Die 3dB is een benadering, het is niet precies 3dBquote:Op donderdag 14 april 2011 20:47 schreef Physics het volgende:
Als de volumeknop harder wordt gezet tot het geluid 30 dB is toegenomen,
hoeveel maal hoger is dan de geluidsintensiteit geworden?
Voor elke verdubbeling in intensiteit krijg je toch een verhoging van 3dB? Dan is de intensiteit toch met 2^10 = 1024. Met een factor 1024 toegenomen?
Antwoordmodel van dit tentamen geeft dit antwoord namelijk niet als optie.
Goede link opzich, staan alleen een paar foutjes in de tabel, bij 30 dB (ook bij 40 dB) zijn de waardes in zowel de eerste als de tweede kolom een factor tien te laagquote:Op vrijdag 15 april 2011 04:09 schreef Lyrebird het volgende:
http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=398485
Bedoel je met nlucht de geluids- of lichtsnelheid in lucht? In dat geval lijkt mij dat het gewoon klopt wat in het boek staat, als je van medium 1 naar medium 2 gaat, geldt n=c1/c2 (met c de geluidssnelheid in het betreffende medium).quote:Op dinsdag 3 mei 2011 17:09 schreef Mark94 het volgende:
Ik heb een aantal vragen m.b.t. natuurkunde (5havo).
In mijn lesboek natuurkunde stond volgens mij een fout over een brekingsindex. Er stond namelijk dat nlucht->water = nlucht/nwater. Maar dit hoort toch: nlucht->water = nwater/nlucht te zijn?
Staat er niets in de vraag welke straling er vrijkomt? Ik dacht dat dat er bij ons altijd bij stond namelijk, als het er niet bij staat zou ik het zo ook niet direct weten.quote:Verder heb ik nog een vraag over verval (straling). Er zijn isotopen van stoffen die via meerdere soorten straling vervallen. Een voorbeeld hiervan is O-19. Dit vervalt via ß- straling en γ straling. Maar moet je in de vervalreactie dan allebei deze stralingen zetten, of twee vervalvergelijken waarbij in de één bèta min straling voorkomt, en in de ander gammastraling? Want bij veel isotopen staan er meerdere soorten stralingen waarin het vervalt, en aangezien dit op het CSE gaat komen, wil ik dit goed snappen.
Bij voorbaat dank
In je vervalreactie zet je alleen deeltjes met massa en/of lading, gamma straling heeft dit beide niet en hoef je dus nooit in de vergelijking te zetten. In dit geval krijg je dus 19/8 O -> 0/-1 e + 19/9 Fquote:Op dinsdag 3 mei 2011 17:09 schreef Mark94 het volgende:
Verder heb ik nog een vraag over verval (straling). Er zijn isotopen van stoffen die via meerdere soorten straling vervallen. Een voorbeeld hiervan is O-19. Dit vervalt via ß- straling en γ straling. Maar moet je in de vervalreactie dan allebei deze stralingen zetten, of twee vervalvergelijken waarbij in de één bèta min straling voorkomt, en in de ander gammastraling? Want bij veel isotopen staan er meerdere soorten stralingen waarin het vervalt, en aangezien dit op het CSE gaat komen, wil ik dit goed snappen.
Bij voorbaat dank
Oh lichtsnelheid. Maar als licht via lucht naar een andere stof gaat, breekt hij naar de normaal toe. Dan zou de brekingsindex groter dan 1 moeten zijn. Want de brekingsindex van lucht is ongeveer 1 en die van water is ongeveer 1,3. Dus als het nlucht->water = nlucht/nwater zou zijn dan zou er 1/1,3 = 0.8 uit komen. En dat is kleiner dan 1, dus klopt toch niet? Daarom hoort het toch nlucht->water = nwater/nlucht te zijn?quote:Op dinsdag 3 mei 2011 18:06 schreef M.rak het volgende:
[..]
Bedoel je met nlucht de geluids- of lichtsnelheid in lucht? In dat geval lijkt mij dat het gewoon klopt wat in het boek staat, als je van medium 1 naar medium 2 gaat, geldt n=c1/c2 (met c de geluidssnelheid in het betreffende medium).
