Rij beginnend met (0,1,...) oftewel x1 = 0 en x2 = 1.quote:Op zondag 14 december 2014 17:46 schreef Knuck-les het volgende:
[..]
Wat zie je als x1 en x2? Ik snap volgens mij ook niet echt hoe een differentievergelijking in elkaar zit. Zou je de eerste wellicht (deels) voor kunnen doen?
Aaah zo. Dit schept duidelijkheid. Thanks!quote:Op zondag 14 december 2014 17:52 schreef Anoonumos het volgende:
[..]
Rij beginnend met (0,1,...) oftewel x1 = 0 en x2 = 1.
Er geldt xn+1 = xn + xn−1 voor n ≥ 2.
Voor n = 2 krijgen we
x3 = x2 + x1 = 1 + 0 = 1
Voor n = 3 krijgen we
x4 = x3 + x2 = 1 + 1 = 2
Voor n = 4 krijgen we
x5 = x4 + x3 = 2 + 1 = 3
Dit is de Fibonacci reeks
http://nl.wikipedia.org/wiki/Rij_van_Fibonacci
Dat laatste klopt inderdaad, daarom weet ik ook niet zeker of het uberhaupt mogelijk is wat ik wil. Maar het lijkt me wel want in feite is dequote:Op zondag 14 december 2014 17:13 schreef Novermars het volgende:
[..]
Er zijn wel wat ouderejaars econometristen op dit forum, misschien kan je hen even aanspreken. Of een willekeurige prof emailen die veel met tijdreeksen doet.
Verder is de variatie van de variatie per definitie 0, dus volgens mij bedoel je wat anders.
Wellicht mis je wat kennis over homogene lineaire tweede orde recursies. Ik denk dat het helpt als je eerst dit en eventueel dit eens goed doorneemt. Dan begrijp je ook waar die waarden van η en η' in je opgave vandaan komen.quote:Op zondag 14 december 2014 17:20 schreef Knuck-les het volgende:
Ik zit in de knoop met de volgende opgave:
Beschouw de verzameling V gegeven door de rijen (xn)n≥1
(termen in R) die voldoen aan de differentievergelijking xn+1 = xn + xn−1 voor
n ≥ 2.
1. Schrijf de eerste vijf termen op van de rij beginnend met (0, 1, . . .).
2. Schrijf de eerste vijf termen op van de rij beginnend met (1, 0, . . .).
3. Laat zien dat met de voor de hand liggende optelling en scalaire vermenigvuldiging
V een vectorruimte is van dimensie 2.
4. Stel η = (1 + √5)/2 en η′ = (1 −√5)/2. Laat zien dat de rijen (ηn)n≥1en (η′n)n≥1 voldoen aan de differentievergelijking.
5. Zij (un)n≥1 de oplossing van de differentievergelijking met begintermen 0,1. Dit is de rij van Fibonacci. Geef een formule voor un in termen van ηn en η′n.
Nu gaat het hoofdstuk over vectorruimten. Het hoofdstuk heb ik goed (proberen) door te nemen en te begrijpen, maar begrijp ik vrij weinig van wat ze precies in deze opgaven willen zien. Wat wordt er bedoeld met de 'rij beginnend met..'? Ik zie dit namelijk voor het eerst. Hebben jullie toevallig nog wat sites met info waarmee ik deze opgave zou kunnen oplossen? Het hoofdstuk in mijn boek staat namelijk vol met definities en bewijzen die mij niet bepaald verder helpen
De vraag is wat voor meetkunde je precies bedoelt, maar ik veronderstel dat je de klassieke (Euclidische) vlakke meetkunde bedoelt, ook wel Planimetrie genoemd. Ik denk dat het Prisma Compendium Planimetrie van J.H. van der Hoeven (Prisma Compendia C10) wel iets voor je is. Behandelt zeer uitvoerig de schoolstof zoals die tot pakweg een halve eeuw geleden werd onderwezen. Dit boek is alleen nog maar antiquarisch verkrijgbaar, bijvoorbeeld via deze site.quote:Op dinsdag 23 december 2014 13:36 schreef GeorgeArArMartin het volgende:
Ik ben op zoek naar een boek over meetkunde. Tot nu toe lijken ze allemaal onder twee categoriën te vallen 1) ze gaan ervan uit dat je Euclidische meetkunde kent en beginnen met de interessante dingen of 2) ze houden het 'leuk' door het vooral over de toepassingen te hebben. Ik zoek iets wat hier tussenin zit. Heeft iemand aanraders?
