Sneeuw op de daken en sneeuw in het bos.
Sneeuw op de straten en sneeuw op het mos.
Wat is die sneeuw toch wit zeg,
weet je hoe dat zit?
Waarom is toch de sneeuw niet zwart maar wit?
Sneeuw in de tuintjes en sneeuw op de schuur.
En hè, kijk, die fiets daar, heeft sneeuw op het stuur.
Waar komt die sneeuw vandaan?
Wie zet hem uit of aan?
En kan het in de zomer sneeuwen gaan?
Nee wat dom, het sneeuwt alleen met winter in het land.
Sneeuw is bevroren regen, kijk, het smelt weer in je hand.
En landen waar het warm is, oh nee, daar valt geen sneeuw.
Maar op de noord-en zuidpool valt de sneeuw al eeuw na eeuw.
Sneeuw op de pleinen en sneeuw op de stoep.
Straks gaat het smelten, dan wordt het een troep.
Wordt je ondergespat,
dan wordt alles zo nat.
Pas op, straks val je zomaar op je gat.
Eerst gaan we een sneeuwpop maken met een wortelneus.
En als er heel veel sneeuw valt, dan wordt het nog een reus.
Als het maar niet gaat dooien want dan staat ie maar zo kort.
En als de zon gaat schijnen is ie heel gauw ingestort.
Sneeuw in mijn haren en sneeuw op mijn schoen.
Ik krijg koude voeten, daar is niets aan te doen.
En kijk eens naar de mat,
die is weer kleddernat.
De melkboer is gevallen op het pad (op zijn gat).
Sneeuw op de daken en sneeuw in het bos.
Sneeuw op de straten en sneeuw op het mos.
Wat is die sneeuw toch wit zeg,
weet je hoe dat zit zeg?
Waarom is toch de sneeuw niet zwart maar wit?
Wat lees je mijn signature? Heb ik soms wat van je aan?