[..]
Staat er niets in de vraag welke straling er vrijkomt? Ik dacht dat dat er bij ons altijd bij stond namelijk, als het er niet bij staat zou ik het zo ook niet direct weten.
Ja maar wat nou als je een isotoop krijgt, bijvoorbeeld Po-216. Die vervalt via alfa- en bètastraling. Die hebben allebei massa en lading, dus hoe zit het dan?quote:Op dinsdag 3 mei 2011 21:48 schreef bert_van_dirkjan het volgende:
[..]
In je vervalreactie zet je alleen deeltjes met massa en/of lading, gamma straling heeft dit beide niet en hoef je dus nooit in de vergelijking te zetten. In dit geval krijg je dus 19/8 O -> 0/-1 e + 19/9 F
De brekingsindex geeft de verhouding tussen de lichtsnelheid in een vacuüm en in een medium, er is dus niet zoiets als nlucht -> water. Wat jij bedoelt is denk ik gewoon de wet van Snellius, n1*sin(B1)=n2*sin(B2)?quote:Op woensdag 4 mei 2011 18:50 schreef Mark94 het volgende:
[..]
Oh lichtsnelheid. Maar als licht via lucht naar een andere stof gaat, breekt hij naar de normaal toe. Dan zou de brekingsindex groter dan 1 moeten zijn. Want de brekingsindex van lucht is ongeveer 1 en die van water is ongeveer 1,3. Dus als het nlucht->water = nlucht/nwater zou zijn dan zou er 1/1,3 = 0.77 uit komen. En dat is kleiner dan 1, dus klopt toch niet? Daarom hoort het toch nlucht->water = nwater/nlucht te zijn?
Aah, ze hebben hier de verhouding van de brekingsindices ook weer brekingsindex genoemd. De definitie van brekingsindex (van één enkel medium, dus niet van het ene naar het andere medium) is, zoals ik net al zei, de verhouding tussen de lichtsnelheid in vacuüm en de lichtsnelheid in het medium. De wet van Snellius zegt nuquote:Op woensdag 4 mei 2011 19:05 schreef Mark94 het volgende:
Hier dit bedoel ik:
http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=73
Het alfa-huiswerktopic is gesloten, omdat daarvoor geen belangstelling was. Misschien is het een beter idee om het in TTK te proberen?quote:Op donderdag 5 mei 2011 00:33 schreef porsche1 het volgende:
Geen idee waar ik dit moet plaatsen. Maar het heeft met school te maken.
Wat betekend de volgende zin precies:
The Earth is mean so I plot mad schemes
Gr.
Dankje.quote:Op donderdag 5 mei 2011 00:56 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Het alfa-huiswerktopic is gesloten, omdat daarvoor geen belangstelling was. Misschien is het een beter idee om het in TTK te proberen?
Mocht een dergelijk isotoop in de vraag staan, dan zal in de tekst wel duidelijk zijn om welk verval het gaat. Een enkel atoom kan in ieder geval niet tegelijk beta en alfa vervallen, dus er zijn twee verschillende verval reacties (1 voor alfa verval en 1 voor beta verval) en niet een of andere reactie met de twee gecombineerd.quote:Op woensdag 4 mei 2011 18:53 schreef Mark94 het volgende:
[..]
Ja maar wat nou als je een isotoop krijgt, bijvoorbeeld Po-216. Die vervalt via alfa- en bètastraling. Die hebben allebei massa en lading, dus hoe zit het dan?
Ik snap je vraag niet helemaal, maar als je bedoelt wat ik denk..... De concentraties van H3O+ of OH- staan altijd bovenaan (teller) vermenigvuldigd met de concentratie(s) van wat nog meer aan die kant van de evenwichtsreactie staat.quote:Op donderdag 5 mei 2011 22:36 schreef kevintjuhh2 het volgende:
ik heb ook een vraagje:
bij de zuur-base constanten (Kz en Kb) staat de ene keer de linker kant van de reactievergelijking bovenaan, en de andere keer staat de rechterkant van de reactievergelijking bovenaan (wat normaal is imo) wat bepaalt wat noemer en wat teller is?
