"Als jij jezelf ergens naartoe kon goochelen, waar naartoe zou dat zijn? En waarom?"
Parijs, 21 januari 2004
Ik draaide me loom om onder het dekbed en keek in een lachend gezicht. ‘Joyeux anniversaire!’, riep hij, terwijl hij me overlaadde met kusjes. Ik was verliefd. Zo enorm verliefd op mijn Fransman. We aten in een leuk, knus restaurantje. ‘Voor je 40e verjaardag moet je hier terug komen’, zei hij met volle mond, wetende dat hij die niet zou halen.
Mijn 30e verjaardag vierde ik in Parijs. De mooiste verjaardag die ik ooit gehad heb.
Parijs, 31 december, jaren later
Ik kijk naar hem, hij ademt wat moeizaam. Hij ziet me kijken, glimlacht naar me. Rond midderlacht komen er wat mensen langs. Hij sloft naar de stereo, en zet U2’s New Year’s Day op. Hij zingt mee, zachtjes.
‘All is quiet, on new year’s day’
Hij loopt naar de piano, kijkt naar de toetsen. Hij lijkt niet meer te weten hoe hij het nummer mee kan spelen. Met een klap gooit hij de deksel weer dicht. Ooit brulde hij hard met het nummer mee terwijl hij op de toetsen ramde.
1 januari
‘Ik loop even naar de bakker ok?’, zeg ik tegen hem. Het appartement is een rommeltje. Overal ligt kleding. In de badkamer een wirwar van medicijnen voor zijn zieke hart. Hij staat op, geeft me een warme knuffel. Glimlacht, en kust m’n voorhoofd. Ik voel me wat angstig, terwijl hij terug naar de slaapkamer loopt. Maar we hebben eten nodig, en dus loop ik naar de bakker.
Korte tijd later
‘Zal ik mee lopen?’, vraagt zijn broer me, die ik tegen kom bij de bakker. Ik twijfel. Iets in me zegt dat Jim liever even met rust gelaten wil worden. ‘Ik bel hem wel even’, zegt hij monter.
Hij kijkt me glimlachend aan, Jims broer. Het blijft stil. De bakker komt naar me toe, ik pak vast het zakje met broodjes aan. Ik draai me terug naar Ju, die me nu ernstig aan kijkt. Dit kwam eerder voor, toen was hij gaan douchen. Maar dat is alweer 2 jaar geleden. Sindsdien neemt Jim altijd op als wij bellen. Altijd. Ook als hij onder de douche staat. Ik hap even onhoorbaar naar adem.
Ju stopt rustig z’n telefoon in z’n broekzak, grijpt mijn sleutels uit m’n tas, aarzelt niet en zet het op een rennen. Ik wil achter hem aan. De bakker zegt iets tegen me. Ik druk wat geld in z’n hand en zet het op een lopen.
Broodjes vallen uit de zak, ik stop even. Ik draai me om en kijk ernaar. Ik laat ze liggen en ren zo hard als ik kan achter Ju aan. De voordeur staat wagenwijd open, ik ren de trappen op en naar binnen.
Voor m’n neus knalt Ju de slaapkamerdeur dicht, ik staar naar de witte verf. Ik laat de resterende broodjes uit m’n handen vallen en voel m’n hart bonken. Dan hoor ik Ju schreeuwen. Hij belt met iemand, besef ik. Ik laat me op de tafel zakken, voel me ijskoud. Terwijl het zweet over m’n rug loopt.
Dan gaat de deur langzaam open. Ju belt met 2 telefoons, die van hemzelf en die van Jim, tegelijk. Hij spreekt in het Frans, ik kan niet verstaan wat hij zegt. Dan legt hij beide telefoons voorzichtig naast me neer en zakt voor me op z’n knieën.
‘Hij is dood’, fluistert hij.
Parijs, 1 januari, een jaar later
Het vuurwerk knalt boven de begraafplaats uit. Ik snik het uit terwijl op ik mijn knieën op het graf zit, m’n handen op de steen. Zijn broer opent de fles champagne, vrienden helpen me overeind. We zien niet waar de kurk heen geschoten is. We worden er melig om, straks vind iemand een champagnekurk op een graf. De lege fles en Ikea bekers laten we op het graf staan. ‘Ik waarschuw m’n moeder wel even, anders krijgt ze een rolberoerte’, zegt Ju droog.
Parijs, augustus, 1,5 jaar later
We zijn op vakantie, mijn jongens en ik. In Parijs. Ik wil ze laten zien hoe mooi Parijs is. De laatste herinnering die zij hebben is de begrafenis. Het is tijd voor wat anders, besloot ik. Met de trein, naar een heus hotel. We doen alles wat doorsnee toeristen doen; Eifeltoren, Tour Montparnasse, Champs Elysées. We hebben een geweldige tijd hier en ik besef, dit moet ik nog eens doen. Parijs is mooi, besef ik me nu pas.
21 januari 2014
Ik wil me deze dag naar het mooie Parijs goochelen. Het is namelijk mijn 40e verjaardag..