quote:
Op donderdag 23 februari 2023 12:18 schreef Andromache het volgende:[..]
Kan, maar ze kan veel beter een bodemprocedure aanspannen. Duurt langer. Er is in ieder geval bevestigd dat Rachel geen erfgenaam is, maar je kunt best onderling afspreken dat je de boel toch als zodanig verdeelt. Geen haan die daarnaar kraait als niemand daar een punt van maakt. Onder de streep is het blijkbaar maar zeer de vraag of dit financieel iets gaat opleveren voor Rox. En je gaat bijna denken dat Rox dan eerder de bewindvoerder moet aanspreken omdat die haar en An2's belangen bij de verdeling mogelijk niet goed behartigd heeft.
Ik zou het er bij laten.
Ho ho er is niks vastgesteld: de rechter spreekt de nodige vermoedens uit maar heeft niks vastgesteld.
.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft – samengevat – het volgende naar voren gebracht. De echtscheidingsprocedure die zij in 2003 is begonnen, is niet doorgezet. [A] en zij waren begin 2004 immers weer met elkaar verzoend. [eiseres sub 1] (en [B] ) en [eiser sub 2] waren hiervan op de hoogte. Wel heeft zij ten voordele van haar twee kinderen afstand gedaan van haar erfdeel. De notaris heeft daar destijds waarschijnlijk uitvoering aan gegeven door impliciet de uitsluitingsgrond van artikel XIII van het testament toe te passen. Na het overlijden van [A] heeft zij geen actieve bemoeienis gehad met de afwikkeling van zijn nalatenschap. Voor haar was in ieder geval het belangrijkste dat zij – conform het testament – alle activa kreeg toebedeeld, zodat zij over de muzikale nalatenschap van [A] kon blijven waken. Dat heeft zij gedaan en dat doet zij nog steeds, met hart en ziel. De vaststelling en waardering van de bezittingen en schulden van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zijn onder toezicht en begeleiding van PricewaterhouseCoopers (PWC) uitgevoerd. Bij de verdeling van de nalatenschap van [A] hebben er geen onregelmatigheden plaatsgevonden. Desondanks heeft zij zich bereid getoond om [eiseres sub 1] op het kantoor van PWC inzage te geven in documenten aangaande de nalatenschap. Dat heeft [eiseres sub 1] geweigerd. [eiseres sub 1] heeft geen rechtmatig belang bij afgifte van (kopieën van) de documenten.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] zich mag afficheren als erfgenaam van de nalatenschap van [A] . Volgens [eiseres sub 1] mag dat niet, omdat [gedaagde] geen erfgenaam is van de nalatenschap van [A] . Om die reden vordert [eiseres sub 1] het onder I gevorderde verbod. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres sub 1] bij die vordering geen spoedeisend belang heeft. De vordering wordt daarom afgewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in het testament is benoemd tot mede-erfgenaam. Ook staat vast dat het testament een uitsluitingsgrond bevat, inhoudende dat [gedaagde] geen erfgenaam zal zijn als tussen haar en [A] ten tijde van het overlijden van [A] een echtscheidingsprocedure in rechte aanhangig is. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] in 2003 – via haar advocaat van destijds – een echtscheidingsverzoek heeft ingediend bij de rechtbank. De vraag die partijen nu verdeeld houdt, is of de echtscheidingsprocedure nog in rechte aanhangig was ten tijde van het overlijden van [A] . De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat daarvan sprake is. De volgende omstandigheden zijn daarvoor van belang.
4.5.
[eiseres sub 1] heeft ter onderbouwing van haar stelling een e-mailbericht van 15 december 2022 van de griffie van de afdeling familierecht van deze rechtbank in het geding gebracht. In dat e-mailbericht staat dat de echtscheidingsprocedure tussen [gedaagde] en [A] op 27 december 2004 door beide partijen is ingetrokken. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat die intrekking namens [A] is gedaan door zijn toenmalige advocaat. Uit die e-mail kan dus worden afgeleid dat de echtscheidingsprocedure ten tijde van het overlijden van [A] op [2004] nog in rechte aanhangig was. Mogelijk is het juist dat [A] en [gedaagde] in de tussentijd feitelijk wel weer met elkaar waren verzoend, zoals gemotiveerd door [gedaagde] naar voren is gebracht, maar dat doet niet af aan de omstandigheid dat de echtscheidingsprocedure in diezelfde periode formeel nog in rechte aanhangig was. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van haar stelling ook naar verklaringen van de advocaten die [A] en [gedaagde] bij de echtscheidingsprocedure in 2003/2004 hebben bijgestaan. Zij verklaren weliswaar dat er ten tijde van het overlijden van [A] geen lopende echtscheidingsprocedure was, maar of dat ook betekent dat de echtscheidingsprocedure formeel bij de rechtbank was ingetrokken, volgt daaruit niet, althans onvoldoende. Aan die verklaringen kan daarom, mede gelet op het voormelde e-mailbericht van 15 december 2022 van de griffie van deze rechtbank, geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
4.6.
Verder acht de voorzieningenrechter de inhoud van de akte van verdeling van belang. Daarin staat herhaaldelijk vermeld dat [eiseres sub 1] en [B] de erfgenamen zijn van de nalatenschap van [A] . Daarin staat niet dat [gedaagde] (ook) erfgenaam is. [gedaagde] was aanwezig ten tijde van het opstellen van de akte van verdeling en is met de inhoud daarvan akkoord gegaan, zo volgt uit de akte. Het is voldoende aannemelijk dat de reden van het in de akte niet vermelden van [gedaagde] als erfgenaam is gelegen in het feit dat destijds de echtscheidingsprocedure nog in rechte aanhangig was. Als de reden hiervan anders was, namelijk, zoals [gedaagde] stelt, dat zij afstand heeft gedaan van haar erfdeel door dat erfdeel te verwerpen, dan had het voor de hand gelegen dat een daartoe strekkende verklaring aan de akte van verdeling was gehecht, althans dat de notaris daarvan melding had gemaakt in de akte. Daarvan is geen sprake. Ook is niet gesteld of gebleken dat er van een dergelijke verwerping destijds een (door artikel 4:191 BW vereiste) verklaring door [gedaagde] aan de rechtbank is gezonden.
4.7.
[eiseres sub 1] heeft ter onderbouwing van haar stelling ook een verklaring in het geding gebracht van de notaris die de akte van verdeling heeft opgesteld. Deze verklaring is van 7 september 2005. De notaris verklaart dat [A] zijn twee kinderen geboren uit het huwelijk met [gedaagde] heeft benoemd tot zijn erfgenamen. Daarin staat niet dat [gedaagde] (ook) erfgenaam is. Ook in deze verklaring staat niet dat [gedaagde] aanvankelijk erfgenaam was, maar daarvan afstand heeft gedaan. Als daarvan sprake was geweest, had het voor de hand gelegen dat de notaris hiervan melding had gemaakt in zijn verklaring. Ook deze verklaring ondersteunt daarom de slotsom dat [gedaagde] geen testamentair erfgenaam is van [A] , omdat tussen hen nog een echtscheidingsprocedure aanhangig was ten tijde van het overlijden van [A] .
4.8.
Kortom, op basis van voornoemde omstandigheden is voorshands voldoende aannemelijk dat ten tijde van het overlijden van [A] tussen hem en [gedaagde] nog een echtscheidingsprocedure in rechte aanhangig was. Dit betekent dat [gedaagde] op basis van de inhoud van het testament geen erfgenaam is van de nalatenschap van [A] .