Bedankt! Dan doe ik dat tenminste niet fout.quote:Op zondag 8 mei 2011 02:24 schreef bert_van_dirkjan het volgende:
[..]
Mocht een dergelijk isotoop in de vraag staan, dan zal in de tekst wel duidelijk zijn om welk verval het gaat. Een enkel atoom kan in ieder geval niet tegelijk beta en alfa vervallen, dus er zijn twee verschillende verval reacties (1 voor alfa verval en 1 voor beta verval) en niet een of andere reactie met de twee gecombineerd.
Stel dat gevraagd wordt geef de vervalreactie(s) van Po-216 dan krijg je dus:
216/84 Po -> 212/82 Pb + 4/2 He voor alfa verval en 216/84 Po -> 216/85 At + 0/-1 e voor beta verval
Ga ze niet tegelijk gebruiken door zoiets te doen: 216/84 Po -> 4/2 He + 0/-1 e + 212/83 Bi
jah ik ben laatst een paar keer tegengekomen dat rechts onder en links boven stond, dat snapte ik niet ( en nog steeds niet) maar zullen wel fouten in antwoordmodellen zijn ofzo:Squote:Op zondag 8 mei 2011 03:00 schreef bert_van_dirkjan het volgende:
[..]
Ik snap je vraag niet helemaal, maar als je bedoelt wat ik denk..... De concentraties van H3O+ of OH- staan altijd bovenaan (teller) vermenigvuldigd met de concentratie(s) van wat nog meer aan die kant van de evenwichtsreactie staat.
Bijvoorbeeld als je de Ph wil berekenen van een oplossing van 1 mol HCN in een liter water
De evenwichtsreactie: HCN + H2O <--> CN- + H3O+
Het gaat om een zuur dus zoek de Kz op : Kz=6,1 * 10^-10
Oftewel: [H3O+] x [CN-] / [HCN] = 6,1 * 10^-10
Je begint met 1 M HCN, maar een gedeelte x zal overgaan tot H3O+ + CN -, je hebt nu dus [H3O+]=x, [CN-]=x en [HCN]= 1-x (de 1 komt van de 1 M).
De vergelijking wordt dus: x^2/(1-x) = 6,1 * 10^-10, als je ziet dat x heel klein wordt mag je de -x weglaten en krijg je dus x^2= 6,1 * 10^-10 -> x = 2,5 * 10^-5 = [H3O+] --> pH = -log[x]
Volgens mij geldt in het algemeen dat wat rechts van de evenwichtsreactie staat is de teller en links de noemer
Fouten kunnen natuurlijk altijd voorkomen. Hou er wel rekening mee dat teller en noemer op basis van rekenregels verwisseld kunnen worden wanneer je bezig bent met de uitdrukking voor pKz.quote:Op zondag 8 mei 2011 21:46 schreef kevintjuhh2 het volgende:
[..]
jah ik ben laatst een paar keer tegengekomen dat rechts onder en links boven stond, dat snapte ik niet ( en nog steeds niet) maar zullen wel fouten in antwoordmodellen zijn ofzo:S
Ok bedankt, de evenwichtsvoorwaarde heb ik later wel nodig, want ik moet ook de pH uitrekenen. Nog bedankt voor het corrigeren daarvanquote:Op woensdag 18 mei 2011 19:30 schreef lyolyrc het volgende:
De reactievergelijking die je hebt opgesteld klopt niet, want HCO3, H3O en CO3 bestaan niet. Vermeld altijd ladingen als daarvan sprake is!
De juiste reactievergelijking luidt:
HCO3- + H3O+ <-> H2CO3 + H2O -> 2 H2O + CO2
Bicarbonaat (HCO3-) en het hydroniumion (H3O+) zijn dus in evenwicht met koolzuur (H2CO3) en het reactiewater (H2O). Koolzuur op zijn beurt kan splitsen in water en koolstofdioxide. Deze laatste reactie loopt af, omdat koolstofdioxide wegbubbelt uit het reactiemengsel.
Het heeft hier niet echt zin om een evenwichtsvoorwaarde op te gaan stellen, want je doet er hier verder niets mee.
De verdunning klopt en dat kun je ook narekenen:
3 ml 0,3 M NaHCO3-oplossing bevat:
0,3 M * 3,0 ml = 0,9 mmol NaHCO3
Na verdunnen met 6,0 ml water is de concentratie:
0,9 mmol/9,0 ml = 0,1 M NaHCO3.
pH=-log([h3O+]), pH=4 komt dus overeen met [H3O+]=10-4. Tien keer verdunnen betekent (neem ik aan) dat de concentratie tien keer kleiner wordt, dus [H3O+] wordt 10-5, dit invullen in de formule van pH levert op pH=5.quote:Op donderdag 19 mei 2011 18:09 schreef FreakyStyley het volgende:
Vraag: Je hebt een zure met een waarde van pH 4.
Je verdunt deze zure 10 keer, welke pH waarde krijg je dan?
Kan iemand de berekening erbij geven? Heb het dringend nodig
Voor zover ik weet is de pH van water onder standaardsomstandigheden gewoon gelijk aan 7. Bij gedeutereerd water (D2O) is de pH (of eigenlijk pD) hoger, namelijk 7,4.quote:Op vrijdag 20 mei 2011 22:35 schreef 08gnoT. het volgende:
Gisteren had ik een gesprek met een medicus. Ik heb met scheikunde altijd geleerd dat water PH-neutraal is, dus 7. Aangezien de zure H+ de base OH- elkaar precies neutraliseren.
De arts beweerde echter dat H2O een PH van minder dan 3 heeft. Dat is bijna net zo zuur als cola. Hij heeft er allicht meer verstand van dan ik, maar ik kan het moeilijk geloven. Wie heeft er gelijk?
(Hij was niet aan het trollen trouwens, de voorafgaande reden was een flesje met (pure) H2O en ernaast een flesje met PH 7, toen vroeg ik welke vloeistof dat was omdat ik dacht dat H2O ook PH 7 is.)
Ik geloof dat jij toch echt gelijk hebt, dat is ook de strekking van deze wikipedia-pagina.quote:Op vrijdag 20 mei 2011 22:35 schreef 08gnoT. het volgende:
Gisteren had ik een gesprek met een medicus. Ik heb met scheikunde altijd geleerd dat water PH-neutraal is, dus 7. Aangezien de zure H+ de base OH- elkaar precies neutraliseren.
De arts beweerde echter dat H2O een PH van minder dan 3 heeft. Dat is bijna net zo zuur als cola. Hij heeft er allicht meer verstand van dan ik, maar ik kan het moeilijk geloven. Wie heeft er gelijk?
(Hij was niet aan het trollen trouwens, de voorafgaande reden was een flesje met (pure) H2O en ernaast een flesje met PH 7, toen vroeg ik welke vloeistof dat was omdat ik dacht dat H2O ook PH 7 is.)
Misschien had hij het over spa rood of zo. Frisdrank met prik is behoorlijk zuur en daardoor erg slecht voor je tanden, aldus mijn tandarts.quote:Op zaterdag 21 mei 2011 01:08 schreef 08gnoT. het volgende:
Ja daarom, en hier staat het ook:
http://en.wikipedia.org/wiki/PH
Pure water is said to be neutral, with a pH close to 7.0 at 25 °C
Nou ja raar, hij bracht me wel aan het twijfelen. Dan hoop ik maar dat zijn onderzoeken goed gaan
Edit: Ik herinner me net dat ik een paar PH-strips binnenkrijg volgende week, dan kan ik het mooi zelf testen![]()
Medici hebben doorgaans niet zo veel verstand van scheikunde. Het is inderdaad gewoon 7.quote:Op vrijdag 20 mei 2011 22:35 schreef 08gnoT. het volgende:
Gisteren had ik een gesprek met een medicus. Ik heb met scheikunde altijd geleerd dat water PH-neutraal is, dus 7. Aangezien de zure H+ de base OH- elkaar precies neutraliseren.
De arts beweerde echter dat H2O een PH van minder dan 3 heeft. Dat is bijna net zo zuur als cola. Hij heeft er allicht meer verstand van dan ik, maar ik kan het moeilijk geloven. Wie heeft er gelijk?
(Hij was niet aan het trollen trouwens, de voorafgaande reden was een flesje met (pure) H2O en ernaast een flesje met PH 7, toen vroeg ik welke vloeistof dat was omdat ik dacht dat H2O ook PH 7 is.)
Nee, het antwoord klopt niet.quote:Op woensdag 25 mei 2011 13:46 schreef Mark94 het volgende:
Ik heb weer een vraag. Zo'n vraag als deze kwam ik een lange tijd geleden tegen op een toets:
Stel je hebt een beker 1 gevuld met water van 10 graden Celsius die 10 gram weegt en je hebt een beker 2 gevuld met water van -10 graden Celsius die 20 gram weegt. En je moet dan de eindtemperatuur berekenen, hoe ga je dan te werk?
Ik ging toen eerst de formule Q = c x m x ΔT hanteren bij beide bekers. Je krijgt dan Q(beker1) = 4,18 x 10^3 x 0,01 x 10 = 418 Joule. Q(beker2) = 4,18 x 10^3 x 0,02 x -10 = -836 Joule. Dan zou ik dit doen: Qtotaal = Q(beker2) - Q(beker1) = -836 - 418 = -1254 Joule. Dan Q = c x m x ΔT ombouwen tot ΔT = Q / c x m. Dan zou ik ΔT = -1254 / ((2 x 4,18 x 10^3) x 0,03) = -5 graden Celsius krijgen. Klopt dit?
Snel antwoord graag!
Aha. Ziet er wel een stuk ingewikkelder uit.quote:Op woensdag 25 mei 2011 14:27 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Nee, het antwoord klopt niet.
Er geldt: Q1 + Q2 = 0
Dus: c*m1*ΔT1 + c*m2*ΔT2 = 0
c*(m1*ΔT1 + m2*ΔT2) = 0
c*(m1*(T1e - T1b) + m2*(T2e - T2b)) = 0
m1*(T1e - T1b) + m2*(T2e - T2b) = 0
T1e = T2e = Te
m1*(Te - T1b) + m2*(Te - T2b) = 0
Te = (m1* T1b + m2*T2b)/(m1+m2)
Invullen geeft Te = -3,33 °C
Wet van behoud van energie.quote:Op woensdag 25 mei 2011 15:15 schreef Mark94 het volgende:
Geldt dat Q1 + Q2 = 0 alleen omdat ze allebei dezelfde soortelijke warmte hebben en gelijke tegengestelde temperaturen? Want de gewichten zijn wel verschillend.
Oja, want 0 graden Celsius is gelijk aan 273 Kelvin. Dus -10 graden Celsius zou dan gelijk aan 263 Kelvin zijn, en is inderdaad niet tegengesteld.quote:Op woensdag 25 mei 2011 19:17 schreef lyolyrc het volgende:
Door te stellen Q1 + Q2 = 0 veronderstel je feitelijk dat er geen warmte verloren gaat. De energie van het warme water komt alleen ten goede van het koude water. Dat heet dan 'behoud van energie'.
De temperaturen zijn overigens niet tegengesteld. Celsius heeft ooit gekozen om het nulpunt van zijn temperatuurschaal te leggen bij het vriespunt van water. Er bestaat echter ook de temperatuurschaal van Kelvin die geen negatieve waardes kent.
Inderdaad!quote:Op woensdag 25 mei 2011 22:50 schreef Mark94 het volgende:
[..]
Oja, want 0 graden Celsius is 273 Kelvin. Dus -10 graden Celsius zou dan 263 Kelvin zijn, en is inderdaad niet tegengesteld.
Je hebt (100 - 0)/0.1 + 1 = 1001 verschillende waardenquote:Op donderdag 26 mei 2011 13:41 schreef vault_tec het volgende:
iemand dit weet en uitleg erbij kan geven:
Een temperatuurmeting heeft een meetgebied van 0 tot 100 graden Celsius. Hoeveel bits moet een A/D omzetter minimaal hebben om een resolutie van 0.1 graden Celsius (±0.05 graden Celsius) te krijgen?
is die +1 voor de waarde tussen 0 en de eerste ''stap''?quote:Op vrijdag 27 mei 2011 19:49 schreef Nelis89 het volgende:
[..]
