Iemand een idee hoe ik dit kan bewijzen?quote:Op donderdag 10 november 2011 18:49 schreef Alxander het volgende:
Consider [tex]A = \begin{pmatrix} 0 & 0 &0 &0 &0 &1\\
0 &0 &0 &0 &1&1\\
0 &1 &0 &0 &0 &0\\
1&1&0 &0 &0 &0\\
0 &0 &0 &1&0&0\\
0 &0 &1 & 1&0&0 \end{pmatrix} [/tex]
Is deze matrix primitief? Hij is niet primitief, maar hoe bewijs ik dat?
Heb hem inderdaad nu. Dankjewel !quote:Op donderdag 10 november 2011 19:37 schreef twaalf het volgende:
Als je hem in 2x2 blokjes verdeelt, kun je misschien bewijzen met inductie dat er altijd maar één blokje per rij en één blokje per kolom niet-nul is?
ok sorry typfoutje ik bedoelde ookquote:Op donderdag 10 november 2011 20:12 schreef GlowMouse het volgende:
ken je merkwaardige producten: (a-b)(a+b) = ...
het is ( 4a2+ b2)(4a2- b2)
of ( 4a2+ b2)(2a - b)(2a + b)
Ik vind jouw antwoord eigenlijk zelfs nog netter , maar het is inderdaad precies hetzelfde.quote:Op donderdag 10 november 2011 20:21 schreef daantje1044 het volgende:
Ok dank je wel. In mijn boek gaven ze als antwoord (4a2+ b2)(2a-b)(2a+b). En ik had het neergezet als (4a2+ b2)(4a2- b2).
Maar als dat ook goed is dan is er geen probleem verder.
Ik denk dat het de bedoeling is dat je de uitdrukking zo ver mogelijk in factoren ontbindt. En dan is jouw antwoord weliswaar correct maar heb je niet alles gedaan wat je kunt doen (en verdien je dus ook niet alle punten als dit een proefwerkvraag zou zijn). Ik denk trouwens ook niet dat de opdracht luidde om 16a4 - b4 tussen haakjes te zetten, want dan krijg je (16a4 - b4) en dat zou wat al te gemakkelijk zijn.quote:Op donderdag 10 november 2011 20:21 schreef daantje1044 het volgende:
Ok dank je wel. In mijn boek gaven ze als antwoord (4a2+ b2)(2a-b)(2a+b). En ik had het neergezet als (4a2+ b2)(4a2- b2).
Maar als dat ook goed is dan is er geen probleem verder.
nee, de vraag was ontbind in factoren, was te lui om het op te zoeken. maar ik moet ze dus wel zo ver mogelijk uitwerken.quote:Op donderdag 10 november 2011 20:41 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik denk dat het de bedoeling is dat je de uitdrukking zo ver mogelijk in factoren ontbindt. En dan is jouw antwoord weliswaar correct maar heb je niet alles gedaan wat je kunt doen (en verdien je dus ook niet alle punten als dit een proefwerkvraag zou zijn). Ik denk trouwens ook niet dat de opdracht luidde om 16a4 - b4 tussen haakjes te zetten, want dan krijg je (16a4 - b4) en dat zou wat al te gemakkelijk zijn.
Ah zo. Ik dacht dat je in de eerste klassen van het middelbaar zat gezien de vraag. Het boek van Van de Craats vind ik inderdaad niet best. Voor een aantal onderwerpen is er wel betere uitleg te vinden op internet, gewoon een beetje zoeken.quote:Op donderdag 10 november 2011 20:51 schreef daantje1044 het volgende:
[..]
nee, de vraag was ontbind in factoren, was te lui om het op te zoeken. maar ik moet ze dus wel zo ver mogelijk uitwerken.
Ik ben bezig in het basisboek wiskunde om mijn wiskunde een beetje bij te spijkeren zodat ik mijn wiskundeboek waarover ik wel een tentamen heb beter begrijp. Maar daarin doen ze niet echt aan uitleg. En ik ben helaas niet zo'n wiskunde wonder. Ik heb dit op de havo allemaal wel gehad, maar dat is 8 jaar geleden en al heel ver weggezakt.
