Etappe 8: Libourne - Limoges, 200,7 kmIk heb gisteren niet gekeken en ik geloof ook niet dat ik heel veel heb gemist, behalve aan het eind. In het begin van de rit reden er blijkbaar vier renners weg, waarna drie renners zich lieten uitzakken. Dat is enigszins bijzonder. Natuurlijk was het kansloos, je zou nooit de hele dag weg zijn gebleven, maar waarom ging je dan in eerste instantie überhaupt in de aanval? Van de vier was de arme Simon Guglielmi de enige die door mocht rijden. Hij hield het een tijdje vol, maar uiteraard reed hij toch ook vooral voor lul. Na een tijd kwam er blijkbaar nog een counter van Nans Peters en Pierre Latour. Het rijden van die tweede mogen mensen me uitleggen. Die jongen was ooit een klimmer, moet het nu van dit soort kansloze acties hebben blijkbaar. In de straten van Bordeaux werd hij ingerekend en toen gingen we sprinten. Vrij hectische finale, niet helemaal zoals je 'm zou willen zien. Misschien bleven we daarom 13 jaar weg uit Bordeaux, de straten waren niet echt geschikt voor een massasprint. Al rijden er ook genoeg renners rond die niet geschikt zijn voor een massasprint. De levensgevaarlijke Jasper Philipsen bracht weer eens andere renners in gevaar. Zijn treintje piekte dit keer wat te vroeg, Rickaert en Van der Poel moesten iets te vroeg aan de bak. Van der Poel leverde alsnog weer een mooie en sterke lead-out af, maar op het moment dat hij moest afgeven was het nog net wat te ver fietsen tot de finish om al te beginnen met sprinten. Philipsen keek daarom even om zich heen, zag Mark Cavendish aanzetten en spurtte naar het wiel van de Brit. Alleen zat Biniam Girmay al in dat wiel. Geen probleem voor Alpecin, ze hebben zichzelf daar wijsgemaakt dat het heel normaal is om renners aan de kant te beuken. Voor de tweede keer op rij werd Bini opzij gezet. Een paar dagen geleden raakte Van der Poel zijn stuur, nu werd hij door Philipsen naar de hekken gedreven. Hij raakte de hekken ook, moest remmen en inhouden en desondanks wist hij alsnog derde te worden. Zijn eerste goede resultaat, terwijl hij amper aan sprinten toekwam. Kun je nagaan wat er nog meer mogelijk was geweest als Philipsen niet zo'n onvoorstelbare flapdrol was. Die had helemaal niet naar het achterwiel van Cavendish hoeven te gaan, als hij rechtdoor naar de finish was gesprint had hij vermoedelijk ook wel gewonnen. Het is echt onnodig anderen in gevaar brengen wat hij iedere sprint doet, zijn hele carrière al. Een brokkenpiloot, die nu al twee keer afhankelijk is geweest van renners die in de remmen knepen. Philipsen is de snelste en de beste sprinter in deze Tour, maar het is ook een ongeleid projectiel. Het wordt tijd om hem een keer uit koers te zetten, anders houdt dit nooit op. Als je de snelste bent heb je dit soort trucjes helemaal niet nodig, het slaat echt nergens op. Kappen, en wel nu.
Al zal hij niet kappen, want er waren geen gevolgen. De jury vond het wel prima. Er was immers niemand gevallen. De willekeur stoort mij enorm. Van der Poel werd een paar dagen geleden nog gedeclasseerd na zijn duw tegen Bini, terwijl Bettiol en Skjelmose ook al een keer zijn teruggezet in de uitslag deze Tour. En vooral in het geval van Bettiol en Skjelmose kon ik niet heel veel verkeerds ontdekken. Dat was minder erg dan het manoeuvre van Philipsen gisteren. Je kunt er totaal geen lijn in ontdekken, de jury doet maar wat. Het liefst doen ze niets, declasseren doen ze vooral als het voor de uitslag niet uitmaakt. Het begint vermoeiend te worden, vooral omdat we na iedere sprint dit soort discussies krijgen. 'Dit gebeurt iedere sprint 100 keer', ja, is dat niet juist het probleem? Tijd om een keer paal en perk te stellen aan het gedrag van enkele renners, je moet dit niet laten doormodderen tot het volgende zware accident. Philipsen heeft nog nooit van z'n leven rechtdoor gesprint, mag daar een keer wat aan gedaan worden? Bijvoorbeeld vandaag, want de volgende rit kan ook zomaar weer in een massasprint gaan eindigen. We krijgen in het weekend te maken met een rit van 200 kilometer tussen Libourne en Limoges. Een rit met een vlak eerste deel en een heuvelachtiger tweede deel. De renners weten niet zeker of dit een sprint gaat worden, het kan ook zomaar een etappe voor de vluchters worden. Laten we eens gaan kijken hoe het er in de praktijk ongeveer uitziet.
![Z2OjSJP.png]()
![cfce6]()
De eerste rit van het tweede weekend van de Tour gaat van start in Libourne, een gemeente in het Franse departement Gironde in de regio Nouvelle-Aquitaine en telt 25.000 inwoners. De plaats maakt deel uit van het arrondissement Libourne. In deze stad is de Tour vier keer eerder geweest. Debuteren deed Libourne in 1957, meteen won een grote naam. Een tijdrit van 66 kilometer tussen Bordeaux en Libourne werd gewonnen door Jacques Anquetil. Hij reed al in het geel, maar verstevigde hier nog maar eens zijn leidende positie. Een paar dagen later werd hij in Parijs gekroond tot eindwinnaar, zijn eerste van vijf zeges in de Tour. Een dag na de lange tijdrit reden we van Libourne naar Tours, een rit van liefst 317 kilometer. André Darrigade won, dat waren nog eens tijden. Twaalf jaar later keerde men terug naar Libourne, in de Tour van 1969 ging hier een rit van start die zou eindigen in Brive. Hier zou de Brit Barry Hoban met de zege aan de haal gaan. Daarna moest men lang wachten, pas in 1992 kwam de Tour nog eens langs, ditmaal voor een ploegentijdrit. Van Libourne naar Libourne, 63,5 kilometer lang. ONZE jongens van
Panasonic wonnen, iets om trots op te zijn. Na een afwezigheid van 29 jaar keerde Libourne in 2021 terug, met een dubbele passage zelfs. De 19e etappe van die Tour ging van start in Mourenx en eindigde in Libourne, het werd een rit voor de vluchters en Matej Mohoric bleek de sterkste vluchter te zijn. Een paar dagen eerder was het hotel waar zijn ploeg Bahrain-Victorious verbleef overhoop gehaald door de politie. Bahrain lag onder een vergrootglas, en daar was Mohoric niet van gediend. Bij het overschrijden van de meet snoerde hij ons allemaal de mond. Hij had immers niets te verbergen, dat hele onderzoek van de politie was maar onzin. Het feit dat we ondertussen nog niets over de resultaten van het onderzoek hebben gehoord zou hem langzaamaan gelijk kunnen gaan geven, maar je blijft natuurlijk een beetje een flapdrol als je na een inval in je hotel met je vingertje voor je mond over de streep komt. Een dag later volgde er de wijntijdrit van Libourne naar Saint-Émilion, een tijdrit die gewonnen zou worden door Wout van Aert. Een saaie tijdrit, want het was duidelijk dat Pogacar de Tour ging winnen. Nu, na twee jaar, zijn we alweer terug in Libourne. Waarom eigenlijk? Ik kan in ieder geval wel opnieuw vertellen dat Libourne de geboorteplaats van enkele wielrenners is. Quentin Pacher, bijvoorbeeld. Toch is hij ook weer geen echte thuisrijder, want hij woont tegenwoordig in Toulouse. Quentin doet net als in 2021 mee aan de Tour, maar ik heb hem tot nu toe nog niet gezien. Voormalig prof Mickaël Delage komt ook uit Libourne. Dat was lang een nuttige kracht, maar eigenlijk ging hij net iets te lang door. Eind 2021 zette hij een punt achter zijn carrière. Niemand minder dan Alexis Guerin is ook uit Libourne afkomstig, een renner die vooral in dienst Team Vorarlberg enorm mooie dingen kon laten zien. Wel echt typisch een renner voor dat niveau, het type cowboy uit vervlogen tijden. Dit jaar rijdt hij in dienst van Bingoal, een niveautje hoger, en moet hij met wat meer dingen rekening houden, waardoor de resultaten een beetje achterwege blijven. Libourne is voorts de stad van Père Noël, de kerstman. Huh, de kerstman? Nou, dat zit zo. Libourne heeft een belangrijke band met de kerstman, de stad vormt een officieel secretariaat van de kerstman. Libourne is een partner van Rovaniemi in Finland, de officiële geboorteplaats van de kerstman. In november 2018 ging de burgemeester van Libourne naar Rovaniemi in Finland om de basis te leggen voor een symbolische samenwerking tussen de twee steden rond hun gemeenschappelijke identiteit gekoppeld aan de kerstman. Sinds 1967 huisvest La Poste in Libourne het officiële secretariaat van de kerstman. Jaarlijks schrijven meer dan een miljoen kinderen een brief aan de kerstman, allemaal geadresseerd aan Père Noël, 33500 Libourne. Die brieven eindigen dus allemaal in Libourne en worden hier beantwoord door 60 medewerkers van de kerstman, hehe. Er is geen postzegel nodig, dat schijnt ook nog een bijzonderheid te zijn. Blijkbaar eindigen zelfs brieven uit het buitenland in Libourne, een belangrijk centrum voor de kerstman dus. Tijdens de etappes in 2021 was hij blijkbaar langs de kant van de weg te zien lees ik in mijn aantekeningen, maar dat was ik alweer glad vergeten. France-voyage.com weet het volgende te melden over Libourne: De versterkte havenstad Libourne, in 1270 gesticht door lieutenant Roger de Leyburn, ligt op de samenloop van de Dordogne en de Isle. Heeft een rijk verleden dankzij de handel van wol, wijn, zout en hout, waar een interessant erfgoed van overgebleven is. Een mooie stop om te ontdekken vanaf zijn watersportplaats, de kades, de toren van de Grote Haven (Grand Port) en het plein Abel Surchamp, met bogengalerij! Dit grote, elegante plein wordt omringd door historische gevels, waar het stadshuis uit de 15de eeuw, uitgebreid in de 19de eeuw, eruit springt. Op de tweede verdieping van dit schitterende pand is het museum voor Beeldende Kunst ondergebracht, met zijn verzamelingen schilderijen, beelden en decoratieve kunst. Het roadbook gaat hier wel deels mee akkoord, het museum wordt benoemd, de samenvloeiing van de twee rivieren, de toren, ja, er is wel een overlapping. Het roadbook noemt ook het Château de Sales, een van de vele kastelen in de omgeving. Hoort uiteraard een wijndomein bij, want zo gaat dat in deze streek. Ligt stiekem toch best ver van Libourne vandaan, dus een suggestie die we eigenlijk niet kunnen accepteren. De overige suggesties zijn ook niet echt de moeite waard. Centre aquatique "La Calinésie", daar moet je zijn.
![3174671-65048868-2560-1440.jpg]()
![7984779942_a7c12dfab8_b.jpg]()
De rit gaat van start in het centrum van Libourne, in de buurt van het Square du 15th Dragon, wat wel vrij imponerend klinkt. Is gewoon een parkje met een muziekkiosk, maar oke. Tijdens de neutralisatie maken we een rondje door de stad en we rijden ook langs de stadspoort af, de Grand Port. Buiten de stad gaat de rit officieel van start en in de eerste tien kilometer van de etappe rijden we volledig rechtdoor over een brede en vlakke weg. We gaan van start ter hoogte van Pomerol, bekend van de wijn, en we fietsen in de eerste kilometers van de rit dan ook continu langs eindeloos veel wijngaarden. Het wordt een interessant begin, niet alleen vanwege die wijngaarden, vooral omdat iedereen in de vlucht van de dag zal willen zitten. Nu wel. Het is wel moeilijk om hier weg te rijden, want het gaat dus continu rechtdoor. We komen in die eerste tien kilometer één rotonde tegen en verder helemaal niets. Wijngaarden en een lange rechte weg, daar doen we het mee. Na tien kilometer rechtdoor slaan we in het gehuchtje Le Tripoteau linksaf om daarna over een brede maar iets bochtigere weg via Abzac naar Coutras te fietsen. De route blijft ondanks de toename van het aantal bochten enorm simpel, we moeten alleen in de dorpjes die we passeren een beetje uitkijken voor het straatmeubilair. Coutras is best een mooi dorpje, gelegen aan de Dronne. Volgens een Franse geograaf de mooiste rivier van Frankrijk, al zullen er vele geografen te vinden zijn die dan weer een andere favoriet hebben. Na de iets smallere doortocht in Coutras komen we buiten het dorp een rotonde tegen en daarna rijden we een dikke 15 kilometer over dezelfde weg verder. Die weg is breed, vlak en behoorlijk recht. Het is een route van niks, als er veel mensen met ambitie zijn om in de vlucht van de dag terecht te komen gaan ze er hier een dagtaak aan hebben om überhaupt weg te rijden. Er is nergens een plek om het verschil te maken, geen enkel hupje te bespeuren. Een tijd rijden we langs het spoor, terwijl we de wijngaarden achter ons hebben gelaten. Niet de allermooiste omgeving inmiddels, een paar boompjes en toch vooral heel veel leegte. Af en toe een passage in een gehucht waar wat vluchtheuvels en andere ellende ligt, waarna we na een tijd de Gironde verlaten en de Dordogne betreden. In de Dordogne komen we na 34 kilometer uit in La Roche-Chalais, een plaats waar weinig te beleven valt. We komen een paar bochten tegen in het centrum en daarna rijden we helemaal rechtdoor naar het volgende dorp, Saint-Aulaye-Puymangou. We rijden 13 kilometer rechtdoor over een brede weg, die nu wel wat hoogteverschil begint te vertonen. Het loopt een paar kilometer wat vals plat omhoog. Mag absoluut geen naam hebben, maar het is al meer dan we eerder deze rit hebben gezien. In Saint-Aulaye-Puymangou slaan we in het centrum rechtsaf en dan rijden we weer heel wat kilometers rechtdoor. We komen een rotonde tegen aan de rand van het dorp en daarna loopt de weg warempel twee kilometer aan 3% omhoog. Een echte klim kunnen we dat moeilijk noemen, maar dit is wel alvast een eerste teken dat deze rit toch niet doodsimpel zal zijn. We gaan nog wat hoogtemeters tegenkomen deze rit. In de omgeving van de weg staan overigens meerdere kastelen, deze vind ik nog wel geinig:
![DJI_0663.jpg]()
We zijn op weg naar Ribérac, een plaats waar we na 65 kilometer gaan passeren. Na het stukje van twee kilometer aan 3% is het een kilometer of tien zo goed als vlak, terwijl we vooral over brede en rechte wegen fietsen. Het decor is onvoorstelbaar saai, voorlopig moet ik concluderen dat je in dit deel van Frankrijk nog niet dood gevonden wil worden. Af en toe rijden we door een verlaten boerendorpje, af en toe zien we wat halfdode bomen zielig langs de kant staan en voor de rest rijden we vooral langs de akkers. Redelijk wat open terrein hier, dat is interessant als het gaat waaien, maar het lijk niet echt te gaan waaien. Als we bijna in Ribérac zijn loopt de weg nog een keer omhoog, we noteren een anderhalve kilometer aan 3%. Spannend. Na een paar rotondes rijden we in licht dalende lijn het centrum binnen van dit plaatsje waar Alex Aranburu in de Ronde van de Limousin vorig jaar nog een rit wist te winnen. Tevens de geboorteplaats van Frédéric Brun, die in de jaren '80 prof was en in die tijd liefst negen keer de Tour reed. Zonder veel uitslagen te noteren, maar dat is een ander verhaal. Wel even een linke passage hier, omdat het dus wat omlaag loopt en we nogal wat verkeersremmers tegenkomen. Buiten het dorp gaan we op weg naar de tussensprint van de dag, die na 79 kilometer zal volgen in Tocane-Saint-Apre. Vlak voor we dit dorp binnenrijden, om het wat beter te zeggen. In de pakweg 14 kilometer tussen Ribérac en Tocane-Saint-Apre komen we werkelijk helemaal niets tegen. De weg is gigantisch breed, de natuur niet waanzinnig interessant en het is 99,99% vlak. Af en toe passeren we wel weer een gehucht met wat verkeersmeubilair, zo komen we na de tussensprint in Tocane-Saint-Apre ook wat vluchtheuvels en rotondes en dergelijke tegen. In het dorp staat ook een kasteelruïne, en ze hebben er nogal wat plantenbakken midden op de weg staan in het dagelijks leven. Buiten het centrum komen we een rotonde tegen waar we even flink moeten sturen en daarna komen we langs de Dronne te fietsen. Deze rivier gaan we de komende kilometers volgen. De weg langs de Dronne is breed, het asfalt is bijna overal behoorlijk goed en de natuur begint wat levendiger te worden. Na 85 kilometer rijden de renners door Lisle, een lieflijk dorpje met een watervalletje. De passage in het centrum van Lisle is, nouja, een passage in het centrum van een dorpje. Buiten het dorp gaat het weer een kleine 10 kilometer vooral rechtdoor verder over de brede weg die ook nog eens behoorlijk vlak is. Enkele hoogtemeters, maar niets om wakker van te liggen. Paar mooie bossen hier, daar zullen we ondertussen wel vooral naar moeten kijken want de koers zal nu toch wel tamelijk rustig zijn. Na 94 kilometer komen de renners zonder veel oponthoud uit in Bourdeilles, waar een van de mooiste kastelen van de regio staat.
![bourdeilles6.jpg]()
We fietsen inmiddels door de Périgord, een regio die in ieder geval gebaseerd op Bourdeilles de moeite waard is. Vlak voor het dorp rijden we langs een fraaie rotswand, daarna fietsen we langs het mooi gelegen kasteel. Een smalle passage in het centrum van het dorp, dat wel. Het loopt een paar meter omhoog, maar veel heeft dat niet om het lijf. Het is hier vooral mooi, een kicken dorpje na een grote hoop niets. Van Bourdeilles rijden we naar Brantôme-en-Périgord, een kleine tien kilometer verderop. Buiten het mooie dorpje met het kasteel wordt de weg een tikje bochtiger en een heel minimaal tikje glooiender, maar het blijft een eenvoudige tocht. Vooral een tocht voor de dikke fietstoerist, beetje natuur en niet al te lastige wegen. In de buurt van Brantôme-en-Périgord slaan we een keer linksaf en na een bocht naar rechts rijden we ineens over een snelweg dit plaatsje aan de Dronne binnen. We slaan bij een rotonde linksaf en dan rijden we door het centrum van Brantôme, een lust voor het oog. Terwijl we door het centrum fietsen zien we in de verte op een heuvel de lokale abdij liggen, een idyllisch beeld. In het historische centrum zijn de straatjes wel wat smaller en bochtiger, je moet er wat voor over hebben om zo'n toeristische trekpleister nog beter te laten plakken. Met ongeveer 102 kilometer achter de kiezen komen we in deze omgeving zaagmans tegen, de rit is doormidden. Nadat we door het bochtige centrum van Brantôme zijn gereden en over twee bruggetjes zijn gefietst komen we tot de conclusie dat de weg buiten het centrum omhoog loopt. Een klimmetje van een kilometer aan 3%, ja! Heftig is anders, maar het is iets. Boven komen we uit bij een rotonde, hier gaat het naar rechts en dan rijden we twee kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg tot aan de volgende bocht naar rechts. Na deze bocht rijden we dan weer vier kilometer vooral rechtdoor over nog een brede en vlakke weg richting Champagnac-de-Belair. Na 110 kilometer komen we uit in dit dorpje. Er ligt hier een ontzettend lang doorlopende bocht naar links, vals plat omhoog. Na deze bocht volgt er dan weer een ontzettend lange streep rechtdoor, via het dorpje Quinsac rijden we 13 kilometer door de bossen richting Saint-Pardoux-la-Rivière. De belangwekkende bochten zijn op de vingers van een hand te tellen, voor het aantal hoogtemeters heb je voorlopig ook geen telraampje nodig. Het is makkelijk fietsen door een fraaie omgeving, de bossen zijn fraai en af en toe komt er een schattig beekje in beeld. Paar keer een boerengehucht met wat landbouwgrond erbij, dat is waar ze het hier mee mogen doen.
![brantome-vue-du-ciel-declicdecolle-1920x960.jpg]()
Na 123 kilometer komen de renners uit in Saint-Pardoux-la-Rivière, ze rijden bij het betreden van het dorpje onder een oude spoorbrug door. Het spoor is verdwenen, van het traject heeft men een fietspad gemaakt. Erg mooi, af en toe doen ze in Frankrijk toch ook wel slimme dingen. Voorbij de spoorbrug komen de renners uit bij een rotonde, hier gaan ze rechtdoor waarna ze even later scherp linksaf slaan. Niet veel later slaan ze scherp rechtsaf een smallere weg in. Belangrijke bochten, want we gaan op weg naar de eerste echte klim van de dag. Buiten het dorp blijft de weg wat smaller, waarna we gaan beginnen aan een klimmetje van een kilometer aan 5%. Dit is niet de echte klim waar ik heb over heb, het is een klein voorafje. In het bos loopt de smalle en licht bochtige weg alvast omhoog, na een kort afdalinkje van een halve kilometer met een paar snelle bochtjes beginnen we vervolgens aan de Côte de Champs-Romain. Door de donkere bossen van de Périgord loopt de weg 2,8 kilometer aan 5% omhoog, het klimmetje van de derde categorie stelt niet heel veel voor. Een halve kilometer aan 6%, veel spannender wordt het niet. Wel een schattig klimmetje, ik zie mezelf hier prima fietsen, vooral omdat het me een ontzettend rustige streek lijkt. Na 130,4 kilometer komen we boven in het dorpje Champs-Romain, het is nu nog 70 kilometer fietsen tot de finish. Dit klimmetje zal in die zin waarschijnlijk weinig impact hebben, maar we gaan in het restant van de rit nog meer tegenkomen. Niet direct na deze klim overigens, we blijven een tijd over een plateau fietsen. Na de klim rijden we een tijd rechtdoor over een vlakke weg, dan slaan we rechtsaf en even later gaat het na een bocht naar links twee kilometer rechtdoor. Volledig vlak is het hier niet, maar we kunnen moeilijk beweren dat er stevig geklommen moet worden. Tijdens dit stuk rechtdoor van twee kilometer fietsen we langs het kasteel van Le Verdoyer, waar een camping zit en waar een stel Nederlanders ook een chalet lijken te verhuren. Trap er niet in, dus. Aan het eind van deze weg slaan de renners rechtsaf en dan rijden ze een kilometer of 15 over dezelfde weg tot in Dournazac. De weg begint met twee kilometer vals plat omhoog aan ongeveer 3%, daarna is het dan weer acht kilometer volledig vlak. Vrij recht, vrij breed, vrij ontzettend niet memorabel. Beetje fietsen door de dichte bossen op de grens tussen de Dordogne en Haute-Vienne, episch. Af en toe een bocht, maar toch vooral rechtdoor. Als we bijna in Dournazac zijn loopt de weg twee kilometer licht naar beneden, het wordt ook even wat bochtiger. Door de brede en goede weg is dit absoluut geen lastige afdaling, maar het is wel iets van variatie. Beneden gaat het meteen opnieuw omhoog, een kilometer aan 5%! Na een bochtige kilometer omhoog in het bos rijden we na 149,6 kilometer Dournazac binnen. Nog 51 kilometer tot de finish, Limoges komt langzaam in zicht.
![tour-de-france-2023-stage-8-climb-n5-5d93d1afcf.png]()
![chateau-du-ciel-verdoyer-01.jpg]()
We reden blijkbaar niet zomaar door de Périgord, maar specifiek door de Périgord Vert. De groene Perigord. Kan ik wel beademen, het is hier behoorlijk groen. Een minder toeristisch deel van de Dordogne, zegt men. Kan ik me ook iets bij voorstellen, de echte publiekstrekkers ontbreken hier wel een beetje. Goed, van Dournazac rijden de renners naar Châlus, een dorpje dat zeven kilometer verderop ligt. In die zeven kilometer hebben de renners weinig te vrezen, ze komen drie korte knikjes omhoog tegen maar die zijn kort en vooral vals plat. Het is dat het nog een keer een kilometer aan 4% omhoog gaat, anders hadden we niets te melden gehad over dit stuk. Brede wegen, licht glooiend dus, betrekkelijk recht. Geen belangrijke bochten, geen belangrijke hellingen, weinig belangrijke bouwwerken. Een eindje van Dournazac staat er wel een fraai kasteel, maar daar rijden we dus echt helemaal niet langs. We hebben weinig hoeven te vermelden over de plaatsjes en de lokale hoogtepunten van die plaatsjes tot nu toe, maar daar komt na 156 kilometer verandering in. Na zeven kilometer over glooiende, brede wegen komen we uit in Châlus en dit is een dorpje van 1600 inwoners. Een totaal oninteressant dorpje op het eerste gezicht, maar schijn bedriegt. In Châlus staan liefst twee kasteelruïnes en aan een van die twee kasteelruïnes zit een bijzonder verhaal vast. Het gaat om het Château de Châlus-Chabrol, hier zou in 1199 Richard Leeuwenhart dodelijk getroffen zijn door een pijl. Richard I van Engeland was van 1189 tot 1199 koning van Engeland. In die tijd voerde hij nogal wat oorlogen, onder andere tegen Frankrijk. Daardoor kwam hij in Châlus terecht, waar hij het lokale kasteel probeerde te belegeren. Bij de verkenning werd hij getroffen door een pijl, terwijl hij geen beschermende kleding droeg. De wond was niet direct dodelijk, maar ging later wel infecteren en resulteerde in gangreen. Dat werd hem enkele dagen later fataal. Heel wat eeuwen later kwam Thomas Edward Lawrence, beter bekend als Lawrence of Arabia, hier op bezoek. Zijn 20e verjaardag bracht Lawrence door in een hotel in Châlus, terwijl hij op de fiets door Frankrijk reed. Hij volgde het pad dat Richard I eeuwen daarvoor had afgelegd, als voorbereiding op het schrijven van zijn thesis over
The Influence of the crusades on the European military architecture at the end of the XIIth century. Toen was hij nog onbekend, een paar jaar later zou hij tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna wel enige bekendheid bij elkaar sprokkelen. Als je niet weet wie de beste man is rest je niets anders dan het bekijken van de film Lawrence of Arabia. Lawrence kwam overigens in 1935 om het leven toen hij een rondje met de motor aan het rijden was. Hij moest uitwijken voor een paar fietsers en daardoor raakte hij van de weg af. Liep niet goed af. Maar goed, uitwijken voor fietsers, wij gaan juist weer terug naar de fietsers.
![779201-1989021.jpeg]()
De entree in het Châlus van Richard Leeuwenhart is even wat smaller, daarna slaan we in het centrum linksaf en na een bocht naar rechts even verderop gaan we op weg naar het volgende dorp, Les Cars. De weg naar Les Cars is negen kilometer lang, de eerste vijf kilometer loopt de weg vooral vals plat omhoog. Het stelt heel weinig voor, al gaat het aan het eind van deze vijf kilometer wel even een halve kilometer aan 5% omhoog. Heel veel spannender dan dat is het niet. Een brede weg vooral rechtdoor vals plat omhoog, met weer heel veel bomen langs de kant van de weg. Nadien loopt de weg vier kilometer vals plat omlaag richting Les Cars, weer vooral rechtdoor. Heel sporadisch komen de renners een bocht tegen, maar ze gaan zonder veel problemen na 166 kilometer Les Cars bereiken. In het centrum van dit dorpje, waar het weer wat smaller wordt, slaan we rechtsaf en even later gaat het naar links. Dan verlaten we Les Cars, waarna de weg, die weer breder is geworden, twee kilometer rechtdoor vals plat omhoog loopt. Daarna loopt de weg drie kilometer vals plat omlaag naar Rilhac-Lastours, zonder gekke bochten onderweg. In Rilhac komen we wat vluchtheuveltjes tegen, buiten het dorp komen we nog een paar bochten tegen en dan zien we de weg opnieuw omhoog lopen. In twee trapjes gaat het twee kilometer omhoog aan, nouja, een procent of drie. Na dit bultje rijden we rechtdoor Nexon binnen, in licht dalende lijn. Nexon bereiken we na 175,6 kilometer, we slaan rechtsaf en een paar meter later slaan we dan weer linksaf een smal weggetje in. Dat weggetje zal snel leiden naar een bredere weg, die we na een nieuwe bocht naar links bereiken. Weer een paar meter later gaat het naar rechts en dan hebben we een heerlijk onnodig rondje door Nexon gefietst. Ze hebben hier een kasteel en op het grondgebied van dit kasteel bevindt zich een circusschool. Ooit opgericht door Annie Fratellini, de Fransen nemen aan dat wij weten wie dat is. Na nog een nieuwe bocht naar rechts gaan we buiten Nexon op weg naar de tweede officiële klim van de dag, maar voor we die klim bereiken gaat het zodra we Nexon verlaten al een keer een kilometer omhoog aan 4%. Het is ook wel de dag van de ongecategoriseerde hupjes. Die zijn allemaal niet zo interessant, maar bij elkaar telt het misschien toch op. Voorlopig volgen we continu dezelfde brede en vrij rechte weg, een weg die na het hupje omhoog van een kilometer een dikke drie kilometer zo goed als vlak zal zijn. We rijden rechtdoor over het platteland, maar duiken na een tijd een bos in. Hier loopt de weg een halve kilometer naar beneden, we komen één scherpere bocht naar links tegen maar verder is het niet spannend. Na een bocht naar rechts rijden we over een bruggetje en dat is tijdens een afdaling vaak een signaal. Het dalen is gedaan en het klimmen gaat beginnen. Aan de andere kant van het bruggetje begint de Côte de Masmont. Een klimmetje van 1,3 kilometer aan 5,5%, bon, geen klim van de buitencategorie. De klim van vierde categorie kent halverwege een stukje aan 6%, maar veel meer dan dat heeft de klim niet te bieden. Een brede weg omhoog door het bos zonder gek veel bochten, na 184,7 kilometer zouden de meeste renners zonder veel problemen boven moeten komen.
![tour-de-france-2023-stage-8-climb-n3-04e2cac4aa.png]()
![maxresdefault.jpg]()
Nog 16 kilometer fietsen tot de finish, de finale is hier in volle gang. Ik denk niet dat hier al veel renners gaan lossen, maar enkele sprinters zullen het vast al zwaar krijgen als er rond deze tijd flink wordt doorgetrokken. Veel vlak zit er ook weer niet tussen, dus als je wil kun je hier wel de nodige benen afsnijden. Na de Côte de Masmont loopt de weg nog even een halve kilometer wat vals plat verder omhoog, waarna het helemaal vlak wordt. Daarna beginnen we aan een korte afdaling, een afdaling die nog wel een bijzonder element met zich zal meebrengen. We rijden eerst rechtdoor omlaag over een brede weg, maar dan bereiken we het gehucht Charroux. Hier zouden we rechtdoor kunnen fietsen in het centrum, in plaats daarvan slaan we scherp linksaf, slaan we tien meter verderop rechtsaf en dan rijden we via een smallere weg heel even rechtdoor om na een flauwe bocht naar links weer rechtsaf te slaan en dan even later bij een rotonde uit te komen waar het naar links gaat. Terwijl je vanaf het begin rechtdoor had kunnen rijden. Dit is althans wat de officiële site van de Tour me laat zien, het zou logischer zijn dat ze een klein foutje hebben gemaakt en dat het gewoon rechtdoor gaat. Daar gaan we dan maar vanuit. Rechtdoor in Charroux, heel snel omlaag naar de volgende klim. In totaal gaat het drie kilometer omlaag, maar we komen maar een meter of 100 lager uit en dus gaat het vooral vals plat omlaag. In eerste instantie komen we geen bochten tegen, maar als we bijna beneden zijn duiken we een bos in en hier volgt een lastige bocht naar rechts. Na al dat werk rechtdoor is dit ineens een ferme bocht, daar kan het peloton zich lelijk op verkijken. Wel meteen de enige lastige bocht, nadien gaat het weer wat meer rechtdoor verder omlaag, tot we beneden linksaf slaan en via een brug over de Briance rijden. Aan de andere kant van de Briance loopt de brede weg gelijk flink omhoog, de Côte de Condat-sur-Vienne is begonnen. De laatste officiële klim van de dag, het gaat 1,2 kilometer aan 5,4% omhoog. De klim lijkt in de eerste hectometers steil te beginnen en daarna gaat het in het vervolg stabiel aan 5% omhoog. Absoluut niet de lastigste klim ooit, maar na 191,4 kilometer komen we boven op deze klim van de vierde categorie en dat is op een dikke negen kilometer van het eind. Het gaat hier koers zijn.
![tour-de-france-2023-stage-8-climb-n4-de52bddbae.png]()
![bourg-condat-sur-vienne-a-mathieu-fontaine.jpg]()
Zo spectaculair zijn de klimmetjes allemaal niet, maar een ploeg als Jumbo heeft al eerder laten zien dat je zelfs op dit soort lullige klimmetjes het peloton aan gort kan rijden. Als we gaan aansturen op een sprint kun je hier met wat beulswerk de nodige snelle mannen overboord gooien. Die mannen hebben dan nog wel een paar kilometer om terug te keren, na de top van de klim rijden we door het dorpje Condat-sur-Vienne en de weg loopt hier na de klim anderhalve kilometer nog wat verder vals plat omhoog. Zodra we in Condat-sur-Vienne een rotonde tegenkomen bereiken we het hoogste punt, hierna gaan we afdalen richting Limoges. Afdalen is overigens een groot woord, de weg loopt een kilometer rechtdoor vals plat omlaag, na een kort knikje omhoog van een paar hectometer gaat het daarna nog eens een kilometer omlaag, vooral rechtdoor. We zien wel een paar bochten verschijnen, maar die lijken me niet zo problematisch. Twee bochten naar rechts die iets scherper zijn, maar de weg is breed en het gaat niet heel steil naar beneden. De tweede bocht naar rechts ligt op vijf kilometer van het eind, even verderop rijden we Limoges binnen en hier botsen we meteen op een rotonde. Het gaat rechtdoor bij deze rotonde, een stevige joekel. Je mag langs beide kanten passeren, ik zie niet direct een goede kant, het is zowel linksom als rechtsom flink sturen. Na deze rotonde loopt de weg een kilometer behoorlijk rechtdoor vals plat omlaag. Normaal liggen er hier veel vluchtheuvels, die mogen voor de gelegenheid wel weg. Na de rechte kilometer komen we wat flauwe bochten tegen en dan botsen we op een rotonde, hier gaat het schuin naar rechts en dan rijden we net als gisteren onder een brug door. Voorbij de brug volgt er een stevige bocht naar rechts, licht oplopend, met een paar meter later een tweede bocht naar rechts. We rijden dan op de brug en bevinden ons op drie kilometer van de finish. De renners rijden via de brug over de Vienne en aan de andere kant van het water slaan ze rechtsaf. Na de bocht gaat het een paar meter omlaag, maar daarna loopt de weg weer wat vals plat omhoog, vooral rechtdoor. Tot het betreden van de slotkilometer komen we geen bocht van betekenis meer tegen, het gaat rechtdoor over een brede weg. Zodra de vod van de laatste kilometer in beeld verschijnt slaan we linksaf, waarna de weg iets smaller wordt. Een paar meter later slaan we nog eens linksaf, waarna we zien dat de weg omhoog loopt. In de slotkilometer krijgen we te maken met een klim van 800 meter aan 4,3% gemiddeld. Een klim zonder hoge pieken, veel steiler dan 5% wordt het niet. Na de laatste bocht gaat het zo goed als rechtdoor tot aan de finish, eigenlijk vrij stabiel klimmend aan een procent of vier. Pas in de laatste 100 meter wordt het iets vlakker. Een explosieve finale, weer eens wat anders. Eentje waar net wat minder op valt aan te merken. Wel wat bochtenwerk in de finale, maar dit lijkt relatief veilig.
![F0cv8vkXoAUtMlV?format=jpg&name=large]()
![elNMV1g.png]()
De rit eindigt in Limoges, een stad gelegen aan de rivier de Vienne. Het is de hoofstad van het departement Haute-Vienne, in Limoges wonen 132.000 mensen en dus valt het best een grote stad te noemen. Sinds 1 januari 2016 maakt Limoges deel uit van de regio Nouvelle-Aquitaine. 2016 was ook meteen het laatste jaar dat de Tour in de stad was, Kittel won toen met een paar millimeter voorsprong op Coquard. Zo dicht was Coquard nog nooit bij een zege in de Tour en nadien zou hij ook nooit dichter komen. Ook dit jaar weer niet. Kittel had het zwaar die Tour, hij moest het regelmatig afleggen tegen Mark Cavendish, maar in Limoges had hij een keer ruim baan en op de hellende strook viel hij wel een beetje stil, maar Coquard kon er net niet over. Wel aankomst op een andere plek dan nu, dus alle vergelijkingen kunnen meteen de prullenbak in. Limoges is jaarlijks een finishplaats in de Tour de Limousin, Vincenzo Albanese won hier vorig jaar nog, maar het is ook een plaats waar de Tour veel vaker is geweest. Een beroemde passage in Limoges dateert van 1995. Een paar dagen na het overlijden van Fabio Casartelli ging zijn ploeggenoot, ene Lance Armstrong, in de aanval. Hij wist een solo af te ronden en kwam met de vingers omhoog over de finish. Een eerbetoon aan Casartelli, naar eigen zeggen een van zijn meest emotionele zeges ooit. Wat te maken heeft met het feit dat Armstrong natuurlijk niet veel heeft gewonnen. In totaal waren we 16 keer in Limoges en bij een aantal van die gelegenheden wisten best aardige renners in de stad te winnen, zoals een Eddy Merckx, een Jan Janssen, een Jan Raas, een Gianni Bugno, een Guido Bontempi. En Johan Lammerts. Limoges is ook de stad van tal van wielrenners, Valentin Retailleau komt hier bijvoorbeeld vandaan. Die kent u nog niet, maar hij is neo-prof bij AG2R. Luc Leblanc kent u waarschijnlijk wel, die werd in 1994 wereldkampioen. Sébastien Turgot en Maxime Mederel waren redelijke profs, namens het altijd bijzondere Team Europcar wist Turgot zelfs nog ooit tweede te worden in Parijs-Roubaix.
![limoges-france-porselein-miniatuur-se.jpg]()
Zie hier waar Limoges bekend om is geworden. Porselein! Sinds de 18e eeuw, toen men in de omgeving van Limoges plaatsen vond waar alle benodigde grondstoffen aanwezig waren om porselein te produceren, is Limoges praktisch een synoniem van porselein geworden. Er werden talloze fabrieken geopend en die hebben in de loop der eeuwen de nodige porseleinen kunstwerken afgeleverd. Vooral bekend zijn de bovenstaande creaties. Allerlei soorten vazen, schalen, allerhande gebruiksvoorwerpen en wat al niet meer in miniatuurvorm. Paars, doorgaans, met wat witte elementen. Vaak een schildering, een paar gouden elementen, helemaal kitsch. Mijn moeder is er gek op, ze heeft een hele kast vol. Tot zover even deze persoonlijke noot. In Limoges vinden we een speciaal porseleinmuseum, het Musée National de la Porcelaine A. Dubouché. Dit museum, in 1867 opgericht door de verzamelaar Adrien Dubouché, herbergt de op een na rijkste collectie keramiek van Frankrijk; samen met het Musée national de Sèvres vormt het de Cité de la céramique Sèvres & Limoges. Er worden circa 10 000 stukken tentoongesteld. Aan de hand hiervan wordt een inzicht gegeven in de geschiedenis, de techniek en de productie van aardewerk en porselein. Er is een zeer belangrijke collectie porselein van Limoges, vanaf het begin (eind 18de eeuw) tot heden te zien, naast een grote verzameling porselein uit andere culturen. Persoonlijk ken ik Limoges vooral vanwege het kitscherige porselein, maar ze hebben hier ook iets met email. Nee, geen e-mail, email. Er is een speciaal email-museum, het Musée Municipal de l'Evêché, dit museum bevat ruim 300 stukken email, van de 12e eeuw tot heden. Voorts zijn er belangrijke Egyptische oudheden en Gallo-Romeinse vondsten, een mineralogische collectie en schilderijen, waaronder twee doeken van de in Limoges geboren schilder Pierre-Auguste Renoir. Email of (onjuist) emaille is de beschermlaag van gesmolten glas aangebracht op voorwerpen van metaal of aardewerk om deze te beschermen, te isoleren of om deze te versieren. Hier deden ze het email vooral op koper, en ook daar zijn ze bekend door geworden. Naast koper en email hebben ze ook nog een paar opvallende gebouwen, waaronder de lokale kathedraal. De Kathedraal St. Étienne van Limoges, blijkbaar een mooi exemplaar van gotische bouwkunst. Volgens Wikipedia hebben we verder nog de crypte van St.-Martial in de aanbieding, de tuinen van Evêché en het Station van Limoges-Benedictins, ontworpen door architect Gonthier. Vorig jaar werd dit station nog verkozen tot het mooiste station van Frankrijk, jawadde. In het centrum zie ik ook nog wat leuke vakwerkhuisjes, kortom, Limoges is de moeite.
![Limoges-2-Limousin-sh_1228753675.jpg]()
In startplaats Libourne wordt het overdag 32 graden, smerig warm. Er is geen kans op regen, terwijl er een beetje wind waait vanuit het westen. Gedurende de rit draait de wind wat meer naar het zuidwesten, wat wil zeggen dat we tijdens de rit vooral de wind in de rug hebben. Gunstig voor de vluchters, is alvast een eerste voorzichtige conclusie. In Limoges wordt het ook 32 graden, er is ook daar geen kans op regen en de wind waait ook daar vanuit het zuidwesten. De hele dag in de rug, met uitzondering van de slotkilometer. Die is grotendeels beschut, maar alsnog, het gaat aan 4% omhoog met tegenwind. Niet te vroeg je sprint inzetten, is de tip. Heel hard waait het niet, dus je hoeft je waaieralarm niet direct te zetten. Vooral veel rugwind, kan een snelle dag worden. Redelijk wat beschut terrein wel, van de andere kant ook wat open stukken. Niet genoeg wind en niet de goede richting om op een van die stukken iets op poten te zetten, is mijn oordeel. Het is een redelijk lange rit, net iets meer dan 200 kilometer, dus beginnen we er redelijk vroeg aan. Vertrek om 12:30, na een neutralisatie van 15 minuten zal er dan vanaf 12:45 slag om slinger gedemarreerd worden. Verwacht ik. De NOS en Sporza zijn er pas rond 13:45 bij, dat is lachwekkend. Tijdens zo'n rit het eerste uur missen: min min. Eurosport 1 heeft nog steeds balletje op het gras over het netje meppen met een wit broekje aan, ook lachwekkend. Moet ik godbetert weer een uur naar Jan en Bobbie gaan luisteren via Discovery+, wat hebben we het toch ontzettend zwaar. Benieuwd welke namen Bobbie deze keer weer gaat verkrachten. Laatst had die dyslectische turbodebiel het over Christopher Laporte, ik bedoel maar. Tussen 17:07 en 17:32 word de aankomst verwacht.
![france_na_87_limoges_gare_02.jpg]()
Het verloop van deze rit zal heel erg afhangen van de kopgroep. Wie willen er allemaal in de kopgroep? Dat kan goed het halve peloton zijn. Dan is het aan enkele die willen sprinten om de boel goed te controleren en geen al te sterke groep weg te laten rijden. Een ploeg als Intermarche ziet kansen, zij moeten dan op de wielen gaan rijden en de boel proberen te saboteren. Als dat lukt en er rijdt een lullig kopgroepje weg, dan gaan we sprinten. Lukt dat niet en rijdt er een grote en sterke groep weg, nouja, dan gaat die groep dus voor de zege. Vooral ook vanwege de rugwind, probeer dan nog maar eens een groep terug te halen. In principe is dit eigenlijk wel gewoon een dag waar alle sprinters moeten kunnen overleven, maar het is de vraag of ze daar zelf ook zo over denken. Ik kan me voorstellen dat ze bij Quick Step nu niet voor Jakobsen gaan, om maar wat te noemen. Het gaat helemaal afhangen van de samenstelling van de kopgroep, en daar kan ik nu nog geen uitspraken over doen. Ik denk dat er heel veel jongens met ambitie gaan zijn, maar het is wel heel lastig om tijdens het vlakke begin van de rit weg te rijden. Het kan dus zomaar zo zijn dat er een heel lullig groepje ontsnapt. Ik ga daar eerlijk gezegd wel vanuit. Uiteindelijk zullen de meeste ploegen gewoon voor de sprint gaan, want zo lastig is het hier echt niet. Het lijkt meer dan het is. Aankomst is overigens wel iets lastiger dan die in 2016, maar verder zou het net als toen gewoon een sprint moeten worden. Totdat er morgen na een paar kilometer een groep van 20 is vertrokken, dan sta ik mooi voor lul. Tot die tijd zeg ik dat we gaan sprinten, een keer een sprint heuvelop. Zin in!
1. Van der Poel. Dit wordt de dag van Mathieu. Veel kansen zijn er niet voor hem deze Tour, dus die spaarzame kansen moet hij wel grijpen. Vandaag is er een emotioneel tintje aan het verhaal, we bevinden ons in Limoges niet ver van Saint-Léonard-de-Noblat. Daar zal de volgende rit van start gaan. Saint-Léonard-de-Noblat was lange tijd de woonplaats van Raymond Poulidor, zoals jullie misschien wel weten was dat de opa van Mathieu. De rit die daar van start gaat zal emotioneel zijn voor Mathieu, maar met die rit kan hij verder helemaal niets aangezien ie gaat eindigen op Puy de Dome. Met deze rit kan hij wel iets. We rijden in de finale over wegen waar hij als kleine jongen over heeft gereden toen hij op bezoek ging bij zijn grootouders. Hij kent de wegen, hij kent de streek, hij zal gemotiveerd zijn vanwege Poulidor. Vermoed ik. Groen is uiteraard nog steeds het hoogste doel binnen de ploeg, maar dit is echt een aankomst voor Mathieu en die groene trui is eigenlijk al zo goed als binnen. Coquard staat al bijna 100 punten achter, dus laat gaan.
2. Biniam. Van alle ritten deze Tour is dit de rit die hem het meest op het lijf is geschreven. Als Alpecin hem vandaag niet opnieuw van de fiets probeert te beuken kan hij heel ver komen. Ik denk dat hij heel dicht in de buurt van de zege gaat komen. Niet eens wensdenken, eigenlijk best realistisch. Toch zal het vervelende Alpecin hem alsnog in de weg zitten. Altijd tegen ons.
3. Van Aert. Als hij tenminste van plan is om weer te gaan sprinten, het kan ook zo zijn dat hij zijn krachten spaart met het oog op Puy de Dome. Dat zou voor de ploeg prima zijn, voor hemzelf is dit natuurlijk een aankomst die hem ontzettend ligt.
4. Philipsen. Gewoon, nog wat punten pakken voor die groene trui. Maar een keer niet winnen, daar ben ik onderhand wel aan toe. Probeer een keer rechtdoor te sprinten, Zwalk van Balk.
5. Coquard. Tweede in Limoges in 2016, al was dat wel een andere aankomst. Alsnog een hellende, net als nu. Dat ligt Coquard altijd wel aardig. Niet aardig genoeg om te winnen, want er zijn er altijd wel een paar beter, maar hij kan hier toch een aardige ereplaats scoren.