quote:
De Januskop van het populismeVeel verontwaardiging veroorzaken de uitspraken van Geert Wilders niet meer – zelfs provocaties hebben een houdbaarheidsdatum. Afgelopen week gaf de leider van de PVV de Nederlandse rapper Typhoon, naar aanleiding van diens interview in Zomergasten, te verstaan dat hij maar naar een ander land moest gaan en ‘ons’ met rust moest laten, met zijn ‘ziekelijke gezeur’ over institutioneel racisme. Niet lang daarna tweette Wilders over het gedwongen ontslag van de hoofdredacteur van Index, de grootste nieuws-site van Hongarije: ‘Kunnen wij dat ook snel met Marcel Gelauff van de Nos en de rest van de leugenachtige media doen?’
Ons, wij.Dat de gecalculeerde uitzinnigheid van Wilders niet langer de ophef veroorzaakt waar hij als politicus naar snakt, kun je als een voordeel zien; deze politicus heeft het altijd van de ontstelde verkettering door de gevestigde orde moeten hebben. Niet happen is ook een antwoord. Maar intussen zijn de twee expliciet populistische partijen in Nederland nog altijd goed voor een kleine dertig zetels.
Dat als quantité négligeable beschouwen, omdat die partijen ‘toch nooit zullen regeren’ en Wilders een ‘grijsgedraaide plaat’ is, is gevaarlijk zelfgenoegzaam. Populisten komen en gaan, maar het populisme als politieke stroming, schrijft de vermaarde Franse socioloog en historicus Pierre Rosanvallon in zijn nieuwste boek, Le Siècle du Populisme, is een blijvertje. Een fenomeen dat niet alleen verontwaardiging of afwijzing verdient, maar ook een gedegen beschouwing, een théorie.
Populisten zijn niet het volk, spreken niet namens het volk, maar doen alsof, en zijn dus volksmenners. Maar dat is iedere politicus of politieke partij die veel propaganda gebruikt. Ook middenpartijen, zoals de VVD en het CDA, gebruiken veel misleidende propaganda (zie het OP van de reeks).
Wat populisten en de middelpartijen in Nederland met elkaar gemeen hebben, is een intensief gebruik van propaganda. En met propaganda bedoel ik een retoriek volgens welke alles altijd simpel is, in 1 of 2 zinnen kan worden uitgelegd, zodat iedereen die zelf niet gek is, weet hoe het zit en hoe het hoort, en wie er gek is en wie niet.
Na de kredietcrises is de kritiek op hun neoliberale ideologie en beleid losgebarsten, maar in Nederland beweerde de rationele en verantwoordelijke middenpartijen dat 'neoliberalisme' bij uitstek een populistisch woordje is (een dom scheldwoord zonder inhoud). Iedereen die dat woord gebruikt, is een populist die je niet serieus hoeft te nemen. Nu gebruikt iedereen dat woord. Was deze beschuldiging van populisme nou propaganda of niet?
Zo bezien komen de middenpartijen er slecht vanaf. Zij hebben namelijk de samenleving in neoliberale zin verbouwd, suggererend dat iedereen die beetje normaal is, en een beetje kan denken, weet dat het allemaal waar en goed is. Zo waar, dat het geen ideologie is, maar gewoon hoe de wereld van nature is. Veel beweringen, maar weinig publieke onderbouwing of debat.
In een democratie is een politicus een volksvertegenwoordiger, en ontleent aan die hoedanigheid zijn legitimiteit. Omdat politici, die menen namens het volk te spreken, populisten zijn, is een volksvertegenwoordiger iemand die het volk vertegenwoordigd, maar niet namens het volk spreekt. Namens wie of wat spreekt hij dan wel? Spreekt hij gelegitimeerd omdat hij de verkiezingen heeft gewonnen? Of is de stembus als legitimerend orgaan, net zo erg als de stembus als wetgevend orgaan? Of staat hij helemaal los van de bevolking, en spreekt hij namens de waarheid of alleen zichzelf?