Geloof me, het boek van het HBO is zo mogelijk nog vager dan het boek van craats.quote:Op donderdag 10 november 2011 20:58 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ah zo. Ik dacht dat je in de eerste klassen van het middelbaar zat gezien de vraag. Het boek van Van de Craats vind ik inderdaad niet best. Voor een aantal onderwerpen is er wel betere uitleg te vinden op internet, gewoon een beetje zoeken.
Inderdaad. De grap is dat als je "heel veel" binomiale experimenten doet, dat het dan bij benadering normaal verdeeld is. Dat is een toepassing van de centrale limietstelling: http://nl.wikipedia.org/wiki/Centrale_limietstelling .quote:Op vrijdag 11 november 2011 14:16 schreef martijnnum1 het volgende:
p(y100 >= 53) = 1 - p(y100<=52) wordt benaderd door 1 - stdnormaal ((52 - np )/ (sqrt (npq))) =
1 - stdnrml ( (52-50) / (sqrt 25) = 1 - stdnrml (0.4) = 0.34
klopt dit?
Wat is de context? Ik denk niet dat daar een algemene methode voor is.quote:Op vrijdag 11 november 2011 16:38 schreef Siddartha het volgende:
Hoe laat je zien hoeveel reflexieve en symmetrische relaties er zijn op een verzameling A met n elementen?
Er hoeft geen formeel bewijs voor gegeven te worden, meer een uitleg waarom het klopt wat ik zeg.quote:Op vrijdag 11 november 2011 16:40 schreef thenxero het volgende:
[..]
Wat is de context? Ik denk niet dat daar een algemene methode voor is.
Er zijn (n boven 2) paren van verschillende elementen. Elk paar kan wel of niet in de relatie zitten, dat zijn 2 mogelijkheden. Dus we hebben 2(n boven 2) van zulke relaties.quote:Op vrijdag 11 november 2011 16:38 schreef Siddartha het volgende:
Hoe laat je zien hoeveel reflexieve en symmetrische relaties er zijn op een verzameling A met n elementen?
Combinaties mag ik niet gebruiken, maar dit geeft me wel een idee om het op te schrijven:quote:Op vrijdag 11 november 2011 16:47 schreef thabit het volgende:
[..]
Er zijn (n boven 2) paren van verschillende elementen. Elk paar kan wel of niet in de relatie zitten, dat zijn 2 mogelijkheden. Dus we hebben 2(n boven 2) van zulke relaties.
Het totaal aantal relaties is 2n^2. Het aantal symmetrische relaties kan natuurlijk nooit groter zijn dan dat.quote:Op zaterdag 12 november 2011 13:13 schreef Siddartha het volgende:
Nog even een snelle vraag:
Alle symmetrische relaties zijn dan:
2(1/2)n^2 (n-1)
Omdat je nu ook nog de keuze hebt voor de n gelijke paren, dus zijn er (1/2)n2(n-1) paren, etc.
Toch?
Oeps..quote:Op zaterdag 12 november 2011 13:30 schreef thabit het volgende:
[..]
Het totaal aantal relaties is 2n^2. Het aantal symmetrische relaties kan natuurlijk nooit groter zijn dan dat.
Je maakt hier gebruik van het feit dat als het kwadraat van een rationaal getal geheel is, dat dan dat rationale getal geheel is. En dat is iets heel anders dan je hierboven beweerde.quote:Op zaterdag 12 november 2011 15:27 schreef Anoonumos het volgende:
Hmm. Dat klopt niet inderdaad, maar dat is toch wat hier staat? Het gaat om het bewijzen van de transiviteit van de relatie x y <-> xy is een kwadraat( op Z):
Stel xy = p² en yz = q²2 dan is xz = (pq/y)² . Om-
dat dit kwadraat een geheel getal is, is ook pq/y
geheel (!) en dus is xz een kwadraat van een
geheel getal.
Riemannsommen worden in de praktijk alleen met de computer gebruikt om integralen uit te rekenen die "lastig" zijn. Als je een goede benadering wil met een Riemannsom dan moet je een hele kleine nemen, dus dan moet je flink veel termen gaan uitrekenen. Met de hand is dat niet zo leuk, tenzij er misschien een mooi patroon in zit maar dat zal in het algemeen niet het geval zijn.quote:Op zondag 13 november 2011 13:38 schreef Lukep het volgende:
Al eerder gepost, alleen blijkbaar op de verkeerde plek!
Ik heb momenteel een probleem. In mijn methode, getal en ruimte, wordt blijkbaar niet uitgelegd hoe je integralen en riemannsommen (de Sigma-notatie) uitrekent, slechts op je GR.
Hierbij de vraag: hoe moet ik uit het hoofd [ afbeelding ] en
[ afbeelding ] uitrekenen?
Probeer eens een tekening te maken bij het (eenvoudige) voorbeeld dat thenxzero uitwerkt. Het idee is dat je de 'oppervlakte onder de curve' (in dit geval een rechte lijn) over een bepaald interval (hier [0,2]) kunt benaderen door die oppervlakte in smalle verticale 'reepjes' te verdelen, en dan elk reepje bij benadering te beschouwen als een rechthoek, waarvan de oppervlakte uiteraard eenvoudig is te bepalen. De benadering wordt dan steeds beter naarmate de rechthoeken (reepjes) smaller worden. We nemen verticale reepjes, omdat de 'hoogte' van elk reepje (rechthoek) dan bij benadering de functiewaarde ter plaatse is, terwijl we de breedte van alle reepjes hetzelfde kunnen nemen (dat hoeft niet, maar is wel zo gemakkelijk). Als je nu het interval [0, 2] in bijvoorbeeld 20 gelijke stukjes (deelintervallen) verdeelt, dan heeft elk verticaal reepje dus een breedte van 0,1. Die twintig deelintervallen kun je voorstellen als [xk, xk+1] met xk = 0,1∙k. en k = 0..19.quote:Op zondag 13 november 2011 17:54 schreef Lukep het volgende:
Bravo, geweldig uitgelegd! Te zeggen dat je uitleg goed was, zou een understatement zijn .
Ik heb echter een klein probleem (waarschijnlijk een zeer simpele en 'domme' vraag, alleen ik zie hem op het moment niet).
Waarom is xk = 0.1k? Waarom verdwijnt de functie f(xk) en komt er slechts xk voor in de plaats als je voor Δx 0.1 neemt?
Als laatste stel vragen: waar komt de 20 vandaan (en waarom), en waarom vermenigvuldig je die met 19/2 (hoe komt 19/2 er überhaupt te staan)?
We zijn bezig met de functie f(x)=x. In het bijzonder geldt dus f(xk)=xk.quote:Op zondag 13 november 2011 19:00 schreef Lukep het volgende:
Jazeker, zo ver was ik ook, toch bedankt voor het ophelderen van xk = 0,1∙k!
Alleen het is mij nog steeds niet duidelijk waarom de functie f(xk) plaats maakt voor de standaardformule xk = 0,1∙k. Immers: xk = 0,1∙k is alleen goed voor de x-coordinaten van de deelintervallen, niet de y-waarde/hoogte zoals f(xk).
Daarnaast is het mijn nog steeds onduidelijk waarom plotseling het sigma-teken met een 20 en 19/2 verwisselt wordt. Het is mij natuurlijk duidelijk dat 20 de hoeveelheid deelintervallen is enz enz, maar waarom de 20 dan te vermenigvuldigen met 19/2?
En wat is regel 2?quote:Op zondag 13 november 2011 20:36 schreef Dale. het volgende:
Dringend vraagje mensen...
Ik wil graag het volgende berekenen.
Ik heb een bord van 5x5. Nu kan ik 1 steen op 25 verschillende plekken leggen. Nu wil ik graag weten hoeveel combinaties er zijn wanneer 2 stenen op het veld leg (antwoord weet ik al). De enigste twee regels die er zijn is dat de 2 stenen niet direct langs elkander mogen liggen. Hieronder zie je 2 voorbeelden. In de linker zijn er nog 22 mogelijkheden en in de rechter 20.
[ afbeelding ]
Nu wil ik dus weten op hoeveel combinaties er zijn als er 1 steen (25), 2 stenen (22*4 + 21*12 + 20*9 = 520), 3 stenen (???) op het veld liggen.
Is er een elegante methode om dit te berekenen?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |