Omdat ik het zelf wel leuk vindt als onze zuiderburen eens een keer positief zijn over een Nederlandstalig product uit Nederland zal ik hier even integraal de recensie van humo.be plaatsen:
quote:
Spinvis: ’Dagen van gras, dagen van stro’
Humo 3406, 17 december 2005
Een taxichauffeur in Rio baant zich dagelijks een weg door de verkeersjungle op de tonen van ’Spinvis’. Het tot op de draad versleten bandje is aan vervanging toe en dat treft, want Spinvis - overigens: een echte vis uit de Noordzee, ook bekend als pitvis, pilatusvisje of schelvisduivel - heeft drie jaar na z’n debuut z’n tweede plaat uit, ’Dagen van gras, dagen van stro’. Naar Spinvisnormen is dat razendsnel, want Erik de Jong had bijna vijfentwintig jaar op z’n zolderkamertje in het Nederlandse Nieuwegein aan zijn eerste plaat zitten knutselen. Die sloeg in als een bom: in een tijd van hoogtechnologische digitale apparatuur samplede de Jong met een primitieve homecomputer liedjes bij elkaar die kraakten en piepten dat het een lust was. Maar wat ’Spinvis’ écht bijzonder maakte waren de teksten: zoals de Jong tovert met woorden en klanken, zoals hij met één halfgezuchte, halfgezongen syllabe iets in je weet te raken waarvan je niet eens wist dat het er was, dat is maar weinigen gegeven.
De liedjes van ’Dagen van gras, dagen van stro’ zijn een beetje minder mozaïekerig, maar voorts is er weinig veranderd, wat wij voor één keer prima vinden. Behalve op ’Kom in de cockpit’ - heerlijk helse pyschedelische rock die alle kanten uit stuitert - kiest Spinvis resoluut voor dromerige songs, die sterker van elkaar verschillen dan je op het eerste gehoor zou bevroeden: de primitieve huppel-new wave van ’Bijt mijn tong af’ is iets helemaal anders dan ’De tuinen van Mexico’, dat drijft op een akoestische gitaar en strijkers. ’De zevende nacht’ baadt in een zweverige seventiespopsfeertje, terwijl ’Aan de oevers van de tijd’, geïnspireerd door een gedicht van Gust Gils, het vooral moet hebben van een beat, een cello en een tweede stem. ’Flamingo’ mag, alleen al wegens de krolse trompet van Hans Dagelet, niet onvermeld blijven, evenmin als ’Ik wil alleen maar zwemmen’, voortgestuwd door overstuurde bastonen, of de geniale single ’Het voordeel van video’, een song in vraagvorm die verrassend genoeg vooral antwoorden geeft.
Het buitenbeentje ’Lotus Europa’, een monotoon gedebiteerde, gitzwarte koortsdroom over een man die letterlijk begint te desintegreren, is op zich sterk, maar bij elke beluistering wordt deze brok van elf minuten een beetje meer een struikelsteen wegens te lang en te anders dan de rest. Desondanks lopen wij hier dankzij ’Dagen van gras, dagen van stro’ al een tijd te zwelgen in melancholie, en hopen wij dat nog even zo te houden. Sterke plaat.