quote:
Het volk
Rosanvallon ergert zich fijntjes aan het losse gebruik van de term populisme, zowel aan de manier waarop het wordt afgedaan als ‘fascisme’ als aan degenen die achteloos roepen dat alle politiek populistisch is – of zou moeten zijn. Politiek populisme is niet nieuw – Rosanvallon gaat uitgebreid in op het bewind van Napoleon III in Frankrijk en verschillende Latijns-Amerikaanse regimes in de twintigste eeuw, allemaal erflaters van wat we nu meemaken. Maar de vorm die het populisme in onze tijd aanneemt, schrijft hij, is niet zomaar een ontsporing in onze democratische cultuur. Het populisme is een reactie erop; wil je er een echt antwoord op hebben, luidt de voornaamste boodschap van zijn boek, dan zal je niet het populisme, maar de democratie zelf onder handen moeten nemen.
Neem dat wij en ons, dat Wilders en al zijn geestverwanten in de mond ligt bestorven. De populistische leider spreekt consequent uit naam van ‘het volk’, dat als een ondeelbare eenheid wordt voorgesteld. ‘Het volk’ ziet zich permanent bedreigd door ondermijnende krachten. De grootste vijand is de bestuurlijke elite, die zich allang niet meer om het volk bekommert (en het, vervuld van verdwaasd kosmopolitisme en kwade trouw, zonder pardon aan zijn vijanden uitlevert).
Het volk moet dus weer de baas worden, zonder tussenkomst van hinderlijke instituties die de zuivere volkswil dwarszitten, zoals een onafhankelijke rechterlijke macht, de journalistiek, de publieke omroepen, overheidsorganen. Daarom is er ook geen debat, maar eindeloze polarisatie – politieke tegenstanders zijn geen opponenten, zoals in een liberale opvatting van de democratie, maar vijanden van het volk. Er is, zowel bij het rechtse als het linkse populisme, altijd sprake van een ‘wij’ en een ‘zij’.
Ook is het populisme protectionistisch, grenzen moeten bewaakt worden, muren opgetrokken. Kritische stemmen als Typhoon kunnen maar beter hun mond houden of vertrekken, ‘partijdige’ hoofdredacteuren moeten ontslagen worden.
Ook de representatieve democratie is een aberratie. De wil van het volk, van ‘ons’ en ‘wij’, moet direct worden uitgeoefend, dus is het referendum stokpaardje van alle populistische partijen. Er is maar één wetgevend orgaan: de stembus. De leidersfiguur, de ‘sterke man’ die in zoveel analyses van het populisme opduikt, zal zich altijd als vertolker van de volkswil presenteren. ‘Ik ben geen man, ik ben een volk’, zoals een van de aartsvaders van het linkse, Latijns-Amerikaanse populisme, de Colombiaan Jorge Eliécer Gaitán (1903-1948), het uitdrukte. Het volk heeft de macht, de leider is slechts spreekbuis.
Het populisme zal zich dus nooit als anti-democratisch presenteren, maar juist altijd als de ware democratie, democratie zoals democratie ooit bedoeld was, voordat de verloedering van ‘partijkartels’, partijdige media en ‘D66-rechters’ toesloeg. In werkelijkheid ontstaat in door populisten bestuurde landen als Hongarije langzaamaan wat Rosanvallon een ‘democratuur’ noemt, samenlevingen waarin de democratische instituties uitgehold of afgeschaft zijn, de media in handen van met de regering bevriende oligarchen, en waarin alle benoemingen politieke benoemingen zijn, alles gelegitimeerd door de stembusuitslag.
Het onderkoelde betoog van Rosanvallon is niet de zoveelste waarschuwing tegen het populisme. Om het afglijden naar een onliberale democratie te voorkomen bepleit hij eerder een vernieuwing van de democratie zelf. We leven niet langer in een maatschappij waarin burgers zich gemakkelijk konden laten representeren als deel uitmakend van een klasse, zoals de arbeidersklasse. We zijn geïndividualiseerd, wat onder meer betekent dat we ons ook snel over het hoofd gezien of miskend kunnen voelen.
Superrijk versus arm
Ook de tegenstelling tussen de 1 procent superrijken en de overige 99 procent is volgens hem populistische retoriek, omdat die 99 procent in samenstelling allesbehalve een politieke eenheid vormt. Daarom ook is de bozige nostalgie van sommige linkse beschouwers (dit zijn mijn woorden) om terug te keren naar een politiek die zich afkeert van ‘identiteit’ en alles weer in sociaal-economische termen te zien, een doodlopende weg. Das war einmal.
Gezien en erkend worden als burger hangt van veel factoren af, stelt Rosanvallon; in een geïndividualiseerde samenleving is persoonlijke identiteit nu eenmaal van groter belang dan in een hiërarchische klassenmaatschappij. Het is aan de liberale democratie om de democratische ‘omgeving’, daar waar zich de instituties ophouden die de populisten een doorn in het oog zijn, meer open en transparant te maken, zodat er een werkelijke interactie tussen burgers en hun bestuurders plaatsvindt.
Kortom, de democratie moet democratischer worden, zegt Rosanvallon, niet in de populistische maar in de liberale zin van het woord. Want we moeten niet vergeten dat in een democratie de burgers ook echt zeggenschap moeten hebben. Als oproep doet die boodschap zowel hoopvol als naïef aan, omdat het ervan uit lijkt te gaan dat de populistische revolte volledig wordt veroorzaakt door een terecht besef van een democratisch tekort en een zelfgenoegzame bestuurlijke klasse. Maar het hedendaags populisme heeft een januskop. Met de heersende onvrede kun je twee kanten op – de liberale democratie hervormen of haar vernietigen. Voor menig populist is het liberalisme, daar lijkt Rosanvallon bar weinig oog voor te hebben, zélf de vijand.
Ik ben het eens met Rosanvallon dat de democratie democratischer moet worden. Ook het publieke debat moet worden hersteld en het onderwijs moet de burger beter daarop voorbereiden.
De rationele middenpartijen dragen al decennia het idee uit dat het volk veel te dom is voor een functionerende democratie. Daarmee rechtvaardigen zij hun eigen propaganda. Wij mennen het volk, omdat het volk zelf te dom is om er veel van te begrijpen. Daarmee is het publieke debat, juist onder het neoliberale regime, verworden tot een zwaar ideologisch manipulatief gereutel. Neoliberalen geloven helemaal niet in een democratie, maar alleen in marktwerking. De overheid behoort alleen de markt op te zetten, een technocratische aangelegenheid, en dat kan alleen door de bevolking buiten de deur te houden, omdat zij teveel wensen hebben die niet tot de neoliberale ideologie behoren.
Daarom doen de neoliberalen graag alsof de spelregels er vanzelf zijn, of dat rationeel zijn voldoende is om de spelregels volledig te bepalen. Zo kunnen ze het verhaal over de samenleving beperken tot de marktspelers op het speelveld. De groep die spelregels bepaalt, is daarmee buiten beeld geplaatst. Dit is de weg waarlangs het neoliberalisme gemakkelijk tot een dictatuur leidt.
In hun marktideologie is de mens gebombardeerd tot louter een individuele marktspeler. Dit individualisme is door hun beleid en propaganda steeds meer de ideologische waarheid geworden. Daaruit zou blijken dat links populistisch is. Want voor de neoliberale wende waren mensen nog niet louter individuen, maar daarna is het de menselijke natuur geworden. Daarom hebben we nu last van links populisme; individuen die teveel groepsgedrag vertonen of teveel in groepsidentiteiten geloven.
Maar het enige argument in het artikel, voor de bewering dat links een bron van populisme is, is de 99% slogan, want deze splitst de bevolking niet tot twee homogene groepen. Nee, maar dat begrijpt iedereen wel. Het duidt op de groeiende ongelijkheid onder het neoliberale regime (omdat we bedrijven moesten leren zien als winstmachines voor aandeelhouders). Als de ongelijkheid groot wordt, krijg je ongelijke verhoudingen in allerlei opzichten. Daarom is het ook een belangrijke kern van waarheid, waar Bas Heijne bar weinig oog voor blijkt te hebben. Ook de bevolking verdelen in populisten en niet-populisten is een simpele opdeling in wij en zij. Niet beter dan de een opdeling in de 99% en de 1%.
Bas Heijne legt de kwalijke kanten van het populisme vooral uit a.d.h.v. rechts populisme, en daarna schaart hij links er ook maar onder, als links populisme. Zo schaart hij links progressief gedachtegoed teveel en te gemakkelijk onder het populisme. Wat ze inderdaad gemeen hebben, is hun ontkenning van de waarheid van het radicale individualisme van de neoliberalen. Maar mensen zijn dan ook niet louter individuen. Je kunt er wel op wijze dat ze allemaal verschillend zijn, maar ze hebben een ander emotioneel palet dan solitair levende dieren. Ook de zelfverklaarde autonome individuen vertonen, in tegenstelling tot hun ideologische retoriek, veel van datzelfde verketterde groepsgedrag.
quote:
Traditionalisme
In War for Eternity beschrijft de Amerikaanse academicus Benjamin R. Teitelbaum de ‘romantische’ invloed op het populisme, aan de hand van drie ideologen die stuk voor stuk invloed hadden op populistische leiders: Steve Bannon (Trump), Aleksandr Doegin (Poetin) en Olavo de Carvalho (Bolsonaro). Alle drie, stelt Teitelbaum, zijn gevormd door de filosofische stroming van het zogenaamde Traditionalisme, geïnstigeerd door de Fransman René Guénon (1886-1951). Hij en zijn geestverwanten, onder wie de extreemrechtse schrijver en kunstenaar Julius Evola (1898-1974) zagen de moderniteit als de uitkomst van een lang proces van verwording, waarbij de mens steeds verder van zijn spirituele oorsprong is afgeraakt.
Teitelbaum is gefascineerd door het Traditionalisme, met zijn onheldere esoterie en grote filosofische gebaren over aard en verwording van de mensheid. In zijn ontmoetingen en gesprekken met Bannon, Doegin en Carvalho, uitgebreid in reportagestijl beschreven, probeert hij hun wereldbeeld voortdurend terug te voeren naar hun vermeende traditionalistische wortels. Dat is een heilloze onderneming, moet hij toegeven, alle drie de mannen gebruiken wat hen uitkomt. Ook hun ontmoetingen, die zich afspelen in de schaduwwereld van internationale alt-right kringen, lijken weinig vruchtbaar – Doegin en Carvalho kunnen elkaar, lijkt het, niet luchten of zien.
[...]
De rest van het artikel gaat over rechts conservatieve ideologieen.
Een democratie berust op feit dat mensen geen solitair levende diersoort is. Daarom is een democratie onder de neoliberale ideologie een contradictie. De democratie berust niet op individualisme, maar op onze sociale natuur. De sociale emoties, zoals eenzaamheid, schaamte en trots, vormen en organiseren van nature de groep, niet zozeer bewust rationeel maar gevoelsmatig. Het werkt daarom ook, als je je daar niet bewust van bent, en zelfs als je gelooft dat je louter een autonoom individu bent. Die sociale natuur betekent niet dat mensen allemaal aardig willen zijn, want het leidt ook tot hierarchievorming, competitie en machtsstrijd. De mens definieren als een louter autonome individu helpt daartegen niet.
Er zit niets anders op om de groep zo goed mogelijk te laten functioneren. Daartoe behoren ook individuele rechten en marktwerking, maar niet louter en alleen dat. De primaire keuze is de keuze tussen een dictatuur en een democratie, waarbij een democratie veruit te verkiezen valt. De twee grootste problemen daarbij zijn:
1. de massaliteit van samenleving (met miljoenen mensen voer je niet gemakkelijk een diepgaand gesprek)
2. de onmogelijkheid de wereld volledig te overzien of doorgronden (dus niemand is gegarandeerd vrij van dwaze overtuigingen, niet als individu en niet als groep).
Dat zijn hele lastige zaken, die goedkoop succes uitsluiten. Het betekent ook, dat het begrip populisme zelf een uitstekende term is om populisme mee te bedrijven. Want iedereen gelooft wel tot op zekere hoogte dat zijn medemens niet helemaal goed wijs is. Het gaat pas echt goed fout, als je dat gebruikt om een oorlog te ontketenen tegen die gevaarlijke ander. Want de middelen die passen bij zo'n strijd, zijn de hond de in de pot voor iedere poging tot een betrouwbaar publiek debat.
Het individualisme houdt op, op het moment dat de kaders worden opgesteld waarbinnen de individuele marktspelers geacht worden te opereren. Want op grond waarvan worden de spelregels en instituties opgesteld? Is dat op grond van:
1. de waarheid
2. de volkswil
3. de wil van degene die toevallig aan de knoppen zit
?
Merk op dat alle 3 opties zeer problematisch zijn. Vandaar dat het bestuur i.p.v. rechttoe rechtaan, een stuk ingewikkelder in elkaar steekt, om grote ellende te voorkomen.
Ieder van de 3 opties is vragen om moeilijkheden. De neoliberalen hebben 2 en 3 verworpen. Daarop berust hun geloof in de neoliberale waarheid die ze decennia lang hebben proberen door te voeren. Vanwege deze waarheid (optie 1), zijn ze dictators geworden (optie 3), die doen wat het volk wil, zonder dat het volk dat zelf voldoende begrijpt (optie 2). En zo zijn de neoliberalen problematisch bezig geweest op alle drie de punten tegelijk.
----------------------------------
Door links en conservatief rechts op 1 hoop te gooien onder het label populisme, miskent Bas Heijne dat liberalen en socialisten beide progressieve emancipatie bewegingen zijn, die probeerde onder het juk van de hierarchische klassenmaatschappij uit te komen, en dat was wel degelijk sociaal-economisch van aard.
De liberalen voorop. Maar de liberalen deinsden er vaak voor terug om hun idealen door te trekken naar de hele bevolking. De emancipatie van de gewone man en vrouw heeft nog lang op zich laten wachten. De gemeenschappelijke noemer tussen liberalen en socialisten is de emancipatie tot een meer gelijkwaardige verhouding tussen burgers. De gemeenschappelijke noemer tussen conservatieven en socialisten is gemeenschapszin.
Maar de neoliberalen willen geen gelijkwaardige verhouding tussen burgers. Ze gaan niet uit van burgers of gelijkwaardigheid, maar van individuele vrijheid en marktwerking. Onder hun regime groeit de sociaal economische ongelijkheid. Het neoliberalisme is te beschouwen als een regressie naar 19
e eeuws ongereguleerd kapitalisme, en opkomend conservatief rechts wil nog verder terug, naar iets dat lijkt op de verhoudingen in de standenmaatschappij van daarvoor.
Neoliberalen zijn, net als de neoconservatieven, gevaarlijk voor de individuele vrijheid van veel mensen. Ze zijn te rechts. Dwz worden sterk gemotiveerd door het idee meer te zijn dan anderen, en streven naar status, geld en macht om zich boven de ander te kunnen verheffen, of geheel te ontkoppelen. Dat motief en bijbehorende idealen zijn illiberaal. De neoliberalen hebben de weg geopend, dmv hun ideeen over marktwerking, dus langs een sociaal economische weg. Het herstel loopt via dezelfde weg, maar dan de andere kant op. De competitieve marktsamenleving is helemaal niet zo vrij, of gelijkwaardig. De heerlijke vrijheid en verder niets, is populistisch.
[ Bericht 0% gewijzigd door deelnemer op 02-08-2020 18:27:27 ]