Etappe 3: Nice - Sisteron, 198 kmVooraf hadden we dat niet verwacht, maar de tweede rit werd uiteindelijk een stuk minder spectaculair dan de eerste. Op papier leek de eerste rit niet zo bijzonder, maar door een paar flinke regenbuien veranderde het parcours in een zeepbaan. Daardoor ging minstens de helft van het peloton op z'n plaat, met allerlei gebroken botten en een aantal opgaves tot gevolg. Door de zware weersomstandigheden konden we genieten van een sprint van het dikke duo, Kristoff won voor Pedersen. De verwachtingen waren daarna hooggespannen voor de tweede rit, maar we bleven toch wel een beetje op onze honger zitten. Twee zware en lange beklimmingen onderweg, maar men reed overal tempo. Geen gekke aanvallen, überhaupt geen aanvallen eigenlijk. De sprinters moesten er wel af, net als enkele jongens die een dag eerder hard gevallen waren. Toch bleef er nog een aanzienlijke groep over terwijl we weer terug naar Nice reden. De kopgroep van de dag kreeg nooit veel ruimte en werd ruim op tijd weer ingelopen, wij danken Benoit Cosnefroy, Anthony Perez en co alsnog voor de moeite. De eerste aanval vanuit het peloton kwam van Neilson Powless, maar dat sloeg niet echt ergens op. Op de Col d'Èze gebeurde verder vrij weinig. In de afzink een valpartijtje van Dani Martinez, dat was het verder wel. Een chute bergop van Kämna, ook altijd een prestatie. Iedereen besloot te wachten op de laatste klim van de dag. Na knap werk van Gesink besloot Alaphilippe te demarreren. Kon je op wachten natuurlijk. Hij sloeg meteen een aardig gat, maar kreeg wel een verrassende naam mee in zijn spoor. Marc Hirschi was aan het wachten op de aanval van Alaphilippe en reageerde meteen. Blijkbaar de enige met gezond verstand, de rest kon of wilde niet reageren. Jumbo reed nog een tijdje op kop van het peloton en het gat bleef beperkt, totdat Tom Dumoulin bergop viel. Niet zo handig, al werd hij ook wel lichtelijk afgesneden door Kwiatkowski. De mannen van Jumbo zagen zich daarom genoodzaakt het tempo even te drukken, waardoor de voorsprong van de koplopers groeide. Eigenlijk bleek zo'n beetje de allerleerste aanval meteen de succesvolle aanval te zijn, dan weet je dat je geen enorm denderende rit hebt gezien. Adam Yates slaagde er nog wel in de oversteek te maken vanuit het peloton, wat wil zeggen dat het waarschijnlijk voor meer renners te doen zou moeten zijn geweest. Als ze hadden gewild, maar daar leek het niet echt op. Marc Soler probeerde het ook nog, maarja, ach, Marc Soler. Met een seconde of 20 voorsprong dook het koptrio de afdaling in, het peloton kreeg het vervolgens niet echt voor elkaar om een geslaagde achtervolging op te zetten. Mannetje van Ineos, mannetje van Astana, het was net niet genoeg allemaal. Eenmaal in Nice mochten we ons opmaken voor een sprint van de drie. Hirschi speelde het behoorlijk slim, maar liet in de laatste kilometer toch net wat teveel ruimte aan Alaphilippe. De Fransoos zette aan, sloeg een gat en dat gat wist Hirschi niet op tijd te dichten. Een overwinning voor Alaphilippe, plus de gele trui. Het is weer 2019, maar dan anders. De vraag was of Alaphilippe wel op tijd in vorm was, dat lijkt nu geen vraag meer. Hij flikt het weer, in dit geval extra mooi omdat hij de zege op kon dragen aan zijn overleden vader. Het was geen geweldige rit, maar de finale was toch nog wel het kijken waard. Het aanstormende peloton kwam net te laat, dat voelt wel goed altijd. Enfin, Alaphilippe aan de leiding dus. We gaan kijken hoe lang hij dit jaar het geel weet te behouden, als het aan Jumbo ligt in ieder geval nog wel een tijdje. Vooral de rit van morgen vormt geen probleem, als het goed is. Wel een heuvelachtige rit, maar gezien het eind van de rit moeten we toch aan een sprint denken.
