Etappe 4: Dax - Nogaro, 181,8 kmDe afgelopen drie dagen hebben we kunnen genieten van de beste Grand Départ ooit. We hebben drie voortreffelijke dagen doorgebracht in het Baskenland. Drie prachtige ritten gezien. De eerste twee waren deels prachtig vanwege de natuur en het koersverloop, de derde rit was eigenlijk alleen maar prachtig vanwege de natuur. Tijdens het eerste deel van de rit reden we langs de Baskische kust en daar zagen we alleen maar mooie dingen. Dat droneshot bij de flysch rond Zumaia was werkelijk geniaal. Ik heb drie dagen ontzettend genoten. Van de fans, van de natuur, van de koers. Het was heerlijk, het enige minpunt is dat het nu voorbij is. Het hoogtepunt van de Tour ligt nu al achter ons, we hebben al het genot er in drie dagen doorheen gejaagd. Gedurende de derde en laatste dag van de fantastisch Grand Départ in het onovertroffen Baskenland reden we van Euskadi naar Iparralde. Bij Irun reden we over de brug naar Noord-Baskenland en daar viel op dat de fans ook op de afspraak zijn. Het is dan misschien een regio waar andere sporten meer leven, maar in ieder dorpje stonden de mensen alsnog rijen dik. Ook in Noord-Baskenland houden ze van de koers en dus eis ik van Prudhomme dat we in de toekomst regelmatiger terug gaan keren naar deze regio. De mensen hebben nog maar eens aangetoond gek te zijn van de koers en dus verdienen ze het ook dat de koers regelmatig voorbij komt. Al zou ik dan wel liever een rit zien in een ander deel van Iparralde. Lapurdi is niet de provincie waar je moet zijn, dan liever de bergen van Zuberoa eens met een bezoekje vereren. Dat je niet per se in Lapurdi hoeft te zijn voor een mooie rit zagen we gisteren. Het terrein was golvend en glooiend, maar het was niet lastig genoeg om het verschil te maken. Of nouja, misschien had het gekund als enkele ploegen door hadden gereden. Dat deden ze niet, de klimmetjes van de dag werden niet gebruikt. Op de lastigste klim van de dag, Mendizorrotz, reed het peloton bijna stapvoets omhoog. Ze hoefden zich niet druk te maken dat ze de kopgroep niet meer zouden bijhalen, want de kopgroep bestond uit slechts twee renners. In de eerste meter van de rit reed Powless meteen weg, hij ging voor de tweede dag op rij in de aanval, op zoek naar meer bergpunten. Alleen Pichon sprong met hem mee, en dus mochten we het met twee koplopers doen. Na de laatste klim waar punten te verdienen vielen haakte Powless af en dus mocht Pichon nog een tijdje alleen op kop rijden. Powless genoot zichtbaar van alle Baskische fans, zoals het hele peloton waarschijnlijk ontzettend heeft genoten. Rondfietsen door zo'n mensenmassa is toch vrij motiverend en uniek, blijkt maar weer. Het Baskenland heeft de afgelopen dagen weer wat harten veroverd, het doel is dus bereikt. WE staan weer wat meer op de kaart. Ik voel me een geluksvogel dat ik dit mee heb mogen maken, dit begin van de Tour gaat nooit meer overtroffen worden, tenzij we in de toekomst nog eens terugkeren naar het Baskenland.
Op een kilometer of 40 van het eind werd Pichon al ingerekend en daarna begon de nerveuze finale. Ik zat toch wel met behoorlijk samengeknepen billen te kijken, er kon ieder moment gevallen worden. Maar men viel niet, ook wat dat betreft is het een goed Grand Départ geweest. Jammer van die valpartij van Mas en Carapaz op de eerste dag, verder heb ik het nog nooit meegemaakt dat er de eerste dagen zo weinig is gevallen. De eerste twee dagen was het zelfs totaal niet nerveus, dat kwam pas tijdens de derde rit. Niet heel aangenaam om naar te kijken, maar het ging steeds net goed. We gingen toewerken naar een massasprint en die volgde dan ook in de straten van Baiona. De meeste treintjes kwamen niet echt lekker op gang en het was chaotisch, mede dankzij een aantal rotondes en nog wat andere bochten. Bij het ingaan van de slotkilometer had Asgreen een paar meter voorsprong op de rest, maar hij werd ingerekend door het treintje van Alpecin en op het moment dat hij ingelopen werd ontstond er nog bijna een valpartij. Ging weer net goed en toen zette Jonas Rickaert zich op kop. Hij gaf even later het stokje over aan Mathieu van der Poel en die verrichte zijn eerste goede daad van de Tour. Hij reed hard op kop, niemand kwam over hem heen en dus kon Jasper Philipsen op het moment dat hij zelf wilde aan zijn sprint beginnen. Tegelijkertijd begon ook Wout van Aert aan zijn sprint, maar Van Aert zat aan de binnenkant. De slotkilometer was ontzettend bochtig en op 150 meter van het eind liep er ook nog doodleuk een bocht naar rechts. Bij het aangaan van de sprint ging Philipsen naar rechts om zodoende de snelste weg door de bocht te nemen en dus kwam Van Aert klem te zitten. Al deed Philipsen de deur niet helemaal dicht, als de hekken een beetje beter waren neergezet had Van Aert er wellicht nog langs kunnen komen. Maar de hekken stonden schots en scheef en dus hield Van Aert in, nadat hij een telefoon uit de handen van het publiek had getikt. Van de andere kant kwam niemand meer opzetten en dus ging de zege naar Jasper Philipsen. Wéér een zege voor Alpecin-Deceuninck, ze winnen in iedere grote ronde minstens een rit en dat hebben ze na drie dagen ook alweer tijdens deze Tour bereikt. Philipsen maakt zijn status als snelste sprinter waard, al moest hij wel nog even het oordeel van de jury afwachten. Er werd gekeken of hij niet teveel was afgeweken van zijn lijn, wat niet helemaal eerlijk is. Er lag immers een bocht op een paar meter van de finish, het was geen normale sprint over een weg die rechtdoor liep. Dan kun je redelijk simpel oordelen of iemand wel of niet afwijkt van zijn lijn, in een bocht is het ondoenlijk om dat te beoordelen. De fout ligt hier vooral bij de organisatie, die deze finale totaal anders had moeten uittekenen. Geen bochten in de laatste 250 meter, hoe moeilijk kan dat nou daadwerkelijk zijn? Ook lachwekkend uiteraard dat dit weer door de keuring van de UCI komt, een keuring waarvan je je afvraagt of ie daadwerkelijk bestaat. Het schijnt zo te zijn dat er naar iedere koers een commissaris van de UCI wordt gestuurd om het parcours goed te keuren, maar in de praktijk blijkt dat ieder parcours wordt goedgekeurd. Dat schiet lekker op. Het is onbegrijpelijk dat we nu nog steeds naar een sprint zitten te kijken met een bocht zo dicht bij de finish en ik begrijp al helemaal niets van de hekken. Hoe kunnen die nu in de laatste meters van de rit zo scheef staan? Als je het over veiligheid wil hebben zou ik daar eens beginnen. Goede, rechte hekken. Een dubbele rij eventueel, waardoor het publiek niet meer met hun telefoons over de weg kan leunen. Geen gekke bochten op het eind, waardoor je ook niet meer te maken krijgt met renners die voor de binnenbocht kiezen, dat soort dingen.
Het is wel weer lullig dat je na zo'n rit urenlang aan het praten bent over dit soort zaken, dit had echt ontzettend makkelijk voorkomen kunnen worden. Maar goed, alles ging gelukkig goed en dus pakte Philipsen na goed werk van Van der Poel zijn eerste ritzege van deze Tour. Er kunnen er zomaar nog veel meer gaan volgen. Na de eerste massasprint van de ronde volgt nu meteen de tweede. De afgelopen dagen ben ik helemaal leeggelopen over het Baskenland, het waren drie intense dagen en ik hoop dat ik de lezer een beetje heb kunnen enthousiasmeren. Als ik het niet zelf was dan hoop ik dat de beelden hun ding hebben gedaan. We hebben gezien hoe enthousiast de Basken zijn en we hebben de schoonheid van de regio ontdekt. We gaan nu de rest van de Tour ontdekken hoe weinig enthousiast de Fransen zijn. Het wordt een omslag van jewelste voor de renners. Op dag vier van de Tour zijn we terug in Frankrijk, alwaar een volledig vlakke rit op de renners wacht. Van Dax naar Nogaro, ik ben net iets minder in m'n nopjes dan de afgelopen dagen. Eigenlijk is de Tour nu al voorbij, maar we zullen voor de vorm toch maar doorgaan.
![zYhFRGs.png]()
![2cca5]()
Buiten het mooiste land van de wereld, het Baskenland, gaat de volgende rit van start op Franse bodem. We bevinden ons in het departement Landes in de regio Nouvelle-Aquitaine. Plaats van vertrek is Dax, er wonen hier exact 21.000 mensen. Na Mont-de-Marsan, een plaats die we over een paar dagen zullen bezoeken, is Dax de grootste stad van het departement Landes. De stad ligt net als Baiona aan de Adour, een rivier die vanuit de Pyreneeën naar de Atlantische Oceaan vloeit. Dax is bekend voor haar arena waar stierengevechten worden georganiseerd, walgelijk. In de stierenarena van de stad is er plaats voor 8000 toeschouwers, al houden andere bronnen het op 5500. Naast stierengevechten vinden hier ook concerten plaats, dat is net iets minder barbaars. Dax is vanwege enkele thermische bronnen tevens een kuuroord, dat komt goed uit, want ik ben na de afgelopen dagen wel toe aan een beetje ontspanning. De oude stad ontstond als Gallo-Romeinse nederzetting onder de naam Aquae Tarbellicae op de zuidelijke oever van de Adour. Hiervan getuigen de grondvesten van een Gallo-Romeins gebouw uit de 1e of 2e eeuw, waarschijnlijk een burgerlijke basilica. Ook toen was de plaats al bekend voor haar bronnen. Het oude Dax werd volledig ommuurd in de 4e eeuw, we vinden in de stad nog resten van de stadsomwaling. Dax is blijkbaar ook een belangrijke geestelijke plaats, in 506 was de stad al een bisdom. De De huidige kathedraal uit de 17e eeuw gaat terug op drie eerdere kerken op dezelfde plaats. In 1801 werd het bisdom Dax afgeschaft, maar in 1933 werd Dax opnieuw een bisschopszetel bij de oprichting van het bisdom Aire en Dax. In de tweede helft van de 19e eeuw werden de toen nog intacte Gallo-Romeinse stadsomwalling grotendeels afgebroken ondanks protesten, dat is zuur. In 1814 werd de Fontaine Chaude gebouwd op de plaats waar een warmwaterbron (64° C) aan de oppervlakte komt. Dit was het begin van Dax als kuuroord. De genoemde kathedraal is een van de hoogtepunten van de stad, sinds 1946 is het gebouw beschermd als historisch monument. Er is ook een andere kerk, de Saint-Vincent-de-Xainteskerk uit 1893, gewijd aan de eerste bisschop van Dax. Cultureel gezien moet je naar het Musée de Borda, gemeentelijk museum genoemd naar paleontoloog en naturalist Jacques-François de Borda d'Oro. Het is een archeologisch en etnologisch museum. Ongeveer een vijfde van de Gallo-Romeinse stadsomwalling bleef bewaard en is sinds 1889 beschermd als historisch monument. Dax is meermaals een etappeplaats geweest in de Ronde van Frankrijk. Voor het laatst waren we hier in 2006, toen eindigde hier een rit in een sprint en in die sprint was Oscar Freire de snelste. In 2000 won Paolo Bettini hier dan weer, terwijl we voor een verhaal dat we op onszelf kunnen betrekken terugmoeten naar het jaar 1951. Toen won Wim van Est hier een etappe, hij veroverde ook de gele trui. De eerste Nederlander in het geel, maar lang kon hij niet van die trui genieten. Een dag laterde kukelde hij op de Aubisque het skoekeloen in. Dat verhaal kennen we allemaal wel, iets met een Pontiac. We zijn in Dax vanwege de heer André Darrigade, een van de snelste Fransen ooit. In de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw won Darrigade liefst 22 ritten in de Tour, hij veroverde ook twee keer de groene trui. De vliegende Bask, dat was een van zijn bijnamen. We hebben het Baskenland verlaten, maar we kunnen nog steeds over Basken praten. Darrigade werd geboren in een plaatsje net buiten Dax, komen we dadelijk voorbij, woonde een tijd in Dax, maar hij woonde toch vooral in Biarritz. Of woont, kan ik beter zeggen, hij is 94 maar still going strong.
![dax01.jpg]()
Vanwege Darrigade trokken we in 2006 naar Dax, het moest een eerbetoon zijn. De start van deze rit moeten we dus ook maar als een eerbetoon beschouwen, al vind ik het dan wel vreemd dat we gisteren niet in Biarritz zijn gepasseerd. Biarritz is om te beginnen het meest bekende en misschien wel mooiste plaatsje langs de kust van Noord-Baskenland, een plaats je ook een boek over zou kunnen vullen. Bijvoorbeeld dat de hele familie van Poetin daar in allerlei luxueuze villa's woont, of woonde. Die villa's werden na het uitbreken van de oorlog beklad, keihard aanpakken die handel. Darrigade woont er nog steeds, maarja, dat was dan blijkbaar weer niet voldoende reden om het fraaie Biarritz te vereren met een bezoekje. We moesten het doen met Baiona, ook niet verkeerd. André Darrigade had een jongere broer, Roger. Ook prof geworden, maar net iets minder succesvol. Een andere bekende renner uit deze contreien is Dominique Arnaud, niet te verwarren met Dominique Arnould. Arnaud won gedurende zijn carrière drie ritten in de Vuelta. Hij woonde in Mées, een klein dorpje een paar kilometer ten westen van Dax. In 2016 kwam hij in in het ziekenhuis van Dax om het leven, hij verloor de strijd tegen kanker. Na de start in het centrum van de stad rijden we tijdens de neutralisatie richting Narrosse. Dit is het dorpje waar André Darrigade dan echt geboren werd. Een klein plaatsje, 2500 inwoners, aan de rand van Dax. Sinds 2017 staat er een standbeeld van zes meter groot in Narrosse, opgedragen aan de bekendste zoon van het dorp. Het standbeeld staat in het midden van een rotonde, uiteraard rijden we tijdens de neutralisatie langs de bewuste rotonde. We passeren langs de Statue André Darrigade, een, uh, nouja, kunstzinnig werk. Een paar rotondes later begint vervolgens buiten het Narrosse van Darrigade de rit officieel. Weer een eerbetoon afgevinkt.
![EzuWu2cWQAEsuQb.jpg]()
Over deze rit wil ik graag wat korter zijn, ik heb drie dagen gepiekt en nu volgt de decompressie. Laten we stellen dat de rit begint met een aantal vrij vlakke kilometers. We rijden rechtdoor over brede wegen, maar na 14 kilometer wordt het in de buurt van Montfort-en-Chalosse wel wat bochtiger, ook gaat het hier een beetje op en af. Geen echte klimmetjes, het is licht glooiend terrein. Montfort-en-Chalosse is blijkbaar het dorp van een aantal bekende rugbyers, Guy en André Boniface. Die waren wel actief in de jaren '60, lang geleden. Alsnog is dit wel bij uitstek een regio waar ze houden van rugby. Ook in Dax spelen ze dit spelletje graag, de al een paar keer genoemde André Darrigade is ook een grote fan. Zijn favoriete club is evenwel de rugbyclub van Biarritz. Voorbij Montfort gaat het een aantal kilometer licht omlaag, terwijl de weg een beetje bochtig blijft. Het is een brede weg die voorzien is van goed asfalt, dus veel problemen mag dat niet opleveren. Door een groen landschap rijden we naar Mugron, een plaats die we na 23 kilometer bereiken. Na het afdalinkje gaat het een paar kilometer vals plat omhoog naar dat Mugron, maar dat gaan de renners amper voelen. Mugron is blijkbaar een dorpje waar ze helemaal verzot zijn op stierenvechten. Walgelijk, we gaan snel veder. Paar bochten in het centrum van dit dorpje, een wat smallere en technische passage waarna we buiten het dorp weer op brede wegen terechtkomen. Via Montaut rijden we naar Saint-Sever over de landelijke wegen van de Landes. Het is hier vooral behoorlijk groen, we passeren het ene na het andere bos met tussendoor genoeg landbouwgrond. Het terrein is niet volledig vlak, maar het is niet lastig genoeg om het te benoemen. Sowieso rijdt er hier weer een kansloos kopgroepje weg en kijken we vervolgens naar groeiend gras. Misschien rijdt er zelfs wel helemaal niemand weg, lijkt me ook best een optie. Na 40 kilometer koers komen de renners uit in Saint-Sever, een historische stad. Vooral de lokale benedictijnenabdij valt op, een historisch monument en werelderfgoed van UNESCO in het kader van de bedevaartwegen naar Compostella. Tevens weer een plaats waar ze van stierenvechten houden, stop daar eens mee. Dat daarnaast de favoriete sport rugby is vergeven we ze dan maar. De geschiedenis van de stad gaat zeker terug tot de 1e eeuw. Toen was er al een Romeinse versterking op de heuvel van Morlanne boven de stad en de rivier de Adour. Volgens de legende werd in de 5e eeuw op deze heuvel de Heilige Severus gedood door de Vandalen, vandaar de naam. Rond zijn graf ontstond een bedevaartsoord. In de 7e eeuw werd er een kapel gebouwd en in de 11e eeuw een abdij, onder patronage van de hertogen van Gascogne. De oude stad, onder de abdij, was in de 11e volledig ommuurd. In de 13e eeuw werd in de oude stad een jacobijnenklooster gebouwd. In de 15e eeuw werd een grotere stadsmuur gebouwd. Nou, dat soort dingen. We fietsen met een boog om het centrum heen, wat ergens jammer is omdat er in het centrum heel veel mooie oude gebouwtjes vallen te vinden.
![Abbatiale-vue-du-ciel-TiS.jpg]()
Buiten Saint-Sever loopt de weg even kort omlaag, we komen richting de Adour zelfs een heuse haarspeldbocht tegen. Een brede weg omlaag, waarna we over de rivier fietsen en dan fietsen we na een tweetal rotondes meer dan 10 kilometer rechtdoor over een volledig vlakke weg tot in Grenade-sur-l'Adour. In Grenade wordt het wel even explosief, in dit plaatsje dat ooit werd gesticht als bastide komen we meerdere bochten tegen. Leuk plaatsje verder, er staan op het centrale plein een aantal gebouwen uit de 14e en 15e eeuw en langs de oevers van de Adour staan allerlei oude huizen die met hun terrassen uitkijken over de rivier en de brug. Er is ook een fronton in het dorp, dat is dan weer sympathiek. Een stukje Baskenland buiten het Baskenland, altijd goed. We rijden door het arrondissement Mont-de-Marsan, ook wel geestig. We zijn nu praktisch in Mont-de-Marsan, waar de zevende rit van start zal gaan. Rijden we eerst door die regio, daarna dalen we af naar de Pyreneeën en dan keren we weer terug naar deze plek. Efficiënt is anders. Na de bochten in het pittoreske Grenade-sur-l'Adour rijden we buiten deze plaats een kilometer of tien bijna volledig rechtdoor tot in Maurrin, het volgende dorpje. Rechtdoor naar het noorden, soms door de bossen en soms langs de akkers. Brede wegen, vlakke wegen, saaie wegen. Buiten Maurrin slaan we een keer rechtsaf een andere weg in, en dan direct daarna linksaf weer een andere weg in. Nadien rijden we weer een aantal kilometer rechtdoor richting Pujo-le-Plan, wat op de naam na weinig in de melk te brokkelen heeft. Hier slaan we linksaf en dan rijden we een paar kilometer over een wat bochtigere maar nog steeds saaie weg richting Villeneuve-de-Marsan, een plaats die we na 75 kilometer bereiken. Daar valt dusdanig weinig over te vertellen dat de officiële site begint over een chefkok die hier geboren zou zijn. Helene Darroze, een telg van de familie Darroze. In 1895 opende haar overgrootvader de herberg "Le Relais" in Villeneuve-de-Marsan, overgenomen door grootouders en daarna door haar vader. Zelf nam ze de boel niet over, maar begon ze wel een restaurant in Parijs dat inmiddels twee michelinsterren zou hebben. Waarvan akte.
![-GA76324-1200x801.jpg]()
Buiten Villeneuve-de-Marsan rijden we weer over landelijke wegen verder. Het blijft vrij recht, het blijft vrij vlak en de omgeving blijft vrij groen. We komen wel wat bochten tegen, maar ach, dat mag. In de buurt van Le Frêche komen we een kort klimmetje tegen, maar eigenlijk is het de moeite van het noemen amper waard. Het is dan nog interessanter dat er in deze omgeving wat wijnranken te vinden zijn, je overweegt wel naar de fles te grijpen van zo'n rit. Na een wat bochtiger stuk wordt de weg weer recht en dan knallen we rechtdoor naar Labastide-d'Armagnac. De naam geeft het al weg, een bastide. De plaats werd gesticht aan het einde van de 13e eeuw als bastide door de graaf van Armagnac. Zoals andere bastiden heeft de plaats een ruim centraal marktplein, de Place Royale. Wij slaan in Labastide-d'Armagnac rechtsaf en dan gaan we op weg naar een royale tussensprint. Op het grondgebied van de gemeente ligt de beroemde Chapelle de Notre-Dame des Cyclistes gelegen, die volhangt en -staat met wielertruien en -fietsen. Ik ben heel erg lui, dus even wat kopieerwerk: De Notre Dame des Cyclistes is een bijzondere kerk bij het dorp Labastide-d'Armagnac. Sinds 18 mei 1959 is de oude kapel in Frankrijk opgedragen aan beroemde wielrenners. Hij werd officieel ingewijd door de bisschop van Dax. Je vindt hier meer dan 600 truien van wereldkampioenen, maar ook van winnaars van de Tour de France. De kerk hangt letterlijk vol met memorabilia uit de wielersport. Het kerkje is nu bekender dan het plaatsje, dat slechts uit 800 inwoners bestaat. Meer en meer liefhebbers kunnen de kerk vinden. De kerk is al jaren een magneet voor wielerliefhebbers. Hij wordt dan ook wel La Maison des Cyclistes genoemd. De Notre Dame des Cyclistes ligt op een onopvallende plek, maar als je binnen komt begrijp je de adoratie. Al snel zie je de gele truien van Jacques Anquetil, Luis Ocaña, Bernard Hinault en van de wereldkampioenen Jan Raas en Eddy Merckx. Deze zijn bijna allemaal met liefde geschonken door de wielrenners zelf. In de kapel hangen tientallen truien van bekende en minder bekende wielrenners. Ook staan er enkele fietsen, waaronder een die werd gebruikt bij de eerste Tour de France in 1903. Bijzonder is dat de kerk nog wordt gebruikt, al zijn het vooral wielerliefhebbers die bidden voor hun favoriet. En hopen dat de Tour de France een succes wordt. Als je aankomt moet je ook even kijken bij het Mariabeeld. Er staat geschreven: ,,Heilige Maria, koningin van de wereld, bescherm alle wielrenners, die uit liefde voor de mooie natuur van Onze Heer Jezus Christus, deze wereld in alle windrichtingen doorkruisen." Een deel van de kerk is ingericht als Luis Ocaña Museum. De voormalige Spaanse profwielrenner leefde in het nabijgelegen Caupenne-d'Armagnac. Hij pleegde zelfmoord in 1994 nadat hij bij een bloedtransfusie hepatitis C had opgelopen. Ocaña werd bij het Notre Dame des Cyclistes ten grave gedragen, onder meer door Eddy Merckx. De organisatoren van de Tour de France hebben de kerk in hun hart gesloten. Sterker nog, op 9 juli 1989 vertrok een etappe van de Tour zelfs bij de kerk. Daarnaast kwamen de renners van de Tour de France langs in de jaren 1984, 1989, 1995, 2000 en 2017. De kapel is gebouwd op de plek waar ooit een Gallo-Romeinse villa lag. Het was een doodnormale kapel, tot op een bepaalde dag in 1958 ene Joseph Massie hier passeerde. Hij vond het wel een goed idee om een kapel te wijden aan wielrenners, want zoiets hadden ze in Italië ook al. Beter goed gejat dan slecht verzonnen. Tijdens de 11e rit van de Tour van 2017 reden we voor het laatst langs deze wielerkapel, waar Luis Ocaña niet alleen ten grave werd gedragen, in betere tijden trouwde hij hier ook.
![T7X4KcB.jpg]()
![chapelle02.jpg]()
![notre-dame-1024x768.jpg]()
Bij de kapel van Notre-Dame des Cyclistes volgt na 93,6 kilometer de tussensprint van de dag. In aanloop naar de tussensprint komen de renners buiten Labastide een chicane tegen, ze rijden onder een brug door, passeren een wijnboer en dan gaat het rechtdoor over een licht golvende weg naar Notre-Dames des Cyclistes en de tussensprint. De grap is overigens wel dat je de kapel niet eens ziet, op het punt van de tussensprint zou je dan linksaf moeten slaan een smal weggetje in en dan kom je een paar hectometer later de kapel tegen. We fietsen voorbij de tussensprint rechtdoor, we hebben onze eerste ode aan Luis Ocaña gebracht. De kapel is er voor alle wielrenners, maar het is vooral de lokale held die we tijdens deze rit in gedachten moeten houden. We beginnen met een eerbetoon aan Darrigade en gaan daarna door met een eerbetoon aan Luis Ocaña, een eerbetoon dat overigens tijdens de zevende rit een tweede deel zal kennen. Ten tijde van de tussensprint hebben we de helft van de rit afgewerkt. Het is nog niet spannend geweest en dat gaat het ook niet worden. Voorbij de tussensprint rijden we kilometers en kilometers rechtdoor over dezelfde, brede weg. Goed, niet helemaal rechtdoor, af en toe een bocht, maar het voelt wel als een lange, rechte weg. We rijden door wat bossen, maar we komen ook bijzonder veel wijnranken tegen. Het is de regio van de Armagnac, een sterke drank van een procent of 40 waar ik niets van weet. Je hebt er in ieder geval druiven voor nodig, en die staan hier volop te groeien. Het volgende dorp na de tussensprint is Cazaubon, een oubollig dorpje waar in het centrumpje wat verkeersremmers liggen. Buiten het dorp rijden we eindeloos verder over een brede, rechte en zo goed als vlakke weg richting Eauze. Heel af en toe komen we een bocht tegen, heel af en toe stuiten we ook op een klein gehuchtje, een zeldzaam teken van leven, verder blijven de wijnranken en de bossen het decor bepalen. Na 118 kilometer komen de renners uit in Eauze, een plaatsje in het departement Gers. We bevinden ons ineens in een ander departement en in een andere regio, Occitanië. De plaats maakt deel uit van het arrondissement Condom, haha.
![eauze-gers4.jpg]()
Eauze ziet er heel knus uit, maar ik ben altijd meteen verkocht als ik een vakwerkhuisje zie. De Maison Jeanne-d'Albret steelt hier de show, al vind ik het ook wel weer heel leuk om om de hoek van dit vakwerkhuisje een winkel van W52 te zien. Ik kom er nu pas achter dat dit een kledingzaak is, jeetje. Helaas heeft de Portugese politie W52-FC Porto gesloopt, dit onrecht kunnen we niet genoeg benadrukken. In Eauze, een plaats die in de Gallo-Romeinse periode al werd bewoond, is ooit een Gallo-Romeinse geldschat met 28.000 munten en ook juwelen uit het einde van de 3e eeuw gevonden. De schat is te bewonderen in het lokale archeologische museum, midden in het centrum. De renners rijden met een boog om het historische centrum heen. Ze vermijden daardoor de smalste straatjes, maar alsnog is de passage in Eauze iets smaller en vooral een stuk bochtiger. Buiten het dorp kunnen we ons dan wel weer verheugen op het feit dat we 13 kilometer rechtdoor mogen fietsen richting het volgende dorp. Het terrein wordt iets glooiender, we komen in dit stuk twee korte knikjes omhoog tegen, maar het blijft poepsimpel. Vooral rechtdoor over brede wegen, terwijl de omgeving hetzelfde blijft. Veel bossen, afgewisseld met wat landbouwgrond. Weinig bochten, al slaan we in het gehucht Le Prada wel een keer linksaf. Daarna bereiken we een weg die net een slag smaller is, maar dat zou geen probleem moeten zijn. De finishplaats is nog ver, weinig reden om hier al nerveus te doen. Langs nog wat meer wijnranken en bomen af fietsen we richting Courrensan, een plaats die we na 132 kilometer gaan bereiken. De weg is dus wat smaller en loopt wat op en af, heel veel meer valt er niet over te melden. In de buurt van Courrensan slaan we een keer linksaf en dan rijden we dwars door dit dorpje, waar we met een lange bocht om een kicken kasteeltje heen gaan fietsen. Dit kasteeltje werd in 1965 op een veiling verkocht en werd verworven door de familie Devedjian. Patrick Devedjian was een Frans politicus, hij was minister onder de presidenten Jacques Chirac en Nicolas Sarkozy en in 2020 kwam hij om het leven door corona, dus hij kan niet meer genieten van dit mooie kasteel. De voormalige bondscoach van de nationale Franse rugbyploeg, Jacques Brunel, kwam blijkbaar uit dit kleine dorpje waar amper 300 zielen wonen. We fietsen door het centrumpje waar wat leuke huisjes staan, doch enigszins vervallen. Aan het eind van het centrum slaan de renners rechtsaf en dan rijden we buiten het dorp een kilometer over een wat bochtigere weg, licht glooiend.
![Courrensan002.jpg]()
De weg blijft relatief smal, we zoeken voor het eerst deze Tour de alternatieve wegen op. De binnenlanden van Gers zijn dunbevolkt en dus hebben ze hier geen baat bij gigantische snelwegen. We blijven vooral door een aantal bossen fietsen over wegen die licht glooiend zijn, zonder dat ooit iemand in de problemen komt. Gisteren was het zoveel zwaarder en niemand had last, dus dit is helemaal een eitje. Na een tijd wordt de weg weer recht, en wordt de omgeving wat agrarischer. Het gaat echt moeite kosten om hier niet in slaap te vallen, het wordt in het peloton hooguit een beetje nerveus omdat de weg niet breed is. Na 144,5 kilometer, op minder dan 40 kilometer van het eind, fietst het peloton door Vic-Fezensac. Ooit was Vic-Fezensac de hoofdplaats van het graafschap Fezensac, onderdeel uitmakend van het hertogdom Gascogne. Ooit stelde dit dorpje dus iets voor, tegenwoordig valt dat wel mee. Ze kunnen vooral pronken met het feit dat Jean Castex uit Vic-Fezensac afkomstig is. Van juli 2020 tot mei 2022 was hij premier van Frankrijk. Ik weet niet of we speciaal voor hem door dit dorp rijden, maar het zou me niks verbazen. In Vic-Fezensac komen we een aantal bochten tegen, kan eventueel een hectische passage worden. Wel de laatste voorlopig, buiten het dorp rijden we kilometers rechtdoor over een brede weg tussen de bomen door. De renners rijden rechtdoor naar de enige klim van de dag, de Côte de Dému. Een klimmetje van twee kilometer aan 3,5%, dat valt eigenlijk amper een klim te noemen. Na een paar kilometer over de rechte en brede weg gereden te hebben met wat korte, haast onmerkbare knikjes omhoog en omlaag beginnnen we in de buurt van Dému aan die 'klim'. We komen geen enkele bocht tegen, de brede weg loopt zomaar een kilometer of twee iets meer dan vals plat omhoog. Het gaat omhoog tussen de akkers door, de wind zou hier nog een grotere tegenstander kunnen zijn dan de helling. Er zit wel een stukje aan bijna 5% tussen, maarja, kom op. Na 154 kilometer komen we boven op de klim van vierde categorie, de brede weg loopt daarna een stukje rechtdoor omlaag en vervolgens gaat het ook weer een stukje rechtdoor omhoog. Nog eens zo'n soort klimmetje, ik denk dat drie kilometer aan 2% wel aardig in de buurt komt. Tussen de twee 'klimmetjes' door fietsen we door het dorpje Dému, een piepklein dorpje waar weinig te beleven valt. Het hoogtepunt is waarschijnlijk dat iemand z'n tuin heeft volgepropt met dit soort dingen:
![tour-de-france-2023-stage-4-climb-1cb7a53b19.png]()
![Christian-Boe-metal-works_art-min.png]()
Ze zijn creatief met metaal in Dému, blijkbaar. Voorbij deze tuin vol bijzondere creaties gaat het dus nog een keer een tijdje vals plat omhoog, maar het kan gewoon niet dat iemand daar last van gaat hebben. Tenzij het waait, want het terrein is hier volledig open. Even kijken: geen wind. Dan wordt het dus gewoon een simpele tocht richting de sprint. De wegen zijn inmiddels weer wat breder, en dat blijft voorlopig ook zo. Na dat stuk vals plat van drie kilometer aan 2% loopt de weg vier kilometer verder rechtdoor, maar nu is het helemaal vlak. Langs de akkers vervolgen we onze road to nowhere, in de buurt van het dorpje Manciet wordt de weg iets bochtiger en het gaat een kilometer of vier heel minimaal vals plat omlaag. De snelheid gaat de hoogte in, aan het eind van dit afdalinkje bereiken we Manciet en dan hebben we 168 kilometer afgewerkt. We bevinden ons dan op 12 kilometer van de finish, het wordt hier weer nerveus en dringen en onnodig stressvol voor ons als kijker. Van Manciet, waar een paar vluchtheuvels liggen, komen we ook wat flauwe bochten tegen. Maar ook buiten het dorp komen we nog een aantal flauwe bochten tegen, op weg naar Sainte-Christie-d'Armagnac. Als we Manciet verlaten loopt de weg nog eens een kilometer omhoog aan 2%, spanning en sensatie. Daarna gaat het vals plat omlaag en dan fietsen we na 173 kilometer langs Sainte-Christie-d'Armagnac. Blijkbaar volgen we nu een route richting Santiago de Compostela, ze kunnen mij alles wijsmaken. In Sainte-Christie-d'Armagnac vinden we het ensemble van Le Castet, een verzameling oude gebouwen bij elkaar. Bij elkaar staan een oude kerk, een paar vakwerkhuisjes en een deel van een oude stadsmuur. Poortje erbij, heel bezienswaardig allemaal.
![CDT32_0066500.jpg]()
Als we voorbij dit plaatsje rijden is het nog een kleine negen kilometer fietsen tot de finish. We komen hier wat vluchtheuvels tegen, altijd link, terwijl de weg nog wat verder vals plat omlaag loopt. Even later wordt het weer vlak, het gaat ook nog een paar meter omhoog, vooral rechtdoor. Aan het eind van deze weg komen de renners uit bij een rotonde, ze gaan naar links en fietsen dan over een brede weg Nogaro tegemoet. Van deze rotonde rijden ze anderhalve kilometer zo goed als rechtdoor naar de volgende rotonde, die we op zes kilometer van de finish bereiken. Bij deze rotonde gaan we rechtdoor en dan rijden we praktisch rechtdoor tot op 4,5 kilometer van het eind. We komen wat flauwe bochten tegen en er liggen wat vluchtheuvels, dat zijn de uitdagingen als we inmiddels in Nogaro fietsen. In het centrum van het dorp slaan we rechtsaf en heel snel daarna volgt een tweede bocht naar rechts. Na deze bocht rijden de renners een kilometer rechtdoor over een weg die vals plat omhoog loopt. Met net iets meer dan drie kilometer te gaan slaan de renners scherp rechtsaf en dan gaan ze beginnen aan een maf avontuur. De weg richting deze bocht toe was iets smaller, maar het wordt weer breder na de bocht naar rechts. We rijden over een weg met de naam Entrée du Circuit Automobile de Nogaro. De renners rijden naar een autocircuit toe, en op dat circuit gaan we ook finishen. Met iets minder dan drie kilometer te gaan rijden we door een poort, we slaan linksaf en rijden over de parkeerplaats van het circuit naar het circuit toe. Het gaat rechtdoor tot op 2300 meter van het eind, op dat punt slaan we vlak voor de paddock rechtsaf en dan komen we op de baan terecht. In de laatste meters van deze etappe werken we vervolgens een rondje af over het circuit. Rondjes rijden over een circuit, dat schijnt toch altijd lastig te zijn. Het asfalt is er anders en bolt vaak voor geen meter. Een circuit is natuurlijk ook altijd bochtig, hoewel de bochten heel breed zijn. We zien de laatste jaren steeds vaker een aankomst op een circuit waar normaal auto's of brommertjes scheuren, ik denk zomaar aan een rit in de Vuelta op het TT-circuit, of aan de Olympische Spelen in Japan waar we ook aankwamen op een circuit. Imola tijdens de Giro, om nog maar wat te noemen. De Tour de France doet nu ook mee met deze trend. Tijdens het restant van de rit komen we heel wat bochten tegen, het goede nieuws is dan weer dat het in de laatste 700 meter volledig rechtdoor zal gaan. Even iemands anders huiswerk jatten.
![F0ILIIEXsAUsbYb?format=jpg&name=4096x4096]()
![oP6z7eU.png]()
Na 182 kilometer eindigt de rit op het autocircuit Paul Armagnac. Het Circuit Paul Armagnac is een permanent circuit in de buurt van Nogaro in Frankrijk. Het circuit organiseerde de Franse ronde van het wereldkampioenschap wegrace in 1978 en 1982. Naast het wereldkampioenschap wegrace organiseerde het circuit ook het laatste raceweekend van het FIA Sportscar Championship in 2003. Tussen 1990 en 1993 werden er ook Formule 3000-races gehouden op het circuit. In 2007 was het circuit gastheer van een raceweekend in de Formule 3 Euroseries. In 2013 werd het eerste raceweekend van de FIA GT op het circuit gehouden. Tevens werd het circuit vele jaren gebruikt voor de Eco-marathon, waarin studenten in zelf ontwikkelde auto's rijden, waarbij zij proberen zo veel mogelijk te rijden terwijl ze zo weinig mogelijk benzine verbruiken. Tegenwoordig is de belangrijkste wedstrijd hier die van de F4. Ik wist dat F1 een ding, maar we tellen dus zelfs door naar F4? Het circuit is vernoemd naar Paul Armagnac, een coureur die geboren werd in Nogaro. Hij kwam om het leven in 1962 tijdens een oefenrondje op het circuit van Montlhéry. Toen Armagnac geboren werd en toen hij later voor het eerst begon met racen was er nog geen circuit in Nogaro, toch wilde Armagnac graag racen in zijn eigen dorp. Hij organiseerde daarom een straatrally, maar dat vond men na een tijd toch wat te gevaarlijk worden. Daarom kwam men op het idee om een circuit neer te zetten in het dorp en dat circuit werd uiteindelijk in 1959 aangelegd naast het vliegveld van Nogaro. In 1960 ging het open en in 1962 kwam Armagnac om het leven, lang heeft hij dus niet kunnen genieten van zijn eigen racebaan. Het circuit is 3,6 kilometer lang, 2,3 kilometer van het circuit werken we af. Het circuit is zo goed als vlak, er is een hoogteverschil van zes meter. De weg is naar het schijnt 12 meter breed, dit zou dus een finish moeten opleveren waar veel minder om te doen zal zijn. De laatste lange rechte lijn volgt de landingsbaan van het vliegveld, en dat vliegveld kwam dan weer in 1932 tot stand dankzij Jean Armagnac. Dat was de vader van Paul, de familie Armagnac maakte hier dus volledig de dienst uit. Het vliegveld maakt deel uit van "Nogaropôle", een industrieterrein. Het klinkt allemaal als vrij veel voor een dorp waar slechts 2300 mensen wonen. Het is de eerste keer in de Tourgeschiedenis dat we Nogaro bezoeken.
![image.jpg?v=1]()
Dat we hier zijn heeft een reden, de finish in Nogaro maakt onderdeel uit van een ode die gebracht wordt aan Luis Ocaña. Ocaña was een renner die geboren werd in Spanje, maar vanaf zijn 12e woonde hij in dit deel van Frankrijk. Hij won de Tour de France in 1973, 50 jaar geleden. Een jubileum, en als er ergens een jubileum te vieren valt is Christian Prudhomme op de afspraak. De link tussen Ocaña en Nogaro is dat hij een paar kilometer verderop in Caupenne-d'Armagnac een stuk grond bezat. Als we in de finale niet rechtsaf slaan richting het circuit maar rechtdoor dezelfde weg volgen komen we na drie kilometer uit in Caupenne-d'Armagnac, waar Ocaña een riante woning bezat op een landgoed tussen de wijngaarden. Hij kwam in Frankrijk terecht omdat zijn vader niet zo'n fan was van Franco. In die tijden was het in zo'n geval beter om Spanje te verlaten en andere oorden op te zoeken. In Frankrijk was er financieel meer mogelijk, en je hoefde niet zo op je woorden te letten. Hoewel hij een Spanjaard was, werd Ocaña in Frankrijk een sterke renner. Hij won dus uiteindelijk in 1973 de Tour, nadat hij in 1970 al eens de Vuelta had gewonnen. In 1971 had hij ook de Tour kunnen winnen, maar toen kwam hij ten val in de afdaling van de Col de Menté en moest hij opgeven. Ook zo'n verhaal dat ieder jaar passeert, eigenlijk. Ocaña is een iconische renner uit het verleden van de sport, na zijn carrière kwam hij in 1994 op een vrij tragische manier om het leven. Ocaña raakte betrokken bij een auto-ongeluk en om van dat ongeluk te herstellen had hij een bloedtransfusie nodig. Door die bloedtransfusie liep hij hepatitis c op, en die ziekte tast de lever aan. Bij hem werd de lever dusdanig aangetast dat hij te maken kreeg met leverkanker. Hij wist dat zijn leven op een niet al te vrolijke manier zou eindigen, en dus nam hij op 19 mei 1994, op 48-jarige leeftijd, het lot in eigen handen. Hij schoot zichzelf door het hoofd, in zijn huis in Caupenne-d'Armagnac. Schijnbaar werd hij nog levend gevonden en vervoerd naar het ziekenhuis in Mont-de-Marsan, waar hij dan toch zou komen te overlijden. Ter ere van Ocaña is er op het racecircuit van Nogaro regelmatig een Grote Prijs Luis Ocaña georganiseerd. Een eindje verderop bezat Ocaña het Domaine de Miselle, een domein waar tegenwoordig nog steeds wijn wordt geproduceerd. Ocaña legde zich hier toe op het produceren van Armagnac en Floc de Gascogne, een zogenaamde versterkte wijn. Op het domein hebben ze een bordje neergezet om de mensen te herinneren aan de vroegere eigenaar. Op het circuit van Nogaro is trouwens vaker gefietst, zo eindigde hier in 2017 een rit in de Route du Sud. Op het circuit bleef een klein groepje vooruit en vanuit dat groepje wist Tom Scully of all places de rit te winnen. In 1974 werd het Criterium der Azen dan weer georganiseerd in Nogaro, een dernykoers. Aan het eind van het wielerseizoen werden in de regel de tien best presterende wegrenners van het voorbije seizoen uitgenodigd om aan de wedstrijd deel te nemen, vandaar ook de naam van het criterium. Eddy Merckx was een van de genodigden en hij zette het criterium naar zijn hand, in Nogaro. Ocaña en Merckx, toch ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.
![20230703044240ZDCu.jpg]()
In startplaats Dax, waar we Darrigade eren, wordt het overdag 24 graden. Er is in de ochtend een kleine kans op regen, maar de rest van de dag blijft het droog. Er staat een klein beetje wind uit het westen, gedurende het eerste deel van de rit hebben we daardoor te maken met een heel minimaal beetje wind in de rug. In finishplaats Nogaro, waar we Ocaña eren, wordt het overdag 25 graden. Het zal gedurende de hele rit droog blijven, dat is altijd aangenaam natuurlijk. Iets meer wind tegen de tijd dat we hier zijn, nog steeds uit het westen. Tegenwind in de laatste 40 kilometer. Slecht voor renners die eventueel van plan waren in de aanval te gaan, al denk ik niet dat die er zijn. Eenmaal op het circuit zal er dan ook tegenwind staan in de laatste 700 meter, het zal dus belangrijk zijn om niet te vroeg de sprint in te zetten. De etappe begint om 13:10, tijdens de neutralisatie die tien minuten zal duren fietsen we langs het standbeeld van Darrigade en dan gaan we dus om 13:20 echt van start. Er rijdt dan heel snel een heel klein groepje weg, of misschien rijdt er wel helemaal niemand weg. Wie het begin van de rit wil zien is aangewezen op de PLAYER, of hoe ze dat ding tegenwoordig noemen. Op Eurosport 1 zenden ze balletje meppen uit, wat nog niet eens in de buurt komt van een sport. De NOS en Sporza zijn er om 14:20 bij, eigenlijk nog steeds een paar uur te vroeg. Ik zou lekker wat anders gaan doen vandaag. Schakel rond 17:00 maar eens in. Tussen 17:12 en wordt de aankomst verwacht, als je de laatste 10 minuten of wellicht het laatste half uur ziet heb je genoeg gezien.
![CDT32_0048619.jpg]()
We gaan sprinten.
1. Philipsen. Na de rit van gisteren zou het heel gek zijn om iemand anders te noemen. Al zal het wellicht lastiger zijn voor Mathieu om hier de sprint zo goed aan te trekken, zo'n lang stuk rechtdoor is toch net een ander verhaal dan een enorm bochtige laatste kilometer. Maar goed, alsnog, als hij in een beetje een goede positie zit mogen we aannemen dat Philipsen de snelste van allemaal is.
2. Jakobsen. Hij kwam er gisteren niet helemaal uit, niet echt perfect geplaatst, maar een nieuwe rit biedt nieuwe kansen. Geef hem een beetje ruim baan en dan komt ie waarschijnlijk wel in de buurt van de zege.
3. Groenewegen. Als hij zijn treintje een keer weet te volgen kan hij best een eind komen, zou je denken.
4. Ewan. Eigenlijk niet echt helemaal zijn sprint, hij heeft liever nog een knikje omhoog aan het eind. Het kan dus ook zomaar zijn dat hij de boel helemaal laat lopen.
5. Bauhaus. Ja, die moeten we nu ineens gaan noemen na zijn tweede plaats van gisteren. Helaas.