abonnement Unibet Coolblue
pi_144240326
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 15:46 schreef Janneke141 het volgende:

[..]

Je haalt niets naar links en naar rechts, maar je vermenigvuldigt links en rechts met hetzelfde. Heb je het voorbeeld uit post #145 al negerekend?

In dit geval zou je links en rechts met cp kunnen vermenigvuldigen.
Uhu, maar ik snap niet hoe het antwoord dan dit is:

λ−1(c−ρ −(1−λ)a−ρ).

Ik snap de verschijning van λ−1 buiten de haakjes niet.
pi_144242212
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 15:03 schreef Janneke141 het volgende:
Tip bij de eerste: haal een van beide termen naar de andere kant en verhef links en rechts tot de derde macht.
Ik begrijp niet waarom je deze 'tip' geeft. Als je namelijk beide leden met (Px + Q)1/3 vermenigvuldigt, dan krijg je meteen

Px + (Px + Q) = 0

en dus

x = −Q/2P (P ≠ 0, Q ≠ 0)

En ja, dat gaat gewoon uit het blote hoofd, zonder pen en papier.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 06-09-2014 18:43:55 ]
  zaterdag 6 september 2014 @ 16:54:06 #153
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_144242686
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 16:44 schreef Riparius het volgende:
Ik begrijp niet waarom je deze 'tip' geeft.
Ik geef die tip omdat die voor leerlingen/studenten die minder algebraïsch begaafd zijn makkelijker te zien is en bovendien algemener toepasbaar.
Neemt niet weg dat jouw oplossing in dit geval handiger is.

[ Bericht 0% gewijzigd door Janneke141 op 06-09-2014 17:21:52 ]
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_144243048
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 16:54 schreef Janneke141 het volgende:

[..]

Ik geef dit tip omdat die voor leerlingen/studenten die minder algebraïsch begaafd zijn makkelijker te zien is en bovendien algemener toepasbaar.
Neemt niet weg dat jouw oplossing in dit geval handiger is.
Ik denk juist dat met jouw advies veel meer leerlingen de mist ingaan. Maar laten we de proef op de som nemen:

@Brainstorm245: post je uitwerking van deze opgave volgens het advies van Janneke eens, ik ben benieuwd ...

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 06-09-2014 17:37:35 ]
pi_144243568
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 15:53 schreef Brainstorm245 het volgende:

[..]

Uhu, maar ik snap niet hoe het antwoord dan dit is:

λ−1(c−ρ −(1−λ)a−ρ).

Ik snap de verschijning van λ−1 buiten de haakjes niet.
Om te beginnen: dit is niet het juiste antwoord als de opdracht luidde om b op te lossen uit je betrekking, want wat je hier geeft is een uitdrukking voor bρ.

We hadden:

(1 − λ)a−ρ + λbρ = c−ρ

Van beide leden (1 − λ)a−ρ aftrekken geeft:

λbρ = c−ρ − (1 − λ)a−ρ

En nu beide leden vermenigvuldigen met λ−1 geeft:

bρ = λ−1(c−ρ − (1 − λ)a−ρ)

De clou is natuurlijk dat λ−1·λ = λ0 = 1 (voor λ ≠ 0), zodat de coëfficiënt van bρ in het linkerlid gelijk wordt aan 1 door beide leden met λ−1 te vermenigvuldigen.
pi_144246329
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 16:44 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik begrijp niet waarom je deze 'tip' geeft. Als je namelijk beide leden met met (Px + Q)1/3 vermenigvuldigt, dan krijg je meteen

Px + (Px + Q) = 0

en dus

x = −Q/2P (P ≠ 0, Q ≠ 0)

En ja, dat gaat gewoon uit het blote hoofd, zonder pen en papier.
Waar is (Px + Q) -1/3 gebleven? Die vaststond aan Px ---> Px(Px + Q) -1/3 ?
  zaterdag 6 september 2014 @ 18:30:27 #157
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_144246729
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 18:18 schreef Brainstorm245 het volgende:

[..]

Waar is (Px + Q) -1/3 gebleven? Die vaststond aan Px ---> Px(Px + Q) -1/3 ?
Als je een macht vermenigvuldigt met zijn tegengestelde, dan is dat gelijk aan 1.

Dit is op twee manieren in te zien: Als je twee machten van hetzelfde grondtal vermenigvuldigt, dan tel je de exponenten op. Voorbeeld:
x3·x5 = x8

In dit geval staat er
y-1/3·y1/3 = y0 = 1 (waarbij y = Px + Q)

Tweede manier: denk even terug hoe de negatieve exponenten zijn geïntroduceerd: als "één gedeeld door", oftewel:

x-a = 1 / xa

Hieruit kun je ook afleiden dat x-a·xa = xa/xa = 1.

[ Bericht 2% gewijzigd door Janneke141 op 06-09-2014 18:43:21 ]
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_144246827
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 18:18 schreef Brainstorm245 het volgende:

[..]

Waar is (Px + Q) -1/3 gebleven? Die vaststond aan Px ---> Px(Px + Q) -1/3 ?
We hadden:

Px(Px + Q)−1/3 + (Px + Q)2/3 = 0

Nu vermenigvuldigen we beide leden met (Px + Q)1/3, en dan krijgen we:

Px(Px + Q)−1/3(Px + Q)1/3 + (Px + Q)2/3(Px + Q)1/3 = 0

Nu passen we de rekenregel toe die zegt dat exponenten optellen bij vermenigvuldiging van twee machten van hetzelfde grondtal (dat is: ab·ac = ab+c). We zien nu dat (Px + Q)−1/3(Px + Q)1/3 = (Px + Q)−1/3+1/3 = (Px + Q)0 = 1 en (Px + Q)2/3(Px + Q)1/3 = (Px + Q)2/3+1/3 = (Px + Q)1 = (Px + Q). De vergelijking wordt nu dus

Px + (Px + Q) = 0

en dus

2Px + Q = 0

Van beide leden Q aftrekken geeft:

2Px = −Q

Tenslotte beide leden delen door 2P en we krijgen:

x = −Q/2P

Merk op dat zowel P als Q ongelijk aan nul moeten zijn.

Ik zie in je postgeschiedenis dat je net bent begonnen met Econometrie. Ik denk dat je het heel zwaar gaat krijgen, dit is een studie waarbij aardig wat wiskunde komt kijken, terwijl je nauwelijks op het niveau van een brugklasser zit (ja, uit de tijd dat er nog goed onderwijs was) voor wat betreft je algebraïsche vaardigheden.

Post nu nog even je eigen uitwerking van deze opgave aan de hand van het advies dat je van Janneke had gekregen, zoals ik je heb gevraagd. Ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat daar ook niet veel van deugt.

[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 06-09-2014 18:42:56 ]
pi_144247085
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 18:34 schreef Riparius het volgende:

[..]

We hadden:

Px(Px + Q)−1/3 + (Px + Q)2/3 = 0

Nu vermenigvuldigen we beide leden met (Px + Q)1/3, en dan krijgen we:

Px(Px + Q)−1/3(Px + Q)1/3 + (Px + Q)2/3(Px + Q)1/3 = 0

Nu passen we de rekenregel toe die zegt dat exponenten optellen bij vermenigvuldiging van twee machten van hetzelfde grondtal (dat is: ab·ac = ab+c). We zien nu dat (Px + Q)−1/3(Px + Q)1/3 = (Px + Q)−1/3+1/3 = (Px + Q)0 = 1 en (Px + Q)2/3(Px + Q)1/3 = (Px + Q)2/3+1/3 = (Px + Q)1 = (Px + Q). De vergelijking wordt nu dus

Px + (Px + Q) = 0

en dus

2Px + Q = 0

Van beide leden Q aftrekken geeft:

2Px = −Q

en tenslotte beide leden delen door 2P en we krijgen:

x = −Q/2P

Merk op dat zowel P als Q ongelijk aan nul moeten zijn.

Ik zie in je postgeschiedenis dat je net bent begonnen met Econometrie. Ik denk dat je het heel zwaar gaat krijgen, dit is een studie waarbij aardig wat wiskunde komt kijken, terwijl je nauwelijks op het niveau van een brugklasser zit (ja, uit de tijd dat er nog goed onderwijs was) voor wat betreft je algebraïsche vaardigheden.

Post nu nog even je eigen uitwerking van deze opgave aan de hand van het advies dat je van Janneke had gekregen, zoals ik je heb gevraagd. Ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat daar ook niet veel van deugt.
Op mijn vooropleidingen stond ik gemiddeld meestal 8,5 tot 9,5 voor wiskunde. Dit behoort tot de stof van de eerste twee weken op de opleiding econometrie. De opgaven van de eerste drie hoofdstukken heb ik foutloos gemaakt, op de vragen (van verschillende opgaven) die ik hier gepost heb na.
pi_144247372
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 18:43 schreef Brainstorm245 het volgende:

[..]

Op mijn vooropleidingen stond ik gemiddeld meestal 8,5 tot 9,5 voor wiskunde. Dit behoort tot de stof van de eerste twee weken op de opleiding econometrie. De opgaven van de eerste drie hoofdstukken heb ik foutloos gemaakt, op de vragen (van verschillende opgaven) die ik hier gepost heb na.
Die cijfers die je bij je vooropleidingen hebt behaald (welke vooropleidingen waren dat overigens?) zijn dan kennelijk onderhevig aan een enorme inflatie, of die opleidingen sjoemelen met de cijfers om zo een hoger slagingspercentage en minder uitval te krijgen en daarmee ook meer subsidie te blijven ontvangen. Je bent kennelijk ook niet op de hoogte met de juiste termen voor allerlei begrippen uit de elementaire algebra, nog even afgezien van het gebrek aan vaardigheden.
pi_144252657
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 18:53 schreef Riparius het volgende:

[..]

Die cijfers die je bij je vooropleidingen hebt behaald (welke vooropleidingen waren dat overigens?) zijn dan kennelijk onderhevig aan een enorme inflatie, of die opleidingen sjoemelen met de cijfers om zo een hoger slagingspercentage en minder uitval te krijgen en daarmee ook meer subsidie te blijven ontvangen. Je bent kennelijk ook niet op de hoogte met de juiste termen voor allerlei begrippen uit de elementaire algebra, nog even afgezien van het gebrek aan vaardigheden.
Havo (en wisk a) en hbo. Nu wo econometrie.
pi_144255750
Ik zou graag nog een vraag willen stellen en dat is het volgende (over implications):

Bij x² = 16 --> x = 4 heb ik dat --> false is en <-- true. --> heb ik false, aangezien het ook (-4)² kan zijn.

Ik weet niet of dit goed is? Ik ga uit van wel?

Maar hier komt het moeilijkste:

(x-3)² (y+2) > 0 --> y > -2 hier is ---> true en <--- false en ik weet niet waarom. Ik kan het ook niet 123 eruit halen zoals ik bij andere opgaven dat wel kan.. Ik zie het, soort van, trucje niet en ik begrijp het niet als het zo complex is. Ondanks dat ik de implications wel begrijp bij x² = 16 --> x = 4, maar toch begrijp ik het niet bij wat complexere vergelijkingen/inequalities.
pi_144256049
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 22:05 schreef Brainstorm245 het volgende:
(x-3)² (y+2) > 0 --> y > -2 hier is ---> true en <--- false en ik weet niet waarom. Ik kan het ook niet 123 eruit halen zoals ik bij andere opgaven dat wel kan.. Ik zie het, soort van, trucje niet en ik begrijp het niet als het zo complex is. Ondanks dat ik de implications wel begrijp bij x² = 16 --> x = 4, maar toch begrijp ik het niet bij wat complexere vergelijkingen/inequalities.
Als x = 3 dan geldt (x-3)² (y+2) = 0 ongeacht wat y is.
Dus <--- is false want als x = 3 dan gaat het mis.

Was dit het probleem (dat je niet zag dat er ook een x variabele was) of snap je niet wat implicaties precies inhouden?

[ Bericht 6% gewijzigd door Anoonumos op 06-09-2014 22:15:26 ]
pi_144256888
quote:
0s.gif Op zondag 31 augustus 2014 17:37 schreef Riparius het volgende:

[..]

Vermenigvuldig de eerste term met x2 / x2 en de tweede term met 2√x / 2√x, dan krijg je twee gelijknamige breuken met als noemer 4x2.
Dank je wel.

Ik zit nu met een soortgelijk probleem, namelijk:



Het tweede klopt niet. Hoe doe ik het wel goed?
pi_144258569
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 22:30 schreef rareziekte het volgende:

[..]

Dank je wel.

