Etappe 20: Nice - Col de la Couillole, 132,8 kmJa, nouja, goed. Laten we maar zeggen dat het beter is dat de Tour bijna voorbij is. De 19e rit kende een explosief begin, direct vanuit het vertrek ging heel Visma in de aanval en de ploeg kreeg het voor elkaar om met liefst drie pionnen weg te rijden uit het peloton. Überhaupt reed er een grote groep weg, terwijl UAE nergens te zien was. Even konden we fantaseren over een mogelijk droomplan, maar we werden snel wakker geschud. Een ploeg als EF had de slag gemist en zij besloten met z'n allen op kop te gaan rijden om Carapaz de kans te geven de oversteek te maken, dit zorgde er vooraan voor dat er ook sneller gereden moest worden en daardoor haakte de eerste pion van Visma alvast af. Toen Carapaz samen met wat anderen de oversteek had gemaakt zette Nils Politt zich op kop van het peloton en de Duitser reed harder dan hij ooit heeft gedaan. Politt nam de hele Vars voor zijn rekening en daarna nam hij ook nog eens meer dan de helft van de Bonette op zich. En de Bonette, dat was nou net de klim waar het had moeten gebeuren voor Visma. Daar had Vingegaard moeten aanvallen, maar hij had de benen niet. Hij had allerlei mannetjes vooruit gestuurd om ze te laten dienen als bruggenhoofd, maar hij voelde aan alles dat het niet ging lukken en dus bleef hij zitten. Dat bood wel de kans aan Kelderman en Jorgenson om voor eigen succes te gaan, waarbij Kelderman zich snel opofferde voor de Amerikaan. Dat was nodig ook, want Politt reed dusdanig hard dat de voorsprong nooit groter werd dan vier minuten. Toen Politt klaar was met zijn beukwerk zat er nog maar een mannetje of 20 in het peloton, hilarisch. Alle aanvalslust in de kiem gesmoord, in gestrekte draf en gesloten rangorde reden we over de Bonette. Een weergaloze klim, helaas alleen vanwege de beelden. Genoten van alle plaatjes, niet echt genoten van de koers. In de afdaling van de Bonette en in de vallei naar de voet van de slotklim bleef UAE op kop rijden, het werd al snel duidelijk dat Pogacar zijn zinnen op deze rit had gezet. Die eikel verzint ook iedere keer een nieuwe reden om te willen winnen. Het was voor hem de koninginnenrit en we eindigden op een plek waar hij op hoogtestage was geweest, dus moest hij de rit pakken. Leek het vrij lang totaal niet op, overigens. Toen de koplopers aan de slotklim richting Isola 2000 begonnen hadden ze nog steeds een mooie voorsprong. Heel ver onder de vier minuten kwam het niet. Kelderman bleef op kop rijden voor Jorgenson en dus zakte het tempo helemaal niet vooraan.
Maar goed, tegen UAE is deze Tour geen kruid gewassen. Pogacar soupeerde al zijn mannetjes op en daarna ging hij op een kilometer of 10 van het eind al in de aanval. Jorgenson reed tegen die tijd in z'n eentje op kop, hij voelde de bui al hangen en dus begon hij vroeg aan een solo. Het lukte hem om weg te rijden van Simon Yates en Richard Carapaz, die laatste veroverde dan wel mooi weer de bolletjestrui. Toen Pogacar aanviel had Jorgenson nog steeds meer dan twee minuten voorsprong op hem, maarja, als Pogacar gaat heb je eigenlijk een voorsprong van een uur nodig. En zelfs dan komt ie je nog halen. De Sloveen is bezig met ongeziene praktijken. In de Giro zes ritten gewonnen en het eindklassement. Bij normale renners leidt het rijden van de Giro tot vermoeidheid, voor hem is het een leuk trainingskamp geweest. Geen sprake van vermoeidheid, sterker nog, hij begint iedere dag harder te fietsen. Slaat nergens op, maar we zien het wel gebeuren. Zijn aanval was ook weer... gemeen, bijna. Pogacar versnelt, Evenepoel reageert. Even lijkt Evenepoel het gat te kunnen dichten, maar dan volgt de tweede versnelling van Pogacar en ontstaat er een gat dat niet meer te dichten valt. Het lijkt bijna bewust, eerst de concurrentie nog wat hoop geven en ze daarna definitief de nek omdraaien. Vingegaard bleef mooi in het wiel van Evenepoel hangen, tot frustratie van de Belg. Welkom in de wereld van het wielrennen, zou ik zeggen. Er zat weinig op bij Vingegaard en dus besloot hij geen gekke dingen te doen. Geen poging te wagen om Pogacar te volgen, want daarmee blaas je jezelf alleen maar op. Zover is het gekomen, we gaan het met z'n allen niet eens meer proberen. Hij gaat, en we zien hem na de finish wel weer terug, als hij de podiumceremonie al achter de rug heeft. Pogacar dichtte het gat met Jorgenson waanzinnig snel, bijna ongezien snel. De Amerikaan leek haast stil te staan, terwijl hij toch best sterk reed. Het was vooral Pogacar die rondreed alsof de wegen vlak waren. Hallucinant. Ik zal verder maar niet zeggen wat ik er allemaal van denk, dat kan iedereen waarschijnlijk wel raden. We worden in de maling genomen, of je het nou leuk vindt of niet. In voorgaande jaren was hij vaak al de beste, maar in de Tour wist Visma wat zwakke plekken te vinden bij hem. Die zijn er niet meer. Hij rijdt twee keer zo hard als voorheen en zijn zwakke plekken zijn nu zijn sterke plekken. Hoogte? Hitte? Hij gaat er alleen maar harder van rijden. De wielersport heeft een gigantisch probleem, want dit gaat niet zomaar stoppen. Iedere koers waar hij aan het vertrek staat kun je onderhand schriftelijk afdoen. Binnen een paar kilometer had hij Jorgenson te pakken, nadat hij eerst Carapaz en Yates had opgeraapt en achtergelaten. Toen hij kwam aansluiten bij Jorgenson ging hij er meteen overheen, de Amerikaan had totaal geen antwoord. Er is ook gewoon geen antwoord. Onbedreigd reed Pogacar naar ritzege nummer vier. Tien ritzeges in twee grote rondes dit jaar, en op weg om twee eindklassementen te winnen. Nooit gezien. Pantani won dan wel de Giro en de Tour in hetzelfde jaar, maar hij kwam niet verder dan vier ritzeges in totaal. Het is daadwerkelijk Merckxiaans, die kreeg het ook voor elkaar om de Giro en de Tour te winnen met 10 ritzeges gecombineerd. In een tijd van hyperprofessionalisatie zou je nivellering verwachten, in plaats daarvan is er een renner opgestaan die niet kan verliezen.
Tenzij de autoriteiten eindelijk in gang schieten. Zou tijd worden. In de zeik gezet worden door Matxin en Gianetti, ik voel me gebruikt en ontzettend vies. Gelukkig heeft Pogacar, alsof hij een computerspelletje aan het spelen is, alvast voor ons allemaal geregeld dat de volgende rit voor de vluchters zal zijn. De arrogantie ook nog eens op de koop toe. Het is zijn wereld en wij zijn allemaal figuranten in die wereld, misschien kan die alleskunner volgend jaar ook mijn voorbeschouwingen voor me schrijven. In ieder geval de voorspelling, zijn wil is wet. We hoeven niet na te denken over mogelijke scenario's, even Pogacar appen is genoeg. Het is beangstigend, maar gelukkig heeft hij in ieder geval beloofd nu even gas terug te nemen. We gaan beginnen aan de laatste rit in lijn van deze Tour. Een korte bergrit, met daarin vier beklimmingen die we nooit zien in de Tour. Zonder alle ontwikkelingen van de afgelopen drie weken had ik hier ontzettend veel zin in gehad, maar goed, we gaan er alsnog maar even voor zitten.
![cd8a4]()
![d5c2f]()
Nice is de stad waar de voorlaatste rit van de Tour van start zal gaan, en de stad waar de laatste rit van de Tour zal eindigen. Twee keer Nice in twee dagen, dat lijkt op een overkill. Valt mee als je het vergelijkt met de
Grand Départ in 2020, toen waren we liefst drie dagen in Nice. De eerste rit was Nice - Nice, de tweede rit was ook Nice - Nice, de derde rit was Nice - Sisteron. Heel veel Nice, maar nice vond ik dat na een tijd niet echt meer. De eerste rit van de Tour van 2020 was wel geestig, het regende dat het goot en daardoor werden de wegen in en rond Nice spekglad. Het halve peloton ging tegen de grond, maar vooral de valpartij van Miguel Angel Lopez is me bijgebleven. Die nam in een afdaling net iets teveel risico en daardoor schoof hij rechtdoor de bocht uit, hop, tegen een verkeersbord aan. Ach, Superman, man van vele incidenten. De eerste rit in die Tour werd uiteindelijk in de sprint gewonnen door Alexander Kristoff, de sterke beer kwam bovendrijven na een zware dag. De tweede rit was dan weer een lastigere rit, zeker geen rit voor de sprinters. We reden over twee bergen die we ook vandaag gaan zien, al beklommen we ze toen wel van een andere kant. Een rit met daarin de beklimming van La Colmiane en de Turini eindigde weer in Nice, waar we eerst over de Col d'Eze reden en daarna over de Col des Quatre Chemins, bekend van Parijs-Nice. We noteren het coronajaar 2020, waarin heel veel vreemde dingen zijn gebeurd. Rare renners die ineens wereldtop waren, zoals de jongens van Team Sunweb. Julian Alaphilippe ging op de Quatre Chemins in de aanval en hij kreeg Marc Hirschi mee, hilarisch. De Zwitser won uiteindelijk zelfs bijna de sprint van Alaphilippe, echt heel goed. Ook goed dat Alaphilippe toen nog goed was, eigenlijk ieder jaar een zekerheidje in de Tour. Naast die ritzege pakte hij ook de gele trui mee, tegenwoordig mag ie de Tour niet eens meer rijden. Het was in 2020 de tweede keer dat de grote start plaatsvond in Nice, in 1981 vertrok de Tourkaravaan ook vanuit deze luxueuze badplaats met 350.000 inwoners. Het is voor de renners een enorm bekende plaats, omdat hier ieder jaar Parijs-Nice eindigt. Nice ligt uiteraard ook dicht bij Monaco, waar zo ongeveer het halve peloton woont en waar de afsluitende tijdrit morgen van start zal gaan. Af en toe besluit iemand om toch aan de andere kant van de grens te gaan wonen, omdat het daar net iets goedkoper is. Zodoende zijn er ook wel wat huidige en voormalige profs die in Nice en omstreken wonen, Matteo Jorgenson is een bekend voorbeeld. Nice is met vijf miljoen bezoekers jaar een enorm populaire toeristische bestemming, alleen Parijs trekt meer bezoekers aan. Blijkbaar ook een populaire stad voor al je conferenties, eveneens tweede op die ranglijst. Daarnaast hebben ze ook zo ongeveer het drukste vliegveld van Frankrijk, met 14 miljoen passagiers per jaar. Nice is de geboorteplaats van Hugo Lloris, de keeper die momenteel blijkbaar in Amerika verzeild is geraakt. Verder valt het lijstje van bekende persoonlijkheden een beetje tegen, als je ziet hoe groot de stad is. Al wil het aantal inwoners nog wel eens fluctueren, mede dankzij 170 hotels met ongeveer 10.000 kamers in totaal. Je kan hier aardig wat mensen herbergen. Er valt veel te vertellen over Nice, maar het is de vraag of we dat ook meteen moeten doen. Morgen keren we hier terug, dus tegen die tijd vertellen we vast nog wel wat meer over Nice, misschien, als jullie überhaupt iets willen weten over deze stad. Ik kan wel wat nutteloze informatie delen, zoals het feit dat hier in 1975 een keer een rit vertrok, of in 1973. We zijn verrassend weinig in Nice geweest, tijdens de Tour althans. Na de Grand Départ in 1981 duurde het 2013 vooraleer de Tour nog eens terugkeerde. Daarna duurde het weer tot 2020, dit is voor het eerst dat we snel weer terugkeren naar Nice en dat heeft dan weer vooral te maken met de Olympische Spelen. Als die niet in Parijs werden gehouden waren we gewoon daar geëindigd en had dit slotweekend in Nice niet bestaan. Parijs-Nice werd dit jaar overigens gewonnen door Matteo Jorgenson, die dus in Nice woont. Nou, fantastisch. Het jaar daarvoor was Pogacar aan het feest, de hoofdrolspelers van de vorige rit hebben allemaal iets met deze stad, al heeft veelvraat Pogacar inmiddels iets met iedere stad. Wist je trouwens dat we ons in de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur bevinden, in het departement Alpes-Maritimes? Nee, nu wel. Nice is uiteraard ook meteen de hoofdstad van het departement. De stad is blijkbaar al 400.000 jaar oud, amai. De Romeinen zijn hier uiteraard ook gepasseerd, want Nice is eigenlijk altijd wel een redelijk belangrijke stad geweest. De stad wordt ook wel Nizza of Nissa genoemd, mede dankzij Italiaanse invloeden uit het verleden. De belangrijkste persoon uit die tijd luistert naar de naam Giuseppe Garibaldi. Een naam die je alleen verwacht te horen tijdens de Giro, maar Giuseppe is geboren in Nice. Een van de vaders des vaderlands van Italië, we kunnen hem beschouwen als de beroemste zoon van Nice. Dit vind ik voorlopig wel voldoende, we gaan eens kijken of we tijdens de slotrit nog meer niet zo rullevante onzin over Nice kunnen verkondigen. Vast wel.
![49060819731_400481786c_b.jpg]()
De voorlaatste rit van de Tour de France van 2024, de laatste rit in lijn, gaat van start in de haven van Nice, Port Lympia. Een schitterende locatie om van start te gaan, in de haven zelf liggen de mooiste jachten en om de haven heen staan de fraaiste huizen. Het is hier zo mooi dat we hier zelfs twee keer gaan passeren, tijdens de afsluitende tijdrit van deze Tour zullen de renners nog eens door de haven mogen fietsen. Dan gaat het om de knikkers, nu zijn we vertrokken voor een stukje sightseeing. Om de renners alvast wat informatie te geven over de tijdrit die nog volgt volgen we tijdens deze neutralisatie een aantal kilometer het parcours van de tijdrit, de laatste kilometers van de laatste rit worden alvast geïnspecteerd. Al kan ik me moeilijk inbeelden dat de renners niet bekend zijn met het parcours, we werken deze tocht dus vooral af om alle hoogtepunten van Nice in beeld te brengen. Een rondje over de Promenade des Anglais ontbreekt daarbij niet. Voorbij de Promenade des Anglais rijden we langs de finishplaats van de tijdrit, de Tour zal eindigen op de Place Masséna. Wij beginnen nu pas net, we laten de kustlijn achter ons, rijden in het centrum van Nice nog even door wat winkelstraten en daarna zal de rit officieel van start gaan buiten de stad, ter hoogte van La Trinité. Nice is heel mooi, maar zodra je de buitenwijken bereikt ziet het er toch altijd net iets minder mooi uit, flink wat afgebladderde industrie en blokkendozen waar je nog niet levend gevonden zou willen worden. Maar, ook een hoop bergen in het binnenland hier, dat gaan we de komende 133 kilometer aan den lijve ondervinden. Al krijgen we eerst te maken met een paar wat vlakkere kilometers, in het absolute begin van de rit rijden de renners een aantal kilometer langs de rivier de Paillon, over een weg met de naam Pénétrante du Paillon. Deze weg brengt ons van La Trinité via Drap naar Cantaron, in deze eerste kilometers is het vooral vlak terwijl de weg niet al te breed is. Of nouja, het is wel een brede weg, er zit alleen bijna continu een brede middenberm in de weg. Daardoor wordt het in feite een eenbaansweg, wat het wellicht moeilijk kan maken om een goede aanvalspoging op poten te zetten. Op die smalle weg na komen we voorlopig weinig tegen, een paar bochten en een keer een passage over het spoor, waarna het na vijf kilometer koers wel even wat bochtiger wordt. Na vijf kilometer slaan we bij een rotonde in Cantaron rechtsaf, daarna rijden we over de Paillon en slaan we meteen weer linksaf, waarna we in de volgende kilometer liefst drie rotondes tegenkomen. Een lichtelijk chaotisch begin van de rit, zeker nadat Pogacar heeft aangegeven dat deze rit wat hem betreft voor de vluchters is zal iedereen zijn laatste restjes energie in deze etappe willen stoppen. Na al die rotondes kort achter elkaar gaat het even wat meer rechtdoor, al blijft het tricky omdat we voorlopig nog steeds heel wat straatmeubilair tegenkomen. Vluchtheuvels, paaltjes, dat soort werk. Het nadeel van dit stukje Frankrijk, toch wel. Een kilometer later komen we de volgende rotonde tegen, we slaan daar rechtsaf in de richting van Blausasc. Dat dorpje zullen we alleen niet bereiken, want als er even verderop een nieuwe rotonde volgt gaat het daar schuin naar links en dan fietsen we voor het eerst de natuur in. We laten de Paillon en de bebouwde kom achter ons, dat ruilen we in voor een mooi bos. In dat bos begint de weg voor het eerst omhoog te lopen, de renners beginnen aan een ongecategoriseerde klim. Ze rijden over de Route du Col de Nice, naar de top van de Col de Nice. Vertrekken in Nice en de eerste klim van de dag is de Col de Nice, wat leuk. De weg hier is inmiddels een brede tweebaansweg, al komen we zo nu en dan nog steeds wat straatmeubilair tegen. De vluchtheuvels waren in de aanbieding, blijkt. De Col de Nice brengt het peloton dwars door wat fraaie natuur richting L'Escarène, het gaat de komende zes kilometer aan 4,5% omhoog. De klim begint met een heel stuk vals plat, maar richting de top zit er zowaar een steil stukje aan te komen. Vlak voorw e L'Escarène bereiken komen we kort achter elkaar vier haarspeldbochten tegen en hier gaat het even aan bijna 8% omhoog, het eerste serieuze klimwerk van de dag.
![Col_de_Nice_Pointe_de_Blausasc_profile.gif]()
![col-de-nice-la-pointe-de-contes-upload-59831-1024x0.jpg]()
Na de top van de Col de Nice slaan we bij een rotonde rechtsaf en daarna volgt er een korte afdaling van net iets meer dan een kilometer, dwars door L'Escarène. Het gaat aan dik 5% omlaag, dwars door de dorpskern heen. Ook hier zijn weer veel verkeersremmende maatregelen genomen, dat wordt dus opletten. Springen over de drempels en dat soort dingen, altijd lachen. In L'Escarène zien we in de verte een kicken spoorbrug liggen, het Viaduc de l'Escarène, nadat we over een andere brug zijn gereden in het centrum van dit dorpje rijden we onder deze spoorbrug door en daarna slaan we schuin rechtsaf een ander weggetje in. We gaan op weg naar Touët-de-l'Escarène en het kan de renners niet ontgaan dat de weg na de schuine bocht naar rechts meteen weer omhoog begint te lopen. Amper een kilometer in dalende lijn gehad en nu begint gelijk de volgende klim van de dag. Na 14,7 kilometer koers begint de befaamde Col de Braus, een klim die sinds 1961 (!) niet meer is voorgekomen in de Tour. De Col de Braus is een wonderschone klim, die in 1911 al debuteerde in de Tour. In de jaren nadien maakte de Braus steevast onderdeel uit van het parcours, tussen 1911 en 1961 kwam de koers hier 27 keer voorbij. Daarna nooit meer, merkwaardig genoeg. Ook in andere koersen, zoals Parijs-Nice, zien we deze klim merkwaardig genoeg bijna nooit terug, recentelijk kwam alleen de Tour des Alpes Maritimes et du Var hier voorbij. Vreemd, als je bedenkt dat dit een prachtige en ook nog behoorlijk zware klim is. De komende tien kilometer gaat het aan 6,6% omhoog naar de top van de Col de Braus, een klim van de tweede categorie. Na meer dan 60 jaar gaat het Tourpeloton hier nog eens omhoog en we gaan wat beleven. Niet direct in het begin, eerder richting de top. De Col de Braus is voorzien van een brede weg, een weg die eerst anderhalve kilometer behoorlijk rechtdoor omhoog loopt aan een procent of vijf richting Touët-de-l'Escarène. Het peloton rijdt dwars door dit dorpje, waar de façades van de huizen toe zijn aan een nieuw likje verf. Buiten het dorp begint de woeste natuur van de Mercantour zich te openbaren, terwijl we ook vrij snel de eerste haarspeldbocht van de klim tegenkomen. In totaal kent de Col de Braus er een stuk of 20, het wordt de komende kilometers flink slingeren geblazen. Er staan ook borden langs de kant van de weg die aangeven hoe zwaar de volgende kilometer wordt, buiten Touët-de-l'Escarène gaat het een kilometer aan 6% omhoog volgens het bord, maar volgens climbfinder gaat het eerder aan 8 of zelfs 9% omhoog. Enigszins tegenstrijdig, maar als ik de twee haarspeldbochten kort achter elkaar zie ben ik geneigd climbfinder te geloven. Door een rotsachtig landschap rijden de renners de volgende twee haarspeldbochten tegemoet, terwijl het van 9% naar 6% gaat. Even verderop volgt er een makkelijkere kilometer aan 3,5%, het vlakt zelfs een aantal meter helemaal af terwijl we langs wat indrukwekkende rotswanden fietsen. Na de wat makkelijkere kilometer gaat het drie kilometer aan 6% omhoog, terwijl we redelijk veel haarspeldbochten passeren. Schitterende klim, ik kan niet anders zeggen. En dan moet het mooiste nog komen. Op iets meer dan drie kilometer van de top bereiken we een hele serie haarspeldbochten kort achter elkaar, genre Lacets de Montvernier. Lacets de Col de Braus, in dit geval. Acht haarspeldbochten direct achter elkaar, de helikopterbeelden zullen onovertroffen zijn. Een geheim pareltje, iemand moet mij dringend uitleggen hoe het kan dat de Tour hier sinds 1961 niet meer is geweest. Vanuit een toeristisch oogpunt alleen al moeten we dringend vaker over de Braus rijden, dat zal iedereen na het zien van de beelden met me eens zijn. Voorbij de zone vol haarspeldbochten gaat het een tijdje aan 9% omhoog en volgt er ook nog een strook aan 7%, het loont hier de moeite om eventjes rechts over je schouder te kijken als coureur, dan zie je in de diepte mooi die combinatie van haarspeldbochten liggen waar je zojuist doorheen bent gekronkeld. Richting de top gaat het wat meer rechtdoor verder, langs de bergflank af, aan een procent of zes, vooraleer het in de allerlaatste meters van de klim afzwakt naar 3%. Na een kleine 25 kilometer koers zijn we boven op de beeldschone Col de Braus, op de top vinden we een monument ter ere van René Vietto, een lokale renner die het in 1934 voor elkaar kreeg om hier in de Tour als eerste boven te komen. Aan de andere kant van de weg vinden we dan weer een ruïne en een bord dat de top aanduidt. Arrivée.
![col-de-braus-l-escarene.png]()
![125741089_o.jpg]()
![col-de-braus.jpg]()
![55666b31935e42f7a907e786ba14f78d.jpg]()
![Cycling-Nice-France.jpg]()
Na liefst 63 jaar krijgt Imerio Massignan, toevallig dit jaar overleden, eindelijk een opvolger. Hij was in 1961 de laatste die als eerste boven wist te komen op de Braus. We moesten lang wachten op de terugkeer van de Bonette, we moesten nog veel langer wachten op de terugkeer van de Braus. En dat voor een klim die in 1911 al werd ontdekt en daarna vast onderdeel was van de Tour, het blijft soms lastig te volgen. Hoe dan ook, beter laat dan nooit keren we terug en we hebben goede hoop dat de Braus net als de Bonette nu weer vaker te zien zal zijn in de Tour, ook al wordt dit stukje Frankrijk tegenwoordig best vaak genegeerd. Na de klim volgt er een afdaling van 11,2 kilometer richting Sospel, waar de volgende klim bijna meteen gaat beginnen. Weinig meters in de vallei vandaag, al moeten we nu eerst maar eens beneden zien te komen. De andere kant van de Braus is net iets makkelijker, gemiddeld gaat het aan 5,7% omhoog. Wel is ook deze kant van de klim voorzien van de nodige haarspeldbochten, in de komende 11 kilometer komen ze er wederom een stuk of 20 tegen. In totaal 40 haarspeldbochten in 20 kilometer tijd, degene die deze weg heeft laten aanleggen is helemaal losgegaan. Het steilste stuk van de afdaling komen we in de eerste drie kilometer tegen, in die kilometers gaat het serieus omlaag, in het restant van de afdaling gaat het steevast aan een procent of vier à vijf omlaag. Na een kilometer dalen komen we de eerste haarspeldbochten tegen, meteen een paar achter elkaar. De weg is breed, dat helpt, maar het gaat hier wel stevig omlaag. Toch even opletten, vooral als je ziet dat de rand van de weg is gemarkeerd door stenen muurtjes. Geen optie om hier de bocht verkeerd in te schatten, al gaan we er maar vanuit dat ze dat dankzij de brede weg wel gaat lukken. Na de eerste zone vol haarspeldbochten duikt men een bos in, waar het een tijdje wat meer rechtdoor naar beneden gaat. Er zijn meerdere zones vol haarspeldbochten die steeds een stuk uit elkaar liggen, tussendoor gaat de brede weg vooral rechtdoor. Na zes kilometer dalen bereiken we het dorpje Saint-Jean, hier liggen de meeste haarspeldbochten. Een stuk of tien op korte tijd, maar het gaat tegen deze tijd niet meer zo steil omlaag en de weg blijft goed en breed. Veel remmen, maar normaliter weinig gevaar. Al zie ik één haarspeldbocht die wat lastig in te schatten lijkt, maar de rest zou te doen moeten zijn. Buiten het dorp komen we nog een paar laatste haarspeldbochten tegen en daarna gaat het in de laatste vier kilometer van de afdaling wat meer rechtdoor richting Sospel. Of nouja, rechtdoor, we komen in ieder geval geen haarspeldbochten meer tegen. Wel nog wat snelle bochtjes en hooguit twee scherpere bochten, zou allemaal wel moeten lukken. De weg blijft breed en goed en we blijven dalen aan een procent of vijf, dus moeten we na 36 kilometer toch redelijk eenvoudig kunnen uitkomen in Sospel. Dit is een middeleeuws dorpje waar ze vooral trots zijn op de lokale tolbrug. Eeuwen geleden was Sospel een knooppunt op de koninklijke zoutroute, die van Turijn naar Nice voerde. Te Sospel, op de brug, werd tol geheven over het transport van zout. Het is een van de laatste tolbruggen die nog te bezichtigen is, naar het schijnt. Dateert uit de 13e eeuw en tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers geprobeerd dat ding te vernielen, maar hij staat er nog steeds. De Pont Vieux overspant de rivier de Bévéra, dat riviertje gaan we een tijdje volgen op weg naar de volgende klim. Beneden in Sospel gaat het schuin naar links en daarna volgt er een stukje vallei van drie kilometer vooraleer de Col de Turini opdoemt.
![IMG_1719.JPG]()
![sospel-frankrijk-004.jpg]()
Drie vrij vlakke kilometers, met daarin wel wat bochtenwerk. Even onder een spoorbrug door, daarna over de Bévéra heen, maar de weg blijft goed en breed. Minder verkeersmeubilair hier, we bevinden ons wat verder in het binnenland en dus is het hier wat prettiger fietsen voor de renners. Na een kort stukje vallei rijden we over de Guiou, een zijtak van de Bévéra. Over een rivier fietsen heeft regelmatig iets te betekenen, zo ook nu. We beginnen voorbij de brug aan de langste klim van de dag, de Col de Turini is begonnen. Een klim met een fameuze naam, maar ook de Turini komt amper voor in de Tour. Dit wordt pas de vijfde (!) keer dat we in de Tour de France over de Col de Turini rijden. Voor het laatst deden we dat in 2020, toen de Tour van start ging in Nice. Anthony Perez was toen als eerste boven op de klim, al reden we toen omhoog over de kant waar we over een aantal kilometer naar beneden mogen gaan. De Col de Turini is een bijzondere klim, in de zin dat er meerdere wegen omhoog zijn. De weg waarover we nu omhoog gaan rijden kwam bijvoorbeeld helemaal niet voor in de Tour van 2020, we reden toen over een derde weg omlaag. In 1948 debuteerde de Turini in de Tour, Louison Bobet, een tamelijk grote naam, was toen als eerste boven. Tussen 1948 en 2020 kwam de Tour slechts twee keer voorbij op de Turini, in 1950 en 1973 om precies te zijn. Zoveel prachtige beklimmingen in de Mercantour, en we zien ze bijna nooit in juli. We zien ze vaker in maart, tijdens Parijs-Nice. Sterker nog, de laatste jaren is er zelfs twee keer een rit geëindigd op de top van de Col de Turini. In 2022 was Primoz Roglic als eerste boven, hij reed in de laatste meters weg van Dani Martinez en Simon Yates. Dani Martinez won dan weer in 2019 op de Turini, beide keren reden we overigens van een andere kant omhoog. De Col de Turini vanuit Sospel, die kant kent de koers helemaal niet. Dus is het maar goed dat het halve peloton in Monaco of Nice woont en dat iedereen op hoogtestage in Isola 2000 is geweest, anders is er geen mogelijkheid om deze klim te kennen. Er gaat 20,7 kilometer geklommen moeten worden aan 5,7%, de Col de Turini is vooral heel lang. De beklimming van eerste categorie begint met een kilometer aan 6%, daarna gaat het een kilometer aan 5% omhoog terwijl we door een bosrijke omgeving fietsen. We volgen nog steeds de loop van de Bévéra en dat riviertje heeft hier een aardige kloof weten uit te slijten. De renners rijden een tijd door de Gorges du Piaon, het is daar hemeltergend mooi. Het is een vrij lange kloof, die steeds mooier wordt. Prachtige rotswanden, maar er zijn ook nog wat mooie menselijke elementen aan toegevoegd. Na een kilometer aan 6%, eentje aan 5%, weer eentje aan 6% en dan eentje aan 5,5% komen de renners uit bij het hoogtepunt van de klim, Notre-Dame de la Menour. Boven op een rots heeft men een kapelletje gebouwd. In de verte zien de renners dat ding al liggen, via een aantal haarspeldbochten rijden ze er naartoe. Er is een brug gebouwd om de kapel te kunnen bereiken, een beetje San Juan de Gaztelugatxe-achtig. De renners fietsen onder die brug door, het is een klim vol hoogtepunten. Het is hier zonder te overdrijven schitterend, de eerste vraag die me te binnen schiet is hoe het kan dat we nog nooit deze klim vanuit Sospel hebben gedwongen. Waarom zien we de Braus nooit in koers, waarom zien we de Turini nooit vanuit Sospel? Waar zitten ze bij de Tour met hun gedachten? De wereld gaat versteld staan bij het aanschouwen van zoveel pracht.
![18c49]()
![DSC03476.jpg]()
![DSC03480-768x1151.jpg]()
![DSC03494r-768x512.jpg]()
![col-series-turini-5.jpg]()
![DSC03504br-768x512.jpg]()
Ter hoogte van Notre-Dame de la Menour hebben we nog maar zes kilometer geklommen, nog een kilometer of 15 te gaan. Voorbij de prachtige kapel verlaten we langzaam maar zeker de kloof, terwijl de klim een paar kilometer vrij makkelijk zal zijn. Over een brede weg grotendeels rechtdoor richting het dorpje Moulinet, het gaat momenteel aan amper 2% omhoog. In het dorpje Moulinet bereiken we langzaam het eind van deze makkelijke fase, we komen een paar haarspeldbochten tegen en hier gaat het aan een procent of vier omhoog. Prima dorpje wel, gelegen op een A-locatie. We bevinden ons hier ongeveer halverwege de klim, buiten Moulinet gaat het in de tweede helft van de Turini een stuk steviger omhoog. We rijden een bos in en laten daardoor het natuurschoon enigszins achter ons, maar we krijgen er wielerschoon voor terug. Een kilometer aan 7,5% staat op het menu, daarna gaat het twee kilometer aan 6,5% omhoog voor er geklommen moet worden aan 8,5%, de toeristische zone is voorbij, nu moet er gepresteerd worden. Al komen we nog steeds zo nu en dan wat mooie stukjes tegen, af en toe een flinke rotswand bijvoorbeeld. Een korte passage door een uit de rotsen gehakt tunneltje, er vallen slechtere routes te verzinnen. De weg is buiten Moulinet overigens wel iets slechter geworden, of althans, dat was het geval toen Streetview hier passeerde, jaren geleden. Na een kilometer aan 5,5% komen we langzaam in de buurt van de top en in de buurt van de top komen we weer in een zone vol haarspeldbochten terecht. Hier gaat het twee kilometer omhoog aan 8%, gevolgd door een kilometer aan 7,5% en eentje aan 7%, kilometers die tellen. Verder richting de top wordt het bos steeds donkerder, en de haarspeldbochten steeds steviger. Zo gaat het in de voorlaatste kilometer aan 8,5% omhoog, de Turini vanuit Sospel probeert op alle mogelijke manieren een wereldklim te zijn. Toch weer meer dan tien haarspeldbochten tijdens deze klim, voorlopig het thema van de dag. In de laatste 700 meter gaat het overigens wat meer rechtdoor omhoog, aan een procent of vier. Na 59,8 kilometer komen we uit op een kruispunt van wegen, je kunt op de top van de Col de Turini meerdere kanten op. We gaan op de top schuin naar rechts en een paar meter later duiken we schuin linksaf een weggetje in. We gaan de Col de Turini afdalen over de weg waarover men normaal gesproken altijd omhoog gaat. Of nouja, altijd, de paar keer dat de Turini überhaupt in een koers te vinden is. De Turini is overigens vooral bekend om een andere reden. De Col de Turini is elk jaar het decor van een etappe van 31 kilometer in de Rally van Monte Carlo, die in januari wordt verreden. De etappe wordt verreden van La Bollène-Vésubie tot aan de top van de bergpas, om vervolgens af te dalen naar Sospel, of het omgekeerde traject. De Col de Turini, bekend om zijn smalle weg met vele haarspeldbochten, is het technische middelpunt van de rally. Tot een paar jaar geleden reden de racepiloten 's nachts de bergpas op, met duizenden fans die keken naar de zogenaamde "nacht van de lange messen", zoals het werd genoemd, vanwege de sterke koplampen die door de nacht sneden. Autorijden is geen sport, vooral niet 's nachts. Top Gear kwam hier geloof ik wel eens voorbij, voor zover het wat uitmaakt. Die Rally van Monte Carlo, geen serieuze bezigheid, trekt overigens ook wel eens over de Col de Braus. Daar zien ze dus vaker auto's dan fietsers, hoog tijd om daar verandering in te brengen.
Roglic in betere tijden
De top doet wel wat afbreuk aan de schoonheid van de klim, stukje ordinair skioord met de veelzeggende naam Camp d'Argent
Om het toch positief af te sluiten een mooi tunneltje voor jeDe renners gaan beginnen aan een afdaling richting La Bollène-Vésubie. Enkele renners kunnen deze afdaling wél kennen, want tijdens de fantastische Mercan'Tour Classic Alpes-Maritimes reden de deelnemers een paar maanden geleden ook omlaag over deze weg. Ze reden toen op een andere manier naar de Col de Turini toe, op een minder boeiende manier, maar bij het bereiken van de top volgden ze het parcours dat we nu ook gaan afwerken. De Turini afdalen, en dan over de Colmiane naar de Couillole, daarna alleen nog een eindje verder richting Valberg. Onder meer Lenny Martinez, de winnaar van die koers, Harm Vanhoucke, Gregor Mühlberger en Guillaume Martin kunnen je alles vertellen over het restant van deze rit. Want we mogen het wel bijna een restant noemen, op de top van de Turini zijn we praktisch halverwege de etappe. De afdaling van de Turini is 15 kilometer lang en gemiddeld gaat het aan 7,5% omlaag, dit wordt een technische afdaling. De renners beginnen aan hun afdaling in een bos, waar wat verdekte bochten op ze liggen te wachten. Nog geen haarspeldbochten voorlopig, maar wel een paar blinde bochten. Het gaat tamelijk stevig omlaag, in sommige kilometers wordt er aan meer dan 10% gedaald. De weg is behoorlijk breed, maar het asfalt vertoont zo nu en dan wel wat scheurtjes. Al kan de weg nooit slecht zijn als je bedenkt dat ze hier ieder jaar een rally rijden en dat de koers hier de afgelopen jaren ook steeds vaker te vinden is geweest. In de laatste vijf jaar is Parijs-Nice hier twee keer gepasseerd en nu komt de Tour voor de tweede keer voorbij in hetzelfde tijdsbestek, plus de passage in de iconische Mercan'Tour. Na enkele kilometers dalen verlaten we het bos en komen we in een zone vol haarspeldbochten terecht, ook aan deze kant van de klim komen er weer minstens 10 voorbij. Steile haarspeldbochten, het gaat nog steeds regelmatig aan 10% omlaag. Al is de Turini behoorlijk onregelmatig van deze kant, er zitten ook wat vlakkere stroken tussen. Buiten het bos wordt de omgeving steeds mooier, we fietsen na een tijd door een nieuwe kloof en die mag er ook zijn. Scheren langs prachtige rotswanden, af en toe een blik in het dal werpen, als toerist kun je hier je lol op. De renners vinden het misschien wat minder lollig, want de afdaling vereist toch het nodige van je concentratievermogen. Het blijft bochtig, de afdaling kent weinig momenten van rust. Ze passeren ook nog even in een tunneltje, wat dat betreft lijken zowel de klim als de afdaling op elkaar. Na dik 11 kilometer dalen komen de renners uit in La Bollène-Vésubie, een toeristisch dorpje waar de passage iets smaller is en waar we nog wat meer haarspeldbochten tegenkomen. We zijn bijna beneden, maar het lastige gedeelte van de afdaling is nog steeds niet voorbij. Het blijft lastig tot we helemaal beneden zijn, zo simpel is het. In de laatste vier kilometer van de afdaling komen we nog eens tien haarspeldbochten tegen, kom je toch al snel aan 20 in totaal. De weg wordt buiten het dorpje weer breed en het dalingspercentage neemt wat af, maar de afdaling van de Col de Turini blijft een uitdagende onderneming. Als ik een goede daler was zou ik het wel weten, hier kun je absoluut een gat slaan. Na een bijzonder lastige afdaling bereiken we na 75 kilometer het einde van de zware opdracht. Beneden slaan we rechtsaf, we komen terecht op een brede weg in de vallei van de Vésubie, maar die brede weg gaan we niet lang volgen. Een kilometer rechtdoor over een vlakke weg, daarna slaan we linksaf, rijden we over de Vésubie en beginnen we aan een kort klimmetje richting Roquebillière.
![turini7.jpg]()
![col-de-turini-quartier-boutas-upload-2515-1024x0.JPG]()
![06020_-_La_Boll%C3%A8ne-V%C3%A9subie_Vue_d%27ensemble.jpg]()
We zijn amper beneden of de weg loopt weer omhoog, richting Roquebillière gaat het iets meer dan een kilometer aan 6% omhoog, een listig kuitenbijtertje. We hadden heel simpel de hoofdweg door de vallei kunnen volgen, maar om de lastige rit nog net wat lastiger te maken doen we dat niet. Een klein omweggetje, met extra klimwerk tot gevolg. Na 77 kilometer koers bereiken de renners Roquebillière, nu zijn we echt al dik over de helft van de rit. Roquebillière schijnt een oud thermenstadje te zijn, voor de renners is vooral van belang dat het na de passage in het centrum alhier kort naar beneden gaat. Met kort bedoel ik ook echt kort, minder dan een kilometer. Twee bochten later zijn we alweer beneden, we rijden opnieuw over de Vésubie, slaan linksaf en dan begint officieus de volgende klim van de dag. We gaan op weg naar de top van de Col de la Colmiane en deze klim is volgens de organisatie slechts 7,5 kilometer lang. Zij tellen alleen het laatste gedeelte van de klim mee, dat is ergens wel een beetje gek. In totaal gaat het namelijk nadat we de Vésubie weer eens overgestoken zijn liefst 17 kilometer omhoog. De laatste 7,5 kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 7,1% omhoog, gedurende de volledige 17 kilometer van de klim kom je aan een gemiddeld stijgingspercentage van 5,3%. Vreemde keuze van de organisatie om die eerste 10 kilometer te negeren, maar bon. Ze willen nog wel eens een vals platte aanloop negeren, maar de aanloop is ditmaal net iets meer dan vals plat. In die 10 kilometer gaat het bijna continu aan 4% omhoog, met, toegegeven, een paar stroken aan 3%. De weg omhoog is breed en voorlopig tamelijk recht. We volgen de loop van de Vésubie en de weg langs de rivier brengt het peloton richting Saint-Martin-Vésubie. De weg is enorm breed, het lijkt op sommige punten bijna een snelweg. De Vésubie is er ook in geslaagd een kloof uit te slijten, maar deze kloof is wel minder indrukwekkend dan hetgeen we eerder deze rit al gezien hebben. De Mercantour levert nog steeds, maar in het stuk van tien kilometer tussen Roquebillière en Saint-Martin-Vésubie zitten toch net wat minder fotomomentjes. Na eindeloos rechtdoor geklommen te hebben aan 3 à 4% bereiken de coureurs na 88 kilometer Saint-Martin-Vésubie, hier volgt op de voorlaatste dag al de laatste tussensprint van de Tour. Een nutteloze tussensprint, de strijd om groen is gestreden en zelfs als dat niet het geval was geweest was er geen enkele sprinter ook maar enigszins in de buurt van de kop van de koers geweest. De tussensprint in Saint-Martin-Vésubie moeten we vooral zien als een steuntje in de rug aan de lokale bevolking, want in 2020 ging het hier helemaal mis. In oktober van dat jaar kwam storm Alex voorbij, de storm zorgde ervoor dat het water in de lokale riviertjes, waaronder de Vésubie, liefst acht meter hoger kwam te staan dan normaal. Daardoor spoelde een deel van het dorp volledig weg, waarbij de weergoden het wel op enkele specifieke gebouwen gemunt leken te hebben. Onder meer het lokale tankstation, de brandweerkazerne en het politiebureau verdwenen in het water, opvallend. Ook de lokale brug overleefde de storm niet, waardoor er nu nog steeds een noodbrug schijnt te liggen in Saint-Martin-Vésubie. Daar komen we na de tussensprint achter, want zodra er in Saint-Martin-Vésubie gesprint is rijden we over de Vésubie en beginnen we aan het deel van de klim dat volgens de organisatie wél telt. Eerst nog even fietsen door dit middeleeuwse dorpje, of wat er nog van over is gebleven, en daarna komen de serieuze percentages eraan.
![road_view.jpg]()
![col-saint-martin-col-colmiane-lantosque-upload-31112-1024x0.jpeg]()
Afgaande op de kaart van de organisatie rijden we inderdaad over deze noodbrug, de lokale gemeenschap heeft het bijna vier jaar na de catastrofale storm nog niet voor elkaar gekregen om de oude brug in ere te herstellen. Na de passage over de noodbrug beginnen we officieel aan de Col de la Colmiane, een beklimming van de eerste categorie, opvallend genoeg. Het gaat vanaf nu 7,5 kilometer aan 7,1% omhoog, beginnend met een kilometer aan 6%. De renners rijden even later na een bocht naar links een bos in en hier gaat het twee kilometer aan 7% omhoog, waarna de lastigste kilometer van de klim volgt. Het gaat in deze kilometer aan 8% omhoog, veel zwaarder wordt het niet. De Colmiane is niet direct eenvoudig, maar het is ook weer geen al te lastige klim. De voorlaatste klim van de dag, een klim waarvan je niet verwacht dat er veel gaat gebeuren. Deze is net wat te makkelijk om een boel renners in de problemen te brengen. De koers ligt nu natuurlijk al lang en breed in een plooi, maar als dat niet het geval was geweest hadden we ook niet direct gedacht dat er veel zou gebeuren op deze klim. Alle ballen op de slotklim, in welk scenario dan ook. Wel een mooie klim, het zijn alleen maar mooie beklimmingen vandaag. Na de lastige kilometer aan 8% wordt het evenwel niet meer lastig, tot de top gaan we nog een aantal kilometer verder aan 6% omhoog, voor we in de laatste meters van de klim af te rekenen krijgen met een strook aan 3%. Kort voor de top rijden de renners door twee tunneltjes, als je goed kijkt zie je het kopje van een gebaarde muis al uit de tunnel komen. Even verderop komen we uit bij een rotonde, met een mooie totempaal in het midden. Hier gaan we rechtdoor en dan bereiken we na 96 kilometer de top van de klim in het skigebied La Colmiane. Een wintersportoord waar wintersport.nl niet echt direct heel enthousiast over is: La Colmiane is een relatief klein skigebied met pistes tussen de 1450 en 1800 meter. Het gebied heeft een klein, maar helaas typisch Frans skidorp onderaan de piste waar je ook winkels, de skischool en accommodaties vindt. Hier is ook de kinderweide. Iets hoger vind je pistes in elke kleur, en voor zo’n klein gebied is het best leuk skiën en boarden. Maar of het de reis vanuit Nederland of België waard is? Waarschijnlijk niet. Daar doet de Tyroliëne met een topsnelheid van 120 km per uur niets aan af. Maar als je in de buurt bent en de sneeuwcondities zijn goed, ga eens langs! Een advies dat de laatste jaren regelmatig wordt opgevolgd door de ASO, we komen hier steeds vaker voorbij. Parijs-Nice eindigde hier de afgelopen jaren zelfs drie keer, voor het eerst in 2018. Bij die gelegenheid won Simon Yates, al reden we toen wel langs een andere kant de klim omhoog. Deden we ook in 2020, toen Nairo Quintana hier de boel aan gort reed. De Parijs-Nice vlak voor corona, met een schroeiende Tiesj Benoot en iedere dag andere ploegen die afhaakten, mooi was die tijd. In 2021 volgde er de derde aankomst bergop in La Colmiane, volledigheidshalve ook wel Valdeblore La Colmiane genoemd. Weer reden we omhoog langs de kant die zometeen als afdaling zal dienen. De naam La Colmiane zal misschien niet direct allerlei belletjes laten rinkelen, maar je kunt je de klim toch meteen voor de geest halen als ik het volgende vertel: Op La Colmiane in Parijs-Nice 2021 werd wijlen Gino Mäder in extremis ingehaald door een genadeloze Primoz Roglic. Voila, dat was hier. De Col de la Colmiane, ook wel Col Saint-Martin genoemd, komt nu voor de vierde keer voor in de Tour de France. In 1973 debuteerde de klim, daarna kwam ie in 1975 nog eens voorbij en de passage daarna volgde pas in 2020. Tijdens de tweede rit van de Tour van 2020 reden we van Nice naar Nice en onderweg passeerden we over de Turini, maar voor we dat deden reden we eerst nog naar La Colmiane. Wederom van de andere kant, een van de weinige keren dat we de huidige kant van de Colmiane in koers hebben gezien was in Parijs-Nice 2017, toen de rit eindigde op de Col de la Couillole. Toevallig de klim waar we nu ook gaan finishen. De echte nerds kunnen deze kant van de klim ook kennen van de eerder gememoreerde Mercan'Tour Classic Alpes-Maritimes, een koers die pas sinds 2021 bestaat. In de vier edities die deze koers tot nu toe rijk is reden we iedere keer vanuit Roquebillière via Saint-Martin-Vésubie naar La Colmiane om vervolgens via de Couillole naar Valberg te rijden. Valberg laten we vandaag voor wat het is, maar we gaan wel na de Couillole. Op de top in La Colmiane volgen er nog 39 kilometer tot de finish, eerst maar eens afdalen.
![col-saint-martin-col-colmiane-lantosque.png]()
![fdd32.jpg]()
![26918.jpg]()
![col-de-la-colmiane-5.jpg]()
In Parijs tegen Nice hadden we dit jaar overigens ook over de Col Saint-Martin/Col de la Colmiane moeten rijden, maar dat ging wegens flinke sneeuwval niet door. Daar zal nu weinig sprake van zijn, we kunnen sneeuwloos de berg afdalen. De andere kant van de Col de la Colmiane is vrij lang, het gaat de komende 16,3 kilometer aan 6,3% omlaag. We laten het onooglijke wintersportoord La Colmiane snel achter ons, na een paar bochtjes verlaten we dit goddeloze oord en vier kilometer later komen we uit in de volgende plaats, Saint-Dalmas. In het tussenliggende stuk gaat het continu aan een procent of zeven omlaag, maar de renners komen amper bochten van belang tegen. De weg is behoorlijk breed en ook de paar haarspeldbochten die ze treffen zijn enorm breed. In Saint-Dalmas valt vooral de lokale kerk op, verder valt er weinig te noteren. Voorbij Saint-Dalmas daalt men verder af richting La Bolline, in dit stuk van vier kilometer blijft het verhaal hetzelfde. Weinig belangwekkende bochten, de afdaling is voorlopig eenvoudiger dan simpel. Het grootste gevaar schuilt wellicht in een paar wegversmallingen en een rotonde in La Bolline, anders weet ik het ook niet. Buiten La Bolline komen we eindelijk in de natuur terecht, maar de afdaling wordt niet veel lastiger. Op een gegeven moment komen we in een zone vol haarspeldbochten terecht, de ene na de ander. Een stuk of tien op rij, wederom, maar het zijn de makkelijkste haarspeldbochten die je maar kunt verzinnen. De weg is breed, de bochten zijn breed en lopen goed, niets aan de hand. Na de zone vol haarspeldbochten loopt het op enkele flauwe bochten na bijna volledig rechtdoor omlaag, hier mag echt geen enkele renner in de problemen komen. In de laatste kilometer van de afdaling zitten twee laatste haarspeldbochten, de voorlaatste haarspeldbocht is de enige lastige bocht van de hele afdaling. Deze bocht loopt een beetje gek, niet geheel ideaal aangelegd. De laatste haarspeldbocht spreekt dan weer voor zich. Beneden slaan de renners rechtsaf en dan bereiken ze de vallei van de Tinée. Deze rivier heeft ook weer een mooie kloof uitgesleten, tijdens de laatste kilometers van de afdaling rijdt het peloton door deze prachtige kloof. Ze scheren weer eens langs rotswanden af en ze rijden door een paar tunneltjes, het is weer even smullen geblazen. Vooral omdat de afdaling verder niet lastig is, extra veel tijd om van het uitzicht te genieten dus. Het uitzicht wordt voorlopig niet minder, want beneden rijden we een kilometer of vier door de kloof van de Tinée. De brede weg is hier zo goed als vlak, terwijl de omgeving wat doet denken aan de Grand Canyon. Het gesteente heeft plots een typische kleur gekregen, we kunnen als kijkers niet klagen over een gebrek aan natuurschoon. Onderweg passeren we ook weer langs een militair bouwwerk dat onderdeel vormde van de Maginotlinie, de hele Mercantour staat vol met verdedigingswerken, hebben we gisteren al gemerkt en gaan we vandaag net zo goed merken. De korte tocht door de bochtige kloof eindigt na 116 kilometer in Saint-Sauveur-sur-Tinée. Net buiten dit dorpje vinden we de voet van de slotklim, het einde van de laatste rit in lijn van deze Tour is in zicht.
![26920.jpg]()
![Alpy-Nadmorskie-Madone-dUtelle-Col-de-la-Colmiane-9-1.jpg]()
![4947141255_fbb781ee56_b.jpg]()
De renners rijden dwars door Saint-Sauveru-sur-Tinée en ze komen hier nogal wat drempels tegen. Na de doortocht in het dorp slaan ze buiten de bebouwde kom linksaf een smaller weggetje in, een weg die je als fietstoerist zomaar over het hoofd zou kunnen zien. Na de bocht naar links dalen we een aantal meter af richting de Tinée, we slaan even later linksaf, rijden over de rivier en aan de andere kant van het water begint de slotklim meteen. In de resterende 15,7 kilometer van de klim gaat het aan 7,1% gemiddeld omhoog naar de top van de Col de la Couillole. De weg omhoog is breed genoeg, maar wel minder breed dan we gewend zijn. De Couillole is een tamelijk regelmatige klim, wat het in feite een slechte slotklim maakt. Niet dat het nu nog uitmaakt, maar in een scenario waarin de renners aan elkaar gewaagd waren hadden we dat als kritiek kunnen aanbrengen. In de eerste paar kilometer van de klim komen de renners meteen een paar haarspeldbochten tegen, in het begin van de klim krijgen ze ook een paar keer een mooie blik op Saint-Sauveur-sur-Tinée aangeboden. Prima dorpje, blijkt het van boven te zijn. We beginnen met een kilometer aan 7%, in de volgende kilometer gaat het omhoog aan 8% en in de derde kilometer klimmen we tegen 7,5%, het gaat gedurende bijna de hele klim ongeveer dit verhaal zijn. De klim is mooi en zwaar, maar we missen ergens een kilometer aan 10%, zeg maar. Na nog een kilometer aan 8% gaat het weer een kilometer aan 7,5% omhoog en daarna drie kilometer aan 8%, je bent snel door de kilometers van de Couillole heen. De renners rijden tijdens de klim door de kloof van de Vionène, een zijrivier van de Tinée. Nieuwe klim, nieuwe kloof. Ook deze mag er weer zijn, tijdens de slotklim kunnen we weer genieten van rotswanden en fraaie vergezichten. Ook tijdens de Couillole komt er meerdere tunneltjes voorbij, het is op iedere klim hetzelfde verhaal. Ontzettend mooie omgeving, deze rit is één grote postkaart. De weg doet wel wat vreemde dingen, op sommige punten is ie breed en dan is ie ineens weer wat smaller, niet dat het op dit moment nog daadwerkelijk van belang is. Door een adembemend mooi decor blijft het gelijkmatig omhoog gaan, terwijl ook deze kloof enigszins doet denken aan de Grand Canyon. Een paar keer veranderen we van richting tijdens de klim van de Couillole, waardoor de wind iedere keer van een andere kant zal komen, niet dat er verder veel wind wordt verwacht. Na drie kilometer aan 8% geklommen te hebben zien de renners in de verte boven op een rots een dorpje liggen. Het ziet er prachtig uit, je wordt eventjes stil van zoveel schoonheid. Daarna valt je mond open als je bedenkt dat je naar dit dorpje moet fietsen, de komende twee kilometer gaat het aan 7,5% omhoog naar Roubion, een dorpje dat we uiteindelijk op zes kilometer van de finish zullen bereiken. Voorbij Roubion laten we de kloof wat meer achter ons en fietsen we eerder door de bossen. De weg gaat voorbij het dorp drie kilometer omhoog aan 6,5%, het is een route waar verder weinig over te zeggen valt. Af en toe komen de renners een haarspeldbocht tegen, verder is het bomen tellen en kilometers aftellen tot de finish. Op pakweg drie kilometer van het eind is dat stuk aan 6,5% voorbij, het gaat nu weer iets steiler omhoog. Een kilometer aan 7,5% wordt opgevolgd door een kilometer aan 8%, dat moet dan maar het terrein zijn waar de rit beslist wordt als er voorheen nog geen afscheiding mogelijk is geweest. De laatste paar kilometer van de klim zijn de moeite van het beschrijven verder niet echt waard, de renners rijden over een brede weg omhoog door een bos. Het is bochtig, maar dat zou na een klim van bijna 16 kilometer en een rit met daarin 4600 hoogtemeters niet meer moeten uitmaken. Hoop ik ook maar voor de organisatie, want in de laatste kilometer wordt het helemaal erg. In de slotkilometer komen de renners zo ongeveer om de 50 meter een nieuwe bocht tegen, terwijl het in de laatste 700 meter omhoog zal gaan aan 7,8%. De weg is breed en het is redelijk steil, maar het is alsnog wel een beetje een gekke aankomst. Links, rechts, links, rechts, links, rechts en dan op 100 meter van het eind nog eens naar links, waarna het in de laatste 50 meter pas rechtdoor gaat, of nouja, eigenlijk zelfs nog minder dan dat. De finish volgt op een ongebruikelijke locatie, op de top van de Col de la Couillole, een locatie waar alleen een herberg is te vinden. Alhoewel, herberg, Auberge Quintessence schijnt een heus sterrenrestaurant te zijn. Je ziet het niet aan de locatie af.
![bb132]()
![11970262.jpeg]()
![Col_de_la_Couillole_0567.JPG]()
![beuil02.jpg]()
Na 132,8 kilometer eindigt de laatste bergrit van de Tour boven op de Col de la Couillole, een klim van de eerste categorie. De Col de la Couillole is een 1678 meter hoge bergpas in de Alpes-Maritimes, een pas die we de afgelopen jaren al een aantal keer in koers hebben gezien. Vooral in de Mercan'Tour Classic, een topkoers. Een Franse 1.1-koers in de bergen, wat wil een mens nog meer? Tijdens die koers is de Col de la Couillole nooit het eindpunt, men gaat altijd door naar het wintersportoord Valberg, een klein stukje verderop. Het verrast me eigenlijk dat we dat nu ook niet doen, om twee redenen. Ten eerste is Valberg een wintersportoord, in die zin is het een logischere locatie om te finishen dan hier, in het midden van het niets. Op de top van de Couillole kom je alleen een parkeerplaats tegen en een paar meter hogerop ligt die herberg, waar je voor dik 300 euro per nacht een kamer kunt boeken. De tweede reden is dat het stuk naar Valberg eerst een paar kilometer in dalende lijn verloopt, waarna er nog een kort klimmetje volgt. Een leuke uitloper na de lange Couillole, koerstechnisch gezien is zo'n uitloper vaak interessant. Maar goed, niet dus, we finishen op de Couillole. Lenny Martinez won vorig jaar de Mercan'Tour Classic in Valberg en Richard Carapaz won het jaar voor hem, maar we hebben ook gewoon winnaars op de Col de la Couillole. Recentelijk heeft de klim twee keer als eindpunt gediend van een rit in Parijs-Nice. De Tour is nooit in deze regio te vinden, maar Parijs-Nice eindigt natuurlijk wel ieder jaar in de Mercantour. Ze finishen daar graag op willekeurige bergen, zoals La Colmiane, de Turini of dus ook de Couillole. Voor het eerst eindigde er hier een rit in 2017, het is wel een beetje een recente trend dat Parijs-Nice een aankomst bergop kent in dit specifieke stukje Frankrijk. In 2017 was het Richie Porte die in dienst van BMC met de zege aan de haal ging. We reden toen net als nu over de Col Saint-Martin, ook wel Col de la Colmiane, om vervolgens bergop te eindigen op de Couillole. Porte was Alberto Contador, Dan Martin en Sergio Henao te snel af, veel te snel. Een riante voorsprong voor Richie, hij was toen bezig aan een goed jaar, tot hij zichzelf in de Tour te pletter reed in de afdaling van Mont du Chat. Vorig jaar keerde Parijs-Nice terug naar de Col de la Couillole, met de kennis van nu mogen we stellen dat dit een repetitie is geweest. De Parijs-Nice van vorig jaar was een beetje een gekke editie. Vooraf gingen we uit van een strijd tussen Pogacar en Vingegaard, maar Vingegaard stond niet op punt. Vanwege persoonlijke omstandigheden zat hij even wat minder in zijn vel en dat resulteerde in een aantal mindere prestaties. Geen Vingegaard, dus dan kreeg Pogacar de zege cadeau, toch? Nee, Parijs-Nice in 2023 is de laatste goede koers van David Gaudu geweest. Hij wist ineens het niveau van Pogacar te benaderen in de bergen, allemachtig. Daardoor kreeg hij bijna het idee dat hij er echt iets van kon, maar we weten inmiddels beter. Op de Col de la Couillole, weer van dezelfde kant bekommen als nu, bleven Vingegaard, Pogacar en Gaudu lang bij elkaar, maar aan het eind was het uiteraard de Sloveen die toch de ritzege pakte. Natuurlijk. Pogacar weet dus hoe het is om te winnen op deze berg, al heeft hij zijn zegen gegeven aan de vlucht. De verschillen bleven redelijk beperkt, maar die rit was een stuk makkelijker dan de rit nu. In de Tour zagen we de Col de la Couillole overigens pas twee keer eerder, in 1973 en 1975. De passage in 1975 vond plaats tijdens de 15e etappe, van Nice naar Pra-Loup, een dramatische etappe waar Eddy Merckx, die twee dagen eerder door een toeschouwer was aangevallen en geraakt, de gele trui moest laten aan ritwinnaar Bernard Thévenet. Oei, een trauma voor de Belgen. Al is de positieve boodschap dan weer dat Lucien Van Impe in 1975 als eerste boven wist te komen op de Couillole. Derde keer Col de la Couillole in de Tour de France, voor het eerst als aankomst.
![6a-tappa-pogacar-A.S.O.-Aurelien-Vialatte-scaled.jpg]()
![AB4_7177.jpg?v=1718705223]()
In startplaats Nice wordt het overdag 31 graden, er staat een klein beetje wind vanuit zee en het blijft droog. Wel zo fijn, we hebben in 2020 gezien wat er gebeurde toen het regende in Nice. Een glijbaan, geen heel groot succes. In Valberg, in de buurt van de finish, wordt het 26 graden. Een paar meter hoger, dus een paar graden minder. Alsnog een behoorlijk warme dag, een droge dag bovendien. Een beetje wind uit het zuiden, zuidwesten. Dat levert in aanloop naar de slotklim rugwind op, maar eenmaal op de slotklim zelf zou er enige sprake kunnen zijn van tegenwind. Niet dat de renners daar tegenwoordig een boodschap aan hebben, de recordtijd op deze klim zal onverbiddelijk sneuvelen. Het is een vrij korte rit, dus gaan we vrij laat van start. De renners gaan om 13:35 van start in de haven van Nice, na een rondje van 20 minuten door de stad beginnen we om 13:55 echt. Uiteraard is de hele rit via de gekende kanalen te volgen, de NOS begint stipt om 13:35, Sporza begint vijf minuten later en Eurosport 1 begint om 13:15. De aankomst van de rit wordt verwacht tussen 17:18 en 17:44, weer een beetje op een normaal tijdstip. De vorige rit eindigde achterlijk vroeg, gekkigheid.
![file-56-1140x760.png]()
![51861449438_d487d9314e_b.jpg]()