Post eerst maar eens de complete en originele opgave. Je vraagstelling is volkomen onduidelijk. Verder is een interval niet gelijk aan een getal dus beweren dat (a−ε, a+ε) gelijk zou zijn aan 5 is alvast lariekoek.quote:Op dinsdag 23 december 2014 17:28 schreef Holograph het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het bepalen van de ε-omgeving van het nummer 5? De situatie is als volgt:
{x ∈ R : 4 ≤ x < 8 }. Dus ik vermoed dat ze (a-ε, a+ε)=5 bedoelen. a wordt gedefinieerd als het midden van een open interval (ik vermoed 6) en de ε als de radius, ik vermoed 2. Het antwoordenboek zegt dat ε = 1/4 (zonder motivering, voorbeelden ontbreken ook). Zou iemand me op weg kunnen helpen?
"Verify which of the following sets contains an ε-neighbourhood of the number 5:quote:Op dinsdag 23 december 2014 18:00 schreef Riparius het volgende:
[..]
Post eerst maar eens de complete en originele opgave. Je vraagstelling is volkomen onduidelijk. Verder is een interval niet gelijk aan een getal dus beweren dat (a−ε, a+ε) gelijk zou zijn aan 5 is alvast lariekoek.
Deze vraagstelling betekent: bekijk van de vier verzamelingen welke een omgeving van '5' bevatten, oftewel er is een ε>0 waarvoor (5-ε , 5+ε) helemaal in de gegeven verzameling zit.quote:Op dinsdag 23 december 2014 18:23 schreef Holograph het volgende:
[..]
"Verify which of the following sets contains an ε-neighbourhood of the number 5:
(i ) {x ∈ R : 4 ≤ x < 8 }
(ii) {x ∈ R : 4 ≤ x < 5} ∪ {x ∈ R : 5 < x < 8 }
(iii) R
(iv) {x ∈ R : 5 ≤ x < 8 }."
Dus even ter controle of ik het begrijp, bij de verzameling [4,6] zou ε=1 ook kunnen, want 5-1 = 4 ∈ [4, 6] en 5 + 1 = 6 ∈ [4, 6]?quote:Op dinsdag 23 december 2014 18:29 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Deze vraagstelling betekent: bekijk van de vier verzamelingen welke een omgeving van het '5' bevatten, oftewel er is een ε>0 waarvoor (5-ε , 5+ε) helemaal in de gegeven verzameling zit.
Voor je beeldvorming: met de verzameling [4,6] lukt dat (neem ε=0,5 bijvoorbeeld) maar bij [5,6] of bij ℚ gaat je dat niet lukken.
De vraagstelling is dus niet zo zeer wat die ε nu precies moet zijn, maar hoe die verzamelingen in elkaar zitten en of er een omgeving van '5' in past.
Ja. Het gaat erom dat er een of andere ε bestaat waarvoor het klopt, niet hoe groot die is of mag zijn.quote:Op dinsdag 23 december 2014 18:36 schreef Holograph het volgende:
[..]
Dus even ter controle of ik het begrijp, bij de verzameling [4,6] zou ε=1 ook kunnen, want 5-1 = 4 ∈ [4, 6] en 5 + 1 = 6 ∈ [4, 6]?
Duidelijk, bedankt!quote:Op dinsdag 23 december 2014 18:42 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Ja. Het gaat erom dat er een of andere ε bestaat waarvoor het klopt, niet hoe groot die is of mag zijn.
Bij de verzameling [5,6] gaat het je dus niet lukken, want welke ε je ook kiest, het getal 5-ε/2 ligt wel in (5-ε,5+ε) maar nooit in [5,6]
Ik heb geen ervaring met statistiek in Excel, maar ik heb het kunnen oplossen door de lijst te sorteren (zodat je de data van de mannen er makkelijk buiten kan laten). [Waarschijnlijk kan het ook met dummy variables, maar dat leek me wat ingewikkelder om uit te voeren.] Vervolgens kan je een scatterplot maken en daar een lineaire trendlijn aan toevoegen. Rechts klikken op de trendlijn en wat opties aanpassen geeft de equation, en dat is het antwoord op vraag b.quote:Op zaterdag 3 januari 2015 18:05 schreef Regilio_ het volgende:
Hoi,
Vraagje van een alfa die met statistiek loopt te klooien:
Voor statistiek kom ik bij een tweetal vragen er werkelijk totaal niet uit, filmpjes op YouTube bieden ook geen uitkomst voor wat ik zoek, vandaar dat ik hier mijn vraag voorleg aan welwillende mensen die het antwoord wellicht zo kunnen geven.
Dit alles moet worden gemaakt in Excel (2010), dus niet in SPSS.
De vragen zijn als volgt:
Men wil een eventueel verband tussen de variabele ‘Leeftijd’ en de variabele ‘Inkomen’ onderzoeken van vrouwelijke reizigers met behulp van de gegevens van het bestand “Fictie2000”.
a. Onderzoek de correlatie tussen ‘Leeftijd’ en ‘Inkomen’ van de vrouwelijke respondenten.
b. Bepaal de lineaire regressielijn die het verband beschrijft tussen de (onafhankelijke) variabele ‘Leeftijd’ en de (afhankelijke) variabele ‘Inkomen’ van de vrouwelijke respondenten.
Het bestand met data waaruit ik dit moet maken heb ik hieronder bijgevoegd, evenals wat de antwoorden moeten zijn.
Maar tot deze antwoorden kom ik dus niet. Het gaat me er juist om dat ik echt totaal er niet achter kom hoe ik de variabele “geslacht” moet verwerken in bovenstaande vragen, laat staat moet filteren zodat alleen antwoord “2” wordt meegenomen en ik de correcte spreidingsdiagram krijg (1=man, 2=vrouw).
Data: http://s000.tinyupload.com/index.php?file_id=91909141826364787512
Antwoorden: http://s000.tinyupload.com/index.php?file_id=02201822255834951343
Alvast bedankt voor de hulp!
Pi is een getal, geen variabele. Als het je in de war brengt, schrijf er even een '3' voor in de plaats en kijk of je er dan wel uitkomt.quote:
Nee klopt, maar je moet de kettingregel toch doen als de variabele niet alleen staat? In de wortel staat de variabele t samen met pi, en daarom moet toch kettingregel? Dan moet je daar toch eerst de afgeleide van nemen?quote:Op maandag 5 januari 2015 19:56 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Pi is een getal, geen variabele.
Wat is de afgeleide van f(x)=√(½t) ?quote:Op maandag 5 januari 2015 19:58 schreef Faux. het volgende:
[..]
Nee klopt, maar je moet de kettingregel toch doen als de variabele niet alleen staat? In de wortel staat de variabele t samen met pi, en daarom moet toch kettingregel? Dan moet je daar toch eerst de afgeleide van nemen?
f'(x) = 1/(2√(1/2))?quote:Op maandag 5 januari 2015 19:59 schreef Janneke141 het volgende:
[..]
Wat is de afgeleide van f(x)=√(½t) ?
En waarom doe je niet de ketting regel op 1/2?quote:Op maandag 5 januari 2015 20:03 schreef Faux. het volgende:
[..]
f'(x) = 1/(2√(1/2))?
dit is het goede antwoord als t goed is:
[ afbeelding ]
Dus 1 + n/(n-1) + …quote:Op maandag 5 januari 2015 22:34 schreef thabit het volgende:
Dat is:
het verwachte aantal kaarten dat je moet trekken totdat je 1 kaartsoort hebt +
het verwachte aantal kaarten dat je daarna moet trekken totdat je een nieuwe hebt (2 in totaal dus) +
... +
het verwachte aantal kaarten dat je moet trekken, als je er eenmaal n-1, om de n-de te vinden.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |