Gevolgen Kunduz-akkoord voor defensiemedewerker desastreusIn de Tweede Kamer zijn de VVD, CDA, CU, D66 en GroenLinks, de zogenaamde Kunduz-coalitie, een bezuinigingspakket overeengekomen om het begrotingstekort voor 2013 terug te dringen tot 3%.
Het akkoord levert onder meer een generieke korting voor Defensie op van ¤ 84 miljoen, dat is 9,6% van de Rijksbrede korting van ¤ 875 miljoen, terwijl de omvang van de Defensiebegroting maar 2,8% van de Rijksbegroting vormt.
Een nadere beschouwing van dit bezuinigingspakket, formeel het “stabilisatieakkoord en –programma” geheten, leert dat een aantal afspraken voor ambtenaren, maar met name voor defensiemedewerkers, desastreuse gevolgen heeft voor de koopkracht. Het betreft hier dan de nullijn en het vervallen van de onbelaste reiskostenvergoeding voor het woon-werk verkeer.
Nullijn:De afgelopen jaren hebben defensiemedewerkers reeds een extra koopkrachtverlies gekend ten opzichte van de werknemers in de civiele sector van gemiddeld 1,7%, als gevolg van de eerder afgekondigde nullijn voor ambtenaren, ondanks de eind 2011 overeengekomen loonsverhoging van 1,0% en de stapsgewijze ophoging van de eindejaarsuitkering tot 6,2% in 2013. De MHP - de vakcentrale voor professionals, waarbij de CMHF-sector Defensie is aangesloten, heeft berekend dat alleen al de nu afgekondigde nullijn voor 2013 en 2014 een extra koopkrachtverlies van 1,1% per jaar oplevert.
Dit houdt in dat de defensiemedewerker door deze nieuwe nullijn, berekend vanaf 2010, eind 2014 een extra koopkrachtverlies kent van gemiddeld 3,25%. Dit koopkrachtverlies wordt nog groter als gevolg van alle andere maatregelen die nu, maar ook de afgelopen jaren, over het defensiepersoneel is uitgestort.
Reiskostenvergoeding woon-werk verkeer:Defensiemedewerkers en dan met name militairen, worden door het functieroulatiesysteem gedwongen om regelmatig van standplaats te veranderen. In het verleden betekende dit dat zij veelvuldig verhuisden om vlak bij de (nieuwe) standplaats te gaan wonen. Heden ten dage kiezen velen er echter voor om daar te gaan wonen waar vandaan de verschillende functies binnen respectabele reisafstand te bereiken zijn. Het kan immers zo maar het geval zijn dat al na een functie er een nieuwe functie volgt op de voormalige standplaats.
Dit wordt tevens ingegeven doordat het eigen woningbezit door de overheid de laatste decennia is gestimuleerd, waardoor het percentage militairen met een huurwoning (makkelijker verhuizen) alleen maar is afgenomen. Daar komt overheen dat de crisis op de huizenmarkt verhuizen nagenoeg onmogelijk maakt, laat staan veelvuldig verhuizen. De dalende huizenprijzen leiden er immers toe dat verkoop voor velen geen optie is.
Het "achter je plaatsing aan verhuizen" wordt tevens beperkt door de (eveneens begrijpelijk) gestimuleerde arbeidsparticipatie van vrouwen. Vandaag de dag bestaan dan ook meer dan de helft van de gezinnen uit tweeverdieners. De meeste militairen zijn hierop geen uitzondering en hebben een partner die veelal wel in de directe woonomgeving een bijdrage aan het arbeidsproces levert. De idylle dat iedereen dus vlakbij het werk kan wonen is een illusie. Een verhuizing leidt veelal slechts tot een verschuiving van de lasten binnen het gezin, geen vermindering van de koopkrachtdaling.
Dit betekent dat de algemene rekenregel die de Regering hanteert om de negatieve effecten van deze maatregel op de koopkracht uit te drukken voor de meeste defensiemedewerkers niet opgaat. Velen wonen immers niet ‘slechts 20 km’ van hun werk, zoals de Regering beweert. (CBS: 17,6 km (2004))
Eigen vervoer:Een blik op de huidige tabelvergoedingen leert dat de defensiemedewerker die dagelijks met eigen vervoer van huis naar het werk reist, tot maximaal ¤ 142 per maand moet inleveren. Indien deze defensiemedewerker echter werkt op een ‘niet met het OV bereikbare plaats”, loopt dit op tot maximaal ¤ 203 per maand
Voor binnenslapers/boordplaatsers loopt dit bedrag op tot maximaal ¤ 107 per maand.
Openbaar vervoer:Voor defensiemedewerkers die met het OV reizen betekent deze maatregel eveneens dat zij een groot koopkrachtverlies tegemoet kunnen zien. In tegenstelling tot wat eerst werd gedacht geldt deze maatregel ook voor het woon-werk verkeer met het OV.
De defensiemedewerker die dagelijks met het OV 2e klasse van huis naar het werk reist, gaat tot maximaal ¤ 147 per maand inleveren. Voor defensiemedewerkers die dagelijks 1e klasse reizen wordt dit maximaal ¤ 256.
Voor de defensiemedewerkers die in het OV reizen en zo ver weg wonen van de standplaats dat zij met een OV-jaarkaart reizen, geldt dat zij het slechtste af zijn.
Zij leveren, afhankelijk van de reisklasse (2e klasse of 1e klasse), respectievelijk maximaal ¤ 182 en ¤ 290 per maand in.
Voor binnenslapers/boordplaatsers loopt dit bedrag op tot maximaal ¤ 107 per maand voor het reizen per 2e klasse en ¤ 174 voor het reizen per 1e klasse.
Een korte blik op bovenstaande bedragen leert dat er dan al snel sprake is van een koopkrachtverlies van wel 5% tot 10%. Juist de defensiemedewerker die bereid is voor het werk toch al veel tijd te steken in het reizen krijgt daarvoor de rekening gepresenteerd. Voor de binnen defensie gewenste mobiliteit en actieradius zijn de kosten van het reizen voor de defensiemedewerker net zo relevant als de reistijd.
Bijkomend negatief effect, afgezien van het negatieve effect op de koopkracht, is de invloed op het klimaat. Defensie heeft, net als de andere overheidssectoren, altijd het gebruik van het OV gepropageerd. Dit uit zich mede in een goede OV-reiskostenvergoeding. Door deze maatregel ligt het voor de hand dat treinreizende defensiemedewerkers overstappen naar de auto. Zeker de defensiemedewerker die nu gebruik maakt van de 1e klasse. Als slechts één op de drie defensiemedewerkers overstapt op de auto, heeft dit al een negatief effect op het klimaat.
ConclusieDe CMHF-sector Defensie kan op basis van de uitwerking van alleen al de twee bovengenoemde maatregelen niet anders concluderen dan dat de uitspraken van demissionair minister-president Rutte absoluut geen weergave zijn van de daadwerkelijke gevolgen van het Kunduz-akkoord. Het koopkrachtverlies dat voor de 'gemiddelde' Nederlandse forens zo'n 2,25% zal gaan bedragen blijkt voor de defensiemedewerker aantoonbaar veel hoger te liggen.
De defensiemedewerker wordt, op basis van slechts deze twee maatregelen, al getroffen door een koopkrachtverlies van mogelijk wel 8% tot 13% !! Het loyale defensiepersoneel, dat al zo veel heeft gegeven en al zo veel heeft moeten laten, verdient beter.
Tienduizenden defensiemedewerkers worden gestraft met wel honderden euro's koopkrachtverlies, om enkele duizenden Nederlanders een overdrachtsbelasting van 2% te kunnen bieden.....
Hoe nu verder?
Dat het defensiepersoneel door deze maatregelen (wederom) onevenredig hard wordt getroffen is voor de CMHF-sector Defensie dan ook onacceptabel. De komende tijd zal de CMHF sector Defensie zich beraden over welke voorstellen er kunnen worden gedaan om deze extreme gevolgen van het Lenteakkoord voor het defensiepersoneel te beperken. Meer thuiswerken, bijvoorbeeld, maar dat is voor veel functies feitelijk onmogelijk, of andere oplossingen.
ProDef