Etappe 1: Lille Métropole - Lille Métropole, 184,9 kmHey, hallo daar. Welkom in dit topic, waar we de buitengewoon spectaculaire eerste rit van de Tour de France van 2025 met elkaar gaan bespreken. De editie van dit jaar gaat beginnen met een vlakke rit, jippie. Het is alweer de 112e editie van deze koers en nog hebben we met z'n allen blijkbaar niet ontdekt dat sprinten geen sport is. De komende drie weken gaan we op zoek naar... nouja, enige spanning? We vrezen met z'n allen een herhaling van de editie van 2024, toen Tadej Pogacar liefst zes ritten won en de Tour won met zes minuten voorsprong op Jonas Vingegaard, een kleine tien minuten op Evenepoel en al bijna 20 minuten op de vierde, zijn ploeggenoot Almeida. De Tour van vorig jaar was het bekijken amper waard, er was een algeheel gebrek aan spanning. De Sloveen was dusdanig goed dat hij niets overliet voor de rest. Nouja, Vingegaard kon hem dan nog een keer kloppen in de sprint in Le Lioran, meteen het enige moment van zwakte van de Sloveen. Toch zat er ook een positieve kant aan de Tour van 2024, we schreven namelijk geschiedenis. Biniam Girmay won drie ritten en hij nam de groene trui mee naar huis! Dat zal voor mij altijd een geweldig hoogtepunt blijven, na al die jaren van het tegen beter weten in volgen van het Afrikaanse wielrennen volgde er dan de beloning. Voor het eerst won een donkere Afrikaan een rit in de Tour, hopelijk zullen er nog vele volgen. De internationalisering van de sport laat alleen nog wel even op zich wachten, Bini is dit jaar de enige Afrikaan aan de start en het zal voor hem met de aanwezigheid van enkele andere topsprinters lastig worden om de prestaties van vorig jaar te benaderen, maar dromen mag. We mogen ook dromen over een spannende strijd om de gele trui, aangezien Vingegaard vorig jaar met een slechte voorbereiding naar de Tour trok. Hij zou nu beter moeten zijn, geen botbreuken in aanloop naar de Tour, maar die vervelende Sloveen is ondertussen ook weer beter geworden. Dat liet hij recent in de Dauphiné nog zien, zonder ongelukken kunnen we fluiten naar de spanning. De Tour van 2024 was verder ook de Tour van Cavendish, hij vestigde met zijn zege in Saint-Vulbas het recordaantal ritzeges in de Tour, in totaal liefst 35 stuks. We gaan kijken of er de komende drie weken nog meer geschiedenis geschreven kan worden, maar bovenal hopen we op een spannende Tour. Een uitgebreide vooruitblik op het parcours kunt u in
dit topic vinden. De korte samenvatting is in ieder geval dat we na jaren van Tourstarts in het buitenland eindelijk weer eens in Frankrijk van start gaan. We blijven de hele Tour ook in het land, dat is tegenwoordig een unicum. Van start gaan we in het noorden en we blijven ook lang in het noorden, waardoor de bergen lang op zich laten wachten. Omdat de bergen lang op zich laten wachten heeft de organisatie er alles aan gedaan om zoveel mogelijk heuvels op te zoeken, we krijgen met heel wat muurtjesritten te maken in de eerste 11 dagen. Minder vlakke ritten, want die waren vorig jaar dusdanig saai dat de sprinters straf hebben gekregen. Alhoewel, straf, we beginnen dan wel weer met een zo goed als vlakke rit. Van start gaan we in Lille, waar we na een lange lus ook weer zullen eindigen. De gele trui wacht op een rappe man, want blijkbaar verdienen zij af en toe ook een kans om het geel te grijpen. Is niet zo, maar het is wel de praktijk. De eerste rit van deze vermoedelijk zeer saaie Tour die volledig gedomineerd gaat worden door het gedrocht uit de Emiraten, on y va.
![da039]()
Le Grand Départ van de Tour de France van 2025 vindt plaats in Lille, dat vooral door de Vlamingen ook wel Rijsel wordt genoemd. Een stad nabij de grens met België aan de rivier de Deule, zowel de hoofdstad van Frans-Vlaanderen, het Noorderdepartement en de regio Hauts-de-France. Het Noorderdepartement is hét departement van deze Tourstart, net zoals de regio Hauts-de-France dé regio is van de Tourstart. Een gebied waar we niet bovenmatig vaak komen, omdat hier ook niet bovenmatig veel te beleven valt. In de gemeente Lille wonen ongeveer 234.000 mensen, maar in de hele metropool wonen liefst 1.200.000 mensen. Samen met steden als Roubaix, Villeneuve-d'Ascq en Tourcoing vormt het een van de vier grootste agglomeraties van Frankrijk. Van oudsher is het een industriestad, met vooral textielindustrie, ook is het een universiteitsstad. De naam Lille stamt blijkbaar af van het Latijnse ad insulam, wat in het Oudfrans à l'isle werd. Dit werd in het Middelnederlands dan weer vertaald als ter ijs(s)el, waarna de verbasteringen Lille en Rijsel in de loop der tijd tot stand zijn gekomen. Lille heeft niet direct een goede naam, maar volgens lillevoorbeginners.nl doet Lille qua schoonheid niet onder voor Parijs, vooral omdat er in de stad veel Vlaamse invloeden te vinden zijn. De meest Vlaamse stad van Frankrijk, een ideale mix van Parijs, Antwerpen en Gent. De vroegere Graven van Vlaanderen hebben er hun sporen achtergelaten en een duidelijk stempel op de stad gedrukt. Veel van de historische gebouwen hebben door de eeuwen heen een Franse uitstraling gekregen, maar toch blijft Lille onmiskenbaar een Vlaamse stad. Dat zijn nog eens adelbrieven. Volgens het wellicht niet geheel objectieve lillevoorbeginners is Lille dé ideale bestemming voor een weekendtrip dicht bij huis. De stad heeft meer dan genoeg te bieden om je een weekend bezig te houden, een ideale invulling van zo'n citytrip zou moeten bestaan aan een bezoek aan de oude stad op zaterdag en een bezoek aan de vele musea op zondag. Als je dan op een zaterdag het centrum van Lille bezoekt kun je daar nogal wat opvallende bouwwerken tegenkomen. Volgens Wikipedia moet je letten op de Kamer van Koophandel en haar belfort, terwijl je ook naar het Place du Général-de-Gaulle, beter bekend als Grance Place, moet gaan. Daar kom je onder andere het oude beursgebouw tegen. Er is het geboortehuis van Charles de Gaulle, thans een museum, er is het operagebouw, het stadhuis met belfort (meer dan 100 meter hoog en een trap naar de top van 400 treden), er is een kathedraal, er zijn heel wat kerkjes en ga zo maar door. Persoonlijk zou ik zelf meteen naar de citadel rennen, een prachtexemplaar. Uiteraard gebouwd door m'n gabber Vauban, wat een fenomeen. Wat dat betreft beginnen we de Tour op een uitmuntende manier, Vauban is op de eerste dag meteen op de afspraak. In de buurt van de citadel ligt ook nog een dierentuin, er is voor ieder wat wils in Rijsel. Als het zondag is mag je blijkbaar pas naar de musea, het is dan aan te raden om naar het Palais des Beaux-Arts te gaan, waar je onder meer een indrukwekkend aantal schilderijen van Pieter Paul Rubens kunt vinden. Een van de grootste kunstmusea van Frankrijk! In het Hospice Comtesse, een hospitaal uit de 13e eeuw, zit tegenwoordig ook een museum. Een gebouw dat de Vlaamse invloeden laat zien, want dit gebouw is gebouwd met rode en bruine baksteen, in Frankrijk normaal gesproken vrij ongebruikelijk. In het oude centrum van de stad moet je vooral de Grand Place bezoeken. Althans, als we de organisatie mogen geloven. Daar werd immers de ploegenpresentatie gehouden op donderdag, daar kiezen ze vaak de meest iconische plek van de stad voor uit en in Lille zou dat dan dus logischerwijs de Grand Place moeten zijn. Of Place du Général-de-Gaulle, zo noemen ze dat plein ook wel eens. Zijn geboortehuis is thans een museum.
![Gu9UadlWgAA7Tvu?format=jpg&name=large]()
De
Grand Départ van de Tour van 2025 vindt plaats op de Esplanade du Champ de Mars Lille, volgens Google een kermisterrein. Kermiskoers, start op een kermisterrein, dat kan wel kloppen. We bevinden ons een eilandje, het eilandje van de citadel van Vauban. Uit het zicht van de citadel gaan we van start op een grote parkeerplaats, maar de citadel zal wel in beeld worden gebracht. We beginnen de Tour uiteraard met een lange neutralisatie, want alle hoogtepunten van Lille moeten natuurlijk wel uitgebreid in beeld worden gebracht. Bij het verlaten van de parkeerplaats bij de citadel rijden we via een brug over de Deule heen, om daarna het centrum van de stad te betreden. We rijden eerst de finishplek tegemoet, op een paar meter van de plek waar de renners over meer dan 180 kilometer gaan finishen slaan we nu linksaf en na die bocht rijden we door een fraaie laan langs het Palais des Beaux-Arts af, een kicken kunstmuseum dat alleen al de moeite van het bezoeken waard is vanwege de buitenkant. Het is daadwerkelijk een paleis, een schitterend bouwwerk. Alleen al het gebouw is een schone kunst, zou je kunnen stellen. Even later rijden we over een straat die voorzien is van kasseien (toch nog kasseien deze ronde) langs de Porte de Paris af, een kicken stadspoort uit de 17e eeuw, onderdeel van de voormalige stadsmuur. In de buurt van de Parijse poort vinden we ook het lokale stadhuis, dat vooral opvalt door het enorme belfort. Even verderop rijden we weer over een asfaltweg verder, waarna we uitkomen bij het Grand Palais, de lokale concertzaal en natuurlijk ook conferentiecentrum. We bevinden ons hier in de wijk Euralille, een 'bruisende zakenwijk', al laten we het zakengedeelte op dat Grand Palais na over. Voorbij het Grand Palais rijden we langs wat oude industrie, vroeger zat alle nijverheid tenminste nog in mooie panden. Na ook nog een tocht langs een stadspark verlaten we dan langzamerhand het centrum en gaan we via wat voorsteden in de agglomeratie van Lille op weg naar de officiële Tourstart buiten de stad. We zijn nu nog officieus rond aan het rijden, de stad moet verkocht worden en met deze route zal dat nog bijna gaan lukken ook. Al is het opmerkelijk dat we de Grand Place overslaan, maar goed, dat plein kwam dan weer tijdens de ploegenpresentatie uitgebreid in beeld. We passeren ook nog langs de Jardin des Plantes, een park met een rozentuin, grasvelden, zeldzame bloemen en een kas met equatoriale plantensoorten. Botanisch tuintje tussendoor, om de grauwe lelijkheid van de Rijselse buitenwijken iets dragelijker te maken. Na wat slingerwerk in het zuiden van Lille komt het punt dan toch steeds dichterbij dat de Tour écht gaat beginnen. Op het grondgebied van Loos is er pas echt wat loos, daar verlaten we de bebouwde kom en in een klein stukje zonder veel stedelijkheid om ons heen gaan we maar eens kijken of er iets van deze rit te maken valt.
![Lille_palais_des_beaux_arts.jpg]()
![Lille_porte_de_paris.jpg]()
Na de neutralisatie gaat de 112e Tour de France officieel van start buiten de stad, ter hoogte van Wattignies. Hier mag Christian Prudhomme met zijn vlag gaan zwaaien om het Tourpeloton volledig in gang te laten schieten. Het zal een mooi moment zijn voor Prudhomme, want die lullo heeft ooit gestudeerd in Lille. Daarom is dit een speciale start voor hem, jawel! Officieel van start gaan de renners op een enorm brede weg in een dorpje dat enorm kenmerkend is voor deze regio, de vergane glorie komt ons vanaf de allereerste kilometer van deze Tour meteen tegemoet. Over de brede weg rijden we in een kaarsrechte lijn naar Seclin, onderweg komen de renners meteen enkele verkeersremmende maatregelen tegen, maar verder is het de simpelste start die je maar kunt bedenken. In Seclin komen we de eerste rotondes van de dag tegen, waarna we over brede en rechte wegen via Camphin-en-Carembault naar Carvin rijden. Het decor is net alsof je Parijs-Roubaix aan het rijden bent, er ontbreekt alleen één belangrijk element. De kasseien slaan we over, alle prehistorische dorpjes waar de tijd al een jaar of 200 heeft stilgestaan slaan we zeer zeker niet over. We gaan langs een recordaantal bakstenen façades fietsen waar het pleisterwerk al honderd jaar geleden af is gedonderd, rijden door het noorden van Frankrijk is altijd alsof je in een tijdmachine stapt. Alles is grauw en grijs, alsof alle mijnen in deze regio nog op volle toeren draaien en een deken van somberheid over iedere plaats uitstrooien. De plaatsnamen klinken ook alsof je Parijs-Roubaix aan het rijden bent, zeg nou zelf, Camphin-en-Carembault zou zomaar een viersterrenstrook kunnen herbergen. Een paar steentjes komen we stiekem toch tegen, als we na 12,5 kilometer door het centrum van Carvin rijden. Er ligt een zeer keurig strookje op de renners te wachten, puur voor de sier. Na een paar bochten in dit plaatsje komen we buiten Carvin een rotonde tegen, waar de renners zowaar een keer van richting mogen veranderen. Dit zijn de punten om te noemen tijdens het begin van deze rit, veel maken we voorlopig echt niet mee. Aangezien het een rit is die hoe dan ook zal eindigen in een sprint denk ik ook niet dat er veel aanvalslustige renners gaan zijn, of het moet zo zijn dat er een paar jongens een oogje hebben laten vallen op de eerste bergtrui die tijdens deze rit te verdienen valt. De kans lijkt mij evenwel enorm groot dat er tegen deze tijd al een duo van Total Energies is vertrokken en dat we drogende verf gaan kijken. Van Carvin rijdt men in ieder geval naar Courrières, bij de entree in deze plaats komen de renners een aantal rotondes en wat royale vluchtheuvels tegen, meer heb ik over het parcours niet te melden. Het is voorlopig volledig vlak, deze Tourstart is er eentje om heel langzaam warm te draaien. Courrières is net als Carvin een mijnstadje, de lokale specialiteit was steenkool. Gevaarlijke bezigheid wel, bij een explosie in de mijnen in 1906 gingen er blijkbaar liefst duizend mensen dood. Je snapt dan plotseling wel weer waarom alle dorpjes hier zo asgrauw zijn. Overigens gingen er in deze regio wel vaker veel mensen dood, zo is hier bijvoorbeeld tijdens de Eerste Wereldoorlog flink gevochten. In Carvin is een grote Duitse oorlogsbegraafplaats te vinden, bijvoorbeeld. Als je hier een oorlogsfilm zou willen opnemen hoef je aan het decor niets te veranderen, alles is hier nog steeds hetzelfde. Enfin, we hebben het Noorderdepartement inmiddels ingeruild voor het departement van Pas-de-Calais en in Pas-de-Calais rijden we van Courrières naar Harnes, de route blijft voorlopig nog steeds simpel. Af en toe een bocht of een rotonde, verder komen we op een hoop afgetakelde gebouwen na helemaal niets tegen. In Harnes hebben we 22 kilometer achter de rug en is het nog vijf kilometer fietsen tot we Lens bereiken, na het verlaten van Lille de eerste grote stad die we tegenkomen. Van Harnes rijden we via Loison-sous-Lens naar Lens, het dingetje van het noorden van Frankrijk is wel dat je vaak in de bebouwde kom te vinden bent. Van het ene vervallen dorpje naar het volgende, onderweg wat straatmeubilair tegenkomend. Na 27 kilometer koers bereiken we zonder verdere noemenswaardigheden Lens, weer een oude mijnstad. Bij het binnenrijden van de stad fietsen we dicht langs het lokale voetbalstadion, dat van RC Lens. Een club die actief is in de Ligue 1, het hoogste niveau van Frankrijk. Een competitie met een weerzinwekkende sponsor, maar dat geheel terzijde. Lens moet het tegenwoordig vooral hebben van het Louvre-Lens, een dependance van het Parijse Louvre-museum dat sinds 2012 te vinden is op een verlaten mijnterrein.
![louvre-lens-museum-in-lens-1502450516WmV-1.jpg]()
![26755296590_497055ebe7_h.jpg]()
Het museum had tot doel om de worstelende departementen in het noorden van Frankrijk een boost te geven, maar dat wil blijkbaar nog niet echt lukken. De ambities die men had zijn niet waargemaakt, ik vind dit niet eens zo gek als je ziet dat het museum in feite een grote plantenkas is. Maar bon, ik ben dan ook een cultuurbarbaar. Lens is verder ook de stad waar de eerste Tourwinnaar woonde en later zou overlijden. We hebben het over Maurice Garin, in 1903 schreef hij de eerste editie van deze koers op zijn naam. Verder is Lens met net iets meer dan 30.000 inwoners ook weer niet de allergrootste stad, in dat kader is het opvallend dat ze een voetbalclub hebben die op het hoogste niveau actief is. In het centrum van de stad volgt er een technische passage met wat bochten, maar buiten het centrum worden de wegen weer breed en recht. Van Lens zetten we dan al heel snel koers naar de volgende plaats van belang, want na 32 kilometer bereiken we Liévin. Dat is een plaats waar begin dit jaar geschiedenis werd geschreven. In februari werd in Liévin het WK veldrijden georganiseerd en tijdens dit WK kreeg Mathieu van der Poel het voor elkaar om voor de zevende keer wereldkampioen te worden, waarmee hij het record van Erik De Vlaeminck heeft geëvenaard. Al was De Vlaeminck natuurlijk een veel betere renner, met de groetjes van Roger. Bij de vrouwen werd Fem van Empel dan weer kampioen en bij de beloften zagen we het fenomeen Tibor De Grosso winnen, Liévin was een goed parcours voor ONS. Het WK-parcours komt evenwel niet in beeld, we rijden dwars door het centrum van de stad heen en daar zien we vooral weer veel huizen met achterstallig onderhoud. Wel passeren we langs een oude mijnschacht, het thema van het begin van deze rit mag duidelijk zijn. Mijnbouw was hier ooit het ding, nu is er helemaal niets meer het ding in Noord-Frankrijk. De renners rijden een tijdje rechtdoor in Liévin, alvorens ze bij het verlaten van deze voor het veldrijden heilige grond wat meer bochtenwerk en ook wat meer vluchtheuvelwerk treffen. Via wat achterafstraatjes, om het gure karakter van deze streek nog net iets meer te benadrukken, rijden we vervolgens Angres binnen. Weer zo'n plaats waar je absoluut niet wil zijn. In Liévin kunnen ze dan tenminste nog pochen dat een deel van hun oude mijnactiviteiten is opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO, al weet ik eigenlijk niet of je zo trots moet zijn op het mijnverleden. Het Steenkoolbekken van Nord-Pas-de-Calais werd in 2012 als cultuurgebied ingeschreven op de werelderfgoedlijst van Unesco, tien sites die verband houden met het mijnbouwverleden op het grondgebied van de gemeente Liévin werden hierin opgenomen. Maar, volgens Wikipedia staakten ze hier nogal graag en hoewel dat altijd valt te prijzen, lees ik ook dat een grote mijnramp het einde van de mijnbouw in Liévin inluidde. Op 27 december 1974 kwamen er 42 mijnwerkers om bij een instorting. Tegen 1980 waren de meeste mijnen gesloten en dit zorgde voor een grote economische malaise, aldus het internet. Al vielen er ook nog wat positieve punten te noteren in Liévin (Nederlands: Lieven), zoals het binnenhalen van de Tour. In 1988 won met Jelle Nijdam zelfs een Nederlander in dit mijnstadje. Liévin is van ONS!
![Van-der-Poel-ciclocross.jpg]()
![Li%C3%A9vin_-_Fosse_n%C2%B0_3_-_3_bis_des_mines_de_Lens%2C_puits_n%C2%B0_3_bis_%28I%29.JPG]()
Buiten Liévin bereiken we dus Angres, hier komen we weer wat rotondes en een flink aantal vluchtheuvels tegen, terwijl verder alles hetzelfde blijft. Het is lelijk, het is vlak, het is het tegenovergestelde van idyllisch. Van Angres gaat het naar Souchez, maar de dorpjes zijn amper van elkaar te onderscheiden omdat ze allemaal even lelijk zijn. Toch is het voor een aantal renners belangrijk om te weten dat ze in Souchez zijn, want we gaan hier bijna beginnen aan de eerste klim van deze Tour. De kopgroep zal inmiddels wel vertrokken zijn en de koplopers mogen hier gaan vechten om het eerste bergpuntje en op een kans om aan het eind van de dag de eerste bolletjestrui aan te trekken. Al sluit ik ook niet uit dat er slechts één renner op kop zal rijden omdat de rest geen zin heeft, ik zou me er als renner ook niet voor laten lenen. Na een tweetal bochtjes in het centrumpje van het oorverdovend stille Souchez gaat het rechtdoor naar Ablain-Saint-Nazaire, tussen deze twee dorpjes in verlaten we zowaar een keer de bebouwde kom, we zien een paar plukjes groen om ons heen verschijnen. De eerste klim van de dag begint in Ablain-Saint-Nazaire en de aanloop naar dat klimmetje toe is breed en zo goed als recht. Bij het betreden van Ablain-Saint-Nazaire volgt er dan weer een scherpe bocht naar rechts, waarna de renners langs de ruïnes van een kerk gaan fietsen. Zelfs God kan deze regio niet redden, op de top van de klim die op het punt van beginnen staat zullen we zelfs zien dat God deze regio vaker in de steek heeft gelaten. Na de bocht naar rechts komen we op een iets smaller weggetje terecht en een bocht later begint de weg omhoog te lopen, het gaat één kilometer aan 7,6% omhoog naar de top van de Côte de Notre-Dame-de-Lorette. Dit klimmetje heeft op zichzelf weinig betekenis, het is een goede kans voor de renners om op een goedkope manier de bergtrui te veroveren, maar verdere invloed op de koers gaat het niet hebben. Op de top blijkt dat er een andere reden is waarom we deze plek bezoeken. Zodra de top van dit klimmetje van vierde categorie (één bergpuntje voor de liefhebber) in beeld komt zien we ineens een hoop witte kruizen in beeld verschijnen, even verderop doemt er zelfs een gigantische basiliek op. Op de top van de Côte de Notre-Dame-de-Lorette ligt de Nécropole nationale de Notre-Dame de Lorette, een Franse militaire begraafplaats met gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Op de begraafplaats rusten meer dan 40.000 gesneuvelde Franse soldaten. Zo'n 20.000 liggen in individuele graven en meer dan 20.000 in een massagraf. Het terrein beslaat zo'n 13 hectare en centraal bevindt zich een groot plein waarop twee imposante monumenten tegenover elkaar staan, namelijk een basiliek en een lantaarntoren die een crypte herbergt. De lantaarntoren, weer eens iets anders. In stijlvol wit, net als de rest van deze monumentale plaats. Boven op de heuvel, uitkijkend over de omliggende vlakte, ondanks de barre omstandigheden die tot dit monument hebben geleid is het alsnog geen verkeerde laatste rustplaats. De renners rijden langs de begraafplaats en de monumenten af, aan hun linkerkant zien ze die indrukwekkende bouwwerken liggen. Aan hun rechterkant rijden ze dan weer langs een ander herdenkingsmonument, de Anneau de la Mémoire, de ring van de herinnering. Ze zien alleen de buitenkant van deze ring, terwijl vooral de binnenkant indruk maakt. Een grote, ovalen muur met in de muur ongeveer 600.000 namen van gevallenen alfabetisch gegraveerd, ongeacht nationaliteit of rang. Even verderop passeren ze dan weer langs een standbeeld ter ere van generaal Maistre, onder zijn leiding wisten de Fransen in de winter van 1914-1915 de eerste uitloper van de heuvels rond Ablain-Saint-Naizare op de Duitsers te veroveren. Maandenlang werd er zwaar gevochten op deze heuvels, waarbij de heuvel die de renners nu beklommen het lastigst te veroveren bleek voor de Fransen. De Duitsers hadden zich hier meerdere linies loopgraven opgebouwd, het werd een langzaam en dodelijk gevecht. Uiteindelijk veroverden de Fransen de heuvel, maar voor het zover was waren er aan beide kanten in deze heuvelzone toch al snel een mannetje of 100.000 gesneuveld. De Duitsers spraken later over de Lorettoschlacht, een dergelijke slachtpartij hoeven we nu nog niet te verwachten. Heuveltje is trouwens vernoemd naar Loreto in Italië, in andere tijden ging een Fransoos daar op bezoek en hij keerde terug naar zijn eigen streek om op de top van een heuveltje een kapelletje te bouwen dat aan het bedevaartsoord Loreto werd opgedragen. Voor de Duitsers en de Fransen werd het een kleine twee eeuwen later geen bedevaart, eerder een hemelvaart. Nu kunnen we wel weer op bedevaart, om de offers te herdenken die al die soldaten hebben gebracht. Een eerbetoon aan de vrijheid, zeker in deze huidige tijden geen overbodige luxe. Voor meer informatie: bezoek het museum dat de renners vlak na de top passeren, terwijl ze door een open vlakte rijden die in de verte uitzicht biedt op de mijnterrils van Lens.
![necropole-nationale-de-notre-dame-de-lorette-ablain-saint-nazaire.png?v=1619262837]()
![Ablain-Saint-Nazaire-%C3%89glise_VA-20110609.jpg]()
![image%2F0980510%2F20241208%2Fob_e6dd11_notre-dame-de-lorette-16-aout-2022.JPG]()
![10971066.jpg]()
![Lens%27_14_-_18_Centre_International_de_la_Premi%C3%A8re_Guerre_mondiale.jpg]()
De Tour is stiekem toch altijd een koers waar over na wordt gedacht. Vooral de eerste dagen van de ronde zitten vaak vol met symboliek. Zo kan ik mij nog een Tour herinneren die eindigde op Utah Beach, om maar wat te noemen. Nu pakken we dan weer een klein klimmetje mee om een monument te bezoeken, die Fransen hebben vaak echt wel hun redenen. Niets zonder reden, ook al begrijpen we de redenen niet altijd. Een paar weken geleden konden we dit klimmetje overigens ook al in een andere koers zien, in de nieuwe Classique Dunkerque, gewonnen door Pascal Ackermann voor Biniam Girmay, kwam dit klimmetje twee keer voorbij. Een nieuwe 1.1-koers als bonus bij de Vierdaagse van Duinkerke, een kans voor heel wat ploegen om op een goedkope manire wat extra punten te scoren, maar dan moesten ze zichzelf wel twee keer over deze klim vol geschiedenis zien te slepen. Na de geschiedenisvolle klim volgt er een geschiedenisloze afdaling, over een brede weg dalen we heel kort quasi rechtdoor af, waarna we beneden botsen op het Memorial 14-18, het tweede oorlogsmuseum in de buurt van deze heuvel, gesitueerd in een opvallend pand. Alsof ze een paar Playstations 4 in het groot naast elkaar hebben gezet. Bij dit opvallende pand slaat het peloton linksaf, om vervolgens weer een tijd over een brede, vlakke en rechte weg te rijden. Of nouja, zo goed als vlak. In de buurt van de heuvel van Notre-Dame-de-Lorette is het terrein ietwat glooiend, maar niets om van te schrikken. Door een wat meer landelijke omgeving rijden we richting Aix-Noulette, een nietsig dorpje waar de lokale watertoren zowel letterlijk als figuurlijk het hoogtepunt is. Onderweg probeert men het peloton nog op de kast te jagen door wat paaltjes in het midden van de weg te zetten, terwijl ze in Aix-Noulette dan weer een abonnement op vluchtheuvels hebben genomen. Het zijn dat soort hindernissen die een nerveuze eerste rit nog net wat nerveuzer kunnen maken, tegelijkertijd is het zo'n beetje de enige spanning die deze rit te bieden heeft. In Aix-Noulette slaat men bij een rotonde linksaf en dan verlaten we een paar soepele bochten het later om dan door de natuur twee kilometer aan 3% te klimmen richting Bouvigny-Boyeffles, waar het hoogtepunt eveneens wordt gevormd door de lokale watertoren. Het is een klimmetje van niets, over een bijzonder brede weg, maar tijdens zo'n rit als deze heb je de neiging om iedere hoogtemeter toch te benoemen. Na 49 kilometer bereiken we Bouvigny-Boyeffles, een dorpje dat bij nader inzien een extra hoogtepunt heeft, te weten de lokale kerk. We rijden een rondje om deze kerk heen, in dalende lijn. Even later volgen er nog wat bochten en dan dalen we nog wat verder, het dorp achter ons latend. Al snel wordt het weer vlak, terwijl we over een brede weg door een agrarische sector rijden. Tussen de weilanden en de akkers in komen we vrij snel weer wat nieuwe dorpjes tegen, met namen als Sains-en-Gohelle en Hersin-Coupigny. Deze namen van deze dorpjes bevatten meer letters dan dat er daadwerkelijk zielen wonen. Desondanks hebben ze al die dorpjes wel volgegooid met vluchtheuvels, terwijl ze ook niet vies zijn van een rotonde her en der. Het wordt de hele rit opletten voor het peloton, al zou er na een kilometer of 50 koers nog niet al teveel nervositeit mogen zijn. In Hersin-Coupigny volgt er in het centrum wat slingerwerk, maar daarna rijdt men buiten het dorp een paar kilometer zo goed als rechtdoor over een brede en vlakke weg langs velden vol graan richting N½ux-les-Mines, een plaats die we na 58 kilometer bereiken. De naam geeft het wellicht al weg, ook dit was weer een mijnstadje. De bekendste man afkomstig uit N½ux-les-Mines heeft dan ook niet geheel toevallig Poolse roots, Raymond Kopa was ooit Europees voetballer van het jaar en speelde meerdere jaren voor Real Madrid. Hij werd geboren als Raymond Kopaszewski en was de zoon van Poolse immigranten die mijnwerker waren. Ook dit plaatsje is terug te vinden op de werelderfgoedlijst van UNESCO, als onderdeel van het steenkoolbekken van Nord-Pas-de-Calais. Net als in de hele regio ging ook de mijnbouw hier verloren, maar in N½ux-les-Mines vonden ze daar een creatieve oplossing voor. Een van de oude mijnterrils werd omgetoverd tot een heus skiresort, het laagste skiresort van heel Frankrijk! Op een hoogte van 129 meter is er een piste ontstaan van 320 meter lang, op zich wel geestig hoor. Zo wordt het oude mijnverleden mooi benut in een poging deze regio alsnog toekomst te geven. Een skiresort hier, een museum daar, de Tour de France, men waagt toch een poging om de onvermijdelijke dood van het noorden uit te stellen. Naast de terril waar nu een piste te vinden is en allerlei andere wintersportonzin is er ook nog een kunstmatig meertje te vinden, waar je dan weer aan allerlei soorten watersport kunt doen. Aan alles is gedacht. Loisinord Stade de Glisse, een prachtig skioord in het noorden van Frankrijk, wie had dat gedacht? Speciaal voor de toekomstige wielrenners is er ook nog een pumptrack. Dat alles kunstmatig is en dat je over plastic aan het snowboarden bent nemen we niet mee in het toeristische verhaal.
![N%C5%93ux-les-Mines_-_Terril_n%C2%B0_42%2C_3_de_N%C5%93ux_Sud_%2801%29.JPG]()
![7e3969a2d6d06924969a2d6d076496v-960x640.jpg]()
We rijden rap door dit wintersportoord heen, slaan in het centrum een keer linksaf en terwijl we om wat rotondes en vluchtheuvels heen moeten slalommen verlaten we het dorp al snel weer, op weg naar Béthune. Deze stad bereiken we een kilometer of vijf later, in de vijf tussenliggende kilometers komen we alleen nog wat extra straatmeubilair tegen en verder verdient niets onze aandacht. Als we na bijna 63 kilometer Béthune bereiken zien we dat niet alle statige gebouwen in deze regio hun status verloren hebben, de boel hangt er nog redelijk netjes bij in het centrum van deze plaats. Een centrum dat we de komende dagen vaker gaan zien, tijdens de derde - vreselijke - rit van deze Tour zullen we nog eens in tegengestelde richting door Béthune rijden. De passage in het centrum is technisch, voorzien van talloze bochten en uiteraard ook weer het nodige verkeersremmende werk. Die bochten hebben ze vooral toegevoegd om de commentatoren de kans te geven iets over Béthune te vertellen, waarbij mijn verwachting niet is dat ze vermelden dat het lokale belfort is aangemerkt als werelderfgoed. In het centrum zijn de nodige historische hoogtepunten te vinden, maar het zal eerder over het sportieve hoogtepunt gaan. In 1984 kwam er een keer een rit in de Tour aan in Béthune. De Belg Ferdi Van Den Haute won die rit en hij dacht ook het geel te veroveren, maar dat bleek niet zo te zijn. Nee, het geel ging naar een Nederlander. Ene Van der Poel. Adrie, natuurlijk. Leuk feitje, leuker dan het feit dat ze hier na de Eerste Wereldoorlog de boel weer opnieuw hebben moeten opbouwen en dat er ook in Béthune een militaire begraafplaats te vinden is. Na een eindeloze reeks rotondes verlaten we Béthune, steken we via een brug vol duiven een kanaal over en aan de andere kant van dat kanaal slaan we ter hoogte van het dorpje Essars linksaf om vervolgens op een geheel nieuw parcours terecht te komen. De eerste 60 kilometer van de rit hebben de renners steeds van dorpje naar dorpje gereden, met vaak weinig lege ruimte tussendoor. Nou, de leegte komt er nu aan. Een aantal kilometer lang rijden de renners nu door open velden, langs akkers en langs een verdwaalde boom, terwijl ze op een verdwaalde rotonde na niets tegenkomen. We hoeven even geen verhalen te vertellen, we bevinden ons plots in het grote niets. Na 13 kilometer door dit lege landschap gereden te hebben bereikt het peloton Merville, waar de renners langs de brouwerij van Brasserie du Pays Flamand rijden. Dat we ons hier in het Pays Flamand bevinden wordt zelfs bewezen door Google, want wat de organisatie Merville noemt wordt bij ons Meregem genoemd. We bevinden ons in Frans-Vlaanderen en momenteel meer specifiek in het Leiedal. Door het midden Meregem stroomt de Leie en dat is voor de renners de volgende uitdaging, bij het betreden van het dorp komen ze een rotonde tegen en voorbij deze rotonde rijden ze via een smalle weg over de Leie heen. Ze rijden dan langs een oude sluis, na enkele kilometers in het grote niets gereden te hebben zijn we wel weer toe aan wat mooie beelden. Meregem mag er op zich sowieso zijn, de hoofdstraat is voorzien van enkele huizen waarvan de gevels nog intact zijn. Het woord pittoresk wil ik nog niet in de mond nemen, maar de lelijkere adjectieven mogen hier achterwege blijven. De renners hoeven we momenteel niet om een beoordeling te vragen, want een paar kilometer verderop gaat de eerste tussensprint van de Tour volgen. En bij die tussensprints kun je heel wat punten verdienen, de mannen die voor de groene trui willen gaan mogen hier meteen aan de bak. De tussensprint volgt op 100 kilometer van het eind, het zal voor iedereen met groene ambities dus prima te doen zijn om nu alvast een tusseninspanning te plaatsen. Na wat vluchtheuvels en een verdwaalde bocht verlaten we Merville snel weer en dan gaan we op weg naar de tussensprint, een tussensprint die zal volgen in een nietszeggend gehucht, een kilometer of acht verderop. In deze acht kilometer rijden de renners over brede wegen door een bosrijke omgeving, voor het eerst tijdens deze rit zullen er voor langere tijd bomen in beeld zijn. Het is een zo goed als rechte weg, zo goed als vlak ook. Alle kans voor het peloton om een eerlijke sprint te organiseren, we gaan alvast een mooi voorproefje krijgen op wat ons een paar uur later te wachten staat. De sprint wordt gehouden in het gehucht La Motte-au-Bois, dat in het Nederlands De Walle wordt genoemd. Het gehucht bevindt zich op het grondgebied van Morbecque, een zeer omslachtige manier om Moerbeke te schrijven. De Vlaamse namen gebruiken hier is de moeite waard, het begint ook echt steeds meer op Vlaanderen te lijken. De sprint vindt plaats na 87,5, in de buurt van de lokale kerk en een fraaie herberg. Na de tussensprint rijden we rechtdoor verder in de bossen, op weg naar Hazebroek. Of Hazebrouck, als je het de Fransen vraagt. Tussen de bomen door passeren we ook kort langs een stukje weg dat een beetje aan De Moeren doet denken, wat voor mij het signaal is om alvast het weerbericht even te bekijken. Jeetje, nog best wat kans op wind. En die wind zou hier nog gunstig staan ook! Meteen een waaieralarm op de eerste dag, om het toch al nerveuze peloton nog wat meer op te jutten. Nouja, goed, mijn waaieralarm is eigenlijk altijd loos alarm, dus bereiken we na 92 kilometer zonder veel incidenten Hazebrouck.
![hazebrouck_187286.jpg]()
We bevinden ons in de Westhoek. Nee, niet die regio waar tal van Vlaamse voorjaarskoersen passeren. Wel de Franse Westhoek. En in de Franse Westhoek vinden we onder meer Hazebroek, een plaats met een naam die een oudnederlandse herkomst heeft, jawel! De plaatsnaam is een samenstelling uit de woorddelen haas (dier) en broek (vochtig laagland, moeras), Wikipedia is soms een jeugdencyclopedie. Na Duinkerke is het de grootste stad van de Franse Westhoek en het is de hoofdplaats van het Houtland, want ook in Frankrijk hebben ze een Houtland. Hazebroek vervult een belangrijke centrumfunctie voor het omliggende gebied, dat is ook wel te zien als we door het daadwerkelijke centrum rijden. Het ziet er hier zowaar keurig uit, de boel is netjes bijgehouden en we vinden zelfs wat mooie oude panden. Het meest in het oog springt het lokale gemeentehuis, de renners rijden uiteraard pontificaal langs de imponerende façade van dit gebouw in classicistische stijl. Al wordt het zicht op het gemeentehuis een tijdje ontnomen door de lokale friterie, in Hazebrouck bevinden zich genoeg mensen van cultuur. Alhoewel, deze opmerking moet ik herzien. Hazebrouck is immers de plaats waaruit patjepeeër Cédric Vasseur afkomstig is. Voormalig wielrenner, zelfs twee ritten gewonnen in de Tour. Zijn vader, eveneens afkomstig uit de Franse Westhoek, won in een verder verleden ook eens een rit in de Tour. Vasseur was als renner vaak aanvallend ingesteld, maar als ploegbaas van Cofidis is hij nog veel aanvallender. Hij valt naar verluidt vooral zijn eigen renners aan. Er heerst bij Cofidis intern een schrikbewind, Vasseur regeert met harde hand en dat levert exact nul prestaties op. Iedereen is bang voor Vasseur, maar harder gaan ze er niet van fietsen. Flopploeg, met een enorme drol van een gozer aan het bewind. We hopen dat ze degraderen en we hopen dat iedere renner met enige talent een plekje weet te vinden bij een ploeg die wél professioneel is. Cofidis is de lokale ploeg, tijdens de ploegenpresentatie werden ze als eerste op het podium geroepen, de ploeg van het noorden van Frankrijk, maar zoals het met het noorden als geheel niet zo goed gaat heeft ook de ploeg het zwaar. Budget genoeg, nu nog een keer mensen aanstellen die geen wanbeleid voeren. Hazebrouck is een plaats vol historie, ooit onderdeel van Vlaanderen, maar bij Cofidis moeten ze vooral hopen dat het regime van Vasseur snel geschiedenis is. Nooit naar kritiek luisteren en je renners onder de bus gooien als ze een keer hun mening durven te ventileren, dat is niet meer van deze tijd. Enfin, in Hazebrouck passeren we langs een deel van de bezienswaardigheden die de stad rijk is, al is het vooral bezienswaardig dat we ook met een haakse bocht te maken krijgen en daarna een smalle passage onder een spoorbrug door. Technisch, maar goed, Lille is nog ver. Enkele bochten later laten we Hazebrouck achter ons en dan rijden we weer eens een tijd rechtdoor over een zo goed als vlakke weg door een vrij lege omgeving richting Hondegem. Hondeghem, voor de Fransen. Het is verdorie net of ik midden in Halle-Ingooigem zit, de hoeveelheid fictieve plaatsnamen begint nu echt uit de hand te lopen. Onderweg naar Hondegem rijdt men een tijdje rechtdoor over een weg met naast die weg een fietspad, dan toch weer het ultieme bewijs dat dit niet echt Vlaanderen is. Eenmaal in Hondegem zien we tegenover de kerk een café zitten, nu denk ik toch weer wél dat het Vlaanderen is. Hoe dan ook, in Hondeghem stuiten we op een paar bochten en wat vluchtheuvels, maar het blijft een eenvoudige tocht. Al komen we bij het verlaten van dit dorpje wel wat meer glooiend terrein tegen, niet verwonderlijk aangezien de volgende klim van de dag er bijna zit aan te komen. Over een brede en licht bochtige weg langs tal van akkers gaan we via Sint-Mariakappel (Sainte-Marie-Cappel) naar Cassel rijden, het onvermijdelijke Cassel. Ginder in de verte zien we al wat heuvels liggen en die kant moeten we op. In het kleine Sint-Mariakappel komen we weer een paar bochten tegen, voorbij dit gehucht slaan we nog maar eens een brede weg in en die brede weg voert rechtdoor naar Cassel, dat we in het Nederlands ook wel Kassel noemen. Na even rechtdoor gereden te hebben slaan we ineens linksaf een weg vol kasseien in. De belangrijke kasseien slaan we deze Tour over, maar voor de vorm pakken we toch nog een kasseiklimmetje mee tijdens deze ronde. Na de bocht loopt de weg vol kasseien meteen omhoog, we beginnen aan de wereldberoemde Mont Cassel, ook wel bekend als de Kasselberg. De Mont Cassel is van deze kant 1,9 kilometer lang. Een klimmetje van de vierde categorie, het gaat aan 3,5% gemiddeld omhoog. Geen lastige klim qua stijgingspercentages, het wordt hooguit een beetje uitdagend door de kasseien. Die liggen er niet eens zo slecht bij, maar toch, het is geen asfalt. De kopgroep zal deze tijd nog wel vooruit zijn, zij mogen zich een weg naar boven stoempen op zoek naar de bollen. Bijna boven rijden we een paar meter over asfalt, voor we de top bereiken in het centrum van Cassel, waar opnieuw kasseien liggen. Op de plek waar de top te vinden is zien we al een lijn liggen, daar waar we na 106 kilometer koers passeren zijn we vaker te vinden. De Kasselberg (Frans: Mont Cassel) is een getuigenheuvel (een min of meer geïsoleerde, erosiebestendige heuvel of heuvelcomplex in een verder relatief vlak landschap) in de Franse Westhoek, in het Franse Noorderdepartement. De heuvel is met 176 meter de hoogste van de Westhoek. Op de top van de heuvel ligt de stad Kassel. Een wereldberoemde klim, want de koers passeert hier regelmatig. De Kasselberg maakte in het verleden met enige regelmaat onderdeel uit van Gent-Wevelgem, bijvoorbeeld. Maar ook in de Tour komen we hier graag voorbij, dat deden we in 2022 nog. Toen reden we onderweg van Duinkerke naar Calais in het begin van de etappe over Mont Cassel. Een passage van niets, in een rit die uiteindelijk gewonnen zou worden door albatros Van Aert. Daarvoor kwam Mont Cassel ook in de Tour van 2014 al eens voorbij, als we het noorden van het land bezoeken passeren we ook altijd in Cassel. Dit jaar zelfs twee keer, tijdens de derde rit keren we terug. De Kasselberg speelt ook al jaren een belangrijke rol in de Vierdaagse van Duinkerke, jaarlijks is er een aankomst in Kassel en daar wordt de ronde vaak beslist. In 2019 won Mike Teunissen hier, in de jaren nadien zagen we onder meer de sympathieke Gianni Vermeersch, Per Strand Hagenes en Sam Bennett godbetert hier zegevieren. Dat was een hilarische prestatie van Bennett, voor de Vierdaagse van Duinkerke (die nooit vier dagen duurt) haalde hij nergens de finish, in Duinkerke won hij alles en nadien verdween hij weer spoorloos uit beeld. Nog meer winnaars in Kassel, op de Kasselberg: André Greipel, Xandro Meurisse, Omar Fraile, Zdenek Stybar en Thomas Voeckler. Verschillende soorten renners kunnen hier winnen, zo lastig is die hele berg dus ook weer niet. Althans, niet van deze kant. In 2023 waren we getuige van een weergaloos Frans kampioenschap op de flanken van Mont Cassel. Op een bloedhete dag gingen de renners van start in Hazebrouck, om vervolgens snel naar Cassel te rijden en daar rondjes af te gaan werken waarin de berg steeds twee keer beklommen moest worden. Men ging twee keer omhoog en omlaag, steeds over een andere weg dan nu. Daar zat onder meer een steilere kant bij van een kilometer aan 7%, klinkt alvast een stuk beter dan 1,9 kilometer aan 3,5%. Valentin Madouas gaf die dat een showtje weg, hij won met overmacht op dat loodzware parcours. In een rondje van 14 kilometer twee keer Mont Cassel op, dat was wel vermakelijk. Op zo'n Frans kampioenschap mag dat, in de Tour in een paar dagen tijd twee keer Mont Cassel op van een makkelijke kant is dan weer een minder groot succes. Als we nog even noemen dat kersvers Brits kampioen een paar maanden geleden de laatste winnaar werd op de Kasselberg in de Vierdaagse van Duinkerke kunnen we verder nog wat Vlaamse propaganda in de strijd gooien en dan gaan we door: Omdat de Kasselberg omwille van haar strategische ligging in het verleden het strijdtoneel is geweest van drie voor het Graafschap Vlaanderen zowel staatkundig (politiek) als taalkundig historische veldslagen, wordt de heuvel in Vlaams-nationalistische kringen ook wel eens de "Heilige Berg van Vlaanderen" genoemd. En dat in Frankrijk, toe maar.
![kasselberg-rue-albert-mahieu.png?v=1689273959]()
![-upload-112062-1024x0.jpeg]()
![B9730839986Z.1_20220507191759_000%2BGATKEPP25.1-0.jpg?itok=scWRfuGP1651946001]()
Climbfinder leert mij dat er liefst 14 manieren zijn om naar Cassel te klimmen. De Tour kiest voor een van de makkelijkste manieren, al pak je daardoor wel de brede weg met de iconische kasseien mee. De leukste kant als het om de plaatjes gaat, en tijdens de openingsrit gaat het natuurlijk alleen maar om de plaatjes. De klim ziet er leuk uit en als we boven zijn in Cassel zien we dat het er daar ook leuk uitziet. Een mooi toeristisch plaatsje, dat blijkbaar toch nog altijd op zoek is naar meer publiciteit. Na de bergsprint rijden we nog even wat langer dwars door het centrum van Cassel, waar stenen blijven liggen. Buiten het centrum komen we weer op een asfaltweg terecht, waarna we beginnen aan een afdaling. We gaan afdalen over de weg die tijdens de derde rit terug zal keren als klim, we gaan dan dus omhoog via een asfaltweg. Nu gaat het dik twee kilometer op een niet al te steile manier omlaag, wel komen we de eerste twee haarspeldbochten van deze editie tegen. Die bochten maken het afdalinkje enigszins lastig, maar we hoeven het niet spannender te maken dan het is. De brede weg omlaag is na die twee haarspeldbochten ook bijna meteen klaar met dalen, voorbij een kruispunt waar het naar rechts gaat loopt het nog wat vals plat omlaag terwijl de renners aan de rechterkant een mooi stukje in de verte kunnen kijken. Veel Vlaamse velden hier, in Frankrijk. Langs wat lege akkers af rijden we over het grondgebied van Wemaarskappel, waarna we na een bocht naar rechts in het gehucht Haeghedoorne dan weer via Zermezele over een brede en kaarsrechte weg naar Hardefoort rijden. Ik verzin deze namen niet. Het is hier ruraler dan ruraal, als we ergens een boerenprotest mogen verwachten dan toch hier. Na een paar kilometer rechtdoor gereden te hebben slaan we in de buurt van Hardefoort nog eens rechtsaf, we hebben het meest westelijke punt van de rit bereikt. Vanaf nu gaan we werken aan de terugkeer naar Lille, een terugkeer die ons langs de Belgische grens zal voeren en die ook nog wat klimmetjes voor ons in petto heeft. Over enkele ritten rijden we een stukje van deze route nog eens, maar de gedeelde route laten we voorbij Hardefoort achter ons. Wel echt knap om in zo'n groot land als Frankrijk een route te bedenken die een andere route kruist, dan heb je ergens toch net iets niet helemaal goed gedaan. Enfin, op naar Steenvoorde. Maar niet zonder eerst terug te fietsen naar Cassel. Vanuit Hardefoort gaat het een kleine drie kilometer bijna volledig rechtdoor verder over een brede weg die voorzien is van een hoop bomen aan beide kanten. Het terrein is hier glooiend, we rijden immers terug naar Cassel en die plaats ligt op een heuvel. We gaan niet nog eens over de heuvel, maar we rijden er wel langs en daardoor pakken we toch een paar hoogtemeters mee. Bij het terugrijden naar Kassel komt de plaats door alle bomen amper in beeld, zonder de stad nog eens te zien slaan de coureurs bij een rotonde linksaf en dan gaat het zo goed als rechtdoor verder naar Steenvoorde. Alhoewel, in eerste instantie komen we een glooiende en bochtige brede weg tegen. Duurt een kilometer, het is vooral een mooie weg die niet lastig is. Daarna gaat het dan wel echt rechtdoor naar Steenvoorde, we laten de bomen achter ons en fietsen langs eindeloze weilanden en akkers af naar de plaats die zelfs geen Franse naam heeft. Zowel in het Nederlands als in het Frans is het Steenvoorde, we komen er na 119 kilometer aan. Steenvoorde is een plaats die het van oudsher van lakennijverheid moest hebben, tegenwoordig spant vooral de landbouw hier de kroon, met name de teelt van hop en vlas. Steenvoorde heeft een redelijk centrumpje, de renners fietsen daar dwars doorheen. Buiten het centrum moeten ze het hier vooral hebben van een aantal molens, de Noordmeulen en de Drievenmeulen zijn de belangrijkste bezienswaardigheden van Steenvoorde. De Noordmolen is een windmolen uit 1576, zo! Al komt die molen niet direct in beeld, terwijl we wel langs de Drievenmeulen uit 1766 rijden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een groot deel van de stad gesloopt, da's dan weer jammer. In het herbouwde centrum van de stad vinden we onder meer een fietsenwinkel, meer specifiek de fietsenwinkel van Alain Vasseur, de vader van parvenu Cédric. Op ongeveer 66 kilometer van de finish volgt de doortocht in het centrum van Steenvoorde. We komen weer eens wat bochten en rotonde tegen, ook bij het verlaten van deze stad zal dit zo blijven.
![Steenvoorde-Drievenmeulen-1_GF.jpg]()
Steenvoorde is vooral bekend omdat hier, op 10 augustus 1566, de Beeldenstorm begon tijdens een populaire processie voor de heilige Laurentius. Na een hagenpreek van Sebastiaan Matte braken een twintigtal van zijn volgelingen de beelden van de Sint-Laurenskapel. Vijf dagen later was de parochiekerk van Steenvoorde aan de beurt. Boh, de beeldenstorm begon gewoon in dit plaatsje! In het peloton kan een andere storm beginnen, want het begint er steeds meer op te lijken dat we met een winderige Tourstart te maken krijgen. Die wind zal tijdens het eerste deel van de etappe niet direct een rol spelen, dan zal er vooral sprake zijn van wind op de kop. Maar in de buurt van Steenvoorde zijn we al lang en breed gedraaid en rijden we terug naar Lille, waar de kans steeds groter wordt dat we met wind in de rug of wind schuin in de rug te maken krijgen. En dat maakt de kans op waaiers dan weer groot, al ontbreekt het voorlopig nog even aan langere periodes waarin we door open velden rijden. Buiten Steenvoorde zal dat alleen veranderen, als we na nog wat rotondes de stad verlaten en een eind verderop in een gebied vol weilanden en akkers rechtsaf slaan bij de volgende rotonde rijdt men een aantal kilometer volledig rechtdoor in een volledig open vlakte richting Godewaersvelde. Een heerlijk stuk om het peloton nerveus te maken, met dank aan het weer kan deze weerzinwekkende openingsrit net wat minder weerzinwekkend worden. Op 59 kilometer van de meet komen we uit in Godewaarsvelde, in het Nederlands veranderen we alleen even een e in een a. Zo'n passage in een dorpje levert altijd beschutting op, na een paar kilometer van nerveus gedoe zal het hier evenwel alsnog nerveus blijven, er liggen in Godewaarsvelde een aantal wegversmallingen op de renners te wachten. Eenmaal buiten het dorp komen we op de Route du Mont des Cats, we gaan naar de Katsberg toe. Al rijden we om onduidelijke redenen niet daadwerkelijk over de helling heen, we rijden langs de helling af. We pakken daardoor alsnog een kort klimmetje mee, maar het klimmetje dat we kennen van Gent-Wevelgem en de Vierdaagse van Duinkerke wordt genegeerd. Ik begrijp er maar weinig van, de weg omhoog is breed genoeg. Niet dat het voor de rit verder veel had uitgemaakt, het is toch geen klim van de buitencategorie, maar goed, als je er dan toch bent... Op de top van de berg staat een abdij en in opdracht van deze abdij brouwt men in Chimay het bier Mont des Cats. Prima biertje, maar het neppe is dus wel dat het hele bier helemaal niet in de abdij van Mont des Cats wordt gebrouwen. Omdat we de heuvel niet volledig bedwingen gaat het nu maar een kilometer of twee aan 3% omhoog over een brede en licht slingerende weg, door een vrij beschutte omgeving. Na 128 kilometer bereiken we dan Mont des Cats zonder Mont des Cats echt te bereiken. De Abij op de Katsberg, waar ze ook kaas produceren, zal alleen dankzij de helikopter in beeld worden gebracht. De naam van de berg is overigens afkomstig van de Germaanse volksstam van de Chatten. De Katsberg is gelegen op een zogenaamde getuigenheuvel, wij dalen snel die heuvel af zonder getuige te zijn geweest van een echte klim. In de Tour van 1994 reed het peloton voor het eerst en ook meteen voor het laatst wel over de volledige Mont des Cats heen, in een rit die zou eindigen in Boulogne-sur-Mer. Dat is dan weer een plaats die we deze Tour heel snel nog eens gaan zien.
![Abbaye_Mont_Cats_ciel.jpg]()
Waar men nu de top van Mont des Cats heeft neergelegd zou je linksaf kunnen slaan om vervolgens daadwerkelijk naar de echte top te klimmen, maar we rijden in plaats daarvan rechtdoor en dan dalen we over een brede weg de getuigenheuvel weer af, de open velden in. We rijden nu rechtstreeks naar Meteren toe, door een landschap dat volledig wordt overheerst door de landbouw. Van een echte afdaling is geen sprake, de weg loopt een tijdje vals plat omlaag en al snel is het weer helemaal vlak, terwijl we rechtdoor rijden door het platte Frans-Vlaamse land. De wind heeft een aantal kilometer vrij spel, er is alvast een groot kruis naast de kant van de weg te vinden om de renners te steunen in deze mogelijk hectische tijden. Het kan natuurlijk zo zijn dat het helemaal niet gaat waaien of dat de wind verkeerd staat, in het tweede geval kan het alsnog nerveus worden hier, want zodra we na 133 kilometer Meteren binnenrijden, waar ook weer een militaire begraafplaats te vinden is, slaan we kort achter elkaar twee keer linksaf om de stad richting het noorden weer te verlaten. In principe komt er nu een stuk aan dat op basis van de huidige weersverwachtingen enorm gunstig zou moeten zijn voor enige waaierontwikkeling. Na 133 kilometer dus, op een dikke 50 kilometer van de finish. Even een moment om op te veren, al ben ik er niet zeker van dat het hard genoeg gaat waaien. Maar goed, het zal nerveus zijn op zo'n eerste dag, en als het peloton echt nerveus is heb je soms niet eens veel wind nodig. Hoe dan ook, na de bochten in Meteren verlaten we het dorp en zetten we koers richting de Belgische grens. Eerst is er nog wat beschutting langs de kant van de weg te vinden, maar een kilometertje verderop is het terrein weer volledig leeg. De route brengt ons langs Sint-Janskappel, Saint-Jans-Cappel voor de Fransen. Dit plaatsje ligt aan de voet van een heuvel, een heuvel die we in de verte al zien liggen. Al noemen ze de heuvel hier liever een berg, een zwarte berg zelfs. We gaan de Mont Noir beklimmen, een heuvel op de grens tussen Frankrijk en België. Nadat we een rotonde passeren in Sint-Janskappel begint de brede weg langzaam omhoog te lopen, terwijl we de lege omgeving inruilen voor een bosrijke. Het gaat 1,3 kilometer aan 6,5% omhoog naar de top van Mont Noir, de laatste beklimming van de dag. De derde klim van de dag waar er een bergpuntje te verdienen is, ik hoop voor de vluchters dat ze tegen deze tijd nog vooruit zijn. De Zwarteberg is een getuigenheuvel en gehucht in de gemeente Heuvelland. De heuvel ligt op de Frans-Belgische grens, de top op 152 meter. Aan de Franse zijde heet de helling Mont Noir, naar het gelijknamige gehucht op de top. De heuvel ligt op de grens van Westouter in België, en Sint-Janskappel en het grondgebied van Boeschepe in Frankrijk. De naam is afkomstig van de familienaam De Zwarte die de berg in de 13e en 14e eeuw in hun bezit hadden. Dat is althans de ene verklaring, de andere is dat er nogal veel zwarte dennen op de flanken van deze berg te vinden zouden moeten zijn. Van een afstandje, als we in de buurt van Sint-Janskappel fietsen, zie je in de verte ook daadwerkelijk een vrij donkere heuvel liggen. Op de Zwarteberg liggen vele winkeltjes en horecagelegenheden, die vooral door Fransen in de weekenden bezocht worden en voor druk grenstoerisme zorgen. Op Frans grondgebied staat het oude huis van de ouders van Marguerite Yourcenar, naar wie een departementaal park ter plekke is genoemd. Op de Franse zuidflank ligt ook een militaire begraafplaats uit de Eerste Wereldoorlog, Mont Noir Military Cemetery. Marguerite Yourcenar wordt ook door de organisatie genoemd, een bekende Frans-Belgische schrijfster die vooral roem vergaarde met haar romans Herinneringen van Hadrianus en Het hermetisch zwart. Ik denk dat ze in België wel een stuk bekender is dan bij ons, zeker als je dit soort quotes leest: 'Hoewel ik Française ben en de Franse taal mij van kindsbeen af vertrouwd is en het instrument van mijn schrijverschap is, kan ik mij mezelf niet voorstellen zonder Vlaanderen, zonder de streek waar ik voor het eerst in mijn bestaan werd geconfronteerd met de zuiverheid en de kracht van de grote dingen: het water, de lucht en de aarde.' Een deel van haar jeugd bracht ze door op Mont Noir, in een schitterende villa gebouwd in een gemengde art deco en neo-Normandische stijl. De villa draagt tegenwoordig haar naam, net als het omliggende park. En beneden in Sint-Janskappel is er ook nog een speciaal Museum Marguerite Yourcenar. De villa is nu een residentie voor schrijvers, onder meer Stefan Hertmans heeft hier wel eens een tijd verbleven. De Zwarteberg is een onderdeel van de zogenaamde centrale heuvelkam in het West-Vlaams Heuvelland, ook de Kasselberg en de Katsberg behoren tot deze heuvelkam, net als de Kemmelberg aan de andere kant van de grens. De Zwarteberg kennen we uiteraard van de koers, de klim zat met enige regelmaat in het parcours van Gent-Wevelgem, van 2016 tot 2020 bijvoorbeeld. De helling wordt ook wel eens opgenomen in de Vierdaagse van Duinkerken en ook in de Tour hebben we 'm al eens eerder gezien. In 2014, toen er ook een aankomst was in Lille, reden we eveneens over Mont Noir. Ook toen was het de laatste helling van de dag, in een rit die ook de Kasselberg bevatte en onvermijdelijkerwijs in een sprint eindigde.
![mont-noir-saint-jans-cappel.png?v=1680106511]()
![villa-yourcenar-maison-anglo-normande-c-Montard-1.jpg]()
![-upload-113497-1024x0.jpeg]()
Deze Tour wordt integraal in Frankrijk verreden, maar het scheelt nu niet veel of we betreden een ander land. Vlak na de top van de klim dalen we af over een brede weg en als we rechtdoor over die weg blijven rijden duiken we België in. Vijf meter voor de grens slaan we echter rechtsaf een andere weg in, waardoor we in Frankrijk blijven. We hebben inmiddels 140 kilometer afgewerkt, er volgen er nu nog 45 tot de finish in Lille en die resterende kilometers zijn helemaal vlak. In eerste instantie volgen we nu de route van de Tourrit van 2014, we dalen de Zwarteberg af en dat is een korte en simpele afdaling. De bocht vlak voor de grens met België is wel een serieuze haarspeldbocht, maar vervolgens dalen we rechtdoor op een gelijkmatige manier af in de richting van Bailleul, een plaats die in het Nederlands dan weer Belle wordt genoemd. Over brede en simpele wegen zonder veel obstakels rijden we naar Belle toe, pas in die stad zelf komen we weer meer bochten tegen. Het is een stad met flink wat geschiedenis, al hebben de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog weer eens geprobeerd die geschiedenis uit te wissen. Van de stad bleef in die tijd niets over, maar na de oorlog werd Belle opnieuw opgebouwd in neo-Vlaamse stijl, waarbij onder meer woningen uit Brugge werden gekopieerd. De stad beschikt daardoor nog steeds over een zeker Vlaams karakter, al is het Westhoekse West-Vlaams, ook Frans-Vlaams genoemd, inmiddels verdwenen onder invloed van de Franse assimilatiepolitiek (die Fransen zijn nog erger dan de Spanjaarden) maar in Belle vindt men een centrum voor de verspreiding van de Nederlandse taal in Frans-Vlaanderen en op de scholen wordt Nederlands facultatief onderwezen. Het MNL (Maison du Néerlandais/Huis van het Nederlands) is dat regionaal centrum voor het Nederlands in Noord-Frankrijk. De stad stikt van de bezienswaardigheden, waaronder het lokale belfort, ook weer werelderfgoed. Enkele opnieuw opgebouwde kerken springen ook in het oog, naast het oorlogsmonument dat men dan weer heeft gemaakt van stenen van de in de Eerste Wereldoorlog verwoeste gebouwen. Enfin, na een paar bochten bij het binnenrijden van het mooie Belle rijden we lang rechtdoor in het centrum, waar een brede laan te vinden is met best wat aardige huizen aan beide kanten van de weg. Bij het verlaten van het centrum van Belle komen we een kunstzinnige rotonde tegen, daarna belanden we op een enorm brede weg die talloze kilometers rechtdoor zal lopen. Deze weg loopt langs de Belgische grens, maar we blijven nog steeds stelselmatig in Frankrijk. Het is nu vlak, breed en recht. Beschut, dat ook. Geen waaieralarm in dit deel van de rit, het is hier weer vooral opletten voor al het straatmeubilair dat we tegengaankomen. Na een paar kilometer zonder veel bebouwing komen we uit in Nieppe, dat in het Nederlands Niepkerke heet. In Niepkerke zijn ze fan van vluchtheuvels en langere wegsplitsingen, zo kun je van een weg die continu rechtdoor loopt alsnog een gevaar maken. Van Niepkerke gaat het in één rechte lijn verder naar Armentiers, of Armentières voor de Fransen. We verlaten de bebouwde kom niet, er zit geen leeg stukje tussen de twee plaatsen. Na 156 kilometer rijden we het centrum van Armentières binnen, waar ze ook weer flink wat vluchtheuvels hebben neergelegd. Sedert de middeleeuwen was Armentières een centrum van lakennijverheid, maar zelfs in 1960 werkte nog 47,2% van de beroepsbevolking in de textielindustrie. Sindsdien is de textielindustrie natuurlijk grotendeels verdwenen, zoals overal in Europa. Ze brouwden hier ook graag bier, maar na inmenging van Stella Atrois verdween de lokale brouwer Motte-Cordonnier. Altijd Stella Artois, dat spul is niet te zuipen en die brouwerij heeft tal van andere brouwerijen laten verdwijnen of bijna laten verdwijnen. Van de tijd dat het nog goed ging in Armentiers is genoeg bewijs bewaard gebleven, dat zien de renners als ze door het centrum rijden. Het lokale stadhuis is een pareltje, vooral dankzij de belfort die ook al terug te vinden is op de werelderfgoedlijst. Achter het stadhuis zien de renners ook nog een kicken kerkje, daarvan hebben ze er in Armentiers genoeg, ofschoon God deze regio al lang verlaten heeft. Dat er ook hier tijdens de Eerste Wereldoorlog uiteraard weer fel gevochten werd zien we terug op de lokale begraafplaatsen, zo is er op het grondgebied van de gemeente de Cité Bonjean Military Cemetery te vinden, een Britse begraafplaats waar ook wat Nieuw-Zeelanders liggen. Armentières was één keer etappeplaats in de wielerkoers Ronde van Frankrijk. De etappe in 1994 werd in de massasprint gewonnen door de Oezbeek Djamolidin Abdoezjaparov. De 'bekende' wielrenners uit deze stad werden allemaal meer dan een eeuw geleden geboren, om het verval van Armentières nog maar eens in kaart te brengen. Amédée Fournier won in 1939 twee ritten in de Tour, dat hoogtepunt hebben ze hierna nooit meer weten te overtreffen.