quote:
Het grote verschil tussen mijn poezen en mij is dat ik van ze hou. Wat mijn poezen in mij zien, is me net zo’n raadsel als wat een vrouw ziet in een vent. Wat heeft, afgezien van van dattem, een man een vrouw te bieden? Wat een mens een poes, dat een vrouw niet aan een vrouw, een poes niet aan een poes kan schenken? Kennelijk beschouwt zowel een vrouw als een poes me toch een beetje als een soortgenoot. Wat een poes betreft, is het bewijs zelfs te leveren: als je kat je niet als medekat zou beschouwen, waarom spreekt hij je dan altijd in het Kats aan?
De grote overeenkomst tussen mijn poezen en mij is onze pestpokkenkolerehekel aan de stofzuiger. Zodra de stofzuiger weer loeit, zitten mijn poezen en ik op zolder. Daar wachten we het einde der tijden af. Wat het nu precies is, waarom een stofzuiger me tot waanzin drijft, veel meer dan een sapcentrifuge of de magimiks, heb ik moeten leren van mijn poezen. Het is niet de kankerherrie an sich, want van de Tweede Wereldoorlog of de Invasie van Mars op de televisie trekken ze zich niets aan. Dat stompzinnige gejank van een stofzuiger, dat onaflatende, die discrepantie tussen overlast en nut natuurlijk, kijk dan toch naar de reactie van je poezen: een stofzuiger, dat is een elektrische hond. Kijk maar naar de hondenbuik van zo’n sledemodel, het blindelings opschrokken van al wat voor de bek komt. En wat zuigt hij op? Bij ons in huis bestaat het stof voornamelijk uit kattenharen. Soms zit er in de stofzak bij elkaar een halve kat. Zonde om weg te gooien.
Nu lees ik het ook bij een echte filosoof, Jan Vorstenbosch, in zijn bespiegelingen over Twaalf huishoudelijke apparaten: ‘De manier waarop de stofzuiger de mens volgt en zijn werk doet, heeft alles van een huisdier dat wordt uitgelaten.’ Een huisdier dat wordt uitgelaten, dat kan alleen een hond zijn. Let ook op het rukken aan de slang, de zuigbuik die niet mee wil komen, treuzelend bij een interessante stoelpoot.
En toch klopt er iets niet. Kijk eens goed. In een stofzuiger zit de hond verkeerd om. Zijn staart zit aan de verkeerde kant, voorop, in plaats van aan het uiteinde dat bij stofzuigers eufemistisch de blaaskant wordt genoemd. Daar raakt een mens van in de war.
Vanaf ons prilste begin, als één cel, wisten we al wat voor en achter was, omdat het plasma aan de kopkant anders was dan aan de kontkant. Het is dan ook een hele belevenis voor een kind om op het eerste uitje van zijn leven, naar de dierentuin, meteen al een verkeerd om dier te zien, de olifant, met zijn ogen boven zijn staart.
Lieve ouders bereiden hun kind op de schok voor. Zij schenken thee uit een echte theepot, met een tuit als een trompetterende olifant. Een theepot pist uit zijn neus. Dat is raar, weet een kind, want iets ergens uit hoort van achteren te komen. Zelf kende ik als kind plastic ezeltjes die, als je aan hun staart zwengelde, sigaretten poepten. Van achteren. maar dat zal van mevrouw Borst wel niet meer mogen. We hebben recht op ezelsvrije ruimten.
Dat gevoel voor verhoudingen toch het best samengaat met gevoel voor katten, blijkt uit theepotten in de vorm van een kat. Nooit zie je er een waarbij de thee uit de staart komt. Steeds zijn de voorpootjes zoet tot een tuit aaneengebakken en zit de staart gewoon van achteren, als handvat. Ik hou daarvan, een poes die liefde schenkt zoveel je wilt, ook al heb je hem eerst zelf moeten vullen.
U ook een kopje?
Midas Dekkers.
[ Bericht 0% gewijzigd door borisz op 11-07-2012 00:56:10 ]
winnaar wielerprono 2007 :)
Last.FM