Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn
ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis
Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.
![29134]()
Hey, weer exact dezelfde rit. Alleen dan dit keer met een aankomst die sinds 2021 mythisch is voor ONS. We keren terug naar Mûr-de-Bretagne, waar Mathieu van der Poel in 2021 de rit won én de gele trui veroverde. Mur-de-Bretagne is normaal doodsaai, maar Mathieu voerde er toen een geweldig showtje op. Tijdens de eerste beklimming van Mur-de-Bretagne ging hij al in de aanval en hij pakte de bonificaties (die tijdens deze Tour verdwenen zijn) mee op de top, waarna hij zich liet inrekenen om vervolgens tijdens de tweede beklimming opnieuw in de aanval te gaan. Ze zagen hem ditmaal niet meer terug en zodoende won hij de rit. Door de verzamelde bonificaties nam hij ook het geel over en zo kon hij een geweldig eerbetoon aan Raymond Poulidor brengen. Dat was een mooie dag, maar verder hebben we Mur-de-Bretagne veel te vaak gezien de afgelopen jaren en eigenlijk was alleen die ene keer dat Mathieu won de moeite waard. Verder is het een sprintje bergop met beperkte verschillen, en sprintjes bergop met beperkte verschillen hebben we tijdens deze Tour al drie keer eerder gezien. Als je alles op een rijtje zet zie je eigenlijk continu hetzelfde. Onderweg weinig hellingen en dan aan het eind twee of drie lastige beklimmingen, met aan het eind ook iedere keer weer een lastige aankomst heuvelop. Vier keer hetzelfde verhaal in zeven dagen, met het verschil dat de aankomst in Rouen net iets makkelijker is en dat Mur-de-Bretagne met twee kilometer net iets langer is. Maar alsnog, iedere keer hetzelfde recept. Ik noem het de tiktokisering van het wielrennen. Een rit van bijna 200 kilometer, prima lengte, maar eigenlijk hoef je alleen de laatste 20 kilometer te zien. Het is perfect toegespitst op de korte aandachtsspanne van de huidige generatie. Ja, het is absoluut beter dan een vlakke rit, maar we zien wel erg vaak hetzelfde op deze manier. In 2021 was Pogacar op deze aankomst nog klopbaar, nu niet meer. We noteren de vierde ritzege.
![15cc6]()
Ik ben uiteraard weer heel kritisch op het parcours, maar uiteindelijk ben ik natuurlijk wel blij dat men een poging heeft gedaan om de heuvelachtige zones van het noorden van het land op te zoeken. Een uitstapje naar Normandië en Bretagne hoort er zo nu en dan gewoon bij en dan kun je het natuurlijk beter op deze manier invullen dan op een veel vlakkere manier. Maar goed, mijn voornaamste kritiekpunt is dat men bij die vier heuvelritten ergens voor iets meer variatie had moeten kiezen. Wellicht een rit met extra veel heuvels, en dan een andere rit weer met wat heuvels verder van de finish, niet iedere twee keer muren aan het eind en klaar. Toch voelt die kritiek misplaatst als je ziet wat er nu komt. We zijn inmiddels aangekomen bij de achtste rit en we zijn ook weer aangekomen in het weekend. Dames en heren, dit is een zaterdagrit. Vanuit Bretagne, op de geboortegrond van Louison Bobet, rijden we wat meer het binnenland in, de Mayenne tegemoet. Daar eindigt er een zo goed als vlakke rit in Laval, daar waar Pogacar in 2021 een tijdrit won. Nu zal het voor hem zowaar een keer moeilijk worden om te winnen, dit zal logischerwijs gaan uitdraaien op een massasprint. De sprinters hebben een aantal dagen op een nieuwe kans moeten wachten, deze kans gaan ze niet laten liggen. Gouvenou had ons na vorig jaar minder sprintritten beloofd en we zien dat hij echt zijn best heeft gedaan om zoveel mogelijk andersoortige ritten uit te tekenen, maar blijkbaar is het toch niet te voorkomen dat we af en toe met dit soort gedrochten geconfronteerd worden. Deze rit moet marginaal interessanter worden gemaakt door een hellende strook in de finale, het wordt een sprint in stijgende lijn. Geen muur dit keer, wel gaat het anderhalve kilometer aan 3% omhoog. Alle huidige sprinters kunnen dit wel aan, een Merlier of een Milan schrikken hier niet van, maar alsnog is het wel even een ander verhaal dan een volledig vlakke sprint. Een zaterdagrit die eindigt in een zege van Tim Merlier, dat noemen we een regelrechte blamage. Dankzij een technische passage door het centrum van Laval noteren we ook nog wel een valpartij of twee, om het drama compleet te maken.
![997c9]()
Op zondag, tijdens de negende rit, volgt er een nog grotere blamage. De tweede vlakke rit op rij, we gaan opnieuw sprinten. Al is er tijdens deze rit de hoop dat het een beetje gaat waaien. We veranderen tijdens deze etappe een paar keer van richting, op zoek naar de wind. In deze regio wil dat wel eens gebeuren, Gouvenou hoopt altijd op de weergoden maar meestal laten ze hem in de steek. Dat zal nu ongetwijfeld ook weer het geval gaan zijn. De laatste drie keer dat we naar Chateauroux gingen won Mark Cavendish. De stad is door de burgemeester zelfs omgedoopt tot Cavendish City, met een heus plaatsnaambordje zelfs. De recordhouder qua aantal ritzeges in de Tour (dit blijft een pijnlijk gegeven) gaat natuurlijk niet voor de vierde keer winnen in Chateauroux, maar er gaat wel een andere sprinter met de zege aan de haal. Weer Tim Merlier, verrassend genoeg. Vier ritzeges in de eerste week, hij komt op gelijke hoogte met Tadej Pogacar. Twee vlakke ritten op rij in het weekend, de harde les die we alsnog leren is dat je nooit moet starten in het noorden van Frankrijk. We komen de nodige steile heuvels tegen tijdens de eerste dagen, het gaat vaak een kilometer aan 9% omhoog, maar we treffen ook de nodige ellende aan. De oversteek van de kust naar het diepe binnenland is een pijnlijke. Op de dagen dat iedereen kan kijken krijgen we dit voorgeschoteld, min min.
![8744d]()
Attentie, attentie. Na negen dagen volgt er normaal een rustdag. Dit jaar niet. Dit jaar mogen de renners tien dagen op rij aan de bak. De reden? De Franse nationale feestdag, 14 juli, valt dit jaar op een maandag. Dat is normaal de rustdag, maar op 14 juli kan er natuurlijk onmogelijk gerust worden. Op 14 juli moet er hoe dan ook gekoerst worden en dus gaan we nog een dagje door. Na twee slaapverwekkende vlakke dagen trekken we nu het Centraal Massief binnen en in het Centraal Massief gaat het 165 kilometer op en af. Dit is de eerste écht lastige rit van deze Tour. Natuurlijk, dankzij de tijdrit en al die heuvelritten zal er al verschil zijn ontstaan, maar dit is op papier de eerste dag die je aanstipt als een echte dag voor de klassementsrenners. Al denk ik dat het in de praktijk mee zal vallen, we rijden door het vulkaanlandschap van de Auvergne naar de Puy Sancy en de meeste beklimmingen die we onderweg tegenkomen zijn goed te doen. De vulkanen hier zijn al lang geleden gedoofd en de hellingen worden met het jaar egaler. Het zijn allemaal keurige beklimmingen van een paar kilometer aan 6 à 7%, lastig maar niet lastig genoeg. Tegenwoordig wordt het verschil gemaakt zodra de hellingsgraad boven de 8 komt en dat tikken we tijdens deze rit niet vaak aan. Desalniettemin is het een mooie rit in een mooie omgeving en het is verfrissend om een rit te zien met weinig stukken in de vallei. Het gaat echt continu op en af, maar de echte klapper mist. In totaal komen we aan bijna 4500 hoogtemeters, wat net zoveel is als in een serieuze bergrit, maar we missen hier echt de hoge percentages om het verschil te maken. In de finale zien we de Col de Guery van een kilometer of drie aan bijna 7%, daarna de Col de la Croix van drie kilometer aan 6% en dan is het even wachten op de Col de la Croix Saint Robert, een klim van vijf kilometer aan 6,5%. Dit allemaal over keurige brede wegen, in open landschappen waar je iedereen kunt zien rijden. Het klinkt niet echt als terrein waar je meteen de knuppel in het hoenderhok kunt gooien. Persoonlijk schat ik dit in als een rit voor de vluchters, alle Franse minkukels mogen aan de bak om het volk een mooie feestdag te bezorgen. Na de Col de la Croix Saint Robert volgt er een afdaling richting Mont Dore, een zieltogend wintersportoord aan de voet van de Puy de Sancy. Dit oord is praktisch failliet, het is daarom bijzonder dat de Tour hier - voor het eerst - langskomt. Blijkbaar is het een poging van de regio om dit oord in het zonnetje te zetten. Sneeuw is er hier ook steeds minder te vinden, dus al deze oorden moeten de transitie maken van wintersport naar zomersport. In Mont Dore lukte ze dat niet zo goed, deze aankomst in de Tour moet dienen als poging om Mont Dore onder de aandacht te brengen als oord waar je dus ook je zomervakantie kunt doorbrengen. Verwacht ondanks de prachtige naam, die gouden bergen beloofd, een vervallen locatie. Van de rit mogen we ook gouden bergen verwachten, maar ik vrees de praktijk. De lastigste klim van de dag is de laatste, de klim naar het skistation van Mont Dore. Over een waanzinnig brede snelweg gaat het drie kilometer aan 8% omhoog naar de finish. Door die brede weg verwacht ik dat de verschillen hier heel klein gaan zijn. Dit is niet de dag waar de Tour beslist gaat worden, ook al kan het in deze regio vaak heel warm zijn en zou dat een extra factor moeten zijn om rekening mee te houden. Ik denk dat het uiteindelijk toch weer een sprintje bergop wordt tussen de favorieten, een aantal minuten achter wat vluchters. Het is een relatief korte rit, in mijn optiek hadden ze er na de klim van Saint Robert nog een klein lusje aan vast moeten maken, er lag nog een klimmetje van vier kilometer aan 7% voor het oprapen die direct had aangesloten op de slotklim naar Mont Dore. Dat had de kans op spektakel tussen de klassementsrenners nog net wat groter kunnen maken, maar goed, dit is na twee vlakke ritten alsnog een rit om enorm naar uit te kijken. En een keer een nieuwe aankomst, dat is altijd goed. Het ligt aan de noordkant van Puy de Sancy, aan de zuidkant ligt Super Besse en deze aankomst zal allicht beter zijn dan de ellende die we daar hebben gezien. Leuke rit, had met een kleine aanpassing nog nét wat beter kunnen zijn.
- rustdag -
![2b02b]()
Na de eerste rustdag van deze Tour, die dus pas na tien dagen zal volgen, bevinden we ons ineens in het zuiden van Frankrijk. Van het Centraal Massief hebben we de oversteek gemaakt naar Toulouse, waar er wederom een heuvelrit op de renners wacht. Jarenlang was mijn kritiek dat er te weinig heuvelritten in de Tour zaten, in de Tour ontbrak eigenlijk altijd een goede muurtjesrit zoals ze in de Giro vaak te zien zijn, maar dit jaar zijn ze ineens naar de andere kant doorgeslagen. We noteren de vijfde heuvelrit van de ronde, en weer is het een heuvelrit die precies lijkt op de vorige heuvelritten. Het is wel frappant, altijd hebben ze ons verteld dat goede heuvelritten in Frankrijk niet mogelijk zijn omdat daar de geografie van het land niet naar is. Het is in Frankrijk of vlak of bergachtig, er zit niets tussen. Deze Tour leren we dat dit een flagrante leugen was, je kunt in iedere uithoek van het land formidabele heuvelritten uittekenen. We hebben altijd naar nietszeggende sprintritten zitten te kijken omdat de organisatie te lui was om het eigen land te ontdekken, bedrog. Overal liggen de muurtjes voor het oprapen, zo ook ten zuiden van Toulouse. Als hobbyist heb ik zelf ook wel eens een ritje uitgetekend in deze streek, een rit die een aantal dezelfde beklimmingen bevatte als deze rit. Hogere wiskunde is het niet, zo'n ritje bedenken. Neem een site als climbfinder bij de hand, klik op de landkaart en je ziet overal de klimmetjes verschijnen. Dan zie je ook meteen waar er een hoge concentratie van klimmetjes te vinden is, zoals ten zuiden van Toulouse. Dat is dan wel weer meteen het jammerlijke van deze rit, de renners rijden van Toulouse naar Toulouse maar in het begin fietsen ze naar het noorden. Ten noorden van de stad liggen veel minder heuvels, waardoor het begin van de rit betrekkelijk eenvoudig is. Wel wat hellinkjes, maar niets spannends. De aanloop van de rit is vlak, dat zal ervoor zorgen dat het wel eens een tijd kan duren voor de vlucht van de dag vertrokken is. Zo na de rustdag en met de tocht naar de Pyreneeën die hierna volgt denk ik dat de klassementsrenners deze rit niet heel serieus gaan nemen, dit lijkt me een ideale gelegenheid voor de vluchters. Maar wegrijden tijdens deze start valt niet mee, na 25 kilometer is er een kort klimmetje en daarna is het weer een eeuwigheid zo goed als vlak. Het kan wel eens zo lang duren voor er een vlucht vertrekt dat het alsnog een rit voor de klassementsrenners wordt, aangezien dit met 150 kilometer een bijzonder korte rit is. Ik had hier een rit van 200 kilometer gemaakt die zich continu ten zuiden van Toulouse had afgespeeld, maar dat ben ik dan weer. Pas na dik 110 kilometer koers, op minder dan 50 kilometer van het eind, komen we uit ten zuiden van Toulouse, vanaf dat moment wordt de rit echt de moeite waard. In de laatste 40-45 kilometer van de rit gaat het bijna continu op en af, al hadden ze zonder enige moeite te doen nog enkele klimmetjes toe kunnen voegen. We blijven mij zo nu en dan wat te lang op het plateau hangen, zo nu en dan een extra afdalinkje om dan ook weer een extra klimmetje mee te pakken had hier een wereldse muurtjesrit van kunnen maken. Het is weer net te braaf, net teveel op veilig gespeeld. Typisch de Tour, dus. De ziekte van de Tour is natuurlijk ook weer dat de zwaarste twee klimmetjes aan het eind volgen. We noteren wat klimmetjes aan 6% en wat korte hupjes tussendoor voor de finale pas echt zal beginnen op een kleine 20 kilometer van het eind, als we toe gaan werken naar de Côte de Vieille-Toulouse. Met 1,3 kilometer aan 7% lijkt dit niet eens de meest interessante klim, maar er zit een steile strook in deze klim en het is vooral belangrijk om hier alvast van voren te zitten aangezien kort hierna de klapper van de dag volgt. Na de beklimming naar Vieille-Toulouse dalen we af naar de Garonne en op de brede weg langs deze rivier gaan we een epische sprint zien naar de voet van de laatste muur. Het is breed, het is recht en het is vlak en dan ineens uit het niets volgt er een terugdraaiende bocht naar rechts waarna de weg loodrecht omhoog zal lopen. Zo'n belangrijk punt, daar moet je absoluut vooraan zitten. Wordt lachen, kan niet missen. Na de sprint op leven en dood gaat het 800 meter aan 12% omhoog naar Pech David, topnaam en een topmuur. Lastig genoeg voor de klassementsrenners om het verschil te maken, al acht ik het goed mogelijk dat ze hun energie gaan sparen voor de komende dagen. Alsnog moet je hier van voren zitten, want gaten gaan er sowieso ontstaan. Al is het unieke van deze heuvelrit dat er ditmaal een langer stuk naar de finish volgt. Op negen kilometer van de streep zijn we boven, daarna volgt er een korte afdaling en dan is het dwars door Toulouse vlak tot aan de finish die in het centrum getrokken ligt. Genoeg gelegenheid om na Pech David nog terug te keren, het is weer net een ander scenario dan al die aankomsten heuvelop. Leuke rit, leuk dat ze de heuvels in de omgeving van Toulouse eindelijk ontdekt hebben, ze hadden er alleen nog net wat meer mee mogen doen. Met je ogen dicht had je een klim of twee aan de finale kunnen toevoegen, zodat het ineens een écht lastige rit was geworden. Nu komt alles toch weer neer op die laatste 20 kilometer, tiktokwielrennen. De focus ligt iedere keer puur en alleen op het eind van de rit. De organisatie vergeet altijd het middenrif van de rit, ze sporen ons haast aan om hooguit het laatste uur van de koers te kijken. Alsnog, in de Tour van vorig jaar was dit waarschijnlijk een volledig vlakke rit geworden, we zijn het peloton erg dankbaar dat ze vorig jaar van iedere vlakke rit een groeiendgrasoptocht hebben gemaakt, daardoor is de Tour de France eindelijk een heuvelkoers geworden. Merci, renners. Nu alleen wel nog even strijd leveren tijdens deze ritten, anders verdwijnen ze volgend jaar weer uit het parcours.
![7b9da]()
In de buurt van Toulouse gaat de volgende rit van start in Auch, de geboorteplaats van wijlen Nicolas Portal. We noteren de 12e rit, en eindelijk gaan we de bergen in. Dat we zolang hebben moeten wachten op de eerste bergrit is van begin jaren 2000 geleden. Het verschil is dat we in die jaren alleen vlakke ritten kregen voorgeschoteld, plus een ploegentijdrit van 60 kilometer, dan is dit parcours toch beter te verteren. Maar nu dan de eerste bergrit, vanuit Auch rijden we naar het zuiden, de Pyreneeën tegemoet. Auch ligt wel ver van de bergen, dus het eerste deel van deze rit stelt niets voor. Dat is jammer, maar in de Pyreneeën wel een terugkerend fenomeen. Bijna alle Pyreneeënritten gaan altijd buiten de Pyreneeën van start, met een vlakke aanloop tot gevolg. Het wordt doorbijten de eerste 120 kilometer, maar dan volgt er wel een zware finale. Drie jaar na dato keren we terug naar een van de plaatsen waar Tadej Pogacar ooit een enorme oplawaai kreeg. Drie jaar, dat is mij wat te snel, er zijn heus meer bergen in de Pyreneeën, maar de Tour keert graag terug naar bekende plekken. We gaan weer naar Hautacam, de plek waar kampioenenmaker Wout van Aert een van zijn strafste stoten ooit leverde. Hij reed Tadej Pogacar het snot voor de ogen, waarna Vingegaard het karwei kon afmaken. Het is een van de thema's van deze Tour, we keren terug naar een aantal plaatsen waar Tadej Pogacar ooit verslagen is. Er zijn er niet veel van, maar de Tour zoekt ze zo onderhand allemaal op. Tadej Pogacar lijkt onklopbaar, als remedie zoeken we daarom de plaatsen op waar hij werd geklopt. Dat deze theorie niet werkt zagen we in de Dauphiné nog. Of, nee, sorry, ik bedoel de Tour Auverne-Rhône-Alpes. Tijdens die koers keerden we terug naar Combloux, waar Jonas Vingegaard de meest hallucinante tijdrit ooit uit zijn benen schudde. Pogacar werd afgedroogd, hij werd gekleineerd, hij werd vernederd. Nou, in de afgelopen Dauphiné werden de rollen omgedraaid. Tadej Pogacar nam op een gruwelijke wijze wraak, vanaf de eerste meters van de klim liet hij Vingegaard om zijn moeder roepen. Opnieuw Hautacam bezoeken zal Pogacar geen angst inboezemen, nee, het is voor hem juist een ideale gelegenheid om wraak te nemen. En dat zal hij doen ook, WE hebben een GROOT probleem. Gezien de makkelijke aanloop mogen we verwachten dat UAE nog compleet is zodra we de voet van de Soulor bereiken, ze zullen vanaf dat moment een verschroeiend tempo gaan genereren waarna het peloton niet groot meer zal zijn. In 2022 reden we via de toen gloednieuwe Spandelles naar Hautacam, nu nemen we een net iets andere route. Het beginpunt van de Soulor is praktisch gelijk, maar de klim is net wat makkelijker. Iets langer, iets lager gemiddeld stijgingspercentage. Alsnog zwaar genoeg om het peloton flink te decimeren. Na de Soulor rijden we over de Bordères, dat vind ik dan wel weer leuk. Een kort maar lastig klimmetje dat we bijna nooit zien in de Tour, goed voor de variatie. Drie kilometer aan bijna 8%, tegen deze tijd denk ik dat de favorieten (of eigenlijk dé favoriet) zich al hebben geroerd. We dalen af en dan gaat het omhoog naar Hautacam, de eerste beklimming van buitencategorie van deze Tour. Het eerste deel van deze Tour is perfect voor Tadej Pogacar, tijdens al die heuvelritten heeft hij vermoedelijk al het nodige aan voorsprong bij elkaar gesprokkeld, maar we kunnen ons tot deze rit waarschijnlijk nog illusies maken over een spannende Tour. Het zijn maar heuvelritten, de bergen komen nog! Na deze rit weten we wel beter, Tadej Pogacar pakt zijn vijfde rit en rijdt minstens een minuut weg van Vingegaard. Hij neemt weer wraak op een plaats waar hij ooit werd verslagen, wat een prachtig verhaal schrijft hij weer in deze Tour!
![d27a3]()
Rit 13 is voor Tourbegrippen een tamelijk unieke rit. We krijgen te maken met een heuse klimtijdrit! Dat zie je in de Tour eigenlijk nooit. We hebben wel eens tijdritten gezien met een klimmetje onderweg of tijdritten die op de top van een klim eindigden. De bekendste voorbeelden zijn natuurlijk die ene fameuze tijdrit die eindigde op La Planche des Belles Filles en de meest thermonucleaire tijdrit ooit, die in Combloux. Of nouja, meest thermonucleaire tot nu toe, want de wattages die we tijdens deze klimtijdrit gaan zien zullen natuurlijk helemaal hallucinant zijn. Tadej Pogacar gaat hier zijn zesde ritzege boeken, terwijl de tegenstand collectief buiten tijd gereden gaat worden. In principe vind ik het leuk om eens een échte klimtijdrit zien in de Tour, maar voor de spanning in de koers kan het wel eens een droevige dag worden. De manier waarop Pogacar en in mindere mate Vingegaard de andere deelnemers te kijk gaan zetten zal mogelijk leiden tot een aantal renners die voortijdig met pensioen gaan. Een vrij vlakke aanloop van een kilometer of drie en dan gaat het vervolgens acht kilometer aan 8% omhoog naar Peyragudes. Niet zomaar een klimtijdrit, dit is echt de moeite waard. Het is alleen vrij jammer dat de finish weer eens in Peyragudes is. Zoals haast ieder jaar rijden we over dezelfde wegen, Loudenvielle figureert onderhand ieder jaar in de Tour net als de Peyresourde en in het verlengde daarvan het onvermijdelijke altiport van Peyragudes. Kilometers en kilometers over de brede weg van de Peyresourde klimmen, om dan aan het eind van de tijdrit te eindigen op dat loeistijle altiport van Peyragudes, daar waar Pogacar in de Tour van 2022 Vingegaard al eens klopte in de sprint. Hij gaat nu voor de tweede keer winnen op dat eindeloze altiport, alleen al die laatste strook op dat vliegveld gaat voor de meeste renners een uur duren. Voor een hoop coureurs een ellende tijdrit, voor ons als kijkers is het een bijzonder leuk schouwspel. We moeten alleen de tv snel uitzetten zodra de gele trui vertrekt. Pogacar gaat het vliegveld van Peyragudes egaliseren, hij gaat een bom gooien alsof hij een B2 is. Maar dat is hij ook, en helaas niet die van Bassie en Adriaan. Deze klimtijdrit wordt echt een freakshow, ik ben me mentaal al aan het voorbereiden op de meltdown van epische proporties die TDF zal treffen.
![284a7]()
Je eindigt midden in de Pyreneeën op het altiport van Peyragudes, nochtans een wintersportoord waar genoeg hotelletjes te vinden zouden moeten zijn en wat doe je? Je verplaatst het hele circus uiteraard naar die ene onvermijdelijke stad ver buiten de Pyreneeën. We zijn weer eens
daar, wat tot gevolg heeft dat de volgende Pyreneeënrit er weer eens eentje is met een lange vlakke aanloop. Dik 70 vlakke kilometers, voor we de voet van Tourmalet bereiken. Ja, maar weer eens de Tourmalet, het woord onvermijdelijk is praktisch voor deze rit uitgevonden. Weergaloze klim natuurlijk, alleen zit ie te vaak in het parcours van de Tour. Sowieso zitten we ieder jaar weer in exact hetzelfde deel van de Pyreneeën, altijd in het midden van die bergketen. Nooit in het westen, nooit in het oosten. Daar zijn genoeg redenen voor te bedenken, maar de belangrijkste reden is simpelweg gemakzucht. Zoals de ASO altijd alle heuvelzones van het land heeft vermeden vermijden ze ook de delen van de Pyreneeën die ze minder goed kennen. Ze voelen zich goed bij de startplaats van deze rit en dus krijg je haast altijd dezelfde bergritten. Gemiste kansen alom. Al is er één goed element aan deze rit: de slotklim. Meteen het enige positieve punt, verder ben ik absoluut niet te spreken over deze rit. Na de Tourmalet rijden we maar weer eens over de Aspin en na de Aspin volgt voor de tweede dag op rij de Peyresourde. De klim die de hoofdrol speelde tijdens de klimtijdrit wordt nu vanaf exact dezelfde kant beklommen, het enige verschil is dat we nu het vliegveld van Peyragudes overslaan. Twee dagen op rij de Peyresourde, dat vind ik persoonlijk een martelgang. Het is natuurlijk wel een lastige klim, maar iedere renner in het peloton kent 'm en door de brede weg omhoog nodigt de Peyresourde nooit uit tot aanvallen. In het verleden hebben we nog eerder de afdaling richting Bagnères-de-Luchon gebruikt zien worden om het verschil te maken. Ook nu dalen we weer naar die stad toe, maar het verschil is dat er vanuit Bagnères-de-Luchon nu nog een stevige slotklim zal volgen. Een oude brug in de stad is gerepareerd, waardoor de toegangsweg naar Superbagnères ineens weer toegankelijk is geworden voor de Tourkaravaan. Voor het eerst sinds 1989 keren we terug naar deze klim, waar vooral in de Tour van 1986 geschiedenis werd geschreven. Toen reed Lemond hier Hinault op een hoop, op weg naar een latere Tourzege. Voor het eerst in 36 jaar dus weer eens een aankomst op Superbagnères, dat vind ik helemaal mooi. Met dik 12 kilometer boven de 7% is het nog een lastige klim ook, hier kan Tadej Pogacar weer mooi het verschil gaan maken op weg naar zijn zevende ritzege. Drie ritzeges op rij, het is met dit parcours goed mogelijk. We hebben heel lang geen bergen gezien, maar nu worden we met drie aankomsten bergop op rij geconfronteerd. Goed, een klimtijdrit tussendoor, maar verder is de variatie ver te zoeken. Vlakke aanlopen en dan een paar langere beklimmingen aan het eind, de scenario's laten zich hier makkelijk voorspellen. Ik was overigens enorm positief over deze rit geweest als we via Port de Balès naar Superbagnères waren gereden, dan was de aanloop zwaarder geweest én hadden we een extra klim gebruikt die al jaren ontbreekt in de Tour. Enfin, op papier is het natuurlijk een rit waar je mee thuis kunt komen en het is een rit waar alle klassementsrenners op voorhand voor zouden tekenen. Voor mij blijft het enige positieve punt evenwel de slotklim.
![d0128]()
De tweede week van de Tour is door de laatste rustdag enorm kort. We beginnen met tien ritten achter elkaar, maar na de eerste rustdag hoeven de renners maar vijf ritten af te werken tot de volgende rustdag. Dit is rit 15, die op zondag 20 juli verreden zal worden. Een overgangsrit op een zondag, dat zou je matig kunnen noemen. We worden niet bepaald verwend met de weekendritten, ook in het laatste weekend zullen ze niet top zijn. Van Muret, in de buurt van Toulouse (enige logica in de opbouw van het parcours is soms ver te zoeken), rijden we naar het onvermijdelijke Carcassonne. Smakelijk gelachen om de beschrijving van Mart Smeets van deze stad. De helikopter laat het er altijd uitzien alsof het een mooie stad is, maar het is een tourist trap waar je nog niet dood gevonden wil worden. De laatste jaren zijn we enorm vaak te vinden in deze stad, vaak zelfs twee dagen. Soms eindigt zo'n rit in Carcassonne in een sprint, soms is het een rit voor de vluchters. Dit lijkt me er weer eentje voor de vluchters, want onderweg komen we enkele klimmetjes tegen waar de sprinters niet vrolijk van zullen worden. De aanloop van deze rit is wel weer enorm eenvoudig, wat het moeilijk zal maken voor de vluchters om weg te rijden. Dit is zo'n rit waar de helft van het peloton in de vlucht zal willen zitten, door de makkelijke aanloop kan het wel eens een uur duren voor er een vlucht vertrokken is. Het begin van de rit zal kijkwaardig zijn, daarna hopelijk de rest van de rit ook. Halverwege de etappe komen we in de heuvelzone terecht, waarbij we onder meer passeren in Revel. Hier begint de eerste officiële klim van de dag, een korte maar krachtige. Op deze wegen ging Vingegaard ooit onderuit tijdens een vorige aankomst in Carcassonne, we zoeken nogal wat plaatsen op waar de Tourfavorieten slechte herinneringen aan hebben. Na de eerste klim volgt er een langere, van Sorèze gaat het naar Dourgne en dat levert een klim van zes kilometer aan 5,5% op, met daarna nog een uitloper. Een mooie gelegenheid voor de koplopers om alvast de strijd om de ritzege te laten beginnen. Dit is wel al zo'n beetje het moment dat je voor de fuga de la fuga moet kiezen, anticiperend op de laatste klim van de dag. Op 40 kilometer van de finish gaan we bovenkomen op de Col de Fontbruno, maar alles draait hier om het begin van die klim. We gaan de Pas du Sant ontdekken, een klim van drie kilometer aan 10%. De locals zijn hier enorm enthousiast over, de klim zou de moeite waard moeten zijn. Ik ben altijd in voor nieuwe ontdekkingen, maar na deze Pas du Sant volgt er wel een lang stuk vals plat naar de top van Fontbruno vooraleer er een eindeloze afdaling volgt richting Carcassonne. Je kunt je lastig voorstellen dat de favorieten hier aan gaan vallen, zij zullen hier vermoedelijk een snipperdag van maken, zeker na drie zware dagen in de Pyreneeën. Voor de vluchters is het dan weer een geweldige rit, als er eenmaal een grote kopgroep is vertrokken kunnen we hier een fraai gevecht gaan zien tussen de vluchters. Met verschillende scenario's, je kunt wegrijden om die steile Pas du Sant om vervolgens nog teruggegrepen te worden, dat deel van de rit zal wel vermakelijk worden. Licht oppassen voor de wind in de finale, rond Carcassonne wil het nog wel eens waaien. Maar meestal als we dat zeggen valt het mee. Rit voor de vluchters, de blik van de favorieten zal gericht zijn op de dag na de tweede rustdag. Overigens geen ritten voor de sprinters tijdens deze tweede week,
erg mooi.
- rustdag -
![0b4dd]()
Na de tweede rustdag hebben we ons verplaatst richting Spanje en naar goed Spaans gebruik wordt ons een rasechte unipuerto voorgeschoteld. Godsamme, een regelrechte _____/ in de Tour, het einde der tijden is aangebroken. Nee, we zijn niet in Spanje, we zijn in Montpellier. Een stad waar de Tour al bijna tien jaar niet meer is geweest, jarenlang reed de Tour met een boog om de stad heen, men vond de Tour niet groen genoeg. Is ook wel zo, vooral de hele karavaan die de Tour met zich meebrengt zorgt voor een hoop vervuiling. Maar de stad Montpellier heeft de Tour weer in de armen gesloten, we vertrekken hier voor een weerzinwekkende rit die zal eindigen op de Ventoux. Rit 16 is de dag dat we het wielrennen definitief gaan begraven. Met deze eindeloze vlakke aanloop in een rit die maar 170 kilometer lang is de kans waanzinnig groot dat het heilige record van Iban Mayo uit de boeken gereden gaat worden. Dat kan niet gebeuren, dat mag niet gebeuren, dat zou absoluut onmogelijk moeten zijn, maar het onmogelijke is tegenwoordig de norm. Er zijn al veel records gesneuveld die nooit hadden mogen sneuvelen, maar dit record staat voor mij boven alle andere records verheven. In 2004 won Iban Mayo in de Dauphiné een klimtijdrit op de flanken van de Ventoux. Hij reed de volledige tegenstand naar huis, hij liet werkelijk geen spaan van ze heel. Hij reed het record op de Ventoux uit de boeken en hij liet met zijn prestatie in die Dauphiné Lance Armstrong zo hard schrikken dat die teringlijer meteen zijn connecties bij de UCI inschakelde om Mayo te neutraliseren. Die kreeg een ouderwetse brief van de UCI op de deurmat, waarna hij in de Tour geen deuk in een pakje boter reed. Op de Ventoux was Mayo liefst twee minuten sneller dan Armstrong, dat kon de Amerikaan niet laten gebeuren. De dokter van Mayo werd erbij gelapt en nadien boekte hij amper nog een resultaat van enig belang. Tegenwoordig zou het mooi zijn als de UCI weer eens zou ingrijpen, maar dan in het geval Pogacar. Weet je trouwens waar Mayo zijn carrière eindigde? Bij het Saunier Duval van Matxin en Gianetti, waar hij na een positieve test definitief uit het wielrennen verdween (goh). We zien dat sinds corona alle records aan diggelen worden gereden, alle klimtijden uit het EPO-tijdperk sneuvelen bij bosjes, soms worden er zelfs minuten van alle volgespoten tijden afgereden. Riis met zijn hematocriet van 5000 op de Hautacam? Daar lacht Vingegaard om. Pantani op Plateau de Beille? Een nietszeggende prutser, aldus Tadej Pogacar. En nu dreigt het mythische record van Mayo op de Ventoux te sneuvelen, ik ben hier niet klaar voor. De tijd die Iban Mayo nodig had om de Ventoux in 2004 op te vliegen was 55:51. Ik zit nu al klaar met mijn stopwatch in de hand om de tijd van Pogacar te timen. Als hij sneller is sta ik klaar om de begrafenis van het wielrennen te organiseren. Onze sport is dan definitief dood. Dat had al het geval kunnen zijn als hij een paar maanden geleden Parijs-Roubaix had gewonnen, dit is een nieuwe kans om ONZE sport te euthanaseren. Oja, in 2021 moest Tadej Pogacar tijdens de glorieuze winst van kampioenenmaker Wout van Aert op de Ventoux keihard lossen bij Jonas Vingegaard, waarna hij pas in de afdaling richting Malaucene weer kon aansluiten. We bezoeken weer een plek waar Pogacar bezweek, hij gaat weer wraak nemen en dat gaan alle nepfans weer hartstikke fantastisch vinden. Op hoeveel ritzeges zitten we inmiddels, een stuk of acht? Wat een waardeloze kutrit is dit en wat een tragisch lot staat Iban Mayo te wachten. Wat een tragisch lot staat onze sport te wachten. Alleen de wind kan ons nog redden. In de vlakte rond de Ventoux en op de Ventoux zelf wil het nog wel eens waaien, daardoor konden we in 2016 niet de top van de klim bereiken. Dat zou de redding van Mayo en onze sport kunnen zijn. Als het in de vlakte al waait wordt het wellicht nog enigszins spannend voor we de voet van de Ventoux bereiken. Alleen het weer kan ons redden, maar het weer redt ons nooit in Frankrijk.
![f8f02]()
Na de aankomst op de Ventoux volgt er tijdens de 17e rit weer een ouderwetse sprintersrit. Ze hebben er lang op moeten wachten, de laatste dateert van rit 9. De hele dag gaan de renners in de grote vallei tussen het Centraal Massief en de Alpen rijden en in die vallei staat nog wel eens wat wind. Dat is weer eens de enige manier om wat van deze rit te maken. We veranderen tijdens deze rit een paar keer van richting, in een poging de wind op te zoeken. Zo gaat het bijvoorbeeld in de finale lang rechtdoor naar het noorden, om dan op een kilometer of 10 van het eind bewust linksaf te slaan naar het westen, op zoek naar een andere windrichting. Dit probeert Gouvenou ieder jaar en het lukt vaker niet dan wel. Het kan in zo'n regio dan wel vaak waaien, maar op zomerse dagen in juli laat de wind het vaak afweten. Daar gaan we nu ook maar vanuit en dus zullen we Tim Merlier maar weer eens zien winnen, als hij tegen deze tijd tenminste nog in koers is. In het begin van de rit komen de renners al snel een ongecategoriseerd klimmetje tegen, dat kan een mooie springplank vormen voor enkele enthousiaste vluchters, maar het is verder lastig om voor te stellen dat dit geen sprint wordt. Goed, richting het eind van de Tour eindigt niet iedere vlakke rit automatisch in een sprint, sommige ploegen zullen al wat renners missen en de benen zullen pijn doen, maar na zoveel dagen zonder kans voor de sprinters gaan de rappe mannen deze gelegenheid echt niet laten liggen. Het is vermoedelijk ook de laatste kans voor de sprinters, dit wordt een sprint. Ondanks de aanwezigheid van de Col du Pertuis halverwege de rit, wel een leuk klimmetje maar het is daarna nog ver naar de finish. Als de wind niet op de afspraak is gaan we sprinten en als de wind wel op de afspraak is gaan we alsnog sprinten, maar dan met wat minder man. De laatste keer dat er een rit aankwam in Valence vielen er wel enige waaiers te bespeuren, maar gingen we uiteindelijk alsnog sprinten met 80 man, waarvan Cavendish de snelste bleek.