platte Thijs is in de geschiedschrijving veelal neergezet als een meedogenloze dief. De sage vertelt echter dat de man alleen stal van de rijken, om de verdiensten uiteindelijk onder de armen te verdelen. Uiteraard werd dit door de autoriteiten niet gewaardeerd, en werd hij gearresteerd. Platte Thijs verzette zich bij zijn arrest hevig, en tijdens het gevecht dat hierop volgde werd zijn neus met een zwaard afgehouwen (hetgeen hij met de naam Platte Thijs heeft moeten bekopen). Uiteindelijk verloor hij de strijd; hij werd opgesloten in een donkere cel in de (oude) Oosterpoort. In de nacht na zijn gevangenneming verboog Thijs de tralies van zijn cel en ontsnapte hij. Toen hij echter weer werd gevonden en gearresteerd, reageerden de gerechtsdienaren extra fel, en vermoordden zij hem. Ter nagedachtenis hebben de bewonderaars van Thijs toen een steen met zijn beeltenis in de gevangenismuur gemetseld. Nadat de Oosterpoort in 1818 was afgebroken, werd deze steen in 1880 in het Westfries Museum geplaatst, waar deze nu (2008) nog steeds te vinden is.




De draak van Gelre (Gelderland)

Volgens deze legende is Gelre ontstaan in de 9de eeuw onder keizer Karel de Kale, heerser over het Heilige Roomse Rijk. In die tijd heerste ook de angst voor een monsterlijke draak, die zich verschanste op een vlakte aan de Nederrijn. In 878 stuurde heer van Pont, gezaghebber over dat gebied, zijn zonen Wychardus en Lupoldus op de draak af om hem voorgoed te verslaan. De broers troffen het monster slapend aan onder een mispelboom. Er volgde een bloedig gevecht dat eindigde in het nadeel van het monster. Tijdens de strijd slaakte de draak meerdere keren de kreet 'Gelre! Gelre!'. Op de plek van de triomf mochten de broers een kasteel bouwen dat ze ‘Gelre’ noemden, naar de kreet van de draak. Rond het kasteel ontstond het stadje Geldern en Wychardus werd de eerste graaf van het gebied. Mispel, Gelderse roos of gewoon Gelderse bloem?

pi_121674495







Het Solse gat, de Duivelsberg, de Hunebedden, Stavoren: over veel plekken in Nederland doen van oudsher sagen en legenden de ronde. In Spannende paden, Wandelingen met sagen en legenden, wordt een aantal van de boeiendste verhalen verteld aan de hand van wandelroutes van On Track.Bijvoorbeeld de legenden van de Bokkenrijders en de roversbende van de Zwarte Kaat en het verhaal van de Onzalige Bossen. De geselecteerde routes zijn maximaal 16 kilometer lang en voorzien van sfeervolle horeca onderweg, zodat ze ook geschikt zijn voor de donkere dagen van het jaar.
pi_121903712
Op 15 april 2005 werd er door Stali een sage gepost op dit forum over Ossendrecht.
Ik vond dit forum op internet bij onderzoek naar mijn stamboom.
Het vertelt het volgende:

Het jongetje met het meisje op de buik.

De Ossendrechtse bevolking vertelt een verhaal over de familie Beijerss van Voxdale. Jan leefde met zijn vrouw Katharina en hun zes kinderen in de Ossendrechtse bossen. Dit zou om en nabij de campingplaats moeten zijn waar de Pitmeeting zal worden gehouden. Mede dankzij de sage is de camping hier in de omgeving niet populair.
Jan en Katharina waren indertijd erg geliefd onder de plaatselijke bevolking, mede omdat Katharina kennis had van de genezende werking van planten en kruiden en ze veel mensen hielp aan een ‘medicijn’ tegen allerlei kwalen. Heel lang ging dit goed, totdat er vreemde dingen gebeurden wanneer ze bij de mensen thuis was geweest. De roddels dat Katharina een gevaarlijke vrouw zou zijn groeiden uit tot een diepe haat onder de Ossendrechtse inwoners. Zij, Katharina was de schuld van alle kwaad dat zich in de gemeenschap afspeelde.
Op een nacht toog de woedende bevolking met brandende fakkels naar het huis van de nog vredig slapende familie Beijerss. Niet veel later stond het huis in vlammen en bij deze grote brand zou Catharina en haar jongste dochtertje Anna zijn omgekomen. Jan Beijerss en de andere kinderen zouden wel tijdig de bossen zijn ingevlucht maar de jonge Christiaen zou niet verder met hen mee zijn gevlucht en volgens het verhaal heeft de arme jongen twee dagen ontroostbaar met zijn kleine dode zusje Anna in een draagdoek op zijn buik rondgelopen in het bos rondom het afgebrande huis en toen is hij verdwenen.

Ik vind het een heel triest verhaal en je vraagt je af wat is hier allemaal van waar? Ik heb vandaag wat gesnuffeld in de inheemse magazines en ben hierin de volgende feiten tegengekomen:

Het oude archief van Ossendrecht, althans dit van voor 1600, is grotendeels verloren gegaan. Er zijn wel gegevens over de oudste generaties gevonden in de Antwerpse Schepenregisters en zijn er ook opzoekingen gedaan in de archieven van Breda, Roosendaalen Kalmthout. Hieruit is gebleken dat de naam Beijerss van Voxdale een verbastering is van de beroemde naam Beyerssone van Voxdale
Jan Beijerss van Voxdale werd rond 1458 geboren. Uit archieven blijkt dat hij inderdaad gehuwd was, maar het is nooit helemaal duidelijk geworden met wie. Jan Beijerss van Voxdale woonde in Ossendrecht, was in ieder geval gehuwd met een zekere Katharina en samen kregen ze zes kinderen en van Christiaen en Anna is inderdaad nooit meer iets vernomen.

1. Mechtelt
2. Christiaen (verdwenen)
3. Cornelie
4. Jan
5.Cornelis
6. Anna (verdwenen)

Het meest bizarre is dat vandaag de dag er nog steeds melding wordt gemaakt door wandelaars in het zogenoemde Beiersbosje van een jongetje met een dode baby in de draagdoek op zijn buik.

Graag zou ik in contact komen met Stali of iemand anders die mij meer kan vertellen over de bron van dit verhaal.
Ik kan er nergens anders iets over vinden.
De Beijers van Voxdale uit het verhaal is namelijk een directe voorouder van mij en ik zou heel graag meer willen weten.
pi_121927253
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 januari 2013 20:17 schreef fluxxie het volgende:
Het meest bizarre is dat vandaag de dag er nog steeds melding wordt gemaakt door wandelaars in het zogenoemde Beiersbosje van een jongetje met een dode baby in de draagdoek op zijn buik.
Interessant, heb je dit ergens gelezen of gehoord?
pi_121935487
quote:
0s.gif Op dinsdag 22 januari 2013 20:17 schreef fluxxie het volgende:

[...]

Graag zou ik in contact komen met Stali of iemand anders die mij meer kan vertellen over de bron van dit verhaal.
Ik kan er nergens anders iets over vinden.
De Beijers van Voxdale uit het verhaal is namelijk een directe voorouder van mij en ik zou heel graag meer willen weten.
Probeer het hier eens: C&H / Genealogie Topic #9 :)
"A flower would never force itself to bloom in the cold winter. So why would we?"
- Jonna Jinton
pi_121991561
Op IJsland zijn elven, gnomen, trollen en andere wezens een onderdeel van het leven daar..
Het vulkanische, en soms sprookjes/spook-achtige landschap en de rust leent zich daar natuurlijk ook wel voor, maar de overtuiging van vele mensen zet je ( mij in iig) toch wel aan het denken..
pi_122288401
Even een post quoten die ik in het OH topic tegenkwam. Ik vind dat ie hier niet mag ontbreken :):

quote:
0s.gif Op dinsdag 1 januari 2013 14:17 schreef Dance99Vv het volgende:
dag van Vandaag:

Nieuwjaar is de dag waarop het begin van het nieuwe jaar wordt gevierd. In de westerse wereld is dit op 1 januari, in andere culturen vaak op andere data. Bij deze viering zijn wederzijdse gelukwensen en goede voornemens gebruikelijk.

Geschiedenis

Lang geleden begon het nieuwe jaar bij het begin van de lente, als de natuur weer tot leven kwam, of begin januari, als de dagen beginnen te lengen. Bij de invoering van het christendom wilde de Kerk een eind maken aan de heidense gewoonten rond deze nieuwjaarsviering, en riep 1 januari uit tot bid- en boetedag om de besnijdenis van Jezus (8 dagen na de geboorte) te vieren. Maar ook daarna vierde men het nieuwe jaar nog rond de oude heidense data, maar ook op Sint Maarten (11 november); de eerste adventsdag; de zonnewende (rond 21 december); of Maria Boodschap (25 maart). De Spaanse landvoogd Requesens besloot in 1575 dat het nieuwe jaar officieel op 1 januari begon.

De Babyloniërs brachten rond 2600 v.Chr. een koningsoffer. Ze meenden dat op nieuwjaarsdag de koning het mikpunt van de goden zou zijn, dus vervingen ze de koning tijdelijk door een slaaf of een ter dood veroordeelde, reden hem als koning rond en offerden hem ten slotte. Zo werd het kwaad een jaar afgewend.

De oude Germaanse oud-en-nieuwviering werd in de winter gevierd, duurde 12 dagen en nachten en heette 'Joelfeest'. Het Joelfeest begon op 25 december, als de dagen gingen lengen, en duurde tot 6 januari, het huidige Driekoningen. Rond de 8e dag, ofwel 1 januari, was het hoogtepunt met grote vuren, dierenoffers en veel eten en drinken. In hedendaagse paganistische religies (o.a. Wicca) wordt Yule gevierd rond 21 december.

Bij de Romeinen begon het nieuwe jaar op 1 maart, totdat Julius Caesar in 44 v.Chr. de juliaanse kalender invoerde, vanaf die tijd was Nieuwjaar op 1 januari.
De Romeinen offerden sindsdien op die dag aan de god Janus (waarnaar januari is genoemd) om hem mild te stemmen voor het aankomende jaar.
Dit begin van het jaar in maart komt nog tot uiting in de namen van onze maanden september ("zevende maand"), oktober ("achtste maand"), november ("negende maand") en december ("tiende maand"), en in de schrikkeldag, die voorkomt aan het eind van de laatste maand van het jaar: februari.