Je hebt (100 - 0)/0.1 + 1 = 1001 verschillende waarden
Dus heb je een 2 log (1001) = 9.967 [ afbeelding ]10 bits A/D converter nodig
Tel je alle waarden die de temperatuur in jouw situatie aan kan nemen, dan kom je op 1001 waarden.quote:Op donderdag 2 juni 2011 19:25 schreef jabbahabba het volgende:
[..]
is die +1 voor de waarde tussen 0 en de eerste ''stap''?
Wat is precies je vraag? Hoe het komt dat je het beeld van een spiegel, terwijl dat beeld virtueel is, toch scherp kan zien? Dat ligt aan de positieve lens in je oog, die zorgt ervoor dat de lichtstralen weer convergeren.quote:Op zondag 12 juni 2011 16:06 schreef vault_tec het volgende:
Voor natuurkunde heb ik nu een paar hoofdstukken over licht en lenzen. Wat mij verwart is dat een virtueel beeld niet geprojecteerd kan worden maar een spiegel geeft een virtueel beeld.
Na wat googlen ben ik er nog steeds niet uit. Dus als iemand mij kan helpen, graag!
Ik snap het verschil niet tussen een virtueel en een reeel beeld. Want je kan een virtueel beeld niet projecteren (?) maar een spiegel kan je duidelijk zien en is een virtueel beeld. Dus wanneer is dan iets virtueel en wanneer is iets reeel?quote:Op zondag 12 juni 2011 16:06 schreef vault_tec het volgende:
Voor natuurkunde heb ik nu een paar hoofdstukken over licht en lenzen. Wat mij verwart is dat een virtueel beeld niet geprojecteerd kan worden maar een spiegel geeft een virtueel beeld.
Na wat googlen ben ik er nog steeds niet uit. Dus als iemand mij kan helpen, graag!
Bij een reëel beeld komen de stralen die van het object af komen, ook allemaal in één punt samen. In het plaatje hieronder is dat heel duidelijk te zien:quote:Op maandag 13 juni 2011 11:49 schreef vault_tec het volgende:
[..]
Ik snap het verschil niet tussen een virtueel en een reeel beeld. Want je kan een virtueel beeld niet projecteren (?) maar een spiegel kan je duidelijk zien en is een virtueel beeld. Dus wanneer is dan iets virtueel en wanneer is iets reeel?
Ik ga het proberen uit te leggen, maar het is al een jaartje geleden dat ik iets aan scheikunde heb gedaan. Er zijn al infuuszakken van 750 mL aanwezig met 8% KCl. Hoeveel mL KCl bevat een infuuszak? (Ik ga er even vanuit dat het hier om volumeprocenten gaat, en dat KCl niet reageren, wat ik niet zeker weet)quote:Op dinsdag 14 juni 2011 01:05 schreef glaba het volgende:
Hoi, ik heb hier een vraag waar ik niet uitkom.
Mevrouw Kraker blijkt een laag kaliumgehalte te hebben. Dit zal per infuus worden aangevuld. Aanwezig is een 8% KCl oplossing in infuuszakken met NaCl 0,7% (750 ml). De arts schrijft 900 mg KCl per infuuszak voor.
Hoeveel ml KCl oplossing moet aan de infuuszak worden toegevoegd?
Rond (zo nodig) af op 1 decimaal.
Als je hem weet, ben je echt een held!
ik, nee.quote:Op dinsdag 14 juni 2011 17:47 schreef Ouail222 het volgende:
Wie is goed in Engels en wil mijn vijf opdrachten voor mij nakijken?
Excuses in dat geval, in mijn herinnering ging het altijd om massapercentages of volumepercentages. Heb ik ook weer wat geleerdquote:Op dinsdag 14 juni 2011 10:14 schreef lyolyrc het volgende:
Het antwoord klopt niet, omdat de uitleg niet klopt.