Ook op dag drie van de Tour bevinden we ons nog steeds in Nice, maar we hebben nu wel eindelijk de Promenade des Anglais achter ons gelaten. De start van deze rit vindt plaats aan de rand van de stad, in de buurt van de Var. Het peloton vertrekt vanaf een parkeerplaats voor de Allianz Riviera, het hypermoderne nieuwe stadion van OGC Nice. Olympique Gymnaste Club Nice, zo heet de voetbalclub voluit. In het verleden waren ze nog wel eens succesvol, zo werden ze in de jaren vijftig van de vorige eeuw vier keer kampioen. Sindsdien is de club eerder een middenmoter geweest, met een paar uitschieters naar boven. Sinds een paar jaar wordt er veel geld geïnvesteerd in de club, eerst door een Chinees-Amerikaans consortium, nu door een man die we ook kennen van het wielrennen. In 2019 kocht Jim Ratcliffe, de grote man achter INEOS, de club voor een slordige 100 miljoen. Was een actief jaartje voor Jim, eerst een wielerploeg sponsoren en daarna een voetbalclub overnemen. Ratcliffe gaf met een 50 miljoen euro uit aan transfers, onder meer Kasper Dolberg vertrok voor een slordige 20 miljoen van Ajax naar de club aan de Côte d'Azur. Onder leiding van niemand minder dan Patrick Vieira wist de club vijfde te worden, dat moet het komende seizoen toch wel een stuk beter. Het stadion van de club, de Allianz Riviera, is in 2013 geopend. Tijdens het EK voetbal van 2016 werden er vier wedstrijden gespeeld in dit stadion waar plaats is voor ongeveer 35.000 bezoekers. Recentelijk figureerde het stadion als decor voor de lancering van de INEOS Grenadier, de spuuglelijke nieuwe planeetverneukende jeep. De jongens van Team INEOS rijden nu ook rond als de INEOS Grenadiers, want de jeep moet in de markt gezet worden. Niet echt
nissa, als je het mij vraagt. Walgelijk bedrijf, dat INEOS. Walgelijke eigenaar, die Jim Ratcliffe. Walgelijke wielerploeg, walgelijke jeep. We kotsen wat af. Goed, ze hebben hier aan deze buitenrand van Nice niet zomaar alleen een stadion neergezet, nee, daar hoort dan altijd ook een enorme gebiedsontwikkeling bij. Daarom staat deze omgeving vol met allerlei winkels. Kun je voor of na het voetballen nog even lekker shoppen, ofzo. Om buiten het voetbal om nog meer mensen naar deze
megalomane vliegende schotel te lokken heeft men besloten ook nog een museum op het terrein te pleuren. Dat we deze schotel ook megalomaan mogen noemen ligt deels aan de naam van het museum, ze noemen het hier doodleuk
Musée National du Sport. Voorheen stond het museum ergens in Parijs, maar sinds 2014 moet je voor de Franse sportgeschiedenis afreizen naar Nice. 45.000 sportgerelateerde objecten, waarvan er een heel aantal wat met wielrennen te maken zouden moeten hebben. Een korte inspectie leert mij dat er inderdaad allerhande fietsen te vinden zijn in het museum, naast talloze wielershirts. Goed, mocht u een keer in de buurt zijn, dan is dit misschien wel
nice. Toch nog die woordspeling gemaakt, je zou voor minder.
Tijdens de neutralisatie rijden we de parkeerplaats af, waarna er een rondje volgt over het lokale industrieterrein. Na een tijd zien we het stadion nog een keer in beeld, waarna we even later richting de Var fietsen. We verlaten Nice via de grote brug over de rivier en rijden over een weg die we nog kennen van de vorige ritten verder langs de Var. Na een tijd is de neutralisatie gedaan, we rijden rechtdoor richting Carros over de bekende brede en vlakke weg tijdens de eerste officiële kilometers van de rit. Een makkelijk begin, maar in Carros slaan we bij de rotonde linksaf en dan gaan we eindelijk eens andere oorden opzoeken. Na die bocht loopt de weg bijna direct omhoog, er moet vijf kilometer geklommen worden richting Gattières. Niet het lastigste klimmetje, het gaat gemiddeld aan een procent of vier omhoog. Wel een geschikte gelegenheid om de vlucht van de dag te laten ontstaan, dat is toch wat moeilijker in de voorgaande kilometers dankzij die vlakke en rechte weg. Bochtig klimmetje, dwars door het groen. Eenmaal boven komen we dus in Gattières, een klein dorpje waar na zes uur alleen de brievenbus nog open is. Van Gattières rijden we via Saint-Jeannet naar Vence, over een weg die heel wat minder geaccidenteerd is. Het is vier kilometer min of meer vlak, daarna gaat het anderhalve kilometer licht naar beneden. Voorbij Saint-Jeannet volgt er dan een nieuwe klimmetje, iets van anderhalve kilometer aan een procent of vijf. In principe niet heel boeiend, maar de sprinters dragen het toch allemaal mee richting de finish. Kruipt in de benen, zoals ze dat dan zeggen. Na dit korte klimmetje is het een kilometer of drie behoorlijk vlak, terwijl we door Vence fietsen. Prima stadje wel, al slaan we het mooiste gedeelte over. We blijven op de hoofdweg, die wel een beetje bochtig is. Buiten Vence zetten we koers richting Tourrettes-sur-Loup. Onderweg komen we een aantal rotondes tegen, terwijl het een paar kilometer vlak is. Dat blijft niet duren, we komen ook nog een keer een klimmetje tegen van anderhalve kilometer aan 6%. Na een kort stuk in dalende lijn gaat het dan nog eens anderhalve kilometer vals plat omhoog en dan zijn we alweer in Tourrettes-sur-Loup. Mooi dorpje, gebouwd op een heuvel. Enkele huizen hebben ze zelfs op de rand van de afgrond gebouwd, gewoon, voor de mooie plaatjes. We hebben in dit dorp inmiddels 26 kilometer afgelegd. Schijnt trouwens wel een Nederlandse enclave te zijn, dat Tourrettes. Misschien toch niet zo mooi dan. Onder meer de kunstenaar Joop van Kralingen, modeontwerper Mart Visser en de wielrenner Leo Duyndam hebben hier gewoond. Oké.
Buiten Tourrettes is het nog even een kilometer vlak, daarna gaan we zes kilometer dalen. Geen spannende afdaling, het wegdek is breed en het asfalt is best prima. Weing malle bochten ook, terwijl het überhaupt niet steil naar beneden gaat. Beneden komen we uit in Pont du Loup, alwaar we door het gezellige centrumpje fietsen. We rijden over Le Loup en gaan verder naar Le Bar-sur-Loup. Na een tweetal vlakke kilometers begint de weg vervolgens weer omhoog te lopen. Richting Le Bar-sur-Loup gaat het twee kilometer aan ongeveer 5% omhoog, daarna gaat het vier kilometer lang op een vals platte manier verder. Le Bar-sur-Loup is ook wel weer een leuk dorpje, uiteraard gelegen op een heuvel. We fietsen langs die heuvel af en spoeden ons vervolgens richting Grasse. Dat gaat dus een tijd lang op een licht stijgende manier, het heftigste deel van deze klim die verder niet gecategoriseerd is ligt dan al achter ons. In totaal komen we aan zes kilometer aan 3,6%, na 40 kilometer bereiken we de top van de klim die vorig jaar ook deels was opgenomen in het parcours van Parijs-Nice. Toen reden we alleen in Châteauneuf-Grasse nog een stukje verder naar boven, nu gaan we bij een rotonde in het dorp rechtsaf, waarna we een stukje dalen richting Grasse. Al is dalen veel gezegd, de brede weg loopt de komende vijf kilometer zonder gek veel bochten enorm licht naar beneden. Eenmaal in Grasse komen we wel een paar gekke bochtjes tegen. Rotondes, haarspeldbochten, dat idee. Via nog een paar haarspeldbochten verlaten we de stad, waar dit jaar al een keer een koers gepasseerd is. De eerste rit van de Tour du Haut Var eindigde hier, met Tourdeelnemer Anthony Perez als winnaar. Als we Grasse, een stad die verder vooral bekend staat vanwege parfum verlaten, beginnen we bijna meteen aan de volgende klim. Die klim begint eigenlijk al aan het eind van Grasse, als we de heerlijke luchten nog in onze neuzen hebben. Vroeger stond de stad, die nog vroeger zelfs nog een eigen stadstaat is geweest, bekend vanwege de leerlooierijen en handschoenateliers. Na een tijd werd het blijkbaar de mode om handschoenen te parfumeren, waardoor er een heuse parfumindustrie ontstond in Grasse. Nog steeds hebben enkele bekende parfumbedrijven hun hoofdkantoor in deze behoorlijk mooie stad. Ik ken ze verder niet echt, maar een bedrijf als Robertet schijnt toch een paar honderd miljoen omzet te draaien per jaar. Galimard, Moulinard en Fragonard, het zou allemaal bekend moeten zijn. Voor de echte enthousiasteling is er zelfs een Musée International de la Parfumerie. In de buurt van het dorp liggen allerlei kruidenvelden, waar de ingrediënten voor in de parfums worden gekweekt. Christian Dior heeft hier ook een villa, met de bijbehorende kruidenveldjes. Zodoende komt ongeveer 60% van de parfums in Frankrijk uit Grasse en omgeving.
De renners gaan andere luchten opsnuiven. Klimlucht, als dat bestaat. We beginnen aan de Col du Pilon, een beklimming van de derde categorie. 8,5 kilometer aan 5%, volgens de organisatie. Zou wel ongeveer kunnen kloppen. We beginnen in ieder geval wel met een kilometer aan 5%, maar daarna zien we een paar bochten later ineens een kilometer aan 8% verschijnen. Meteen het zwaarste deel van de klim, hierna blijft het redelijk stabiel aan 5% omhoog gaan. Als we ons 500 meter boven zeeniveau bevinden fietsen we langs een zwembad op hoogte, dat is schijnbaar een ding hier. De zwemmers hebben ook van hoogtestage gehoord, toch leuk. De weg omhoog is breed en wordt richting de top steeds rechter. Voorbij het zwembad gaan we zo ongeveer praktisch rechtdoor tot we boven zijn. Nog een kilometer of vijf aan ongeveer 5% gemiddeld. Buiten het feit dat we ons nu op de Route Napoléon bevinden valt er over dit klimmetje weinig te melden. Na 55 kilometer zijn we boven, waarna er een enorm korte afdaling volgt. Amper drie kilometer gaat het naar beneden, als we via Saint-Vallier-de-Thiey naar de voet van de Col de la Faye rijden. De afdaling van de Col du Pilon, waar overigens geen pilonen te bekennen zijn, loopt echt helemaal rechtdoor. Alleen in Saint-Vallier-de-Thiey komen de renners een rotonde tegen, een stukje daarna slaan ze scherp rechtsaf. Na nog een rotonde is de afdaling eigenlijk weer voorbij. De Col de la Faye begint, een klim van vijf kilometer aan 5%. Geen al te spannende klim, op een kilometer aan 6,5% na valt er weinig te beleven. Kilometer aan 5% en verder nog wat makkelijker werk aan 4%, moeilijk is anders. De weg blijft gigantisch breed, het is nog steeds de weg van Napoleon. Het gaat ook weer vooral rechtdoor, niet de meest bochtige klim van allemaal. Na 63,5 kilometer bereiken we de top, we gaan nu op voor een vrij lang stuk over een plateau.
Een korte afdaling volgt, met zowaar een paar bochten. Iets meer dan twee kilometer gaat het naar beneden, over een brede weg met goed asfalt. Na een aantal bochten is het meteen weer klaar, we fietsen vier kilometer verder over de brede weg die nu min of meer vlak is. De renners zijn op weg naar Escragnolles. In de buurt van dit dorp gaat het nog even kort naar beneden, waarna er een stuk vals plat omhoog van een kilometer of drie volgt. Redelijk grillig terrein, al zullen de renners er weinig moeite mee hebben. Leuke omgeving wel hoor, af en toe is het uitzicht best behoorlijk. De renners stuiten na een tijd op een rotonde, waar ze naar rechts gaan. Ze rijden nu langs Escragnolles en fietsen snel verder. We bevinden ons nog steeds op de Route Napoléon en dat blijft nog wel een tijd zo. Voorbij Escragnolles gaat het nog eens wat langer omhoog, een klim van vijf kilometer aan iets meer dan 3% gemiddeld. Ondanks het feit dat deze klim niet bijzonder lastig is hebben ze er toch nog een naam aan gehanden, we komen na 80 kilometer koers boven op de Col de Valferrière. Eenmaal boven op dit knikje gaan we een kilometer of zes naar beneden, over een weg die welhaast kaarsrecht is. Erg fel naar beneden gaat het niet, je zou het grootste gedeelte eerder als vlak kunnen beschouwen. Even verderop wordt het helemaal vlak, als we naar het eind van het departement Alpes-Maritimes rijden. Na een rotonde rijden we het departement Var binnen, en daar loopt de weg weer eens een kilometer of drie vals plat omhoog. Stelt weer niets voor, maar er staan wel veel bomen langs de kant van de weg. Na dit stukkie omhoog gaat het ook weer een stukkie omlaag, zowaar met een aantal bochten onderweg. Een paar pittige bochten zelfs, gekkenhuis. Enfin, duurt ook weer niet lang natuurlijk. Paar kilometer later beginnen we aan het volgende ongecategoriseerde klimmetje van de dag, de Col de Luens. Twee kilometer aan 5%, we maken wat mee. Na het zoveelste nietszeggende klimmetje van de dag volgt er een langere afdaling richting Castellane. Dit dorp bereiken we na 108 kilometer, over de helft van de rit.
De afdaling richting Castellane voert langs La Garde en is ongeveer acht kilometer lang. De weg blijft breed, dat maakt de afdaling vrij makkelijk. Het gaat zo nu en dan ook behoorlijk rechtdoor, maar we komen wel een aantal lastige bochtjes tegen. Relatief gezien dan, in vergelijking met alles wat we hiervoor hebben gehad. Stelt alsnog niet veel voor, dus bereiken we vrij snel op een veilige manier Castellane. Een dorpje dat wel wat weg heeft van finishplaats Sisteron, omdat ze hier in de buurt ook een enorme rots hebben die de boel van wat karakter voorziet. We bevinden ons inmiddels in het departement Alpes-de-Haute-Provence, in een populair vakantiegebied. Je struikelt hier over de campings en de lokale rivier wordt geterroriseerd door allerlei dikke mensen in een rubberen boot. Peddeltje erbij en gaan. Goed, nadat we dwars door het vrij fraaie doch ietwat verloederde Castellane zijn gereden begint al vrij snel de volgende klim van de dag. De Col des Lèques, een beklimming van de derde categorie. Zat een paar jaar geleden al eens in de Dauphiné en in de Tour, maar werd toen van deze andere kant beklommen. Deze kant is zeven kilometer lang aan 5,5% gemiddeld. Zowaar een best aardige bult. In totaal negen kilometer aan 4,7%, als we het vals platte stuk na Castellane meerekenen. Zodra de klim echt begint gaat het vijf kilometer lang tussen de zes à zeven procent omhoog, mag er zijn. In de laatste twee kilometer richting de top blijft er niet veel meer over dan wat veredeld vals plat, waardoor het gemiddelde deftig zakt. Bochtige klim wel, we komen een aantal fraaie haarspeldbochten tegen. Heerlijk breed, over de wegen hebben we voorlopig niets te klagen. Mooi uitzicht ook in de buurt van de top, niks mis mee. Na 117,5 kilometer komen we boven op deze klim, een korte afdaling volgt. Ook in de afdaling is de weg breed en het asfalt goed, waardoor dit prima te doen is. In het begin komen we een paar flinke bochten tegen, maar al snel wordt het weer vrij recht. De afdaling kent tevens een paar natuurlijke hoogtepuntjes, zoals de ravijn van Saint-Pierre en de Clue de la Roche Percée. Een stevige rotspartij, waar men een gat in heeft weten uit te graven. Door dat gat fietsen we, op weg naar het makkelijke deel van de rit.
Voorbij dit korte tunneltje volgen er nog een aantal bochten, met aan het begin van die bochtenpartij een prachtig vergezicht. De weg waar we naartoe moeten zien we beneden al liggen. Een stuk of vijf scherpe bochtjes laten bevinden we ons ineens op die weg, en dan is het wel gedaan met het echte dalen. We komen in in La Tuilière, vanuit hier gaat het over een praktisch rechte weg verder via Senez naar Barrême. Een kilomter of acht, waarin we een meter of 100 lager uitkomen. Rechtdoor over een zo goed als vlakke weg dus. Even uitrusten na het heuvelachtige begin van de rit, we gaan niet veel meer tegenkomen. Er kan genoten worden van de omgeving, veel bergen links en rechts met af en toe wat mooie rotswanden. In Senez passeren we een oude brug, heeft wel wat. Veel groen ook, je kan het slechter treffen. Bij het binnenrijden van Barrême passeren we het spoor, toch even opletten. Buiten het dorp wordt de weg iets bochtiger, maar het blijft een brede en vlakke weg. We volgen het spoor en de rivier de Asse. Die rivier kronkelt hier net wat meer, wij dus ook. Evenwel blijft het makkelijk, de komende zeven kilometer maken we wederom niets mee. De kloof die de Asse heeft uitgesleten is dan wel weer mooi, dus er kan vooral naar links en naar rechts gekeken worden om van de natuurpracht te genieten. Het peloton komt uit in Norante, een niet al te boeiende nederzetting. Voorbij het dorp fietsen we nog maar eens een aantal kilometer langs de Asse, we doens ons best om zo snel mogelijk de finishplaats te bereiken. Het duurt een kilometer of tien tot we het volgende dorp bereiken, Châteauredon. In deze tien kilometer gaat er weer niet veel gebeuren. Een keer een wegversmalling, dat is het belangrijkste wapenfeit. Het gaat eerst nog een aantal kilometer heel minimaal naar beneden, daarna wordt het iets glooiender. Merken de renners vermoedelijk niet veel van, voor hen is dit vlak. De omgeving blijft wel prachtig. We rijden weer eens door een prachtige kloof, ditmaal de Clue de Chabrières. De foto hieronder is wel ietwat achterhaald, de renners hoeven niet helemaal om de rots heen maar gaan er dwars doorheen. Er is tegenwoordig een tunnel aangelegd, scheelt weer een paar meter.
We rijden kort voor en na de tunnel twee keer over het spoor, de laatste obstakels tot aan Châteauredon. Voorbij dit gat gaan we op weg naar de laatste klim van de dag, de Col de l'Orme. Een kleine drie kilometer aan 5% gemiddeld, voor je het weet zijn we boven. De weg omhoog is zo breed als een snelweg, daardoor lijkt het extra makkelijk. Eenmaal boven volgt er een soort van afdaling van vijf kilometer richting Digne-les-Bains. Weer geen lastige afdaling. De weg is gigantisch breed en het gaat maar licht naar beneden, zonder veel bochten. Als we Digne-les-Bains bereiken volgt na 160 kilometer koers de tussensprint van de dag. Vlak na de tussensprint slaan we linksaf over de rivier Bléone en verlaten we Digne-les-Bains heel snel weer. Maar niet voordat ik nog wat nutteloze informatie over deze stad met jullie heb gedeeld, zoals het feit dat hier in 2015 een Tourrit van start ging. We reden toen naar Pra Loup, waar Simon Geschke uiteindelijk zou winnen. De eerste 50 kilometer van de rit volgden we hetzelfde parcours als vandaag, alleen dan in tegengestelde richting. Col de l'Olme, daarna door de vallei richting de Col des Lèques en afdalen richting Castellane. Daar werd toen wel een andere weg genomen, dus houdt het verhaal op. Er staat me werkelijk niets meer bij van dit hele stuk, m'n geheugen staat blijkbaar niet op punt. In de hoofdstad van het departement Alpes-de-Haute-Provence is de Tour wel vaker geweest, zo won Freire hier in 2008 een rit. Ook David Mouncoutié wist hier te winnen, in 2005. In een verder verleden won ene Eddy Merckx hier ook eens, geen slechte naam om op je erelijst te hebben. Digne-les-Bains is verder vooral bekend vanwege de lokale thermen, mede daardoor een populaire toeristische bestemming. Niet voor de renners, ze gaan snel door, er moeten nog 38 kilometers afgewerkt worden tot aan de finish.
Digne-les-Bains dus. We steken de Bléone over en slaan bij de volgende rotonde linksaf, waarna we de rivier een flinke tijd gaan volgen. De komende 20 kilometer komen we een rotonde of vijf tegen en verder, ja, helemaal niks. Het gaat in licht dalende lijn over de provinciale weg door een vallei. Tijdens deze tocht rijden we door Mallemoisson, nou, da's een malle moisson hoor. Ik weet het ook niet, dit is geestdodend. Op wat rotondes en vluchtheuvels na knallen we gewoon rechtdoor richting de finish, woorden zijn overbodig. Na 179 kilometer, op 19 kilometer van het eind, komen we uit in Malijai, ofzo. Dan heb je het gevoel ineens midden in Afrika te zitten, maar het is toch gewoon Frankrijk. In Malijai rijden we op een rotonde na nog steeds rechtdoor, op een wegversmalling na komen we in het dorp verder niets tegen. Buiten Malijai rijden we over een bruggetje, daarna gaat het weer vrolijk vijf kilometer volledig rechtdoor over een weg die zo vlak is als mijn gemoedstoestand bij het aanschouwen van deze finale. Aan het eind van deze weg rijden we over een brug bij het stuwmeer van de Durance, om vervolgens Château-Arnoux-Saint-Auban binnen te fietsen. Hier is het nog 14 kilometer tot aan de finish, joepie.
In Château-Arnoux-Saint-Auban komen we een rotonde, een aantal vluchtheuvels en een kort klimmetje tegen, waarna het snel weer lichtjes naar beneden gaat. Al snel wordt de weg weer recht en vlak, ook het laatste stuk van de rit gaat allesbehalve spectaculair verlopen. Technisch gezien schijnt het zo nu en dan licht omhoog te lopen, maar ik kan me amper voorstellen dat daar wat van te merken valt. Nee, eenvoudige finale. Op wat verkeersmeubilair kan ik niets vermeldenswaardigs opnoemen. Een rotonde op een kilometer of acht van het eind, ja! We rijden door een klein dorpje waar nog wat vluchtheuvels te vinden zijn, vervolgens gaat het twee keer achter elkaar kort omhoog. Het tweede bultje lijkt nog iets steiler te zijn, maar duurt amper een paar honderd meter. We bevinden ons dan al dicht bij de finish, amper drie kilometer te gaan. Op twee kilometer van het eind komen we een rotonde tegen, daarna gaat het eigenlijk volledig rechtdoor tot aan de finish. Het loopt in de voorlaatste kilometer heel minimaal omhoog, we komen 10 meter hoger uit. Da's dan 1% gemiddeld, amai. Daarna is het 500 meter vlak tot aan de laatste 500 meter. We stijgen nog eens vier meter, voor wat het waard is. Een sprintje voor de machtssprinters, zo noemen ze dat dan.
Finishen doen we 198 kilometer in Sisteron, merkwaardig genoeg is dit de allereerste keer dat er een rit aankomt in deze stad. Ik ben vreselijk in de war, want voor mijn gevoel zit Sisteron zo ongeveer ieder jaar in de Tour. Nu blijkt dat na verder zoekwerk wel ongeveer te kloppen, de karavaan passeert hier met enige regelmatig. Starten of finishen doen we hier dan weer bijna nooit. In 2010 ging er een keer een rit van start in deze stad, met aankomst in Bourg-lès-Valence, alwaar Mark Cavendish victorie kraaide. Dit wordt gewoon de eerste aankomst in Sisteron, ik ben nog steeds in shock. Al ben ik misschien ook wel lichtelijk in de war met Parijs-Nice, die wedstrijd komt hier wel met enige regelmaat langs. Zo eindigde er in de editie van 2018 een rit in de stad, met Jêrome Cousin als winnaar. De Fransoos profiteerde optimaal van dommekracht Politt, die eindeloos op kop bleef rammen terwijl Cousin zat te lachen in het wiel. In 2012 kwam Parijs-Nice ook nog eens buurten in Sisteron, bij die gelegenheid wist Luis Leon Sanchez, de huidige Spaanse kampioen, te winnen. Voor de laatste doortocht in de Tour de France moeten we terug naar 2017, toen figureerde Sisteron in een rit van Embrun naar Salon-de-Provence. De stad met 8.000 inwoners is een begrip, met dank aan de bijzondere rotsformaties aan beide kanten van de Durance. Die springen zo enorm in het oog dat bijna iedereen wel bekend zal zijn met Sisteron, terwijl hier nochtans weinig te beleven valt. In het routeboek benoemen ze daarom meteen alles wat er in het ganse departement te doen is, dat zegt nogal wat. Sisteron moet het vooral hebben van de rotsformaties. Op een van de twee staat een citadel, daarover vertel ik de volgende keer maar wat meer denk ik. De volgende rit gaat immers ook van start in deze stad, ik kan nu niet meteen alles weggeven. Morgen meer over de stad die ze ook wel de poort naar de Provence noemen!
In Sisteron schijnt het overdag een graad of 23 te worden. Geen regen, wel een redelijk straf briesje vanuit het noorden. Aangezien we aan het eind van de rit vooral richting het noorden rijden zou het zomaar een langzame rit kunnen worden. Het zou de zaken wat moeilijker maken voor de vluchters, als het inderdaad zo hard waait. Met bijna 200 kilometer is dit een van de langste ritten van deze Tour, de renners moeten er daarom redelijk vroeg aan beginnen. Om 12:10 vertrekken ze officieus, waarna tien minuten later met het vlaggetje wordt gezwaaid om de echte start aan te geven. Eurosport is er integraal bij, Jan en Bobbie mogen vijf uur lang gaan hakkelen, want de finish wordt verwacht tussen 17:07 en 17:23. Iets vroeger dan de afgelopen dagen, bij de ASO houdt men geen rekening met de werkende mens. Sporza doet pas mee vanaf 13:30, na het onvermijdelijke nieuws. De NOS is er ook pas rond die tijd bij, 13:20. We mogen dus minstens een uur genieten van de werken van Jan en Bobbie. Ik kan niet wachten. Aan het eind van de regenboog staat normaal gesproken een ketel vol geld, bij Eurosport houden ze het op een emmertje vol kots.
Dit wordt weer geen gemakkelijke voorspelling. In principe denk je aan een rit voor de sprinters, maar het is toch nog best lastig onderweg. Bijna 3000 hoogtemeters ook, daar worden de sprinters niet per definitie enorm vrolijk van. Het eind is dan wel weer behoorlijk vlak en er staat mogelijk tegenwind aan het eind. Daardoor lijkt het me toch dat het tempo redelijk gedrukt gaat worden en dat eventuele vluchters minder kans hebben. Behoorlijk rechte en brede wegen ook op weg naar Sisteron, dat nodigt niet uit tot een vluchtpoging. Zodoende kom ik toch uit bij de sprinters. Al heb ik wel m'n twijfels bij enkele sprinters. Ewan lijkt voorlopig heel erg slecht te zijn. Kwam er tijdens de eerste rit niet aan te pas en tijdens de tweede rit kwam hij als allerlaatste binnen. Waarschijnlijk komen we weer uit bij dezelfde mannen als tijdens de eerste rit. Weer vooral een rit voor de sterke mannen, niet zo zeer voor de allersnelste mannen.
1. Bennett. Quick Step he, altijd vertrouwen op de mannen van Quick Step. De eerste ritzege is alvast binnen, er zullen er vast nog een aantal volgen. Bennett heeft toch ook al het een en ander meegemaakt, maar dat maakt allemaal niet uit. Als hij de heuvelachtige zone weet te overleven is dit wel een aankomst voor hem. Het treintje is aanwezig, als ze goed werk leveren en hem goed afzetten gaat er gewonnen worden.
2. Sagan. Op weg naar weer een groene trui ereplaatsen verzamelen, best lachen natuurlijk.
3. Pedersen. Tot grote ontzetting van Stuyven en Theuns zal dikke Mads wel weer de sprintkopman zijn bij Trek. Met dat logge lijf van hem moet hij dit sprintje ook wel aankunnen, zeker na die hoogtemeters onderweg. Het loopt ook heel minimaal omhoog, dan kunnen die romige knalkuiten helemaal hun ding doen.
4. Nizzolo. Best wel een vraagteken, toch ook serieus gehavend. Alsnog zevende geworden tijdens de eerste rit, vind ik gezien de omstandigheden niet slecht. Had het tijdens de tweede rit wel enorm zwaar, het kan dus ook zomaar zijn dat deze rit te zwaar voor hem gaat zijn. Maar goed, je moet toch aan vijf namen komen. Van Aert zal wel weer niet mogen, en Ewan gaan we even lekker negeren zodat hij natuurlijk ineens als een duveltje uit een doosje toch wint.
5. Kristoff. Totaal niet serieus genomen voorafgaand aan de Tour, toch best een misser blijkbaar. Eigenlijk wil ik hem nu nog steeds niet noemen, want eigenlijk is hij helemaal niet goed in vorm. Maarja, als veel sprinters überhaupt niet aanwezig zijn en andere sprinters liever op de grond gaan liggen komt zo iemand dan toch weer bovendrijven. Een man die je nooit mag onderschatten. Al mag je hem ook niet overschatten, want dan is ie weer nergens te bekennen. Vandaar een bescheiden vijfde plaats.