Gebruiken en Tradities

Men ziet de periode van Kerst tot Driekoningen (de heidense twaalf nachten) tegenwoordig nog steeds als feestelijke periode. In deze periode vallen (verplichte) snipperdagen en schoolvakanties, en veel bedrijven zijn gesloten. Veel mensen laten de kerstboom tot na Driekoningen staan. De tradities van onze heidense voorouders hebben dus nog steeds invloed.

De nieuwjaarsvuren zijn terug te vinden in de traditionele kerstboomverbrandingen die in sommige plaatsen nog steeds worden georganiseerd. De oude vuren werden destijds gedoofd, en nieuwe vuren werden ontstoken om het oude jaar te vernietigen en de komst van het licht en het nieuwe te onderstrepen.

Ook moesten de geesten van de overledenen en de demonen worden verjaagd, die juist rond deze tijd konden opspelen. Dit verjagen gebeurde met veel lawaai, wat we nog terugvinden in het gebruik om rond de jaarwisseling vuurwerk en klokgelui te gebruiken.

Deze geesten moesten echter ook gunstig gestemd worden. Zij konden namelijk de mensen en het vee vruchtbaar maken en het gewas doen groeien. Men bracht ze daarom ook offers, die men na het ritueel zelf opat en -dronk. Dit vinden we terug in onze eigentijdse kerst en oud-en-nieuwgerechten terug, zoals kerststollen, duivekaters, wafels, knieperties, spekdikken, oliebollen en de traditie om uitgebreide maaltijden aan te richten met veel alcoholische drank.

Het geven van cadeautjes en nieuwjaarsgiften aan familie en personeel was al onder de Romeinen gebruikelijk. Het vindt in Frankrijk plaats op nieuwjaarsdag, in Italië op Driekoningen, in het Verenigd Koninkrijk op Eerste kerstdag, in Duitsland op Kerstavond en in Nederland op Sinterklaas (5-6 december) en met kerst. In 1535 schafte Maarten Luther Sinterklaas af; het Kerstkind werd de brenger van geschenken.

Op 1 januari wensen we iedereen het beste, zodat we die wensen ook terug ontvangen. Vroeger werd vooral geld gegeven. In de 19e eeuw liep dat uit de hand, toen men wildvreemde voorbijgangers geld probeerde af te bedelen met berijmde nieuwjaarswensen en -prenten. Schoorsteenvegers, vuilnisophalers, straatvegers, nachtwakers en lantaarnaanstekers verkochten hun beste wensen; tegenwoordig zijn het de tijdschrift- en krantenbezorgers die ons zo hun beste wensen overbrengen, en zien we dit gebruik nog terug in het sturen van kerst- en nieuwjaarskaarten, het geven en bezoeken van nieuwjaarsrecepties, en de gewoonte iedereen die men ontmoet het beste te wensen voor het nieuwe jaar.


Nieuwjaarsduik te Scheveningen.
In de laatste jaren is het gebruikelijk geworden zich massaal in het open en dus koude water te storten, meestal in, soms zonder zwemkleding, maar ook in allerlei fantasie-uitmonsteringen, dit gebruik staat bekend als de Nieuwjaarsduik. De traditionele Nieuwjaarsduik die op 89 locaties in Nederland werd georganiseerd, trok op 1 januari 2012 een recordaantal deelnemers. In Scheveningen namen deze keer 36.000 mensen een duik. Dit is mede te danken aan het record-warme zachte weer (13 graden C) en en het relatief warme zeewater van deze Nieuwjaarsdag.

Ook op 1 januari vindt het traditionele Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker plaats, een jaarlijks concert op nieuwjaarsdag in de Wiener Musikverein, het concertgebouw van Wenen. Dit concert wordt internationaal rechtstreeks uitgezonden op televisie.

Tevens is er een wedstrijd van het schansspringen, het Vierschansentoernooi, dat begint in Oberstdorf, Garmisch-Partenkirchen, Innsbruck en Bischofshofen. Dit wordt ook rechtstreeks uitgezonden op televisie.

Later in de maand vinden er vele nieuwjaarsrecepties in bedrijven, verenigingen en gemeenten in Nederland plaats.

:P zo weten we weer waar het vandaan komt en wat we vieren vandaag

c_/

http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuwjaarsdag
pi_122332478
Boerenmagie http://www.boerenmagie.nl/

’S NACHTS OP HET TWENTSE PLATTELAND,
WAS VROEGER HEEL WAT AAN DE HAND.
RONDOM MENIG BOERENHUIS,
WAS HET DAN NIET PLUIS.
MENIG WIT WIEF, HEKS EN BOZE GEEST,
IS VOOR VELEN EEN PLAAG GEWEEST.


De extra dimensie van het platteland : sporen van magie, volksgeloof en volksgeneeskunst in het oosten van Nederland

De Heurne : Geunhuis Producties, 2012. - 142 p. -
ISBN 9789079864188. - ¤ 19,90

Magie, volksgeloof en volksgeneeskunde en daarmee samenhangende gebruiken, rituelen en symboliek speelden een belangrijke rol op het platteland. In dit boek worden hier vele voorbeelden van beschreven. Aan bod komen onder meer geveltekens, kruisen, stenen, huisornamenten, bomen, planten en kruiden.

  vrijdag 29 maart 2013 @ 09:39:29 #96
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124636522
Bij sommige dagen hoort een volksverhaal.
Goede vrijdag

Het jongetje dat de gekruisigde eten gaf

Een Godvrezende boer vond op een dag op zijn akker een vondelingetje. "Arm onschuldig schepseltje," zei hij, "welke barbaarse ziel heeft jou hier aan je lot overgelaten? Wees maar niet bang: ik neem jou met me mee en ik zal je grootbrengen." Van die dag af ging alles hem voor de wind. De gewassen waren vol vruchten, het graan groeide dat het een lieve lust was, de wijngaard gaf goede oogsten; kortom, de boer was nog nooit zo fortuinlijk geweest.

Het kindje groeide op en hoe meer het groeide, des te flinker jongen werd het, maar door dat leven in die verlaten streek had het nog nooit een kerk of een heiligenbeeld gezien en wist niets af van Onze Lieve Heer of de heiligen. Op zekere dag moest de boer naar Catania. "Ga jij met me mee?" vroeg hij aan de jongen. "Zoals u wilt, baas," antwoordde de jongen en ging met de boer naar de stad.

Toen zij bij de dom gekomen waren, zei de boer: "Ik heb nu mijn boodschappen te doen. Jij gaat maar de kerk binnen en wacht daar tot ik klaar ben." De jongen stapte de dom binnen en zag de met goud bestikte gewaden, de kostbare kleden op het altaar, de bloemen, de kaarsen en stond met open mond, omdat hij zoiets nog nooit gezien had. Stap voor stap naderde hij het hoofdaltaar en zag de Gekruisigde. Hij knielde op de altaartreden en richtte zich tot het crucifix: "Beste vriend, waarom hebben ze U aan dat hout genageld? Hebt U iets verkeerds gedaan?" En de Gekruisigde knikte ja. "Och, arme kerel, dat moet U niet meer doen, U ziet, hoe U nu moet lijden!" En de Christus knikte opnieuw.

Zo ging dat een tijdje door, dat de jongen tegen de Gekruisigde sprak, tot de plechtigheid afgelopen was. De koster wilde de kerkdeur sluiten, maar hij zag dat boerenjongetje dat geknield lag voor het hoofdaltaar. "Heila daar! Sta eens op, het is tijd om de kerk uit te gaan!" - "Nee," antwoordde de jongen, "ik blijf hier, anders blijft die arme stakker helemaal alleen. Eerst hebben jullie hem aan het hout genageld en nu laten jullie hem aan zijn lot over! Is het niet waar, beste vriend; vindt U het prettig, dat ik hier blijf?" En Jezus knikte weer ja.

Toen de koster de jongen tegen Jezus Christus hoorde praten en zag, dat de Heer hem antwoord gaf, holde de koster vol schrik naar de pastoor en vertelde hem alles. De pastoor zei: "Dat is dan zeker een heilige ziel. Laat hem maar in de kerk en breng hem een bord macaroni en wat wijn."

Toen de koster de macaroni en wijn bracht, zei de jongen: "Zet alles maar hier neer, ik ga dadelijk eten." Vervolgens richtte hij zich tot de Gekruisigde en zei: "Goede vriend, U zult wel honger hebben, wie weet hoe lang U al niet gegeten hebt. Neem maar wat van de macaroni!" Hij nam het bord, klom het altaar op en begon de Christus met een vork happen macaroni toe te reiken. En de Heer opende zijn mond en ging macaroni eten. Daarna zei de jongen: "Beste, hebt U geen dorst? Drink maar wat van mijn wijn!" en hij bracht een glas met wijn aan de mond van de Gekruisigde. Deze stak zijn lippen vooruit en dronk. Maar toen de jongen zijn eten en drinken met de Heer had gedeeld, viel hij dood neer en zijn ziel vloog naar de Hemel en loofde God.

De pastoor zat achter het altaar verborgen en zag alles. Zo zag hij dat de jongen, na het eten en drinken met de Gekruisigde gedeeld te hebben, de armen kruiste en dat zijn ziel zich losmaakte van het lichaam en zingende ten hemel steeg. De pastoor snelde naar het lichaam van de jongen toe, dat uitgestrekt lag voor het altaar: de jongen was dood.

Dadelijk liet de pastoor in de gehele stad bekend maken dat er in de dom een heilige was, en hij liet hem in een gouden kist leggen. Het volk kwam van overal uit de stad toestromen en knielde rondom de kist. Ook de boer kwam en herkende in het kleine lichaam in de gouden kist zijn pleegzoon en hij zei: "Heer, U hebt hem mij gegeven en U hebt hem mij genomen en U hebt er een heilige van gemaakt!"

Daarna keerde hij naar huis terug en alles wat hij ondernam gelukte hem, zodat hij rijk werd. Maar met het geld dat hij verdiende, betrachtte hij de liefdadigheid voor de armen en hij leidde een heilig leven, en toen hij stierf won hij de hemel, zoals aan ons allen ten deel moge vallen.

* * * EINDE * * *

Bron: http://www.beleven.org/ve(...)gekruisigde_eten_gaf
There is only one religion
  vrijdag 29 maart 2013 @ 10:02:21 #97
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124637032
Nog eentje speciaal voor de goede vrijdag.

Hoe het roodborstje aan haar rode veren komt.

Een religieus sprookje uit Zweden
Het was in de tijd dat God de wereld schiep, toen hij niet alleen hemel en aarde maakte, maar ook alle dieren en gewassen en hun tegelijkertijd een naam gaf. Er zijn veel verhalen uit die tijd, en als men die kende, zou men ook in staat zijn alles in de wereld, wat men nu niet kan begrijpen, te verklaren.

Nu gebeurde het op een dag dat God in het paradijs de vogels zat te schilderen en dat de verf in de verfpotten opraakte, zodat de distelvink zonder kleur gebleven zou zijn, als God niet alle penselen aan diens veren had afgeveegd.

Toen kreeg ook de ezel zijn lange oren, omdat hij de naam die hij gekregen had maar niet kon onthouden. Zodra hij een paar stappen op de wei in het paradijs zette, vergat hij zijn naam. Al driemaal was hij teruggekomen om te vragen hoe hij heette en God werd wat ongeduldig, pakte hem bij beide oren en zei: "Je naam is ezel, ezel, ezel!" En terwijl hij dat zei, trok hij de oren van het dier een stukje omhoog, zodat het beter zou horen en onthouden wat hem gezegd werd.

Op die dag werd ook de bij gestraft. Want zodra de bij geschapen was, begon ze onmiddellijk honing te verzamelen en alle mensen, die merkten hoe heerlijk de honing geurde, kwamen aangelopen om te proeven. Maar de bij wilde alles zelf houden en joeg met haar giftige angel iedereen weg, die om honing kwam. Dat zag God en onmiddellijk riep hij de bij bij zich om haar te straffen. "Ik heb je de gave geschonken om honing te verzamelen, het mooiste wat er in de schepping is," zei God. "Maar daarom heb ik je nog niet het recht gegeven om hardvochtig tegenover je naaste te zijn. Onthoud dus maar goed dat je moet sterven, als je iemand steekt, die je honing wil proeven." Ja, er gebeurden die dag allerlei wonderlijke dingen. Zo werd de krekel blind en verloor de mier haar vleugels.

God, groot en vriendelijk, was de hele dag druk bezig te scheppen en in 't leven te roepen. En tegen de avond kwam het in hem op om een kleine, grauwe vogel te maken. "Onthoud goed dat je naam roodborstje is," zei God tegen de vogel, zette hem op zijn hand en liet hem vliegen.

Maar toen de vogel een poosje had rondgevlogen en de mooie aarde had bekeken, wilde hij ook zichzelf wel eens bekijken. Toen zag hij dat hij helemaal grijs was, tot zijn borst toe.
Roodborstje keerde en draaide en spiegelde zich in het water, maar hij kon geen enkele rode veer ontdekken.

De vogel vloog terug naar God, die daar zacht en vriendelijk zat, terwijl de vlinders, die uit zijn hand te voorschijn kwamen, om zijn hoofd vlogen. Duiven kirden op zijn schouders en uit het veld om hem heen bloeiden rozen, leliën en duizendschonen op.

Het hart van de kleine vogel bonsde hevig van angst. Toch vloog hij in lichte bogen steeds dichter naar God toe en uiteindelijk ging hij op diens hand zitten.

God vroeg wat hij wenste.

"Ik wil u maar één ding vragen," zei de kleine vogel.

"Wat wil je weten?" vroeg God.

"Waarom moet ik roodborstje heten, als ik van mijn snavel tot de punt van mijn staart helemaal grauw ben? Waarom word ik roodborstje genoemd, als ik geen enkele rode veer bezit?" Het vogeltje zag God smekend aan met zijn zwarte oogjes en draaide heen en weer. Om zich heen zag hij fazanten, helemaal rood met wat goudstof besprenkeld, papegaaien met weelderige rode halskragen en hanen met rode kammen, om nog maar te zwijgen van vlinders, goudvissen en rozen.

Natuurlijk dacht hij eraan hoe weinig er maar nodig was - maar één druppeltje verf - om hem tot de mooie vogel te maken, waar zijn naam bij paste.

"Waarom moet ik roodborstje heten, terwijl ik helemaal grijs ben?" vroeg de vogel opnieuw. En hij verwachtte dat God zou zeggen: "Ach, vriendje, ik zie dat ik vergeten heb je borstveren rood te schilderen, wacht maar even, dan is het zo klaar." Maar God lachte alleen maar stil en zei: "Ik heb je roodborstje genoemd en roodborstje zul je heten. Maar je moet zelf maar zien, dat je je rode borstveren verdient." Toen hief God zijn hand op en liet de vogel opnieuw uitvliegen.

In diep gepeins vloog de vogel in het paradijs rond. Wat zou een kleine vogel als hij kunnen doen om zich rode veren te verwerven? Het enige wat hij kon bedenken was in een doornstruik te gaan wonen. Daarom begon hij een nest te bouwen tussen de stekels van een dichte doornstruik. Het was alsof hij verwachtte, dat een rozenblad zich bij zijn keel zou vastzetten en die zou kleuren.

Een oneindige hoeveelheid jaren was verstreken sinds die dag, de heerlijkste ter wereld. Sindsdien hadden mensen en dieren het paradijs verlaten en zich over de aarde verspreid. De mensen hadden inmiddels geleerd om het veld te ontginnen en de zee te bevaren. Ze hadden zich kleren en versierselen aangeschaft en al lang geleden geleerd om grote tempels en machtige steden te bouwen, zoals Thebe, Rome en Jeruzalem.

Toen brak een nieuwe dag aan, die ook lang herdacht zou worden in de geschiedenis van de aarde. Op de morgen van die dag zat vogel Roodborst op een kleine, kale heuvel buiten de muren van Jeruzalem te zingen voor zijn jongen, die midden in een lage doornstruik in een nestje lagen. Het roodborstje vertelde zijn kleintjes over de wonderbare dag van de schepping en hoe hij zijn naam had gekregen, net zoals alle roodborstjes hadden gedaan vanaf het eerste, dat Gods woord had gehoord en was opgevlogen van zijn hand.

"En kijk nu toch eens," besloot hij treurig. "Zoveel jaren zijn verstreken, zoveel rozen hebben gebloeid en zoveel jonge vogels zijn uit hun ei gekropen, sinds de dag van de schepping, dat niemand ze kan tellen en nog altijd is het roodborstje een kleine, grijze vogel. Het is hem nog steeds niet gelukt zijn rode borstveren te verwerven." De jongen sperden hun snavel wijd open en vroegen of hun voorvaderen niet geprobeerd hadden iets groots te verrichten, om zo die onschatbare rode kleur voor zich te winnen.

"We hebben alles gedaan wat we konden," zei het vogeltje, "maar alles is mislukt. Meteen al het eerste roodborstje ontmoette eens een andere vogel, die sprekend op hem leek en waarvan hij meteen zoveel begon te houden, dat hij zijn borst voelde gloeien. Och, dacht hij toen, nu begrijp ik het! Het is de bedoeling van God, dat ik met zoveel warmte zal liefhebben, dat mijn borstveren rood worden door de gloed van de liefde, die in mijn hart woont. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen tjilpten bedroefd en begonnen er al over te treuren, dat die rode kleur nimmer hun donzige borstjes zou sieren.

"Ook op het zingen hebben wij onze hoop gevestigd," zei de oude vogel nu in lange, gerekte tonen. "Meteen al het eerste roodborstje zong zo, dat zijn borst van verrukking zwol en hij opnieuw begon te hopen. Ach, dacht hij, het is de zangersgloed, die in mijn ziel woont, die mijn borstveren rood zal verven. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." Opnieuw klonk een droevig gepiep uit de halfnaakte keeltjes van de jongen.

"We hebben ook gehoopt op onze moed en onze dapperheid," zei de vogel. "Meteen al het eerste roodborstje streed dapper met andere vogels en zijn borst vlamde van strijdlust. Ach, dacht hij, mijn borstveren zullen rood worden van de strijdlust die in mijn hart gloeit. Maar het lukte hem niet, zoals het niemand na hem lukte en zoals het ook jullie niet zal lukken." De jongen piepten heel moedig, dat ze toch wilden proberen het voorrecht te verwerven, waarnaar het roodborstje al die lange jaren had verlangd. Maar de oude vogel antwoordde hun droevig, dat dit onmogelijk was. Hoe konden zij die hoop koesteren, waar vele uitstekende voorvaderen het doel niet hadden kunnen bereiken? Wat konden ze meer doen dan zingen, liefhebben en vechten? Wat konden...

De vogel hield midden in die zin op, want uit een van de poorten van Jeruzalem kwam een menigte mensen naar buiten en iedereen liep snel naar de heuvel, waar de vogel zijn nest had. Het waren ruiters op trotse paarden, krijgslieden met lange speren, beulsknechten met hamers en spijkers, waardig voorttrekkende priesters en rechters, huilende vrouwen, maar vooral een troep wild rondspringend, loslopend volk, een afschuwelijk schreeuwende bende straatslijpers. Een klein grijs vogeltje zat trillend op de rand van zijn nest. Het was bang dat de doornstruik ieder moment vertrapt en zijn jongen gedood zouden worden.

"Wees voorzichtig!" riep hij de weerloze diertjes toe. "Kruip dicht bij elkaar en wees doodstil. Er komt een paard aan, dat dwars over ons heen zal gaan, en een soldaat met sandalen met ijzeren zolen. Er komt een hele woeste bende aanstormen." Opeens hield de vogel op met waarschuwen en bleef doodstil zitten. Bijna vergat hij het gevaar waarin hij verkeerde.

Plotseling sprong hij in het nest en spreidde zijn vleugels over zijn jongen uit. "Nee, dit is al te vreselijk," zei hij, "ik wil niet dat jullie dit zien. Daar komen drie misdadigers aan, die gekruisigd moeten worden." En hij spreidde zijn vleugels nog verder uit, zodat de jongen niets konden zien. Ze hoorden alleen de dreunende hamerslagen, de jammerkreten en het wilde gejoel van het volk.

Met ogen groot van ontzetting volgde het roodborstje het hele schouwspel, terwijl hij niet in staat was zijn blik van de drie ongelukkigen af te wenden.

"Wat zijn de mensen wreed," zei de vogel na een poosje. "Het is hun nog niet genoeg die arme schepsels aan het kruis te nagelen. Nee, ze hebben op het hoofd van die ene ook nog een kroon van scherpe doornen gezet."

"Ik zie dat de doornen zijn voorhoofd hebben verwond, zodat zijn bloed vloeit," ging hij voort. "En die man is zo kalm en kijkt met zulke zachte ogen om zich heen, dat iedereen wel van hem moet houden. Het is alsof een pijl mijn hart doorboort, nu ik hem zie lijden." Het vogeltje begon steeds meer medelijden te krijgen met de man die de doornenkroon droeg.

Als ik mijn broeder de arend was, dacht hij, zou ik de spijkers uit zijn handen rukken en met mijn sterke klauwen iedereen op de vlucht jagen, die hem pijnigt. Toen hij zag hoe het bloed langs het voorhoofd van de gekruisigde vloeide, kon hij niet langer stil in zijn nest blijven zitten. Ook al ben ik klein en zwak, toch kan ik wel iets voor die arme gemartelde doen, dacht de vogel, verliet het nest en steeg op in de lucht, waarbij hij grote kringen rond de gekruisigde beschreef. Hij zweefde verschillende keren om hem heen zonder dichterbij te komen, want hij was een schuwe, kleine vogel, die het nog nooit gewaagd had dicht bij een mens te komen.

Langzamerhand vatte hij moed, vloog naar hem toe en trok met zijn snavel de doorn uit, die in het voorhoofd van de gekruisigde was gedrongen. En terwijl hij dit deed, viel een druppel bloed van de gekruisigde op de borst van de vogel. De druppel breidde zich snel uit en kleurde al zijn tere borstveertjes.

De gekruisigde opende zijn lippen en fluisterde de vogel toe: "Door uw barmhartigheid hebt u nu verworven, waar uw voorvaderen sinds de schepping van de wereld naar gestreefd hebben." Zodra de vogel in zijn nest terugkwam, riepen zijn jongen hem toe: "Uw borst is rood, uw veren zijn roder dan rozen!" - "Dat is alleen maar een druppel bloed van het voorhoofd van die arme man. Die verdwijnt zodra ik me in een beek of een heldere bron baad." Maar hoe het vogeltje ook baadde, de rode kleur week niet meer van zijn borst.

En toen zijn jongen volwassen waren, vertoonden ook hun borstveren die schitterend rode kleur, zoals die tot op de dag van vandaag op de keel en de borst van ieder roodborstje te zien is.

* * * EINDE * * *

bron: http://www.beleven.org/ve(...)haar_rode_veren_komt
There is only one religion
  vrijdag 29 maart 2013 @ 10:17:39 #98
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_124637429
Het wonderkruisje van Reijerink
Een Gelders volksverhaal over een wonder in een ravennestIn de buurtschap Zwolle bij Groenlo zat in een eikenboom een ravennest. Het zat er al enkele jaren, maar nu waren de oude raven druk bezig het nest te herstellen in het vroege voorjaar. Ze vlogen af en aan en eindelijk zag het er naar uit, dat het vrouwtje ging zitten broeden op de eieren. De boer van het Reijerink vond het maar niks, die grote vogels bij zijn huis. Dieven waren het, anders niks en het liefst had hij het nest uit de boom verwijderd. Maar dat kon nu niet meer, want vrouw en kinderen zouden daartegen protesteren. En ook de knecht.

De boer was erg zuinig en het werkvolk kreeg maar karig te eten, als het aan hem had gelegen.

Nu liep het tegen Pasen en de knecht, die elke keer omhoog keek naar het ravennest in de eik, wilde wel eens weten, hoever het met de eieren stond. Hij klom in de boom en keek voorzichtig over de rand van het nest, toen ook het vrouwtje was weggevlogen van het nest. Beneden stond de boer te kijken. "Ik geloof, dat de eieren nog voor de Pasen uitkomen," zei de knecht, toen hij weer beneden kwam.

"Dat kan nooit," was het antwoord van de boer. "Dat is veel te vroeg." Maar de knecht hield stijf en strak vol, dat ze dan wel uit zouden komen. Ze kregen daarover woorden en het liep uit op een weddenschap. Als de eieren op Goede Vrijdag niet zouden zijn uitgekomen, had de knecht zijn jaarloon verspeeld. Kwamen ze op die dag of voordien wel uit, dan verspeelde de boer zijn beste koe. Dat kon hij best wagen, vond de boer, want hij had nog nooit gehoord, dat een ravennest zo vroeg uitgekomen was. Onder het werk dacht de boer, dat hij toch nog wel een beetje risico liep. De knecht was zo zeker geweest van zijn zaak. Je kon nooit weten. En omdat hij liever niet zijn beste koe verspeelde, bedacht hij een minne streek.

Eens toen de knecht alleen op het land was en verder niemand het kon zien, kroop de boer moeizaam omhoog naar het ravennest. Voorzichtig haalde hij de eieren uit het nest en nam ze mee naar beneden. In de keuken, waar het vuur van de haard volop brandde, hing een waterketel boven de vlammen. Het water was goed heet en een voor een stopte hij de eieren in het bijna kokende water. Toen nam hij ze weer mee naar buiten en legde de eieren terug in het nest.

"Ziezo," dacht hij grijnzend, "die komen zeker voor de Pasen niet meer uit."

Hij ging daarna gewoon weer aan zijn werk en deed of er niks gebeurd was. Het was Goede Vrijdag en de boer zei tegen de knecht: "Als de eieren vandaag niet uitkomen, heb je je jaarloon verspeeld," en bij zichzelf dacht hij, dat hij zijn knecht mooi te pakken had gehad.

"Ik zal eens gaan kijken," zei de knecht. Hij klom omhoog, tot hij weer over de rand van het nest kon kijken. "Zitten er al jongen in?" riep de boer van beneden. Net keek de knecht over de rand van het nest. "Er zitten al jongen in," riep hij naar beneden. "Ze zijn net uitgekomen. Dat kost je de beste koe, boer." De boer wilde het eerst niet geloven, maar toen hij ook ging kijken, lagen er inderdaad jonge raven in het nest en hij was zijn koe kwijt. Mokkend droeg hij het dier af en hij kon maar niet begrijpen, dat hij ondanks het koken van de eieren toch de weddenschap verloren had.

In het najaar trok de boer het nest uit de eik. Hij wilde niet meer herinnerd worden aan zijn nederlaag. De knecht had inmiddels al een andere boer gevonden. Toen de boer het nest uit elkaar trok, zag hij iets glinsteren in het nest en hij vond daarin een gouden kruisje.

Nu begreep de boer, waarom hij de weddenschap had verloren en zijn list niet had geholpen. Hij legde het kruisje in een kistje en vergat het verder.

Maar op een goede dag ging de oude grootmoeder, die stijf was van de reumatiek op het kistje zitten en opeens was ze genezen van de pijn en ze voelde zich weer monter als een jong meisje. Ze begreep eerst niet hoe het kwam, maar toen zag ze het kruisje. Het was een wonderkruisje. Het werd eerst bewaard op het Reijerink, maar daarna aan de kerk geschonken. En van daaruit kwam het terecht in de kerk van Xanten, met nog de resten van het ravennest. Mensen, die in Xanten de kerk bezochten, konden achter het altaar nog de afbeelding zien van het ravennest en ook het kruisje werd daar bewaard.

* * * EINDE * * *

Bron: "Volksverhalen uit Gelderland" samengesteld door G.J.H. Krosenbrink. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7082-0
There is only one religion
  zaterdag 11 mei 2013 @ 09:08:18 #99
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_126338387
De drie ijsmannen

Een verhaal bij IJsheiligen (11 t/m 14 mei)

Het was in de maand mei en overal bloeiden en geurden de bomen en de struiken.
Kevers, bijen en hommels zoemden vrolijk door de lucht.
Hans liep lekker in zijn korte broek door de wei op weg naar zijn vriendjes, de kikkers.
Plotseling zag hij in de verte een oude, in het wit geklede man naderen.
Toen de man dichterbij gekomen was vroeg Hans nieuwsgierig:
"Wie ben jij?"

"Pancratius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan.
Koning Winter is 't die mij stuurt;
daarom nu geen lente in de buurt.
IJsman zegt men tegen mij,
bekend ben ik bij allerlei.
Een suizewindje heb ik bij me hier,
dat blaast en 't doet mij veel plezier!
Sssj sssj."

Hans voelde een frisse wind lang zijn benen waaien, maar op dat ogenblik riepen zijn vriendjes de kikkers:
"Kom Hans, help ons, wij willen de lente weer roepen." En zo klonk het kikkerconcert:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang!"

Maar toen Hans omkeek zag hij daar niet de Lente staan, maar een andere oude man die een grote zak op zijn rug droeg.
"En wie ben jij?" wilde hij weten.

"Servatius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan.
Koning Winter is 't die mij stuurt,
daarom nu geen lente in de buurt.
IJsman zegt men tegen mij,
bekend ben ik bij allerlei.
Een zak heb ik vol sneeuw en ijs.
Joechei - nu wordt het weer koud en grijs."

Weer klonk het kikkerconcert:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang."

Hans had wel willen meezingen, maar het was nu zo fris geworden dat hij in zijn dunne kleren stond te bibberen.
Daarom liep hij snel naar huis om iets warmers aan te trekken.
Toen hij weer terugkwam bij de kikkers, zag hij daar een oude man met een grijze baard staan. Naast hem stond een vrouw die helemaal nat was; ze keek hem niet bepaald vriendelijk aan.

"Wie zijn jullie?" vroeg de jongen voorzichtig.

"Bonifatius ziet men hier staan,
een lange weg ben ik gegaan,
striemende regen breng ik dit land,
ik ben een man van kille stand.
En dit hier is Sofie, mijn vrouwtje zoet,
die houdt van mij en weet heel goed:
het voorjaar willen wij verdrijven,
koude zal hier voortaan blijven."

Toen Hans dat hoorde schrok hij.
Wat wilden die nare mannen hier eigenlijk, nu het al mei was?
Zo snel hij kon rende hij naar het dorp terug om zijn vriendjes te halen.
"Kom vlug mee, we moeten de ijsmannen verjagen, kom mee naar de kikkervijver."
Vrolijk sprongen de kinderen achter hem aan en zongen nu met de kikkers mee:

"Lente, lente, wees niet bang,
kom, toon je gezicht en ga je gang."

Toen de drie ijsmannen al die vrolijke kinderstemmen hoorden, vonden ze het helemaal niet meer zo leuk.
Ze trokken weg en werden niet meer gezien.
Een stevige bries blies alle donkere wolken weg en de zon kwam weer lachend te voorschijn.
Met haar warme stralen droogde ze voorzichtig de bloemen en de grasjes.
De vogels schudden de druppels van hun verenkleed, de slakken waagden zich weer uit hun huisje en Hans kon met zijn vriendjes weer in zijn zomerkleren buiten spelen.

* * * EINDE * * *
There is only one religion
pi_126379370
Hoewel het niet echt in het thema past (het is immers een sprookje) wil ik deze toch delen:
Shelley Duvall's sprookjestheater, jeugdsentiment :P
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')