8% KCl-oplossing betekent dat er 8 g KCl opgelost is per 100 ml oplossing. Percentages van zulk soort oplossingen luiden, tenzij anders vermeld, altijd in massa per volume-eenheid. De vraag die je dus moet oplossen is: hoeveel milliliter oplossing heb je nodig als je weet dat er 8 g KCl in 100 ml oplossing zit?
Antwoord: 0,9/8 * 100 = 11,3 ml.
Er zijn nogal wat verschillende manieren om een concentratie uit te drukken. Het is dus ook een kwestie van bekend zijn met de gebruikelijke manier voor dit soort vraagstukken.quote:Op dinsdag 14 juni 2011 20:12 schreef minibeer het volgende:
[..]
Excuses in dat geval, in mijn herinnering ging het altijd om massapercentages of volumepercentages. Heb ik ook weer wat geleerd
Ik zie nu ook dat ik de vraag verkeerd gelezen heb, ik bakte er eigenlijk niks van![]()
nog even naar kijken dan...
571 nmquote:Op woensdag 31 augustus 2011 15:41 schreef bloodysunday het volgende:
Ik heb een vraag over een opgave over een Double-Slit experiment.
Twee monochromatische lichtstralen gaan via een slit en komen elkaar weer tegen op een scherm. De lichtstralen komen elkaar tegen bij n=8. Het weglengte verschil is 4,57 x 10^-6m. Wat is λ?
d sin θ = n x λ
Hoe kom ik nu aan λ?
d is volgens mij die 4,57x10^-6 m. Maar hoe bereken in nu die hoek?
Ligt het nou aan mij of klopt de eenheid hier niet of is het wel erg kort door de bocht geschreven? Meer dan meter/meter mol/mol kan ik er niet van makenquote:Op donderdag 1 september 2011 15:58 schreef jouwkeuze het volgende:
Wie kan deze vraag oplossen, en uitleggen hoe je dit doet want ik weet niet waar ik beginnen moet.
Vraag
Bereken de molariteit van een geconcentreerde azijnzuuroplossing.
Gegeven: dichtheid geconc. azijnzuur = 1.044 g/cm3 concentratie ch3cooh 100 m/m %
Kan zijn dat 'ie mol per milliliter bedoelde - percentageteken is dan nog wel een beetje vreemd.quote:Op donderdag 1 september 2011 16:35 schreef zoem het volgende:
[..]
Ligt het nou aan mij of klopt de eenheid hier niet of is het wel erg kort door de bocht geschreven? Meer dan meter/meter mol/mol kan ik er niet van maken
Je kunt altijd het beste beginnen met het opschrijven wat je al weet. Je hebt de gegevens uit de vraag (1) en je hebt een stuk theorie gekregen (2) met formules. Wat heb je en waar moet je naartoe? Zoek de juiste formule(s) op en begin gewoon met opschrijven en rekenen. Een puzzle maak je tenslotte ook niet door alle stukjes afzonderlijk te bekijken. Je zult ze onderling moeten vergelijken en proberenquote:Op donderdag 1 september 2011 15:58 schreef jouwkeuze het volgende:
Wie kan deze vraag oplossen, en uitleggen hoe je dit doet want ik weet niet waar ik beginnen moet.
Vraag
Bereken de molariteit van een geconcentreerde azijnzuuroplossing.
Gegeven: dichtheid geconc. azijnzuur = 1.044 g/cm3 concentratie ch3cooh 100 m/m %
ah thx, ik zat met de verkeerde weglengte. Zo is het duidelijk!quote:Op donderdag 1 september 2011 16:23 schreef zoem het volgende:
[..]
571 nm
Als de afstand tussen de twee spleten (d) veel kleiner is dan de afstand tot het scherm (L), m.a.w. d << L, dan kun je zeggen dat het weglengteverschil r1 - r2 = d sinθ.
[ afbeelding ]
De hoek tussen x (afstand tussen n=0 en in dit geval n=8) en L is dan weer θ![]()
Het weglengteverschil is gegeven, dus r1 - r2 = d sinθ = 4,57E-6 m en daaruit volgt dat λ = 4,57E-6 / 8 = 571,25 nm.
Bedoelt je docent niet dat je méér subvragen moet formuleren? Het lijkt me namelijk vrij relevant om bijvoorbeeld geslacht, leeftijd en opleiding van de ondervraagde groep te kennen.quote:Op zaterdag 17 september 2011 21:28 schreef superky het volgende:
Hoi,
Ik ben bezig met een marktonderzoek en ik heb een deelvraag 'Wie zijn de jongeren van 18 tot 24 jaar?'
En dit zijn mijn sub vragen
• Wat zijn de maandelijkse inkomsten en uitgaven?
• Hoeveel tijd besteden ze aan sport en welke sport?
Volgens mijn docent moeten mijn sub vragen uitgebreider zijn, maar mijn vraag is: hoe moeten ze uitgebreider zijn geformuleerd? Kan iemand me dat vertellen door mijn sub vragen uitgebreider te formuleren? Alvast bedankt voor uw antwoord!!
Mvg,
superky
Nee dat bedoelt ze niet. En die subvragen die je had genoemd gaat iemand anders doen in mijn groepje. Het gaat echt om mijn sub vragen hier, wat ik totaal niet snap. Ik bedoel je hoe ik mijn sub vragen kan uitbreiden :S??quote:Op zaterdag 17 september 2011 23:29 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Bedoelt je docent niet dat je méér subvragen moet formuleren? Het lijkt me namelijk vrij relevant om bijvoorbeeld geslacht, leeftijd en opleiding van de ondervraagde groep te kennen.
Denk dat je docent dit bedoelt:quote:Op zaterdag 17 september 2011 21:28 schreef superky het volgende:
Hoi,
Ik ben bezig met een marktonderzoek en ik heb een deelvraag 'Wie zijn de jongeren van 18 tot 24 jaar?'
En dit zijn mijn sub vragen
• Wat zijn de maandelijkse inkomsten en uitgaven?
• Hoeveel tijd besteden ze aan sport en welke sport?
Volgens mijn docent moeten mijn sub vragen uitgebreider zijn, maar mijn vraag is: hoe moeten ze uitgebreider zijn geformuleerd? Kan iemand me dat vertellen door mijn sub vragen uitgebreider te formuleren? Alvast bedankt voor uw antwoord!!
Mvg,
superky
Thanksquote:Op maandag 19 september 2011 20:35 schreef zoem het volgende:
Als los woord hoef je geen hoofdletter te gebruiken. Dat is alleen als je het over de naam van de school hebt zoals Avans Hogeschool, Technische Universiteit Delft, etc
Bedank voor jouw antwoord! Maar ik heb nog een vraagje over: 'Waaraan besteden de jongeren van 18 tot 24 jaar hun maandelijkse inkomsten en hoe groot zijn deze?''quote:Op zondag 18 september 2011 22:05 schreef Nelis89 het volgende:
[..]
Denk dat je docent dit bedoelt:
- Waaruit halen de jongeren hun maandelijkse inkomsten en hoe groot zijn deze?
- Waaraan besteden de jongeren hun maandelijkse inkomsten en hoe groot zijn deze?
- Hoeveel tijd besteden jongeren per week/maand aan sport (en andere vrije tijdsbesteding)?
[beta] huiswerk- en vragentopicquote:Op donderdag 22 september 2011 16:19 schreef superky het volgende:
Iemand nog?? De rest van mijn sub vragen had ik al bronnen gevonden. Behalve van deze sub vraag 1.3 Waaraan besteden de jongeren van 18 tot 24 jaar hun maandelijkse inkomsten en hoe groot zijn deze?
Alvast bedankt voor uw antwoord!
Groet,
superky
Je kan je antwoord op de volgende manier omschrijven:quote:Op vrijdag 23 september 2011 19:33 schreef jouwkeuze het volgende:
Ik moet vergelijkingen oplossen, ik weet het heel makkelijk alleen weet ik niet hoe hun het andtwoordt op die manier geschreven krijgen
Vraag:
0.33x^2 - 0.125 = 0.25
mijn antwoord was (Wortel)1.25
maar hun hebben 0.5(wortel)5
(sorry dat ik het zo typ maar ik kon die tekens niet vinden)
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |