quote:
WOENSDAG, op de eerste Nederlandse Veteranendag, zullen naast 100.000 oudstrijders die tijdens de Tweede Wereldoorlog en in Nederlands-Indië, Nieuw- Guinea en Korea dienden ook de ’nieuwe’ militairen – bijvoorbeeld blauwhelmen op VN-missie – worden geeerd. Frans Erkelens is zo’n jonge veteraan. Als commando van Dutchbat III was hij in 1995 in Srebrenica gestationeerd. Daar speelde hij een hoofdrol in een van de heftigste gevechten waarbij Nederlandse special forces ooit waren betrokken. In nauwe samenwerking met een vrouwelijke F16-piloot van de Koninklijke Luchtmacht. Een actie waarover Erkelens tot vandaag zweeg.
F16-pilote schoot door Servische leger bedreigde verkenner Frans Erkelens te hulp
REDDENDE ENGEL
Door gezamenlijke actie werd nog grotere slachting in Srebrenica voorkomen
ROOSENDAAL, zaterdag
De beelden en geluiden zijn beklemmend en geven weer hoe levensbedreigend de situatie is voor zowel commando’s op de grond als voor vliegers in hun F16’s daar vlak boven. De ene stem is van Frans Erkelens, die als forward air controller (fac’er) vanaf een bergkam even buiten Srebrenica de oprukkende Bosnische Serviërs observeert en piloten naar hun doelen leidt. De andere is van een vrouw, in de cockpit van haar Nederlandse jachtbommenwerper.
We zitten in de woonkamer van oud-commando Erkelens en kijken, bijna tien jaar na dato, naar een unieke videoband. Voor de nu 37-jarige is het weer even dinsdag 11 juli 1995, de dag dat de enclave, die door Dutchbat III moest worden beschermd, uiteindelijk zal worden overlopen door Bosnisch- Servische troepen.
De vlieger nadert met haar wingman op acht kilometer hoogte Srebrenica, nog buiten het bereik van Servisch luchtafweer, als ze radiocontact krijgt met Windmill-zero two, de codenaam van Frans Erkelens. De groene baret, toen net 27, houdt samen met twee Nederlandse collega’s, twee Britten van de Special Air Service (SAS) en een tolk van de Royal Air Force (RAF) snel oprukkende eenheden van generaal Ratko Mladic in de gaten.
Erkelens maakt de vrouw in haar straaljager wegwijs en begint bij Bratunac. Omdat die stad niet op de kaart van de piloot staat, vraagt zij: „Is Bratunac de plek waar de Nederlandse gijzelaars zitten?” Na bevestiging door de commando is er even radiostilte. Dan zegt Erkelens: „This is Windmill-zero two, ziet u die haarspeldbocht, daar rijdt een tank, ziet u dat ding?” De vlieger bevestigt dat even later, maar dan raakt Windmill-zero two onder zwaar vuur en moet dekking zoeken. „Pak de tweede haarspeldbocht, daar staat nog een tank, die vuurt nu op onze positie. Alles wat u ziet in de richting van het zuiden is ’cleared hot’ voor u.”
Duidelijke taal. De twee Nederlandse piloten weten nu dat op dat stuk weg geen landgenoten of vluchtelingen meer zitten, een gebied dat dus zonder enige terughoudendheid kan worden aangevallen.
Duikvlucht
Op de spectaculaire beelden die vanuit de F16 zijn gemaakt, is te zien dat de vrouwelijke vlieger haar toestel in duikvlucht brengt, de situatie van dichtbij bekijkt en haar eerste bom recht op de Bosnisch- Servische tank dropt. Het voertuig ontploft en andere pantserwagens uit de Servische colonne zoeken snel dekking in de berm. De piloot wil een tweede aanval inzetten boven het nu door rook en brand zwartgeblakerde gebied.
Ze vraagt Windmill-zero two om een volgend doel. Erkelens, onverstoorbaar over de radio: „Het is een probleem voor me om overeind te komen, dan heb ik direct een tankgranaat om m’n oren. Alles ten zuiden van de plek waar je bent geweest, mag je afknallen. Alleen niet de zuidpunt van Srebrenica.”
De vlieger: „Het zuiden, dat is een hoop, hè?” De forward air controller: „Daar zitten allemaal slechte jongens…”
De Serviërs schieten ondertussen met alles wat ze hebben op de Nederlandse straaljager, waarop de vrouw haar F16 zigzaggend naar de weg stuurt. „I’m going in for the second time, a lot of triple-A fire”, klinkt een gespannen stem over de radio. En opnieuw gooit zij een bom af, dit keer wordt Servisch geschut opgeblazen. „We gooien alles op die weg”, zegt ze tegen Frans Erkelens. „Mijn wingman gooit nu zijn bommen, dan moeten we helaas naar huis.” De tweede vlieger werpt zijn beide ongeleide Mk. 82’s op een bunker af, waarna de jagers richting Adriatische Zee en uiteindelijk de basis Villafranca koersen. „Hé, bedankt, hou je haaks!” zijn de afscheidswoorden van de Nederlandse commando.
Als de videoband is afgelopen, zegt Frans Erkelens: „Wij maakten als 108 compagnie commandotroepen deel uit van Dutchbat III en werden met name ingezet voor verkenningspatrouilles. Toen de Bosnische Serviërs steeds verder oprukten richting Srebrenica zijn we in de avond van 10 op 11 juli de enclave uitgegaan.”
Vanwege zijn erecode als commando vertelt Erkelens er niet bij dat er een beroep op hem werd gedaan het levensgevaarlijke forward- air-controllerwerk te doen, omdat de gewone fac-infanteristen van Dutchbat III mentaal niet in staat bleken de klus te klaren. Ze waren simpelweg niet tegen de situatie opgewassen. Een van die militairen gooit zelfs nog bijna roet in het eten door op het moment dat de Nederlandse jets opduiken helemaal panisch van angst en nota bene vanuit een veilige positie de jachtvliegers op te roepen. Ook dat is in het radioverkeer tussen Erkelens en de F16-piloot kraakhelder te horen.
Op komende Veteranendag worden ’nieuwe’ militairen geëerd
„Deze actie vond plaats even ten zuiden van de enclave”, vertelt de oud-commando. „De Britten gingen met ons mee omdat ze over satellietverbinding beschikten naar het hoofdkwartier in Sarajevo, wij hadden de fac-radio. We kozen het hoogste punt aan de zuidkant van de stad, met een overzicht op de zendmast en het gebied waar de mannen van Mladic zaten. Een locatie in de voorste linie, in de bloedhitte vanuit een soort bunker. Wat we zagen leek wel een slechte film over de oorlog in Vietnam. Overal oprukkende militairen, compleet met pantserwagens en tanks. Een enorme overmacht. Wat wij daar hebben meegemaakt… Hoe slecht de dingen misschien ook nog kunnen gaan lopen in het leven, dit vergeet ik nooit meer.”
Twaalf uur lang ligt sergeant Erkelens met zijn team op de loer, terwijl de Bosnische Serviërs, niet op de hoogte van de exacte schuilplaats van de commando’s, tank- en mortiergranaten afvuren. Terwijl de Nederlanders samen met de Britten ondertussen spotten, een ’target list’ opstellen en de coördinaten doorsturen naar Sarajevo. De situatie wordt helemaal grimmig als een eenheid Bosnische moslimstrijders arriveert en dreigt de Nederlanders en Britten dood te schieten als er „niet eindelijk luchtsteun” komt. Erkelens weet hen te kalmeren. „Is dit míjn land? Voer je eigen oorlog, wees blij dat we hier zijn om jullie te helpen!”
Plotseling openen de moslims het vuur op de Serven en zijn de commando’s op hun tot dan toe geheime locatie ontdekt. Servische tanks richten hun 105 mm kanonnen met haarscherpe precisie op de observatiepost en granaten slaan overal in. Tot de komst van twee Nederlandse F16’s uitkomst brengt. Die toestellen hingen al een tijd boven de Adriatische Zee ’in de wacht’. De bemanningen smeekten Sarajevo om toestemming, zodat ze eindelijk in actie konden komen. Detachementscommandant Jouke Eikelboom had er vanaf de basis Villafranca in Noord-Italië tijdens het hele beleg van Srebrenica al op aangedrongen dat zijn F16’s als eerste een luchtaanval zouden mogen ondernemen. „Het waren immers onze maatjes, daar op de grond.”
Na de inzet van de twee jachtvliegtuigen wordt het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in Sarajevo met mortieren beschoten door de Serviërs. Dutchbat-commandant Karremans krijgt in zijn hoofdkwartier in Potocari een telefoontje van één van de Nederlanders die in Bratunac worden gegijzeld. Mladic heeft gedreigd hen te doden en grote aantallen moslimvluchtelingen te executeren als de luchtaanvallen doorgaan. Op dat moment worden andere F16’s en Amerikaanse A10 grondaanvalsvliegtuigen teruggeroepen.
„Maar ondanks dat, hebben wij de Servische aanval twaalf uur kunnen vertragen”, stelt Frans Erkelens. „Duizenden vluchtelingen zijn zo uit handen van Mladic gebleven. Maar daar hoor je niemand over. Dankzij de Nederlandse luchtsteun hebben wij het er levend afgebracht. In de chaos na het bombardement konden we vanuit onze ’last blocking position’ wegkomen.”
Na terugkeer in Nederland heeft Erkelens zijn ’reddende engel’, inmiddels captain op een Boeing 737 van Transavia, ontmoet. Hij heeft zelfs nog een vlucht in een F16 gemaakt.
Over de massale internationale kritiek die op Dutchbat III neerstreek toen bleek dat 7500 moslimmannen uit de enclave Srebrenica door de Serviërs werden vermoord, zegt Erkelens: „Door het juiste te doen, vreest gij niemand. Bijna 25.000 vrouwen, kinderen en oude mannen hebben wij onder soms levensbedreigende omstandigheden, door te vechten, ondanks de druk van criminele bendes en ondanks de sterk verminderde inzetbaarheid van Dutchbat III, naar veiliger gebied kunnen brengen. Dankzij ons kunnen die mensen nu hun verhaal vertellen; over hún oorlog, die niemand ooit mag vergeten, opdat deze zich nooit herhaalt.”
In Nederland vroeg de commandant van het Korps Commandotroepen (KCT) een dapperheidsonderscheiding voor de drie groene baretten aan. Jaren gebeurde er niets, totdat Erkelens een brief kreeg dat het Hare Majesteit had behaagd hem de onderscheiding te verlenen. Op 23 januari 2002 zou hem die door toenmalig minister van Defensie Frank de Grave worden opgespeld. „Het was misschien wel het moeilijkste besluit in mijn leven, maar ik heb bedankt”, vertelt Frans Erkelens. „We deden het met een groep, dus ieder van ons drieën verdiende die onderscheiding. Toen alleen ik bleek uitverkoren, heb ik geweigerd.”
Heldhaftig
Saillant detail: de drie Engelsen van SAS en RAF kregen van de Brits
e koningin de Militairy Cross (MC) uitgereikt voor hun gezamenlijke optreden in Srebrenica met Nederlandse commando’s. In The Sunday Times werd het verhaal paginagroot gebracht, waarbij de heldhaftige rol van Windmill-zero two en Kirk-zero one – respectievelijk Frans Erkelens en de vrouwelijke F16-vlieger – als veel doorslaggevender werd belicht dan het optreden van de drie Engelsen. SAS-sergeant Nick Cameron vertelt dat hij na een lange dag van zware gevechten, zij aan zij met Nederlandse commando’s en tegen de Bosnische Serviërs, de opmars van Mladic urenlang wist te vertragen.
Opnieuw heeft de commandant van het KCT onlangs voor de drie commando’s van Dutchbat een dapperheidsonderscheiding aangevraagd. Gehoopt wordt dat op woensdag, de eerste Nederlandse Veteranendag, alsnog de Bronzen Leeuw naar Erkelens en zijn twee maten gaat. Een commissie buigt zich al weken over het verzoek. De laagste dapperheidsonderscheiding, het Kruis der Verdienste, werd voor het laatst in 1996 aan een sergeant-majoor die voor IFOR in Bosnië diende uitgereikt. De Militaire Willemsorde wordt al sinds 1955 niet meer voor gevechtsacties toegekend.
Frans Erkelens hoopt op de Bronzen Leeuw voor zijn groep van toen, maar zal niet teleurgesteld of verbitterd zijn als de onderscheiding uitblijft. Want de oud-commando staat volop in het dagelijks leven, heeft geen last van trauma’s zoals zo veel andere Dutchbatters, heeft nog altijd een ’groen hart’ en leidt een gelukkig bestaan met vrouw en vier dochters.
„Wij deden ons werk met volle overtuiging en hebben zo vluchtelingen in veiligheid gebracht”, vertelt hij. „Die wetenschap is in feite genoeg. Ik ben vier maanden na Dutchbat III opnieuw naar Bosnië gegaan. Gedetacheerd bij de SAS hebben we door heel voormalig Joegoslavië gevechtsacties gevoerd. Bravo-Five-One was ons call sign.”
„In mei 1999 heb ik het Korps Commando Troepen verlaten. Ik wilde met mijn twaalfeneenhalf jaar ervaring officier worden om als ploegcommandant te kunnen worden uitgezonden, maar dat zat er niet in. Nu leid ik samen met een andere ex-groene baret een bedrijf dat directieleden en managers begeleidt, traint, adviseert. Srebrenica heeft mij nooit nachtmerries bezorgd. Misschien omdat ik weet dat wij daar hebben gedaan wat we moesten en wat we konden.”
Bron: De Telegraaf van 250605