Ik zit nu met een soortgelijk probleem, namelijk:

[ afbeelding ]

Het tweede klopt niet. Hoe doe ik het wel goed?
Ik heb het idee dat je

k(x) = \frac{\sqrt{x^2 + x}}{x+1}

probeert te differentiëren met behulp van de quotiëntregel, maar dan klopt je eerste regel ook niet. En je herleiding is sowieso onjuist, want als je √(x² + x) vermenigvuldigt met 2√(x² + 2) krijg je niet 2(x² + x).
pi_144266313
quote:
0s.gif Op zaterdag 6 september 2014 23:47 schreef Riparius het volgende:

[..]

Ik heb het idee dat je

k(x) = \frac{\sqrt{x^2 + x}}{x+1}

probeert te differentiëren met behulp van de quotiëntregel, maar dan klopt je eerste regel ook niet. En je herleiding is sowieso onjuist, want als je √(x² + x) vermenigvuldigt met 2√(x² + 2) krijg je niet 2(x² + x).
Je hebt gelijk. Het eerste moet 2x+1 gedeeld door 2sqrt(x^2+x) zijn, en niet 2sqrt(x^2+2). (En het tweede moet *2sqrt(x^2+x) zijn).

Maar nu zit ik nog steeds vast.
  zondag 7 september 2014 @ 11:53:11 #167
346939 Janneke141
Green, green grass of home
pi_144267021
In ieder geval zul je in je tweede regel haakjes om (2x+1) moeten zetten. Daarna kun je er ongetwijfeld een factor (x+1) uitdelen boven en beneden.

[ Bericht 71% gewijzigd door Janneke141 op 07-09-2014 12:02:25 ]
Opinion is the medium between knowledge and ignorance (Plato)
pi_144267570
Gegeven zijn de functies y1 = 2x^2+5x+2 / x+3 en y2 = 2x^2+2x-7 / x+3


Bereken y1-y2

Y1-y2 = 2x^2+5x+2 / x+3 - 2x^2+2x-7 / 3
= 2x^2+5x+2-2x^2+2x-7 / x+3
= 7x-5 / x+3

Het antwoorden boek zegt y1-y2 = 3x+9 / x+3
= 3(x+9) / x+3
= 3

Wat doe ik fout?
pi_144267665
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 12:17 schreef MonoIith het volgende:
Gegeven zijn de functies y1 = 2x^2+5x+2 / x+3 en y2 = 2x^2+2x-7 / x+3

Bereken y1-y2

Y1-y2 = 2x^2+5x+2 / x+3 - 2x^2+2x-7 / x + 3

Haakjes vergeten.
Y1-y2 = 2x^2+5x+2 / x+3 - ( 2x^2+2x-7 / x + 3 )
pi_144270873
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 12:17 schreef MonoIith het volgende:
Gegeven zijn de functies y1 = 2x^2+5x+2 / x+3 en y2 = 2x^2+2x-7 / x+3

Bereken y1-y2

Y1-y2 = 2x^2+5x+2 / x+3 - 2x^2+2x-7 / 3
= 2x^2+5x+2-2x^2+2x-7 / x+3
= 7x-5 / x+3

Het antwoorden boek zegt y1-y2 = 3x+9 / x+3
= 3(x+9) / x+3
= 3

Wat doe ik fout?
Tekenfout. Als je 2x2 + 2x − 7 aftrekt van 2x2 + 5x + 2 dan krijg je

1
2
3
4
2x² + 5x + 2
2x² + 2x - 7
------------ -
 0  + 3x + 9

Het antwoordenboekje heeft het overigens ook niet helemaal correct, y1 en y2 zijn immers niet gedefinieerd voor x = −3, zodat y1 − y2 = 3 uitsluitend geldt voor x ≠ −3.

Als je de slash (/) gebruikt voor een breuk, dan moet je wel haakjes gebruiken als de teller en of de noemer van een breuk uit meerdere termen bestaat om ambiguïteiten te vermijden. De manier waarop je y1 en y2 noteert is zo niet correct, en dit heeft ook bijgedragen aan je fout. Schrijf dus

y1 = (2x2 + 5x + 2) / (x + 3)

y2 = (2x2 + 2x − 7) / (x + 3)
pi_144271827
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 11:14 schreef rareziekte het volgende:

[..]

Je hebt gelijk. Het eerste moet 2x+1 gedeeld door 2sqrt(x^2+x) zijn, en niet 2sqrt(x^2+2). (En het tweede moet *2sqrt(x^2+x) zijn).

Maar nu zit ik nog steeds vast.
Goed, we hebben

k(x) = \frac{\sqrt{x^2 + x}}{x+1}

Met behulp van de quotiëntregel (en de kettingregel!) krijgen we dan

k'(x) = \frac{(x+1)\cdot \frac{2x+1}{2\sqrt{x^2+x}} - \sqrt{x^2+x}}{(x+1)^2}

Nu vermenigvuldigen we teller en noemer van de breuk met 2√(x²+x) en dan hebben we

k'(x) = \frac{(x+1)(2x+1) - 2(x^2+x)}{(x+1)^2\cdot2\sqrt{x^2+x}}

Voor de teller van de breuk hebben we nu

(x+1)(2x+1) - 2(x^2+x) = (x+1)(2x+1) - 2x(x+1) = (x+1)(2x+1-2x) = (x+1)\cdot1 = x+1

zodat het quotiënt wordt

k'(x) = \frac{x+1}{(x+1)^2\cdot2\sqrt{x^2+x}}

Nu kunnen we teller en noemer van deze breuk nog door (x+1) delen, en dan krijgen we

k'(x) = \frac{1}{2(x+1)\sqrt{x^2+x}}
pi_144272383
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 14:45 schreef Riparius het volgende:

[..]

Goed, we hebben

k(x) = \frac{\sqrt{x^2 + x}}{x+1}

Met behulp van de quotiëntregel (en de kettingregel!) krijgen we dan

k'(x) = \frac{(x+1)\cdot \frac{2x+1}{2\sqrt{x^2+x}} - \sqrt{x^2+x}}{(x+1)^2}

Nu vermenigvuldigen we teller en noemer van de breuk met 2√(x²+x) en dan hebben we

k'(x) = \frac{(x+1)(2x+1) - 2(x^2+x)}{(x+1)^2\cdot2\sqrt{x^2+x}}

Voor de teller van de breuk hebben we nu

(x+1)(2x+1) - 2(x^2+x) = (x+1)(2x+1) - 2x(x+1) = (x+1)(2x+1-2x) = (x+1)\cdot1 = x+1

zodat het quotiënt wordt

k'(x) = \frac{x+1}{(x+1)^2\cdot2\sqrt{x^2+x}}

Nu kunnen we teller en noemer van deze breuk nog door (x+1) delen, en dan krijgen we

k'(x) = \frac{1}{2(x+1)\sqrt{x^2+x}}
Bedankt voor je heldere uitleg! :) ;)
pi_144277902
Ik heb de volgende formule:

C(x) = Ax√x + B

Ik moet hem substitueren met ( x+h)

Ik maak er dan het volgende van:

C(x) = C(10) = A(10)√(10) + B

Heb ik het goed gedaan? Zo ja, kan ik het korter opschrijven? Ik zat eraan te denken om het te kwadrateren om zo van de wortel af te komen, dus:


A²(10)²(10) + B²
pi_144278669
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 17:52 schreef RustCohle het volgende:
Ik heb de volgende formule:

C(x) = Ax√x + B

Ik moet hem substitueren met ( x+h)

Ik maak er dan het volgende van:

C(x) = C(10) = A(10)√(10) + B

Heb ik het goed gedaan? Zo ja, kan ik het korter opschrijven? Ik zat eraan te denken om het te kwadrateren om zo van de wortel af te komen, dus:

A²(10)²(10) + B²

Je moet x+h invullen? En waarom vul je dan 10 in? Leg eens duidelijk uit wat de opgave is.

En dat laatste deel is pure onzin natuurlijk. Je mag toch hopelijk nu wel weten dat (A+B)2 niet gelijk is aan A2 + B2. En als je het kwadraat neemt verander je de functie. Dat lijkt mij ook niet de bedoeling.
pi_144279068
quote:
0s.gif Op zondag 7 september 2014 18:18 schreef Ensemble het volgende:

[..]

Je moet x+h invullen? En waarom vul je dan 10 in? Leg eens duidelijk uit wat de opgave is.

En dat laatste deel is pure onzin natuurlijk. Je mag toch hopelijk nu wel weten dat (A+B)2 niet gelijk is aan A2 + B2. En als je het kwadraat neemt verander je de functie. Dat lijkt mij ook niet de bedoeling.
Ik heb de volgende formule:

C(x) = Ax√x + B

Ik moet hem substitueren met ( x+h)

Ik maak er dan het volgende van:

C(x) = C(10) = A(10)√(10) + B


Ik wou alleen weten of het korter kon en of ik hem goed had gesubstitueerd.
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')